HOOFDSTUK 2

Wat is Kahuwa?

 

In de Noordelijke Franse Ardèche, ver ten zuiden van Lyon, was een groot stuk terrein tot verboden gebied verklaard. Het stond vermeld als militair terrein, maar in feite was er geen militair te bekennen. Het gebied was door de Franse regering afgestaan aan de sectie-5 van de Europese coalitie. Onder de heuvels was een reusachtige hangar gebouwd, afgesloten met gecamoufleerde stalen deuren. Daags na het bezoek van Basje en de Vos aan Parijs waren de deuren geheel opengeschoven. Langzaam en statig gleed een reusachtig ruimtevaartuig naar buiten, zwevend op een magnetisch veld. De hulpmotoren zoemden zacht. In de waarnemingskoepel, onder de platte bodem, was de gestalte te zien van Hans Weiss, de plaatsvervangend commandant. De commandant zelf, Peter de Vos, bevond zich in de commandokamer op het bovenste van de drie dekken.

Het gevaarte, dat langzaam naar buiten kwam, was het „Europees Kosmonautisch voertuig van Sectie-5 der Europese coalitie”, beter bekend als de Euro-5.

Voor in de neus, waar de computer stond, bevond zich Marc Bonjour, de redderige Fransman, hoofdboordwerktuigkundige. Hij plande de koers naar Zuidoost Azië, waar voorlopig het operatiegebied van de Euro-5 zou liggen. Via de boordradio klonken de bevelen van de captain.

„Recht zo hij gaat. Wacht op koersbevel. Plan op hoogte 3. Vanaf het vertrek geldt meteen verhoogde waakzaamheid. Houd daar rekening mee. Marc, waar blijft de koers?”

„Een minuut nog, een minuut,” klonk de ongeduldige stem van de Fransman. „Ik kan niet heksen en mijn computer ook niet. Een halve minuut nog, twintig seconden... tien negen acht zeven zes...”

„Ja, ja, bespaar me alsjeblieft die flauwekul,” zei De Vos lachend.

Het scherm, links van de commandostoel, flitste groenachtig op. Er verscheen een reeks cijfers. Peter de Vos hoefde zelf niets te doen. De Euro-5 richtte zich automatisch op de uitgezette koers.

De hoofdmotor sloeg aan. De raketmotoren bleven stil. Er werd een gewone start gemaakt op de atomaire motor.

Het bedienend personeel zag de Euro-5 vanuit de hangar opstijgen. Het schip stak zijn neus schuin omhoog en schoot met steeds stijgende snelheid als een straaljager het luchtruim in. In weinige minuten liep de snelheid zeer hoog op. Er klonk een luide knal, toen de geluidsbarrière werd doorbroken. In een mum van tijd was het schip nog slechts een zwart vlekje, tot het geheel in het blauw van de lucht verdween.

In de Euro-5 merkte de bemanning nauwelijks iets van de hevige versnelling. De drukinstallatie werkte perfect. Peter de Vos liet zijn ogen gaan over de talloze instrumenten en knikte tevreden.

„Geef me contact met Sectie-3,” zei hij.

„Si si,” antwoordde Gino Cardinale, het hoofd van de verbindingen.

Even later klonk de stem van Barbara Bright. Zij bevond zich reeds in Hong Kong, vierentwintig uur nadat ze elkaar in Parijs voor het laatst gezien hadden. Een straaljager had Spinelli en Barbara naar het andere eind van de wereld gebracht.

„We wachten op nader bericht,” zei ze. „Alles is hier best in orde. Een beetje warm, maar daar houd ik wel van.”

Er werden nog wat korte berichten gewisseld van weinig importantie. Behalve hun eigen ontvangers was er op de hele wereld geen station dat kon meeluisteren. Ze gebruikten de geheime frequentie. Het groene lichtje onder de microfoon bewees, dat ze vrij konden spreken zonder bang te hoeven zijn voor ongewenste meeluisteraars!

Intussen gleed Egypte en Saoedi-Arabië onder het schip door. Hoewel de hoogte voor de Euro-5 niet abnormaal was, bevond men zich toch zover van de aarde verwijderd, dat de omtrekken van het Arabisch schiereiland duidelijk waren te onderkennen.

