5

Het schiereiland Beara, zuidwesten van Ierland

 

De nachten op het schiereiland Beara waren rustig, maar ook ongelooflijk donker en Josie Goodwin merkte dat ze rusteloos, gefrustreerd en flink nijdig was vanwege de situatie waarin ze zich bevond. Ook al vond ze Keira en Lizzie heel aardig en genoot ze van hun gezelschap, ze had er een bloedhekel aan om achtergelaten te worden en vast te zitten in een cottage in de Ierse heuvels terwijl Will, Simon en Myles vertrokken waren en… Joost mocht weten wat aan het doen waren.

Ze kende maar een paar details. Ze was er vroeg die ochtend achter gekomen dat Myles op weg was naar Ierland en had dat aan Will verteld, die het op zijn beurt aan Simon had verteld. In de maand sinds Myles opnieuw was verdwenen nadat hij meegeholpen had om Abigail Browning te bevrijden, had hij alle contact met Londen vermeden. De afgelopen twee jaar had hij veel opgeofferd om zijn dekmantel als corrupte SAS-agent op te bouwen en was het hem gelukt binnen te dringen in een levensgevaarlijk bondgenootschap tussen drugskoeriers en een terroristencel.

Zijn dekmantel was zo goed, zo ondoordringbaar, dat niemand had geweten waar Myles mee bezig was, zelfs Will Davenport niet. Josie en Will hadden geloofd dat Myles zich had laten meeslepen naar Afghanistan waar hij bij een vuurgevecht betrokken raakte waarin hij gedood werd, en niet onder heroïsche omstandigheden. Gedood door zijn terroristenvrienden nadat hij zijn collega’s aan hen had verraden.

Maar hij was niet gedood en hij had niemand verraden.

Nu was het tijd dat hij hulp kreeg.

Josie bedwong de neiging om te ijsberen. Ze wilde eigenlijk terug naar Londen. Maar wat zou ze daar kunnen doen?

Niets meer, bedacht ze bitter, dan wat ze hier kon doen.

Met een diepe zucht liet ze haar blik door de opgeruimde kamer dwalen.

Keira had een vuurtje in de haard gemaakt. Lizzie was in de keuken bezig met de afwas. Scoop Wisdom had bijna niets achtergelaten waaruit bleek dat hij hier überhaupt was geweest, laat staan twee weken lang. Josie liep naar het voorkamerraam en staarde naar de sterren en de sikkelvormige maan. Ze vroeg zich af of Myles zou hebben toegelaten dat Norman Estabrook en zijn criminele organisatie Abigail zouden vermoorden, om zijn eigen missie niet in gevaar te brengen. Hij had nog nooit voor zo’n moeilijke keuze gestaan. Hij stapte recht op problemen af en ging achter het resultaat aan dat hem voor ogen stond: in dit geval, Abigail bevrijd en veilig; Norman Estabrook en zijn criminele organisatie dood of opgepakt; en hij, een Engelse geheim agent, in het bezit van cruciale informatie om zijn missie voort te zetten.

Josie zag Myles in gedachten voor zich met de scheve, brutale grijns op zijn gezicht die zo kenmerkend voor hem was. ‘Maak je geen zorgen, schatje,’ zou hij zeggen.

Ze had nog nooit een man ontmoet die er zo zeker van was dat hij elk doel zou bereiken dat hij zich stelde.

Ze haalde haar hand door haar bruine haar. Hoe kon ze het Myles kwalijk nemen dat hij risico’s had gelopen, moed had getoond, en zoveel had opgeofferd?

Omdat ze dat verdomme kon, dacht ze. Ze dwong zichzelf te glimlachen naar haar twee huisgenoten: naar Lizzie in de keuken en naar Keira die naar de slaapkamer liep. ‘Je zou niet zeggen dat Scoop hier ooit was geweest, hè?’

‘Dat is echt Scoop,’ zei Keira. ‘Je zou zijn appartement eens moeten zien. Na de brand moest hij alles wel weggooien, maar hij houdt van een minimalistische levensstijl. Hij heeft weinig nodig, afgezien van een goed vergiet voor de opbrengst van zijn moestuin.’

‘Dat je het over een “brand” hebt, vind ik wel grappig,’ kwam Lizzie tussenbeide. ‘Het was een bom.’

Ondanks Lizzies botte opmerking, was ze een optimist in hart en nieren en paste ze perfect bij Will Davenport. Josie had betwijfeld of hij ooit een vrouw zou vinden die bij hem paste. Lizzie Rush voelde zich niet alleen volkomen thuis in vijfsterrenhotels, maar ze had het ook opgenomen tegen een miljardair en zijn criminele organisatie, én ze wist zich staande te houden in het gezelschap van Myles, Will, de FBI en de politie van Boston.

