41

Dit is na mijn arrestatie door de politie. Na de handboeien die ze me omdeden, mijn handen op mijn rug, waarna ze me naar het politiebureau reden. Dit is na de eerste politieagent die ter plekke kwam, naar de lijken keek en zei: “Godgloeiende christene ziele.” Na de ziekenbroeders die de dode kok van de grill rolden, één blik op zijn gebraden gezicht wierpen en in hun handen kotsten. Dit is na het enige telefoongesprek dat de politie me toestond, toen ik Helen belde en zei: het spijt me, maar het is niet anders. Ik ben gearresteerd. En Helen zei: “Maak je niet dik. Ik red je wel.” Na het nemen van mijn vingerafdrukken en een politiefoto. Na de inbeslagname van mijn portefeuille en mijn sleutels en mijn horloge. Ze deden mijn kleren, mijn bruine sportjasje en blauwe das, in een plastic zak met een labeltje eraan, waarop mijn nieuwe arrestantennummer stond. Na de politie die me door een koude gang van sintelblokken leidde, naakt een koude betonnen kamer in. Waar ze me alleen lieten met een vlezige skinhead van een ouwe politieagent, handen zo groot als honkbalhandschoenen. Alleen in een kamer met niets dan een bureau, mijn zak met kleren en een kan vaseline.

Als ik alleen ben met die grijze ouwe stier, trekt ie een latex handschoen aan en zegt: “Ga met je gezicht naar de muur staan, buk en trek met je handen je billen van mekaar.”

En ik zeg: watte?

En die grote fronsende reus haalt twee gehandschoende vingers door de vaseline en zegt: “Inspectie lichaamsholten.” Hij zegt: “Draai je nou maar om.”

En ik tel 1, ik tel 2, ik tel 3…

En ik draai me om. Ik buk. Met elke hand grijp ik een bil en trek ze uit elkaar.

Ik tel 4, ik tel 5, ik tel 6…

Ik en mijn examen ethiek waarvoor ik gezakt ben. Net als Waltraud Wagner en Jeffrey Dahmer en Ted Bundy ben ik een seriemoordenaar, en dit is het begin van mijn straf. Het bewijs van mijn vrije wil. Dit is mijn weg naar de verlossing.

En de stem van de politieagent, helemaal rauw van de sigarettengeur, zegt: “Standaardprocedure voor alle arrestanten die als gevaarlijk worden beschouwd.”

Ik tel 7, ik tel 8, ik tel 9…

En de politieagent gromt: “Je zult een lichte druk voelen, dus ontspan je maar.”

En ik tel 10, ik tel 11, ik tel…

En godverdomme.

Godverdomme!

“Relax,” zegt de politieman.

Godverde-godverde-godverde-godverredomme!

De pijn, die is erger dan toen Mona met haar roodgloeiende pincet in me pulkte. Erger dan de schoonmaakalcohol waarmee ze mijn bloed wegwaste. Ik knijp in mijn twee handen vol kont en klem mijn tanden op elkaar, het zweet loopt langs mijn benen. Zweet van mijn voorhoofd drupt van mijn neus. Mijn ademhaling stopt. De druppels vallen recht naar beneden en petsen tussen mijn blote voeten, mijn voeten die wijd uit elkaar staan.

Iets groots en hards draait dieper in me en de afgrijselijke stem van de politieman zegt: “Ja, ontspannen, maatje.”

En ik tel 12, ik tel 13…

Het draaien stopt. Het grote, harde ding wordt langzaam teruggetrokken, bijna helemaal eruit. Dan draait het weer diep naar binnen. Traag als de kleine wijzer van een klok, dan sneller, de vette vingers van de politieagent steken in me, trekken terug, steken in me, trekken terug.

En vlak bij mijn oor zegt de krakerige, asbakoude stem van de politieman: “Hé, maatje, tijd voor een vluggertje?”

En mijn hele lijf krampt.

En de politieman zegt: “Jeetje-mina, d’r trekt hier iemand strak.”

Ik zeg: meneer de politieagent. Alstublieft. U hebt geen idee. Ik zou u kunnen vermoorden. Doe het alstublieft niet.

En de politieagent zegt: “Laat me los zodat ik je handboeien kan afdoen. Ik ben het, Helen.”

Helen?

“Helen Hoover Boyle? Weet je nog?” zegt de politieman. “Eergisteravond deed je bijna precies hetzelfde met mij in een kroonluchter.”

Helen?

Het grote harde ding is nog steeds diep in me gedraaid.

De politieman zegt: “Dit is wat ze noemen een spreuk waarmee iemand bezeten kan worden. Ik heb hem nog maar een paar uur geleden vertaald. Ik heb meneer de politieagent hier, hoe hij ook heet, op dit moment in zijn onderbewustzijn gepropt. Ik steel zijn show.”

De harde koude zool van de politieagent zijn schoen wordt tegen mijn kont geplant en de grote harde vingers worden eruit getrokken. Tussen mijn voeten ligt een plas zweet. Nog knarsetandend kom ik overeind, vliegensvlug.

