.5.

Wat kon ze anders verwachten? Waar ze ook ging, er stierven mensen rondom haar. Twee tegelijk deze keer. Een Lord en een Lady, een moord en een zelfmoord. ' Nou,' zeiden ze in het dorp allemaal, ' dat bewees toch wel genoeg! Er was iets met haar aan de hand. Dat kwam bij haar overgrootmoeder vandaan. Ze hadden daar allemaal iets aan hekserij gedaan.' Ze telden alle sterfgevallen en tragedies die in haar omgeving hadden plaatsgevonden. Ze herinnerden zich haar immorele gedrag, ze vertelden elkaar dat ze het eerste huwelijk van boer Bentwood had verknoeid, en toen zijn vrouw was gestorven en hij haar ten huwelijk had gevraagd, had ze hem vervloekt zodat hij begon te drinken en naar de hoeren ging. Nu was hij hertrouwd en had een dochtertje en de afgelopen drie jaar was hij weer een oppassend leven gaan leiden. Het was allemaal goed gegaan totdat Tilly Trotter, of Sopwith zoals ze nu heette, terugkwam uit Amerika. En wat was er gebeurd? Hij was weer losgeslagen. Ja, er was iets vreemds met haar aan de hand en je kon maar het beste met een grote boog om haar heenlopen. Al deze gevoelens werden tot uitdrukking gebracht door de dochter van de oude Joe Rawlings. Ze had het tegen de tweede mevrouw Bentwood. Peggy Rawlings had bij de boerderij melk gehaald en had via een omweg het verhaal verteld van het rapport van de lijkschouwer over de twee dode adellijke mensen. ' Een fout van de justitie is het. Dat zegt m' n vader tenminste, mevrouw Bentwood. Hij zegt dat ze mevrouw hadden moeten beschuldigen van indirecte moord, zoals ze dat vroeger ook al hadden moeten doen, want waar zij ook gaat vallen doden. M' n vader zegt dat het hekserij is.' De tweede mevrouw Bentwood antwoordde tot grote verbazing van Peggy Rawlings: ' Ik geloof niet in hekserij. Geloven in hekserij is alleen maar een bewijs van onnozelheid.' Peggy Rawlings zei later tegen haar vader. ' Ze deed een beetje pinnig tegen me en toen deed ik pinnig terug en ik zei tegen d' r dat Boer Bentwood in hekserij gelooft, in haar hekserij. Dat hij er last van had gehad en dat zij maar goed moest uitkijken.' Daarna voegde ze eraan toe: ' Ze lijkt me wel rustig, die tweede vrouw, maar ik denk: stille wateren, diepe gronden. Nou ja, ik heb haar gewaarschuwd, dus ze moet het verder zelf maar weten.' Later die avond keek Lucy Bentwood over de tafel naar haar man en zei: ' Wat is er vorige week uit dat onderzoek van de lijkschouwer gekomen?' ' Hoe moet ik dat weten?' ' Ik weet dat je erbij bent geweest.' ' Nou, wat dan nog?' ' Niets, niets.' Ze glimlachte naar hem. ' Ik wil alleen maar weten wat er is gebeurd.' ' Wat er altijd bij zo' n onderzoek gebeurt: er wordt bewezen dat de mensen dood zijn.' Zijn vrouw bleef hem even aankijken voordat ze verderging met eten en het verbaasde haar niet dat hij zijn bord wegschoof voordat hij het had leeggegeten en zonder iets te zeggen van tafel opstond. Ze zag hem door de open deur naar zijn kamer lopen aan de andere kant van de kleine hal en ze hield zelf ook op met eten en bleef met gevouwen handen in haar schoot zitten. Ze hield van deze man en ze dacht dat hij van haar hield. Niet dat ze de illusie had dat ze voor hem de enige in dit leven was en zou blijven. Ze wist dat hij andere liefdes had gehad, veel liefdes, als ze alle roddels moest geloven. Maar deze mevrouw Sopwith, de vroegere Tilly Trotter, scheen de eerste liefde in zijn leven te zijn geweest en ze had altijd een vreemde invloed op hem gehad. Ze had begrepen dat zij de reden was geweest dat deze vriendelijke goedhartige man zo' n dronken wildeman was geworden. Toch was hij voor haar vanaf die gedenkwaardige avond toen ze voor het theater in Newcastle op de gladde stoep was uitgegleden en hij haar had opgevangen de man geworden die hij vroeger was geweest: vriendelijk, attent en liefdevol. Hij was tien jaar ouder dan zij en ze wist dat ze zelf al boven de huwbare leeftijd dreigde te raken. Maar hij had haar als een jong meisje behandeld en ze had zich als een jong meisje gevoeld en ze had hem een dochter geschonken. Dit scheen hem nieuwe vreugde in het leven te schenken, totdat zo' n twee maanden geleden mevrouw Sopwith als weduwe was teruggekeerd. In de afgelopen maand was hij drie keer dronken geweest. Kon er enige waarheid schuilen in die praatjes over haar kracht? Had ze hem vervloekt? Ze gooide bijna haar stoel omver toen ze van tafel opsprong. Zij was geen onnozele dorpsvrouw. Ze had veel gelezen, dank zij de goede zorgen van haar ouders. Ze had ook zoveel cultuur genoten dat ze goed piano kon spelen en kon borduren. Ze zou zich niet door zulke gedachten in beslag laten nemen. Als Simon weer begon te drinken moest daar een reden voor zijn en dat zou niets te maken hebben met