4

Jahan Fariman was in de ogen van de meeste Alaskanen het prototype van de selfmade man: de zoon van een arme Iraanse emigrant die had gewerkt om zijn studies aan de universiteit van Texas te kunnen betalen en die kort nadat bij Prudhoe Bay aan de Noordelijke IJszee aanzienlijke petroleumvelden werden ontdekt naar Alaska was uitgeweken om fortuin te maken. Zijn eerste maatschappij was hij begonnen met een afgedankt legervliegtuig dat hij zelf bestuurde en waarmee hij sneeuwstormen en vulkaanuitbarstingen trotseerde om tijdig mensen en onderdelen voor boortorens op geïmproviseerde landingsbanen aan de North Slope van Alaska aan de grond te zetten.

Zowel in de directiekamers van Exxon en BP als in de recreatiezalen van de werkkampen van TAPS deden de wildste geruchten de ronde over de capriolen die hij tijdens zijn carrière had uitgehaald en die ervoor hadden gezorgd dat hij na negen jaar een van de rijkste zakenmannen van Alaska was geworden. Sommige verhalen waren echt gebeurd. Die hadden allemaal met zijn stunts als vlieger te maken. Andere waren door zijn broer, via de Iraanse geheime dienst, de wereld ingestuurd om het Amerikaanse sprookje van de gewone jongen die miljonair wordt, te voeden. Op die manier was van bij het begin de aandacht afgeleid naar de oorsprong van het geld waarmee hij een belangrijk deel van het Alaskaanse communicatienet in handen had gekregen. In een land dat nauwelijks wegen of spoorwegen had, controleerde hij het merendeel van de privé-vliegvelden en de voorzieningen bij meren en waterlopen voor het verkeer met watervliegtuigen. Verder beheerde hij ook een groot aantal bedrijven die een sleutelrol speelden bij de aanleg van de pijpleiding: toeleveringsbedrijven, constructiebedrijven, landmaatschappijen, maatschappijen voor luchtvervoer en een deel van de haveninstallaties in Anchorage, Valdez en Juneau.

Maar Fariman was niet de eigenaar van de bedrijven die hij uit de grond had gestampt. Via een waaier van vennootschappen hoorde alles toe aan de Razdi Foundation, een Perzische stichting die het fortuin van de familie Razdi beheerde, met aan het hoofd zijn halfbroer Darius Razdi, die als kanselier van de sjah van Perzië achter de schermen de grote machthebber was in zijn land, en die met de Iraanse olie zowel in eigen land als daarbuiten onmetelijke macht en rijkdom had vergaard. Negenjaar geleden was Fariman door zijn broer – in Iran wordt geen onderscheid gemaakt wat betreft de aanduiding van een broer en een halfbroer – naar Alaska gestuurd om door middel van economische infiltratie deel te hebben aan de boom die onvermijdelijk zou volgen op het aanboren van de olie. Weinigen waren daar zo geschikt voor als hij: Fariman had in Amerika gestudeerd, hij was een geslepen zakenman en bezeten van alles wat met de luchtvaart te maken had.

Aanvankelijk was hij tegen zijn zin gegaan, maar zijn vertrek had een oplossing geboden voor de gespannen toestand die sinds enige tijd tussen hem en zijn broer was ontstaan. Het had allemaal te maken gehad met een jonge joodse vrouw, Sharon Stern, en de wijze waarop zijn broer haar had behandeld. Fariman had de vrouw heimelijk geholpen en toen ze later bij een aanval van terroristen op een joods vluchtelingenkamp om het leven was gekomen, had haar dood een schaduw geworpen over de goede verstandhouding met zijn broer. Zijn vertrek was een soort van vrijwillige ballingschap geweest, maar hij was vrij spoedig van dit land met zijn onverwachte perspectieven gaan houden. Hij genoot ervan in een vliegtuigje laag over het land te vliegen en toe te kijken hoe de kolossale elanden van hun maaltijd van waterplanten genoten. Het gewei van zo'n volwassen mannetje kon een spanwijdte van twee meter bereiken. Of hoe een familie bruine beren bij de McNeilrivier bijeenkwam om zalm te vangen. Hij kwam altijd opnieuw diep onder de indruk wanneer hij door de Vallei der Tienduizend Rookpluimen vloog of over de hoge bergruggen van Mount McKinley en hij de sneeuwachtige vacht van de dikhoornschapen zag afsteken tegen het groen van een bergweide. Telkens wanneer hij met een helikopter landde op een gletsjer zo groot als heel Zwitserland of wanneer hij een poolbeer op een drijvende ijsschots zag klauteren en zich in zijn volle lengte zag oprichten, voelde hij helemaal geen behoefte om naar de bewoonde wereld van de Verenigde Staten of naar de luxe van Chinvat, het paleis vanwaaruit zijn broer over Teheran regeerde, terug te keren.