Lizzie zou samen met Keira, haar twee jonge nichtjes en hun vader, op de dag voor Kerstmis uit eten gaan in het Rush Hotel in Dublin. Ze hadden Josie ook uitgenodigd. Misschien zou ze de uitnodiging wel aannemen en Londen een paar dagen achter zich laten.

Ervan uitgaande dat ze tegen die tijd niet in de cel zat omdat ze Myles Fletcher in zijn slaap had vermoord.

Uiteraard zou dat betekenen dat hij ervoor moest zorgen dat hij voor die tijd niet werd vermoord. Will en Simon waren deels achter hem aan gegaan omdat ze ervan overtuigd waren, net zoals Josie, dat Myles op het punt stond vermoord te worden. Het waren twee lange, moeilijke en gevaarlijke jaren geweest. Hij had zijn deel wel gedaan. Zou hij ooit in staat zijn om weer een normaal leven te leiden? Zou hij dat ooit nog willen?

Josie wilde daar niet aan denken. Een tijdlang had ze gedacht dat ze eindelijk een man had gevonden die haar begreep: Myles. En ze had gedacht dat zij hem begreep, inclusief de wetenschap dat een relatie met hem de nodige uitdagingen zou inhouden, net als van hem houden.

Ze snoof even. Dat was complete waanzin geweest, toch? Gelukkig had ze haar zoon, Adrian. Voor het donker was ze even naar buiten gelopen om hem te bellen. Hij was met zijn huiswerk bezig geweest. Hij was bij zijn vader, een accountant, die niet blij was geweest toen hij doorkreeg wat Josies echte werk was. Hij wilde geen vrouw die inlichtingenofficier bij de sis was, ook al zat ze voornamelijk op kantoor. Hij wilde een normaal leven. En dat was hem ook niet kwalijk te nemen, toch?

Adrian was dol op Myles en had vaak naar hem gevraagd in de eerste maanden nadat was aangenomen dat hij een verrader was die was omgekomen. Josie mocht niets zeggen; niet dat Myles nog leefde, dood was of vermist werd. En wat had ze nu helemaal geweten? Niets toch, dat was wel gebleken. Het was maar goed dat ze haar mond had gehouden. Uiteindelijk vroeg Adrian niet langer naar Myles, maar pas nadat hij Josie had gezegd dat hij zeker wist dat Myles zou terugkomen.

Keira kwam met een arm vol lakens en dekens uit de slaapkamer tevoorschijn. ‘Het is net een logeerpartijtje. Een meidenavondje. We kunnen een kussengevecht houden.’

Lizzie stopte met afwassen en zowel zij als Josie staarde Keira aan alsof ze stapelgek was geworden. Een meidenavondje? Een logeerpartijtje? Een kussengevecht?

‘Kijk niet zo verbaasd,’ zei Keira met een glimlach terwijl ze het beddengoed in een grote hoop op de bank liet vallen. Haar lichtblonde haar hing voor haar gezicht. ‘Ik ben nooit het type geweest voor een hele troep vriendinnen, maar ik moet toegeven dat ik het leuk vind dat jullie twee hier zijn. Twee kunnen het bed delen en eentje kan op de bank slapen, of eentje in het bed, eentje op de bank, en eentje op een slaapmatje op de vloer. Dat lukt wel.’

‘Natuurlijk lukt dat.’ Lizzie glimlachte.

Josie wierp Lizzie een scherpe blik toe. ‘Als je nog langer die theepot droogwrijft, wrijf je er een gat in. Wat is er, Lizzie? Waar denk je aan?’

Lizzie zette de theepot neer en legde de theedoek op het aanrecht. Ze staarde uit het donkere raam boven het aanrecht. ‘Ik zat te denken aan Sophie Malone.’ Ze zuchtte en draaide zich naar Josie toe. ‘Ik vergeet iets. Daar ben ik van overtuigd, maar ik weet niet wat.’

‘Iets belangrijks?’ vroeg Josie.

‘Ik hoop het niet.’

Keira liet zich op de bank zakken naast de stapel beddengoed. ‘Sophies terrein is Keltische archeologie, ze komt oorspronkelijk uit Boston en ze doet mee aan het folklorecongres. Ik begrijp waarom ze die ruïne wilde zien. Ze koos toevallig een ochtend uit waarop Scoop daar was.’

‘Ja,’ zei Lizzie, ‘maar dat wil niet zeggen dat dat het hele verhaal is.’

Josie stond bij het haardvuur en voelde de aangename warmte op haar rug. ‘Tegenwoordig is niets meer wat het lijkt, toch?’

Keira frunnikte aan de zoom van een goedkoop laken. ‘Sophie heeft indruk gemaakt op Scoop, denk je ook niet?’

‘Is onze doctor Malone aantrekkelijk?’ vroeg Josie.

Keira bloosde. ‘Daar gaat het niet om.’

