-
JEAN-MARIE
De Schurken verklaarden dat Louise, alles welbeschouwd, 'ermee door kon', en Jean-Marie kreeg toestemming om door te gaan. Zij meende van haar kant dat de omgang met hen over 't geheel genomen als positief kon worden beschouwd en de momenten die ze met Jean-Marie alleen doorbracht als bijzonder gelukkig. Ze werd dus zijn vaste squaw, wat veel zelfopoffering inhield en een beperkt seksueel leven, waar nauwelijks tijd voor was tussen de nachtdiensten in het ziekenhuis, de colleges aan de faculteit, de zondagse bijeenkomsten waar gezamenlijk werd gemusiceerd en de repetitieavondjes bij deze of gene thuis, met het oog op het naderende vergelijkende examen. Deze omstandigheden, en het feit dat er een avondklok was ingesteld (en in die tijd en in dat milieu was er geen sprake van dat een meisje, zelfs al was ze meerderjarig, toestemming kreeg om een nacht van huis weg te blijven), en er bovendien geen enkele voor het doel, geschikte ruimte was, bleken niet erg bevorderlijk te zijn voor hartstochtelijke gevoelens.
Ze had ook nog iets met de twistzieke Hugo te vereffenen. Na die nacht in de tent had hij gedaan alsof hij meende bedrogen te zijn. In Parijs kwam hij Louise een week lang iedere avond opzoeken, sprak over zelfmoord, stuurde haar de prefab brief nr. 4 'Hevige scène uit jaloezie', bracht een nacht op haar deurmat door en gapte ten slotte haar dagboek uit haar kamer op de dag dat hij een relatie kwam verbreken die nooit had bestaan.
Hij viel erg in de smaak bij mevrouw moeder door tegenover haar te verklaren dat haar dochter maar een blauwkous was en dat de studie haar hart had verdord en haar vrouwelijkheid vermoord. Hij voegde eraan toe dat hij zich niet de luxe kon veroorloven te lijden, aangezien hij nog niet klaar was met zijn studie, en dat hij zijn plaats afstond aan Jean-Marie in de hoop dat die niet zo dom zou zijn verliefd te worden.
Jean-Marie viel duidelijk minder in de smaak. Natuurlijk, hij studeerde medicijnen net als Hugo maar hij vertoonde verscheidene gebreken. Ten eerste was hij maar 1,69 meter en Hermine kon ze zich niet anders voorstellen dan 'lang en knap'. Je zegt 'een lange knappe man' en nooit 'een knappe kleine man'! Ten tweede was hij twee jaar jonger dan Louise en met zijn heel lichtblonde haar zag hij er kinderlijk uit. 'Ze denken dat je met je kleine broertje op stap bent,' merkte Hermine spottend op. 'Hij ziet er niet uit als een man, maar als een kwajongen!' deed Adrien er nog een schepje bovenop, waarbij hij vergat dat hij op dezelfde leeftijd getrouwd was. Ten derde had de 'kwajongen' tot overmaat van ramp een heel klein gek vadertje, dat weliswaar professor in de middeleeuwse letterkunde aan de Sorbonne was, maar altijd kleren droeg die hem te groot waren en door Hermine steevast 'professor Nimbus' werd genoemd.
Louise was wel zo verstandig geweest haar moeder niet te vertellen hoe ze haar bij toeval Jean-Marie in de maag gesplitst hadden. Hermine kende geen hartstocht in de liefde maar ze had wel waardering voor drama, en haar dochter die nog profiteerde van het krediet dat ze had gekregen door Hugo te 'verraden', was niet van plan haar uit de droom te helpen.
In het begin had ze het moeilijk als squaw maar ze zag geen andere oplossing om zich te wreken op de Schurken en zich in haar eigen ogen te rehabiliteren, dan te maken dat Jean-Marie echt verliefd werd. Ze zagen elkaar iedere zondagmiddag bij de concerten van het Conservatorium, liepen warm voor de toneelstukken van Anouilh, gaven elkaar eerste edities van Michaux cadeau en swingden de hele nacht op de uitspattingsavondjes die de Schurken eenmaal per maand organiseerden, waarbij ze schuitjes van puree met geraspte chocolade aten, een recept dat veel succes had in '42.
Maar de tijd ging voorbij en de vesting van de vrienden was nog steeds onneembaar. De kwetsbare, hartstochtelijke Jean-Marie van wie ze soms de signalen opving, hield zich meestal schuil achter zijn dubbelganger, de pessimist, de spotter, die net als Hugo het nihilisme aanhing en net als de Cherubijn een volmaakte minachting aan de dag legde voor alles wat niet met de Schurken te maken had en voor vrouwen in het bijzonder. Bernard waarschuwde haar keer op keer omdat hij met haar te doen had: 'Je hebt geen enkele toekomst bij ons, beste meid. Haak af!'
Maar dan waren er weer die signalen die wel van een andere planeet leken te komen of van een gevangene die heel goed zat opgesloten. Die avonden waarop Jean-Marie haar meenam naar zijn kamer om haar 'soldaat te maken', en soms huilde bij het vrijen. Ze hield van zijn rustige optreden en van alles wat ervoor en erna kwam... Het 'soldaat maken' op zich verveelde haar eigenlijk, maar ze deed alsof ze het heerlijk vond want bovenal vreesde ze voor een frigide intellectuele door te gaan bij de Schurken en bij allen aan wie het nieuwtje ongetwijfeld doorverteld zou worden. Hoe kon je bovendien tot bloei komen in een appartement waar vijf mannen woonden en de organisatie een ware uitdaging voor iedere vorm van intimiteit betekende?
In de kamer van Jean-Marie, die slecht verwarmd werd door een antiek, stinkend petroleumstel van opengewerkt ijzer, en verlicht werd door een plafondlamp met een vijandig schijnsel, stond een ledikant met boogvormig uitgesneden zijschotten, dat 90 cm breed was en waarvan de spiraal bij de minste geringste beweging piepte, terwijl de zijschotten elke zijwaartse verplaatsing onmogelijk maakten. Als de zijkanten een paar centimeter hoger waren geweest en er een deksel op had gezeten, had het als doodkist kunnen fungeren. Op het ritme van het gepiep waarvan de oorzaak de bewoners van de kamers ernaast niet kon ontgaan, af en toe onderbroken door gevloek als het houten geraamte van het bed een van beide partners weer abrupt tot de orde riep, kon de liefde moeilijk boven het alledaagse uitstijgen en een minimum aan extase bereiken.
En na de liefde was de ontreddering nog groter. In dat voor vrouwen prehistorische tijdperk was het enige waarop je kon rekenen om het spookbeeld van een zwangerschap te bezweren, dat je partner zich precies op tijd terugtrok, waarna je je dan onmiddellijk moest gaan wassen. Zodra het programma ten einde was, snelde Louise naar de deur van de kamer, gehuld in de cretonnen sprei, met haar slipje in de hand, de omgeving afspiedend voordat ze naar de enige badkamer toe rende, die achter aan de gang lag waarop de kamers van de vier broers uitkwamen. Jean- Marie lag lekker warm onder zijn verenbed zachtjes te grinniken: 'Waar wacht je op? Iedereen weet het wel hoor, dat we net gevreeën hebben!'
Louise die gekweld werd door de gedachte aan die miljoenen zaadcellen waarvan er misschien al één op zijn plaats zat, maar verstijfde van ontzetting bij de gedachte dat ze de spottende blikken te verduren zou krijgen van François, Vincent of Philippe, met hun onvermijdelijke vriendjes, trilde als een infanterist die gedwongen wordt zijn schuilplaats te verlaten en een open terrein over te steken voordat hij op een beschutte plaats is. Allemaal omstandigheden die zelfs de meest vurige sensualiteit ontnuchterd zouden hebben!
Toch vond ze het onverwacht prettig om vaak in dat mannen- gezin op bezoek te komen. 'Professor Nimbus' leidde met zijn vier zonen een ongeregeld, vrij leventje dat Louise verfrissend vond na dat onberispelijke, verfijnde appartement van Hermine. Alles was hier afschuwelijk, kapot, nutteloos of alle drie tegelijk. Wat een rust! Wankele fauteuils waarop je niet meer moest gaan zitten maar die men uit gewoonte liet staan, kranen die luid druppelden en nooit gerepareerd werden, een zestig jaar oude badgeiser die werkte als een explosiemotor, een boekenkast die helemaal was verdroogd onder het stof... je merkte meteen bij binnenkomst dat al heel lang geen enkele 'perfecte huisvrouw' zich met dit huis had beziggehouden. 'Daghitjes' die via uitzendbureaus op goed geluk waren aangenomen, voerden enige tijd de heerschappij over deze bizarre huishouding, maar verloren dan de moed als ze merkten wat een enorme taak dit was, dat de jongens opzettelijk tegenwerkten, terwijl de werktijden onduidelijk waren, er een algehele wanorde heerste en er geen Mevrouw was om hen kort te houden. Na een paar maanden namen ze ontslag en knepen ze er tussenuit, meestal met medeneming van een of andere snuisterij of wat zilverwerk waarvan pas weken later, met gelaten berusting, werd ontdekt dat het weg was.
De komst van Louise in het gezin Henninger was als manna in de woestijn. De kleinste dienst die ze verleende, een simpel litertje olie of een kilo suiker die ze aan het waakzame oog van Adrien had onttrokken, werden bij de familie Nimbus beschouwd als een wonder en Louise ging algauw door voor een geniale huisvrouw.
'Daar hebben we Sneeuwwitje die uit werken gaat bij de vijf dwergen,' spotte Hermine telkens als ze haar dochter naar Jean- Marie zag vertrekken.
Natuurlijk had niemand bij de familie Nimbus de tijd om in de rij te gaan staan. Daar de moraal van de Professor de zwarte markt als mogelijkheid uitsloot, vormden ze één van de weinige gezinnen die alleen leefden op hun voedselbonnen, die berekend waren op Fransen van wie bekend was dat ze allemaal wel een tante op het platteland hadden, een vriend die in de zwarte handel zat of een neef die bij de Hallen werkte. Ze aten daar aan de boulevard Malesherbes voer dat de hond van Hermine nog niet had gelust, op basis van melasse, eierpoeder of koolraap, meer of minder smerig klaargemaakt door de slons van dat moment, en iedereen daar beschouwde de maaltijd, die bij de Morvans zo heilig was, als een corvee die zo snel mogelijk afgehandeld moest worden. Wanneer in de krant stond dat je 20 gram kaas kon krijgen voor bon nr. 2, zag de familie Nimbus hooguit 100 gram kaas voor vijf personen op tafel verschijnen, als Armelle of Maryvonne in de keuken weerstand hadden weten te bieden aan hun hevige honger die heel begrijpelijk was. De zuivelverkoopster dan maar stroop om de mond smeren? Hoe dan ook, de Professor had geen enkel ruilmiddel behalve privé-lessen over de middeleeuwen! Bovendien had niemand van hen zich willen verlagen tot een dergelijke handeling, want al leken ze zich zorgen te maken over hun waardigheid, in feite was dat alleen maar een aangeboren minachting voor wat zij beschouwden als vrouwenwerk. Geen vrouw? Geen levensmiddelen. Ze waren trots genoeg op hun ascetische levenswijze en hun onverschillige houding tegenover de aardse goederen. Het enige dat voor de Professor telde, was dat zijn zoons slaagden in hun beroep: 'Geen serieuze relatie voor je interne assistent-schappen,' zei hij herhaaldelijk tegen de twee oudsten, 'en niet trouwen voor je klaar bent met je studie.'
Als links georiënteerd man, bewonderaar van Léon Blum, voorstander van de vrije liefde en atheïst, had hij geweigerd zijn kinderen te laten dopen uit respect voor hun geloofsvrijheid, en als weduwnaar was hij nooit meer getrouwd en had hij er geen enkel bezwaar tegen dat zijn zoons hun vaste of tijdelijke vriendinnetjes mee naar huis namen, die meeaten van de familieprut voordat ze in één van de slaapkamers verdwenen of hun gepassioneerde gesprekken over collaborateurs en maarschalk Pétain voortzetten in de gang, een ontmoetingsplaats die al met al minder ongastvrij was dan de salon waar niemand heen ging.
De Professor wantrouwde Louise een beetje... Die meisjes uit goede families die op religieuze kostscholen zijn geweest en er zo onschuldig uitzien, zijn als het erop aankomt jongemannen-verslindsters. Hij had er niets op tegen dat de principes van de Schurken Jean-Marie beschermden tegen zichzelf en tegen dat heilige boontje voor wie hij toch wel enige sympathie voelde.
Maar in die hachelijke jaren spatten principes snel uit elkaar en werd je eerder door je gevoelens overmand dan in vredestijd. Louise had nog nooit gezegd: ik houd van je. Op een wintermiddag in de sombere kamer van Jean-Marie leken die woorden haar opeens vanzelfsprekend. Het gerucht ging dat de Duitsers zelfs studenten gingen optrommelen voor de sto. Ze hadden erin het gezin de hele dag over gepraat. Als Jean-Marie zou onderduiken, liep zijn tweede broer het risico naar Duitsland afgevoerd te worden, bij wijze van represaille. Je aansluiten bij de Gaulle was ook een aanlokkelijke mogelijkheid maar dat was gevaarlijker. Dus aantrekkelijk en 'gemakkelijker dan je denkt' meende Jean-Marie, die niets zo erg vond als onechte heldhaftigheid. Toen ze weer in hun kamer waren, beseften ze hoe onzeker dat simpele geluk van hen was onder de druk van de oorlog en dit vervulde hen met zelfmedelijden. Jean-Marie maakte zich klaar om naar het ziekenhuis te gaan, waar hij die nacht dienst had, en hij hield Louise met gestrekte armen voor zich alsof hij zich haar beeld wilde inprenten. Ze zeiden niets. Het was zo'n minuut waarin het lot aarzelt. En plotseling wist ze het zeker: ze hield van die Jean-Marie die ze zojuist had gezien, diep in die ogen; achter zijn geliefde Schurkenstreken, zijn spotternij tegenover verheven gevoelens, zijn zekerheid dat het leven en de liefde wel moesten lijken op de 'pièces noires' van Anouilh zag ze een glimpje van het verdrietige kind dat bezeten was van het absolute. Ze moest het erop wagen van hem te houden.
Toen ze wegging, liet ze op de schoorsteen een briefje achter waarop ze had neergekrabbeld: 'Jean-Marie, er overkomt me iets vreselijks; ik geloof dat ik van je houd.'
Hij belde haar twee uur later vanuit de zaal waar hij nachtdienst had en zei alleen zachtjes: 'Bedankt dat jij het als eerste hebt gezegd.'
Hermine die doorhad dat haar dochter serieus 'verkikkerd raakte' op de kwajongen, wilde hem beter leren kennen, om gerichter te kunnen vuren.
'Hoe oud zeg je dat hij is? Negentien?' vroeg ze Louise steeds, want iedere keer weer deed ze alsof ze vergeten was dat hij tweeentwintig was en vierdejaars medicijnen.
Omdat het gezin twee kippen had gekregen van een boerderij in de Morbihan waarheen Adrien, die als man de enige met een tabakskaart was, maar die verzocht werd in het algemeen belang te stoppen met roken, regelmatig zijn rantsoen stuurde, werd besloten Jean-Marie uit te nodigen met zijn vader en twee van zijn broers. Louise zat op hete kolen want ze wist heel goed dat ze die avond haar geliefde Nimbussen zou zien met de blik van haar moeder. Lou, die op de hoogte was gebracht van het belang van deze ontmoeting, kwam aanzetten in een verbazingwekkend eenvoudig 'zwart jurkje'. Louise deed zelf de deur open voor de Professor die ze die avond nog kleiner vond dan anders. De mouwen van zijn overhemd hingen over zijn handen omdat hij niet beschikte over zo'n toegewijde echtgenote die bij mannen-met- korte-armen vlak bij het armsgat even wat plooitjes aanbrengt... Hermine zou niet mals zijn met haar kritiek de volgende dag als ze haar indrukken aan de familietafel in een geestig nummertje zou weergeven: ongepoetste schoenen... ongetwijfeld gaten in zijn sokken... pakken die even snel bij een uitdrager waren gekocht... En heb je z'n das gezien? En de manier waarop die jongens hun mes vasthouden?
'De vader is een ontwikkeld mens,' zou Adrien zeggen. 'Ik sta helemaal achter zijn opvatting dat de middeleeuwen een tijdperk was dat krioelde van leven en veel minder obscurantistisch dan we denken...'
'Ik vraag me af of hij geen communist is/ zou Hermine antwoorden.
Geschrokken zouden ze zwijgen: een Rooie!
'Helemaal niet/ zou Louise de zaak snel rechtzetten, 'hij zal wel socialist zijn, hij is een bewonderaar van Léon Blum!'
'Een intelligente man, Léon Blum, maar een onoprecht mens zoals alle joden.'
'Och, weet je, ik vind, socialist... communist,' zou Lou zeggen met haar gemaakt kinderlijke stemmetje, 'al die lui die anderen gelukkig willen maken, die vertrouw ik niet!'
Maar dat zou de volgende dag op het menu staan. Op dit ogenblik bracht Adrien, die zijn voorraad gezouten boter had aangesproken, die in gesmolten toestand was opgeslagen in een aarden pot in de kelder, zijn kunstwerk binnen: kippen in een deegkorst versierd met echte veren in hun achterste. En Hermine betoonde zich allercharmantst, want iedere man was in haar ogen de moeite van het verleiden waard, al was het alleen maar voor de sport.
Jean-Marie was inderdaad gecharmeerd en Louise nam zichzelf kwalijk dat ze hem niet voldoende had uitgelegd dat het geen zin had je over te geven aan haar moeder: ze kon even vertederd worden maar haar bewondering ging uiteindelijk alleen uit naar de sterken, naar hen die hun gevoelens wisten te verbergen, of hun gebrek aan gevoelens. Hij had geen ervaring met dit soort vrouwen en doordat zijn moeder was gestorven op zijn twaalfde, was hij extra kwetsbaar.
Toen de Nimbussen vertrokken, waren ze helemaal ingepakt. 'Wat een charmante vrouw, je moeder,' zei de Professor later tegen haar, mijn God! 'En jullie vriendin Lou, een persoonlijkheid!'
Die winter werkte Jean-Marie als een bezetene. Iedere avond aan het repeteren met de Schurken, 's ochtends in het ziekenhuis, 's middags aan de faculteit. Louise gaf les in Latijn en Engels aan het Sainte-Clotilde instituut voor een schamel salaris en ze bereidde zich voor op een kandidaatsexamen biologie, 'ondertussen', zoals haar moeder zei zonder nauwkeurig onder woorden te brengen wat iedereen heel goed begreep.
'Hoe oud is die grote dochter van u eigenlijk?' zeiden de dames die Hermine in haar atelier of bij haar exposities tegenkwam.
'Ze is binnenkort al vijfentwintig!'
'En... nog steeds niets?' vroegen de kwaadaardigsten dan nog, terwijl ze deden alsof ze pijnlijk getroffen waren.
'Och! weet u, Louise heeft nooit haast. Het is een intellectuele,' voegde ze er bij wijze van excuus aan toe, zoals je voor een verborgen gebrek uitkomt.
De dames knikten vol begrip: intellectuele vrouwen, dat is bekend, zijn niet erg in trek op de markt. Als jongens minder gestudeerd hebben, voelen ze zich inferieur en daar houden ze niet van. Als het zelf intellectuelen zijn, waarom zouden ze zich dan thuis problemen op de hals halen met zo'n tegenspreekster die zich misschien tegen hen verzet? 'Kind, als je intelligenter bent dan zij, zou je wel gek zijn als je dat liet merken,' zei Lou voor de zoveelste keer. 'Intelligent zijn vrouwen die niet te koop lopen met hun intelligentie.'
Intussen kwam de datum voor het interne arts-assistentexamen dichterbij. De Schurken, die al een jaar van plan waren zich met z'n allen aan te sluiten bij het Vrije Frankrijk, vroegen zich af of het verstandig was zo lang te wachten. De bezettingsautoriteiten hadden de verzekering gegeven dat de externe arts-assistenten ter plaatse tewerkgesteld zouden worden en zouden ontkomen aan de sto. Als extra garantie hadden ze zich opgegeven als bloeddonor: twee keer per maand 250 cc bloed gaf recht op een levensmiddelenkaart voor iemand die zwaar werk verrichtte, een aanzienlijk voordeel, en betekende dat je werd vrijgesteld, zoals men zei, van werken in Duitsland. Maar alles kon zo veranderen als de Duitsers het beslisten. Bernard had minder kans voor het examen te slagen, en was misschien daarom geneigd voor onmiddellijk vertrek te kiezen. Een boekhandelaar in Bordeaux, een kennis van zijn vader, kende een mensensmokkelaar... die een doorgangsroute wist in de Pyreneeën waarlangs je Spanje kon bereiken en vandaar kon je, via een tweede weg, in Afrika komen. Het was duur maar betrekkelijk veilig. De mensensmokkelaar nam maar twee 'klanten' tegelijk mee, want ze moesten in de sneeuw over de bergen trekken, met een rugzak op, zonder de aandacht van de patrouilles te trekken.
Louise durfde geen invloed uit te oefenen op de beslissing van Jean-Marie. Ze had slechts de keus tussen twee vrouwelijke rollen die haar allebei even onsympathiek voorkwamen: proberen hem tegen te houden als een egoïstische echtgenote die zich niets aantrekt van de ellendige toestand waarin het vaderland verkeert; of de rol van Cornelia spelen en hem wegsturen om zijn leven te wagen terwijl zij zelf geen gevaar liep.
Toen de geruchten over het oproepen van studenten steeds duidelijker vorm aannamen en de vluchtweg elk moment tengevolge van loslippigheid of verraad afgesloten kon zijn, moest er wel een beslissing genomen worden. Van de ene dag op de andere lieten de Schurken het beschermde student en wereldje achter zich en werden ze tot potentiële vogelvrijverklaarden. Ze lootten erom wie het eerst zou vertrekken en beloofden in Spanje op elkaar te wachten, Bernard en Hugo vertrokken als eersten naar Bordeaux waar ze van valse papieren en verdere instructies zouden worden voorzien. Een paar dagen later belde er een onbekende man dat 'de pakjes op hun bestemming waren aangekomen'. And then, they werefour, zoals in het liedje.
De Cherubijn en François, de broer van Jean-Marie, vormden het tweede konvooi, omdat de Professor niet had gewild dat zijn twee zoons samen vertrokken, om het risico te spreiden. And then, they were two.
Jean-Marie maakte zich klaar om zich drie dagen later bij hen te voegen, met Alain, de vijfde Schurk, maar er deden zich onverwachte moeilijkheden voor. De douanepatrouilles aan de Spaanse grens waren zojuist versterkt en de bergpassen waren onbegaanbaar tengevolge van het slechte weer. De expeditie werd een week uitgesteld.
Belangrijke beslissingen gaan slecht samen met kleine hindernissen. Hermine die er erg van geschrokken was dat die kleine jongen nu echt de oorlog in ging, en Adrien die wanhopig was dat hij niet meer de leeftijd had om met hem mee te gaan, hadden al drie keer afscheid genomen. Het avontuur van meneer liet lang op zich wachten... ze begonnen te vinden dat het nu maar eens moest gebeuren!
Eindelijk kwam het afgesproken signaal, de Professor en Louise brachten Jean-Marie en Alain naar het Gare d'Austerlitz. Het was meer dan een afscheid: het was een breuk, waarbij de ene partij naar een onbekende bestemming vertrok en de andere partij achterbleef in de duisternis van een bezetting waarvan het einde nog niet in zicht was, zonder de hoop iets van elkaar te horen. And then, there were none... Zoals de negertjes in het liedje, waren de Schurken allemaal verdwenen.
Al heel gauw bleek dat er iets haperde aan het geheimzinnige mechanisme waarmee je van Bordeaux naar Frans equatoriaal Afrika kon komen. Helemaal ontdaan stuurde Jean-Marie een brief naar Louise en naar zijn vader. Hij vond ook dat heldhaftige beslissingen moeilijk zijn wanneer ze bij kleine beetjes tegelijk genomen moeten worden.
'Het moeilijkste is het wachten. Van op een afstand kan het wel lollig lijken, maar ik beken jullie dat ik het in m'n broek doe bij de gedachte dat ik haasje-over de Pyreneeën over moet. Vechten met wolfshonden in het pikkedonker en dat een stapeltje kleren alles is wat er van je overblijft, dat trekt me niet bepaald. Nee, lieverds, denk maar niet dat we voor ons plezier daar lopen — of liever gezegd daarheen lopen, want dat verschil willen we graag benadrukken. Maar juist daarom willen we er zo graag heen, want je moet jezelf overtreffen, het is altijd weer hetzelfde verhaal! De mensen komen woorden te kort om je aan te moedigen zoiets eenvoudigs te doen: je bij de Gaulle aansluiten. Hebben ze zich ooit afgevraagd wat er door je heengaat als je voor de laatste keer de deur achter je dichttrekt en de trap afgaat? Belangrijke beslissingen kun je niet beredeneren, alleen maar nemen. Ik heb de mijne genomen maar ze moeten niet denken dat ik de onverschrokken held speel. Maar we zullen onze plicht doen, wees gerust.'
Vier dagen later hoorden Jean-Marie en Alain dat de mensensmokkelaar was aangehouden. De Cherubijn en François waren er wonder boven wonder in geslaagd aan de Franse landwachters te ontkomen en de kant van Spanje te bereiken. Maar nu de vluchtweg bekend was geworden, moesten ze zo snel mogelijk uit Bordeaux weg zien te komen.