„Hoogte meerderen tot 5,” sprak De Vos.

Even later bevonden ze zich in de allerhoogste lagen van de atmosfeer, nog juist binnen de aantrekkingskracht van de aarde. Peter de Vos gaf een half uur later opnieuw bevel hoogte te meerderen. Nu werd de Euro-5 een satelliet van de aarde. De hoofdmotor werkte nog slechts op halve kracht. Met een matige snelheid van tienduizend kilometer per uur vloog de Euro-5 verder.

De bemanning wist, hoe het eerste gedeelte van de operatie zou verlopen. Het zou een periode worden van verveling, van wachten, wachten en nog eens wachten van oplettend zijn maar ook van ongelooflijk veel slaap! Basje Goris wist dat en was daarom druk in de weer in zijn keuken om de heerlijkste gerechten klaar te maken. Basje wist, dat de goede stemming er bij de twaalf manschappen in bleef, als er elke dag iets fijns op tafel kwam. Er waren geweldige smulpapen onder. George Minco, de grote goedmoedige assistent voor de navigatie, kon als het moest de hele dag door eten. De captain zorgde er overigens wel voor, dat iedereen zijn ontspanning kreeg. Hij wist, dat geen mens vierentwintig uur aan een stuk door waakzaam kon zijn.

De Vos had koers gezet naar Japan, van waaruit de Euro-5 naar zijn mening het best zou kunnen opereren. De Euro-5 vloog op zodanige hoogte, dat hij nog juist binnen de aantrekkingskracht van de aarde bleef en een concentrische kring om de aardbol zou hebben gemaakt, wanneer de koers niet telkens gecorrigeerd werd. In grote evenwijdige banen vloog de Euro-5 hoog boven de Japanse eilanden, die zich op de grote monitor in de commandokamer aftekenden als een gedetailleerde landkaart. De Euro-5 had intussen steeds contact met Marco Spinelli en Barbara Bright, die hun tenten in Hong Kong hadden opgeslagen. Peter de Vos werd op de hoogte gehouden van alle vliegbewegingen in Zuidoost Azië.

 

En er gebeurde niets, volstrekt niets.

De Vos liet de Euro-5 stijgen, waardoor het schip buiten de aantrekkingskracht van de aarde kwam. Hij liet zijn mannen zoeken naar ruimteschroot, dat afkomstig was van afgewerkte raketten en als gevaarlijk vuilnis door de ruimte bleef zweven. Het was een geliefkoosde bezigheid van de mannen, ruimteschroot oppikken en onderzoeken, trachten na te gaan waar het vandaan kwam. Dikwijls werden de metalen overblijfselen vergast met de ionisatiekanonnen van de Euro-5. Door de felle ionisatiestraal uit de kanonnen werd elk metaal getransformeerd in ongevaarlijk waterstof, zuurstof en koolstof.

Ze vonden veel Amerikaans en Russisch ruimtemateriaal. Ze voelden zich een soort spionnen, toen ze een volledig in tact gebleven zender binnenboord haalden en onderzochten. Het leverde echter niet veel nieuws op.

Na enkele dagen schepten de mannen zelfs geen behagen meer in het onderzoek van het ruimteschroot, al lieten ze niet direct merken dat zij zich stierlijk verveelden. De toestand van verhoogde waakzaamheid bestond nu al bijna een week en nog steeds wees niets erop, dat ze in actie zouden moeten komen.

„Het kan elk ogenblik gebeuren,” sprak George Minco, trachtend opgewekt en monter te doen. „Ik voel het... er is iets aan de hand! Let op mijn woorden! Ik voel het aan mijn voetzolen.”

„Dat komt omdat je op mijn tenen staat,” zei Manfred Blohm.

„Oh pardon...” mompelde George, die met zijn grote voeten inderdaad op de tenen van het kleine mannetje stond. „Neemt u mij niet kwalijk.”

„Doe niet zo idioot,” antwoordde Manfred nijdig. De verveling speelde hem parten. Hij raakte vlug geïrriteerd. Basje Goris, die in de nabijheid was, kwam snel tussenbeide. Hij wist, dat de captain van zijn mannen geen geïrriteerdheid duldde! Als iemand niet bij machte was de verveling te verwerken, zou hij vroeg of laat uit de Euro-5 moeten verdwijnen.

