De patie

¨nt is normaal georie¨nteerd en er zijn

een kleine subgroep patie¨nten met de ziekte van

geen geheugenstoornissen. Het taalbegrip en

Creutzfeldt-Jakob (5-10%) met een sluipend begin

de taalproductie zijn normaal, maar hij spreekt

en een veel langer ziektebeloop van twee tot vijf

dysartrisch. Bij onderzoek van de oogbewegin-

jaar.

gen zijn de saccaden traag. De sensibiliteit en

reflexen zijn zonder afwijkingen, de coo

¨rdinatie

is licht atactisch. Er zijn geen paresen, de tonus

j

24.3

De meest voorkomende symptomen

is normaal. De patie

¨nt kan nauwelijks los staan.

bij de ziekte van Creutzfeldt-Jakob

Hij kan met veel moeite enkele schuifelende

pasjes maken. Tijdens de opname gaat de

Vaak (25%) worden de eerste daadwerkelijke func-

patie

¨nt verder achteruit en na een week worden

tiestoornissen (bijvoorbeeld ataxie) voorafgegaan

actiemyoclonie

¨n opgemerkt. Op een nieuwe

door een prodromale fase van enkele weken waarin

MRI van de hersenen wordt een verhoogde sig-

de patie¨nten klagen over lusteloosheid, angst, sla-

naalintensiteit gezien beiderzijds in de basale

peloosheid, vage pijn, verminderde eetlust of ge-

kernen. Het celgetal en totaaleiwit in de liquor

wichtsverlies. Bij de eerste ziekteverschijnselen

cerebrospinalis zijn normaal, maar de liquor

kunnen drie patronen worden onderscheiden, alle

blijkt immunoreactief met antilichamen tegen

optredend bij ongeveer een derde van de patie¨nten.

14-3-3 eiwit. Een EEG laat een licht vertraagd

1 Bij presentatie kunnen niet-cognitieve sympto-

achtergrondpatroon zien, zonder specifieke

men op de voorgrond staan, zoals diplopie, ata-

afwijkingen. Na sequentieanalyse van het pri-

xie of loopstoornissen.

ongen blijkt de patie

¨nt homozygoot (methioni-

2 Er kan vanaf het begin sprake zijn van verande-

ne/methionine) te zijn op codon 129.

ringen in het cognitieve functioneren of van

Op grond van deze bevindingen wordt de

psychiatrische symptomen (zie verder).

diagnose ‘ziekte van Creutzfeldt-Jakob’ gesteld.

3 Er kan vanaf het begin sprake zijn van een com-

Deze diagnose wordt met de patie

¨nt en zijn

binatie van mentale veranderingen en andere

twee dochters besproken. De motorische en

neurologische symptomen.

cognitieve functies van patie¨nt verslechteren en

hij wordt overgeplaatst naar een hospice waar

j

24.3.1

Psychiatrische symptomen

hij elf maanden na het begin van de klachten

overlijdt. Bij postmortaal neuropathologisch

Bij de mentale veranderingen staan bij de helft van

onderzoek wordt de diagnose ziekte van

de patie¨nten psychiatrische symptomen op de

Creutzfeldt-Jakob bevestigd.

voorgrond. Dit wordt onder andere geı¨llustreerd

door Bertha E., de eerste patie¨nt die Creutzfeldt in

1920 beschreef, die zichzelf verwaarloosde en dacht

dat ze door de duivel bezeten was. In het verleden

werd op grond van de waarschijnlijkheidsdiagnose

schizofrenie zelfs elektroshocktherapie toegepast

24 Ziekte van Creutzfeldt-Jakob

263

voordat de diagnose ziekte van Creutzfeldt-Jakob

j

24.3.4

Frequentie van voorkomen

werd gesteld. Soms wordt in verband met vroege

symptomen, zoals zelfverwaarlozing, apathie of

Gegevens over de frequentie waarin de verschil-

depressie, in eerste instantie een behandeling met

lende symptomen voorkomen zijn bij zeldzame

antidepressiva gestart. Agitatie, wanen of halluci-

ziekten als de ziekte van Creutzfeldt-Jakob vaak

naties als eerste verschijnsel leiden vanzelfspre-

gebaseerd op relatief kleine patie¨ntenseries, waar-

kend eerder tot verwijzing naar een psychiater dan

bij vastgelegd is welk percentage patie¨nten in de

naar een neuroloog. Toch zal, als de beginsympto-

loop van de ziekte ooit een bepaald symptoom

men aanvankelijk als functioneel-psychiatrisch

heeft vertoond. Het ‘symptomenprofiel’ wat op die

worden geı¨nterpreteerd, in de loop van enkele we-

manier ontstaat is meestal niet representatief voor

ken de organische achtergrond snel duidelijk wor-

de verschijnselen die patie¨nten in het begin van de

den door het ontstaan van andere verschijnselen.

ziekte vertonen. De frequentieverdelingen van be-

Zo verslechterde ook de toestand van Bertha E.

ginsymptomen en symptomen die zich cumulatief

volgens de beschrijving van Creutzfeldt snel. Zij

in de loop van de ziekte voordoen, zoals weerge-

raakte in coma en overleed enkele maanden na het

geven in figuur 24.1, illustreren dit principe. Bij de

begin van haar symptomen.

vergelijking van het ziektebeeld van een indivi-

duele patie¨nt met het ‘klassieke’ klinische beeld,

j

24.3.2

Fysieke problemen

moet dus rekening worden gehouden met het sta-

dium van de ziekte waarin de betreffende patie¨nt

Een globale ernstige dementie wordt voorafgegaan

verkeert.

door geı¨soleerde corticale functiestoornissen, zoals

afasie, apraxie, agrafie, agnosie en neglect.

Stoornissen in de motoriek komen voor op

j

24.4

Varianten van de ziekte van

grond van:

Creutzfeldt-Jakob

– extrapiramidale verschijnselen, zoals rigiditeit,

tremor en dystonie;

Het klinische beeld van de ziekte van Creutzfeldt-

– piramidale afwijkingen, zoals spasticiteit en pa-

Jakob is gebaseerd op de symptomen bij de spora-

rese;

dische Creutzfeldt-Jakob, maar afhankelijk van de

– cerebellaire verschijnselen, zoals dysartrie en

oorzaak van prionziekten kunnen variaties in het

ataxie.

klinisch beeld optreden.

Myoclonus, vaak toenemend onder invloed van

j

24.4.1

BSE/ziekte van Creutzfeldt-Jakob

externe stimuli, komt met het voortschrijden van

de ziekte in toenemende frequentie voor.

In Engeland zijn tot op heden circa 160 patie¨nten

Visusafwijkingen kunnen betrekking hebben op

bekend, waarbij een oorzakelijk verband met de in

dubbelzien, veranderde waarneming van kleuren,

dat land veelvoorkomende bovine spongiform ence-

gezichtsvelddefecten, wazig zien, metamorfopsie

phalopathy (BSE) zeer aannemelijk is. Deze nieuwe

en corticale blindheid.

variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob komt

Ten slotte zijn ook sensibele stoornissen, her-

voor bij een populatie die met een gemiddelde

senzenuwuitval en slaapstoornissen bij de ziekte

leeftijd van ongeveer 30 jaar veel jonger is dan

van Creutzfeldt-Jakob beschreven. Uiteindelijk

patie¨nten met sporadische vormen van de ziekte

treedt een akinetisch-mutistisch toestandsbeeld

van Creutzfeldt-Jakob (65 jaar) en de gemiddelde

op.

ziekteduur is met 15 maanden bijna 3 keer zo lang.

Het ziektebeeld werd in 1996 voor het eerst be-

j

24.3.3

Therapeutische maatregelen

schreven en veroorzaakte wereldwijd grote con-

sternatie. Een epidemie met tienduizenden

Er zijn geen specifieke therapeutische maatrege-

patie¨nten werd gevreesd, maar in de jaren 2005-

len. Voor slikstoornissen kan, afhankelijk van de

2007 waren er jaarlijks 5 patie¨nten met de ziekte

wens van de patie¨nt en familie, een voedingssonde

van Creutzfeldt-Jakob, veel minder dan volgens

worden overwogen. Myocloniee¨n kan men probe-

veel prognoses werd gevreesd. Tezamen met het

ren te verminderen door toediening van valproaat

karakteristieke neuropathologische beeld, zijn

of clonazepam, waarbij clonazepam sedatie als na-

vooral de jeugdige beginleeftijd en de lange ziek-

deel heeft.

teduur opvallend. Het is nog steeds niet duidelijk

of ook de rest van het klinische beeld zo specifiek

is. Patie¨nten met de ziekte van Creutzfeldt-Jakob

264

Handboek dementie

geheugenstoornissen

coördinatiestoornissen

gedragsstoornissen

cognitieve stoornissen

myoclonus

bewegingsstoornissen

EEG–afwijkingen

50%

25%

0

50%

75%

100%

bij begin van CJ

in het ziektebeloop van CJ

Figuur 24.1

Frequentieverdelingen van beginsymptomen en symptomen die zich cumulatief in de loop van de ziekte voordoen.

CJ: ziekte van Creutzfeldt-Jacob. De beginsymptomen zijn in volgorde van afnemende frequentie gerangschikt. Het

‘symptoomprofiel’ bij het begin van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob verschilt van het beeld dat in de loop van de ziekte ontstaat. Coo

¨rdinatiestoornissen bijvoorbeeld zijn in het begin het op e

éń na meest voorkomende symptoom, terwijl

later myocloniee¨n en cognitieve stoornissen meer op de voorgrond staan.

worden in het begin van de ziekte frequent naar

tonome stoornissen. Er zijn ook families beschre-

een psychiater verwezen met depressieve of psy-

ven waarbij patie¨nten zich presenteerden met een

chotische verschijnselen, die echter ook bij spora-

spastische parese. Erfelijke vormen van prionziek-

dische vormen van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob

ten zijn extreem zeldzaam (1 per 10 miljoen per

niet zeldzaam zijn. Bovendien is deze populatie

jaar). FFI bijvoorbeeld is nog nooit in Nederland

jonger, hetgeen verwijzing naar een psychiater

beschreven, terwijl er in ons land vooralsnog

meer voor de hand liggend maakt. Voorts komen

slechts vier families bekend zijn waarbij sprake is

klachten over pijnlijke tintelingen in het begin van

van GSS of Creutzfeldt-Jakob.

de ziekte wat vaker voor. Een goede vergelijking

tussen simultaan bestudeerde series patie¨nten met

j

24.4.3

Iatrogene Creutzfeldt-Jakob

de ziekte van Creutzfeldt-Jakob en ‘klassieke’

Creutzfeldt-Jakob is tot op heden nooit gemaakt.

Iatrogene Creutzfeldt-Jakob kan ontstaan door

Het is daardoor onduidelijk in hoeverre de ge-

overdracht van abnormaal prioneiwit via stereo-

noemde kenmerken daadwerkelijk bruikbaar zijn

tactische elektroden of via postmortaal verkregen

voor de differentie¨le diagnostiek.

humaan hypofysair groeihormoon, cornea of dura

mater. Cerebellaire symptomen (ataxie en dysar-

j

24.4.2

Erfelijke vormen van prionziekten

trie) staan bij iatrogene Creutzfeldt-Jakob sterk op

de voorgrond. Cognitieve stoornissen treden pas

Bij erfelijke vormen van prionziekten vertoont het

later in het ziektebeloop op. Overdracht via cor-

klinische beeld soms sterke overeenkomst met

neaweefsel en elektroden is wereldwijd in totaal

sporadische Creutzfeldt-Jakob, maar meestal is er

slechts viermaal beschreven. Creutzfeldt-Jakob na

sprake van een langzamer progressief beloop. Soms

gebruik van humaan groeihormoon is tot op heden

staan andere verschijnselen dan dementie op de

bij circa honderd patie¨nten aannemelijk gemaakt

voorgrond, zoals bij het Gerstmann-Straüssler-

(eéń patie¨nt in Nederland), gemiddeld dertien jaar

Scheinkersyndroom (GSS) dat vooral gekarakteri-

na het gebruik van het geı¨nfecteerde materiaal.

seerd wordt door ataxie. Patie¨nten met het erfe-

Inmiddels wordt uitsluitend met behulp van re-

lijke Fatale Familiaire Insomnie (FFI) lijden aan

combinante technieken geproduceerd groeihor-

slapeloosheid, naast cognitieve, endocriene en au-

moon gebruikt. Creutzfeldt-Jakob na implantatie

24 Ziekte van Creutzfeldt-Jakob

265

van dura mater bij neurochirurgische ingrepen is

aanvullend onderzoek geen goede andere verkla-

wereldwijd bij circa 80 patie¨nten beschreven (2

ring geeft voor de symptomen, is bepaling van het

Nederlandse patie¨nten tot op heden). Incubatietij-

14-3-3-eiwit nuttig voor de diagnostiek van de

den varie¨ren van 1,5 tot 10 jaar.