Niets is zo vernederend als weer thuis te komen terwijl je vertrokken bent met het aureool van de roem die je bij voorbaat al hebt behaald en van het respect van je omgeving. Je bent zo moedig geweest om alles achter te laten, het ergste heb je gehad... en dan moet opeens het ergste nog komen: als verliezer weer je gewone gangetje gaan, weer een inwoner van bezet Frankrijk zijn. Jean-Marie nam het zichzelf kwalijk dat hij profiteerde van de veiligheid, van de liefde van Louise, terwijl zijn vrienden misschien ergens in een Spaans kamp zaten - men had het over Miranda - of vochten in Tsjaad. Hij ging met een wanhopige ijver weer aan het werk. Maar intern assistent worden zonder de anderen leek hem ook een vorm van verraad.
Dit gewetensprobleem werd hem door het lot bespaard. In september '43 werd bij een medisch routineonderzoek op de röntgenfoto een verdachte vlek op zijn rechterlong ontdekt. Röntgenfoto's, planigrafieën, hij kende dat wel omdat hij als extern assistent op de tuberculoseafdeling van het ziekenhuis werkte. Hij droeg nog de witte jas en muts, maar het ondenkbare was gebeurd: hij hoorde nu bij de zieken.
Het duurde niet lang of het vonnis was geveld: een caverne.
Er was nog slechts sprake van 'beperkt weefselverlies', zoals de hoogleraar-specialist verduidelijkte, maar over de diagnose bestond geen twijfel. De tuberculosebacillen, in het dagelijks leven ook wel t.b.-bacillen genoemd, waren overvloedig aanwezig in het sputum. Zo hebben legendarische ziekten hun eigen vocabulaire, in de hoop dat men het kwaad kan bezweren door de woorden te vermijden. Na lepra, vóór kanker, was tuberculose toen de ziekte waarvan de slachtoffers paria's werden. Van de ene dag op de andere nam het lot van Jean-Marie een andere wending. Geen sprake meer van studie, van intern assistentschap, van ffl of van Verzet. Op z'n tweeëntwintigste was er geen sprake meer van dat hij te veel van zijn krachten kon vergen, jong kon zijn, gek kon doen. Geen sprake meer van familie, liefde of harmonica. Hij zou zich van de buitenwereld moeten afsluiten, niet meer ademhalen, een lange winterslaap ingaan en zich laten opsluiten in zo'n leprozenhuis dat een sanatorium in de bergen toen was. Een paar weken voor zijn examen moest Jean-Marie zijn toekomst de rug toekeren: ook hij ging de oorlog in, maar voor een roemloze strijd.
'Mijn lot verdient alleen maar verachting,' schreef hij aan Louise. 'De enig juiste houding op dit ogenblik is de dood opzoeken of dat althans proberen. Voor mij is het enige waar het op aankomt niet dood te gaan.'
Een paar dagen later werd Jean-Marie naar het plateau van Assy in de Haute-Savoie gestuurd, want er was geen bed meer beschikbaar in het studentensanatorium, en plotseling was hij volkomen alleen. Niet alleen verslagen maar ook nog schuldig. Schuldig omdat hij gedeserteerd was, omdat hij niet aan de verwachtingen van zijn vader voldeed, en omdat hij niet met zijn vrienden mee had kunnen gaan. Uit wanhoop begon hij Louise iedere dag te schrijven en wat waarschijnlijk nooit was gebeurd in die kamer die uitkwam op de gang, in dat bestaan waarin alle Schurken elkaar angstvallig in de gaten hielden en de voorbereiding op de examens alle energie opslokte, dat verboden gevoel, de liefde, begon heel voorzichtig te ontluiken.
Wanneer je beseft dat je in een kamer ligt met een gaatje in je rechterzij, een gaatje in jouw weefsel, een kapotte plek in de stof van jouw lichaam, wanneer je voor onbepaalde tijd binnen moet blijven, onbeweeglijk op een bed met ontelbare doodstille dagen in het vooruitzicht, word je plotseling oud en lijkt het mooie vaandel van je jongensjaren algauw een onbeduidend lapje. In die schipbreuk waren alleen de poëzie en de liefde nog over. Jean- Marie verontschuldigde zich ervoor: 'Er zijn woorden die je idioot vindt totdat ze vanzelf over je lippen komen.'
Louise die er een erezaak van maakte niet zo'n 'vreselijke verliefde troel' te lijken waar de Schurken zo bang voor waren, ontdekte dat Jean-Marie haar nog meer nodig had dan zij hem. Ook zij was weer alleen, overgeleverd aan het medelijden van haar ouders die hun opluchting nauwelijks konden verbergen: 'Hij was erg aardig, maar het was geen jongen voor jou,' zei Hermine voor wie de zaak met deze dodelijke verleden tijd was afgedaan.
Louise gaf geen antwoord en ging stilletjes Jean-Marie een brief schrijven. Eind september werd besloten dat er een pneumothorax moest worden aangelegd. Dat was een van de nare kanten van deze ziekte: die maakte dat je weer een kind werd. Je was niet meer de baas over je lichaam. De specialist van het sanatorium, de chirurgen en de vader van Jean-Marie praatten zonder hem over de behandeling die hij zou krijgen, het bezoek dat hij zou mogen ontvangen, de activiteiten die hij erop na mocht houden en het gevaar dat de aanwezigheid van Louise voor hem zou betekenen. Ze had de rol van verzorgster van de gevangene toegewezen gekregen en het enige dat ze mocht doen was wekelijks pakjes klaarmaken waarvoor heel wat bij elkaar gezocht moest worden en daartoe waren de Nimbussen naar hun zeggen natuurlijk niet in staat. Zij hadden geen tijd.
Eind oktober belde de Professor op plechtige toon naar Louise om haar voor het avondeten uit te nodigen. Ze voelde dat er slecht nieuws zou zijn. Jean-Marie weigerde koppig in zijn brieven aan haar over zijn gezondheid te praten. Misschien 'had hij pleuravocht'? Wilde de pneumothorax niet lukken?
Ze was geroerd toen ze de kamer van haar kwajongen weer zag en de ruwe genegenheid van zijn broers weer terugvond. De jongste had de mond van Jean-Marie; ze had hem wel willen kussen op die mond, vanwege de herinnering. Na het eten dat zoals gewoonlijk buitengewoon smerig was, vroeg de Professor haar mee te komen naar zijn werkkamer. Het moest wel belangrijk nieuws zijn. Hij ging aan zijn tafel zitten en wees haar de fauteuil aan met die harde ongemakkelijke bekleding waarin hij zijn leerlingen altijd liet zitten. De mise-en-scène was nooit zijn sterkste kant geweest.
'Ja, ja,' zei hij terwijl hij zenuwachtig begon te schuiven met zijn pennendoos en zijn kristallen inktpot, die natuurlijk leeg was. 'Ik wilde je spreken, meisje...'
Zijn blauwe ogen die enigszins uitpuilden, leken vochtig en zijn schedel glom onder de koperen lamp met de donkergroene ovale kap, die versierd was met een vergulde Griekse schone, waar de vrije beroepen zo van houden. Hij zat er verloren bij in zijn belachelijke middeleeuwse koning-Dagobert-fauteuil. Op de schoorsteen stonden de smakeloze portretten van zijn zoons op een rij, met blikken waar de kunstzinnige fotograaf iedere uitdrukking had uitgehaald, vlak bij de foto van zijn overleden echtgenote, met keurige knot en zoetsappig mondje, wier blote schouders geleidelijk overgingen in een artistieke vignettering in de witte kleur van het papier. Te midden van deze stillevens stond een pendule met bronzen herderinnetjes, die vanzelfsprekend stilstond, en in een hoek waar niemand ooit op het idee zou komen te gaan zitten een canapé, overtrokken met rood rips, de kleur van mensen die niet weten welke kleur ze moeten kiezen. Louise dacht aan de zacht gestoffeerde kleine salon van haar moeder waar vertrouwelijke mededelingen vanzelf kwamen... Hier leek het, afgezien van de gele Budé's tegen de oostelijke wand voor de Griekse schrijvers, en de oranje van de westelijke wand voor de Latijnse schrijvers, alsof alle voorwerpen boete moesten doen. Intellectuelen die de dingen niet 'zien'? Mannen die menen dat zij boven alle zorgen op esthetisch gebied verheven zijn? Aangeboren gebrek, zou Hermine hebben beslist.
De Professor draaide een brief in zijn handen om en om waarop Louise het onregelmatige, schuine, bijna vrouwelijke handschrift van Jean-Marie herkende.
'Vertelt Jean-Marie u iets over zijn gezondheid dat hij mij niet durfde te schrijven?'
'Helemaal niet, integendeel: de laatste onderzoeken zijn negatief. Hij heeft een beetje pleuravocht maar niet veel. Nee. Ik wilde het niet over zijn gezondheid hebben, maar over zijn gevoelens. Je weet dat ik noodgedwongen - en uit zwakheid misschien - behalve zijn vader, ook zijn moeder ben. Wel, als moeder zal ik je iets bekennen: ik geloof dat hij jou nodig heeft om te genezen.'
Verlegen keek hij Louise aan.
'Hij heeft me toch,' zei ze. 'U weet dat we elkaar elke dag schrijven.'
'Dat heb ik ook gezegd. Maar hij wil meer van je.' - Hij aarzelde en zei toen heel snel: 'Ik geloof dat hij met je zou willen trouwen. Dat zegt hij in ieder geval in zijn brief en omdat hij zijn aanzoek niet persoonlijk kan komen doen, zit ik hier vanavond als een idioot...'
'Maar ik dacht dat u tegen trouwen was, dat u ertegen was dat uw zoon gebonden zou zijn, een blok aan zijn been had?'
'Ik ben tegen trouwen op je tweeëntwintigste, dat is zo... Maar ik ben voor jou. En voor de genezing van Jean-Marie. En ik denk dat als zijn toekomst jouw gezicht krijgt, hem dat zal helpen te genezen.'
Louises hart begon sneller te kloppen. Ze was tegelijkertijd buiten zichzelf van ontroering, van genegenheid voor deze man die genoeg waardering voor haar had om haar zijn zoon te schenken, en van paniek bij de gedachte dat ze haar ouders zou moeten vertellen dat ze zich wilde verloven met 'die arme jongen die wat aan z'n longen heeft'.
'Hier, ik heb ook een brief voor jou. Maar hij wilde dat ik eerst met je praatte. Hij was niet helemaal zeker van je reactie. Bovendien stond hij erop dat ik je goed waarschuwde: tuberculose is een rotziekte, weet je. Het zal maanden duren voordat we zeker weten dat hij voorgoed genezen is. Ik geloof niet dat het een erg goed idee van hem is om zich te willen binden en vooral om jou te willen binden. Maar als mijn zoon me iets vraagt, kan ik het hem niet weigeren,' zei hij zielig en opgetogen. 'Bovendien ben je meerderjarig... en ten slotte ken ik je goed genoeg om te weten dat... Nou ja, denk er maar over na...'
Hij aarzelde tussen ontroering en een ruwe grap waarachter hij zijn emoties gewoonlijk verborg.
'Daar is al over nagedacht,' zei Louise zonder na te denken. 'Dat vermoedde u toch wel...'
De Professor glimlachte breed.
'Ik heb altijd graag een dochter willen hebben en ik ben heel blij dat jij het bent geworden, dekselse meid.' - Er was een traan op zijn vloeiblad gevallen en zijn pennendoos en inktpot moesten steeds vaker verschoven worden. - 'Maar omdat ik nu immers je vader ben, moet ik je dit zeggen: denk goed na, meisje. Het is geen mooie verloving die Jean-Marie je zal bieden en je zult wilskracht voor twee moeten hebben.'
Ja, het was een trieste verloving: droefgeestige etentjes bij de familie Nimbus waar commentaar werd gegeven op het laatste medische rapport of het laatste oorlogscommuniqué bij een hoofdkaaspastei uit de vrije verkoop; eenzame nachten waarin Louise hartstochtelijke brieven aan Jean-Marie schreef; ongemakkelijke stiltes tegenover haar moeder aan wie ze nog steeds niet had verteld wat ze besloten had. Ten slotte was de Professor degene die zijn mond voorbijpraatte. Heel vanzelfsprekend voegde hij er, op een dag dat hij de laatste berichten over Jean-Marie doorbelde en haar gereserveerdheid voelde, aan toe:
'Ik merk dat u zich zorgen maakt, mevrouw, maar ik zou u gerust willen stellen. Jean-Marie heeft verantwoordelijkheidsgevoel en er zal geen sprake zijn van trouwen voordat zijn wond helemaal genezen is.'
Hermine hield zich goed aan de telefoon... maar ontplofte die avond toen Louise na haar lessen thuiskwam. Wat? Verwaardigde ze zich niet eens om haar ouders op de hoogte te brengen van de belangrijkste beslissing van haar leven? Ze verried haar eigen familie voor die van de Professor die niet eens in staat was geweest zijn gezin fatsoenlijk te eten te geven: en dat gebeurde er nou als je de grote geest wilde uithangen. Jean-Marie was trouwens nog maar een kind, een labiele jongen, ze had zijn handschrift laten analyseren en daarbij werd gesproken van een 'gepassioneerde jongen die te gevoelig is en soms extreem'. Je kunt je toch wel op je examen voor intern assistent voorbereiden zonder jezelf ziek te maken! Het werd een van de meest grievende ruzies die ze ooit hadden gehad, en dat mocht wat zeggen, en van weerskanten werd er veel gehuild.
Hermine die meer ontroerd was dan ze wilde toegeven toen ze ontdekte dat haar dochter verliefd was, meende dat het haar plicht was dit enthousiasme te temperen voor een student die te jong was, nog lang niet in zijn levensonderhoud kon voorzien en nog teringpatiënt op de koop toe was. Het woord tuberculose werd bij de Morvans nooit uitgesproken, uit vrees voor een soort metafysische besmetting.
'Het duurt vierentwintig jaar voor je verliefd wordt en als het dan zo ver is, word je helemaal gek en verlies je alle kritiek uit het oog!' merkte ze enigszins verbitterd op.
Adrien die erg onder de indruk was van ziektes in het algemeen en van de ziekte die 'de witte dood' werd genoemd in het bijzonder, kon niet nalaten te vermelden dat volgens de oude huwelijkswetten van de Hindoes het voor de leden van de hoogste kasten verboden was te trouwen met een vrouw uit een familie waar tuberculose voorkwam, 'hoeveel ze ook bezat aan runderen, kamelen, schapen, graan of wat voor rijkdom dan ook; want ze is onrein'.
'We zullen maar eens beginnen een huidtest bij je te laten doen en een goede longfoto te laten maken,' voegde hij eraan toe.
Louise voelde zich ook weer een kind worden. En als ze nu eens risico's wilde lopen, goeie God. Van een pestlijder wilde houden?
Ik voel genegenheid voor je, Louise uit die tijd, jij die zo vastbesloten koos voor de heftige liefde van Jean-Marie, die plotseling verbannen was naar een gevangenisbestaan in dat dorpje Assy waar de tuberculose, net als de oorlog, alomtegenwoordig was, waar achter ieder raam, in iedere bunker, een zieke de wacht hield, loerend op de onzichtbare vijand.
Ik bewonder je niet: hartstocht is een klimaat waarin jij goed kunt leven. Maar ik vraag me nog steeds af: hoe komt het dat je je zo lang tegenover onze moeder hebt gedragen als een novice tegenover haar overste? Waarom heb je nooit eens met liefde 'Verdomme!' tegen haar gezegd? Hoe komt het dat je je hebt beperkt tot bittere verwijten in je dagboek dat je niet eens behoorlijk verstopte terwijl je toch wist dat ze zich graag bemoeide met andermans zaken? Als ik niet mijn jammerklachten had teruggevonden in dat schrift van zwart leerdoek uit 1943, geschreven in mijn handschrift, ons grote guirlandeschrift, met rechte letters die zo zelfverzekerd lijken, zou ik zeggen dat ik nooit dat oude laffe, gedweeë meisje ben geweest.
'Wat zou alles eenvoudig worden als ik wees was,' had je onvoorzichtig opgeschreven.
En Hermine die niet in staat was in te zien dat je er tegenstrijdige gevoelens op na kunt houden, 'stuitte' natuurlijk op die regels toen ze 'enveloppen zocht', want ze moest toch een soort excuus hebben om in het bureau van haar dochter te neuzen. Drama was voor haar een manier om gezag uit te oefenen, en schrijven ook. Geen enkele confrontatie of belangrijke beslissing, of er kwamen bij ons thuis brieven aan te pas. Die mededelingen die onder je kussen lagen, onder je deur door werden geschoven, en 's nachts werden geschreven in opwinding of woede, bakenen de oneindig lange weg naar mijn volwassenheid af, en dwingen me jou te erkennen als mijn zusje, op wie ik niet trots ben, en jij dan, moeder Hermine, jij die me die dag weer eens schreef, met je mooie krachtige handschrift, waar het mijne bij afsteekt als een familielid uit de provincie.
'Nu weet ik het, ik heb het gelezen: je zou me levend willen begraven. Je weet geen andere manier om me het zwijgen op te leggen en je wilt me niet meer horen. Zou dat niet zijn omdat ik gelijk heb?
Je zou graag willen dat we enthousiast zijn over jouw huwelijk. Maar ik kan niet mijn eigen ogen uitsteken omdat jij nu eenmaal blind bent. Die platte spotternijen van Jean-Marie, die provocerende trekjes van hem, die opzettelijke volksfront-vulgariteit, daar kan ik niet aan wennen. Hij blijft te veel een Schurk en jij doet niets om hem nader tot mij te brengen, integendeel. Hoe meer je van hem houdt, des te meer denk je mij te moeten verloochenen. Maar het gaat niet om mij, het gaat erom dat jij gelukkig bent en jij je kunt ontplooien. Nu, ik vrees dat door jouw toedoen alleen Jean-Marie zich ontplooit en jij jezelf daarvoor wegcijfert. En hij zal het accepteren, want het is een man, en daarbij ook nog een egocentrisch, slecht opgevoed kind. En dat vind ik erg. Ik heb je niet gemaakt en opgevoed opdat je zal verdwijnen. Je werkt de hele dag, 's nachts zitje hem brieven te schrijven, je eet niet meer, je bent mager. Vergeet niet dat jij ook ziek kunt worden.
Misschien moet je eerst van mij af om jezelf te kunnen ontplooien, maar daar ben je niet sterk genoeg voor want je hebt een zwakke wil. Maar wees niet bang: ik zal er niet van doodgaan. Maar dwing me niet om de vlag uit te steken. Verover voor jezelf de vrijheid van denken en beminnen als de tijd daarvoor rijp is. Dit avontuur zal misschien goed voor je zijn; je zult er sneller achter komen wie je bent. En ik vergeef je die moordzuchtige gedachten zoals je iemand vrijspreekt van een moord uit jaloezie, maar dat doet me weer denken aan het hardvochtige kleine meisje dat je vroeger al was en dat doodleuk tegen me zei: "Mama, als jij dood bent, ga ik in jouw kamer wonen." Maar je zult zien, moeders zijn onsterfelijk.'
Hermine, jij die een brutale dochter alles zou hebben vergeven, je hebt een antwoord gekregen dat balsem in de wonden goot, maar waaruit zeker ook verachting sprak. Een brief zoals ik er niet graag een zou krijgen van mijn kinderen want ik hoop dat zij zich niet zullen hoeven te verontschuldigen voor wat ze zijn en ik vergeef hun van te voren hun lafheid of hun opstandigheid, omdat ik me nog herinner hoe ik zelf was.
'Kun je niet begrijpen, mama, dat ik mijn hele leven in jouw schaduw heb doorgebracht, dat ik me alleen in een bepaalde richting kon ontwikkelen als jij het goedvond en dat ik alleen voor mijn mening kon uitkomen als jij die goedkeurde? Ik bewonder je zo dat ik niet meer weet waar ik ben, dat ik niet meer op mezelf durf te vertrouwen.
Tot nu toe waren we alleen met elkaar in botsing gekomen vanwege kleinigheden en onbelangrijke personen. Maar nu had ik dan een beslissing genomen die voor mij buitengewoon belangrijk was, mama. Ik wist niet hoe ik het je moest vertellen, want ik wist hoe je over Jean-Marie denkt en als jij tegen me bent, is het alsof ik tegen mezelf ben. En jij weet altijd precies wat je moet zeggen om mijn zekerheden aan het wankelen te brengen...
Toch weet ik zeker dat ik van Jean-Marie houd. Al mijn aarzelingen van deze winter waren geen twijfels aan mijn liefde maar aan jouw goedkeuring. Want er zit van alles aan vast: hij is niet gedoopt en we zullen niet in de kerk kunnen trouwen; en dan die ziekte, de ergste die er is, want die betekent elkaar niet zien, besmetting, mogelijk een recidive. Hoe kan ik er dan gelukkig uitzien? Bedenk wel dat ik je nodig heb, zelfs om gelukkig te zijn met de man van wie ik houd en om 'mijn eigen leven' te leiden, zoals anderen dat zouden noemen.
Het spijt me dat je in mijn dagboek zulke stomme, onbeduidende dingen serieus hebt genomen, waarvan het zeker niet de bedoeling was dat jij ze zou lezen...' enzovoort.
Hoogachtend, lieve moeder, je slappe flensje.
Ik moet zeggen dat ik het niet handig had aangepakt. Jean-Marie beschikte als t.b.c.-lijder, zoon van iemand die vermoedelijk een Rooie was, als volksfrontaanhanger die noch rijk, noch lang en slank, noch elegant was, niet over veel troeven in het spel dat met Hermine gespeeld moest worden. Toch zou ze niet in staat zijn geweest de politieke ideeën weer te geven van dat volksfront, dat voor haar neerkwam op hordes vakantie houdende loontrekkers die als steek een gevouwen Humanité op hun hoofd hadden en knoflookworst aten op onze stranden, die dan na afloop bezaaid lagen met vette papiertjes.
Adrien die als vrijwilliger had dienst genomen in de Eerste Wereldoorlog, de echte oorlog, in 1916 het erekruis had gekregen, en in '36 het Vuurkruis, graag Barrès las en later Céline, patriot, racist en vanzelfsprekend antisemiet was, maar altijd wel even liet horen dat hij aan de kant van Dreyfus had gestaan, wat bewees dat hij te goeder trouw was... als de Israëlieten het verdienden, schreef de tegenslagen van zijn vaderland toe aan de internationale organisatie van joodse vrijmetselaars. Die had het moreel van het leger ondermijnd, de Fransen ertoe gebracht dat ze zich in '40 als hazen uit de voeten maakten en gezorgd dat een held uit Verdun die zijn verstand was kwijtgeraakt een schandelijke wapenstilstand had geaccepteerd. Wat had hij, gaullist van het eerste uur, gedaan als generaal de Gaulle Lévi had geheten? Kortom, het ontbrak er nog maar aan dat Jean-Marie joods was.
'Hij heeft trouwens een eigenaardige naam voor een christen...'
'Maar mama, Henninger is een naam uit de Elzas!'
'Dat zeggen ze allemaal... Ik vind het vreemd dat hij niet eens gedoopt is.'
Ondertussen kon Jean-Marie, voor een volksjongen, wel schrijven. En Hermine had nu juist een zwak voor het geschreven woord. Er was nog hoop. Althans dat dacht Jean-Marie.
'Hermine, u hebt me immers toestemming gegeven u bij deze mooie voornaam te noemen, bedankt voor uw genegenheid en het vertrouwen dat u blijkt te hebben in het "jongetje" dat u in me ziet. Gelooft u maar dat ik van Louise houd met de helderheid die zich in mijn geest een steeds grotere plaats heeft veroverd en die ik koester vanaf de tijd dat ik hardop verkondigde dat liefde niet bestaat, terwijl ik op schrift het tegendeel beweerde.
Ik weet wat het voor u betekent afstand te moeten doen van uw kalme grote kleine meid en dat ik voor u een indringer lijk. Ik hoop dat ik genoeg tact zal hebben om u dit langzamerhand te doen vergeten en u ervan te overtuigen dat we nu met z'n tweeën van u houden. Ze heeft uw liefde en goedkeuring zo nodig, weigert u die haar niet.
Wat mijn leven betreft, wil ik niets zeggen, want er zijn rampen die je de lust tot praten ontnemen. Maar denkt u niet dat ik wanhoop. Ik constateer alleen dat ik dood ben - maandenlang - en dat is een vreemde gewaarwording. U kunt er zeker van zijn dat ik verwoed mijn best zal doen en niets zal nalaten dat me kan helpen te genezen. Maar eerst komt die periode die nu aanbreekt, die onduidelijke toestand waarin je maar één ding weet en dat is dat je niet moet denken... als je bij het krieken van de dag wakker wordt met die enigszins raspende ademhaling die snel overgaat als je twee of drie keer hoest en met zo'n pijnlijke plek die je eraan herinnert dat die hoest niet gewoon is.
Ik vertel u dit, Hermine, omdat u een beetje mijn moeder bent, de enige die ik heb... en omdat ik de behoefte voel het te vertellen. Maar dat heeft niets met Louise te maken.
Mijn lichaam neemt wraak, terwijl ik er zo trots op was, op die goede machine, die niet mooi was maar wel betrouwbaar en solide. Ik besef heel goed hoe diep de afgrond is waarvoor ik sta en ik kijk ernaar zonder te wankelen. Maar angst is iets eigenaardigs: ik dacht altijd dat ik een bangerd was en ik denk nu dat de dood me niet meer zou afschrikken. Maar het komt er niet op aan te sterven maar te genezen. Dat is op zich iets heel banaals, nietwaar, en het heeft niets groots. Daarom vraag ik u het mij niet kwalijk te nemen dat ik Louise verdriet doe en u ongerust maak.
Maar weest u niet bang: het was misschien een jongetje dat naar het sanatorium vertrok maar het zal een man zijn die terugkeert, hoop ik.'