De persoonlijke verstandhouding met zijn broer had zich in de loop der jaren geleidelijk hersteld. Wat zakelijke aangelegenheden betreft, liepen hun meningen echter meer en meer uiteen. Gisteren nog hadden ze in Chinvat langdurig geredetwist over hun toekomstige gedragslijn nu de TAPS-pijplijn zijn voltooiing naderde. Bij de aanvang van de bouw ervan hadden ze de werken gedwarsboomd door de greenies, een verzamelnaam voor de militante milieugroepen in Alaska en in de rest van Amerika, in het geheim financieel te steunen. Mede dankzij deze steun hadden de greenies zo'n strenge milieuwetgeving weten af te dwingen dat de kostprijs van de pijplijn erdoor vertienvoudigd werd. Door deze immense meeruitgaven hadden de grote oliemaatschappijen zich in andere economische sectoren minder actief getoond, wat Fariman de kans had geboden in Alaska vitale bedrijven in te palmen voor de Razdi Foundation. Maar nu alle posities waren ingenomen, had tegenwerken geen zin meer. De ingebruikneming van de pijplijn zou niet alleen de oliemaatschappijen ten goede komen, ook de Razdi Foundation zou er wel bij varen. Fariman had bij zijn broer een reeks voorstellen ter tafel gebracht die stuk voor stuk werden afgeketst. In feite toonde Razdi nog nauwelijks belangstelling voor Alaska. Wat hij werkelijk wilde, was dat Fariman naar Teheran zou terugkeren, om hem bij te staan in zijn strijd tegen de religieuze fanatici die onder leiding van de sjiitische ayatollah Khomeini Iran in rep en roer zetten. Ze hadden uren gedebatteerd en toen Razdi ten slotte zijn eis dat Fariman zou terugkeren introk, had die het gevoel dat dat maar uitstel van executie was.

Aan de stuurkolom van zijn Learjet, op weg naar huis, bleef Fariman nadenken over zijn verhouding tot zijn broer. Ondanks het geschil om Sharon was de band tussen hem en zijn vijftien jaar oudere broer nooit echt aangetast. Voor zijn broer, die veel onderdanen had maar weinig vrienden, was Fariman een klankbord, zijn innerlijke stem. Voor Fariman was Darius Razdi dan weer het hoofd van de familie en naar Iraanse traditie was zijn gezag onbetwistbaar. Maar in de voorbije dagen was het hem duidelijk geworden dat hij het keurslijf van de Perzische samenlevingwas ontgroeid. De sfeer in Teheran was grimmig geworden en de invloed van de islamitische fundamentalisten werd met de dag groter. Zijn broer was geen islamiet, maar een zoroaster, een aanhanger van de Oud-Perzische godsdienst van Zarathoestra. Zijn beslissingen steunden meer op machtswellust en op mythische fantasma's dan op de economische realiteit. Zelf was Fariman veramerikaanst. Hij voelde zich meer thuis in Fairbanks, dat zichzelf ‘the Golden Heart City’ noemde en waar hij het centrum van zijn activiteit had gevestigd, dan in Teheran.

Bij de tussenlanding in Seattle bleek er iets mis met een van de hydraulische systemen, waardoor de Learjet aan de grond moest blijven. Hij kon natuurlijk een eigen toestel laten overkomen uit Fairbanks of Anchorage, maar hij gaf er de voorkeur aan incognito mee te vliegen met een oude DC4 van een van zijn chartermaatschappijen, die uit vakantie terugkerende pijplijnwerkers naar Anchorage bracht. Hij kreeg een gangpadstoel halverwege het toestel in een voor het overige lege rij en maakte zijn riem vast.