ziekte van Creutzfeldt-Jakob, maar ook liquorcon-

centraties van andere hersenspecifieke eiwitten

j

24.4.4

Kuru

(tau, NSE, S100) zijn sterk afwijkend. Voor zover

bekend is er geen directe relatie tussen het prion-

Kuru in Papua Nieuw Guinea is geassocieerd met

en het 14-3-3-eiwit. Het 14-3-3-eiwit is een normaal

kannibalistische rouwrituelen. Daarbij werd uit

cellulair eiwit dat in allerlei weefsels tot expressie

respect voor de overledene vooral door vrouwen en

komt, maar normaal in slechts zeer lage, nauwe-

kinderen hersenweefsel gegeten. Het is onduide-

lijks aantoonbare concentraties in de liquor aan-

lijk of de ziekteoverdracht daadwerkelijk toege-

wezig is. Bij snel progressieve, massale neuronale

schreven moet worden aan consumptie van her-

schade zoals bij de ziekte van Creutzfeldt-Jakob, is

senweefsel of bijvoorbeeld aan infectie tijdens de

het normale evenwicht tussen aanbod en klaring

bereiding van het materiaal. Hersenweefsel werd

van dit eiwit in de liquor blijkbaar verstoord. Bij

met de hand in bamboecilinders geschept. Tijdens

patie¨nten met de ziekte van Creutzfeldt-Jakob is in

deze bereiding kan, behalve via de orale route, ook

95% van de gevallen (sensitiviteit) het 14-3-3-eiwit

overdracht hebben plaatsgevonden via dermale of

met een ‘Western blot’ in de liquor aantoonbaar. In

conjunctivale overdracht. Bij kuru worden cogni-

patie¨ntengroepen met andere aandoeningen is dit

tieve stoornissen voorafgegaan door ataxie, dysar-

bij slechts 5% het geval (foutpositieve fractie), als

trie en diplopie. In een later stadium ontstaat er

een meningo-encefalitis, recent herseninfarct of

emotionele labiliteit met soms oncontroleerbare

een hersentumor met het overige aanvullend on-

lachbuien. Patie¨nten overlijden gemiddeld een jaar

derzoek is uitgesloten. Bij een a priori kans van

na het begin van de verschijnselen. De ziekte komt

30% op de ziekte van Creutzfeldt-Jakob in een po-

niet voor bij personen die werden geboren na het

pulatie met snel progressieve cognitieve stoornis-

staken van bovenbeschreven rouwrituelen in 1956.

sen, al of niet gecombineerd met andere neurolo-

Nog steeds zijn er echter wel incidenteel nieuwe

gische symptomen, stijgt de kans op Creutzfeldt-

ziektegevallen onder personen die ruim 40 jaar

Jakob tot ongeveer 90% bij een positieve 14-3-3-test

geleden als kind blootgesteld zijn geweest aan het

en daalt zij naar ongeveer 1% bij een negatief test-

prion-agens.

resultaat. De sensitiviteit van de 14-3-3-test is bij de

ziekte van Creutzfeldt-Jakob en erfelijke vormen

van prionziekte beduidend lager, waarschijnlijk

j

24.5

Aanvullend onderzoek

samenhangend met een trager ziektebeloop als

uiting van een minder snel voortschrijdend neu-

Hematologisch of bloedchemisch routineonder-

ronenverlies.

zoek brengt bij Creutzfeldt-Jakob geen relevante

afwijkingen aan het licht, evenmin bij vele andere

j

24.5.2

EEG

neurodegeneratieve ziekten. Hetzelfde geldt voor

onderzoek van het celaantal, de eiwitconcentratie

Voor de introductie van de 14-3-3-test op liquor,

en IgG-index van de liquor cerebrospinalis. Het

nam het EEG van oudsher een belangrijke plaats in

aantal cellen is nooit verhoogd. Het totale liquor-

bij de diagnostiek van de ziekte van Creutzfeldt-

eiwit is meestal normaal, soms licht verhoogd,

Jakob, vooral omdat al het overige hulponderzoek

maar bijna nooit (minder dan 5%) hoger dan eéń

dat indertijd beschikbaar was geen diagnostische

gram per liter. Gezien de presentatie met snel in

informatie opleverde. De precieze diagnostische

ernst toenemende neurologische verschijnselen,

waarde van de periodieke, trifasische complexen

zal bij de meeste patie¨nten een lumbale punctie

bij een vertraagd achtergrondpatroon op het EEG

worden verricht. Als daarbij een celreactie of een

is echter nooit goed onderzocht. Cohort-onderzoe-

extreem hoog eiwit wordt gevonden, dan kan de

ken maken echter wel duidelijk dat de sensitiviteit

diagnose ziekte van Creutzfeldt-Jakob in principe

beperkt is tot ongeveer 60% en op grond van inci-

worden verworpen.

dentele meldingen is eveneens duidelijk dat de

genoemde afwijkingen in het EEG niet specifiek

j

24.5.1

14-3-3-test

zijn voor de ziekte van Creutzfeldt-Jakob. Groot

voordeel van EEG-onderzoek is dat het weinig in-

Bij een normaal celaantal en een eiwitconcentratie

vasief is. Bij de ziekte van Creutzfeldt-Jakob is het

lager dan eéń gram per liter, terwijl ook het overige

EEG wel vaak vertraagd maar ontbreken de trifa-

266

Handboek dementie

sische complexen. De kans op het vinden van EEG-

pathologisch veranderde vorm zoals die bij de

afwijkingen die de diagnose Creutzfeldt-Jakob

ziekte van Creutzfeldt-Jakob in de hersenen voor-

steunen, neemt toe met het voortschrijden van de

komt.

ziekte; het verdient daarom aanbeveling om bij

blijvende diagnostische twijfel het EEG periodiek

te herhalen.

j

24.6

Neurobiologie/neuropathologie

j

24.5.3

CT, SPECT en MR

Prioneiwit is een lichaamseigen product dat vooral

in zenuwweefsel voorkomt. Normaal prioneiwit

Afwijkingen op computertomografie (CT) van de

kan een verandering van vorm ondergaan, waar-

hersenen zijn niet specifiek (atrofie) en dragen

door pathologisch prioneiwit ontstaat dat resistent

daardoor niet bij aan de diagnose. Hetzelfde geldt

is tegen ontsmettingsprocedures. Pathologisch

voor de afwijkingen die bij single photon emission

prioneiwit kan de ziekte overdragen en de neuro-

computerized tomography (SPECT) zijn beschre-

toxiciteit van prionen (afgeleid van ‘proteinaceous

ven. De betekenis van afwijkingen bij magnetische

infectious particles’) hangt samen met deze veran-

resonantie (MR) onderzoek van de hersenen is,

deringen in ruimtelijke structuur.

voor zover onderzocht, vergelijkbaar met die van

Men neemt aan dat de pathologische vorm van

het EEG. De sensitiviteit is beperkt en de specifi-

prioneiwit soms bij toeval ontstaat, hetgeen de

citeit is vooralsnog onduidelijk, maar ook dit on-

zeer lage frequentie (0,5-1 per miljoen per jaar) van

derzoek leent zich zonder veel problemen voor

sporadische Creutzfeldt-Jakob verklaart. Als bij-

herhaling. Op T2-gewogen MR-afbeeldingen kan

voorbeeld door implantatie van geı¨nfecteerde dura

diffuus verhoogde signaalintensiteit worden ge-

mater, of door infusie van geı¨nfecteerd groeihor-

vonden in de basale kernen, thalamus en de neo-

moon, pathologisch prioneiwit in contact komt

cortex. Vergelijkbare afwijkingen in de basale

met het normaal prioneiwit in de hersenen, kan

kernen kunnen ook voorkomen bij bijvoorbeeld de

een cascade in gang gezet worden die leidt tot op-

ziekte van Leigh, de ziekte van Wilson, en hepati-

hoping van een pathologische vorm en uiteindelijk

sche encefalopathie, maar in die gevallen zijn er op

tot een iatrogene variant van de ziekte van

T1-gewogen opnamen verminderde signaalintensi-

Creutzfeldt-Jakob.

teiten in de betreffende gebieden. Bovendien zijn

deze ziekten met eenvoudig laboratoriumonder-

j

24.6.1

Kuru en de ziekte van Creutzfeldt-Jakob

zoek uit te sluiten. Mogelijk zijn de afwijkingen in

de basale kernen, thalamus en neocortex met dif-

Bij kuru en de ziekte van Creutzfeldt-Jakob neemt

fusie-gewogen MR-opnamen al in een eerder sta-

men aan dat de ziekte toegeschreven moet worden

dium detecteerbaar. Volgens recente gegevens ko-

aan ingestie van respectievelijk humaan patholo-

men afwijkingen in het pulvinar van de thalamus

gisch veranderd prioneiwit of het prioneiwit af-

bij 80% van de patie¨nten met de ziekte van

komstig van runderen. Vermoedelijk speelt ruim-

Creutzfeldt-Jakob voor.

telijke interactie tussen het normale en het patho-

logische prioneiwit hierbij een rol.

j

24.5.4

Biopt

j

24.6.2

Erfelijke vormen van prionziekten

Bij proefdieren is abnormaal prioneiwit in lymfo-

reticulair weefsel aantoonbaar. Dit heeft onder-

Erfelijke vormen van prionziekten worden veroor-

zoek naar prioneiwit in biopsiemateriaal van ton-

zaakt door mutaties in het priongen op chromo-

sillen bij patie¨nten gestimuleerd. Alleen bij

soom 20. Bij dragers van de mutatie in dergelijke

patie¨nten met de ziekte van Creutzfeldt-Jakob

families is door de veranderde aminozuursamen-

werd in tonsillen immunoreactiviteit gevonden

stelling van het prioneiwit de drempel voor con-

met antilichamen gericht tegen het prioneiwit. Bij

versie dermate verlaagd, dat er pathologisch prio-

sporadische Creutzfeldt-Jakob is dit niet het geval

neiwit in de hersenen ontstaat.

en zijn dergelijke biopten niet zinvol.

j

24.6.3

Bèta-vouwbladstructuur

j

24.5.5

Antilichamen

Analoog aan het ziekteproces bij de ziekte van

Sinds enkele jaren zijn er voor neuropathologisch

Alzheimer, ontstaan er bij prionziekten extracel-

onderzoek antilichamen beschikbaar die niet rea-

lulaire afzettingen van abnormale eiwitfibrillen in

geren met normaal prioneiwit, maar wel met de

een zogenaamde bèta-vouwbladstructuur, in dit

24 Ziekte van Creutzfeldt-Jakob

267

geval bestaande uit prioneiwit. Deze aggregaten

proberen te behandelen. Myocloniee¨n kan men

veroorzaken sponsachtige veranderingen in her-

proberen te verminderen door toediening van val-

senweefsel. Met ook astrocytaire gliose.

proaat of clonazepam, waarbij clonazepam sedatie

als nadeel heeft. Voor slikstoornissen kan, afhan-

kelijk van de wens van de patie¨nt en zijn familie,

j

24.7

Genetische aspecten

een voedingssonde worden overwogen.

Het normale priongen kent in de algemene bevol-

king een variatie op positie 129, waar het codeert

j

24.9

Preventie

voor ofwel het aminozuur methionine (M) ofwel

valine (V). Dit codon-129-polymorfisme heeft geen

De combinatie van het snelle, onvermijdelijk fatale

directe ziekteverwekkende invloed, maar beı¨n-

beloop van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob en het

vloedt waarschijnlijk wel de gevoeligheid voor

buitenissige, deels infectieuze karakter van prio-

prionziekten. In de bevolking wordt M/M bij 37%

nen, veroorzaakt na het stellen van de diagnose

gevonden, V/V bij 12% en is ongeveer 50% hetero-

vaak onzekerheid over mogelijke besmettelijkheid

zygoot (M/V). In populaties van patie¨nten met de

voor familie en andere betrokkenen. Bij de verzor-

ziekte van Creutzfeldt-Jakob is echter slechts 16%

ging van patie¨nten met de ziekte van Creutzfeldt-

heterozygoot en 84% homozygoot. Men veronder-

Jakob en bij direct lichamelijk contact bestaat er

stelt dat dit samenhangt met het feit dat ruimte-

geen gevaar voor overdracht. Creutzfeldt-Jakob is

lijke interacties tussen prioneiwitten een belang-

niet overdraagbaar via speeksel, traanvocht, urine

rijke rol spelen bij de pathogenese: bij homozygo-

of feces. Liquor bevat echter wel infectieus materi-

ten zijn de PrP-peptiden identiek en dat zou het

aal en van bloed is dit aannemelijk. Gebruikelijke

ontstaan van prionziekten kunnen vergemakkelij-

voorzorgsmaatregelen, zoals het dragen van hand-

ken. Deze veronderstelling wordt gesteund door

schoenen en het vermijden van contact met punc-

het feit dat alle Engelse patie¨nten met de ziekte

tienaalden, worden geacht voldoende veiligheid te

van Creutzfeldt-Jakob tot nu toe homozygoot zijn

garanderen. Gebruikte materialen (naalden, gaas-

voor M op codon 129, dat bij iatrogene Creutzfeldt-

jes, buisjes) moeten behandeld worden zoals ander

Jakob homozygoten oververtegenwoordigd zijn,

besmettelijk ziekenhuisafval: verzamelen in speci-

en dat homozygote sporadische patie¨nten met

ale containers om later te worden verbrand (zie de

Creutzfeldt-Jakob een sneller ziektebeloop ken-

landelijke richtlijnen van de Werkgroep Infectie-

nen.

preventie, www.wip.nl). Bij heelkundige ingrepen

In Nederland zijn vijf stambomen bekend met

en obducties worden in die richtlijnen extra voor-

families met een autosomaal dominante vorm van

zorgen geadviseerd.

prionziekte. In deze gevallen is er sprake van ofwel

een puntmutatie ofwel een insertie in het prion-

gen. Dit biedt in principe aanknopingspunten

Literatuur

voor preklinische diagnostiek bij gezonde familie-

leden. Het zal evident zijn dat daartoe niet licht-

Collinge J, Whitfield J, McKintosh E, et al. Kuru in

vaardig overgegaan dient te worden, maar in en-

the 21st century–an acquired human prion disease

kele gevallen is dit, met goede klinisch genetische

with very long incubation periods. Lancet. 2006;

begeleiding, wel gedaan.

367:2068-74.

Collins SJ, Lawson VA, Masters CL. Transmissible

spongiform encephalopathies. Lancet. 2004;363:

j

24.8

Farmacotherapie

51-61.

Glatzel M, Stoeck K, Seeger H, et al. Human prion

Onderzoek naar medicamenteuze beı¨nvloeding

diseases: molecular and clinical aspects. Arch Neu-

van het beloop van prionziekten staat nog in de

rol. 2005;62:545-52.

kinderschoenen. In theorie en in vitro zijn er vele

Korth C, Peters PJ. Emerging pharmacotherapies for

manieren waarop de confirmatieveranderingen

Creutzfeldt-Jakob disease. Arch Neurol. 2006;63:

van het prioneiwit kunnen worden beı¨nvloed;

497-501.

vooralsnog hebben deze benaderingswijzen niet

Mendonca RA, Martins G, Lugokenski R, Rossi MD.

geleid tot een therapie die in klinisch opzicht ef-

Subacute spongiform encephalopathies. Top Magn

fectief is. Klinische trials met quinacrine (USA) en

Reson Imaging. 2005;16:213-9.

pentosan polysulfaat (UK) zijn gaande.