Iedere moeder zou ontroerd zijn, van streek misschien. Hermine niet. Wel ontroerd. Maar wat had dat te maken met haar zorg, de redding van die grote sufferd van een dochter die het risico liep onder te gaan in een waanzinnige liefde en de extase van zelfopoffering? In plaats van dat ze, zoals de moeders van al mijn vriendinnen, hoopte dat ik met mijn studie zou stoppen en mijn werk zou opgeven om me te wijden aan de genezing van Jean-Marie en hem zijn examenvragen te overhoren, was ze maar voor één ding bang: dat ik zijn manuscripten zou uittypen en later de deur zou opendoen voor zijn patiënten.
'Je denkt ten onrechte dat je volwassen bent. Ik weet dat je er nog niet bent en dat een vergissing nu fataal voor je kan zijn,' zei ze steeds weer.
Er gingen zes maanden voorbij. De t.b.c. verloor terrein en deze aanval scheen in de kiem gesmoord te zijn. Niets zou ooit meer helemaal zijn als vroeger, maar je kon weer een leven tegemoet zien, plannen maken, doen alsof.
Uit angst dat hij niet met beide benen op de grond zou blijven staan, schreef ik, de levende, hem iedere dag om hem bij de werkelijkheid te betrekken, waarbij ik steeds maar weer het decor van zijn leven dat voorbij was, het echte leven, probeerde op te bouwen en hem probeerde te binden aan zijn toekomst door middel van al die kleine details die in die tijden van schaarste grote obsessies waren geworden: een appartement zoeken, voor voldoende voedsel zorgen, in de rij staan, luchtalarm en zwarte markt.
September '43
Hier is de lijst van wat ik in je pakje heb gestopt, vertel me of je het in goede staat hebt ontvangen:
Een aangebroken stuk marseillezeep (Door mij aangebroken, niet door de postbeambte die ermee in bad is geweest.)
Twee buisjes potloodstiften
De Lettres a un jeune poète die je mij had gevraagd
De Histoire de la littérature Française van Kléber Haedens (Een meesterwerk!)
12 kruidkoekjes
Een potje door papa gemaakte varkenspastei. Een pakje Banania. Heb geen suiker kunnen krijgen.
Ik ben bij het 'Distributiebureau' langs geweest en ik kon 70 textielpunten krijgen. Dus heb ik er nu 124 en kan ik binnenkort een heel warme kamerjas voor je kopen.
Ik schrijf je bij een kaars want onze elektriciteit is afgesneden. Papa had nog wel zijn hele tabaksrantsoen en lekkernijen voor de elektricien klaargelegd maar hij was onomkoopbaar. We begrepen later waarom... Er komt altijd een controleur om te kijken of de gestraften echt in het donker zitten! We hadden natuurlijk meer verbruikt dan ons toekwam.
Schat, als je me een al te lieve brief schrijft, noem me dan alsjeblieft ook af en toe een feeks, anders moet ik huilen. Want het is alsof ik overal pijn heb sinds jij weg bent. Mijn hart is als het ware doodziek.
Ik heb vandaag weer 12 kruidkoekjes gekregen, ik zal vrijdag een pakje voor je maken met 6 eieren die we net van buiten de stad hebben gekregen. Ik heb ze gauw ingepakt opdat niemand ze ziet. We hebben bij ons thuis al een maand geen ei meer gegeten!
Gisteren bij je vadertje gegeten en zonder er bij stil te staan naar je kamer gegaan om de Laforgue te zoeken waar je me om hebt gevraagd. Er hing nog een beetje van jouw geur van bleke prins, zodat ik tranen in mijn ogen kreeg en mijn lichaam er weer aan herinnerd werd hoe je me 'soldaat maakte'. Hoe gaat het met de Swanns? De Kleine Swann, een lief, schattig, hypocriet ding en de Verwaande Swann, steeds op de barricaden (hm...), een onverbeterlijke veroveraar, het dirigeerstokje dat me opwond met hartstochtelijke symfonieën... (Ach, Louise! Je zou moeten gaan schrijven!) Ze vertellen dat er in Sancellemoz gedanst, geflirt en veel geneukt wordt. Ze zeggen ook dat tuberculose de zinnen prikkelt en bevorderlijk is voor de liefde. Dat moeten ze niet zeggen tegen de vrouw van een gevangene!
Dat gevoel dat je tegelijk sterk en zwak bent, maakt dat ik zoveel van je houd. Als je alleen zwak was geweest, zou ik gewoon veel van je gehouden hebben. Maar als je alleen sterk was geweest, zou ik me nooit hebben durven laten gaan. Je weet die twee dingen op een ontroerende manier te combineren. Ik houd net zoveel van je cynische als van je lyrische kant, net zoveel van de wanhopige dichter als van de onbuigzame idealist. Ik weet ook zeker dat je talent hebt. Ik weet het van jou zelfs veel zekerder dan van mezelf.
Heb je de pot zoute boter ontvangen? En de kruidkoekjes? (Ik vraag me af waar al die kruidkoekjes vandaan kwamen.)
Soms ben ik bang dat je vindt dat ik al te verliefd ben en dat je net als Montherlant denkt: 'O nee! Ik kan niet van haar houden want ze is verliefd op me!'
Verder ben ik twee kilo afgevallen en zie ik eruit 'als een Kroaat', zoals mama zegt. Ik krijg intraveneuze injecties met gluconaat en neem Calcoléol. Ze gaan weer een nieuwe huidtest doen, want deze was negatief. 'Maar als je tuberculose van Jean- Marie hebt gekregen, moet je niet denken dat we je naar Sancellemoz sturen,' zegt ze om me te ontmoedigen.
Maar wees niet bang: ik weet dat ik alleen maar ziek ben van verlangen. Ik mis je zo! Alle jij's, jij die spottend lacht, jij die de hele nacht gedichten schrijft, die zo gevoelig harmonica speelde, jij die swingde en jullie, de wanhopige jij's waarop ik heimelijk zo gesteld ben.
Ik ben thuis onuitstaanbaar want ik kan niet tegen medelijden. Mama die steeds maar op de gang rondhangt, komt elke keer als ze me hoort snuiven mijn kamer binnen en dan antwoord ik dat ik verkouden ben. Dan gaat ze weer weg terwijl ze de deur achter zich dichtslaat en ik hoor: 'Wijst genegenheid af... Hart van steen... Me nooit meer met haar bemoeien...' Was het maar waar!
Ach! Als alle mannen waren zoals jij, zou ik hoer zijn!
Oktober '4 3
Je hebt het over grootsheid, over ideaal... het permanente uitzicht op de Mont Blanc inspireert je zeker. Ik volg je op een afstand, met de bagage van de dingen van alledag, en ik ben bang dat je vindt dat ik aardig ben weggezonken in de zorg om te overleven. Vergeef me dat ik alleen een ander heldhaftig laat zijn. Je weet dat ik houd van je absolutisme en je passie voor de geneeskunde. Maar je mag niet de heerlijke onbeduidendheden en de afschuwelijke noodzakelijkheden van het dagelijks leven vergeten. Weet je wat mijn allerstoutste droom is? Een appartement voor ons tweeën te vinden. Officieel vind je niets, over alles wordt stiekem onderhandeld met enorme bedragen aan smeergeld, die je nooit meer terugkrijgt omdat het illegaal is. Maar je zult zien, mijn materialisme heeft ook zijn goede kanten. Ik kan de verantwoordelijkheid aan, zelfs al zit het ons tegen, en we komen wel weer uit deze poel van ellende. Sinds ik van je houd, is mijn egoïsme naar de andere partij overgelopen: jij bent van ons tweeën degene die het meest mij is.
November '43
Schrijf me niet zulke lange brieven, lieverd, ik moet er niet aan denken dat je je vermoeit. En vertel me in details, please, over je pneumothorax. Ik vind het niet prettig om de dingen via je vader te horen. Maak je niet ongerust, ik heb me bij de situatie neergelegd. Ik kan wachten en ik ben niet bang om te lijden. Als je verklevingen hebt, nou, dan zijn we later nog voorzichtiger. Laat je niet mishandelen onder het voorwendsel dat het dan sneller gaat.
Hier hadden we een verschrikkelijk drama: Lou kwam helemaal radeloos thuis omdat bijna alle modehuizen geen stoffen of wol meer krijgen. Dan kan ze haar zaak net zo goed sluiten, zegt ze, en ze heeft geen geld opzij gelegd. Papa bedenkt meteen een oplossing: 'Je moet je juwelen verkopen!'
Beide vrouwen vallen over hem heen. 'Altijd oplossingen voor een verliezer,' zegt Hermine. 'We zouden kunnen beginnen met geen wijn meer te drinken,' en ter illustratie van haar voorstel keert ze haar glas om boven het tafellaken. Lou moet lachen. Boos gooit Adrien zijn glas tegen de muur waar het in stukken breekt. 'Als je dat spelletje wilt spelen,' zegt Hermine, 'dat kan ik net zo goed als jij!' en ze kiept de schaal vol spinazie om over het parket. Alles zit eronder. Rood en groen! Lou die niet tegen viezigheid en geschreeuw kan, rent van de een naar de ander: 'Doen jullie niet zo idioot! Kijk eens hoe jullie eruitzien... jullie zijn komiek! En denk eens aan de mensen die gevangen zitten...'
Aan gevangenen denken heeft geen enkel effect, ze beginnen nog harder te schreeuwen en, zoals bij iedere scène, beginnen ze weer van voren af aan: 'Aan jou hebben we ook nooit wat. Als we naar jou hadden geluisterd, had Lou haar zaak al lang gesloten en dan was ik al lang gestopt met schilderen. Eigenlijk is Louise net als jij, dat is ook een defaitist...' Het is weer zover, al druk ik me plat tegen de muur, toch sta ik midden op het slagveld. En ik mag de spinazie en al het glas opruimen terwijl het laatste bedrijf zich onder tranen afspeelt, maar eerst heeft papa nog een van zijn razende woedeaanvallen gehad waar zelfs Hermine bang voor is. 'Je hart,' roept ze, 'denk om je hart, Ien-Ien!' waarbij ze vergeet dat zij dat hart net zat te kwellen. Lou knuffelt hem, Hermine brengt hem naar bed en maakt kruidenthee voor hem klaar, en tot twee uur in de ochtend sluiten de twee vrouwen zich op in de kleine salon en denken ze plannen uit opdat Lou zal behoren bij die couturiers die door mogen blijven gaan. Lelong, de voorzitter van de werkgeversorganisatie voor het modevak, kiest uit wie er zal overleven. Morgenochtend zal Lou meteen bij Lucien langsgaan. Ze stippelen precies uit wat ze moet zeggen. Ze moet zich vooral niet voordoen als een bedelares die de dupe is van het noodlot maar als een verontwaardigde kunstenares. Ze zoeken een jurk uit die past bij een verontwaardigde kunstenares. Hermine corrigeert, geeft adviezen over de intonatie, bedenkt formuleringen en overhoort Lou. Ien-Ien slaapt met gebalde vuisten als een kind dat een flink pak slaag heeft gehad. Ze gaan winnen, ik voel het. Een nederlaag is niet goed voor hun teint.
Strijdlustigheid? Hoe krijg je dat?
Ik eet 's avonds vaak met je vadertje en je twee broers. Hij dwingt me mijn bord leeg te eten, wat me des te zwaarder valt omdat er bij jou thuis op het ogenblik een onvoorstelbare keukenmeid achter het fornuis staat! Maar het schijnt dat ik er slecht uitzie en te mager ben om een bruid te kunnen zijn! Met de 'beesten' zit het wel goed; maar mijn heupen zijn smal, smal, smal. Je vader is bang dat ik hem geen erfgenaam kan schenken. Ik zeg steeds tegen hem dat de mooiste kinderen niet van dikke koeien komen.
Je broers hebben besloten dat ze geen tabakskaarten meer hoeven te hebben, om levensmiddelen voor jou te kunnen krijgen. Ze roken smerige peuken van eikenbladeren waar het hele huis naar stinkt. Bij mij thuis hebben we mijn vader al lang geleden zijn kaart afgepakt, verontwaardigd dat hij, omdat hij staand plast, als enige het recht zou hebben om te roken. Het scheelde niet veel of Hermine was er ook mee begonnen, bij wijze van provocatie! (Met pijp roken, niet met staand plassen, hoewel ze tot alles in staat is!) Als je haar schrijft, lieve schat, vertel haar dan alsjeblieft dat je goed gehumeurd bent en niet meer hoest, anders denkt ze dat je net zo doodsbleek en benauwd bent als de Dame met de Camelia's en spiegelt ze ons een catastrofale toekomst voor. Gelukkig 'geef je geen bloed op': dat ontbreekt er in literair opzicht nog aan. Ze zegt nu al voortdurend tegen iedereen dat de liefde me geen goed doet en dat ik niets doe om in leven te blijven sinds jij weg bent. En schrijf haar ook niet dat ze om mij moet denken, ze doet niet anders. Brengt me midden in de nacht een kop chocola of vitaminebiscuits wanneer ik zit te werken (of jou te schrijven), maar in werkelijkheid is dat om een afkeurende blik te kunnen werpen op een bezigheid waarmee ze het niet eens is. Ik schijn jouw Vestaalse maagd te zijn en ik schijn niet jouw gedichten te moeten corrigeren en uittypen maar ik moet zelf gedichten schrijven. Ze herinnert me nog eens verontwaardigd aan die dag dat ik niet wilde dat je mijn fiets repareerde toen die een lekke band had, weet je nog? Het dienstmeisje van een man worden in plaats van je te laten bedienen schijnt niet de juiste methode te zijn als je bemind wilt worden! Het schijnt dat ik dat pas zal merken als het te laat is! Waarschuw me alsjeblieft op tijd.
Ze hebben gewonnen! We hebben vanavond de overwinning van Lou gevierd die zojuist is ingedeeld bij de vijftig 'Ontwerpers van haute-couture', die als zodanig wollen stoffen, zijde en garen krijgen toegewezen en dus in hun levensonderhoud kunnen blijven voorzien. Ze heeft meteen ook een contract in de wacht gesleept voor een paar honderd verpleegsterscapes, zodat ze geen werkneemsters hoeft te ontslaan. Want klanten zijn er niet veel meer. 'We moeten niet door de oorlog ons gevoel voor luxe kwijtraken, dat zou nog een extra nederlaag zijn,' verklaarde Lou in topvorm terwijl ze een zak prachtige bonbons tevoorschijn haalde van Mary, in de wijk Saint-Honoré, waar ze zich heeft laten inschrijven. Ze ziet liever een paar weken af van haar portie Menier om zichzelf af en toe op echte bonbons 'zoals vroeger' te kunnen trakteren.
En je thoracoscopie? Je praat met me over politiek en literatuur, maar nooit over je long. Willen ze je nog steeds aan die verklevingen opereren? Ik ben tegen al die agressieve methodes. Als je ze eenmaal hun gang laat gaan, kom je in een vicieuze cirkel terecht. Je laat een pneumothorax aanleggen, dat kan geen kwaad en dan volgt er een hele serie ingrepen. Je hebt geen koorts en je voelt je beter, hoewel die pneumothorax niet volledig was. Wat willen ze nu nog meer? Ik wacht liever een maand langer op je en dat ze dan niet in je lieve borstvlies zitten te rommelen. Maar dokter D. heeft natuurlijk een boek over thoracoscopie geschreven, dan moet hij het wel in praktijk brengen. De pneumothorax moet precies volgens de regels der kunst functioneren, ook al wordt er een borstkas in stukken gescheurd en er wordt niet gekeken naar de algehele toestand of het moreel van de patiënt die eraan vastzit. D. zou alle patiënten willen laten ondergaan wat hij heeft ondergaan. Bovendien verdient hij op die manier zijn brood, niet door te kijken hoe jij je rustkuur doet. Ik acht ze tot alles in staat, die monsters, en zelfs is het mogelijk dat ze de kunst omwille van de kunst bedrijven. En waarom geen bronchoscopie om het van dichterbij te kunnen bekijken? En dan over een paar maanden als je gewend bent aan het woord, een 'mooie' thoracoplastiek! En als de resultaten niet goed zijn, heb jij slecht gereageerd. Zij hebben je dan heel bekwaam kapotgemaakt.
En dan kan ik alleen maar stampvoeten van woede. Ik noem je mijn liefste, maar je bent van iedereen meer dan van mij. En ze zullen uiteindelijk doen wat ze willen. Het is alsof je een dier bent dat bestemd is voor de vivisectie en dat ze je naar de bergen hebben verbannen om iedere vorm van protest te smoren.
'Ach! konden we maar grazen in ons hoekje en ontucht plegen en lachen...'
Lieverd, vlees kost op de zwarte markt in Parijs 19 of 2.0 frank per kilo. De prijs die ze jou bieden is dus interessant. Koop het alsjeblieft. Wanneer zal ik je ervan overtuigen dat het minder kost om vlees en olie op de zwarte markt te kopen dan nog een extra maand in het sanatorium te betalen? Ik ben ervan geschrokken dat je daar zo slecht eet en niet dikker wordt. Komt dat door die vermoeiende insufflaties? Ik weet dat ze in jouw familie tegen de zwarte markt zijn. Maar we moeten eerst maar eens tegen de tuberculose zijn.
December '43
De Kerstvrouw komt, mijn engel! Ik vertrek 25 december. Ik heb een toegangskaartje voor de trein kunnen krijgen dank zij een oude bewonderaar van Lou die op het kantoor van de sncf werkt in de rue Saint-Lazare. In het ergste geval zal ik de reis liggend in het gangpad maken, maar ik weet in ieder geval zeker dat ik mee kan. Ik ga de 31ste weer terug, dat is de enige dag waarop ik kans heb op een zitplaats en tegelijkertijd zal ik dan waarschijnlijk niet mijn lessen missen die de 3de weer beginnen. We hebben het geld te zeer nodig dan dat ik me vrijheden kan permitteren. Ik neem een zak vol levensmiddelen en kleine schatten mee. Probeer niet te ver van Sancellemoz een kamer voor me te vinden voor die zes dagen die ik op het plateau van Assy zal doorbrengen. Denk je dat ik een nacht met jou in je kazerne kan doorbrengen? Moet ik over de muur klimmen om binnen te komen? Als je vader me hoorde, zou hij zeggen dat ik je wil vermoorden. Iedereen beschouwt me de laatste tijd als een menseneter. Ik hoor overal fluisteren dat 'het gekkenwerk zou zijn om ze met Pasen te laten trouwen', alsof ik een Messalina ben die niet in staat is zich te beheersen en zal maken dat... jouw weefsel nog verder verloren gaat! Zou je alsjeblieft je vader nog eens duidelijk willen maken dat ik niet hijgend achter je aan ren en dat ik de avances van Swann kan weerstaan?
Kun je je voorstellen dat we elkaar niet meer gezien hebben sinds we 'verloofd' zijn? Het is net zoiets als met een correspondentiehuwelijkje ziet straks je aanstaande arriveren en als ze tegenvalt, is het te laat om nog van mening te veranderen!
Praat ondertussen niet te veel, engel, en ga niet te vaak je verzen voorlezen op de Dichtersclub. Daardoor wordt de toekomst uitgesteld. Een toekomst die over een paar dagen, voor een paar dagen, ons heden zal zijn. Maar het is oorlog en zelfs de liefde zal voor ons gerantsoeneerd worden. Kan je nagaan, zei Grandgousier...
3 januari '44
Sinds ik weg ben bij jou, ben ik het meisje met de zwavelstokjes van Andersen: een paar seconden van geluk en van vuur, en daar sta ik dan met lege handen in de ijzige duisternis, alsof ik alles heb gedroomd. Ik wil zelfs niet met je praten over deze dagen: ik wil niet straks met rode ogen aan tafel zitten. Maar het was zo ontroerend eindelijk woorden tegen elkaar te zeggen die we nooit anders dan 'schriftelijk' hadden gebruikt! Ze leken opeens zo heftig, soms bijna obsceen. 'Ik houd van je' is voor mij nog een vreselijk zinnetje. En als jij het tegen me zegt, is het alsof je een granaat naar me toe gooit, een schitterende granaat die me doet ontploffen van ontroering. Ik merk dat, als je schrijft, het altijd min of meer literatuur is. Je doet het voor je plezier, hoe oprecht je ook bent. Gesproken woorden komen harder aan.
Ik ben zonder problemen van Saint-Gervais naar huis gereisd, het belangrijkste was dat ik op het perron moest zien te komen. Daarna grijpen de mensen zich vast aan portieren en deurkrukken, zitten ze op de treden of de bogies vastgeklemd, dan is het paniek, en als je dan eenmaal onderweg bent, is het alsof de mensen binnen zich erbij neerleggen dat ze minder ruimte innemen, ze gaan dichter op elkaar staan en ten slotte kan iedereen naar binnen, met als gevolg dat ze zich bij het volgende station weer moeten opblazen om die nieuwe schoften het instappen te beletten!
Ze zagen thuis meteen dat ik de deken niet mee terugbracht die ze me hadden 'geleend' opdat ik het in de trein warm zou hebben. 'Je zou je familie nog plunderen om Jean-Marie te beschermen! Hij heeft toch een vader? En hij vond het natuurlijk wel best.
Heeft hij zich niet afgevraagd of je die op de terugweg in de trein niet nodig had?'
O, was jij maar mijn familie! Maar Hermine heeft gelijk dat ze jaloers is. Het is waar dat niets zo belangrijk is als jij, jouw genezing. Als jij het warm hebt, ben ik gelukkig en kan iedereen hier doodvallen. Ik heb toch geen medelijden met ze...
Goed nieuws: ik ga privé-les geven aan een jonge knul die twee uur per week hier thuis komt voor 50 frank per uur. 400 frank meer per maand en hij zit in de vierde, een gemakkelijke klas.
Ik heb de hele tijd honger sinds die zes dagen die ik in de bergen heb doorgebracht, dat is wel vervelend. Tot overmaat van ramp eet ik vanavond bij je vadertje voor wie ik je brieven en gedichten meebreng. Ik zal nog tegen m'n stomme tranen moeten vechten. Ach, konden ze me maar aan mijn traanklieren opereren!
Mama heeft een appartement voor ons op het oog met een redelijk bedrag onder de tafel. Lou zal ons helpen. Ze heeft besloten haar eigen voorraad zijde aan te spreken en een jurk en geborduurd ondergoed voor me te maken voor als jij terugkomt. Ze beginnen over onze bruiloft te praten sinds de berichten over je gezondheid beter zijn. Ik heb er altijd van gedroomd in het wit boven aan de trap van de Sainte-Clotilde te verschijnen, zonder te denken aan de jongen die dan naast me zou staan. Het was mijn bruiloft! En mijn ouders vinden dat we in de kerk moeten trouwen. Ze kunnen zich niet eens voorstellen dat het anders zou kunnen. Ik ben op dit ogenblik bereid te doen wat jij wilt. Maar ik ben verliefd en mijn familie niet! Hun enige dochter gaat trouwen en het is de laatste daad in mijn leven die hun nog toebehoort. Vergeef het hun, engel, en laten we hun die dag gunnen, goed? Je zegt dat je dan je ideeën zou moeten opofferen. Maar voor hen zou het ook een opoffering zijn mij te zien vertrekken zonder ceremonie, zonder de goedkeuring van de Kerk.
Ik laat je alleen om naar de begrafenis te gaan van een schoolvriendin die aan een sepsis is overleden. Ze studeerde ook medicijnen maar je kent haar vast niet: ze was lelijk en kuis. Ze kon er niet mee door, zouden de Schurken zeggen.
Je vadertje is zo blij dat hij kan melden dat het beter met je gaat! Van geluk ziet hij er heel anders uit. O, ik smeek je, heb geen pleuravocht meer. Laat 1944 nu eens een goed jaar worden!
Ik vond je laatste gedicht heel mooi, behalve de slotregel: 'De lucht is zuiver, de weg is breed!' Hoe kun je zo 'Jeugdwerk-kampachtig' zijn! We hadden het daarover met je vader, die alles wat jij schrijft mooi vindt. Sterker nog, het is heilig! Een vreemde zoals ik zou niet het recht mogen hebben ook maar een komma te veranderen.
Ontbijten kan ik eigenlijk niet meer: er is nog steeds geen boter in huis en het maïsbrood is niet te eten. We hebben geen vlees of kaas meer en al twee maanden geen ei gezien. Het heerlijkste dat ik kan bedenken... een zachtgekookt ei! Mama heeft zich daarom laten indelen bij J3 onder het voorwendsel dat ze ziek is, wat ons recht geeft op een halve liter melk per dag, maar waardoor ze maar de helft van haar rantsoen aan vlees krijgt.
Ik heb net uw geëerd schrijven nr. 101 en 102 ontvangen, waarin staat dat je nieuwe röntgenfoto's goed zijn. Laten we de planigrafieën afwachten, maar het is al heel geruststellend. Je hebt je fantastisch gehouden in deze zaak en ik A(anbid) je steeds meer.
Ik ben uitgenodigd vanavond naar het cabaret te gaan om te luisteren naar gedichten van Gilbert Prouteau die worden voorgedragen door Alice Field. Heel liederlijk!
Gisteravond nam Hermine me apart toen papa naar bed was en zei met een blik die bedoeld was om mij van mijn stuk te brengen: 'Je schiet er niets mee op als je me niet in vertrouwen neemt want ik weet het! Je bent met Jean-Marie naar bed geweest, dat weet ik uit intuïtie.' (Ik geloof eerder dat ze weer eens in mijn dagboek heeft gesnuffeld.) Ik weiger toe te geven: uit ervaring weet ik dat mama altijd in een moment van woede gebruik maakte van vertrouwelijke mededelingen die ze je in een moment van tederheid had ontlokt. Ik wil niet dat ze het heeft over 'mijn vrijpartijen', want ze heeft er een handje van om dingen lelijk te maken.