‘Sorry, maat.’

Een korte, gedrongen man van midden in de veertig, in een lumberjack en met een groezelige zweetband om het hoofd, gooide een oversizede plunjezak op een van de lege stoelen van de rij ervoor en wrong zich voorbij Fariman naar de stoel bij het raam. Hij had lang, sluik haar en rook naar whisky en tabak. Zodra hij zat, stak hij zijn hand uit. ‘Ron Tamaku,’ zei hij. ‘De enige eskimo die iets van lasnaden afweet.’

Fariman schudde hem werktuiglijk de hand. ‘John,’ mompelde hij. ‘John Chinvat.’ Hoewel hij in Alaska een imago van bekend zakenman had opgebouwd, had hij zijn foto meestal uit de kranten weten te houden.

Tamaku blies met uitgestoken onderlip wat snorharen weg. ‘Een cheechako, hè?’

‘Een wat?’ veinsde Fariman.

Cheechako is het indiaanse woord voor “pas aangekomen’. Alaskanen die van de Lower 48 komen, noemen hen ook tenderfoots of greenhorns.

Fariman keek verward. ‘Ik vrees dat ik heel wat te leren heb. Wat is de Lower 48?’

‘De zuidelijker gelegen achtenveertigste breedtegraad. Zo noemen we hier de continentale Verenigde Staten. Al wie van beneden de achtenveertigste breedtegraad komt, is voor ons iemand van “daar beneden”, begrijpt u?’

Tamaku knoopte zijn lumberjack open en wrong zich eruit. Daarbij duwde hij Fariman ongegeneerd opzij.

‘Gaat het zo'n beetje?’ vroeg Fariman.

‘Ook iets waaraan u in Alaska zult moeten wennen, maat. In eskimotaal heet Alaska Alyeska, wat “Groot Land” betekent, maar we leven er soms vervloekt dicht op elkaar. Dat verbaast u, hé? Moet u maar eens een winter in Coldfoot Camp doorbrengen, dat ligt zo'n honderd kilometer binnen de poolcirkel. Nooit gehoord van cabin fever of poolkolder?’

‘Nee.’

‘Een winterkwaal. Die krijg je als je in het halfduister van de poolwinter bij temperaturen van dertig graden onder nul uren na elkaar buizen van 1,2 m doormeter aan elkaar last. Vooral dan als je de rest van het etmaal met je maten in een hut opgesloten zit, op elkaar geperst als sardines in een blikje. Sommigen maken dan amok, anderen lopen buiten de storm in waar ze doodvriezen.’

Dat ‘in een hut opgesloten zitten’ was met betrekking tot de werkkampen van TAPS schromelijk overdreven, maar Fariman deed of hij huiverde. ‘Doet me denken aan een scène uit The Gold Rush van Charlie Chaplin.’

Tamaku keek beledigd. ‘Gelooft u me niet?’

‘O, jawel. Ik denk alleen niet dat ik daar lang genoeg voor zal blijven.’

‘Dat is iets waar we in Alaska ook een naam voor hebben: sourdough, zuurdeeg. De pioniers noemden zich zo omdat hun maaltijden uit niet veel meer bestonden dan uit zuurdeeg en bonen, maar vandaag de dag is het een benaming voor iemand die van het land het zuur krijgt, en zweert dat hij niet langer blijft dan tot de volgende betaalcheque, en die dat blijft zweren.’

‘Ik moet wel dom lijken,’ zei Fariman, ‘maar wat is dat TAPS waarover jij het had?’