Pocchiari M, Puopolo M, Croes EA, et al. Predictors of

Specifieke klachten kan men symptomatisch

survival in sporadic Creutzfeldt-Jakob disease and

268

Handboek dementie

other human transmissible spongiform encephalo-

nar sign in variant Creutzfeldt-Jakob disease. Arch

pathies. Brain. 2004;127:2348-59.

Neurol. 2004;61:446-7.

Summers DM, Collie DA, Zeidler M et al. The pulvi-

j

25 Progressieve supranucleaire verlamming

W.Z. Chiu, A.J.W. Boon, J.C. van Swieten

Kernpunten

– Progressieve supranucleaire verlamming wordt klinisch gekenmerkt door een

loop- en balansstoornis waardoor patie¨nten frequent vallen en oogbewegings-

stoornissen, dysartrie, dysfagie en cognitieve stoornissen optreden.

– Progressieve supranucleaire verlamming wordt in het algemeen als een sporadi-

sche aandoening beschouwd. Maar recentelijk is familiaire aggregatie bij een klein

deel van de patie¨nten aangetoond. Het is daarom altijd zinvol te vragen naar het

voorkomen van parkinsonisme of dementie bij eerste- en tweedegraads familie-

leden.

– Op de MRI-scan kan als ondersteunende bevinding atrofie van het mesencephalon

(‘kolibri’-teken) gevonden worden en op de IBZM-SPECT-scan een verminderde

opname van het radioactief gelabeld materiaal in de basale kernen, echter door-

gaans pas in een gevorderd stadium.

– Er is voor progressieve supranucleaire verlamming geen effectieve behandeling

beschikbaar die de progressie van de ziekte kan vertragen of tegenhouden. Het

beleid is gericht op symptoombestrijding.

– Slechts bij een kwart van de patie¨nten met progressieve supranucleaire verlam-

ming wordt direct de juiste diagnose gesteld. De ziekte van Parkinson en dementie

zijn de meest gestelde foutieve diagnosen in het begin van de ziekte.

j

25.1

Inleiding

diagnose te verbeteren. Er is veel onderzoek ver-

richt, gericht op verschillen in beeldvorming en

In 1964 introduceerden Steele, Richardson en Ols-

liquoranalyse tussen progressieve supranucleaire

zewski de term Progressieve Supranucleaire Palsy

verlamming en gerelateerde aandoeningen, zoals

(PSP) ofwel Progressieve Supranucleaire Verlam-

de ziekte van Parkinson, multisysteematrofie

ming. Zij beschreven negen patie¨nten met een

(MSA), en corticobasale degeneratie (CBD). On-

verticale blikparese, pseudobulbaire verlamming,

danks deze ontwikkelingen heeft de beschrijving

axiale dystonie en dementie. Het begin van de

van Steele en collega’s niets aan waarde verloren.

ziekte verliep geleidelijk. Bij neuropathologisch

onderzoek werden neuronenverlies, gliose en

‘neurofibrillary tangles’ in de basale ganglia, de

hersenstam en het cerebellum gezien.

Er zijn internationale consensuscriteria opge-

steld om de nauwkeurigheid van de klinische

270

Handboek dementie

Casus

Een 63-jarige man kreeg geleidelijk problemen

in de vorm van vallen tijdens het fietsen. Bij het

autorijden neigde hij naar links en nam de

bochten te ruim. Daarnaast werd het hand-

schrift kleiner. Een jaar later viel het de familie

op dat hij minder aandachtig, langzamer in het

bewegen en trager tijdens gesprekken was. De

patie

¨nt veranderde van een levendige man in

iemand die alles over zich heen liet komen en

nergens meer interesse voor had. Het geheugen

bleef goed over de jaren. Het vallen begon fre-

quenter voor te komen, ook tijdens het lopen.

Hierbij was hij niet duizelig en voelde het niet

Figuur 25.1

aankomen. De spraak werd zachter en de

De zogenaamde verbaasde blik bij PSP.

patie

¨nt klaagde over stijfheid. Bij het eerste

bezoek aan een neuroloog op 65-jarige leeftijd

werden tekenen van parkinsonisme, maar geen

j

25.2

Kliniek

afwijkingen van de oogbewegingen gevonden.

De CT-scan van de hersenen was normaal.

Progressieve supranucleaire verlamming (PSP) is

Wegens parkinsonisme werd de patie

¨nt op proef

een van de meest voorkomende oorzaken van aty-

behandeld met Sinemet, echter zonder effect.

pische parkinsonismen. De prevalentie van PSP

Ruim een jaar later werden tijdens een controle

wordt geschat op 5 per 100.000, wat ongeveer 5%

trage verticale saccaden gezien. De DAT- en

van alle parkinsonismen vertegenwoordigt. De in-

IBZM-SPECT-scan waren beide afwijkend.

cidentie van PSP neemt toe met de leeftijd. Man-

Wij zagen de patie

¨nt voor het eerst op 67-

nen en vrouwen lijken even vaak aangedaan. Een

jarige leeftijd. Bij onderzoek had hij een mas-

oorzakelijke omgevingsfactor is tot op heden niet

kergelaat. De spraak was nauwelijks te verstaan.

gevonden. Opmerkelijk is een cluster van atypisch

Er was een complete verticale blikverlamming.

parkinsonisme op Guadeloupe, dat sterke gelijke-

De bewegingen in horizontaal vlak waren traag

nissen vertoont met PSP en mogelijk veroorzaakt

en niet vloeiend. De snout- en palmomentaal-

wordt door neurotoxische alkaloı¨den in lokale

reflex waren positief en de masseterreflex was

vruchten en kruidenthee.

verhoogd. Er was geen tremor. De tonus aan de

armen was verhoogd, met een tandradfeno-

j

25.2.1

Motorische verschijnselen

meen beiderzijds. Ook was er axiaal een forse

rigiditeit. De spierrekkings- en voetzoolreflexen

De symptomen beginnen geleidelijk, doorgaans

waren normaal. De patie

¨nt kon niet meer zelf-

tussen het 50e en het 70e levensjaar. Meestal is een

standig staan. Op de Mini Mental State Exami-

balansstoornis met vallen het eerste symptoom. De

nation scoorde hij 28/30 punten en op de

diagnose is niet moeilijk te stellen als andere typi-

Frontal Assesment Battery 8/18 punten. Er was

sche symptomen aanwezig zijn, zoals een verticale

een ‘applause sign’ bij de klaptest.

supranucleaire blikverlamming en een verbaasde

Wegens toegenomen zorgbehoefte werd de

blik (figuur 25.1).

patie

¨nt een halfjaar later opgenomen in het

Patie¨nten presenteren zich echter vaak met atypi-

verpleeghuis. Hij had veel last van sputum, dat

sche symptomen, wat het stellen van de diagnose

zeer moeilijk kon worden opgehoest en wegge-

in de beginfase van de ziekte lastig maakt.

slikt. Een maand later ontwikkelde hij een

Internationale consensuscriteria zijn voorhan-

pneumonie. Hij ging langzaam achteruit en is

den en maken onderscheid tussen mogelijke,

overleden. De diagnose werd post mortem

waarschijnlijke en zekere PSP (zie tabel 25.1). Voor

bevestigd.

zekere PSP is neuropathologische bevestiging ver-

eist. Deze criteria richten zich op twee belangrijke

symptomen van de ziekte: een vroeg in het ziekte-

beeld optredende balansstoornis met vallen en een

verticale supranucleaire blikverlamming. Het val-

25 Progressieve supranucleaire verlamming

271

Tabel 25.1

Internationale consensuscriteria voor PSP.

mogelijke PSP

– geleidelijke progressieve aandoening met een beginleeftijd van 40 jaar en ouder;

– vertraagde verticale saccaden en houdingsinstabiliteit met vallen in het eerste

jaar van de ziekte, of een verticale blikparese;

– geen aanwijzingen voor andere aandoeningen die bovenstaande kenmerken

kunnen verklaren.

waarschijnlijke PSP

– geleidelijke progressieve aandoening met een beginleeftijd van 40 jaar of ouder;

– verticale blikparese en houdingsinstabiliteit met vallen in het eerste jaar van de

ziekte;

– geen aanwijzingen voor andere aandoeningen die bovenstaande kenmerken

kunnen verklaren.

zekere PSP

– ‘mogelijke’ PSP of ‘waarschijnlijke’ PSP met neuropathologische bevestiging.

ondersteunende criteria

– symmetrische akinesie of rigiditeit, proximaal meer dan distaal;

– abnormale stand van de nek, vooral retrocollis;

– geringe of afwezige respons op behandeling met levodopa (L-dopa);

– vroegtijdige dysfagie en dysartrie;

– vroegtijdig begin van cognitieve achteruitgang met minstens twee van de vol-

gende kenmerken: apathie, achteruitgang in abstract denken, afgenomen ver-

bale capaciteit (verbal fluency), utilisatie- of imitatiegedrag, frontale sympto-

men.

PSP: progressieve supranucleaire parese.

len gebeurt doorgaans plots, zonder aankondiging

ten is er sprake van een onduidelijke en trage

en vaak achterover. Patie¨nten corrigeren zich niet

spraak met een spastisch karakter, wat uiteindelijk

tijdens het vallen, wat kan leiden tot ernstige ver-

kan leiden tot een complete anartrie. Andere

wondingen. De frequentie kan oplopen tot meer-

patie¨nten ontwikkelen een hypofone, monotone

dere keren per dag. In de beginfase kunnen andere

dysartrie, zoals gezien kan worden bij de ziekte

motorische symptomen ontbreken.

van Parkinson. De latentietijd tot het begin van

dysartrie en dysfagie is bij PSP-patie¨nten kort (res-

j

25.2.2

Verticale blikverlamming

pectievelijk 2 en 3,2 jaar) en verschilt duidelijk met

de ziekte van Parkinson (respectievelijk 7 en 10,8

Een verticale blikverlamming komt gemiddeld voor

jaar). Het verslikken gebeurt in eerste instantie bij

na 3 tot 4 jaar. Het onderzoek van de gladde volg-

drinken en later ook bij vast voedsel. Wanneer zich

bewegingen kan dan ook normaal zijn in het begin

een ernstige dysfagie ontwikkelt, kan plaatsing

van de ziekte. Echter de snelle saccaden zijn vaak

van een PEG-katheter noodzakelijk zijn.

eerder gestoord en kunnen vroeg in het ziektebe-

loop wel afwijkingen vertonen. De saccaden kun-

j

25.2.4

Spierstoornissen

nen hypometrisch en vertraagd zijn wanneer ge-

vraagd wordt op commando snel van het ene stati-

Dystone kenmerken ontwikkelen zich frequent,

onaire punt naar het andere te kijken. Wazig zien,

waaronder blefarospasme, axiale dystonie en een

lichtintolerantie, of dubbelzien kan aanleiding zijn

retrocollis. Er wordt verondersteld dat focale dys-

voor een initie¨le verwijzing naar een oogarts.

tonie van gezichtsspieren de oorzaak is van de ge-

fixeerde gezichtsuitdrukking bij PSP-patie¨nten.

j

25.2.3

Spraak- en slikstoornissen

Dit wordt het ‘procerus’-teken genoemd. Tremor

wordt in enkele gevallen gezien, maar doorgaans

De dysartrie neemt tijdens het beloop van de ziekte

niet de klassieke ‘geldtel’-tremor die typisch is voor

geleidelijk in ernst toe. Bij een deel van de patie¨n-

de ziekte van Parkinson. Cognitieve achteruitgang

272

Handboek dementie

en persoonlijkheidverandering treden meestal in

het beloop van de ziekte op, maar kunnen in som-

mige gevallen aan de motorische verschijnselen

voorafgaan.

j

25.2.5

Fenotypen

Een grote serie onderzoeken met pathologisch be-

vestigde PSP-patie¨nten stelde twee klinische feno-

typen vast:

– typische PSP met vallen, blikverlamming en

cognitieve disfunctie, zoals oorspronkelijk be-

schreven door Steele en collega’s;

– een asymmetrisch begin, tremor, levodopares-

pons en een langere ziekteduur. De klinische

diagnose van deze tweede groep was de ziekte

van Parkinson, zelfs bij het laatste neurologisch

bezoek voor het overlijden.

j

25.3

Diagnostiek en differentie

¨le

diagnose

De ziekte van Parkinson, MSA, CBD, frontotem-

porale dementie (FTD), Lewy-body-dementie (DLB)

en cerebrovasculaire ziekte kunnen een op PSP ge-

lijkend fenotype hebben. Een opwaartse verticale

blikverlamming wordt in enkele gevallen gevon-

den bij andere neurodegeneratieve aandoeningen

of zelfs bij gezonde ouderen. Derhalve is de ver-

onderstelling dat een neerwaartse blikverlamming

Figuur 25.2

specifieker is voor PSP. Hoewel atypische parkin-

Midsagittale T1-gewogen MRI-afbeelding met het ‘pin-

sonismen veel overlap vertonen, zijn er enkele kli-

guı¨n’- of ‘kolibrie’-teken.

