VERA
De musical
En toch was ze zenuwachtig, terwijl er niets was om over in de zenuwen te zitten. Vera had de rol van zesde kabouter in de musical ‘Sneeuwwitje’. Vanavond hadden ze de grote uitvoering op hun afscheidsavond van school.
‘Wie heeft er van mijn bordje gegeten?’ was het enige wat Vera in de musical hoefde te zeggen. Die ene regel had ze stevig uit haar hoofd geleerd met de bijbehorende gebaren, dus dat was het probleem niet. Bij de repetities in de klas was het ook altijd goed gegaan. Maar bij een echte opvoering was het toch wel even anders. Dan had je speciale kleren aan en echt schmink op je gezicht, dan waren er spots op je gericht, dan waren er ouders in de zaal, en vooral ook je eigen ouders. Dat was niks voor Vera, ze stond niet graag in de schijnwerpers. Dat was meer iets voor Isa.
Kleine Isa was de eerste en kleinste kabouter en dat deed ze fantastisch. Haar vriendin Lisa moest op hoge hakken Sneeuwwitje zijn. Die had wel twintig regels uit haar hoofd moeten leren plus het slotlied. Vera was blij dat zij de hoofdrol niet had.
Die avond ging het eigenlijk heel goed. Er was vaak applaus en er werd veel gelachen. Vera keek de donkere gymnastiekzaal in om te kijken waar haar ouders zaten. Opeens werd ze aangestoten door Zora, die vijfde kabouter was. Zora had haar hoofddoekje onder haar kaboutermuts omgehouden.
‘Wat is er?’ vroeg Vera.
’Jij bent!’ siste Zora.
O ja, dat was waar ook. ‘Wie heeft er van mijn bordje gegeten?’ riep Vera.
Slome Jesse, de zevende kabouter achter haar, zei meteen daarop: ‘En wie heeft er in mijn bedje geslapen?’
‘Zul jij niet weten,’ riep lollige Kees achter in het koor, ‘met wie jij in je bedje slaapt!’
Arme Jesse kreeg een kop als vuur. De ouders in de zaal wisten niet of dit erbij hoorde. Maar toen een dikke vader op de eerste rij in lachen uitbarstte, kreeg Jesse groot applaus. Vera had ook de grootste moeite om niet de slappe lach te krijgen, maar verder liep alles goed in de musical.
Meester John was beretrots op zijn achtste-groepers en juf Sandra had voor ieder kind een bosje bloemen. De ouders bleven maar klappen en juichen. Allemaal gingen ze staan voor de artiesten.
Nu alles voorbij was en goed was gegaan, had Vera er wel plezier in. Haar vader kwam ook met bloemen aanzetten, een grote bos rozen. Er hing een kaartje aan: Van een trouwe fan, je vader. Vera kreeg er bijna een kleur van. Dit was toch wel heel bijzonder, ze had nog nooit eerder rozen van een man gekregen, papa was de eerste.
Na afloop was er nog dansen en cola.
‘Papa en ik gaan alvast naar huis,’ zei haar moeder. ‘Kijk je goed uit met je fiets in het donker?’
‘Ik fiets wel met Vera mee,’ zei Jesse, die ernaast stond. ‘Ik moet toch die kant uit.’
Shit, daar zit ik dus aan vast, dacht Vera.
Het afscheidsfeestje was verder best gezellig. Alleen hadden de jongens op een gegeven moment een slome schuifel-cd opgezet en schuifelen, daar deed Vera niet aan. Dat was meer iets voor pubers, vond ze. En ze was beslist geen kind meer, maar puberteit, dat hoefde nou ook weer niet zo nodig. Dus ze stond maar zo’n beetje langs de kant aan haar cola te lurken terwijl ze toekeek hoe Isa steeds weer probeerde Kees bij het dansen van zich af te duwen als hij te close werd.
Zora stond naast haar, ook met een cola. ‘Uitslovertjes hè, die jongens,’ zei ze. Ze moesten er allebei om lachen. ‘Het gaat door,’ ging Zora verder. ‘Goed hè?’
Vera wist niet waar ze het over had.
‘Ik ga vwo doen, namelijk,’ zei Zora. ‘Daarom gaat het door. Ik ga chirurg worden namelijk, dat weet ik zeker. Dan ga ik allemaal mensen helemaal beter maken, namelijk. Ook mijn vader en moeder als ze oud zijn. Maar mijn moeder vond het eerst niet goed. Zij houdt er niet van in andere mensen te snijden met een scherp mes. Zij vindt dat eng, maar ik durf best. Misschien is ze bang dat ik knapper word dan zij, want zij heeft alleen lagere school. Maar als ik groot ben, ga ik niet op mijn moeder neerkijken. Dat doen wij gewoon nooit. Nou, en toen mocht het niet en toen zijn meester John en juf Sandra bij ons thuis wezen praten. En ze hebben mij vwo-advies gegeven en toen was mijn vader trots op mij. Zodoende ga ik nu vwo doen, namelijk.’