‘Onzin. Daar gaat het altijd om.’

Lizzie, die duidelijk met haar gedachten ergens anders was, liep naar de grenen tafel. ‘Ik kende Sophie niet zo goed toen ze nog in ons hotel in Boston werkte.’ Ze pakte een houtskoolpotlood op uit Keira’s verzameling schildersbenodigdheden, en legde het meteen weer neer. ‘Ik wéét gewoon dat ik iets vergeet. Maar het schiet me wel weer te binnen.’

Daar was Josie van overtuigd. Lizzie en Keira hadden beiden met groot gevaar en geweld te maken gehad sinds juni, en waren er beiden goed uit gekomen.

Het grootste gevaar of geweld waarmee Josie te maken had gehad, waren de e-mailtjes in haar inbox.

‘Ga je morgen terug naar Londen?’ vroeg Keira haar.

‘Ik heb geen idee wat ik morgen ga doen.’ Josie probeerde elk spoortje van bitterheid uit haar stem te weren. ‘Vandaag ging niet zoals ik had verwacht. Waarom zou het morgen anders zijn?’

Lizzie, die overduidelijk net zo rusteloos was als Josie, schoof Myles’ armzalige tekening van een Ierse wolfshond opzij. ‘We kunnen morgen allemaal naar Dublin rijden voor thee met scones in ons hotel daar.’

‘Je bedoelt dat je met je neef, de portier, wilt praten,’ zei Keira. ‘Omdat hij je misschien kan helpen herinneren wat je over Sophie Malone weet, maar waar je niet op kunt komen.’

Lizzie ging ineens rechtop staan. ‘We moeten erachter zien te komen waarom ze precies geïnteresseerd is in jouw stenen engel.’

‘Het is niet mijn stenen engel,’ zei Keira zachtjes. ‘Het hoort nu bij de Ierse legenden.’

Josie had gemerkt dat Keira worstelde met haar gevoelens sinds Simon vertrokken was. De schokkende gebeurtenissen van de afgelopen drie maanden leken eindelijk hun uitwerking op haar te hebben. Ze had met een meedogenloze moordenaar te maken gehad, was verliefd geworden op een FBI-agent, en was achter een aantal familiegeheimen gekomen: de mysterieuze omstandigheden van haar verwekking hier op het schiereiland Beara en een afgrijselijke moord dertig jaar geleden die haar moeder en oom altijd had gekweld. Voor ze de kans had gekregen om dat allemaal te verwerken, was haar leven opnieuw op zijn kop gezet toen Norman Estabrook besloot wraak te nemen. Hij had Simon vertrouwd, had nooit gedacht dat hij een undercover FBI-agent zou kunnen zijn. Als vergelding voor wat Estabrook als Simons verraad beschouwde, had hij een moordenaar op Keira afgestuurd. Zij en Lizzie hadden hem weten te stoppen in de oeroude stenen cirkel verderop aan het weggetje.

En hier zijn we dan weer, dacht Josie. Lizzie, de hoteleigenaresse en dochter van een spion, en Keira, kunstenares en folklorekenner. De twee vrouwen waren verliefd op gevaarlijke mannen, en zelf waren ze ook niet geheel en al ongevaarlijk.

En ik?

Zij was de ondoorgrondelijke Engelse spionne, dacht ze geamuseerd en een tikje bitter. Na Myles had ze de hoop op een normale relatie met een man opgegeven.

Op wat voor relatie dan ook, gezien de afgelopen twee jaar.

En nu? Myles leefde nog en was geen verrader, maar niets zou ooit nog hetzelfde zijn tussen hen. Ze konden niet terug naar hun leven voor zijn zogenaamde dood en verraad. Hij had zijn keuze gemaakt.

Lizzie zuchtte en schudde haar hoofd. ‘Hou jezelf niet langer voor de gek, Josie.’

‘Wat bedoel je?’

‘Je houdt nog steeds van Myles.’

‘Nog steeds? Ik heb nooit van hem gehouden…’

Lizzie begon te lachen en zelfs Keira barstte in lachen uit. Josie bedwong haar ergernis. Wat wisten die vrouwen nu van haar leven? Maar ze begreep dat haar stemming niets te maken had met hen, maar alles met die paar minuten vanmiddag met Myles. Om na twee jaar weer zo dicht bij hem te zijn, was heel anders geweest dan ze had verwacht. Ze kon zijn mond bijna op de hare voelen, zijn handen die haar streelden… dat soort gedachten, die alleen maar tot ellende leidden.

‘Oké,’ zei ze kordaat. ‘Het is al laat en ik heb honger. Wat zullen we te eten maken?’

Lizzie trok haar wenkbrauwen op. ‘Je bloost. En dat voor een stoere MI6-agent.’

‘Ik hou Will Davenports agenda bij,’ zei ze op een nuffig toontje. ‘Meer niet.’