nische kenmerken die kunnen helpen differentie¨-

ren. De aanwezigheid van asymmetrisch parkin-

sonisme, ernstige apraxie en ‘alien limb’-fenomeen

teristiek beeld, genaamd het ‘pinguı¨n’- of ‘koli-

is karakteristiek voor CBD, terwijl vroegtijdig en

brie’-teken (figuur 25.2 en 25.3). De sensitiviteit

ernstig autonoom disfunctioneren en cerebellaire

van atrofie van het mesencephalon vroeg in het

symptomen meestal worden gezien bij patie¨nten

beloop van de ziekte is echter onbekend, omdat de

met MSA. Bij FTD staan gedragsveranderingen op

meeste patie¨nten die zijn onderzocht in een later

de voorgrond en als er zich al parkinsonisme ont-

stadium van de ziekte verkeerden. Enkele studies

wikkelt, is het meestal in gevorderde stadia van de

toonden overlap aan van mesencephalonatrofie

ziekte. Het cognitieve verval bij DLB heeft een

tussen parkinsonismesyndromen, wat het gebruik

fluctuerend karakter met frequent visuele halluci-

in de alledaagse praktijk moeilijk maakt. Voor het

naties. Als er op de MRI vasculaire laesies in de

onderscheid met de ziekte van Parkinson kan mo-

basale ganglia, thalamus en mesencephalon wor-

gelijk een diffusiegewogen MRI zinvol zijn, aan-

den gezien, kan de diagnose ‘vasculaire PSP’ wor-

gezien een verhoogde diffusiecoe¨fficie¨nt in het

den overwogen.

putamen bij PSP-patie¨nten is gevonden. Studies

met een groter aantal patie¨nten vroeg in het ziek-

tebeloop zijn echter noodzakelijk om de werkelijke

j

25.4

Aanvullend onderzoek

diagnostische waarde hiervan te bepalen. Bij PSP,

maar ook bij de ziekte van Parkinson en MSA, kan

MRI-onderzoek van de hersenen kan atrofie van

een verminderde binding van de presynaptische

het mesencephalon laten zien. Atrofie van het me-

dopaminetransporter (DAT) worden gevonden.

sencephalon toont op sagittale coupes een karak-

Hierdoor is dit weinig behulpzaam in het onder-

25 Progressieve supranucleaire verlamming

273

ling onderscheiden van de aandoeningen. Een

verlaagde binding op een IBZM-SPECT- scan, wat

een degeneratie van postsynaptische D2-receptoren

weerspiegelt, kan vooral in de beginfase waardevol

zijn bij het onderscheid met de ziekte van Parkin-

son, ofschoon een normale IBZM-scan een PSP niet

uitsluit. Hypometabolisme van de mediofrontale

regio op een FDG-PET-scan zou PSP van de ziekte

van Parkinson, MSA en CBD kunnen differentie¨-

ren, maar de series tot nu toe zijn te klein om

definitieve conclusies te trekken. Liquoranalyse

heeft tot op heden nog geen bruikbare biomarkers

opgeleverd.

j

25.4.1

Neuropsychologie

Een subcorticale dementie met mentale traagheid

is karakteristiek voor PSP. De ernst van de cogni-

tieve stoornis kan echter varie¨ren tussen PSP-

patie¨nten. Apathie, initiatiefverlies en mentale

traagheid worden regelmatig gezien en zijn waar-

Figuur 25.3

schijnlijk het gevolg van een disfunctie van de or-

Axiale T2-gewogen MRI-afbeelding van het mesence-

bito- en mediofrontale circuits. De emotionele uit-

phalon met een diameter van 12,1 mm.

ing kan veranderen, varie¨rend van ‘emotionele in-

continentie’ tot emotionele afstomping. Bij de

meerderheid ontwikkelt zich een executieve dis-

j

25.5

Neuropathologische veranderingen

functie met verminderde verbale fluency, verstoord

bij PSP

abstract denken, moeite met plannen en set shifting.

Statistische analyse van klinische symptomen in de

PSP wordt gezien als een ‘tauopathie’, gekarakte-

eerste 2 jaar in een groep van 150 PSP-patie¨nten

riseerd door aggregaten van gehyperfosforyleerd

heeft aangetoond dat er een frontale presentatie

tauproteı¨ne. Tauproteı¨ne bindt zich aan microtu-

met een cluster van cognitieve disfunctie en ge-

bulen die belangrijk zijn voor de stabiliteit van het

dragsveranderingen bij ongeveer 20% van de

neuronale cytoskelet. Andere tauopathiee¨n zijn

patie¨nten bestaat.

CBD, FTD met taupathologie met of zonder tau-

De Frontal Assessment Battery (FAB), een korte

mutaties en de ziekte van Alzheimer.

test om het disexecutief syndroom te beoordelen,

Macroscopisch onderzoek van de hersenen bij

kan behulpzaam zijn. Een waarde van onder de 15,

PSP-patie¨nten vertoont doorgaans atrofie van het

wijzend op een hoog vermoeden van betrokken-

mesencephalon en depigmentatie van de substan-

heid van de frontaalkwab, komt veelvuldig voor bij

tia nigra en in een enkel geval tevens milde atrofie

PSP-patie¨nten. Vooral de verbale fluency is aange-

van de frontaalkwabben. Neuronenverlies, gliose,

daan bij PSP-patie¨nten. De Mini Mental State

neurofibrillaire tangles (NFT’s), coiled bodies (CB’s)

Examination (MMSE) is over het algemeen slechts

en neuropil threads (NT’s) worden gezien in de basale

mild afwijkend met een gemiddelde score van 24.

ganglia en hersenstam bij microscopisch onder-

Een andere differentie¨rende test is de klaptest, die

zoek. De aanwezigheid van taupositieve tufted as-

de motorische controle beoordeelt. Patie¨nten wor-

trocyten wordt beschouwd als zeer specifiek voor

den gevraagd de onderzoeker na te doen en zo snel

PSP (figuur 25.4 en 25.5). De neocortex, in het bij-

mogelijk driemaal in hun handen te klappen. PSP-

zonder de motorische cortex, is in sommige geval-

patie¨nten hebben de neiging om vaker dan drie

len betrokken en de ernst ervan wordt geassocieerd

keer te klappen en kunnen in sommige gevallen

met de cognitieve stoornis. Het ruggenmerg is nog

niet stoppen (‘applause sign’). Dit weerspiegelt de

niet routinematig bij PSP onderzocht.

combinatie van frontale disfunctie (motorische

planning) en pathologie van de basale ganglia (on-

vermogen om een automatische activiteit te stop-

pen).

274

Handboek dementie

Figuur 25.4

Figuur 25.5

Rondvormige neurofibrillaire tangle.

Zogenaamde tufted astrocyten (spinvormige structuren).

j

25.6

Genetische aspecten

sie van de ziekte kan vertragen of tegenhouden.

Het beleid is tot nu toe vooral gericht op symp-

De tau-aggregaten in PSP-hersenen zijn waar-

toombestrijding. Zeer recentelijk is een hoopge-

schijnlijk van etiologisch belang. PSP is in sterke

vende gerandomiseerde klinische trial met Co-en-

mate geassocieerd met een specifiek haplotype

zym Q10 gepubliceerd door Stamelou en collega’s.

(aangeduid als H1) rond het tau-gen. PSP- (en ook

Co-enzym Q10 lijkt op korte termijn klinisch een

CBD-) patie¨nten vertonen significant vaker het H1

milde verbetering te geven en de cerebrale ener-

haplotype en het H1/H1 genotype. Dit haplotype en

giehuishouding te verbeteren. Er zal echter meer

genotype kunnen derhalve als risicofactoren voor

onderzoek gedaan moeten worden om deze resul-

PSP worden beschouwd. Een van de hypothesen is

taten te bevestigen en het langetermijneffect in

dat het H2 haplotype mogelijk beschermt tegen

kaart te brengen. Levodopa laat een bescheiden en

het ontstaan van de ziekte. Om andere loci van het

geleidelijke respons bij een kwart van de patie¨nten

betrokken genoom te identificeren, is er recentelijk

zien. Toch kan het voorschrijven van levodopa in

een genoomwijde associatiestudie uitgevoerd. Of-

een vroeg stadium van nut zijn, zowel therapeu-

schoon PSP in het algemeen als een sporadische

tisch gezien, als zeker ook vanuit een diagnostisch

aandoening wordt beschouwd, is een familiaire

oogpunt. Amitriptyline kan een gunstig effect

vorm de laatste jaren in diverse studies gerappor-

hebben op motorische en pseudobulbaire sympto-

teerd. Een recente case control studie laat een ver-

men, zoals slikstoornissen, dwanglachen en

hoogde kans op parkinsonisme bij eerstegraads fa-

dwanghuilen. Bij hogere doseringen (boven 50 mg/

milieleden zien, waaronder in ongeveer 7% met een

dag) is alertheid voor het optreden van bijwerkin-

autosomaal dominant overervingpatroon. Eerder

gen geboden. Ernstige dystonie kan worden be-

zijn reeds enkele families met PSP als gevolg van

handeld met injecties met botulinetoxine. Vooral

mutaties in het MAPT-gen beschreven.

langdurige behandeling van blefarospasme met

botulinetoxine is bewezen effectief. Er is tevens

een gunstig effect gemeld bij retrocollis en orofa-

j

25.7

Prognose en beleid

ciale dystonie. Fysio- of oefentherapie kan in com-

binatie met loophulpmiddelen, zoals een ver-

PSP is een invaliderende aandoening met een ge-

zwaarde wandelstok of rollator, nuttig zijn ter

middelde periode van vijf jaar tussen ziekteaan-

verbetering van de loop- en balansstoornis. Ook

vang en het rolstoelafhankelijke stadium. De

het dragen van schoeisel met hakken kan soms het

spraak wordt na gemiddeld zes jaar onverstaan-

achterovervallen voorkomen. Logopedie kan zin-

baar. Het vroegtijdig voorkomen van pseudobul-

vol zijn bij dysartrie en dysfagie. In een later sta-

baire problemen, vallen, dubbelzien en hogere

dium kan plaatsing van een PEG-katheter nood-

leeftijd bij de ziekteaanvang hebben een verhoogd

zakelijk zijn. Faciliteiten rond het huis zijn door-

mortaliteitsrisico. Tot op heden is er voor PSP geen

gaans noodzakelijk, zodat patie¨nten zo lang mo-

effectieve behandeling beschikbaar die de progres-

gelijk bij hun verwanten kunnen verblijven.

25 Progressieve supranucleaire verlamming

275

Omdat de ziekte progressief en invaliderend is, is

Litvan I, Hauw JJ, Bartko JJ, et al. Validity and relia-

de belasting voor verzorgenden aanzienlijk. Ade-

bility of the preliminary NINDS neuropathologic

quaat vervolgen vanaf het begin van de ziekte is

criteria for progressive supranuclear palsy and rela-

derhalve belangrijk. In Nederland richt de Parkin-

ted disorders. J Neuropathol Exp Neurol. 1996;55(1):

son Vereniging zich ook op mensen met PSP en

97-105.

hun naasten, onder andere door het geven van

Rizzo G, Martinelli P, Manners D, et al. Diffusion-

voorlichting.

weighted brain imaging study of patients with

Ondanks het feit dat er veel inzicht is verkregen

clinical diagnosis of corticobasal degeneration, pro-

in verschillende aspecten van de ziekte, is er dus

gressive supranuclear palsy and Parkinson’s disease.

nog geen behandeling voor de ziekte. Verder on-

Brain. 2008;131:2690-700.

derzoek is dan ook noodzakelijk om het pathofy-

Schrag A, Ben-Shlomo Y, Quinn NP. Prevalence of

siologische proces van deze ernstige ziekte verder

progressive supranuclear palsy and multiple system

te belichten. Met deze kennis zou de ontwikkeling

atrophy: a cross-sectional study. Lancet. 1999;

van therapeutische interventies mogelijk kunnen

354(9192):1771-5.

worden.

Stamelou M, Reuss A, Pilatus U, et al. Short-term

effects of coenzyme Q10 in progressive supranuclear

palsy: a randomized, placebo-controlled trial. Mov

Literatuur

Disord 2008;23(7):942-9.

Steele JC, Richardson JC, Olszewski J. Progressive

Donker Kaat L, Boon AJW, Azmani A, et al. Familial

supranuclear palsy. A heterogeneous degeneration

aggregation of parkinsonism in Progressive supra-

involving the brain stem, basal ganglia and cerebe-

nuclear palsy Neurology. Accepted for publication.

llum with vertical gaze and pseudobulbar palsy,

Donker Kaat L, Boon AJ, Kamphorst W, et al. Frontal

nuchal dystonia and dementia. Arch Neurol. 1964;

presentation in progressive supranuclear palsy.

10:333-59.

Neurology. 2007;69(8):723-9.

Williams DR, de Silva R, Paviour DC, et al. Characte-

Litvan I, Agid Y, Calne D, et al. Clinical research cri-

ristics of two distinct clinical phenotypes in patho-

teria for the diagnosis of progressive supranuclear

logically proven progressive supranuclear palsy:

palsy (Steele-Richardson-Olszewski syndrome):

Richardson’s syndrome and PSP-parkinsonism.

report of the NINDS-SPSP international workshop.

Brain 2005;128(Pt 6):1247-58.

Neurology. 1996;47(1):1-9.

j

26 Corticobasale degeneratie

J.J. de Vries, K.L. Leenders

Kernpunten

– Corticobasale degeneratie is een zeldzame neurodegeneratieve aandoening

gekenmerkt door een opmerkelijk asymmetrisch akinetisch-rigide syndroom met

hogere corticale functiestoornissen (bijvoorbeeld apraxie, dysfasie, agrafesthesie).

– Verschillende nosologische entiteiten kunnen aanleiding geven tot een cortico-

basaal syndroom.

– Opvallend asymmetrische cerebrale atrofie en hypometabolisme contralateraal

aan de klinisch meest aangedane zijde en asymmetrische vertraging van het EEG-

patroon kan de diagnose ondersteunen.

– Een curatieve behandeling ontbreekt en ook effectieve, symptomatische behan-

delingen zijn niet of nauwelijks voor CBD voorhanden.

j

26.1

Inleiding

stoornissenkliniek toont een frequentie van 0,4%

(30/7500 patie¨nten). Mannen zijn mogelijk iets

Corticobasale degeneratie (CBD) is een zeldzame

meer aangedaan dan vrouwen, hoewel anderen te-

neurodegeneratieve aandoening waarbij zowel ce-

genovergestelde resultaten vinden. De incidentie is

rebrale cortices als basale ganglia zijn aangedaan.

geschat op <1 per 100.000 per jaar.