„Kom kom,” zei Bas. „Geen flauwe kul.” Hij loodste Manfred snel naar de keuken, grommend: „Ben je nou helemaal betoeterd? Je weet, dat je je onder alle omstandigheden moet beheersen! Wil je met alle geweld je ontslag krijgen?”

Manfred had zich al weer in bedwang. Hij was veruit de jongste van de bemanning en wist zich daarom nog niet zo goed te beheersen als de rest. Samen zorgden ze in de keuken voor een heerlijke maaltijd, die gelukkig weer wat afwisseling bracht.

Anderhalve week ging voorbij.

Niets gebeurde...

 

Er was een filmprojector aan boord, maar slechts één film: „Tarzan en de Gouden stad”. Nadat ze de film twee keer hadden afgedraaid, lieten ze hem een keer van achteren naar voren door de projector lopen. En toen ook dat niets nieuws meer bood, schakelden ze het geluid uit en zorgden Basje Goris en George Minco voor de nodige geluiden. Daarvoor was het een uitgekookt stel. De mannen, die in de Grote Hal van de Euro-5 zaten te kijken, lachte zich een ongeluk.

Basje Goris pompte alle lucht uit zijn longen als hij het geschreeuw van Tarzan imiteerde en George Minco ging zozeer op in zijn rol van de aap Cheeta, dat hij zich midden in het publiek ook daadwerkelijk ging zitten vlooien.

De mannen gierden.

Dan kraakte de luidspreker: „Eerste graad alarm. Herhaal... eerste graad alarm. Iedereen op alarmstelling! Koerswijziging van twintig drie naar vijf negen dubbel nul. Over dertig seconden appel. Prosper blijft bij mij. Waar blijft de koerswijziging?”

De stem van de captain had heel gewoon geklonken. Maar het was, alsof iedereen plotseling een bevlieging kreeg. Terwijl de projector verder draaide, stoven de mannen naar de lift. Gesproken werd er niet. Iedereen wist wat hem te doen stond. Slechts één man, Basje Goris, bleef achter in de Grote Hal vanwaar hij een camera moest bedienen. Terwijl hij de projector uitschakelde, hoorde hij weer de stem van de captain: „Appel nu!”

Iedereen noemde zijn naam en rapporteerde, dat alles in orde was.

Basje, die zich moederziel alleen in de Grote Hal ophield, was de laatste.

„Okay mannen... het lijkt erop, dat er actie komt. Een DC-9 van Indian Airlines heeft het radiocontact verloren. We zitten al op de laatst bekende koers van dat toestel. Alle camera’s en de radar zoeken de omgeving af op de aangegeven sectoren.”

De Euro-5 had even te voren zijn neus reeds naar beneden gericht en dook in een lange glijvlucht naar de aarde. Vijf camera’s en twee radarapparaten tastten als onzichtbare voelsprieten de omgeving van het ruimteschip af in een straal van dertig kilometer. Intussen flitsten berichten heen en weer tussen de Euro-5 en Sectie-3 uit Hong Kong.

„DC-9 nog steeds spoorloos. Hebben jullie hem nog niet op het scherm?”

„Nee... we hebben nog niets in het vizier.”

„Dat is onmogelijk. Jullie bevinden je op slechts vijf kilometer afstand van de positie, waarin dat vliegtuig zich bevond toen de radio uitviel.”

„Ik herhaal... we zien nog niets. We betrekken ook de ruimte boven de stratosfeer in het onderzoek. Was het een chartervlucht?”

„Ja... Daarom hebben we juist groot alarm gegeven.”

„Passagiers?” vroeg De Vos kortaf.

„Negentig ongeveer. Allemaal sportlieden. Ze waren op weg naar een groot Aziatisch sportevenement in Djakarta.”

„Geen Europeanen?”

„Nee. Doet dat er wat toe?”

„Natuurlijk niet. Ik wil het alleen maar weten. We zoeken verder en houden contact.”