‘Myles komt wel bij je terug,’ zei Keira zachtjes.

Josie snoof even. Dan moest die stomme klootzak zich deze week niet laten vermoorden. Toen glimlachte ze en reikte ze naar haar jas. ‘Zullen we maar naar de pub gaan voor Eddie O’Shea de deuren sluit?’ Keira trok een lange, dikke trui aan. ‘Je gaat ons zeker niet vertellen waar Myles, Simon en Will naartoe zijn gegaan, hè Josie?’

‘Dus jij denkt dat ik dat weet?’

‘Ze zijn niet op een vistripje in Schotland, zoveel is wel duidelijk,’ mompelde Lizzie.

Ze liep als eerste naar buiten. Ze zag eruit alsof ze de nacht op een kale rots in een storm zou kunnen doorbrengen om ’s ochtends fris en fruitig wakker te worden, klaar om aan de slag te gaan. Josie merkte dat ze haar nieuwe vriendinnen meer over zichzelf wilde vertellen, maar ze wist dat ze dat niet zou doen. Ze mochten zich blijven afvragen wat haar werk werkelijk inhield zonder uitleg of bevestiging van haar kant. Dat ze met de twee wilde kletsen, bewees dat ze zich op haar gemak voelde bij de twee vrouwen.

Wat eigenlijk best eng was.

De ontdekking dat Myles geen verrader was en nog leefde, had haar compleet van haar stuk gebracht. Ze was eraan gewend geraakt elke gedachte aan hem te onderdrukken, en elk gevoel. Omdat ze het niet aankon om aan hem te denken. En toen ineens dook hij op en bleek hij betrokken te zijn bij een gevaarlijke Amerikaanse miljardair en achter terroristen aan te zitten.

Hij had nooit verwacht dat hij die missie zou overleven. Dat had ze een paar uur geleden in zijn grijze ogen gelezen.

Had ze geen gemakkelijker man kunnen uitkiezen om van te houden?

Het was al bijna tien uur toen ze bij de pub arriveerden. Eddie O’Shea was al aan het afsluiten, maar hij liet hen binnen, bracht de vrouwen vissoep en warm bruinbrood, en vertelde dat zijn nietsnut van een broer Patrick het eten had gemaakt. Josie zat samen met Keira en Lizzie aan een tafeltje bij het haardvuur. Eddies springerspaniël lag lekker te slapen voor het vuur.

‘Je ziet er bezorgd uit,’ zei Lizzie.

Josie knabbelde aan haar laatste stukje brood, dat rijkelijk besmeerd was met Ierse boter. ‘Ik heb zo’n akelig voorgevoel.’ Het was een belachelijke en nutteloze opmerking, besefte ze. Ze dwong zichzelf tot een glimlach en probeerde er een luchtige draai aan te geven. ‘Waarschijnlijk ga ik een onaangename nacht op de bank tegemoet.’

‘Maak je geen zorgen over Keira en mij, oké? Doe wat je moet doen.’ Lizzie leunde achterover, evenzeer op haar gemak in een eenvoudige Ierse pub als in een van de hotels van haar familie… of in Will Davenports landhuis in de Schotse Hooglanden. ‘Keira en ik gaan onderweg naar Dublin bij Colm Dermott in Cork langs om hem naar Sophie te vragen. Wij redden ons wel.’

Josie twijfelde daar ook niet aan, maar ze wist ook dat als de twee een aanknopingspunt vonden, ze erachteraan zouden gaan. Ze waren nieuwsgierig naar Scoops archeologe. Het feit dat hij een rechercheur was die net hersteld was van zijn wonden die hij opgelopen had bij een bomexplosie en dat Myles in Keira’s cottage was geweest, wilde nog niet zeggen dat het gevaarlijk was om vragen over Sophie Malone te stellen.

Maar het wilde ook niet zeggen dat het níét gevaarlijk was, bedacht Josie, die in de verleiding kwam om een Ierse whisky te bestellen bij haar soep met brood.

Keira wrong haar handen, alsof die het al te lang zonder potlood of penseel hadden moeten stellen. ‘Het is niet zo dat ik geen tijd heb,’ zei ze treurig, ‘maar ik heb geen enkel beeld in mijn hoofd om te tekenen of te schilderen.’

Josie begreep waaronder haar nieuwe vriendin gebukt ging: de schildersvariant van een writer’s block. Misschien zou een reisje naar Cork en Dublin voor wat afleiding zorgen. Dat leverde zo op het oog geen gevaar op. Maar terwijl Josie en de twee vrouwen in het donker over het verlaten weggetje liepen, kon ze de rilling die over haar rug liep niet onderdrukken.

Daar gaf ze Myles Fletcher de schuld van en ze wenste dat ze toch dat glas whisky had besteld.