‘Als u dat niet weet, vraag ik me af wat u in Alaska komt doen,’ zei Tamaku. Hij snoof. ‘TAPS staat voor Trans-Alaska Pipeline Service. Een consortium van drie oliemaatschappijen: Arco, BP en Standard Oil of New Jersey, nu Exxon. In 1970 kwamen daar de andere oliemaatschappijen bij die aan de North Slope boorconcessies in de wacht hebben gesleept, met als voornaamste Standard Oil van Paul Getty, zodat ze nu metzijn achten zijn. Sindsdien is de naam officieel Alyeska Pipeline Service Company, maar we blijven het gemakshalve TAPS noemen.’ Zijn neus liep en hij veegde hem af aan de mouw van zijn wollen hemd. ‘Een pijplijn, maat. Van Prudhoe Bay aan de Noordelijke IJszee, dwars door Alaska, tot aan de ijsvrije haven van Valdez aan de Golf van Alaska. Duizend tweehonderd zevenenzeventig kilometer over drie bergketens, vierendertig stromen en rivieren, meer dan achthonderd beken en kloven, drie aardbevingsgordels en vijfhonderd zesenvijftig oversteekplaatsen voor wild. Het duurste megaproject dat ooit door particuliere bedrijven werd gefinancierd. En het meest gedurfde ook.’

‘Dat kan ik me voorstellen.’

‘O ja? Een hele dag in de vrieskou werken bij het licht van een paar gloeilampen van 1000 watt, en intussen de dieselgassen opsnuiven van een vijfkilowattgenerator? Kunt u zich dát voorstellen? Of permafrost die zo hard is dat je er met gewone graafmachines niet doorheen geraakt? Zo hard dat je zelfs met de krachtigste heimachine geen metalen paal in de grond kunt drijven?’ Hij zweeg even en kraakte met zijn knokkels. ‘U weet toch wat permafrost is, mag ik hopen?’

‘Ja. Permafrost is permanent bevroren grond.’

‘Juist. Maar dan wel grond die doorgaans bedekt is met een sponsachtige laag gras en mos, die voedsel verschaft aan de lemmings en de kariboes, en die de bevroren grond afschermt voor de zon. De permafrost is belangrijk voor de instandhouding van de fauna. Zelfs een lichte beschadiging zou een ecologische catastrofe betekenen.’ Hij keek Fariman aan alsof hij hem uitdaagde hem tegen te spreken. ‘We moeten voortdurend op onze hoede zijn.’

Fariman wilde vragen wie hij bedoelde met ‘we’, maar hij had zo'n gevoel dat de eskimo daar niet op in zou gaan. ‘Bij milieuverontreiniging heeft niemand belang. Of wel soms?’

Tamaku keek hem lang aan. Toen haalde hij de schouders op. ‘Het zijn een stelletje harde kerels, maat, daar in het hoge noorden.’

‘Dat kun je wel zeggen. De pijplijn in kwestie is niet de langste, maar vermoedelijk wel de duurste ter wereld.’

Tamaku stond op en haalde uit zijn plunjezak een fles whisky en twee kartonnen bekertjes. Met zijn tanden trok hij de stop uit de fles. ‘Borrel?’

Fariman schudde het hoofd. ‘Nee, dankuwel.’

Tamaku liet een van de bekertjes vallen en vulde het andere. Hij dronk en zuchtte tevreden. ‘De fles moet leeg voor ik in Crazy Horse Camp aankom. Alcohol is daar strictly forbidden. Wie met een fles gepakt wordt, staat dezelfde dag nog aan de deur. Dat wil zeggen dat hij kan gaan met het eerste transport.’

‘Zei u niet dat u in Coldfoot Camp werkte?’

‘Niet meer. Nu werk ik in Crazy Horse Camp, nog wat noordelijker.’

‘Ik begrijp het.’

Tamaku haalde een pijp uit zijn borstzak en vulde die met tabak uit een zak die aan zijn riem hing. Hij stak een lucifer aan en hield die in de kom van zijn hand boven de tabak, alsof hij de brandende lucifer tegen de wind diende te beschutten. Met een smakkend geluid zoog hij de vlam verscheidene malen tot in de kop van de pijp, tot de tabak begon te gloeien. Fariman sloeg hem gade. De eskimo hanteerde trage, doelmatige bewegingen, als een kat op de rand van een balkon.

‘U bent dus lasser?’ vroeg Fariman om het gesprek opnieuw op gang te brengen.

‘Nee, maat. Civiel-ingenieur. Ik werk eigenlijk niet voor TAPS, maar voor Technical Audit. Ooit van gehoord?’