Van oudsher wordt CBD binnen het kader van de

De (typische) klinische verschijnselen, aanvul-

parkinsonistische beelden als een aparte nosologi-

lende diagnostiek, pathofysiologie, differentie¨le

sche entiteit beschouwd. De heterogene presenta-

diagnose en behandeling zullen achtereenvolgens

tie, vooral in de beginstadia, de overlap met andere

in dit hoofdstuk worden besproken.

neurodegeneratieve aandoeningen als progressieve

supranucleaire blikverlamming (PSP) of de ziekte

van Pick en de daarbij behorende pathosfysiologi-

Casus

sche mechanismen, doen de vraag rijzen of er niet

eerder sprake zou kunnen zijn van een ‘corticoba-

Een 72-jarige man meldt zich voor het eerst op

saal syndroom’ (CBS).

de polikliniek neurologie met spraakproblemen.

Sinds de eerste beschrijving van het syndroom

Hierbij is hij niet langer in staat om zijn

door Rebeiz en collega’s in de jaren zestig van de

gedachten op vloeiende wijze uit te spreken.

vorige eeuw zijn er vele studies gedaan naar de

Gaandeweg blijkt de spraakstoornis progressief,

klinische presentatie, pathologie en diagnostiek.

waarbij ook het begrip vermindert en hij niet

Tot op dit moment zijn er geen echter geen goede

langer in staat is te schrijven omdat de rechter-

epidemiologische gegevens voor CBD voorhanden.

arm ‘onhandig’ zou zijn. Deze onhandigheid

Een databasestudie van een Italiaanse bewegings-

278

Handboek dementie

niet altijd of pas laat in het ziektebeloop gevonden.

beperkt zich niet tot de arm, maar zit ook in de

Het ‘alien limb’-fenomeen kan worden gezien als

benen en leidt tot een vreemde loopstoornis. Bij

een zuiver motorisch dan wel sensorisch ver-

onderzoek wordt vervolgens gevonden:

schijnsel, welke niet eerder bij een andere vorm

– expressieve afasie (soms ook receptief);

van parkinsonisme is beschreven. Het fenomeen

– onvermogen blik gericht op een punt te

wordt afwisselend gedomineerd door dispraktische

houden;

eigenschappen of door frontaalkwabdisfunctie.

– levitatie van de rechterarm bij lopen;

– gestoorde corticale sensibiliteit (cijferschrij-

j

26.2.2

Hogere cerebrale functiestoornissen

ven);

– constructieve en ideomotorische apraxie (de

Hogere cerebrale functiestoornissen zijn onder an-

patie

¨nt steekt de vinger in de keel als hij

dere corticale sensibele stoornissen, dementie,

‘tandenpoetsen’ moet uitbeelden);

apraxie, frontale ontremming en dysfasie. De

– gestoord lichaamsschema.

meeste CBD-patie¨nten zijn zich niet bewust van

afwijkingen in de sensoriek of hebben slechts een

Beeldvormend en nucleair geneeskundig

‘vreemd doof’ gevoel in het aangedane ledemaat.

onderzoek bevestigen de klinische diagnose

Bij het neurologisch onderzoek worden doorgaans

corticobasale degeneratie: er is unilateraal

bij testen van de elementaire sensibiliteit (aanra-

hemisferale atrofie, hypometabolisme van de

kings- en pijnzin) geen afwijkingen gevonden. Er

frontoparie

¨tale cortex en striatum contralate-

is wel een duidelijk verminderde bewegingszin,

raal aan de klinisch meest aangedane zijde.

tweepuntsdiscriminatie, stereognosis, grafesthesie

(cijferschrijven) en aanwijzingen voor tactiele ex-

tinctie. Net als het ‘alien limb’-fenomeen worden

deze corticaal sensibele stoornissen niet bij de

j

26.2

Kliniek

ziekte van Parkinson of PSP gezien.

Een voor CBD klassieke, klinische presentatie is

j

26.2.3

Apraxie

een langzaam progressief en opmerkelijk asym-

metrisch akinetisch-rigide en dystoon beeld, bij

Een ander belangrijk en vaak vroeg in de ziekte

een persoon van gemiddeld 60 jaar met hogere

optredend symptoom is apraxie. Dit betreft dan

cerebrale functiestoornissen. CBD debuteert echter

zowel ideationele (het uitvoeren van een sequen-

niet altijd met een progressief parkinsonisme,

tie¨le taak) als ideomotorische apraxie (het op com-

maar kan ook beginnen met een spraak- of ge-

mando uitvoeren van een beweging). Afhankelijk

dragsstoornis.

van de onderliggende etiologie is ideomotorische

apraxie bij CBD-patie¨nten gemakkelijk te testen

j

26.2.1

Bewegingsstoornissen

door te vragen te hoesten of te salueren. Bij vroeg-

tijdig ontstane dysfasie, is er meer moeite om op

De meest voorkomende bewegingsstoornissen zijn

commando te hoesten dan te salueren.

akinesie, rigiditeit, posturele instabiliteit, dysto-

Het is opvallend dat veel van de hogere corticale

nie, corticale myoclonus en een posturele/intentie

functiestoornissen terug te voeren zijn op een

tremor. In een grote serie klinisch gediagnosti-

stoornis van de parie¨tale dan wel laterofrontale

ceerde CBD-patie¨nten werden de volgende symp-

cortex. Vanuit dezelfde regio kunnen de bij CBD-

tomen gevonden: parkinsonisme (100%), hogere

patie¨nten gevonden oculomotorische stoornissen

corticale functiestoornissen (93%), apraxie (82%),

ook worden verklaard. In het begin zijn patie¨nten

loopstoornis (80%), dystonie (71%), tremor (55%),

verminderd in staat om op commando te blikken

myoclonus (55%), ‘alien limb’(42%). De laatstge-

(frontaal blikcentrum), zowel in het horizontale als

noemde spreekt tot de verbeelding doordat door-

verticale vlak, en later is er ook een probleem met

gaans een arm spontaan omhoog zweeft (‘levita-

volgen (parie¨taal oogcentrum). Ook in een vroeg

tion’) of meer gedifferentieerde bewegingen ver-

stadium kunnen oogvolgbewegingsstoornissen

toont, zoals het ongewild grijpen van een voorbij-

met een optokinetische nystagmustrommel wor-

ganger. Patie¨nten zijn zich helemaal niet bewust

den aangetoond.

van deze bewegingen. In volledige verbazing kan

Om de diagnose CBD te faciliteren hebben Boeve

de beweging worden onderdrukt of in bedwang

en collega’s klinische criteria voorgesteld (zie tabel

worden gehouden door op de ledemaat te gaan

26.2). Ook met deze criteria wordt een beperkte

zitten. Een dergelijk typische presentatie wordt

accuratesse bereikt. In een klinisch-pathologische

26 Corticobasale degeneratie

279

Tabel 26.1

Klinische kenmerken van Corticobasale degeneratie.

bewegingsstoornissen

hogere cerebrale functiestoornissen

andere kenmerken

parkinsonisme

corticale sensibele stoornis

oogbewegingsstoornissen

– bradykinesie

– astereognosie

– supranucleaire blikverlamming

– rigiditeit

– agrafesthesie

– ‘pursuit’

– posturele instabiliteit

dystonie

dementie

focale reflexmyoclonus

tremor

apraxie

piramidale stoornissen

– actie

– ideomotor

– hyperreflexie

– houding

– ideationeel

– babinskisymptoom

orobuccale dyskinesiee

¨n

frontale ontremming

dysfagie

‘alien limb’-fenomeen

dysfasie

– niet-vloeiend (broca-afasie)

Tabel 26.2

Criteria voor de diagnose corticobasaal syndroom volgens Boeve en collega’s.

vereiste

– geleidelijk begin en progressief beloop

kenmerken

– geen aantoonbare oorzaak (bijvoorbeeld tumor of infarct)

– corticale disfunctie zich uitend in ten minste een van de volgende kenmerken:

.

asymmetrische ideomotore apraxie;

.

‘alien limb’ fenomeen;

.

corticaal sensibele stoornis;

.

visueel of sensibel hemineglect;

.

constructionele apraxie;

.

focale of asymmetrische myoclonus;

.

apractische spraak of niet-vloeiende afasie.

– extrapiramidale disfunctie zich uitend in ten minste een van de volgende symp-

tomen:

.

focale of asymmetrische rigiditeit zonder een duidelijke en voortdurende

L-doparespons;

.

focale of asymmetrische dystonie.

ondersteunende

– focale of gelateraliseerde cognitieve disfunctie met relatieve sparing van het

kenmerken

geheugen;

– focale of asymmetrische atrofie op CT of MRI van het cerebrum, met een

typische voorkeur voor de parie¨tofrontale cortex;

– focale of asymmeterische hypoperfusie op SPECT of PET van het cerebrum

maximaal in de parie

¨tofrontale cortex, basale ganglia en thalamus.

CT: computerized tomography; MRI: magnetic resonance imaging; SPECT: single photon emission; PET: positron emission tomography.

280

Handboek dementie

Tabel 26.3

Aanwijzingen voor de praktijk.

– er bestaat weinig klinische twijfel bij een patie¨nt van 60 jaar of ouder met een apert asymmetrisch akinetisch rigidesyndroom, corticale sensibele stoornis (astereognosie/agrafesthesie), apraxie en een alien-limbfenomeen;

– in het beginstadium van de ziekte is de differentie¨le diagnose met andere neurodegeneratieve aandoeningen lastig, waarbij een FDG-PET, EEG en liquoronderzoek met een behoorlijke accuratesse onderscheid kunnen aanbrengen;

– bij gevorderde ziekte kan een MRI-cerebrum asymmetrische atrofie van de hemisfeer contralateraal aan de klinisch meest aangedane lichaamshelft worden gevonden.

FDG-PET: fluorodeoxy-glucose positron emission tomography; EEG: elektro-encefalogram; MRI: magnetic resonance imaging.

studie van Josephs en collega’s is onlangs aange-

biomarkers voor CBD. Aanvullend onderzoek in de

toond dat patie¨nten met een klinische diagnose

vorm van beeldvorming of klinische neurofysiolo-

CBD vaak (50%) een ander pathologische diagnose

gie kan tijdens het leven enige ondersteuning bie-

blijken te hebben.

den.

j

26.4.1

Beeldvormend onderzoek

j

26.3

Diagnostiek en differentie

¨le

diagnose

Met de komst van ‘computerized tomography’ (CT)

en ‘magnetic resonance imaging’ (MRI) is aange-

Verschillende nosologische entiteiten kunnen lei-

toond dat er bij het vorderen van het ziekteproces

den tot het CBS. Afhankelijk van het presenterende

een asymmetrische verdeling van cerebrale atrofie

symptoom of symptoomcomplex is er een diffe-

ontstaat. Deze asymmetrie wordt bij circa 50-80%

rentie¨le diagnose op te maken. Bij op de voorgrond

van de CBD-patie¨nten gevonden en is vooral in het

staand parkinsonisme kan er gedacht worden aan

posterieure deel van de frontaal cortex en parie¨taal

idiopathisch of secundair parkinsonisme. De

cortex duidelijk aanwezig in de hersenhelft contra-

grootste differentieeldiagnostische moeilijkheden

lateraal aan de klinisch meest aangedane lichaams-

ontstaan met PSP. Bij op de voorgrond staande

helft. Tegelijkertijd kunnen ook meer subcorticale

oculomotorische stoornissen in combinatie met

afwijkingen in de witte stof worden gezien.

balansproblemen, vallen en een symmetrische bra-

dykinetisch rigidesyndroom, zal de diagnose PSP

j

26.4.2

Nucleair geneeskundig onderzoek

eerder worden gesteld. Bij differentieeldiagnosti-

sche twijfel kan aanvullend onderzoek in de vorm

In het beginstadium van de aandoening bestaat er

van FDG-PET, EEG (Focal Sharp Waves), en moge-

veel differentieeldiagnostische twijfel met andere

lijk ook liquoronderzoek (tau > 180 pg/ml) helpen.

neurodegeneratieve aandoeningen, zoals progres-

Indien frontaalcognitieve verschijnselen in het

sieve supranucleaire blikverlamming (PSP), de

begin meer op de voorgrond blijken te staan, kan

ziekte van Parkinson en multisysteematrofie

gedacht worden aan frontotemporale dementie,

(MSA). Eerder dan er structurele afwijkingen aan

frontaalkwabdementie of primair progressieve

het brein worden gevonden kan middels PET of

afasie. Ook hier kan FDG-PET een mogelijk uit-

SPECT enige twijfel worden weggenomen. Ver-

komst bieden om de differentie¨le diagnoses te

schillende studies hebben een asymmetrisch hy-

verengen (zie tabel 26.3).

pometabolisme van de hemisfeer contralateraal

aan de meest aangedane lichaamshelft aangetoond

(zie figuur 26.1). De aangedane hemisfeer toont

j

26.4

Aanvullend onderzoek

vooral in het striatum en parie¨tale cortex een ver-

minderd metabolisme. Bij PSP is er vooral sprake

Alleen postmortaal onderzoek kan in combinatie

van een bilateraal mediofrontaal en anterior stria-

met de klinische kenmerken een definitieve diag-

taal hypometabolisme. Recent is in een groot co-

nose CBD leveren. Er zijn geen pathognomische

hort van patie¨nten met een bewegingsstoornis de

26 Corticobasale degeneratie

281

meerwaarde van fluorodeoxy-glucose (FDG) PET

interpieklatenties. De in de literatuur veelbespro-

bij de initie¨le diagnose van bewegingsstoornissen

ken ‘giant’ N20 wordt zelden gevonden. Het aan-

aangetoond. Circa 90,9% van de middels FDG-PET

tonen van een verlengde N13-N20 interpieklatentie

aangetoond CBD-patroon bleek bij klinisch ver-

kan wel faciliteren bij het maken van een onder-

volg twee jaar later ook daadwerkelijk een passend

scheid tussen CBD en PSP18.

klinisch profiel te ontwikkelen.

j

26.4.4

Neuropsychologie

j

26.4.3

Klinische neurofysiologie

Systematisch neuropsychologisch onderzoek naar

Het elektro-encefalogram (EEG) bij CBD kan in het

de afwijkingen bij CBD is niet vaak verricht. Pillon

begin normaal zijn, maar zal in de loop van de

en collega’s hebben aangetoond dat er vooral

ziekte gegeneraliseerde of soms asymmetrische

stoornissen in aandacht/concentratie, executieve

vertraging laten zien, vooral aan de zijde contrala-

functies, verbale ‘fluency’, praxis, taal en visuo-

teraal van de klinisch meest aangedane zijde. In

spatie¨le functies bestaan. Dit profiel vertoont grote

vergelijking met andere neurodegeneratieve aan-

gelijkenis met dat bij PSP-patie¨nten. De CBD-

doeningen zijn dit vrij aspecifieke bevindingen.

patie¨nt is echter duidelijk meer aprakisch en heeft

Focal Slow Waves vooral frontaal en parie¨taal ge-

meer moeite met het programmeren van zijn be-

lokaliseerd, kunnen bij diagnostische twijfel tus-

wegingen.

sen CBD en PSP met een positief voorspellende

waarde van 80,0% en negatief voorspellende waar-

j

26.4.5

Psychiatrische verschijnselen

de van 85,7% van meerwaarde zijn.