hekserij. Simon zat op dat moment in zijn kantoor een pijp te roken en hij zou het op dit moment misschien niet met zijn vrouw eens zijn geweest. Jaren geleden had hij, als jongeman, Tilly Trotter verdedigd tegen die beschuldiging, maar sinds hijzelf had ondervonden wat ze voor effect op mannen kon hebben, begon hij in dezelfde richting te denken als de dorpsbewoners. Ze had iets waardoor ze elke man van slag bracht. Al die jaren dat ze de maïtresse van Mark Sopwith was geweest waren een langdurige kwelling voor hem geweest. Toen Sopwith was gestorven en zij het huis was uitgestuurd terwijl ze in verwachting was, had hij haar een aanbod gedaan, en wat had hij als dank gekregen? Minachting. En toch had ze eens van hem gehouden, daar was hij zeker van. Nu hij er zo aan terugdacht begreep hij dat zij al van hem had gehouden nog voordat hij tot de ontdekking kwam dat hij van haar hield. Hij had aanvankelijk gedacht dat zijn gevoelens voor haar slechts die waren van een grote broer die zijn kleine zusje wilde beschermen, maar uitgerekend in zijn eerste huwelijksnacht met Mary waren hem de ogen geopend en hij had ze sindsdien niet meer kunnen sluiten. Hij was net weer zo ver dat hij het kon verwerken, toen ze zo schaamteloos was om de zoon van haar gewezen minnaar te trouwen. Een man die zes jaar jonger was dan zij was. Wat was hij daardoor geschokt geweest! Hij wist niet wat er gebeurd zou zijn als ze niet regelrecht naar Amerika waren gegaan. Hij was in staat geweest om het hele huis in brand te steken. Toen had hij Lucy ontmoet en hij moest toegeven dat Lucy zijn ' betere ik' weer boven had weten te brengen. In haar liefde zag hij de man weerspiegeld die hij eens was geweest, de jonge, eerlijke, oprechte boer die vriendelijk was tegen iedereen. Toen ze hem een dochter had geschonken had het leven voor hem nieuwe betekenis gekregen. Op de dag dat het kind was geboren had hij gezworen dat hij nooit meer zou drinken en hij had het gemeend. Maar wat gebeurde er? Tilly was teruggekomen, als weduwe, vrij om te hertrouwen, dat wil zeggen als iemand haar nog wilde hebben met een tweede buitenechtelijk kind. Het verhaaltje dat dat zwarte kind ouder was dan haar zoon geloofde niemand. Er werd gezegd dat de jonge Sopwith was bezweken aan de verwondingen die hij had opgelopen bij een gevecht met de indianen. Maar dat had hij alleen maar van horen zeggen. Waarschijnlijk was hij gestorven terwijl hij voor haar moest vechten, zoals andere mannen dat hadden gedaan. Grote hemel! Hij stond uit zijn stoel op en begon in de kleine ruimte heen en weer te lopen. Waarom was ze niet gebleven waar ze was? Waarom raakten alle mannen altijd zo door haar in de war? Toen hij het gerucht dat haar haar helemaal wit was geworden hoorde, had hij troost geput uit de gedachte dat ze er nu als een oude vrouw moest uitzien. Maar vorige week, toen hij net als zoveel jaar geleden achter in de rechtszaal had gestaan en zij aan de arm van de jonge Sopwith was binnengekomen, had hij gezien dat haar haar inderdaad wit was, maar dat zij nog geen oude vrouw was. Eigenlijk maakte dat witte haar haar nog fascinerender. En wie liep daar achter haar? De jonge McGrath. Hij dacht nog steeds aan hem als aan de jonge McGrath, hoewel het nu een man was die langer en breder was dan hijzelf, behalve om zijn middel. Hij was altijd haar schaduw geweest, die Steve McGrath, al vanaf zijn prilste jeugd had hij zijn kalverliefde voor haar getoond. Was hij nu in de gunst? Nee, want meneer John Sopwith zou zo' n verbintenis nooit tolereren. Maar wat kon die Sopwith eigenlijk beginnen? Zij was nu de meesteres van het huis en waarschijnlijk had haar man haar warmpjes achtergelaten. Het was ongelooflijk dat zij, Tilly Trotter, die hij eens als kind en als jong meisje voor de hongerdood had moeten bewaren, nu in zo' n positie verkeerde. Hij werd er werkelijk stapelgek van. Hij bleef staan en peuterde met zijn vingers aan de rand van zijn houten bureau. Hij wist dat hij nu op een keerpunt in zijn leven was aangekomen, dat hij óf weer in zijn dronkemansleven zou vervallen, waarvoor ze haar neus zou ophalen, óf dat hij zou doen wat hij al jaren van plan was: dé boerderij kopen. Met hetgeen Lucy had meegebracht had hij meer dan genoeg voor alles plus nog wat extra land erbij. Maar de boerderij kopen betekende dat hij weer met haar in contact zou komen. Ja, dat moest hij doen, haar weer onder ogen komen en laten zien dat ze nu geen macht meer over hem had en dat ze hem niet langer te gronde kon richten. Toen hij dit besluit had genomen ging hij weer zitten en hij legde zijn ellebogen op het bureau. Hij beet zijn tanden op elkaar, maar inwendig gromde hij: ' Tilly Trotter! Tilly Trotter! Naar de verdoemenis met jou!'