Even iets heel anders, wat je niet met het geloof zal verzoenen: gisteren op het kerkhof zag ik dat grootmoeder stiekem bleekzout op de plantjes van het graf naast dat van grootvader gooide zodat ze doodgaan en geen schaduw meer kunnen werpen op de geraniums van zijn graf!
Je bent een imbeciel, Liefste. Je brief van vanochtend is idioot, Liefste. Blijf dus maar lekker in je bed van 210 frank per dag en denk aan je toekomst die ook de mijne is. Geld is voorlopig niet jouw probleem. En laten we onze interessante discussies weer voortzetten.
Dus, je zou willen dat je zo moedig was als een held en er bovendien nog je eigen ideeën op na hield? Maar helden moeten niks hebben van die ideeën van jou! Ze hebben noch jouw destructieve geest noch jouw gevoel voor wat belachelijk is, anders zouden ze zich niet meer als held kunnen gedragen. Of zijn pessimisten soms de beste martelaren? Bovendien is er nog wel wat anders dan slagvelden en examens. Het moeilijkste, het meest ondankbare is de moed van alle dag, als je in een bed moet liggen. En niemand zal je daarvoor een medaille geven. Toch wel: ik.
Nee, ik neem je niet kwalijk dat je jaloers bent. Ik vind het wel leuk dat je je voorstelt hoe ik naakt in de armen van iedere man lig. Vooral omdat je me nadrukkelijk laat weten dat 'het heel moeilijk voor je was om met Annette te breken'. Ik vind dat 'moeilijk' al voldoende was geweest. Als het heel moeilijk was, had je 't maar niet moeten doen. Ik heb je geen opoffering te bieden. Vóór jou had ik nog nooit van iemand gehouden.
Zullie die het goed met je voor hebben zijn het ergste gespuis dat er rondloopt. Ik wist dat Lou over me gesproken had met Hauteclocque, inspecteur-generaal bij het onderwijs, om hem te vragen of ik op een lagere school kon invallen, want ze weet dat ik op het ogenblik alleen 's middags werk. Nu, ik begin over drie dagen! Achttien uur per week en nog wel in Bois-Colombes en nog wel op een jongensschool! Ik wou dat ik doodging voor het zover was. Maar helaas ben ik daar te gezond voor en heb ik te veel zelfrespect om me ziek te melden.
Ondertussen heb jij 's ochtends 37°8. Dat is te hoog. Misschien raakt dat vocht geïnfecteerd? Hebben ze een punctie bij je gedaan?
Ik vind jouw twee brieven op mijn bureau als ik thuiskom van Bois-Colombes. Zat het vocht op tien centimeter afstand van je sleutelbeen, lieverd? En wat gebeurt er als het tot bovenaan stijgt en de hele ruimte vult? We gaan niet meer naar het bos, want mijn vriend is verdronken?
Wat mij betreft, ik ben vandaag de leeuwenkuil ingegaan. Mijn monsters zijn tussen de veertien en de zeventien, de ergste leeftijd, waarop ze 'vrouwtjes' minachten en op alles reageren met lomp gedrag. Om de andere dag geef ik hun lessen in burgerplicht! Ik weet niet eens wat het is, in ons milieu wordt dat niet bestudeerd. Waarschijnlijk gaat men ervan uit dat de bourgeoisie de burgerzin wel in het bloed heeft, omdat de maatschappij die groep wel bevalt zoals ze is! Ik geef overal les in, zelfs in natuurlijke historie. Ze zijn nu bezig met de Bourgeoisgentilhomme, het stuk van Molière waar ik het minst van houd. Maar het ergste is het temmen van die grinnikende wilde beesten. Ik word een machine die roept: 'stil daar', of 'Houd op met kauwgom kauwen in de klas.' En als ze zich niets van me aantrekken en doorgaan met kauwen, wat doe ik dan? Voorlopig doe ik alsof ik het niet zie. De 'kleintjes' zijn nauwelijks beter. 'Motten we mvrouw of jfrouw tegen u zeggen?' Ik heb Jfrouw gezegd maar dat had ik niet moeten doen.
Je schrijft me dat je alleen maar recidiven om je heen ziet. Heb je wel bedacht, jongetje, dat degenen die niet recidiveren er nou juist niet zijn om je dat te vertellen?
Ik zou wel willen weten hoe lang het duurt voor je borstvlies weer vastgegroeid is. Is je long nog ingeklapt? Heb je minder koorts sinds je punctie? 64,400, je bent weer mager geworden. Wat zegt Tobé?
In Bois-Colombes doe ik verbluffende ontdekkingen. Het grote verschil tussen de leerlingen van de lagere school en de middelbare school is dat die van de lagere school, die in het dagelijks leven snel van begrip en verstandig zijn, die eigenschappen aan de kapstok schijnen te laten hangen zodra ze de klas ingaan. Dan begrijpen ze niets meer, er komt geen woord meer uit en ze kijken je aan alsof je een andere taal spreekt. De school is voor hen een wereld apart waar je niet de goede en slechte eigenschappen gebruikt waarover je normaal beschikt. Zodat ze zomaar wat antwoorden, zinnen die niets betekenen: 'De fabel van de Molenaar, zijn zoon en de ezel lijkt op een komedie omdat ze goedgelovig zijn.'
Wat moet je daaraan corrigeren? Je zou weer van voren af aan moeten beginnen, hen ervan overtuigen dat woorden op school hetzelfde betekenen als thuis aan de familietafel. Ik heb de indruk dat ze in het begin net zo snel gaan als de rijkeluiskinderen. Maar vanaf een bepaalde leeftijd (de puberteit? de ontdekking dat er sociale klassen bestaan en onrechtvaardigheid?) haken ze af en kan het ze geen moer meer schelen. Dan halen de leerlingen van de middelbare school hen in en gaan ze hen voorbij, meestal voorgoed.
Het is erg ontmoedigend. Het is geen predestinatie, maar het lijkt er wel op. Ik had vanavond behoefte aan groene bladeren en vergetelheid. Om in de trein te stappen, de andere kant op; naar de zee, in het zand te gaan liggen en vlak bij me de golven te horen die komen en gaan. Dat Cheueueuiiisss, zoals Jules Romains zegt.
En als je nu eens met Annette getrouwd was toen ik je tegenkwam? Ik geloof dat ik u als minnaar wel leuk zou hebben gevonden, meneer. Die rol ligt u beter dan de rol van echtgenoot. Maar ik zou een slechte maïtresse zijn, want ik houd van de volle zomer, van het middaguur, van donkere chocolade en vrijen in de zon. Als ik je maïtresse was, zou ik niet ontrouw durven te zijn uit angst dat jij je van me los zou maken. Maar als ik je vrouw ben, zal ik een heel ongehoorzame maïtresse worden.
Hermine vindt dat mijn liefde voor jou te veel in het oog loopt! En die van jou niet genoeg! Ze beweert dat jij vindt dat ik anorexisch ben, altijd te laat kom, me laat overstelpen met werk en dat jij trouwens veel te veel van 'echte mooie vrouwen' houdt om lange tijd tevreden te zijn met mij. Het schijnt dat je dat tegen gemeenschappelijke vrienden hebt gezegd. Als het waar is, weet ik dat het is om je eer als Schurk te redden... wat ervan over is, arme aanstaande! De jongen die vrouwen minachtte en het huwelijk haatte kan niet helemaal van de aardbol verdwijnen. Ik hoop van niet. Je moet geen enkel personage in jezelf ombrengen, dat geeft maar kwade dampen.
Het gaat thuis trouwens heel slecht. Gisteren kwamen er vrienden lunchen en meteen kregen ze te horen: 'Onze dochter weigert haar talenten te gebruiken. Ze denkt maar aan één ding: niet opvallen. Ze houdt alleen van ondergeschikte rollen...' Mijn vader die altijd zout in de wonden wrijft: 'Ja, ze heeft ons wel teleurgesteld. Als kind had ze fantasie en gevoel voor poëzie. Door haar studie is ze dor geworden en de liefde doet haar geen goed. Het onderwijs dat tegenwoordig wordt gegeven, doodt de creativiteit en onderdrukt een kritische instelling. Louise is een gedroogde vrucht.'
Dat is het ergste van het familieleven: dat je nooit met een schone lei kunt beginnen. Je jeugd is een blok aan je been en je ouders pinnen je vast door voortdurend het verleden erbij te halen. Het heerlijke met jou is dat je niet weet wat voor klein meisje ik ben geweest.
De lucht betrok toen ik aankondigde dat we wilden trouwen in het kerkje van het plateau van Assy, in skipak, en dat de aalmoezenier het goedvond op voorwaarde dat een deel van de plechtigheid zich in de sacristie afspeelt. Ze laten een gevaarlijke atheïst zoals jij niet te dicht bij het altaar! Het bombardement barstte onmiddellijk los:
'O, dus Jean-Marie krabbelt nu terug? Hij had ons toch beloofd dat hij zich zou laten dopen.'
'Maar mama, dat zou zo hypocriet zijn, zo'n doop! Een schijnvertoning...'
'Het hele leven bestaat uit schijnvertoningen. Als Jean-Marie daar niet aan meedoet, nou dan gaan wij ook niet duizend kilometer afleggen om een schijnhuwelijk te zien. Dan trouw je daar maar zonder ons.'
'Maar luister nou eens, jullie gaan geen van beiden naar de mis, waarom is de kerk dan zo belangrijk?'
'Onze beschaving is gebaseerd op het katholieke geloof en wij moeten niet meewerken aan de ondermijning daarvan,' laat Adrien pedant weten. Tedere maatschappij heeft zo haar gebruiken. Daar moet je je aan aanpassen, anders ondermijnen we uiteindelijk onszelf.'
's Avonds kwam mama voor de scène van het derde bedrijf naar mijn kamer. Ze zou vreselijk ongelukkig zijn als ik met jou 'in concubinaat leef'. Je moet me mijn ouders maar vergeven, lieverd. Niet woedend worden. Nooit van mijn leven, dat zweer ik, zal ik proberen je over te halen iets te doen waar je geen zin in hebt. Maar hier gaat het niet om mij alleen. Tenminste, ik zou niet graag alleen trouwen. Mama heeft al met verscheidene priesters contact opgenomen. Lou heeft er natuurlijk één in haar zak die jou over veertien dagen wel zou willen dopen, zodat we gewoon in de kerk zouden kunnen trouwen.
Ach, was mijn liefde voor jou maar voldoende om je te doen vergeten dat ik je vraag om door deze clownshoepel te springen.!
10 januari '44
Dit huwelijk wordt een nachtmerrie. Waarom moet je daar zo'n drukte van maken, van die belachelijke doop, en volharden in zo'n kinderachtig antiklerikalisme? Als je bij elkaar optelt wat je allemaal moet opgeven om met iemand te trouwen, zou ik ook wel wat grieven op een rijtje kunnen zetten. Alles welbeschouwd, breek ik met de familie-ethiek en verraad ik Hermine. Ik raak mijn naam kwijt, ik zal me moeten aanpassen aan jouw leven, jouw beroep. Een vrouw die trouwt, verliest veel meer dan haar vrijheid. Maar ik wil alleen maar denken aan wat ik ervoor terugkrijg. Jij maakt die doop tot een symbool, het symbool van jouw geloofsverzaking. Daar komen we niet levend af. Dus, als je daar zo verschrikkelijk veel belang aan hecht, dan praten we er niet meer over, Jean-Marie, en dan trouwen we in aller ijl in het stadhuis.
zo januari '44
Ik heb netje brief ontvangen die begint met: 'Mijn weigering is het enige dat telt.' Vier kantjes om me te zeggen: 'Als je denkt dat je mij kunt commanderen, heb je het mis.' Waarom komen er zelfs bij een dichter zulke vulgaire zinnen uit, zodra er een meningsverschil is? En ik dan, word ik niet 'gecommandeerd'? Loop ik niet meestal met jou in de pas? En ja hoor, daar kom je weer met Annette op de proppen. Annette zou jou niet gevraagd hebben je te laten dopen. Natuurlijk niet, zij is joods! Maar haar familie zou wel wat anders van je verlangd hebben, geloof dat maar. Joodse families zien hun dochters niet graag trouwen met een goj. En 'Annette respecteerde jouw ideeën'. Respecteer ik die dan niet? Ik vraag je niet ze te veranderen omdat ik ze deel. Maar er zijn ook nog andere mensen. Die zijn misschien wat opofferingen waard.
En mijn liefde wordt me nog verweten ook: 'Jij die alles zou doen om met me te trouwen, jij bent niet eens in staat om...' Ja, ik zou alles doen. Jij niet? Maar het gaat in dit geval niet om mij, maar om mijn ouders. De vraag waar het om gaat is: denk je dat je echt vernederd zou worden door dat gebaar? Denk je dat je dat nooit zou kunnen vergeten? Denk je dat het je liefde voor mij zou vergallen?
Ach, verdromme, wat een leven, Père Ubu. Die verdromde oorlog, tuberculose, liefde, ouders. Niets om je aan vast te houden, alles laatje in de steek, alles zakt onder je voeten weg: geen huis, geen geld, geen gezondheid, geen vrijheid, geen eten, geen verwarming, geen post waar je op kunt rekenen, niks, niks en nog eens niks.
Je vrouw van Niks. Je gedroogde vrucht.
Het is op deze 29ste januari 1944 zo ijzig koud in mijn kamer dat ik koude tanden krijg als ik door mijn mond adem. Ik schrijf in bed met wollen handschoenen aan.
We zullen ten slotte doen wat jij wilt voor dat vervloekte huwelijk. Maar ik zie uit naar je antwoord. Als je me eens kon zeggen: 'Wees maar niet bang, ik schenk je die dag!' Ondertussen praat niemand hier tegen me. We houden elkaar in de gaten, we verdenken elkaar, we doen alsof we elkaar negeren.
Ik wilde een pakje voor je maken maar op het ogenblik heb ik niets om erin te doen.
Ben je 800 gram afgevallen, stroman van me? Knagen die problemen wat betreft dat dopen zo aan je?
O, wat een opluchting toen ik eindelijkje brief kreeg, liefste! De hemel heeft weer kleur gekregen en je hebt me bevrijd van een afschuwelijke last.
Maar je moet in Sancellemoz blijven, zo lang als het nodig is. Ik heb liever dat je daar bent en weer een sterke long krijgt dan dat je hier jezelf vermoeit, van de honger sterft en je geen insufflaties kan krijgen als Parijs belegerd wordt. Op de radio hebben ze het steeds over een landing die dit jaar zal plaatsvinden. Ze zeggen dat in dat geval iedereen vanaf de eerste dag al thuis moet blijven. Je kunt je niet veroorloven zonder eten of verzorging te zitten.
Je vader zou een bundeltje willen laten maken van je gedichten. We hebben gegeten met een uitgever uit Rodez met wie hij bevriend is en zoals altijd was het ontroerend te zien hoe hij je bewondert, je verzen leest, uitleg geeft van je beeldspraak en het niet over zijn hart kan verkrijgen er ook maar één regel van te kritiseren. Hij vindt dat je minstens zo goed bent als Laforgue!
Aangezien een geluk nooit alleen komt, is mijn invallersbaan in Bois-Colombes deze week afgelopen en hebben we, geloof ik, een appartement gevonden. Hermine heeft de beheerder vermurwd door hem te vertellen dat je 'tering' hebt. Ze zegt nooit tuberculose of t.b.c. Bacillen, dat gaat nog. Sanatorium kan niet. Tegen haar vrienden zegt ze: 'Jean-Marie zit in de bergen.' Ze verwijt me dat ik op mijn enveloppen schrijf 'sanatorium van Sancellemoz': 'Niemand hoeft te weten dat je verloofde in het sanatorium ligt.'
Ik verlang er steeds meer naar dat je terugkomt. Ik begin er genoeg van te krijgen, van die smaak van je afwezigheid. Ik denk aan je prins-Hamlet-geur, wanneer je in bed ligt in je gestreepte pyjama. Die geur ruik ik al een beetje als ik me naar je toe buig en dan krimpt mijn hart ineen van geluk.
Februari '44
Met je angstige karakter vraag je je af, lieverd, of je wel hartstochtelijk genoeg van me houdt. Ik begrijp dat je je soms zorgen maakt over die vrouw die bijna per ongelukje leven is binnengekomen en wier geluk jij opeens moet bewerkstelligen. Maak je geen zorgen over mijn geluk, m'n stroman. Ik red me wel. Denk maar alleen aan je eigen geluk.
Af en toe voel ik ook zo'n eigenaardige leegte. We zijn er nog niet aan gewend zo'n grote plaats voor iemand in te ruimen. En ik geloof dat we te veel belang hechten aan woorden, aan de stemming die we toevallig hebben. Dat is ook zo'n kwalijk gevolg van het feit dat we elkaar niet zien. Voorbij een bepaald punt moet dat afgelopen zijn, anders krijg je brokken.
Heb priester Colas gezien die erin toestemt je te dopen nadat je een 'spoedcursus' hebt gevolgd. Hij stelde ons een paar vragen: 'Deze jongeman... werkt graag? Zoekt hij naar de waarheid? Heeft hij een afkeer van leugens?' (Dat is een goeie!) 'In dat geval,' was zijn conclusie, 'is het een christen die zichzelf niet kent.' Is hij oprecht? Denkt hij echt dat hij je in een versneld tempo kan bekeren? Ik geloof dat hij probeert ons een plezier te doen en geld te innen voor de arme mensen van zijn parochie, maar dat niet hardop kan zeggen.
'Ik heb grote achting voor u, mevrouw, en ik zal alles doen wat ik kan om het geluk van de kleine Louise te waarborgen. Laat de jongeman mij zodra hij terug is, opzoeken en dan zullen we de zaak voor hem regelen.'
Hij was komen lunchen en we moesten voor hem de laatste varkenspastei tevoorschijn halen en de pot kastanjejam die Adrien had gemaakt. Dat ging me wel aan het hart.
25 februari '44
Wat een opluchting dat we eindelijk een appartement hebben gevonden, engel, ik zou er niet tegen hebben gekund om in jouw kamer aan de boulevard Malesherbes te gaan wonen en weer naar de badkamer te rennen, al spiedend naar je broers. Ik heb er ook geen zin in om meteen een kind te hebben. Jij zult mijn kind zijn zolang je nog bezig bent te genezen.
Je vraagt me of ik je een roman van Hemingway wil sturen. Die zijn niet meer te krijgen: hij is verboden. Ik stuur je in plaats daarvan Pierrot mon ami van Queneau en les Voyageurs de l'impériale. Verder heb ik bij Georges Hugnet Mes propriétés van Michaux voor je gekocht, de originele uitgave op Japans papier, verschenen in 1929. Het is schitterend. Een beetje duur. Maar ik zal je niet vertellen hoeveel het kostte, anders stijgt je temperatuur nog! Ik leg alles opzij wat ik op het Ogenblik verdien. Hoe zou ik het ook moeten uitgeven? Er zijn nog maar drie bioscoop- en theatervoorstellingen per week, om 61130, en de laatste metro vertrekt om 10 uur in plaats van 11 uur.
Toch heb ik samen met Agnès le Soulier de satin gezien, met Madeleine Renaud. Prachtig taalgebruik: Corneille, Hugo en Péguy bij elkaar, maar naar mijn smaak te weinig galgehumor a la Anouilh of Jarry. Al te veel grandeur verplettert me.
De dagen beginnen te lengen maar het leven wordt steeds korter. Alles sluit zich steeds nauwer om ons heen. Nog even en we hebben niet meer het recht te bewegen. Ik zie de dag al naderen dat het verboden zal zijn om te trouwen.
Lou heeft op de zwarte markt een lap stof gevonden voor je trouwkostuum. 315 frank per meter, marineblauw. Haar kleermaker zal je alleen 2000 frank maakloon vragen. Stuur me je maten: schouderbreedte en 'bekkenhoogte, zoals kleermakers zeggen. Wat een erotiek! En ik ben dolblij: ze heeft die befaamde nylonkousen voor me gevonden waarover zoveel gesproken wordt. Heel dun en onverslijtbaar, zeggen ze. 550 frank per paar, maar dat is geen krankzinnig bedrag, want ze blijven een halfjaar mooi!
Ze beginnen bij jou thuis te zinspelen op de risico's die jij neemt door met mij te trouwen. Ze hebben het voortdurend over jouw slaap. Ik weet verduiveld goed dat je moet slapen en dat we 's avonds niet uit moeten gaan. Je vader schijnt ook geen vertrouwen in me te hebben als het gaat om zaken als op tijd eten en geregeld 's middags slapen. Je zult in ieder geval beter eten dan bij hem! Ik verzamel voedsel als een mier: ik heb net een emmertje honing gekregen dat ik achter mijn hoeden verstop... ze mochten 's avonds eens honger krijgen.
5 maart '44
Ik heb de onaangename indruk dat je mijn brieven aan je vader hebt laten zien toen hij je kwam opzoeken. Hij vindt dat ik zwaarmoedig ben en in staat om je moreel te ondermijnen! Je hebt hem zeker die idiote passage voorgelezen waarin ik zei dat ik dood zou gaan als we niet in juni trouwden. Ik schaam me nu tegenover hem. Ik was alleen voor jou aan het doodgaan... Met als gevolg dat hij me bespiedt, m'n oogleden omlaagtrekt om te kijken of ik bloedarmoede heb, zegt dat ik met lange tanden eet. Ook al verga ik van de honger, als ik die vieze smurrie op tafel zie komen die ze bij jou thuis eten, dan hoef ik niet meer.
Ik heb nog steeds de matras niet die hij ons heeft beloofd. Dat is toch het essentiële stuk van ons meubilair. Ik verdenk hem ervan dat hij ons lits-jumeaux wil geven om je te beschermen tegen mijn begerigheid. Is het dan zo duidelijk te zien dat ik van je houd? 'Zeg, nou weet ik zo langzamerhand wel dat je verliefd bent,' zegt Hermine op een vijandig toontje. Ze probeerde je vader tot bondgenoot te maken, toen hij gisteren kwam eten: 'Is het wel verstandig om ze te laten trouwen?' 'Ik durf te wedden dat Louise binnen drie maanden aankondigt dat ze zwanger is...' 'Dat zou niet wenselijk zijn met het oog op de gezondheidstoestand van Jean-Marie.' 'En hoe zouden we ervoor kunnen zorgen dat ze geen schade veroorzaakt, beste mevrouw?' 'Het zou het eenvoudigst zijn, beste meneer, haar een kuisheidsgordel om te doen waarvan u en ik de sleutel krijgen. We zouden die een keer per week kunnen openen, dat is echt voldoende. Bij Hermès maken ze tegenwoordig zulke enige... en roestvrij, dus heel prettig om te dragen.'
Genees, sta op en kom, ik kan ze af en toe niet meer uitstaan, die lieve ouders van ons.
10 maart '44
Ik stuur je vandaag een blanco blaadje om je teleur te stellen. Nou? Ben je teleurgesteld? Dan zie je eens het verschil met wanneer het blad vol is.
15 maart '44
Lieverd, wees niet al te onverzettelijk en begin niet altijd meteen te schelden. Nee, ik zal me niet 'te grazen laten nemen' (behalve door jou) en in juni zijn we getrouwd. Maar wees wat toegeeflijker tegenover Hermine. Vergeet niet dat als ik t.b.c. had, jouw vader ook niet weg zou zijn van dit huwelijk. Haal daar in je eentje nou niet allerlei onzin in je kersenpit. Ik zou niet zo vaak moeten klagen. Maar alles zal klaar zijn als je komt. Deze hele avond heb ik servetten omgezoomd en ons linnengoed gemerkt, zoals een echtgenote dat vroeger deed. Je zou me graag zo hebben zien zitten, onder de lamp.
Dit is mijn 187ste brief, de laatste van mijn leven zonder jou en de 187ste dag van de strijd van Jean-Marie om zich te bevrijden.
Parijs is gisteravond gebombardeerd. Misschien is het een aanloop tot de landing. Als dat zo is, kunnen we onze bruiloft wel vergeten. Een mooie vaderlandslievende opmerking! Als er hongersnood in Parijs was, gaf ik je mijn lichaam te eten, net als Jan de Beer. Heb je dat boek als kind gelezen? Jan de Beer kon alleen uit een put omhoogklimmen als hij de arend die hem droeg, te eten gaf. Steeds als de vleugelslag van het dier zwakker werd, sneed de man weer een stukje van zijn dijbeen af. Ik zou dat boek graag nog eens willen zien.
We hebben twee uur in de schuilkelder gezeten. Lou die was komen eten, had, met het oog op het alarm, 'haar flessegroene pakje' aangetrokken. Elegantie is dragen wat hoort waar het hoort.
Engel, ik weet dat we nog een moeilijke maand zullen hebben. Ons geweldige verlangen onbeperkt bij elkaar te zijn zal nog moeten wachten tot 5 juni. We moeten de eerste golven van onze hartstocht niet zomaar verspillen... tussen twee deuren die dicht dreigen te gaan... We zullen precies gebruiken wat we nodig hebben. .. genoeg om de wonden van zo'n lang gemis te verbinden. Je zult me alles vertellen wat je niet in je brieven hebt geschreven, lieverd. We zullen elkaar verklappen waar de pijnlijke plekken zitten om die eerst te verzachten. Ik kan jou ook niets meer schrijven. Het kleed waarop wij elkaar schreven, is tot op de draad versleten. Het simpelste woord zal meer kracht hebben, het domste, het banaalste, het duidelijkste: ik houd van je.
-
BRUILOFT VAN LOUISE
Jean-Marie kwam 15 april 1944 terug.
Op 15 mei was hij gedoopt nadat hij op een kinderachtige en oneerlijke manier was geïnstrueerd in het katholicisme.
Op 5 juni trouwde hij met Louise in de Sainte-Clotilde basiliek.
Op 6 juni landden de geallieerden in Normandië.
En om alles nog wat eenvoudiger te maken, was hij intussen vader geworden.