‘Euh… nee.’ Fariman gaf er de voorkeur aan niet te onthullen dat Technical Audit een van de maatschappijen was die hij met het geld van de Razdi Foundation via een advocatenkantoor in Zwitserland had opgericht.

‘Technical Audit is een zelfstandig bedrijf dat in opdracht van de federale regering controleert of de veiligheidsgaranties voor het leefmilieu worden nageleefd,’ vertelde Tamaku. ‘Ik reis met een speciale ploeg langs de pijplijn en maak röntgenfoto's van de lasnaden.’

‘Kwaliteitscontrole dus.’

‘Precies. Het is no shit huizen van 1,20 m aan elkaar te lassen bij zulke lage temperaturen. Je hoeft het staal maar met je blote hand aan te raken om de huid er in repen te kunnen afstropen.’

‘Stel je voor. Gebeuren er veel ongelukken?’

De Alaskaan keek opeens wantrouwig. ‘Weet u zeker dat u een cheechako bent?’

‘Hoezo? Waarom opeens zo argwanend?’

‘Omdat vreemdelingen die te veel vragen stellen wel eens gluiperds van TAPS Security kunnen zijn.’

‘Ik heb geen flauw idee wie of wat TAPS Security is.’

Tamaku keek hem taxerend aan.

‘Zie ik eruit als een gluiperd?’ vroeg Fariman.

‘Nee. Maar bij nader inzien komt uw gezicht me bekend voor.’

Fariman glimlachte. ‘Naar het schijnt, lijk ik op Jef Chandler, de filmacteur.’

‘Eerder op een amateur-bokser.’

Fariman tastte onwillekeurig naar zijn neus. ‘Een helikoptercrash. Ik heb geluk gehad.’ Het was een eeuwigheid geleden, maar hij kon zich nog altijd herinneren hoe hij na de operatie uit de verdoving was ontwaakt en Sharon over hem gebogen had gezien. De pijn was overal geweest, maar haar handen waren zacht en haar stem een balsem voor zijn gekwelde zintuigen. Ze had hem in de meest primitieve omstandigheden geopereerd en daarmee had ze zijn leven gered. Hij zuchtte. Sharon was dood. Daarom was hij in Alaska gebleven.

Hij zag dat Tamaku hem nog altijd argwanend zat aan te kijken. ‘Wat is TAPS Security?’ vroeg hij opnieuw.

Tamaku drukte met zijn duim de tabak neer, waarna hij de uitgedoofde pijp weer aanstak en met kleine trekjes brandende hield, alsof hij zich wat bedenktijd wilde verschaffen. ‘TAPS Security, eigenlijk APS Security, puf…, is de eigen veiligheidsdienst van de Alyeska Pipeline Service Company. Een keurkorps van zware jongens, puf…, die de pijplijn beschermen tegen diefstal, puf.., sabotage, of tegen alles wat het halen van de deadline in gevaar brengt.’

‘O, ja. De deadline. Wanneer moet de pijplijn klaar zijn?’

‘Gisteren.’

‘Hoezo?’

Tamaku haalde de schouders op. ‘Processen, technische moeilijkheden, milieuvoorschriften. In de sectie-Delta hebben we het werk een keer stilgelegd toen we vlakbij een beer in winterslaap ontdekten. We hebben gewacht om voort te gaan met het werk tot hij in de lente ontwaakte. En elk voorjaar worden in Brooks Range alle lawaaierige werkzaamheden gestaakt om de dikhoornschapen rustig hun lammeren te laten krijgen en zogen.’

‘Een dure zaak.’

‘Een verwoest milieu kost nog meer. Mag ik we ten wat u naar Alaska brengt?’

‘O, nou…’ Fariman aarzelde.

‘In Alyeska praten we vrijuit met elkaar of helemaal niet, cheechako.’

Fariman draaide zich om en keek Tamaku gedurende een paar ogenblikken aan. Hij mocht hem wel, die kleine, gedrongen eskimo, met zijn gegroefde gezicht, zijn openhartigheid en zijn trage, katachtige bewegingen. Zonder dat hij wist waarom, besloot hij open kaart te spelen. ‘Om eerlijk te zijn: ik ben geen cheechako. Ik ben Jahan Fariman van Alyeska Air Development.’