„Verdraaid... !” riep Marco Spinelli, „je moet dat toestel al gevonden hebben! Ik zeg je, dat het amper de tijd heeft gehad om in zee te storten! Onderzoeken jullie ook de zee?”

„Uiteraard.”

Elk woord was in de hele Euro-5 te verstaan. Basje Goris zat op hete kolen. Hij praatte in zichzelf, terwijl hij de knoppen van de middelste bodemcamera bediende: „We vinden niks... Het gaat niet goed! Als we iets zouden vinden, hadden we dat nu al gevonden moeten hebben! Wat is er gebeurd? Hebben ze ons een verkeerde koers opgegeven? Die koekebakkers...”

Hoewel er geen spoor van het verdwenen toestel te vinden was, had Peter de Vos nog steeds goede moed. Het kon geen toeval zijn... Ook nu was er weer sprake van een chartervlucht en een nader bericht van sectie-3 maakte duidelijk, dat de passagiers ook dit keer voor het grootste deel weer mannen waren.

„Herhaal laatste positie van de DC-9,” vroeg De Vos aan Sectie-3.

Marco Spinelli gaf opnieuw de coördinaten.

„Hier is in elk geval niets te vinden,” sprak De Vos via de radio.

„Ook het zeeoppervlak zoeken we af, maar er is geen wrak te zien. Hebben jullie contacten gehad met passerende schepen? Over.”

„Hier Sectie-3. We hebben inderdaad met drie schepen radiocontact gehad, twee vissersboten en een Amerikaanse vrachtvaarder. Ze hebben niets bijzonders opgemerkt. Er is een helikopter opgeroepen om mee te zoeken. Over.”

„Hier Euro-5. Wat voor een helikopter? Over.”

„Hier Sectie-3. Het is een helikopter van de Philippijnse Kustwacht. Het is niet de bedoeling, dat jullie je laten zien. Over.”

„Hier Euro-5. Dat laatste is me wel duidelijk. Hebben we nog tijd om de zeebodem met onze radar te onderzoeken? Het wrak kan op de zeebodem liggen. Over.”

„Nee, dat lijkt me niet wenselijk. Zoek liever naar een hittespoor. Dat kan nu nog. Over en uit.”

Peter de Vos knikte. Aan boord van de Euro-5 was sedert enkele maanden een toestel aanwezig, waarmee hittesporen konden worden ontdekt. Elk voertuig met een brandstofmotor produceerde een bepaalde hitte, die enige tijd bleef hangen en met de fijngevoelige apparatuur van de Euro-5 kon worden opgespoord.

Marc Bonjour, hoofd boordwerktuigkundige, had de berichten gehoord en had het apparaat al ingeschakeld nog voordat de captain daartoe opdracht gaf.

„Ik heb de hitte sonar op de computer geschakeld,” rapporteerde hij naar de commandokamer. „Als we een hittespoor vinden, richt het schip zich daarnaar.”

„Okay,” klonk de rustige stem van De Vos. „Over op automatische besturing, nadat we op het uitgangspunt zijn teruggekeerd. Retour naar de laatst bekende positie van de DC-9.”

„Okay,” zei Prosper Debruijckere, hoofd van de navigatie.

Gespannen keek Marc Bonjour in de neus van de Euro-5 naar de wijzers van de hitte sonar, die constant op dezelfde plaats bleven staan. Als de positie van de DC-9 correct was opgegeven, moest er nog steeds een hittespoor zijn, ook al waren er intussen al twintig minuten verstreken.

„We naderen het uitgangspunt,” klonk de stem van Peter de Vos. „Rapporteer wat de sonar aangeeft.”

„Constant vier, de gewone temperatuur op deze hoogte,” sprak Marc Bonjour. „Constant vier... vier... vier...”

„Dat hittespoor kan ons in elk geval naar het wrak leiden,” mompelde Basje Goris, die nog steeds doende was met zijn camera, hoewel hij er al zeker van was niets bijzonders te kunnen ontdekken. Hij hoorde de nasale stem van Bonjour: „Nog steeds vier... constant vier... vier... vier... UITSLAG TOT TWINTIG! Twintig! We hebben het spoor! Het is ongelooflijk duidelijk, zeer duidelijk! Twintig... constant twintig.”