'Wie heeft niet, toen hij hoorde dat hij vader van een kind was, het klamme zweet voelen uitbreken en daarna een kille woede en vervolgens een vage vreugde en ook walging en haat voor al die larven die op de wereld rondspoken en alleen maar naar buiten willen en vaste voet aan de grond willen krijgen op deze aarde waar we ons al zo moeilijk, zo onnatuurlijk en benauwd voortbewegen?
Wie heeft niet het gevoel gehad dat zijn armzalige kroontje wankelde, dat ten slotte toch een kroontje was, en dat er aan de talloze touwen die hem vasthouden een nieuwe, ijzersterke kabel werd toegevoegd?'
Door haar verloofde Tu vas être père cadeau te doen, vond Louise de moed hem te vertellen dat er in haar zo'n 'sponsachtige boosdoener' zat, waarover Michaux het had. Omdat ze een lichaam had dat volkomen volgens de boeken functioneerde en nooit kuren vertoonde, leed het voor haar geen twijfel dat tien dagen overtijd betekende dat ze zwanger was. Als je zelf net herboren bent, nog kwetsbaar en onzeker van je overwinning, als zes maanden afwezigheid en het nauwelijks bezworen spookbeeld van een ziekte die de naam heeft zijn prooi niet los te laten je egoïsme en instinct tot zelfbehoud verscherpen, als een heel land na vijf jaar oorlog zijn adem inhoudt omdat het voelt dat allerlei zaken op losse schroeven worden gesteld, wat maken dan die paar celletjes uit die proberen zich tot mens te ordenen en zich met geweld in een ander mens te installeren?
Wat hun lot betreft, het onverbiddelijke en het onvermijdelijke, werd het die twee niet moeilijk gemaakt. De onzekerheid van de toekomst, zowel die van Frankrijk als die van Jean-Marie, vereiste dat ze alle twee ongehinderd beschikbaar bleven.
Ze hadden er ook niets op tegen het dommige beeld van het bruidje, als deugdzame vrouw in haar jurk van zware roomwitte jersey, ontworpen door Lou, in te ruilen voor dat van de stralende jonge vrouw die net een abortus had gehad. Dat was een bewijs dat ze hun lot zelf in handen zou hebben en zich niet door een verdwaalde zaadcel zou laten voorschrijven hoe ze moest leven. Ook een bewijs van liefde voor Jean-Marie die haar helemaal nodig had om goed te kunnen genezen, om weer aan zijn examens te kunnen werken, om zijn bekende angst te bezweren voor de valstrik van het huwelijk en het feit dat hij was ingelijfd bij een keurige familie. In één keer echtgenoot en vader worden, was een veel te zware last voor een gewezen Schurk!
Omdat de plechtigheid al spoedig plaats zou hebben, moesten ze snel handelen. Geen nepprikken, geen sondes die in achterkamertjes werden ingebracht. ('En nu moet u maar wachten tot het komt.') Professor V., een oom van Hugo bij wie Jean-Marie als extern assistent had gewerkt, stemde erin toe de kwestie in een sneltreinvaartje af te wikkelen. Met tegenzin. Zonder genegenheid. En ook zonder vriendelijkheid. Maar door de bijzondere omstandigheden, de waardering die hij altijd had gehad voor Jean-Marie in de tijd dat de Schurken beloofden briljante artsen te worden voordat ze door het Verzet en de tuberculose verschillende kanten uit werden gedreven, voelde hij zich verplicht het verzoek in te willigen.
V. woonde aan de boulevard Saint-Germain in een typische hoogleraarsflat. Jean-Marie die met Louise op de fiets was gekomen, ging zitten wachten in het café aan de overkant, vanwaar hij het raam van de praktijk in de gaten kon houden. Louise voelde geen enkele angst, omdat ze immers in zulke bekwame handen was. En werden niet dagelijks in alle ziekenhuizen in Frankrijk honderden vrouwen zonder verdoving gecuretteerd door jonge kerels die net in het vak zaten en zelden weerstand konden bieden aan hun pasverworven macht om pijn te doen en bang te maken? En wat stelde deze ingreep van een half uur nu helemaal voor in vergelijking met de zes maanden van eenzaamheid en angst die Jean-Marie net had doorgemaakt?
Het was de eerste keer dat ze op een gynaecologische stoel plaats nam. Ze had wel een woord van medeleven kunnen gebruiken.
'Hier hebt u een zakdoek,' zei professor V. 'Geen geschreeuw, alstublieft, er zitten patiënten in de wachtkamer. Doet u die maar in uw mond als het nodig is. Maar u hoeft me maar een teken te geven, en ik stop zo vaak als nodig is.'
'Net als bij de tandarts?' antwoordde Louise die haar best deed om te lachen.
Ze waren toch mensen van de wereld onder elkaar, ook al lag ze vandaag toevallig halfnaakt vastgepind, alweer als een kikker, tegenover deze meneer in colbertkostuum die een rubberen schort over zijn witte jas had aangetrokken om zich tegen de spatten te beschermen.
Er kon bij V. geen glimlachje af. Niet eens in staat om zich behoorlijk te wassen, dacht hij waarschijnlijk. Jean-Marie is gek dat hij in zijn toestand gaat trouwen. En hij is nog niet eens intern assistent! Alleen een vrouw kan een carrière zo breken. Tenzij je, zoals ik, met de dochter van een hoogleraar-specialist trouwt. En ze is niet eens bijzonder mooi... Maar hij deed zijn mond niet open en gaf geen enkele uitleg. Hij werkte met gefronste wenkbrauwen, waarbij hij af en toe even keek naar het gezicht daarboven, om het bereikte effect te beoordelen. Louise had de indruk dat hij in het middelpunt van haar lichaam bezig was, dat er aan het binnenste van haar binnenste werd gekrabd, met raspende geluiden die evenveel pijn deden als de pijn zelf. Een paar maal liet V. haar een slokje cognac drinken. Ze vond cognac vies maar ze kon hier toch moeilijk op mondaine toon zeggen: Tk neem liever een wodka.'
Ze beschouwde het als een erezaak de zakdoek niet te gebruiken. Ze herhaalde steeds maar voor zichzelf dat het zoveel minder vreselijk was dan dat je nagels werden verbrijzeld door de Gestapo of dat je in een badkuip werd gemarteld. Ze moest zich niet aanstellen. Ze had het zelf gewild. Ze zou weer zichzelf worden, de enige baas aan boord.
'Het duurt een beetje lang,' verontschuldigde V. zich toen hij na een korte pauze weer aan het werk ging, 'maar ik wil dat er niets in de baarmoeder achterblijft. Dat is belangrijk voor later. Weest u maar gerust... voor wat het trouwen betreft,' voegde hij er toch nog met een veelbetekenende glimlach aan toe.
Louise gedroeg zich niet al te slecht... voor een meisje.
Een half uur later gaf hij Jean-Marie door het raam een teken. Zodra Louise zich beter voelde, mocht hij haar naar huis brengen maar ze moest twee of drie dagen in bed blijven.
Door de emotie en het bleke gezicht van Jean-Marie vergat Louise haar pijn. Pijn was trouwens een te groot woord: ze voelde zich afgerost, gepijnigd, krachteloos, maar trots en gelukkig. Vol van liefde. Een liefde die niet langer een extra last betekende, een vrouwelijke valstrik, maar alleen liefde. En vrijheid. Met de smoes dat ze een voedselvergiftiging had opgelopen door zo'n bedorven konijn dat je toen per post kreeg toegestuurd en dat de Professor niet in de vuilnisbak had durven gooien, kon Louise twee dagen in bed blijven.
Het waren de laatste dagen dat ze in het huis van haar kinderjaren woonde als meisje, als dochter van haar moeder. Ook al was ze nog zo getekend door haar Morvan-opvoeding, toch had ze het gevoel alsof ze een beetje verraad pleegde, bij een andere clan ging wonen en voortaan haar krachten in dienst van de Henninger-clan zou stellen - haar vermogen om zich voort te planten onder andere - en wat ze kon geven aan liefde, toewijding en hulp. Hermine kon er maar niet toe komen naar haar atelier te gaan en liep doelloos door het huis als een dier dat zijn jong zal laten gaan voordat het er helemaal zeker van is dat dit jong heeft leren vliegen, haar enige jong, dat een naam zou krijgen waar niemand een jaar eerder nog van had gehoord, en dat de dubbele taak op zich zou nemen van verpleegster en doktersvrouw - als alles goed ging - voor een man die haar misschien niet waard was en het vanzelfsprekend zou vinden dat zij zich wegcijferde.
'Ik weet niet of ze het wel beseft,' zei ze steeds maar tegen Adrien.
'Besef jij wel dat alles al is besteld voor de bruiloft? Je hebt alles gezegd wat je kon zeggen, daar twijfel ik niet aan. Laat haar dan nou met rust.'
'Zolang ze nog Louise Morvan heet, voel ik me voor haar verantwoordelijk. Een buffet kun je zo afbestellen.'
Adrien sloeg zijn ogen ten hemel:
'Maar het lijkt wel of je het belangrijkste vergeet: ze is verliefd,' vertelde hij haar nog eens.
'Precies,' antwoordde Hermine die kribbig werd van deze opmerking, 'daarom ben ik degene die moet opletten.'
'Besef je wel, Zizou,' zei ze terwijl ze haar een dienblad met een kom groentebouillon bracht, 'dat dit de laatste keer is dat ik je eten op bed breng!'
Ze keek aandachtig naar haar dochter met ogen die vochtig waren van vertedering, niet als naar een onderhorige maar voor het eerst als naar een vreemde. Met haar dikke, heel lange haar als van een Tahitiaanse, maar dan in de kleur van wilde kastanjes, haar vooruitstekende jukbeenderen, haar matte teint en die geprononceerde, gulzige mond leek ze op een Gauguin in haar gebloemde hemd, een Gauguin met helblauwe ogen.
'Je zult er heel mooi uitzien, denk ik, in de jurk van Lou met die sluier van zijden jersey. Ik ben toch eigenlijk heel blij dat we niet die klassieke tulen voile hebben gekozen. Luchtig geritsel is niets voor jou.'
'Ik zal er tenminste niet al te zeer uitzien als een bruid, bedoel je dat?' vroeg Louise glimlachend.
'Och, schat, ik maak me geen zorgen over hoe je eruitziet, maar over de zaak zelf. Ik zal niet tegen je zeggen dat je maar één keer trouwt, maar toch. Ik zou zo graag zeker willen weten dat je er geen spijt van krijgt...'
'Mama, Jean-Marie is een waardevol mens, zelfs een bijzonder iemand, dat geef je zelf toe.'
'Ja, maar hij is ziek, en dat blijft nog lang zo. Ik zou niet willen dat je te veel hooi op je vork neemt. Jij zult alles moeten geven en ik weet dat je daar heel goed toe in staat bent, dat maakt me juist bang. Ik ben misschien te egoïstisch geweest in mijn leven... maar ik ben bang dat jij het niet genoeg bent.'
'Jij was een artieste, jij had een echte roeping. Waarvoor zou ik mezelf moeten sparen? Om les te geven in de declinaties op een religieus instituut?'
'Gewoon, voor jezelf. Ik weet zeker dat je op een dag iemand zult zijn... als je jezelf ondertussen niet te veel vergooit.'
'Van iemand houden, is nooit weg. Ik weet dat jij er niet helemaal zo over denkt, maar...'
Hoe zij erover dacht? Hermine die vijftig was geworden, vroeg zich af wat ze nu precies vond van de liefde, terwijl ze aandachtig naar haar prachtige handen keek, handen als van een Italiaanse primitieve, waarvan de laatste vingerkootjes enigszins omhooggebogen waren, en onwillekeurig raakte ze verdiept in het verrukkelijke werkje dat inhield dat ze in één keer het laagje rode lak van haar heel lange nagels lostrok.
'Mijn moeder heeft me laten trouwen zonder me ook maar een vraag te stellen over mijn gevoelens en ik was nog maar achttien jaar. Het is niet altijd even geslaagd geweest. Ik praat er nooit over, maar ik zeg het je vandaag: het is moeilijk om altijd de sterkste te zijn. En hoewel het niet zo lijkt, weet ik dat jij van jullie tweeën ook de sterkste zult zijn. Denk maar niet dat dat de beste plaats is. Niet iedere dag. Zorg dat het geen gewoonte wordt. Ik heb gelukkig Lou.'
'Maar Adrien is dol op je!'
'Ik ben ook dol op hem, maar het is een slappeling. En slappelingen die vreten aan je, in tegenstelling tot wat je denkt.'
'Maar ik geloof helemaal niet dat Jean-Marie een slappeling is.'
'Misschien niet, schat, maar hij kan het worden als hij voelt dat jij sterk bent. Trouwens, ik moest dit tegen je zeggen. Het is nooit te laat om van mening te veranderen, weet je... zelfs al sta je op de trappen van de kerk. Je weet dat ik niet bang ben voor schandalen!' Hermine barstte in haar zelfingenomen gelach uit.
'Mama! Ik haat schandalen.'
'Dat weet ik, Zizou. En ik mag Jean-Marie ook graag... maar ik wilde je voor één keer waarschuwen tegen je kracht, dat soort dapperheid en onverschilligheid ten opzichte van je gezondheid als het gaat om iemand van wie je houdt. Ik zou willen dat je aan jezelf denkt als aan iemand die de moeite waard is, dat is alles.'
Kortom, het was een soort testament aan de vooravond van de grote scheiding. Ze keken elkaar glimlachend aan, maar hun ogen vulden zich met tranen. Het was de eerste keer dat Hermine over zichzelf praatte. Louise nam haar moeder in haar armen. Ze had nooit gedacht dat ook in haar een klein meisje kon schuilen.
Twee dagen later kreeg ze bij haar bezoek aan V. te horen dat 'alles echt weg was'.
'Maar toch,' zei hij tegen hen, 'dat geldt zowel voor u als voor jou, Jean-Marie: pas op! Condooms zijn er niet voor de honden...'
Maar Jean-Marie verzekerde hem dat het de Schurken altijd uitstekend was gelukt voor het zingen de kerk uit te gaan. Geen enkel ongeluk in vijfjaar tijd met ontelbare vriendinnen! Alleen een nogal dolle nacht na zoveel maanden van onthouding kon als excuus gelden voor dit ongeluk, dat niet meer zou gebeuren.
Drie dagen later trouwden ze in de kerk. Louise vond het een leuke gedachte dat ze in haar maagdelijke jurk heimelijk het geloof tartte, de priesters, en haar ouders die deze schijndoop hadden geëist voordat ze hun zegen gaven. Hij had zijn geloof afgezworen, zij haar vrucht afgedreven: ze stonden quitte.
Ze kregen eindelijk het recht te gaan wonen in het appartementje in het xv'de arrondissement dat ze 'de negerhut' noemden vanwege de Afrikaanse gordijnen en de rotanmeubelen, ver weg van hun gewoontes en hun respectieve ouders. Hun liefde was veel te jong en onervaren om plaats te bieden aan al te veel bezorgdheid. De Professor hield van Louise, zeker, maar was beducht voor de gevolgen van de hartstocht. Zou dat welopgevoede schoondochtertje van hem 's nachts niet in een vampier veranderen, die zich te goed deed aan de krachten van zijn zoon, wiens bleekheid of kringen onder de ogen hij bij iedere ontmoeting nauwkeurig in de gaten hield in een stilzwijgen vol bedekte toespelingen. In de andere familie keek men met argwanende blikken naar Jean-Marie in een poging de bacillen die klaar stonden om toe te springen weg te kijken.
'Ik weet zeker dat je tuberculose kunt oplopen door te vrijen, net als syfilis,' verklaarde Hermine tegenover haar dochter. 'Ik weet hoe je bent en je zult wel denken dat het een bewijs van liefde is om niet voorzichtig te zijn. Maar denk alsjeblieft ook aan jezelf, schat.'
Ze werden aan alle kanten belaagd en wachtten ongeduldig het moment af dat ze konden vertrekken naar Chamonix waar de Professor via een collega een zomerhuisje voor hen had gevonden. Jean-Marie had een hekel gekregen aan de bergen, maar van de zee werd gezegd dat die 'slecht voor de longen' was. Als Louise iets aan haar longen had gehad, was ze waarschijnlijk meteen naar zee gegaan, naar moeder de zee. Ze wist in ieder geval voor zichzelf zeker dat zij niet iemand was die de pest zou oplopen en zonder dat er sprake was van overmoedig gedrag hield ze gewoon geen rekening met de tuberculosebacillen. Haar huidtest bleef trouwens negatief, wat verbazingwekkend was voor iemand die altijd in een grote stad had gewoond, zei de longarts die haar regelmatig onderzocht en die oppermachtig besliste dat ze naar de bergen zouden gaan. Leeftijd en huwelijk deden er niet toe: je moest blijven gehoorzamen.
Hermine wilde profiteren van het gedwongen nietsdoen van Jean-Marie door te beginnen aan het portret dat ze van hem zou maken. Ze nam zelden mannen als model, want ze schilderde liever fantasielandschappen en vrouwengezichten die vreemd genoeg allemaal op een of andere manier op Lou, haar eerste model, leken. Hoofden zonder haardos inspireerden haar niet meer sinds ze lang geleden op bestelling zoveel portretten van militairen had gemaakt. Jean-Marie zag er gelukkig niet al te 'mannelijk' uit. Zijn brede Finse gezicht, zijn blonde haar en die zweem van zijn jongensjaren die nog in zijn glimlach te zien was, bevielen haar wel. Ze brachten lange uren in het atelier door en waarschijnlijk begon Hermine te houden van die persoon die ze onder haar penseel zag ontstaan. Ze schilderde hem terwijl hij half op de hoek van een tafel zat, met een been bungelend, zijn harmonica in zijn hand en die naar binnen gekeerde blik van iemand die nog in de ban is van muziek. Het was juni. Onder zijn hemd zag je zijn brede, ronde hals en er was een woord dat zich onweerstaanbaar aan je opdrong als je dit portret zag, en dat was: jeugdig.
Ondertussen zat de Geschiedenis hun op de hielen. De Amerikanen waren in Rennes, Mortain en bij de Mont-Saint-Michel aangekomen, de Engelsen in Vire. Hitler was bij een aanslag gewond geraakt. Parijs bereidde zich voor op het beleg en Von Choltitz maande tot kalmte. Jean-Marie hield elke dag een middagslaapje en leidde het leven van een oude man waaraan hij zo'n hekel had, terwijl Louise de hele stad doorfietste voor een kilo aardappels of een pot stroop. Daarna werd de avondklok op 9 uur ingesteld en bleek het te laat te zijn om Parijs te verlaten. Er waren geen treinen meer, geen restaurants, geen bioscopen... lezen was het enige dat je nog onbeperkt kon doen. Louise en Jean-Marie gingen vroeg naar bed en om wat meer samen te doen, lazen ze hetzelfde boek waarbij ze onder aan elke bladzijde op elkaar wachtten. Na zoveel eenzaamheid was hij helemaal gefascineerd dat de vrouw van wie hij hield voortdurend bij hem was en hij kreeg er niet genoeg van haar aan te raken en kon niet hebben dat ze wegging of zelfs maar in de andere kamer zat te werken, zodat hij bijna blij was dat de staat van beleg hun de gelegenheid gaf alleen voor elkaar te leven.
Op 17 augustus werd in ieder huis een bericht aangeplakt: er werden noodkaarten verstrekt die recht gaven op een kant-en- klare maaltijd per dag. Er ontstonden reusachtige rijen bij de gemeentehuizen, want er was geen gas meer en de stroom werd alleen aangesloten tussen 10 uur 's avonds en 12 uur 's nachts. Er waren ook geen postbodes meer, geen lijkdragers, geen agenten op straat. Franse vlaggen verschenen en verdwenen weer, in een straat werden schoten gelost, in een andere straat vormden zich groepjes mensen die de Marseillaise zongen, maar het was bekend dat er nog twintigduizend ss-ers in Parijs waren.
Op 21 augustus verscheen de eerste Franse krant weer. Er stond in dat er een algehele mobilisatie zou plaatsvinden van mannen van achttien tot vijfenvijftig jaar. Jean-Marie voelde zich niet eens meer een man.
Op 22 augustus werd zijn broer Vincent vlak bij het Gare de Lyon neergeschoten terwijl hij met zijn doktersband goed zichtbaar om zijn arm op weg was naar het ziekenhuis. Hij was gewond van zijn fiets op de grond gevallen en de Duitse soldaat die schijnbaar zonder duidelijke reden op hem had gevuurd, schoot hem vanaf het trottoir van vlakbij dood. Een 'grijze muis' nam hem zijn horloge en portefeuille af. Het duurde lang voordat ze hem hadden geïdentificeerd.
Jean-Marie voelde zich moe en kwam de negerhut niet meer uit. Maar nu kwam de oorlog naar hem toe: op de 25ste viel het bevrijdingsleger plotseling zijn kamer binnen: Hugo en de Cherubijn belden op dat ze net Parijs waren binnengekomen met de divisie van Leclerc! Uitgelaten, stotterend van zoveel verwarde emoties, vertelden ze hem dat ze niet ver daarvandaan waren ingekwartierd, in het Sainte-Perrine-tehuis, en dat ze op hem wachtten. Jean-Marie die zich een driedubbele verrader voelde tegenover de Schurken, omdat hij ziek was, getrouwd, en gestopt met zijn studie, rilde bij de gedachte dat ze bij hem binnen hadden kunnen vallen en hem verslagen en bleek tussen zijn lakens hadden kunnen aantreffen. Met hun luisterrijke uniformen, hun kepies met een band van donkerrood fluweel, hun gebruinde gezichten met ingevallen wangen en hun jeeps behoorden ze zo duidelijk tot een andere wereld, tot die wereld van de levenden die hem zo ver weg leek.
Hugo leek meer dan ooit op Heathcliffe. De oorlog had hem de extreme belevenissen bezorgd waaraan hij behoefte had en het leek alsof hij eindelijk niet meer overhoop lag met zijn demonen en hij zijn minachtende houding kwijt was. Zijn leven was niet alledaags meer, wat hij altijd als een tekortkoming had ervaren. De mensen waren dat ook niet meer: Bernard was kort geleden gedood op een weg in Normandië, een paar kilometer vanaf het landgoed van zijn ouders, die hij een uur daarvoor had opgebeld met de woorden: 'Ik kom eraan!'
Deze atmosfeer van onheil, gewelddaden en tegelijkertijd van absurditeit, voorkwam dat hij zelf gek werd. De mededeling dat Jean-Marie getrouwd was, hoorde hij aan met een begrip dat grensde aan onverschilligheid, en dat hij in het sanatorium had gelegen met welwillende minzaamheid. Wat kon je als achterblijver ook anders doen dan trouwen, je hutje inrichten en je bezighouden met je ziektes?
Jean-Marie betastte zijn vrienden als een blinde; aan zijn ogen had hij niet genoeg om zich ervan te vergewissen dat ze in leven waren. Zij maakten dat de Schurken nog bestonden, natuurlijk aan de kant van de overwinnaars. Met tranen in zijn ogen luisterde hij hoe ze als oude kolonialen over Afrika spraken en door ieder verhaal, iedere heldendaad, ieder feit waaruit de verstandhouding tussen Hugo en de Cherubijn sprak, waaraan hij nooit deel zou hebben, werd zijn jeugd iets verder kapotgemaakt.
De divisie van Leclerc vertrok weer naar het oosten van het land en Jean-Marie moest afscheid van hen nemen. Het was hem twee jaar eerder niet gelukt zich met hen bij het Vrije Frankrijk aan te sluiten: hij zou evenmin deelnemen aan de bevrijding van zijn land. Hij moest op tijd zijn prikken hebben, 's ochtends en 's avonds moest zonder mankeren zijn temperatuur opgenomen worden en 's middags moest hij slapen, wat hij afschuwelijk vond. Hij kreeg nog wat meer een hekel aan zichzelf.
Terwijl de vreugde aan alle kanten losgebarsten was en de Parijzenaars eindelijk die legendarische geallieerden konden zien en aanraken en die Vrije Fransen met wier hoop en strijd ze maandenlang via de radio hadden meegeleefd, begon hij weer koorts te krijgen. De eerste 37°5 werd aan de opwinding van de overwinning toegeschreven, aan het verdriet over de dood van Vincent en Bernard. Maar hijzelf wist wel beter. Als je tuberculose hebt gehad, staat alles in het teken van de tuberculose: de geringste vermoeidheid, een tiende graad verhoging, een onbetekenend hoestje 's ochtends. Louise vroeg zich zelfs af of die hartstocht die Jean-Marie naar haar toe dreef met een heftigheid die bijna tragisch was, niet ook door de tuberculose werd veroorzaakt.
Ze moesten opnieuw die helse gang gaan en weer overgaan op de daarbij passende terminologie. Men had het overigens niet over een recidive maar over een progressief stadium. Jean-Marie moest planigrafieën laten maken in een uitgelaten Parijs waar niemand tijd had voor medelijden met een jongeman in burger die een beetje hoestte. Er werd gezegd dat de beelden verdacht waren. En terwijl groepen jonge mensen met stralende gezichten naar de Elzas en Duitsland op weg gingen, werd Jean-Marie ook gevraagd naar het oosten van het land af te reizen, met de opdracht zich weer te installeren in het kamertje van vijftien vierkante meter op het plateau van Assy.
Maar voorlopig mocht je als burger Parijs niet verlaten. De post functioneerde al drie weken niet meer, er reden geen treinen of metro's, en niemand beschikte over genoeg benzine voor zo'n lange reis. Het werd een triest uitstel dat de Professor zo kort mogelijk probeerde te houden. Op 10 september zat zijn zoon weer in Assy, terug bij af.