Somatosensorische evoked potentials hebben te-

Psychiatrische kenmerken als depressie, apathie en

gengestelde resultaten gevonden in absolute en

frontale ontremmingsverschijnselen (bijvoorbeeld

Figuur 26.1

FDG-PET van het cerebrum met opvallend asymmetrisch hypometabolisme van de linker laterofrontale, parie¨tale en temporale cortex, evenals een hypometabolisme van het linker striatum en thalamus bij een patie

¨nt met CBD en

dominerend rechtszijdige klachten.

282

Handboek dementie

agitatie) komen voor bij 87% van de CBD-patie¨n-

titeiten zijn, die tot het corticobasale syndroom

ten. De combinatie van depressie en agitatie in

kunnen leiden.

afwezigheid van apathie, differentieert met een

CBD behoort tot de zogenaamde tauopathiee¨n,

redelijke accuratesse (88%) CBD van PSP. Vooral

waarbij afwijkingen in het tauproteı¨ne op basis

apathie wordt eerder bij PSP- dan CBD-patie¨nten

van genmutaties een belangrijke rol spelen. Het

gevonden. Visuele hallucinaties of psychoses in

samenspel van tauproteı¨ne en ubiquitine is be-

engere zin zijn niet eerder beschreven en indien

langrijk voor een goed functionerend cytoskelet.

aanwezig dienen deze ter differentie¨ring met bij-

Het afwijkende tauproteı¨ne zal uiteindelijk tot af-

voorbeeld parkinsondementie of diffuse Lewy-

wijkende eiwitdegradering en tot pathologische

body-dementie.

ophoping van niet-verwerkbaar materiaal (zoals

inclusielichaampjes) leiden. Deze prominente tau-

j

26.4.6

Overige

pathologie, associatie met het H1-tau-haplotype, de

aanwezigheid van een ‘four-repeat’ tau-isoform en

De liquor cerebrospinalis toont bij CBD-patie¨nten

overlappende klinische kenmerken, zijn aanwij-

een verhoogd tauproteı¨ne. Het is een aspecifieke

zingen voor gedeelde pathofysiologie bij CBD en

bevinding, omdat dit ook bij andere neurodegene-

PSP. Dit wordt verder ondersteund door het gege-

ratieve aandoeningen en vooral bij andere tauopa-

ven dat bij obductie 50% van de klinisch gediag-

thiee¨n kan worden gevonden. Een verhoogd tau-

nosticeerde CBD-patie¨nten een uiteindelijke diag-

proteı¨ne (cut-off van 180 pg/ml; >180 suggestief

nose PSP krijgen.

voor CBD en <180 suggestief voor PSP) kan wel

In 2002 zijn bovenvermelde neuropathologische

faciliteren bij het differentie¨ren tussen CBD en

kenmerken opnieuw onderzocht en samengevat.

PSP. De toekomst zal moeten uitwijzen of een ver-

Hieruit zijn pathologische criteria voor CBD ge-

hoogd tauproteı¨ne in combinatie met een normaal

postuleerd, namelijk aanwezigheid van corticale

‘neurofilament heavy-chain’ NfHMSI35 een nauw-

en striatale taupositieve neuronale en gliale laesies

keuriger onderscheid kan maken.

(vooral astrocytaire plaques en ‘thread-like’ laesies)

met focaal neuronaal celverlies in de cortex en

substantia nigra.

j

26.5

Neuropathologie bij CBD

De oorzaak van CBD als separate entiteit is niet

j

26.6

Behandeling

bekend. Anderzijds kan het corticobasale syn-

droom veroorzaakt worden door verschillende an-

j

26.6.1

Medicamenteus

dere nosologische entiteiten, zoals frontotempora-

le dementie (FTD), primair progressieve afasie

Een curatieve behandeling ontbreekt en ook effec-

(PPA) en de ziekte van Alzheimer.

tieve symptomatische behandelingen zijn niet of

Macroscopisch staan de frontoparie¨tale corticale

nauwelijks voor CBD voorhanden. Vooral voor de

atrofie, vooral in de perirolandische gebieden, en

corticale disfuncties bestaan er geen effectieve the-

de degeneratie van de substantia nigra bij CBD

rapeutische mogelijkheden.

voorop. Hierbij correleert de corticale atrofie bijna

In de beperkte literatuur over therapeutische

altijd met de lateralisatie van de klinische sympto-

mogelijkheden is het parkinsonisme het meest be-

men. Op hersenstamniveau kan er atrofie van de

schreven. Kompoliti en collega’s hebben in 33 van

tractus corticospinalis worden gevonden. Betrok-

de 128 CBD-patie¨nten (26%) een levodopa respons

kenheid van de temporale cortex wordt vaker ge-

geconstateerd. De klinische relevantie van deze

zien bij andere onderliggende aandoeningen als

respons is zeer beperkt en er is een klein risico van

FTD, PPA en Alzheimer.

door levodopa-geı¨nduceerde dyskinesiee¨n.

Microscopisch is er naast algemeen neuronver-

Andere symptomen, zoals myoclonus en depres-

lies en gliosis nog een ander opvallend fenomeen,

sie kunnen met respectievelijk clonazepam en

namelijk gezwollen ballonvormige achromatische

antidepressiva worden behandeld. Van het gebruik

neuronen in vooral de diepere lagen (in de laminae

van benzodiazepinen bij CBD is een verbetering

III en V) van de gedegenereerde frontoparie¨tale

van parkinsonisme en dystonie beschreven.

cortex. Deze achromatische neuronen zijn de

meest typische cellulaire afwijkingen bij CBD. Bo-

j

26.6.2

Ondersteunend en palliatief

vendien bestaan er net zoveel andere pathologische

afwijkingen als er onderliggende nosologische en-

Belangrijker dan de medicamenteuze opties zijn de

ondersteunende en palliatieve therapiee¨n, zoals

26 Corticobasale degeneratie

283

het gebruik van een rollator/rolstoel bij loop- en

differential diagnosis of parkinsonian disorders.

balansstoornissen, logopedie voor spraak- en slik-

NeuroImage. 2005;26(3):912-21.

stoornissen, artificie¨le tranen voor conjunctivitis

Houlden H, Baker M, Morris HR, et al. Corticobasal

door verminderde oogknipperfrequentie, anticho-

degeneration and progressive supranuclear palsy

linergica òf focale radiotherapie voor sialorroe, en

share a common tau haplotype. Neurology. 2001;

multidisciplinaire transmurale zorg voor patie¨nt

56(12):1702-6.

en familie.

Josephs KA, Whitwell JL, Dickson DW, et al. Voxel-

based morphometry in autopsy proven PSP and

CBD. Neurobiology of Aging. 2008;29(2):280-9.

j

26.7

Prognose

Kompoliti K, Goetz CG, Boeve BF, et al. Clinical pre-

sentation and pharmacological therapy in cortico-

CBD is een langzaam progressieve aandoening met

basal degeneration. Arch Neurol. 1998;55(7):957-61.

een mediane overleving van 7,9 jaar (met een

Koyama M, Yagishita A, Nakata Y, et al. Imaging of

spreiding van 2,5 tot 12,5 jaar) na de eerste klini-

corticobasal degeneration syndrome. Neuroradiolo-

sche presentatie van de aandoening. Het eerste be-

gy. 2007;49(11):905-12.

zoek aan de neuroloog is meestal 3 jaar na de eerste

Litvan I, Cummings JL, Mega M. Neuropsychiatric

klinische symptomen, waardoor bij het stellen van

features of corticobasal degeneration. J Neurol

de diagnose de mediane overleving circa 5 jaar be-

Neurosurg Psychiatry. 1998;65(5):717-21.

draagt. Een aspiratiepneumonie is de meest fre-

Monza D, Ciano C, Scaioli V, et al. Neurophysiological

quente oorzaak van overlijden.

features in relation to clinical signs in clinically

diagnosed corticobasal degeneration. Neurol Sci.

2003;24(1):16-23.

Literatuur

Nagahama Y, Fukuyama H, Turjanski N, et al. Cere-

bral glucose metabolism in corticobasal degenera-

Ay H, Buonanno FS, Price BH, et al. Sensory alien

tion: comparison with progressive supranuclear

hand syndrome: case report and review of the lite-

palsy and normal controls. Mov Disord. 1997;12(5):

rature. J Neurol Neurosurg Psychiatry. 1998;65(3):

691-6.

366-9.

Okuda B, Tachibana H, Takeda M, et al. Asymmetric

Blin J, Vidailhet MJ, Pillon B, et al. Corticobasal

changes in somatosensory evoked potentials corre-

degeneration: decreased and asymmetrical glucose

late with limb apraxia in corticobasal degeneration.

consumption as studied with PET. Mov Disord.

Acta Neurol Scand. 1998;97(6):409-12.

1992;7(4):348-54.

Pezzoli G, Canesi M, Galli C. An overview of parkin-

Boeve BF, Lang AE, Litvan I. Corticobasal degenera-

sonian syndromes: data from the literature and

tion and its relationship to progressive supranu-

from an Italian data-base. Sleep Med. 2004;5(2):

clear palsy and frontotemporal dementia. Ann

181-7.

Neurol. 2003;54 Suppl 5:S15-9.

Pillon B, Blin J, Vidailhet M, et al. The neuropsycho-

Boxer AL, Geschwind MD, Belfor N, et al. Patterns of

logical pattern of corticobasal degeneration: com-

Brain Atrophy That Differentiate Corticobasal

parison with progressive supranuclear palsy and

Degeneration Syndrome From Progressive Supra-

Alzheimer’s disease. Neurology. 1995;45(8):1477-83.

nuclear Palsy. Arch Neurol. 2006;63(1):81-6.

Rebeiz JJ, Kolodny EH, Richardson EP, Jr. Cortico-

Brettschneider J, Petzold A, Sussmuth SD, et al. Neu-

dentatonigral degeneration with neuronal achro-

rofilament heavy-chain NfH(SMI35) in cerebrospi-

masia. Arch Neurol. 1968;18(1):20-33.

nal fluid supports the differential diagnosis of Par-

Schneider JA, Watts RL, Gearing M, et al. Corticobasal

kinsonian syndromes. Mov Disord. 2006;21(12):

degeneration: neuropathologic and clinical hetero-

2224-7.

geneity. Neurology. 1997;48(4):959-69.

Dickson DW, Bergeron C, Chin SS, et al. Office of Rare

Takeda M, Tachibana H, Okuda B, et al. Electrophy-

Diseases neuropathologic criteria for corticobasal

siological comparison between corticobasal degene-

degeneration. J Neuropathol Exp Neurol. 2002;

ration and progressive supranuclear palsy. Clin

61(11):935-46.

Neurol Neurosurg. 1998;100(2):94-8.

Doi T, Iwasa K, Makifuchi T, et al. White matter

Taniwaki T, Yamada T, Yoshida T, et al. Heteroge-

hyperintensities on MRI in a patient with cortico-

neity of glucose metabolism in corticobasal dege-

basal degeneration. Acta Neurol Scand. 1999;99(3):

neration. J Neurol Sci. 1998;161(1):70-6.

199-201.

Tashiro K, Ogata K, Goto Y, et al. EEG findings in

Eckert T, Barnes A, Dhawan V, et al. FDG PET in the

early-stage corticobasal degeneration and progres-

sive supranuclear palsy: a retrospective study and

284

Handboek dementie

literature review. Clin Neurophysiol. 2006;117(10):

patients with corticobasal degeneration or progres-

2236-42.

sive supranuclear palsy. J Neurol Sci. 2001;183(1):

Togaski DM, Tanner CM. Epidemiologic aspects. In:

95-8.

Litvan I, Goetz C, Lang AE, editors. Corticobasal

Wenning GK, Litvan I, Jankovic J, et al. Natural his-

degeneration and related disorders. London: Lip-

tory and survival of 14 patients with corticobasal

pincott Williams and Wilkins;. 2000. pp. 53-60.

degeneration confirmed at postmortem examina-

Urakami K, Wada K, Arai H, et al. Diagnostic signifi-

tion. J Neurol Neurosurg Psychiatry. 1998;64(2):

cance of tau protein in cerebrospinal fluid from

84-9.