De Euro-5 maakte plotseling een zwenking over stuurboord en stak tot ieders verwondering de neus in een hoek van bijna dertig graden omhoog.

„Wat is dat?” riep Basje Goris verbouwereerd.

„Wat doet het schip?” liet de captain zich horen. Hij was duidelijk verbaasd. „We gaan bijna steil omhoog in plaats van omlaag. Marc... weet je zeker, dat de schakeling van de besturing op de computer goed functioneert?”

„Jawel chef, alles klopt! De schakeling is goed, absoluut goed. Alles verloopt uitstekend. Constant twintig... twintig... we hebben het spoor!” Hij sprak rad Frans en was duidelijk opgewonden. „De naald loopt iets op... Twintig een derde... twintig een derde... Het spoor wordt zelfs duidelijker!”

Een ogenblik raakte Peter de Vos de kluts kwijt. Nog steeds won de Euro-5 aan de hand van het hittespoor hoogte... Ze waren al bijna zoveel gestegen, dat ze zich in de bovenste luchtlagen bevonden, waar een DC-9 niet meer kon vliegen!”

„Hans... kom bij me,” sprak de Vos.

Hans Weiss kwam vanuit de kaartenkamer naar de commandokamer. Ondanks alle spanning zag hij er volkomen rustig en gedisciplineerd uit. Zijn keurig verzorgde snor naar Engels model gaf hem het aanzien van een echte Engelse gentleman, hoewel hij Duitser was.

„Hans... er klopt iets niet. Ik moet aannemen, dat Marc geen vergissing maakt, maar op deze hoogte kan geen DC-9 vliegen! We zoeken misschien verkeerd. Kun jij me een oplossing aan de hand doen?”

Hans Weiss schudde het hoofd. Hij zei: „Ik zou wat berekeningen moeten maken. Zuiver natuurkundig kan die machine hier nooit geweest zijn, maar...”

„Maar wat?” vroeg de Vos.

„Er kunnen andere krachten in het spel zijn. Theoretisch zou ik kunnen berekenen, welke krachten dat mogelijkerwijs zijn.”

„Temperatuur eenentwintig,” rapporteerde Marc Bonjour opgewonden. „Het spoor wordt steeds heter... Tweeëntwintig... drie... vier... allemachtig... DERTIG... VIERENDERTIG! Dat is niet mogelijk. Hoe moet ik dat verklaren?”

„Kijk de schakelingen op de computer na,” gebood De Vos. „Ik heb het idee, dat die apparaten een defect hebben en dat we ons door die dingen bij de neus laten nemen.”

„Nee nee... wat er ook fout zou kunnen zijn... de temperatuurmeters buiten boord zijn juist! De temperatuur buiten boord IS veel hoger! Ik zeg je, dat we een goed spoor volgen.”

„Maar we zijn al weer buiten de aantrekkingskracht van de aarde!”

„Juist daarom blijft dat hittespoor zo lang hangen,” sprak Hans Weiss.

„Aan alle camera- en radarmensen,” riep De Vos in de microfoon, „opnieuw rapport. Zien jullie iets?”

Alle antwoorden waren negatief.

„Dertig,” rapporteerde Marc Bonjour. opgejaagd, terwijl de Euro-5 nog steeds hoogte won. „Blijft dertig... dertig... der... ieieiew...”

Hij stootte een gek geluidje uit, toen het schip volkomen onverwacht met een scherpe zwenking de neus naar beneden duwde en als een raket met een vaart ver boven de geluidssnelheid naar de aardse dampkring terugschoot.

„We duiken weer!” schreeuwde Marc Bonjour.

„Ja, dat hadden we al gemerkt,” sprak De Vos laconiek. Gespannen hield hij zijn ogen op de koersmeters gevestigd. „Hebben we dat hittespoor nog steeds?”

„Jawel! Daarom duikt het schip naar de aarde. Dat hittespoor gaat naar de aarde! Maar het wordt minder... Achtentwintig... achtentwintig...” Ze hadden de bovenste luchtlagen weer bereikt.

„Vaart minderen,” beval De Vos.

De temperatuur van de Euro-5 zou zeer hoog oplopen, wanneer het schip met deze snelheid de dampkring inschoot. En daardoor zou het hittespoor in de gloeiende temperatuur van de Euro-5 versmelten.