‘Om op mijn beurt eerlijk te zijn: ik dacht al dat ik u had herkend. Daarom kwam ik naast u zitten. Ik wilde de kans niet missen de grote baas van Technical Audit eens op zijn brood te geven aan welke gevaren hij zijn mensen blootstelt.’

‘Hé, wacht even. Ik ben directeur-generaal bij Alyeska Air Development. Bij Technical Audit is dat Jay Corbo.’ Hij zag het gezicht van Tamaku verstrakken en besefte dat hij een fout had gemaakt. ‘Oké, ik luister.’

‘Niet lang geleden verongelukte een van mijn qualitycontrollersin Coldfoot Camp. Bij een verkeerd manoeuvre met een hijskraan werd hij vermorzeld onder een buis die werd opgehaald omdat hij de lasnaad had afgekeurd.’

Quality-controllers keuren voortdurend lasnaden af.’

‘En ze worden voortdurend bedreigd.’ De eskimo vulde opnieuw zijn bekertje. ‘U weet zeker dat u geen borrel lust?’

‘Heel zeker. Dankuwel.’

Tamaku knikte, dronk zijn borrel leeg en likte zijn lippen. ‘Mmm.’ Hij zette het lege bekertje op de armleuning van zijn stoel. Zijn pijp was weer gedoofd. Hij klopte hem uit in de asbak. ‘Ik was op bezoek bij mijn zuster in Montana. Zij is getrouwd met een noordelijke Tonto. Het was mijn eerste vakantie sinds de aanvang van de werken.’ Hij stak de pijp in de borstzak van zijn hemd en zuchtte. ‘Gisteren heb ik mijn vakantie onderbroken toen ik het bericht kreeg dat Nolan Kobuk, de andere quality-controller van Coldfoot Camp, al drie dagen spoorloos is.’

‘En u vermoedt dat er een verband is tussen het ongeluk en de verdwijning?’

‘Nee. Dat weet ik zeker,’ antwoordde Tamaku strijdlustig. Hij bracht zijn gezicht dichter bij dat van Fariman. ‘Een uur voor ik naar Montana vertrok, kreeg ik van Thrope, de man die onder de buis terechtkwam, een telefoontje. Ik heb nooit iemand zo in zijn stinkerd geweten.’

‘Waar was hij bang voor?’

Tamaku stootte zijn bekertje van de armleuning. Voor hij antwoordde, zette hij zijn mond aan de halsvan de fles en nam twee stevige slokken. Hij veegde zijn lippen af. ‘Daar wilde hij over de radio niet over uitweiden. We spraken af dat ik hem bij mijn terugkeer eerst en vooral zou komen opzoeken.’

‘Maar u hebt toch wel enig idee waar het hem om te doen was?’

Tamaku keek naar zijn fles, dronk, boerde. ‘Ik dacht dat hij het aan de stok had met de North State Union van Jack Cast. Dat is hem al eerder overkomen. Met iedere lasnaad die wordt afgekeurd, verliezen de leden van Casts vakvereniging een deel van hun bonus.’

‘U denkt dus dat een paar wraakzuchtige vakbondslui Thrope te grazen hebben genomen?’

‘Imaka. Misschien.’

‘Maar waarom ziet u een verband tussen de dood van Don Thrope en de verdwijning van Kobuk?’

‘Omdat ik aan Kobuk had gevraagd Thrope onder zijn hoede te nemen tot ik terug was. En omdat Thropes laatste woorden door de telefoon waren dat er ons een groot ongeluk boven het hoofd hing.’

‘Met “ons” bedoelde hij zichzelf?’

‘Nee. Hij zei “ons”. Thrope en Kobuk zijn, of waren, allebei zeer militante leden van The Last Wilderness, een milieubeweging van Alaskaanse autochtonen waarvan ik de plaatselijke voorzitter ben. Het is dankzij ons dat destijds de aanleg van de pijplijn uitgesteld is, omdat er onvoldoende milieubeschermende maatregelen waren genomen.’