Louise was, net als Hermine vroeger, zo verstandig om niet in te gaan op de uitnodiging om weer bij haar moeder te komen wonen. Ze begon zich juist meer vrouw dan meisje te voelen, en die terugkeer in de huiselijke kring zou deze ontwikkeling misschien tenietgedaan hebben. Bovendien wilde ze steeds aan Jean-Marie blijven denken en ze verstijfde al als ze dacht aan de ironische blik van haar moeder bij dit soort toegewijdheid.
Ze aarzelde verder te gaan met haar doctoraalexamens. Omdat ze alleen haar kandidaats letteren had en nog een paar losse diploma's, mocht ze geen les geven aan een lyceum en bleef ze veroordeeld tot het miserabele tarief van de privé-lessen. Maar je voorbereiden op het examen betekende nog een jaar, misschien twee jaar, geen geld verdienen. En ze had nu ook de zorg voor iemand anders. Lou raadde haar aan liever een baan in de journalistiek of bij de radio te zoeken. Louise voelde zich sinds ze getrouwd was veel nader tot haar, alsof ze, nu ze bij de volwassenen hoorde, plotseling de afstand had gekregen die nodig was om de originele geest en de heel speciale humor van Lou te waarderen, zonder last te hebben van haar humeurigheden. Lou die er minder dan Hermine op uit was om van Louise een vechter te maken, voelde opwellingen van liefde voor dat meisje dat ze 'Muis' was gaan noemen, zoals vroeger met Hermine. Zonder dat Louise goed begreep waarom, had Lou een soort moederlijke liefde voor Jean-Marie opgevat, want zijn ziekte maakte hem in haar ogen tot een van die wezens die door het lot zijn aangewezen om het kwaad op hun schouders te nemen en uit te bannen. Hij was dichter, dus Uitverkoren, en zonder het te zeggen, zag ze al dat hij was getekend door de dood. Op haar trouwdag had ze Louise een heel dikke cheque overhandigd met de gefluisterde woorden: 'Zeg het niet tegen je moeder. Maar je bent ook een beetje mijn dochter. En aan jou laat ik alles na als ik doodga. Aan wie anders? Mannen, weet je... Eigenlijk zou ik dat vandaag niet tegen je moeten zeggen, arme Muis!'
Omdat ze dacht dat een nieuw beroep Louise wat afleiding zou geven, beval ze haar aan bij een vriend die net de leiding had gekregen over het zojuist opgerichte Radiojournaal. Hoewel haar moeders haar behoorlijk de les hadden gelezen en ze erheen werd gestuurd met de bedoeling dat ze zich als journaliste zou presenteren, kwam ze terug als secretaresse, tot grote wanhoop van Hermine die haar dochter al zag als commentatrice die zich iedere avond tot het Franse volk zou richten! Maar Louise typte liever de artikelen van anderen. Alleen al bij de gedachte dat ze zich zou moeten richten tot volwassen toehoorders die ook nog onzichtbaar waren, raakte ze in paniek. Dat ze had gekozen voor lesgeven, was juist omdat ze dan veilig binnen de muren van een school kon blijven, ingebed in een vaststaande hiërarchie, onaantastbaar op haar podium, tegenover leerlingen die in 1945 nog nooit de brutaliteit hadden gehad om kritiek te leveren op een lerares.
'Hoe kun je er nu vrede mee hebben alleen maar een doorgeefluik te zijn,' zei Hermine voor de zoveelste keer, 'terwijl je de gelegenheid hebt om te schrijven, jezelf te overtreffen, iets voor jezelf te doen?'
'Om zichzelf te kunnen overtreffen zal ze eerst op gelijke hoogte met zichzelf moeten komen!' merkte Lou scherpzinnig op.
'Laat haar toch gaan/ kwam Adrien tussenbeide, 'leg je er nu maar bij neer, Hermine. Je moet haar niet je hele leven lastigvallen. Ze kan het niet helpen als ze alleen maar aanleg heeft voor het secretariaat. Hoewel ik persoonlijk de voorkeur gaf aan het professoraat.'
'Schei uit!' riep Hermine, 'daar is ze juist zo dor van geworden. Door les te geven in Montaigne, Racine of Voltaire raken verlegen mensen zoals zij al hun goede voornemens om te schrijven kwijt. De helft van de journalisten heeft geen enkel talent, ze zijn alleen goed van de tongriem gesneden. Als m'n Louise dat nu maar eens begreep...' - en Hermine wierp ontroerde blikken op haar dochter, waarbij ze probeerde haar te 'magnetiseren', haar wat van die ambitie in te blazen, van die behoefte om te schitteren waar ze zelf van overliep.
Louise beloofde dat ze zich aan een paar reportages zou wagen... later. Voorlopig vond ze het voldoende dat ze twee keer zoveel verdiende als aan het Sainte-Clotilde instituut en al haar krachten spaarde om Jean-Marie te helpen. Want een recidive was geen toevalligheid meer, maar iets waaraan je gewend moest raken. Ze voelden zich allebei alsof ze verwikkeld waren in een onheilspellende remake, tegenover een ziekte die de tijd nam, de tijd van hen beiden, zich op zijn gemak in hun leven installeerde en een streep haalde door iedere toekomst. Ze hadden niet eens de tijd gehad om van elkaar vervuld te raken, niet eens de gelegenheid gehad om voor het eerst ruzie te maken, niet eens het wonder meegemaakt van samen wakker worden... en nu de tijd gekomen was dat de anderen weer begonnen te leven, er iedere dag nieuwe kranten verschenen en schrijvers weer gingen schrijven, zag Jean-Marie zich op zijn drieëntwintigste genoodzaakt voor de tweede keer aan een cruise zonder datum van terugkeer te beginnen op dat kolossale onbeweeglijke passagiersschip dat Sancellemoz was, dat voor anker lag in een wereld die gewatteerd was met sneeuw waarin het lawaai van de mensen en het scheurende geluid van het hoesten gedempt werden, te midden van gelijksoortige reizigers die uit hun leven verbannen waren, gekluisterd aan de hutten van al die gestrande schepen die namen van boten droegen: de Brévent, de Mont-Blanc, de Martel de Janville.
Omdat hij nog maar drie maanden geleden was ontslagen, vond hij bij zijn terugkeer aan boord dezelfde vertrouwde gezichten terug, galeislaven die met hun schamele krachten tegen het tij in roeiden, operatiepatiënten die er uitgeteld bij lagen, patiënten die geïnsuffleerd werden, wier borstkas was geopend, bij wie weefsel was weggehaald, die weer meehielpen anderen te verzorgen, een recidive hadden, gekastijd of soms genezen waren, maar allen in het vervolg verschrikkelijk sterfelijk waren.
Op het plateau van Assy kon je terecht vermoeden dat iedere bewoner ermee te maken had of had gehad. De artsen, de verplegers, de aalmoezenier, de boekhandelaar, de buschauffeur, de kruidenier, allemaal hadden ze 'ermee' te maken. Maar de Oud- Patiënten kregen nooit hun gemoedsrust helemaal terug, want er was geen enkele garantie dat ze niet bij gelegenheid weer Nieuwe Patiënten zouden worden en er die keer ten slotte aan dood zouden gaan. In die uitgebreide vrijmetselarij van de t.b.c. kon ieder kamp zijn eigen aandoenlijke microkosmos creëren, die authentieker en levendiger was dan de vroegere maatschappij, omdat daar het wonder van het leven werd gewaardeerd. Daar boven werden muziek, literatuur, kunst en liefde plotseling heel belangrijk en zuiver, buiten de tijd en de vertragende krachten van het gewone leven. Alles werd direct, intens beleefd, in die sartriaanse 'Impasse La Guénésie', waar de buitenstaander die op bezoek kwam zich soms afvroeg of al die mensen die hij zag bewegen, eten en vrijen, niet al aan de andere kant van de spiegel waren.
Tijdens zijn eerste verblijf had Jean-Marie nog wel aardigheid gehad in de gewoontes die daar heersten, in die wereld waar poëzie plotseling meer dan als een toevlucht, als levensbron betekenis kreeg. Door dat haperen van zijn levensverhaal, die terugkeer naar de plaats van het misdrijf - hij voelde zich immers schuldig dat hij ziek was - werd hij deze keer echt gevloerd. Hij gaf zich volledig over aan zijn verlangen om te genezen en weigerde alle vormen van sluimerend leven en de compensaties die dit luxesanatorium bood. Hij werd weer foetus, hield bijna op met ademen en alleen nog vanuit zijn liefde leefde hij, voedde hij zich en putte hij krachten, uit die ononderbroken stroom van brieven waardoor Louise en Jean-Marie zichzelf aan elkaar doorgaven en die hun navelstreng werd. Een lange reeks van liefdeswoorden, die afgesneden waren van de aardse werkelijkheid, verscherpt door hun abstracte karakter, en die steeds dwazer en onwerkelijker werden naarmate de Dood zijn schaduw steeds verder over het landschap liet vallen.
Het was echter nog altijd oorlog, zelfs al had die een ander gezicht gekregen. De post functioneerde nog slechter dan eerst. Ze begonnen hun brieven weer te nummeren maar op de eerste, die gedateerd was op 10 september 1944, had Jean-Marie geschreven: Serie b.
-
BRIEVEN UIT HET SANATORIUM
September '44
Eerste nacht in Sancellemoz, die als je goed telt ook de 189ste is. Ik was een beetje ongerust toen ik mijn temperatuur opnam na die dagen in de auto: 3 6°8. Ik ben trots op mezelf. Zo diep ben ik al gezonken! Het is alsof ik een slechte soldaat ben die voor de tweede keer naar Biribi wordt gestuurd.
We hebben een goede reis gehad. Twee liter olie gekregen tegen vier pakjes Lucky Strike. Twee keer aangehouden door agenten die verbaasd waren dat wij rondreden met een Amerikaans pasje en per se het oude Duitse Ausweis wilden zien! Verscheidene keren aangehouden door jongens van de Binnenlandse Strijdkrachten tussen de achttien en de twintig die hun machinegeweer droegen als een vishengel en zich lieten vermurwen door een paar Amerikaanse sigaretten.
De meeste bruggen zijn, net als de Duitsers, verdwenen. We zijn bij Ciseray in de Cote-d'Or de Seille overgestoken met een pont die heel vernuftig door twee mannen werd voortgetrokken met behulp van een kabel en een paar katrollen. Door de oorlog zijn er opeens weer Zwitserse Robinsons. Omdat de auto niet genoeg benzine had, kwam ik niet verder dan Le Fayet, maar ik had het geluk dat ik een vrachtwagen vond die naar Assy ging.
5 oktober '44
Het grote sanatorium is dicht, bij gebrek aan steenkool en ik zit in het bijgebouw in een heel klein kamertje op het noorden. Ik krijg een volledige kuur totdat deze aanval is onderdrukt en ik zal de maaltijden in bed gebruiken, zodat ik niet hoef te praten. Ik heb niet zo'n mooi uitzicht als vorig jaar: ik zie alleen de donkere sparrebomen die het grote sanatorium aan het gezicht onttrekken. Maar ik heb de meesten van mijn vrienden van vorig jaar teruggezien. Moet ik daar blij om zijn?
Gisteren heb ik aan de jongens van Ledoux verteld hoe het er toeging bij de slag om Parijs en zij hebben mij verteld hoe er in Sancellemoz werd gevochten: dertig Duitsers op het dak van het sanatorium die met grote witte lakens zwaaien om zich over te geven. Maar ze zijn later teruggekomen in de Mont-Blanc, het sanatorium voor de gevangenen, en hebben de directeur, dokter Arnaud, meegenomen. Ze hebben kort geleden zijn lichaam teruggevonden. Hij was gefusilleerd.
Die lieve mevrouw Dolet is dood. Het is bij haar bliksemsnel gegaan. Het leek heel goed met haar te gaan toen ik haar voor het laatst zag. Ze had drie zoons en haar man was gevangen genomen.
Mijn gouden doosje, mijn eigen schat.
Vanochtend 37°i.
Ik heb die grote foto van jou vlak bij mijn bed neergezet, die foto waarop je een bos hooi draagt, m'n kleine Gauguin, een herinnering aan onze huwelijksreis naar de buitenwijken van Parijs!
Ik ben naar het grote sanatorium gegaan omdat er planigrafieën moesten worden gemaakt. Want natuurlijk zien ze niets duidelijks op de röntgenfoto's. Het beeld schijnt niet erg te verschillen van het vorige. Misschien iets minder homogeen(?!). Bij ausculatie niets bijzonders. Gewicht: 64,400 kilo. Een lichte vermagering dus, normaal na die rantsoenering bij het oproer. Degeorges schijnt zich niet zo druk te maken over mijn geval. Hij denkt dat er door een griep een kleine verandering is ontstaan in mijn wond.
Ik ben niet verdrietig, lieverd. Ik ervaar daarentegen een wrang genot bij die verbazingwekkende leegte die jouw afwezigheid, of liever gezegd de mijne, veroorzaakt. Ik ben bijna blij dat ik me zo ongelukkig voel zodra jij niet meer binnen mijn bereik bent. Het is alsof ik een karkas ben met niks d'rin.
Je Biribi.
Mijn Alles. Vanochtend 370, gisteravond 37°i.
Ik kom net terug van de dokter waar ik de planigrafieën heb gezien. Ze zijn niet zo best, engel. Er zit een gaatje, dat staat vast. Niet erg groot maar iets groter dan dat van vorig jaar. Het is te zien op planigrafie 7 en 8. Vanochtend hebben ze 4, 5 en 6 gemaakt om te kijken hoe ver het naar achteren doorloopt (het wordt berekend in centimeters vanaf de achterwand). De wond van vorig jaar, die meer aan de voorkant zat (van 8 tot 10), is goed genezen en fibreus geworden. Het gaat dus om een nieuw infiltraat. Degeorges zegt dat dit soort gaatjes vanzelf dichtgaat door de kuur.
Dus zo staan de zaken. Ik zal uit alle macht proberen me nog stiller te houden en nog meer te rusten. Uit alle macht, lieverd. Ik krijg een hellingkuur, dat wil zeggen dat mijn voeten iets hoger liggen. Dat schijnt de genezing te bevorderen door de lichte passieve bloedstuwing die het teweegbrengt.
Ik ben nergens bang voor, laten we boven deze long-praatjes staan. Probeer naar dokter Douady te gaan voor een huidtest. Doe het om mij gerust te stellen.
Ik lees de Histoire de France van Bainville en de Journal van Julien Green. Deze keer haal je me nooit meer in wat cultuur betreft!
Ik heb vanochtend met Degeorges planigrafie 4 tot 7 bekeken die gisteravond zijn gemaakt, om te zien hoe ver het weefselverlies gaat. Je ziet het alleen op 7 en 8. Niets op 9 en ook niets op 6. Het is dus 2 centimeter diep en breed. Dus: 1) dat gat moet dicht, 2) het moet consolideren.
Mijn meisje, ik verkeer nog in een gevoelsverbijstering. Op een of andere manier durf ik niet aan je te denken, uit een soort instinct om te vluchten voor verdriet. Maar al kan ik niet je lichaam of je stem of je blik oproepen, toch leef je iedere seconde voor me. Hoe moet ik dat uitleggen? Ik ben nooit meer helemaal alleen. Je hebt mijn leven veranderd. Ik was een nihilist en een loochenaar geworden, maar door jou weet ik weer wat geven en hartstocht is. Er was niets meer uit mijn handen gekomen, want ik was gevangen in mijn minachting voor de mensheid en in mijn wens om niet mee te doen aan de lafheid die je overal om je heen ziet. Ik vind nog steeds dat mensen niet veel voorstellen, maar mijn hartstocht voor jou is voor mij het bewijs dat het leven toch de moeite waard is.
Ik geef deze brief mee aan de broer van dokter Pignon, kapitein bij de paratroepen, twee eervolle vermeldingen, erekruis, gisteren aangekomen. Hij heeft net met elf man een pantsertrein met 527 Duitsers overvallen. Zijn ordonnans vertelt dat, een ventje dat vroeger in de maquis zat, met een baby face en een boers accent, die ons bekent dat hij 19 000 liter benzine heeft gestolen en zeventien man gevangen genomen met een revolver... die niet geladen was!
Morgen zijn ze in Parijs en zullen ze deze brief bij jou thuis afgeven.
Vanavond, lieve grote schat, heb ik 37°5 maar ik ben zwaar verkouden. Ik laat mijn raam dag en nacht open, misschien is dat niet goed. Maar maak je niet ongerust: ik hoest nauwelijks en ik geef heel weinig op.
Ik zit voor drie weken in de grote kamer van de Ledoux die 'met verlof' zijn en omdat ze mijn kamer nodig hadden voor een vrouw die geopereerd was. Ik heb een balkon, een wasgelegenheid en bovendien een radiotoestel, want ze waren zo aardig om dat voor mij te laten staan. De radio is altijd even vulgair en waardeloos, maar je kunt naar uitstekende Amerikaanse jazz luisteren. Eindelijk! Helaas heb ik zelfs niet meer het recht om harmonica te spelen.
Ik denk alleen nog heel voorzichtig aan je. Anders doet het te veel pijn.
Mijn aanbeden lieveling, vanochtend 36°;), vanavond 37°4. Met mijn verkoudheid gaat het beter, maar ik hoest nog wel een beetje.
Het regent alle tranen van de hemel, maar Biribi protesteert niet langer tegen alle tegenslagen die hem treffen. Maar ik vraag je vergeving, m'n Kleintje. We waren zo gelukkig! Ik dacht vanochtend met diepe vreugde aan ons leven. Ik dacht aan jou, hoe je 's avonds zat te lezen, die enkele avond dat het kon, engel... En ik met mijn hoofd op jouw borst, met ongedurige handen die het jou onmogelijk maakten rustig te lezen. En zoals we wakker werden en 's ochtends als vanzelf de gebaren maakten om ons te 'verstrengelen'. Ach! God, o God, dat dit geluk me ontnomen is. We boffen bepaald niet, liefje.
Maar wees niet bang, ik zorg geweldig goed voor mezelf. Ik zie niemand behalve twee minuten per dag Pignon die me mijn prik komt geven. Ik slaap regelmatig van z tot 4. 's Avonds doe ik op z'n laatst om 9U15 het licht uit en 's ochtends lukt het me om van 9 tot 11 niet te lezen. Een opwindend programma, niet?
Als je aan Stérogyl 15 kunt komen en een manier weet om het me toe te sturen, doe dat dan. Hier hebben ze niet genoeg. Misschien via Poiret die de baas is van een apotheek in Bicêtre? Papa kent hem wel, vraag het hem maar. Als je aan Amerikaanse sigaretten kunt komen, maar wel gratis, kan ik dat als ruilmiddel gebruiken. Je krijgt hier alles voor elkaar met tabak.
Mijn vriend Derain die 'in de psychiatrie' wilde, zou hier eens moeten komen, dan zou hij een geweldige rol kunnen spelen. Het geestelijke aspect, dat zo belangrijk is, wordt volkomen verwaarloosd. Ze smijten je in een kamer nadat ze je hebben verteld dat je een caverne hebt en zoek het maar uit. Ze vragen niet of je eetlust goed is en of je de kuur goed doet. Ze zeggen alleen maar: 'Verroer je niet en wacht af.' Je bent niet meer dan om de twee weken een röntgenfoto.
Dank zij jou leg ik mezelf een strakke discipline op, een voortdurende soberheid en waakzaamheid. Ik leef teruggetrokken in mezelf, en houd mijn geliefde met beide armen omkneld. Er is maar één ding waar ik niet tegen kan: het idee dat jij verdriet hebt. Laf probeer ik dan ook daar niet aan te denken. En jij, fantastische vrouw, bent zo moedig om het voor mij te verbergen. Eigenlijk heb je een heel sterk en dynamisch karakter ook al lijk je zo beschouwend. En je bent veeleisend. Daarom heb ik met je kunnen trouwen. Ik ben voortdurend bang voor jouw oordeel en daardoor kan ik niet mezelf zijn, dat wil zeggen veel minder goed dan het lijkt! Toch is er iets dat jij niet weet, geloof ik: de bekoring van de onberedeneerde daad. Absurde, nutteloze, soms belachelijke daden. Maar in jou huist een reserve-mens die geduldig wacht tot hij recht van leven krijgt.
Ik ben er veel op vooruitgegaan sinds vorig jaar. Dat vage romantische en die 'geniale' levensangst die ik nog steeds in mezelf toestond, ben ik kwijt. Jij hebt me gewaarschuwd tegen die neiging van mij om beklaagd te willen worden en ik geloof dat ik daar nu vanaf ben.
Ik heb nog niet de moed om mijn vrienden en mijn broers te schrijven. Maar laten zij mij schrijven. Zeg dat maar tegen ze.
Gisteravond had Biribi 3 7°4. Vanochtend 3 7°3 en vanavond weer 3 7°4. Het is niet veel maar toch nog te hoog. Ik hoest een beetj e als ik praat en ik geef wat op, vooral 's ochtends bij het wakker worden, dat is klassiek. Ik ga door met die hellingkuur: er worden blokjes onder de poten van het bed gezet dat steeds in een iets hogere stand wordt gebracht om te wennen. Mijn verkoudheid is nog niet over. Misschien heb ik daardoor dat beetje koorts, maar ik betwijfel het.
Het meest ontmoedigende bij deze behandeling is dat er geen behandeling is! En waar ik paf van sta, is dat je voor de tweede keer weer precies dezelfde strijd aangaat voor 'de definitieve genezing'. Maar die ontmoediging en verslapping van de discipline bij het kuren zijn nu juist kenmerkend voor de mentaliteit van een zieke, die ik tot elke prijs wil vermijden. Zo ver is het nog lang niet, wees maar gerust, maar ik ben alleen een beetje gedesillusioneerd en ik ben me op een wrange manier bewust van de situatie. Dat een ramp weer opnieuw begint, heeft op een of andere onheilspellende manier iets van een klucht. Maar ik ben vastbesloten te winnen. Ik vraag je alleen of je, om mij te helpen, niet te veel verdriet wilt hebben. Ga uit met je vrienden, probeer je te vermaken, een beetje vergeetachtig te zijn. Je moet begrijpen, lieverd, dat ik dit zeg uit een gevoel van absolute liefde en het volste vertrouwen. Ik houd van je in alle heftigheid.
Overwinning: 36° 9 vanochtend!
Ik geef deze brief mee met een auto die morgen naar Parijs teruggaat. Er zijn verscheidene taxi's die bijna elke week op en neer reizen. Daar zou je misschien eens gebruik van kunnen maken. Maar dan moet je minstens een week vrij hebben want alleen de reis duurt al twee dagen.
Mevrouw Aubert heeft me in het diepste geheim toevertrouwd dat de voorraad steenkool voor de winter veilig gesteld was en dat we binnenkort naar het grote sanatorium zouden kunnen terugkeren. Hoe het ook zij, ik zou daar hetzelfde doen als hier. Ik heb een heel druk rooster: 's ochtends na het wassen en aankleden en het ontbijt twee uur hellingkuur. Ik haal mijn hoofdkussens weg; ik ga met mijn rechterschouder onder de peluw zodat mijn borstkas lager ligt dan mijn bekken en zo lees ik dan, op mijn zij liggend. Niet erg gemakkelijk. Dan, na de lunch, van 2 tot 4 althans, slaap ik. Of ik doe alsof. Dan weer de helling als ik nog tijd heb nadat ik jou heb geschreven. Na het eten luister ik naar de tsf, lees ik en schrijf ik weer. Om 9 uur doe ik het licht uit en ik luister in het donker naar jazz. De Ledoux komen algauw weer terug, helaas. Dit alles is akelig genoeg oninteressant, maar ik weet dat jij het graag wilt weten.
Mevrouw Aubert zal me Stérogyl geven. Ik weet niet hoe ze het doet, ze heeft altijd artikelen die nergens te krijgen zijn: suiker, thee, biscuits, aperitiefjes. Ze laat al haar vrienden daarvan profiteren. Ze hebben haar net voorgesteld een thoracoplastiek te doen. Ze is het er natuurlijk niet mee eens.
Lieveling, vanavond zal Tobé me jouw brieven uit Parijs brengen. Ik had een week lang niets van je. Ik zal beven als ik je geliefde handschrift weer zie... dat ik haat, want het is een teken dat jij ver weg bent.
Vanavond kwam Pignon bij me thee drinken en nodigde hij me uit om naar een oratorium van Bach te komen luisteren. Ook al stelde het nog zo weinig voor, toch vond ik het fantastisch om mijn kamer uit te gaan, zelfs al was het maar om naar een andere kamer te gaan, op twee passen afstand van de mijne. Dat eeuwige liggen is op den duur naar mijn mening nog schadelijk voor je gezondheid. Je wordt bedlegerig. Ik geloof dat ik één maaltijd per dag beneden ga gebruiken. Dat zal mijn eetlust opwekken, die al goed is, wees maar gerust.
Ik weet een manier om après-skilaarzen te laten maken. Pelletier heeft door een patiënt heel mooie laten maken van een stuk stof van een oude kamerjas. Maar je moet zelf voor de stof zorgen en de kunstenaar werkt alleen als hij er zin in heeft. Heb je misschien een soort zachte wollen stof? Als het kan, neem dan wat mee wanneer je komt.
Even over mijn gezondheid: ik geloof dat ik op de goede weg ben. Ik geef nog wat sputum op, maar minder. Ik heb niet meer die hardnekkige hoest die ik een tijdje heb gehad. Mijn temperatuur is normaal, behalve vanavond toen ik 3 7°4 kreeg door met de thermometer te schudden die was opgelopen tot 41° naast het kooktoestelletje waarop ik mijn kindermeel klaarmaakte dat m'n engel me gestuurd heeft. Ik ga dinsdag naar de dokter en vrijdag gaan ze een röntgenfoto maken die Tobé zaterdag meeneemt naar Parijs. Hij zal een gesprek hebben met papa. Probeer erbij te zijn. Ik hoop dat er al vooruitgang is.