Inderdaad verloor Marc Bonjour het spoor een ogenblik. Hij begon hevig te schelden en raakte enkele seconden zo opgewonden, dat hij over zijn eigen woorden struikelde. Maar plots had hij het spoor weer te pakken. De Euro-5 reageerde perfect.

In een volkomen gelijkmatige boog dook het ruimteschip verder naar de aarde. De bemanning zag de blauwe Stille Oceaan, maar had weinig aandacht voor de kleurenpracht. Alle camera’s waren nu gericht op het zeeoppervlak, dat snel naderbij kwam.

Plots Het Marc Bonjour zich weer horen.

„Het spoor wordt snel minder! Negentien slechts... negentien... achttien... Als dat zo door gaat, verliezen we het binnen enkele seconden.”

„Waarom wordt het minder?” vroeg de Vos.

„Omdat het hittespoor in deze luchtlagen snel vervliegt... De wijzer loopt ongelooflijk snel terug... vijftien... dertien... hij schiet nu naar vijf... vijf... vijf... vier... De Euro reageert niet meer op het spoor... Het is weg! Ik moet overschakelen.”

Peter de Vos zei een lelijk woord.

„Afremmen tot snelheid nul,” sprak hij.

Het schip trilde een beetje, toen de remmotoren in werking werden gesteld. Even later hing het ruimtevaartuig roerloos boven de oceaan.

„Geef me het verloop van de koers,” mompelde De Vos, nog steeds zittend in zijn stoel. „En blijf het zeeoppervlak afzoeken.”

Jef Devoort, zijn assistent, kwam naderbij met een diagram, dat de gevolgde koers aangaf. Het was een volmaakte kromme, die vanuit de ruimte de atmosfeer in wees, doch op een hoogte van dertienduizend meter plotseling ophield. De Vos drukte zijn vinger op het eindpunt van de lijn en zei: „Hier moeten wij ons dus nu bevinden.”

„Ongeveer een halve centimeter verder,” antwoordde Jef Devoort. „We zijn nog iets doorgeschoten. Als je wilt, kan ik precies aangeven waar we...”

„Nee, laat maar. Ik wil, dat je deze boog in dezelfde vorm doortrekt. Bereken daarna, waar hij uit komt. Ik wil de preciese kaartcoördinaten hebben. Doe het zo snel mogelijk.”

„Komt voor elkaar, chef.”

Terwijl Jef Devoort zijn berekening maakte en elk bemanningslid bleef speuren naar het vermiste vliegtuig, wisselde de captain nog snel enkele berichten met Marco Spinelli in Hong Kong. Hij vertelde, wat er gebeurd was.

„De helikopter heeft nog niets gevonden,” sprak Spinelli. „Maar hij blijft zoeken. Over.”

„Hier Euro-5. Wij blijven ook zoeken. Nadere berichten volgen. Over en uit.”

Jef Devoort kwam de commandokamer weer binnen.

„Ik heb een berekening gemaakt,” zei hij. „En die is heel opmerkelijk. Kijk maar ’ns hier.”

„Verdraaid,” zei De Vos verrast.

Wanneer de koerslijn werd doorgetrokken, kwam deze bijna precies uit bij een klein eilandje, dat midden in de Stille Oceaan lag, net ten Zuiden van de evenaar.

„Hoe heet dat eiland?” vroeg hij.

„Kahuwa. Hier is een kaartuittreksel. Je ziet, dat er honderden mijlen in de omtrek geen ander eiland is te vinden. Het lijkt me hoogst merkwaardig, dat de koers lijnrecht naar dat eilandje wijst.”

De Vos knikte.

„Hebben we gegevens over dat eiland?”

„Nee, maar ik vraag ze meteen op aan Sectie-3.”

Tien minuten later, terwijl de Euro-5 nog steeds hoog boven de zee roerloos in de bovenste luchtlagen hing kregen ze enkele gegevens door. De Vos las ze hardop voor, zodat iedereen op de hoogte was.