Register

14-3-3-test

265

Alzheimer Disease Assessment Scale-cogni-

15-woordentest

35

tieve sectie (ADAS-cog)

61

Alzheimer, ziekte van

38, 45

A

206

–, agnosie

200

aandacht

–, alcoholgebruik

249

–, selectief

36

–, apraxie

200

–, volgehouden

36

–, bloedonderzoek

202

aandachtsfunctie

30

–, CT

203

aandachtsstoornissen

30

–, farmacologie

208

ABC-model

141

–, geheugenstoornis

200

a-bèta

205

–, genetisch aspect

207

abstractievermogen

32

–, gerstmannsyndroom

200

additionele diagnostiek

116

–, klassiek

198

ADL, beoordelingsschaal

65

–, liquor cerebrospinalis

202

advance care planning

164, 170

–, macroscopie

203

afasie, primair progressief

39

–, MCI

192

afzondering

183

–, microscopie

203

agitatie

145

–, MRI

202

–, overige middelen

147

–, neuropsychiatrie

201

agressie

145

–, neuropsychologie

201

–, antipsychoticum

145

–, pathogenese

206

–, overige middelen

147

–, PET

203

alcoholgebruik

135

–, preseniel

198

–, behandeling

249

–, preventie

208

–, cognitieve stoornis

244

–, prosopagnosie

200

–, dementie

245

–, seniele variant

198

–, frontotemporale dementie

248

–, somatiek

201

–, genetisch aspect

249

–, taalstoornis

200

–, MRI

247

–, tongapraxie

200

–, neuropathologie

249

–, uitvoerende functiestoornis

201

–, neuropsychologisch onderzoek

247

–, visuele agnosie

200

–, preventie

250

Alzheimercafe´

157

–, vasculaire dementie

249

amnestische MCI

189

–, ziekte van Alzheimer

249

amyloı¨d precursor proteı¨ne (APP)

206, 227

alcoholgerelateerde dementie

245

anamnese

26, 34

alcoholic dementia

245

angst

148

alcoholonttrekkingsdelier

247

anti-amyloı¨d behandeling

129

alfasynucleı¨negen, mutatie

239

anticipatie

256

alfatocoferol

130

antilichaam Creutzfeldt-Jakob

266

alien limb

278

antioxidantia

130

Alzheimer

8, 197

antiparkinsongeneesmiddelen

258

antipsychoticum

286

Handboek dementie

–, agressie

145

–, mentorschap

177

–, verontrustende gegevens

146

beslissingsbekwaamheid

164

–, werkzaamheid

146

beslisvaardigheid

164

apathie

148, 223

bèta-amyloı¨d

205

Apathie Evaluation Scale (AES)

64

bèta-amyloı¨d precursor-gen (APP)

207

Apathy Scale (AS)

64

bèta-vouwbladstructuur

266

APOE-gen

208

bewegingsstoornis, corticobasale degenera-

apraxie

31

tie

278

–, corticobasale degeneratie

278

Binswanger-dementie

221

aromatherapie

140

biomarker

10

ataxie

262

biopt Creutzfeldt-Jakob

266

atrofie, posterieure corticale

39

bloedonderzoek, parkinsondementie

235

autonomie

162

BOLD-effect

45

–, respect voor

163

bovine spongiform encephalopathy (BSE)

263

BSE, zie bovine spongiform encephalopathy

Balint, syndroom van

29, 31

bed-side-test

30

CAA, zie congofiele cerebrale angiopathie

beeldvormend onderzoek

CADASIL, zie subcortical infarctions and

–, corticobasale degeneratie

280

leucoencephalopathie

–, frontotemporale dementie

215

CAG-repeat

256

–, parkinsondementie

234

Cambridge Examination for Mental Disor-

–, vasculaire dementie

225

ders, Revised (CAMCOG-R)

61

behandeling

casemanagementprogramma

107

–, alcoholgebruik

249

casemanager

110

–, alfatocoferol

130

CBD, zie corticobasale degeneratie

–, anti-amyloı¨d

129

CBO-richtlijn

107

–, antioxidantia

130

cerebellair verschijnsel

263

–, cholinesterase-inhibitor

130

cerebrale veroudering

8

–, cholinesteraseremmer

130

ChE-I, zie cholinesterase-inhibitor

–, donepezil

130

cholinesterase-inhibitor (ChE-I)

130

–, ethische aspecten

132

cholinesteraseremmer

116, 130

–, galantamine

130

circumlocutie

31

–, immunisatietherapie

129

Clinical Dementia Rating Scale (CDR)

62

–, indicatie

133

CLSM-zorg

120

–, Lewy-body-dementie

240

CMAI, zie Cohen-Mansfield Agitation Inven-

–, memantine

131

tory

–, patie¨nt en familie

132

codon-129-polymorfisme

267

–, preventief

134

cognitieve functie

–, rivastigmine

130

–, aandacht

36

–, selegeline

130

–, betrouwbaarheid tests

36

–, tacrine

130

–, concentratie

36

belevingsgerichte orie¨ntatie

163

–, executieve functies

36

belevingsgerichte zorg

139

–, geheugen

35

belevingsperspectief

163

–, taal

35

beoordelingsschaal

–, visueel-constructief

36

–, ADL

65

–, visueel-ruimtelijk

36

–, delier

63

cognitieve functiestoornis, typering

37

–, IADL

65

Cognitieve screeningstest (CST)

60

–, Likert-type

62

cognitieve stimulatie

140

–, visueel analoge schaal (VAS)

62

cognitieve stoornis

–, zelfbeoordeling

62

–, alcoholgebruik

244

beschermingsbewind

177

–, zonder dementie

28

beschermingsmaatregel

176

cognitieve therapie, MCI

195

–, beschermingsbewind

177

cognitieve training

135

–, curatele

176

Register

287

Cohen-Mansfield Agitation Inventory

de-institutionalisering

125

(CMAI)

64

delier

28, 123

communicatieve ethiek

163

–, beoordelingsschaal

63

compulsief gedrag

148

Dementia Quality of Life instrument (DQoL)

65

computertomografie (CT)

43, 266

dementie

7

confabuleren

246

–, alcoholgerelateerde

245

congofiele cerebrale angiopathie (CAA)

206

–, definitie

7

consensuscriterium, progressieve supranu-

–, demografische factor

16

cleaire verlamming

270

–, diagnose

10

Cornell Scale for Depression in Dementia

–, ernstige

27

(CSDD)

64

–, frontotemporale

38, 55

corticaal sensibele stoornissen

278

–, genetische factor

16

corticale functiestoornis

263

–, incidentie

14

corticobasale degeneratie

40, 50

–, kosten

20

–, apraxie

278

–, lichte

27

–, beeldvormend onderzoek

280

–, lifetimerisico

15

–, bewegingsstoornis

278

–, mantelzorg

138

–, farmacotherapie

282

–, matig ernstige

27

–, functiestoornis

278

–, mengbeeld

14

–, klinische neurofysiologie

281

–, multi-infarct

40

–, neuropathologie

282

–, neurodegeneratieve aandoening

37

–, neuropsychologie

281

–, omgevingsfactor

17

–, nucleair geneeskundig onderzoek

280

–, Parkinson

39

–, palliatieve therapie

282

–, post-stroke

40

–, postmortaal onderzoek

280

–, risicofactor

15

–, prognose

283

–, semantische

39

–, psychiatrisch verschijnsel

281

–, seniele

8

corticobasale degeneratie (CBD)

40, 50

–, strategisch infarct

40

Creutzfeldt-Jakob

–, subcorticaal ischemisch vasculair

40

–, 14-3-3-test

265

–, subtypen

13

–, antilichaam

266

–, terminale aandoening

162

–, biopt

266

–, vasculair

40

–, CT

266

–, vasculaire

47, 55

–, EEG

56, 265

–, verlies van zelfbepaling

161

–, farmacotherapie

267

–, verpleeghuis

121

–, fysieke problemen

263

–, verwachte groei

20

–, genetisch aspect

267

–, wilsbekwaam

161

–, iatrogeen

264

–, wilsonbekwaam

162

–, MR

266

dementie-decompensatie

124

–, preventie

267

dementiesyndroom

29, 38

–, psychiatrisch symptoom

262

–, differentie¨le diagnose

27

–, SPECT

266

–, incidentie

11

–, symptoomfrequentie

263

–, klinisch onderzoek

29

–, therapie

263

–, lichamelijk onderzoek

32

–, visusafwijking

263

dementiezorg

11

–, ziekteverschijnsel

262

demografische factor dementie

16

CSDD, zie Cornell Scale for Depression in

depressie

148, 223

Dementia

–, geheugenklachten

28

CST, zie cognitieve screeningstest

–, primair

28

CT, zie computertomography

Depressielijst

64

curatele

176

depressieve dementie

28

diabetes mellitus

134

declaratief geheugen

245

diagnose dementie

10

decubitus

122

diagnose per exclusionem

201

definitie MCI

189

288

Handboek dementie

Diagnostic and statistical manual of mental

ernstige dementie

27

disorders 4th edition text revised (DSM-IV-

ERP, zie event-related potential

TR)

10

Ervaren Druk door Informele Zorg (EDIZ)

65

diagnostiek

ethiek

–, additioneel

116

–, communicatief

163

–, etiologisch

116

–, interactioneel

163

–, inclusief

201

etiologische diagnose

116

–, nosologisch

25

euthanasie

–, syndromaal

25, 116

–, gezamenlijkheid

170

differentie¨le diagnose dementiesyndroom

27

–, moreel bezwaar

169

differentie¨le diagnose vasculaire dementie

224

–, samenspraak

170

disease management program (DMP)

107

–, zorgvuldigheidsvoorwaarde

169

diseasemanagement

107

euthanasieverklaring

169

DLB, zie Lewy-body-dementie

event-related potential (ERP)

57

DMP, zie disease management program

evoked potential (EP)

57

DNA-diagnostiek

216

excess disability

163

donepezil

130

executieve functie

31

Down, syndroom van

20

expertteam

111

DQoL, zie Dementia Quality of Life instru-

extramurale verpleeghuiszorg

125

ment

extrapiramidaal symptoom

224

DSM-IV-TR

10

extrapiramidaal verschijnsel

263

dwangbehandeling

183

dwanghuilen

148

FAB, zie Frontal Assessment Battery

dyade patie¨nt-mantelzorger

141

Fabry, ziekte van

227

dysartrie

271

farmacotherapie

–, corticobasale degeneratie

282

EDIZ, zie Ervaren Druk door Informele Zorg

–, Creutzfeldt-Jakob

267

EEG

53

–, frontotemporale dementie

217

–, antidepressiva

57

–, MCI

193

–, antipsychotica

57

–, vasculaire dementie

227

–, beperking

53

–, ziekte van Alzheimer

208

–, corticobasale degeneratie

56

–, ziekte van Huntington

258

–, Creutzfeldt-Jakob

265

FAST, zie Functional Assessment Staging

–, delier

57

Fatale Familiaire Insomnie (FFI)

264

–, epilepsie

57

fenokopie

257

–, frontotemporale dementie

55

fenotype

272

–, indicatie

54

FFI, zie Fatale Familiaire Insomnie

–, Lewy-body-dementie (DLB)

56

fixatie

123

–, parkinsondementie

55, 234

fMRI

45

–, progressieve supranucleaire parese

56

focale neuropsychologische stoornis

29

–, toxische encefalopathie

57

fonologische fluency

35

–, vasculaire dementie

55

fragmentatie gezondheidszorg

108

–, voordeel

53

Frontal Assessment Battery (FAB)

61, 273

–, ziekte van Alzheimer

54

frontotemporale dementie (FTD)

38

–, ziekte van Creutzfeldt-Jakob

56

–, alcoholgebruik

248

–, ziekte van Huntington

56

–, apathie

213

eetstoornis

148

–, beeldvormend onderzoek

215

elektro-encefalogram (EEG)

53, 190

–, EEG

55

emotionele labiliteit

148, 223

–, emotionele onverschilligheid

213

EP, zie evoked potential (EP)

–, farmacotherapie

217

episodisch geheugen

31

–, genetische aspecten

216

episodische geheugentest

222

–, heteroanamnese

212

erfelijke vorm prionziekte

264, 266

–, immunohistochemie

216

ERGO-onderzoek

15

–, impulsiviteit

213

ergotherapie

141

–, initiatiefverlies

213

Register

289

–, liquoronderzoek

216

–, monogenetisch

16

–, neurofysiologisch onderzoek

215

–, susceptibiliteitgen

17

–, neuropathologisch onderzoek

216

gen-gen-interactie

20

–, neuropsychologisch onderzoek

214

genome wide association (GWA)

17

–, obsessief-compulsief gedrag

213

gen-omgevingsinteractie

20

–, ontremd gedrag

213

Geriatric Depression Scale (GDS)

64

–, preventie

217

Gerstmann, syndroom van

31

–, spraakprobleem

213

Gerstmann-Straüssler-Scheinkersyndroom

–, taalprobleem

213

(GSS)

264

–, ziekte-inzicht

212

gezondheidszorg, fragmentatie

108

frontotemporale lobaire degeneratie

47

Ginkgo-extract

194

FTD, zie frontotemporale dementie

GIP, zie Gedragsobservatieschaal voor de

functiestoornis, corticobasale degeneratie

278

Intramurale Psychogeriatrie

Functional Assessment Staging (FAST)

63

Global Deterioration Scale (GDS)

63, 121

functionele kernspintomografie (fMRI)

45

GSS, zie Gerstmann-Straüssler-Scheinkersyn-

fysieke problemen Creutzfeldt-Jakob

263

droom

GWA, zie genome wide association

galantamine

130

GDS, zie Geriatric Depression Scale

hallucinatie

147

Gedragsobservatieschaal voor de Intramurale

head turning sign

30

Psychogeriatrie (GIP)