Ik heb de Diderot van André Billy uit. Wij zijn dégeneré's vergeleken met die achttiende-eeuwse filosofen die tegelijkertijd zo scherpzinnig en zo naïef waren, zo geleerd en zo schimmig, zo sceptisch en zo irreëel. Wat een nieuwsgierigheid en wat een verlangen naar kennis!
Ik ben ziek en jij vermagert, m'n Kleintje, dat vind ik niet goed. En mijn Beesten dan? Ik weet wel dat je niet altijd zin hebt het Beestenspel te spelen, maar je bent niet alleen. Swann en Biribi zijn er ook nog. Dus neem als je komt mooie Beesten voor ze mee. En word vooral niet ziek. Laat alsjeblieft een huidtest doen.
Ik ben vandaag beneden gaan lunchen aan de tafel van Pignon en Armingeat. Pignon heeft een beetje vocht in zijn ene long. Het is waarschijnlijk niets, maar hij maakt zich ongerust. Mijn vriendin, mevrouw Aubert, krijgt een thoracoplastiek, dat staat vast, en ze zit heel erg in de put. Ik ben voor de lunch bij haar op bezoek geweest. Het was gek om met iemand te praten na bijna een maand stilte en eenzaamheid. Ik praatte over van alles en nog wat en vond het heerlijk. (Maak je geen zorgen, mevrouw Aubert 'kan er absoluut niet mee door'.) Ze zal vandaag wel veel bezoek hebben gekregen, want iedereen hier leeft met het spookbeeld van de thoracoplastiek. Het is niet alleen een verminking maar ook een marteling: de patiënt zit schrijlings op een stoel, met zijn armen op de rugleuning, terwijl zijn ribben alleen onder plaatselijke verdoving worden doorgezaagd, want algehele verdoving is gecontraïndiceerd. Je kunt dus heel goed horen hoe de zaag je eigen beenderen kapotmaakt. En het ergste is nog dat je weet dat het nog een keer moet gebeuren: de operatie wordt in twee of zelfs drie keer uitgevoerd. Ze kunnen niet te veel ribben tegelijk doorzagen.
Morgen naar de dokter. Vanochtend 36°9, vanavond 37°2.
Ik kom terug van de dokter. Tobé heeft mijn planigrafieën en röntgenfoto's bekeken. Hij maakt zich absoluut niet druk en denkt dat het prima in orde komt. Maar ik zal ongeveer achttien van de vierentwintig uur de hellingkuur moeten doen. Niet dat het onaangenaam is. Niet erg in ieder geval. Maar ik kan dan niet schrijven, vooral omdat ik op mijn zieke kant moet liggen, mijn rechterkant. Je kunt nauwelijks lezen. Kortom, ik word tot absoluut stilliggen veroordeeld. En ik ben verbaasd dat ik totaal niet reageer. Als ze me zouden zeggen dat ik een week lang op één been moet staan, zou ik het zonder protest proberen. Gewicht onveranderd: 63,900 kilo. Dat is klassiek bij zo'n hoogteverschil. Over twee weken zal ik dikker beginnen te worden.
Het is hondeweer. 8° in mijn kamer! Tobé heeft steenkool gevonden maar het moet bij de mijn gehaald worden en er zijn geen vrachtwagens. Straks is het 2 uur, het uur van mijn kuur zonder helling maar ook zonder lezen. Daarna hellingkuur met lezen, dan lezen zonder kuur, dan helling zonder kuur, en kuur zonder helling met lezen, enzovoort.
Omdat ik hardnekkig weiger te denken, stort ik me op de Simenons. Dat komt door jouw brieven waardoor mijn remmingsreflex wordt versterkt. Je begrijpt, lieve schat, dat als ik mezelf toesta aan de Beesten te denken en me daarmee bezig te houden, ik met geen mogelijkheid meer enthousiast kan worden voor de hellingkuur. Ik leid dan ook een hersenloos bestaan.
Jij zult het zo langzamerhand ook wel koud krijgen. Zorg dat je die zaagselkachel krijgt die Lou je heeft beloofd. Zagerijen verkopen hun afval niet al te duur, schijnt het. Ik wil niet dat je het zonder mij koud hebt, lieve, lieve schat.
Om nog even terug te komen op mijn röntgenfoto's, Tobé en Degeorges denken dat er tussen 15 april en 8 augustus al een heractivering heeft plaatsgevonden. Ik herinner me dat ik een schok kreeg toen ik mijn foto's in Parijs bij Douady zag: ik vond ze minder helder. Maar D. zei van niet. Hier zeggen ze van wel. Wat doet het er trouwens toe? Ik kon niet eerder naar het sanatorium terugkeren. En wat is een long vergeleken met een hart?
Je zegt dat ze je maar 5500 frank zullen betalen bij de Radio. Dan hoefje, voor die prijs, echt geen bedenkingen te hebben om me zo snel mogelijk te komen opzoeken. Het is alsof ik hier al heel lang ben en of mijn gelukkige leven al eeuwen geleden is. O, als jij de deur van mijn kamer openduwt, word ik gek van vreugde. Maar daarna zal ik gelukkig moeten zijn, lieverd. Ik zal stomdronken van vreugde moeten zijn, zoals ik dat in die vier maanden ben geweest en niet beknibbelen, maar alles eraan opofferen, alles, want het leven is uniek. Neem me niet kwalijk dat ik domweg serieus ben, ik die altijd een spottende houding propageer. Maar de klap met de knuppel is te hard aangekomen. Het lukt me niet weer tot mezelf te komen.
Vanochtend 37°3, vanavond 37°z. Ik hoest niet meer, nu ik niet meer praat! Het heeft trouwens geen zin om zenuwachtig te worden, over twee maanden kunnen we ons afvragen of de genezing op gang is gekomen. Ze hebben mijn bed net in een iets hogere stand gezet. Pignon is naar de Brévent vertrokken om daar tien dagen in te vallen en er is niemand gekomen om me m'n prik te geven. Afgezien van Tobé kan het niemand hier ene moer schelen.
Vanochtend 37°. De dagen gaan snel maar het zijn er zoveel...
Er vertrekt niemand naar Parijs op dit moment. Maak je niet ongerust als daardoor de post heel onregelmatig komt. Op 25 oktober komt er een taxi uit Parijs, papa zal je het adres geven.
Ze hebben mijn sputum onderzocht. Positief natuurlijk, maar weinig bacillen. Vanavond 37°3. Hondeweer. Ik blijf de hele dag op mijn rechterzij liggen. Als er iets klote is, dan is dit het wel.
Ik heb de eerste rekening gekregen. De prijs van de kamer is 135 frank per dag met reductie 'voor studenten in de geneeskunde'. Maar ze hebben de planigrafieën nog niet meegerekend. Ik heb betaald van die 10 000 frank die papa me had gegeven, maar het is ongeveer net wat jij verdient en daar word ik doodziek van. Je zult wel zeggen dat het niet veel uitmaakt omdat ik dat al ben! Saint-Hilaire-du-Touvet zou minder duur zijn, maar daar is geen plaats.
Zeg me wanneer je komt. De behoefte aan jou is zo groot dat die me zou verzwelgen als ik die aan de oppervlakte liet komen.
November '44
Ik heb een gedicht geschreven. Net vond ik het geniaal, maar het ontbindingsproces is begonnen: om de tien minuten streep ik een regel door. Ik stuur het naar je toe voordat er niets meer van over is.
Ik heb, grote verrassing, met de postje interzonale kaart gekregen. Zo'n keurige kaart dat ik je nauwelijks herkende. 'Schamen ze zich soms voor mij,' zei Swann, 'dat ze me niet meer zoenen op een kaart?' Je weet hoe gauw hij is gekwetst...
Je zegt dat je over een maand komt. Maar komen de treinen wel? Ze zeggen dat de rails niet meer parallel liggen en dat de tunnels versperd zijn door wagons met munitie.
Ik benijd je dat je in Parijs bent en Churchill en de Gaulle op de Champs-Elysées hebt gezien. Ze zeggen dat de Binnenlandse Strijdkrachten ontroerend zijn, omdat je aan hen alle dubbelzinnigheid en dwaasheid van de oorlog kunt aflezen: Engelse helmen of Franse baretten, us-gevechtspakken of versleten Canadese jacks, jonge kolonelsgezichten. Kortom, een overtuigd leger!
Een vriend heeft me vanochtend een stapel brieven en kranten gebracht. Wat een geluk! Ik heb de indruk dat het beter met me gaat en ik heb vanmiddag zelfs nog wat extra gevraagd. Noedels natuurlijk.
Je bent hartstikke gek dat je een Canadees jack voor me hebt gekocht en ik A. je steeds meer. Ik denk ook vaak aan het kind dat we zullen krijgen. Maar we hadden gezegd dat we zouden wachten, en we hebben ook gewacht. En ik zal nooit vergeten wat je daarvoor hebt gedaan. Zo ver zijn we gegaan om nog meer van elkaar te houden en daar ben ik heel trots op. Je moet nooit wijken voor het lot. Dat kan ik mooi zeggen! Bovendien wil ik meer dan één keer het moment beleven waarop we hem zullen maken, onze zoon. En bedenk dat als we in het toeval berust hadden, je me volgende maand niet zou kunnen komen opzoeken: dan had je de zorg voor een ander gehad. En je hebt al de zorg voor mij, die zo groot is.
Jij boft maar, zeg, meid, dat je Amerikaanse fillums ziet. Ik ben blij voor je dat de bioscopen eindelijk weer open zijn. Je moet me echt alles vertellen. We hebben Amerika gemist en als de films net zo goed zijn als de romans...
Omdat het beter met me gaat, denk ik weer aan het examen. Sinds Hugo een verwoed krijgsman is geworden, zegt hij dat vergelijkende examens kleingeestig en vernederend zijn, en hij heeft gelijk. Maar het drama is dat er voor ons, artsen, geen leven mogelijk is zonder dat je intern assistent bent geweest. Ik wil het absoluut worden. Je veracht alleen die examens waarvoor je geslaagd bent.
Mijn gouden doosje, denk eraan dat je onze kolenkaarten ophaalt of zorgt dat we er extra elektriciteit voor krijgen. Ik wil niet dat je genoodzaakt bent een man in ons grote bed te leggen om je te verwarmen. Ik zag dat Parijzenaars recht zouden hebben op vijftig kilo steenkool voor de feestdagen. Je ziet dat ik de kranten goed lees. Carrefour en les Lettres Françaises hangen me een beetje de keel uit met hun 'verzetsstijl'. Op het ogenblik is alles geoorloofd om vooruit te komen en een gefusilleerde is het beste dat je je kunt denken. En de heren schrijvers feliciteren elkaar om het hardst dat ze nog leven en ze huilen van emotie dat ze zo bang zijn geweest. Ik zal er niet bij zijn. Ik zal wit van woede zijn dat ik niets heb gedaan en zelfs niet het recht heb hun een schop onder hun kont te geven met echte leren laarzen die vrij hebben rondgestapt in een vrij land.
M'n verre eiland, m'n Désirade, m'n Louise, m'n Kruidnagelboom,
Langzamerhand kom ik zo ver dat liefde net zoveel pijn doet als verlangen, begrijp je wat ik bedoel?
'Vrouw die bij me kwam vanuit het diepst gemis Als takken buigt zij elke hindernis Vrouw van weinig, van veel, van alles, met hartstocht...'
Alleen gedichten zijn als balsem voor me.
Dit gezegd hebbende, gaat het beter en zal ik heel snel weer opknappen:
x) omdat er deze keer minder schade is, ondanks de kleine caverne die niet meer is dan het restant van een beetje kaasachtig weefsel dat daar nog zat.
2.) omdat ik veel minder uitgeput ben dan vorig jaar.
3) omdat ik een milde, weinig virulente vorm heb, die al na een maand van totale rust in regressie gaat.
Als ik een pneumothorax had, zou ik binnen drie maanden genezen en geen kans op een recidive hebben. Zonder pneumothorax doe ik er zes maanden over. Het is niet mijn verdienste dat ik het volhoud omdat ik zeker weet dat ik zal genezen. Van echte moed is alleen sprake als er geen hoop is. Ik onderstreep het opdat jij er met bewondering naar kijkt.
'Nee, ik zal niet sterven zonder het geluk omarmd te hebben...', de eerste regel van mijn volgende gedicht.
Het schijnt dat de brieven per post beginnen te arriveren. Dat zou mijn leven veranderen. Gisteren kwamen ze me tellen omdat ze nieuwe mobilisatiedossiers gaan aanleggen. Dat is een grote troost bij mijn ziekte, de gedachte dat ik nooit soldaat zal worden. Je moet maar denken dat ik in het sanatorium die twee of driejaar verspil die ik anders in de oorlog zou hebben verspild. Met minder kans om gedood te worden. En ik ben minder ongelukkig dan mijn arme vrienden in de Elzas. Hugo schrijft me dat er hard gevochten wordt. Na die heldhaftige landing en de glorieuze bevrijding van Parijs heeft het iets belachelijks om nog steeds oorlog te voeren alsof er niets gebeurd is.
Pignon was vanavond lang op bezoek. Niets doet me meer plezier dan met hem over jou te praten. Maar hij is een beetje prekerig en belerend. Bovendien gelooft hij in God en ik niet. Hij gelooft in Goed en Kwaad en ik niet. Hij gelooft in de Deugd en ik niet. We hebben Banania gemaakt en van zijn Amerikaanse biscuits gegeten, met de kastanjejam die je vader heeft gemaakt. Het trieste van die lange bezetting, van deze ziekte, is dat je je meer druk maakt over eten dan over denken. Jij hebt me daarin ook beïnvloed. Professor Nimbus en zijn zoons kenden geen lichamelijke behoeften. Je zult wel zeggen dat me dat geen goed heeft gedaan.
Afgezien daarvan, begint het koud te worden en het kost me moeite om te schrijven. Mijn vingers raken verstijfd zodra ik ze onder de dekens vandaan haal. Maar ik geef steeds minder sputum op. t: 36°9 en 37°2. Douady schrijft me dat hij waarschijnlijk in december een kamer voor me heeft in het Studentensanatorium, wat ons veel minder geld zou kosten. Bovendien kan ik misschien één van mijn stukken laten spelen. (Of een krant oprichten met de naam: 'T.b.c.-patiënten voor t.b.c.-patiënten!')
Vanochtend naar de dokter. Uitstekend. Ik ben 400 gram aangekomen. Je zult zien dat ik in december weer de tors van een vizier heb. Mijn planigrafieën zijn niet te vergelijken met die van vorig jaar waarop de hele bovenkwab geïnfiltreerd was. Deze keer is alleen de sternoclaviculaire hoek aangetast. Tobé is optimistisch. Ik ben trouwens weer begonnen met werken. Gisteren een vraag gedaan en vandaag weer een. Ik hoef er nog maar 179, plus het mondeling, en ik ben intern assistent. Eigenlijk ben ik er al! Kun je bij Copy-Odéon 'Arteria mesenterica superior' en 'Arteria mesenterica inferior' voor me kopen?
Morgen wordt mevrouw Aubert geopereerd.
Zeg me eens precies wanneer je denkt te komen. Want via vrienden van Pignon in Lyon zou ik een plaats voor je kunnen laten reserveren in een aansluitende trein en je zou bij hen in Lyon kunnen slapen. Je hebt minimaal tien vrije dagen nodig als je de vier dagen voor de reis meetelt.
Weet je, liefste, dat ik erin begin te geloven? Ik kus vaak zomaar, opeens mijn trouwring... Ik ben niet gelovig maar fetisjist!
Plotselinge verandering: Tobé heeft mijn nieuwe röntgenfoto's die gisteren zijn gemaakt zojuist nog eens bekeken: het beeld zou verdacht zijn. Straks worden er nieuwe planigrafieën gemaakt. Hoe het ook zij, ik houd van je en het kan me geen zak schelen.
Gisteren en 's avonds 37°6. Een beetje moe. Vanavond weer 37°6. Maar ik geef niet veel sputum op. Over die kleine verergering maak ik me niet druk. Die vind ik niet interessant. Ik ben waanzinnig gelukkig als ik aan jou denk. En dat is aldoor.
Je hebt het over je dagboek. Geef het niet op, alsjeblieft. Type het uit. Je moet er een lijn in brengen. Je bent begonnen zonder enig doel voor ogen. Waar ga je heen? Niet te veel intellectuele zelfbevrediging. Geef beschrijvingen, daar ben je goed in. Maak gebruik van je meedogenloze humor, van de heldere kijk van je blauwe ogen die alles opnemen. Je zult zien, we worden Scheppers. Ik heb talloze ideeën voor de toekomst.
Het gaat beter. 3 70 vanavond. Maar ik heb de pest in. 'Ze' geven ons geen verwarming. Er is maar een uur per dag warm water. De pest in ook omdat jij je reis misschien zult uitstellen. Ik weet dat je goede redenen hebt en dat we dat geld nodig hebben. Eigenlijk verwijt ik je één ding: dat ik lui ben en jij niet. Jouw activisme maakt me razend omdat het jou van me afpakt en ik veroordeeld word tot een leeg bestaan. Vorig jaar al waren er zoveel dingen die je liever deed dan naar mij toe komen, omdat je verstandig bent, dingen die voor mij tegenover jou geen seconde zouden tellen... Vergeef het me maar, m'n Kleintje. Ik weet dat ik je had gevraagd mijn discipline te zijn. En alles wordt hier omgekeerd. Langzamerhand voel je in deze wereld die steeds verder uitdunt dat misschien andere dingen dan je dacht belangrijk zijn.
Tobé heeft de planigrafieën gezien. Ik zal een toontje lager moeten zingen. Geen beeld van een caverne maar een kleine verandering in de wonden die erop duidt dat het nog niet over is en dat de ziekte nog actief is. Ik hoest trouwens en ik heb vanavond 3 7°5. Tobé neemt mijn status mee naar Parijs en zal erover praten met mijn vader en jou. Maar zeg vooral tegen de familie dat ik geen zin heb in ongerustheid en treurnis. Over een maand zal ik dit alles weer te boven zijn. Ik heb liever tuberculose en jou dan geen van beide. Sic.
De toestand is stabiel. Gisteravond 37°4- Het is duidelijk dat het zonder dat ik het voel op een geniepige manier steeds verder gaat.
Het doet me pijn om je zo hard te zien werken. Laat niet met je sollen. Stel je voorwaarden. Aangezien ik gauw naar het Studentensanatorium ga, zal ik binnenkort bijna niets meer kosten. Ik schaam me des te meer omdat ik mijn plicht niet doe: vanavond 3 7°7. En ik hoest. En buiten regen en mist zoals gewoonlijk. Ik schrijf een paar gedichten. Verdriet en zwakheid. Hartkloppingen. Tranen. Angst om de machteloosheid. Ik zie door mijn raam een eenzame donkere spar die de wacht schijnt te betrekken bij mijn graf.
December '44
Ik heb het gedicht over 'Roger Pironneau, die gefusilleerd is' af. Als het verschijnt, wil ik er niet mijn naam onder zetten. Je kunt niet wantrouwig genoeg zijn ten aanzien van jezelf.
Het gaat beter. Gisteravond 37°4- Bij auscultatie hoor je wat geruis maar niet het geruis van een caverne. Op de röntgenfoto zie je dat het infiltraat dat op de planigrafie te zien was, aan de onderkant van de bovenkwab dichter is geworden. De wond van het begin schijnt daarentegen dicht te zijn. De aanval die ik nu heb, is niet ulceratief, en het is volgens Degeorges niet zeker dat die infiltraten zich verder uitbreiden. Ik ben niet magerder geworden en ben niet zo moe. Al met al is er sprake van een kleine recidive die natuurlijk wel vervelend is, maar op het ogenblik is er niet veel schade. Wees niet bang, engel: het zal goed gaan met je Biribi.
Wanneer kom je? Ik wacht al mijn leven lang op je. Neem geen pak voor me mee, ik moet nog een hele tijd in bed blijven. En het grijze dat ik heb, is genoeg voor tijdens het eten.
Ik ben bezig le Dieu des corps van Jules Romains te lezen en dat maakt me waanzinnig gelukkig. Ik ben geboren om lief te hebben en uit lafhartigheid heb ik de vrijdenker gespeeld. Omdat ik vreselijk bang was net zo te worden als de anderen, ben ik de anderen gaan haten. Je moet heel sterk zijn om te durven liefhebben. Die religie ten opzichte van een lichaam, dat is precies wat ik tegenover jou heb. Het is idioot om het zo te zeggen, verdomme! Het lukt me niet om gewoon te zeggen dat ik zielsveel van je houd en dat mijn hartstocht voor jou alleen in jouw lichaam enigszins tot rust komt. Het lichaam is als het ware de kerk en het slagveld. Want de religie van de liefde is een vurige, harde, soms wrede religie. En als ik plotseling een hevig verlangen voel om jou pijn te doen, gehoorzaam ik waarschijnlijk aan een diepe behoefte om mijn hartstocht te uiten door iets dat verder gaat dan wellust. Ik stel me soms voor, dat heb ik je verteld, hoe ik je met een knoet zou geselen. Tegelijkertijd zou ik me in volslagen nederigheid aan je voeten willen werpen om je te bedanken voor de grootsheid en het absolute die jij me hebt gegeven. Ik zou willen dat je begrijpt dat die nederigheid kan samengaan met het verlangen om te domineren, om jou aan mij overgeleverd te zien. Ik ben bereid alles op te offeren voor deze hartstocht. Ik houd van je. Alles is nu duidelijk, zeker en noodzakelijk.
Is het niet ongelooflijk dat ik hier in eenzaamheid krankzinnig van vreugde ben met mijn hoest en mijn wond? En toch zweer ik je dat ik bijna voortdurend adembenemend gelukkig ben. Sommige imbecielen bereiken deze staat door te geloven in een God die niet bestaat. Wat een flauwekul, een God met wie je niet de liefde kunt bedrijven!
Ik ben nergens bang voor, zelfs niet voor de dood. Ik ben niet angstig meer. Ik denk aan alles wat jou nog ergert in mij en wat ik moet afleren of me moet aanleren om je liefde nog heviger te maken. Ik weet dat jij ook veel dingen voor mij hebt overwonnen.
Mocht ik nog eens voor je knielen om je te kussen, loop dan niet weg alsjeblieft. Het is de meest onvervalste daad van aanbidding. Dus je moet me niets verbieden, schat, alsjeblieft. Je moet me niet automatisch afweren bij bepaalde liefkozingen. Je weet niet hoe naar ik dat vind. Als je je laat gaan, vind ik dat heerlijk en nog meer als je je verlangens kenbaar maakt en initiatieven neemt. Van een gebaar dat van jou uitgaat kan ik soms in snikken uitbarsten.
Gisteren rare koortsperiode: 's ochtends 37°4, daarna koude rillingen, hoofdpijn en 's avonds 39°. Ongeveer hetzelfde als ik in juli in Parijs had, weet je nog? Vanavond heb ik maar 37°6. Griep of tuberculose? Alles is mogelijk.
Als je in december niet kunt komen, dan is dat jammer! Maar misschien kun je gebruik maken van een ambulance die een zieke vervoert? Of je moet een taxi nemen, maar dat kost tweeduizend frank. Pignon probeert er iets op te vinden.
Ik heb echt een bijzonder lieve verpleegster. Ze heet Dauphin en het is natuurlijk een vroegere patiënte geweest. Ze komt om 4 uur boterhammen voor me maken, die ze me dwingt op te eten, en de Banania voor me koken die jij me hebt gestuurd. Iedereen heeft hier een kooktoestelletje op zijn nachtkastje om die extraatjes klaar te maken die het beste deel van onze voeding uitmaken.
Vanochtend 37°4, oef! Vannacht om twaalf uur sliep ik niet en hoorde ik de auto van Tobé aankomen. Mijn hart begon te bonzen: er was een kans van één op duizend dat jij erin zat. 'Misschien was jij het, Naakt, Alleen gewikkeld in het kleed van mijn verwachting...' Maar er kwam niets, behalve vanochtend Pignon met 'mijn' Canadese jack, de brieven, de Olfamide die jij niet vergeten was me te sturen en de grijze trui die je voor me hebt gebreid. Hij is zo chic, dat ben ik niet gewend te dragen. Ik zie dat je de hoop niet hebt opgegeven mij elegant te maken.
Zeg tegen m'n vrienden dat ze me moeten schrijven, ook al antwoord ik niet altijd. Tobé heeft tegen me gezegd dat ik zo min mogelijk moet schrijven. Ik wacht tot papa komt om tot de aanval over te gaan met als doel dat het sanatorium jou in dienst neemt als secretaresse of assistente. Je zou kost en inwoning hebben maar weinig betaald krijgen. Pignon denkt dat het wel geregeld kan worden.
Het sneeuwt nu eindelijk na zoveel regen. Gisteravond een verschrikkelijke hoestaanval waardoor ik niet kon slapen. Ik denk dat het de laatste dolksteek is van deze aanval van mijn ziekte.
Verdomme! Ik heb vanavond weer 37°6. Maar ik houd meer dan ooit van je en ik ben volkomen gelukkig in je, want in mij is het op dit moment duidelijk niet leefbaar. Ik heb plotseling zin om een kind bij je te verwekken om nog meer in jou te zijn.
Vanochtend bij de dokter. Ik ben weer 400 gram afgevallen: 63,600. Op de röntgenfoto is het infiltraat van de bovenkwab iets dichter en uitgebreider, maar er is geen caverne. Nou ja, nog niet. Ik moet je zeggen dat af en toe het gevoel van opstandigheid alles overheerst. Het scheelt niet veel of mijn haat tegenover het leven is sterker dan het leven zelf. En er is vooral weinig meer voor nodig of mijn haat tegenover het leven van de anderen en het feit dat ik met geen mogelijkheid een leven op maat kan bedenken, brengt me zover dat ik de zaak opgeef en naar Moeder Aarde terugkeer. Je moet het me maar niet kwalijk nemen, lieverd. Je weet wel dat het allemaal woorden zijn en dat van woorden nog nooit iemand is doodgegaan. Tenminste, dat zeggen ze. 'Je zit maar interessant te doen. Je schiet er mooi mee op als je dood bent!' Ze vragen zich niet af hoeveel ik erop achteruitga als ik blijf leven.