Vera keek Zora aan. Zora was altijd al een aardig kind, met haar grote bruine ogen en haar zwarte hoofddoekje, en je kon nog met haar lachen ook. Maar ze zei nooit erg veel, ze had niet echt een grote mond. En nu praatte ze ineens honderduit over thuis en over haar grote plannen voor de toekomst. Dat verwonderde Vera nog het meest, dat zo’n bescheiden meisje als Zora zo kon volhouden en zo goed wist wat ze wou.
Zelf wist Vera nog helemaal niet wat ze wilde worden. Bibliotheekjuf of astronaute of iets daar tussenin, of zo. Ze zou wel zien. ‘Het gaat papa en mij er helemaal niet om of je een mooie carrière maakt,’ had haar moeder gezegd, ‘als je maar je eigen brood kunt verdienen en als je maar lekker in je vel zit.’
Het feest was afgelopen. Meneer Verhoeven, de conciërge, deed het bovenlicht aan en door die tl-buizen was het in één klap niet gezellig meer in de gymzaal. Zora liep met een kaarsrecht ruggetje de gang door en de school uit, zonder om te kijken.
Vera niet, Vera bleef nog even hangen. Ze slenterde wat rond en zo kwam ze langs haar klaslokaal, waar ze nooit meer zou komen. Gek eigenlijk. Niet dat ze er sentimenteel over was, helemaal niet, ze had nu lang genoeg op de Woutertje Pieterse school gezeten. ‘Jij bent toe aan een nieuwe uitdaging,’ had haar vader met een brede grijns gezegd. Dat was ook wel een beetje waar. Maar toch vond ze het maar raar, zo’n laatste keer Woutertje Pieterse.
Ze namen allemaal echt officieel afscheid van juf Sandra en meester John, sommigen onhandig en mompelend, anderen met een heus kusje op de wang.
‘We komen nog wel eens langs, voor de gezelligheid,’ zei eigenwijze Janneke nog.
‘Welnee, meid,’ zei meester John lachend. ‘Maak dat de kat wijs. Over een paar maanden zijn jullie stoere brugpiepers, dan zijn jullie van het Max Havelaar College en Max Havelaar voelt zich veel te groot voor Woutertje Pieterse. Let op mijn woorden.’
Vera stond buiten aan haar fietsslot te morrelen, toen Jesse aan kwam rijden.
‘Zullen we dan maar?’ vroeg hij.
Dat was waar ook, Jesse zou met haar mee rijden naar huis.
‘Goed,’ zei Vera.
Zwijgend fietsten ze door het donker. Vera keek strak voor zich uit en luisterde naar het geruis van haar dynamo.
‘Was best leuk vanavond, hè?’ zei Jesse.
‘Kun je wel zeggen, ja,’ zei Vera.
‘De musical ging best goed, hè,’ zei Jesse.
‘Kun je wel zeggen, ja,’ zei Vera.
‘Gek idee dat we nu van school af zijn.’
‘Kun je wel zeggen, ja.’
‘Nou ja, we blijven elkaar toch zien na de vakantie? Dat zou ik best goed vinden, tenminste. Dan fietsen we met zijn allen samen iedere ochtend naar de stad, naar Max Havelaar, Kees en ik en Janneke en Isa en Zora en jij natuurlijk.’
‘Zora gaat naar het vwo,’ zei Vera.
‘Maakt niet uit,’ zei Jesse. ‘Het is toch hetzelfde gebouw.’
‘Maar het is evengoed een groot gebouw.’
Ze waren intussen bij Vera’s flat aangekomen.
‘Doei,’ zei Vera en hees haar fiets in het berghok.
‘Mazzel,’ bromde Jesse en reed weg.
‘Is het nog leuk geweest op school?’ vroeg haar moeder. ‘Je zult wel moe zijn na de voorstelling. Ga maar gauw naar bed.’
In bed lag Vera nog een tijdje naar het plafond te kijken en naar haar knuffelbeesten in de vensterbank. Ze had nog helemaal geen slaap. Ze dacht over haar tijd op Woutertje Pieterse. Ze dacht erover hoe ze eruit zou zien op Max Havelaar. Nu zou het menens worden. Ze had vandaag niets ernstigs meegemaakt, alleen maar vrolijke dingen eigenlijk. Hoe kwam het dan dat ze nu opeens toch een beetje bang en droevig was?
Nou ja, een heel klein beetje maar.