En dankzij Friends of the Earth en Greenpeace en het geld van de Razdi Foundation, dacht Fariman. Hij onderdrukte een glimlach.

‘Als ik u goed begrijp, vreest u dat ook uw leven in gevaar is?’

‘Dat zeg ik niet.’ Tamaku bracht opnieuw de fles, die nu al voor een kwart leeg was, aan zijn lippen. ‘Met “ons” kan hij ook de greenies in het algemeen hebben bedoeld.’

‘Een milieuramp dus?’

Tamaku haalde de schouders op. ‘Imaka.’

‘Uitgelokt?’

‘Imaka.’

Tamaku dronk van zijn fles. Fariman volgde met zijn ogen de airhostess die door het gangpad Hep. Ze had slanke enkels en herinnerde hem aan Sharon. Grote projecten gingen altijd gepaard met rivaliteit, leugens, intriges en intimidatie. Iedereen probeerde het laken naar zich toe te trekken, maar wie kon in dit stadium belang hebben bij sabotage?

‘Wat verwacht u van mij?’ vroeg hij.

‘Dat u een eigen onderzoek instelt naar wat Thrope en Kobuk is overkomen. Zoals ik van mijn kant eveneens zal doen.’

‘Als er misdadig opzet in het spel is, is dit een zaak voor de politic’

‘De politie schuift alles wat met de pijplijn te maken heeft, door naar TAPS Security. En TS dient alleen de belangen van TAPS en van de oliemaatschappijen.’

‘Goed. Zodra ik thuiskom, maak ik er werk van.’

‘Mooi. Houd alvast uw oren warm en denk eraan: nooit hollen in de poolstreek. Anders bevriezen uw longen. En pas op voor de no-see-um.’

Fariman glimlachte. ‘Wees gerust.’ De Alaskanen konden het nooit eens worden wat het ergste was: de kou in de winter of de muggen in de zomer. Die werden no-seeum genoemd, omdat je ze zelden zag, maar des te meer voelde. In de saloons waren ze zo groot als vleermuizen. Je had er een honkbalknuppel nodig om ze dood te slaan.

Tamaku geeuwde ongegeneerd. ‘Als u het niet erg vindt, ga ik nu een uiltje knappen.’

Hij nam nog een teug en met de fles als een baby in zijn arm, zakte hij onderuit in zijn stoel. Hij viel in slaap nog voor zijn ogen helemaal dicht waren en begon luid te snurken. De zweetband was aan één kant omhooggeschoven en liet een blauw-zwarte, door bevriezing verminkte, oorschelp zien.

De DC4 beschreef een bocht en zette koers naar het noorden. De vleugel zakte en Fariman keek neer op de Baranof Islands en het stadje Sitka, dat de hoofdstad was geweest toen Alaska nog Russisch grondgebied was. Het was negen uur 's ochtends. De vlucht zou nog ruim twee uur duren.

Fariman dacht nog een tijdje na over belangenconflicten en de mogelijke sabotage bij TAPS. Het leek hem vergezocht te denken dat de twee quality-controllers het slachtoffer waren geworden van een of andere samenzwering.

Ach nee. Tamaku mocht dan wel een civiel-ingenieur zijn, hij was in de eerste plaats een eskimo. Twintig jaar geleden trok zijn volk er nog in hun oomiaks op uit om de zestig ton wegende hamerhoofdwalvis te doden. Nu leefde de eskimo in een staatswoning, bezat een bankrekening en kocht ieder jaar een nieuwe sneeuwmobiel. En ‘imaka’ was nog altijd het meest populaire eskimowoord: het betekende ‘misschien’ of we zullen zien’, maar ook ‘niet de jager beslist over de buit, maar het weer, de storm, de fauna’.

Een onverwachte turbulentie deed het vliegtuig schudden. Tamaku sliep ongestoord verder, met zijn hoofd op Farimans schouder. Voor Fariman zelf ook insliep, bedacht hij dat hij iemand als Tamaku best zou kunnen gebruiken. Dat was het voordeel van je af en toe incognito onder het gewone volk te begeven. Zonder vragen te stellen, kreeg je dan eerlijke antwoorden.