Deze avond
Waarop alle ontreddering van de wereld
Wanhopig snikt in mijn ziel
Waarop alles, zelfs de stilte, tranen is geworden
Weet ik niet meer wat ik doen moet
Nadat alle uitzicht op geluk
In de verte achterbleef
En ik voel zware kluiten wanhoop
In me neerdalen
Die in mijn hart drukken op
De arme
Jammerlijke
Nutteloze verlangens
Die te laat kwamen
Huiverend en nederig
Zielig want blootsvoets over de keien op zoek
Naar een warm huis
Met dikke muren
Die dood zijn gegaan
Omdat ze niet konden leven
Onder de harde bijlslagen
Van de volhardende dagen
Die tot uitputtens toe
Op de grote populier inhakken
Hoog rechtop in de lucht
Die zo 'n pijn doet
Omdat hij uit angst voor de val
Zich vastgrijpt
Met al zijn wortels
Aan mijn arme benauwde hart
Ik kan je niets anders schrijven dan dit gedicht en ik vraag je om vergeving. Maar je weet dat we houden van woorden en hoezeer die soms troosten en het onzegbare zeggen.
AmorAmorAmor, dat liedje is de laatste tijd in de mode in de usa en het is nogal wellustig. Maar we zijn niet op de wereld om wel te lusten. Een ontstellend bericht: Tobé is gearresteerd. Er zijn twee kerels uit Lyon gekomen met een arrestatiebevel. Het moet te maken hebben met zijn vriendschap voor Maurras, plus nog een paar aanklachten van deze of gene. Het hele huis staat op zijn kop. Bezet of bevrijd, mensen zijn altijd even weerzinwekkend.
Ik ben blij dat jij net als ik zin hebt om onze Jean-Baptiste te verwekken. Pignon heeft mijn laatste scrupules weggenomen door me te vertellen dat het niet gevaarlijk is een kind te verwekken tijdens een opleving van de ziekte. Hij heeft zijn beide zoons verwekt terwijl hij bacillen droeg. Ze zeggen dat, wanneer ik weer aan de beterende hand ben, we een kamer zouden kunnen huren in Assy en dat jij gemakkelijk les zou kunnen geven. Behalve Frans zou je Latijn en Engels kunnen geven. Maar ik wil niet dat je komt voordat het goed met me gaat. Hoe onverschillig ik ook ben ten opzichte van mijn toestand, die zou toch zijn invloed hebben op onze liefde. En dat wil ik niet. Ik ben liever alleen dan dat ik jou een minnaar met tuberculose opdring. En toch zou het kleinste woordje, iedere blik van jou me nu aan het huilen brengen. Jij bent het moeilijkste deel van deze ballingschap, lieverd. Voor mij is het heel eenvoudig: mijn leven is opgehouden. Voor jou daarentegen, voor wie het leven zo'n zekerheid lijkt, bestaat het heden zonder mij en het dagelijks leven versnippert stiekem je herinneringen. Bovendien speelt ook nog jouw verlangen naar geluk, je behoefte aan plezier. Ik ben bang dat ik niet altijd boven mezelf zal blijven staan. Ik ben bang dat ik me bij jou zo prettig zal voelen dat ik zal vergeten op mezelf te letten. Ik ben bang dat ik me gelukzalig en loom zal voelen. Het is goed dat je me er soms aan herinnert dat je me nog steeds met anderen kunt vergelijken. En ik bewonder je dat je uit onze gekwelde liefde zoveel energie put. Ik zweer je dat die tijd zal terugkomen waarin ik trots was dat je me bewonderde omdat ik me doodwerkte.
Ik prop me vol. 's Ochtends Nestlé-pap en boterhammen met honing, want Biribi heeft geen jam meer. En ik hoest minder, 's Avonds 37° sinds een paar dagen. Bij de dokter geweest: de aanval schijnt niet door te zetten.
Kom. Ik heb je heel erg nodig. Al dagen geen post. We zijn ingesneeuwd.
P.S. De Banania is op, neem als je kunt wat voor me mee wanneer je komt.
Het gaat goed. Ik heb vandaag de aalmoezenier gezien. Hij keek nogal ontstemd naar die mooie foto van jou en ik heb hem het 'vergrijp' van de doop verteld. De arme man was helemaal ontsteld. 'Dat is afschuwelijk,' zei hij, 'ik had u nog liever een vals doopbewijs gegeven.' Dat zeggen ze dan achteraf!
Ik ben blij dat je eindelijk een radiator hebt. Ik was ongerust bij de gedachte dat jij in onze negerhut zat zonder enige verwarming en met niet veel vet op je botten, waarvan ik houd.
Mijn aanbedene. De vraag is: zul je vanavond in de bus zitten? Ik durf het niet te geloven, want als je maar een week vrij hebt, kost het je wel erg veel, die drie dagen hier.
Geen bericht over Tobé die in Lyon gevangen zit. Maar als ze beginnen mensen te vervolgen vanwege hun opinies, zijn we weer terug bij de nazi-methodes.
Gisteravond 37°4- Ik hoest weer een beetje. Ik ben uitzinnig van woede dat ik niet in staat ben die smerige ziekte de baas te worden. Ik zal ten slotte nog vragen of ze alsjeblieft een thoracoplastiek willen verrichten. Ik zie al voor me hoe mijn engel haar armen ten hemel heft!
December '44
Mijn gouden Kleintje, ik kan niets anders bedenken dan een gedicht om te vertellen wat jouw komst voor mij heeft betekend, jouw verschijning, met rijp aan je wimpers en sneeuwvlokken op je muts, jouw verblijf waarvan ik al niet meer weet of het drie dagen of drie eeuwigheden heeft geduurd en je vertrek met tranen aan je wimpers. Ik ben begonnen het te schrijven maar niets is moeilijker dan geluk. Het was niet alleen jij, niet alleen de eenzaamheid die eindelijk bezworen werd, maar het plotseling binnenvallen van iemand van de andere wereld, waar geen mens geobsedeerd is door de dood. Dat is een ander aspect van deze ziekte: je wordt verbannen naar je gelijken die allemaal dezelfde zorg hebben, waar ze al dan niet voor uitkomen, en die onmogelijk lang aan iets anders kunnen denken. Je hebt me weer leren leven. En jouw verblijf heeft me gelukkig gemaakt ondanks het verschrikkelijke nieuws dat je bracht. Maar sindsdien lijkt het wel een nachtmerrie. Zeg tegen papa dat ik mijn gedichtenbundeltje aan Hugo zou willen opdragen. Ik had erin willen zetten: 'Voor mijn broer, de Schurk.' Maar de dood is langsgekomen en hij is weer Hugo geworden. We hebben nu een afschuwelijk bezit: een verleden. Onze kinderjaren zijn voorbij. Als we denken aan de toekomst die hij niet zal meemaken, verraden we hem al. Hij laat een wereld achter waarin het voor mij moeilijker zal zijn te leven, maar de schoonheid van een zaak wordt bepaald door wie ervoor sterft.
Ik heb wel aan je gedacht vannacht, waarschijnlijk lag je in het gangpad tegen een of andere adjudant aan! Je hoefde in ieder geval niet met je rugzak op te lopen naar le Fayet. Iedereen hier heeft het alleen maar over jouw krachttoer op de heenweg. Je kunt je niet voorstellen wat het voor mensen die ertoe veroordeeld zijn zuinig met ieder ademtochtje om te springen, betekent om tot het einde van je krachten te kunnen gaan.
Vanavond 37°1, mijn laagste temperatuur sinds ik hier ben. Door jouw komst zal de balans naar de goede kant zijn doorgeslagen. Vanochtend naar de dokter. Niets nieuws, maar het wordt niet meer erger. Nog hetzelfde gewicht.
Tobé kwam me vanochtend opzoeken. Hij schijnt weer van zijn emoties bekomen te zijn. Een brief van papa gekregen. Hij heeft naar Bernou geschreven, de dokter in Chateaubriant. Maar ik vraag me af of het goed is om midden in de behandeling van methode te veranderen. Bernou windt er geen doekjes om. Hij zaagt twee of drie ribben door, maakt de wond open, legt de caverne bloot en houdt die maandenlang open om de infiltraten twee of drie keer per week met zilvernitraat te kunnen cauteriseren, totdat alle necrotische weefsels zijn weggebrand. Daardoor blijft er soms een vuistgroot gat in de long achter, maar het idee om die pijnloze lepra die in het donker aan me knaagt er eens flink van langs te geven, staat me wel aan. Toch geloof ik dat 't het verstandigst zou zijn tot het voorjaar te wachten. Degenen die naar Bernou zijn gegaan, zijn allemaal door de traditionele geneeskunde opgegeven en zo ver ben ik nog niet.
Juffrouw Dauphin is vanavond uit Parijs aangekomen en heeft me alle heerlijkheden gebracht die jij haar had meegegeven: ganzelevercrème, biscuits, boter. Je had die boter moeten houden, Kleintje, jij hebt die net zo nodig als ik. Bedankt voor alle kranten.
Zo had ik Schumann en Jean Marin nog niet gezien. Geestig ook dat bericht van de moffen waarin dreigementen geuit worden aan het adres van de Fransen die de collaborateurs ook maar een haar zouden krenken! Ze hoeven zich trouwens geen zorgen te maken, de heren die liever een Duitse bezetting dan een Russische overwinning hadden. Ze zullen wel gauw allemaal met een excuus vrijgelaten worden. Ik begrijp zullie wel die de landwachters in hun gevangenis komen opzoeken om ze te executeren. Dat is misschien niet wenselijk maar het is al te gemakkelijk om Fransen gemarteld te hebben en als straf directeur van een krant te worden. Ik geloof beslist dat ik op de communisten ga stemmen. Ik denk aan wat Timbault riep tegen de soldaten die hem fusilleerden: 'Leve de Duitse communistische partij!' Het communisme is het nieuwe christendom. Maar ik behoor tot de gedegenereerde bourgeoisie en ik ben misschien niet meer in staat tot geloven.
Biribi heeft overal lak aan: meneer had gisteravond 38°i en vanochtend 3 8°2.. Ik geloof dat het griep is. Waarom zou je niet net als iedereen griep kunnen krijgen omdat je nu eenmaal t.b.c. hebt? Ze geven me drankjes en drank. Ik stuur je een telegram zodra de koorts is gezakt.
Ik ben dol van vreugde dat je van plan bent in januari te komen. Het was deze keer zo kort dat het is alsof ik je gedroomd heb.
Ik heb net een artikel gelezen over de profiteurs die naam maken met de heldendaden van anderen. Dat noemen ze 'De voddenrapers van de roem'. Zou je het misschien naar Sangnier kunnen sturen? Of naar de Canard enchainé? In ieder geval heeft het me opgelucht, dat is het belangrijkste. Ik heb 'Dodenvolk' af, dat het laatste gedicht van de bundel zal worden.
Ik heb vannacht gehuild toen ik dacht aan Hugo en aan wat ik eens over hem heb geschreven: 'Hij is de schrikwekkende bewaker van onze onbedorvenheid.' Ja, we waren allemaal bang voor hem, want hij loerde op ieder teken van zwakheid. Ik durfde hem nauwelijks te bekennen dat ik van je hield. Hij had een waanzinnige dorst naar het absolute en wanneer hij aarzelde, werd hij destructief, zodat hij wel gedwongen was verder te gaan. Ik vraag me af of hij niet bewust de dood heeft gezocht, omdat hij wist dat hij niet geschikt was om te leven in de wereld van het compromis die wij, naar mijn gevoel, binnengaan. Als ik niet weer ziek was geworden, had ik me waarschijnlijk bij hem aangesloten in het 2de db ondanks mijn scepticisme, mijn lafheid en mijn minachting voor de leermeesters die veranderen in meesters die ons leren sterven. Maar door de eeuwigdurende leegte van het sanatorium ben ik weer gaan inzien wat belachelijk is. Je moet het me maar vergeven. Ik weet dat je gelijk hebt als je zegt dat de Liefde geen doel is, maar het leven zelf. Maar alles is me hier ontnomen, zelfs de mogelijkheid om van je te houden, dus het Leven zelf. Denk niet dat ik nihilist ben. Het is maar een afweerreactie. Maar je hebt gelijk dat je me hoop en wilskracht probeert in te geven.
De literaire weg brengt weinig roem en is gevaarlijk doordat je gemakkelijk tot slaafs gedrag wordt verleid. Er is maar één oplossing: proberen geniaal te zijn, zoals anderen ook geprobeerd hebben iets te doen dat onmogelijk leek: landen in Normandië. Epiek is geen literair genre maar een levensvorm: de kreet van Timbault, de brief van Guy Möquet of van Decour... je zou Claudel moeten zijn om dat heldendicht te transponeren.
Afgezien daarvan, smerige details: de 'griep' gaat niet over. 3 8°3 vanavond.
De beloften die ik je deed Lieverd, vergeet ze weer Mijn leven was maar een droom En ik ga zonder weeromkeer.
Het geluk dat ik je heb beloofd Jou dat geven was niet toegestaan Groteske zorgen binden me De oude dood komt eraan.
De kracht van onze kussen Leek gemaakt voor de eeuwigheid We hebben teveel gedurfd Alleen de pijn duurt altijd
De dood roept me ver weg Hoor je zijn stampende voet? Mijn wanhoop telt niet mee Op het feestmaal waar ik heen moet.
Ik ga weg en ik heb niet gekend Het geluk van wie welkom is Ik glijd weg en ik was nog niet klaar Mijn lot wekt alleen deernis.
Mijn ziel is niet slecht, wees niet bang Zij kwam zonder vreugd, gaat zonder klacht Met spijt in haar gebroken hart Dat jij slechts als een droom was gedacht.
Gisteravond 37°5 maar vanochtend weer 38°, hoofdpijn en misselijkheid. Ik begin het maar een raar griepje te vinden. Dauphin die altijd even lief is, doet haar uiterste best om een kamer op het zuiden met kuurterras voor me te krijgen. Dat zal veel meer kosten, en daarom vind ik dat ik eigenlijk wel goed zit in mijn hokje op het noorden.
Ik moet je bekennen dat je Biribi een heel afschuwelijke dag heeft gehad. Voor het eerst was hij depressief. Bezweet wakker geworden, vreselijke, pijnlijke hoestbuien. Vanavond 39°. Ik voelde me alleen en verlaten, ik kon niet meer. Kortom, het is duidelijk: ik heb weer een nieuwe aanval die er zo te zien niet om liegt. Maar noch Tobé noch Degeorges is me komen opzoeken. Ze trekken zich hier wel wat al te weinig van je aan.
Als het niet goed met me gaat, zal ik echt niet langer zonder je kunnen. Het is als het ware alsof ik niet adem. Ik ga zo snel mogelijk naar Chateaubriant. Ik zal het tegen papa zeggen als hij morgen komt. Dan kun je gemakkelijk komen vanuit Parijs. Weer een nacht met jou in onze negerhut doorbrengen zal veel meer doen voor mijn genezing dan die drie vreselijke maanden in Sancellemoz. Neem me niet kwalijk. Och, als het alleen om de alledaagse bezigheden ging, zou het leven gemakkelijk vol te houden zijn. Maar er is ook nog een ander leven, en daaraan ga je dood. En het is niet gemakkelijk om dood te gaan, wat de levenden daar ook van mogen zeggen.
Ze hebben röntgenfoto's en planigrafieën van me gemaakt: er is plaatselijk een duidelijke uitbreiding met een twijfelachtig gaatje. Maar het blijft beperkt tot de bovenkwab. Niets aan de linkerkant, niets in de andere kwabben. Ze hebben besloten dat ik hier blijf en dat jij, zodra het grote sanatorium weer opengaat, hier als medisch secretaresse komt werken, want je bent het er toch mee eens dat je bij de Radio weg gaat. Maar kom niet met de feestdagen: dan kun je hier geen onderdak vinden en een trein kun je dan niet krijgen. Bovendien moet ik op het ogenblik hoesten zodra ik praat.
Alles gaat slecht op alle fronten. Ze hebben me verteld dat von Rundstedt Colmar weer heeft aangevallen. In België is het front 'stabiel', we weten tegenwoordig wel wat het vocabulaire van de communiqués bedoelt. En die honderdduizend Duitsers die bij Lorient door de linies heen gebroken waren?
Zonder kranten, zonder radio, zonder verzorging, zonder geld, zonder jou, zonder jou, zonder jou, waar leef ik dan nog voor? Een mooie illusie die hoop wordt genoemd.
Ik was heel ontroerd dat mijn eigen schat me het enige ei van dit trimester stuurde. Ik weet hoeveel ze houdt van een eitje. Dauphin heeft chocolademousse voor me gemaakt van de reep die papa had meegebracht.
Wat de kwestie geld betreft, als jij stopt met werken, zou papa ons voorlopig kunnen helpen. Hij houdt veel van je en vooral hij begrijpt dat ik jou bij me moet hebben om te kunnen genezen. Omdat je huidtest positief was, zou je een doktersverklaring kunnen krijgen waarin staat dat je rust moet houden. Ik zweer je dat ik er voor eind januari weer bovenop ben. In het geval dat het niet vanzelf in orde zou komen, hebben de heren artsen bloedige plannen: ze hebben het over een extrapleurale pneumothorax; en omdat ik helaas in het vak zit, ben ik niet enthousiast, dat kan ik je wel vertellen. Kijk maar in mijn Sauvy: dan heb je een idee van wat deze verrassing inhoudt.
22 december
Over drie dagen is het Kerst. Voor het eerst heb ik weer beneden de 3 8°. God zij gedankt. Op het laatst ben je met weinig tevreden, dat zie je. Het is een ziekte die je ambities mooi om zeep helpt. Het enige dat de koorts doet zakken: de gedachte aan jouw frisse lippen toen je laatst aankwam nadat je twee uur in de sneeuw naar boven was geklommen. Ik houd van je omdat je sterk bent en ik houd van je omdat je zwak bent. Ik heb vanochtend het telegram gekregen dat je zes dagen geleden verstuurd had. Het gaat steeds beter.
Tobé heeft me vanochtend onderzocht vanwege mijn hese stem: een gewone catarrale laryngitis, een gevolg van mijn griep. Het is daarom zo belangrijk, lieverd, omdat je door een tuberculeuze laryngitis binnen een paar dagen dood kunt zijn. Vorige maand is er een jonge vrouw aan gestorven. 'Men sterft uit alle macht in het herfstleven / En het is nooit een triomfantelijke dood / Die de grootsheid van ons bestaan verdient.'
december
Ik heb zojuist antwoord ontvangen van een dode: de post stuurt, nauwgezet als altijd, mijn laatste brief aan Hugo retour. Op de envelop een stempel: 'Retour afzender'. En onderaan staat met de hand geschreven een prachtige litotes: De geadresseerde kon niet bereikt worden.
Maar de afzender hebben ze wel degelijk te pakken gekregen.
december
In deze eenzame kerstnacht wil ik je zeggen dat ik je, sinds we van elkaar houden, steeds meer aanbid en bewonder. Er is geen moment van teleurstelling geweest, en dat terwijl ik van de Schurken de meest cyclothymische was, van de cyclothymen de meest schurkachtige! Ik heb steeds meer op je kunnen rekenen, steeds vaker was je er, je hebt al mijn verwachtingen overtroffen. Ik herinner me dat Hugo je had gezegd dat je zijn vriend geen verdriet mocht doen. Je hebt hem nooit verdriet gedaan, behalve een keer, en toen had hij erom gevraagd. Verdrietig zijn is een geheime slechte eigenschap van hem. Lieverd, ik heb alles aan jou te danken en dat zal ik je mijn leven lang laten blijken, als de t.b.c. me tijd van leven geeft.
december
Ik ben volslagen krankzinnig van liefde. Ik heb 3 70, ik hoest niet meer, ik voel me uitstekend, het weer is mooi en jij bent de allermooiste. Ik heb heel verstandig in bed geluncht en deze keer was het nu eens lekker: tournedos met béarnaisesaus, frites, salade en een appel. Toen mijn kuur. Toen 3 y°6. Toen een feest bij de broers Ledoux: wijn, champagne, echte koffie en alles wat je nodig hebt om lekker met z'n allen lol te maken. Maar in de verste verte geen uitspattingen. Ik dacht al te hevig aan jou, aan hoe heerlijk het zou zijn om je in mijn armen te hebben en met je te dansen. Mijn fabelachtige Dauphin verpleegster had het buffet georganiseerd. Ze vertelde ons dat er bij de routine-röntgenfoto 'iets' was gevonden. Ze heeft een recidive. Morgen planigrafieën en dan begint het tarot-spel weer opnieuw. Dat zal haar weer op minstens een half jaar bedrust komen te staan, afgezien van het feit dat het zich ook altijd nog kan uitbreiden. Dat is dan de beloning voor haar zelfopoffering. Ze heeft een recidive aan de andere kant dan waar haar thoracoplastiek heeft plaatsgevonden. Ze had al vijfjaar een pneumothorax die sinds een jaar was verdwenen. Dat is bemoedigend. Je moet de groeten hebben van Jezus.
28 december
Dauphin ligt in bed. Op de planigrafie was een longhaard te zien zonder holtevorming. Ze is natuurlijk wanhopig. Ze heeft 3 8°2 en ze schijnt de hele dag te huilen. Wie heeft de tuberculose uitgevonden? Die van mij heeft vanavond 37°4-
Ik ben Michaux aan het herlezen. Om hem te begrijpen moet je meegemaakt hebben wat eenzaamheid is, echte eenzaamheid, in een kamer. Bij mij zal het ook niet lang meer duren of ik kan verdwijnen in een appel. Ik ben al aardig op weg.
31 december
Ik ben vanochtend bij de dokter geweest. Op de röntgenfoto lijkt het wel alsof de haard boven de fissuur zich nog steeds verder uitbreidt. In ieder geval is het nog niet gestabiliseerd zoals wel blijkt uit de 3 7°9 die ik gisteravond had. Vanochtend 3 7°4. Bovendien ben ik 3 50 gram afgevallen, hoewel ik flink schrans. Maar ik zal overwinnen want jij bent de sterkste. Het moreel blijft hoog, want het vooruitzicht dat ik jou gauw bij me zal hebben, is allesoverheersend. Tuberculose zoals ik die heb, is een niet te evenaren leerschool als het gaat om zelfbeheersing. Oorlogsmoed is daarbij vergeleken een peuleschil.
Als je geen ski's hebt, leen dan die van mijn broer. En breng suiker mee als je kunt, dat heb ik al een paar dagen niet meer.
Ik wil zo graag het gevoel hebben dat ik stabiel ben als jij binnenkort komt, dat ik nu verlang naar die extrapleurale pneumothorax. Maar ik hoef je niet te vertellen dat het idee dat mijn borstvlies van mijn ribben wordt losgemaakt, of liever gezegd losgetrokken, om ruimte te maken voor insufflatie, me angst aanjaagt. Als ik eenmaal onder het mes ben, zal ik me wel goed houden. Maar voor het zo ver is... Ik heb een afschuw van lichamelijk lijden. Dat is dan wat je noemt een held.
1 januari
Verdomd, ik voel me fantastisch vanavond. Ik bid tot God (die het een zorg zal zijn) dat je deze brief nooit zult krijgen omdat ik je voor die tijd al in mijn armen zal houden. Tobé hoopt in zijn telegram dat papa of jij komt. Maar bedenk wel dat Biribi een ijzeren moreel heeft en dat die operatie een fluitje van een cent is. Ik heb de laatste brieven van Hugo zojuist nog eens gelezen en dan is toch het minste dat je doen kunt je hier fatsoenlijk gedragen. Dus pak je koffers en vergeet niet je strikjes en kwikjes die ik zo graag zie. Er is hier een enorm gebrek aan strikjes en kwikjes.
Tobé was buitengewoon hartelijk tegen me en ik heb het volste vertrouwen in hem. Je voelt dat hij jouw geval afweegt als een gewetenszaak en niet alleen als een technisch probleem. Het is een goede kerel. En toen ik hem hoorde zeggen: 'Het is riskanter om te wachten dan om in te grijpen en aangezien ons vak inhoudt dat we risico's afwegen...', zei ik bij mezelf, net als Antoine Thibault: 'Wat een mooi vak, verdomd, wat een mooi vak!' Daar kan het mooiste gedicht toch niet tegenop?
Lieveling, eens zullen we gelukkig zijn, heb vertrouwen in me. Sinds ik het slechte nieuws heb gehoord, leef ik in een staat van heftige vreugde die heel zuiver is. Ik had niets meer geschreven sinds 'Dodenvolk', maar ik heb net een loflied op de eenzaamheid geschreven. Louise, eens als ik net zo geniaal zal zijn als Rimbaud of Laforgue, zal ik van je houden zoals het hoort. Vanavond voel ik me hun gelijke. Ik luister naar een sensuele rumba op de tsf die mijn gekkin voor me heeft gekocht, en ik zou je willen platdrukken op mijn tors als van een vizier, die een flinke klap zal krijgen over twee dagen. Dat maakt mijn vreugde er niet minder om, die zit te diep. Zie je, Dood, het zal net zo zijn als wanneer je niet bij elkaar bent, edele zielen raken daardoor niet van de wijs. Je bent zo dicht bij me dat ik, als ik me een beetje concentreer, de liefde met je zou kunnen bedrijven en klaarkomen. En jij?
Ik schenk je mijn leven en vraagje vergeving dat het zo onzeker is.
-
DOOD VAN JEAN-MARIE