63

hersenen, pathologisch proces

9

gedragsprobleem

hersenpathologie

7

–, beloop

144

hersenreserve

9

–, farmacologie

144

heteroanamnese

26

–, medicatie off label

144

–, frontotemporale dementie

212

–, probleemanalyse

145

–, MCI

189

–, psychosociale factor

144

hubmodel

106

–, terminologie

143

huisarts

105

–, voorkomen

144

–, mantelzorger

106

gedragstherapie

141

–, multidisciplinaire aanpak

106

gedragsverandering, ziekte van Huntington

255

–, poortwachter

117

geheugenklachten bij depressie

28

Huntington, ziekte van

geheugenpolikliniek

–, cognitieve stoornis

255

–, additionele diagnostiek

116

–, EEG

56

–, diagnose

116

–, executieve stoornis

255

–, etiologische diagnose

116

–, farmacotherapie

258

–, farmacologie

116

–, gedragsverandering

255

–, non-farmacologie

116

–, genetisch aspect

256

–, onderzoek

116

–, juveniele vorm

256

–, ontwikkeling

114

–, motorisch verschijnsel

254

–, procedure

114

–, neuropathologie

257

–, verwijzing

117

–, obsessief-compulsieve verschijnselen

255

genetisch aspect

–, PCR

256

–, alcoholgebruik

249

–, preventie

258

–, Creutzfeldt-Jakob

267

–, psychiatrisch probleem

255

–, frontotemporale dementie

216

–, stemmingsstoornis

255

–, Lewy-body-dementie

239

–, suı¨cide

255

–, MCI

191

–, ziektebeloop

256

–, parkinsondementie

239, 240

hyperfagie

122

–, progressieve supranucleaire verlam-

hyperlipidemie

135

ming

274

hypertensie

134

–, vasculaire dementie

227

hypoperfusie

221

–, ziekte van Alzheimer

207

–, ziekte van Huntington

256

IADL, beoordelingsschaal

65

genetische factor dementie

iatrogene Creutzfeldt-Jakob

264

290

Handboek dementie

immunisatietherapie

129

Lewy-insluitlichaampjes

235

–, Bapineuzumab

130

Lewy-pathologie

239

immunohistochemie, frontotemporale

lichaamsbeweging

135

dementie

216

lichamelijk onderzoek

32

incidentie dementiesyndroom

11

lichte dementie

27

inclusieve diagnostiek

201

lichttherapie

140

Informant Questionnaire on Cognitive

Likert-type, beoordelingsschaal

62

Decline in the Elderly (IQCODE)

63

liquoronderzoek, parkinsondementie

235

informed consent

162

LRRK2-gen, mutatie

239

intakefase

114

lumbaalpunctie

191

integratie van zorg

108

interactionele ethiek

163

magnetic resonance imaging (MRI)

44

intercurrente morbiditeit

122

–, alcoholgebruik

247

intermitterend breinfalen bij dementie

124

–, progressieve supranucleaire verlam-

interventie

ming

272

–, aromatherapie

140

magnetische resonantie (MR)

266

–, cognitieve stimulatie

140

magneto-encefalografie (MEC)

57

–, ergotherapie

141

mantelzorger

140

–, gedragstherapie

141

–, ABC-model

141

–, lichttherapie

140

–, competentie

141

–, mantelzorger

140

–, counseling

158

–, muziektherapie

139

–, draagkracht

107

–, psychomotorische therapie

140

–, draaglast

107

–, reminiscentietherapie

139

–, elektronische ondersteuning

158

–, snoezelen

139

–, huisarts

106

interventiekeuze

–, ondersteuningsproject

107

–, hulpverlener

138

–, psycho-educatie

157

–, sociale context

138

–, psychotherapie

158

IQCODE, zie Informant Questionnaire on

–, voorlichting

156

Cognitive Decline in the Elderly

Marchiafava Bignami

247

ischemische grotevaatletsels

221

matig ernstige dementie

27

MCI, zie mild cognitive impairment

ketenmodel

106

MEC, zie magneto-encefalografie

klaptest

273

medicatie

klinisch onderzoek dementiesyndroom

29

–, ethische aspecten

132

korsakovsyndroom

245

–, off label

144

kuru

265

memantine

131

kwaliteit van leven

171

mentorschap

177, 178

metabolisme PET-scan

191

laboratoriumonderzoek, MCI

190

middelen en maatregelen

183

letselpreventie

123

mild cognitive impairment

levensverlenging

172

–, amnestisch

189

leverfalen

244

–, cognitieve therapie

195

levitation

278

–, definitie

189

Lewy-body-dementie (DLB)

40, 48

–, diagnose

192

–, behandeling

240

–, farmacotherapie

193

–, cognitie

241

–, genetisch aspect

191

–, consensuscriterium

235

–, heteroanamnese

189

–, EEG

56

–, laboratoriumonderzoek

190

–, fluctuatie klinisch beeld

237

–, neuropsychologisch onderzoek

190

–, genetisch aspect

239

–, non-amnestisch

189

–, motorisch verschijnsel

235

–, oorzaak

191

–, neuropathologische verandering

238

–, prevalentie

189

–, neuropsychologisch onderzoek

238

–, preventie

193

–, visuele hallucinatie

237

–, psychiatrisch symptoom

189

Register

291

–, reversibiliteit

189

non-interferentie

162

–, ziekte van Alzheimer

192

noo¨tropicum

194

–, ziekteverloop

189

normaal prioneiwit

266

mild cognitive impairment (MCI)

38, 132

normaal priongen

267

Mini Mental State Examination (MMSE)

60

normale veroudering

38

Montreal Cognitive Assessment (MoCA)

61

normatief ethisch vraagstuk

164

morele verantwoordelijkheid

169

nosologische benadering

10

motorisch verschijnsel

nosologische diagnostiek

10, 25

–, progressieve supranucleaire verlam-

NPO, zie neuropsychologisch onderzoek

33

ming

270

–, ziekte van Huntington

254

observatie

30

motorisch voorhoornlijden

214

–, non-verbaal gedrag

34

MRI, zie magnetic resonance imaging

–, verbaal gedrag

34

MSA, zie multisysteematrofie

obstructief slaapapnoesyndroom (OSAS)

54

multidisciplinaire aanpak, huisarts

106

off label medicatie

144

multi-infarct dementie

40

omgevingsfactor dementie

multimorbiditeit

11, 108

–, alcohol

19

multisysteematrofie (MSA)

40, 50

–, antioxidant

19

muziektherapie

139

–, cerebrale vaatschade

18

myoclonus

262

–, cholesterol

18

–, diabetes

18

neglect

31

–, fysieke activiteit

19

neuritische plaque

205

–, homocysteı¨ne

18

neuroimaging

190

–, hormonen

18

neuronale degeneratie

257

–, hypertensie

17

neuropathologie

–, medicatie

19

–, alcoholgebruik

249

–, mentale activiteit

19

–, corticobasale degeneratie

282

–, NSAID

19

–, frontotemporale dementie

216

–, obesitas

18

–, Lewy-body-dementie

238

–, roken

18

–, parkinsondementie

238

–, sociale activiteit

19

–, progressieve supranucleaire verlam-

–, statine

19

ming

273

omgevingsinterventie

124

–, vasculaire dementie

226

ondervoeding

122

–, ziekte van Huntington

257

onderzoek cognitief domein

30

Neuropsychiatric Inventory (NIP)

63

onderzoek mentale status

29

neuropsychiatrische symptomen

124

on-off-verschijnsel

240

neuropsychologie

ontremming

149

–, corticobasale degeneratie

281

opnameduur verpleeghuis

120

–, progressieve supranucleaire verlam-

ouderdomsvergeetachtigheid

27

ming

273

overgewicht

134

neuropsychologisch onderzoek (NPO)

33

–, alcoholgebruik

247

PACSLAC-D

123

–, frontotemporale dementie

214

palliatief zorgconcept

170

–, indicatie

40

parafasie, semantisch

31

–, Lewy-body-dementie

238

Parkinson

232

–, MCI

190

parkinsondementie

50

–, parkinsondementie

234

–, beeldvormend onderzoek

234

niet-inmenging

162

–, bloedonderzoek

235

NINDS-AIREN-criteria

221, 224

–, cognitie

241

NINDS-AIREN-diagnose

222

–, EEG

55, 234

NIP, zie Neuropsychiatric Imaging

–, genetisch aspect

239, 240

non cancer palliative care

170

–, liquoronderzoek

235

non-amnestische MCI

189

–, motorfunctie

240

non-farmacologische interventie

124

–, neuropathologische verandering

238

292

Handboek dementie

–, neuropsychologisch onderzoek

234

primair progressieve afasie (PPA)

39

–, psychiatrisch verschijnsel

233

primaire depressie

28

–, psychische symptomen

240

primitieve reflex

32

–, risicofactor

233

prioneiwit

266

parkinsondementiecomplex

233

–, BSE

266

parkinsonisme

39

–, kuru

266

Parkinson-plus syndroom

40

–, normaal

266

pathologisch prioneiwit

266

–, pathologisch

266

pathologisch proces in hersenen

9

priongen, normaal

267

pathoplastisch effect

30

prionziekte

PCA, zie posterieure corticale atrofie

–, bèta-vouwbladstructuur

266

pellagra

247

–, erfelijke vorm

264, 266

perfusie SPECT-scan

191

privacy, schending

164

periodic lateralized epileptiform discharges

procerus-teken

271

(PLED’s)

56

progressieve supranucleaire verlamming

periodic short-interval diffuse discharges

–, consensuscriterium

270

(PSIDD’s)

56

–, fenotype

272

perseveratie

32

–, genetisch aspect

274

persoonlijk gemachtigde

181

–, klaptest

273

persoonlijkheidsverandering

223

–, motorisch verschijnsel

270

PET, zie positron emission tomography

–, MRI

272

PET-scan

191

–, neuropathologie

273

piramidaal symptoom

224

–, neuropsychologie

273

piramidale afwijking

263

–, prognose

274

plaque, neuritisch

205

–, spierstoornis

271

PLED’s, zie periodic lateralized epileptiform

progressive non-fluent aphasia (PNFA)

214

discharges

pseudodementie

28

PNFA, zie progressive non-fluent aphasia

PSIDD’s, zie periodic short-interval diffuse

poortwachter, huisarts

117

discharges

positron emission tomography (PET)

45

psychiatrisch symptoom

posterieure corticale atrofie (PCA)

39

–, Creutzfeldt-Jakob

262

post-stroke dementie

40

–, MCI

189

PPA, zie primair progressieve afasie

psychometrisch testonderzoek

34

praxis

31

–, betrouwbaarheid

34

predementie

26

–, stoorfactoren

34

prenataal testen

257

–, testuitslag

34

presymptomatische test

257

–, validiteit

34

prevalentie, MCI

189

psychometrische eisen

34

preventie

134

psychomotorische therapie

140

–, alcoholgebruik

135, 250

–, cognitieve training

135

reminiscentietherapie

139

–, Creutzfeldt-Jakob

267

respijtzorg

158

–, diabetes mellitus

134

response shift

168

–, frontotemporale dementie

217

retrograde amnesie

245

–, hyperlipidemie

135

Revised Memory and Behavioural Problems

–, hypertensie

134

Checklist (RMBPC)

64

–, lichaamsbeweging

135

rivastigmine

130

–, MCI

193

roken

135

–, overgewicht

134

–, roken

135

Schedule for the Evaluation of Individual

–, vasculaire dementie

228

Quality of Life (SEIQoL)

65

–, voeding

135

schriftelijke wilsverklaring

167, 182

–, ziekte van Alzheimer

208

selectieve aandacht

36

–, ziekte van Huntington

258

selegeline

130

prikkelbaarheid

148

semantisch geheugen

31

Register

293

semantische dementie

39, 214

–, neuropathologie

226

semantische fluency

35

–, preventie

228

semantische parafasie

31

–, psychiatrisch symptoom

223

semantische-associatietest

36

–, radiologische aantasting

224

seniele dementie

8

–, risicoprofiel

225

Seven Minute Screen (7MS)

60

verhoogde afleidbaarheid

30

Severe Impairment Battery (SIB)

61

vermaatschappelijking van zorg

125

shared decision-making

163, 167

vermaatschappelijking van zorg, verpleeg-

simultaanagnosie

31

huiszorg

125

single photon emission computerized tomo-

verouderingshypothese

8

graphy (SPECT)

45, 266

verpleeghuis

slaapstoornis

148

–, delier

122

slikproblemen

122

–, materie¨le omgeving

125

snoezelen

139

–, opnameduur

120

SPECT, zie single photon emission computer-

–, restinstituut

126

ized tomography

–, zorgproblemen

121

strategisch infarct dementie

40

verpleeghuisgeneeskunde

120

subcortical infarctions and leuco-

vertegenwoordiger, benoeming

180

encephalopathie (CADASIL)

47, 227

verticale blikverlamming

271

subcorticale dementie

233

vignetmethode

166

subcorticale ischemische vasculaire

visueel analoge schaal (VAS)

62

dementie

40

visuele agnosie

31

sundowning fenomeen

123

visuele extinctie

31

symptomatische therapie

258

visuospatie¨le functie

31

symptoomfrequentie Creutzfeldt-Jakob

263

visusafwijking Creutzfeldt-Jakob

263

syndromale benadering

9

voeding

135

syndromale diagnose

116

volgehouden aandacht

36

syndromale diagnostiek

10, 25

vraaggestuurde zorg

125

syndroom van Balint

29, 31

syndroom van Down

20

waan

147

syndroom van Gerstmann

31

webmodel

106

weigeringsverklaring

168

tacrine

130

wernicke-encefalopathie

245

tangles

206

Wet bopz

182

tauproteı¨ne

206

wettelijk vertegenwoordiger

180

trinucleotide repeat

256

WGBO

181

–, schriftelijke wilsverklaring

182

uitvoerende functie

31

–, uitzondering

182

–, vier soorten vertegenwoordigers

182

valincidenten

123

wijkmeldpunt

110

vallen

wilsbekwaam

164

–, extrinsieke risicofactoren

123

wilsbekwaamheid

–, intrinsieke risicofactoren

123

–, beoordelen

166

valpreventie

123

–, criterium

165

VAS, zie visueel analoge schaal

–, risicoafhankelijkheid

165

vasculaire dementie

40, 47

wilsonbekwaam

175

–, alcoholgebruik

249

–, vaststelling

176

–, beeldvormend onderzoek

225

–, vertegenwoordiger

167

–, differentie¨le diagnose

224

–, volledig

167

–, EEG

55

wilsverklaring

–, farmacotherapie

227

–, dilemma

168

–, geheugenstoornis

222

–, negatief

168

–, genetische aspecten

227

–, positief

168

–, klinisch verloop

223

–, schriftelijk

167

–, neurologisch symptoom

224

294

Handboek dementie

zaakwaarneming

181

zelfredzaamheid

223

zelfbeoordelingsschaal

62

ziekte-inzicht

163

zelfbinding

169

ziekteverschijnsel Creutzfeldt-Jakob

262

zelfpaternalisme

169

zorgbehoefte

29