De politieagent kijkt naar zijn vingers en zegt: “Ik dacht dat ik ze kwijt was.” Hij ruikt aan de vingers en trekt een vies gezicht.

Geweldig, zeg ik, diep ademhalend, met gesloten ogen. Eerst heeft ze mij in haar macht en nu moet ik me zorgen maken dat Helen iedereen in mijn omgeving in haar macht krijgt.

En de politieagent zegt: “Ik heb Mona vanmiddag de laatste paar uur bezeten. Alleen maar om de spreuk te testen, en om wraak te nemen dat ze jou zo bang heeft gemaakt, heb ik haar een kleine makeover gegeven.”

De politieman grijpt in zijn kruis. “Niet te geloven, zeg. Dat ik zo met jou ben, daar krijg ik een erectie van.” Hij zegt: “Het klinkt seksistisch, maar ik heb altijd al een penis gewild.”

Ik zeg: ik wil dit niet horen.

En Helen zegt, door de mond van de politieman, ze zegt: “Ik denk dat ik misschien, als ik jou in een taxi heb gezet, nog een poosje in deze gozer blijf rondhangen en aan het rukken sla. Gewoon om het eens mee te maken.”

En ik zeg: als je denkt dat ik daardoor van je ga houden, dan heb je het goed mis.

Een traan loopt over de wang van de politieman.

Ik sta daar naakt en ik zeg: ik moet je niet. Ik kan je niet vertrouwen.

“Je kunt niet van me houden,” zegt de politieman, zegt Helen met de oude kraakstem van de politieman, “omdat ik een vrouw ben en meer macht heb dan jij.”

En ik zeg: ga maar, Helen. Rot op, verdomme. Ik heb je niet nodig. Ik wil voor mijn misdaden boeten. Ik ben het moe om de wereld slecht te maken alleen maar om mijn eigen slechte gedrag te rechtvaardigen.

En de politieman huilt hard nu, en een andere politieman komt binnen. Het is een jonge politieman en hij kijkt van de oude politieman, huilend, naar mij, naakt. De jonge politieman zegt: “Alles kits hier, Sarge?”

“Het is gewoonweg geweldig,” zegt de oude politieman terwijl ie zijn ogen afveegt. “We hebben het heerlijk samen.” Hij ziet dat ie zijn ogen heeft afgeveegd met zijn gehandschoende hand, de vingers die hij in mijn reet heeft gestoken, en hij rukt de handschoen met een kort gilletje af. Hij huivert over zijn hele lijf en smijt de vettige handschoen de kamer door.

Ik zeg tegen de jonge politieman: we praatten gezellig wat.

En de jonge politieman duwt een vuist in mijn gezicht en zegt: “Hou jij je grote bek.”

De oude politieman, Sarge, gaat op de rand van het bureau zitten en slaat zijn benen over elkaar. Hij snottert zijn tranen weg, schudt met zijn hoofd alsof hij zijn haar achterovergooit en zegt: “Als je het niet erg vindt: we willen nu graag even alleen gelaten worden.”

Ik doe niks, ik kijk naar het plafond.

De jonge politieman zegt: “Komt voor mekaar, Sarge.”

En de Sarge pakt een tissue en dept zijn ogen.

Dan draait de jonge politieman zich bliksemsnel om, hij grijpt me onder mijn kin en ramt me tegen de muur. Mijn rug en benen tegen het koude beton. Mijn hoofd achterovergedrukt, de jonge politieman knijpt me in mijn keel en zegt: “Jij gaat het de Sarge niet moeilijk maken, hè, ventje!” Hij schreeuwt: “Goed begrepen?”

En de Sarge kijkt op met een flauw glimlachje en zegt: “Ja. Knoop dat maar goed in je oren.” En hij snuift.

En de jonge politieman laat mijn keel los. Hij doet een stap achteruit naar de deur en zegt: “Ik ben hier voor als je…nou ja, als je iets nodig hebt.”

“Bedankt,” zegt de Sarge. Hij pakt de hand van de jonge politieman en knijpt erin. Hij zegt: “Je bent veels te aardig.”

En de jonge politieman rukt zijn hand weg en verlaat het vertrek.

Helen is in die man, zoals een tv zijn zaad in jou plant. Zoals zwenkgras een landschap overneemt. Zoals een lied in je hoofd blijft nazingen. Zoals geesten in huizen rondspoken. Zoals een bacterie je besmet. Zoals Big Brother je aandacht gevangen houdt.

De Sarge, Helen, staat op. Hij wriemelt aan zijn holster en haalt zijn pistool eruit. Het pistool met beide handen vasthoudend richt ie het op me en zegt: “Pak nu je kleren uit die zak en trek ze aan.” De Sarge snuift zijn tranen weg, schopt de vuilniszak vol kleren naar me toe en zegt: “Kleed je aan, verdomme.” Hij zegt: “Ik ben hier gekomen om je te verlossen.” Met trillend pistool zegt de Sarge: “Ik wil dat je maakt dat je hier wegkomt zodat ik kan gaan rukken.”