„Kahuwa, een atol, oppervlakte achttienhonderd vierkante kilometer, voormalig Duits bezit, na de Eerste Wereldoorlog overgedragen aan Frankrijk, dat er zich niet veel aan gelegen liet liggen. Er zouden tin-voorraden aanwezig zijn, die echter zo diep zitten dat ze niet te exploiteren zijn. Het is heuvelachtig met een dichte begroeiing, zodat het niet geschikt is voor het aanleggen van een landingsstrip. Na de Tweede Wereldoorlog is de inheemse bevolking vertrokken. Jarenlang heeft dat eiland toen braak gelegen. In de zeventiger jaren is het gekocht door een Amerikaan, die er zijn tenten heeft opgeslagen, ver van de bewoonde wereld, een soort kluizenaar die kennelijk genoeg had van de maatschappij”

Het bleef even stil.

„Dat is alles,” sprak de Vos.

„Merkwaardig... heel merkwaardig,” zei Hans Weiss. „Een klein eilandje, dat gekocht is door een of andere Amerikaan... Die man moet zich heer en meester over dat stukje grond voelen, wat hij in werkelijkheid ook is! En uitgerekend daarheen leidt de koers van de DC-9. Ik kan bijna niet geloven, dat het toeval is.”

„Wisten we maar, waarheen de koersen van die andere verdwenen vliegtuigen leidden,” sprak Jef Devoort. „Als die ook naar Kahuwa zouden wijzen, zouden we er zeker van zijn dat we beet hebben!”

De Vos zette de koers uit op het kaartuittreksel.

„Zie je dat,” zei hij, „de koers loopt vanaf de Philippijnen helemaal over zee precies naar dat eilandje. Er is geen stukje land gepasseerd. Het kan doodgewoon geen toevalstreffer zijn, dat de koers exact naar dat eilandje wijst. Mannen, we gaan naar Kahuwa! Het lijkt me de moeite waard daar eens ’n grondig onderzoek in te stellen.”

Op dat moment liet Marco Spinelli zich weer horen.

„Hier Sectie-3. We hebben nadere gegevens over de eigenaar van dat eilandje. Hij heet Syd Simpson en hij is nog steeds Amerikaans staatsburger.”

„Syd Simpson?” zei Hans Weiss, zonder de zendprocedure in acht te nemen. „Die naam ken ik. Er was vroeger een filmacteur, die zo heette. Hij speelde altijd rollen in tweederangsfilms, die weliswaar goed geld opbrachten.”

„Hier Sectie-3,” sprak Marco Spinelli heel vormelijk. „Dat is precies de man die wij bedoelen. Hij is een oud-filmacteur, die in 1948 aan de kant werd gezet omdat de mensen zijn films niet meer wilden bezoeken. Maar hij was in Hollywood wel steenrijk geworden. Hij leefde daar ook na zijn carrière heel weelderig, tot hij dat eiland kocht en uit Amerika verdween. Nadien heeft hij als filmman nooit meer iets van zich laten horen. Over.”

„Hier Euro-5,” zei De Vos. „Heel interessant. Maar ik blijf het een rare zaak vinden, dat iemand een eiland koopt. Over.”

„Hier Sectie-3. Dat is helemaal geen rare zaak. Er zijn juist onder film- en televisiemensen wel meer personen, die een eilandje kopen.”

„Ja ja... En die tinmijnen, waarover je het had...”

„Hier Sectie-3. Ik heb helemaal niet over tinmijnen gesproken. Ik heb alleen doorgegeven, dat er tin in de bodem van dat eiland moet zitten, dat echter niet te ontginnen is. Over.”

„Hier Euro-5. Bedankt voor je informatie, Marco. Ik geef opdracht dat eiland eens nauwkeurig te gaan bekijken. Het is toch nog steeds Frans bezit? Over.”

„Hier Sectie-3. Het is inderdaad nog Frans bezit. Ik zal Parijs in kennis stellen van je voornemen, zodat ze je steun kunnen geven als mister Simpson moeilijkheden zou veroorzaken. Va bene! Over en uit.”

De Vos haalde een handle over, controleerde de snelheidsmeters en zag, dat de Euro-5 in beweging kwam.

„Mannen,” zei hij, „jullie hebben het gehoord. We gaan naar Kahuwa.”