Hoofdstuk 3
Ree
Die nacht sliep Ree als een blok. Geen dromen over Ilsa. Geen slaapwandelingen. Toen ze wakker werd, voelde ze zich uitgerust en verkwikt, en na een sms van Hayden had ze iets om naar uit te kijken terwijl ze op weg ging naar Emerson. Het begon er allemaal wat zonniger uit te zien. Misschien werd het tijd om alle intriges en vreemde gebeurtenissen uit haar hoofd te zetten en zich weer op de toekomst te richten. Het kon wel eens een goed moment zijn om haar doelen opnieuw te stellen.
Als eerste stond een bezoek aan de bibliotheek op de agenda, en ze was er trots op dat het haar lukte de verleiding van het archief te weerstaan. Wat die stoffige oude boeken haar ook konden vertellen over de Oak Grove Cemetery en de Tisdales, het zou moeten wachten. Haar scriptie ging voor, want ze had te veel geld, tijd en energie in haar studie gestoken om er nu met de pet naar te gooien.
Net toen ze begon te denken dat haar leven zijn normale gangetje had hervat, botste ze halverwege de trap tegen rechercheur Devlin op. Hij legde zijn hand op haar arm om haar te helpen haar balans te hervinden, en instinctief deinsde ze een stukje achteruit.
‘Miss Hutchins, is het niet?’
‘Hoe kent u mijn naam?’ Ze had niemand op het politiebureau verteld hoe ze heette.
‘Ik heb uw kenteken nagetrokken.’
Uiteraard. ‘Hoe wist u welke auto van mij was?’
‘Ik heb ze allemaal gecontroleerd, tot ik u had gevonden.’
Uiteráárd. Ze wendde haar blik af, niet in staat nog langer in de diepe afgrond van zijn ogen te kijken. ‘En hoe wist u dat ik hier was?’
‘Een gok.’
Vertaling: hij had haar laten volgen vanaf haar huis, óf iemand had hem een tip gegeven. En zomaar ineens bevond ze zich weer in het moeras dat was geschapen door dat afgeluisterde gesprek. Misschien moest ze rechercheur Devlin gewoon de waarheid vertellen. Alles eruit gooien. Zoals Hayden had opgemerkt, zou dat wel eens de beste manier kunnen zijn om zichzelf te beschermen. Ze vertrouwde Devlin echter niet. Sinds ze hem samen met doctor Farrante had gezien, was hij in haar ogen verdacht.
‘U ging ervandoor zonder een verklaring te hebben afgelegd,’ zei hij gladjes.
‘Er kwam iets tussen. Ik kon niet wachten.’
‘Iets wat belangrijker was dan een moordonderzoek?’
‘Zoals ik al zei, ik weet niets over die moord.’
‘Vertelt u me dan wat u weet over Jared Tisdale.’
Ze wilde hem helemaal niets vertellen, maar ze realiseerde zich dat hij zich niet zomaar zou laten afschepen. Dus knikte ze, haar tas naar haar andere schouder verplaatsend. ‘Ik werk als vrijwilliger in het Milton H. Farrante Psychiatric Hospital. Eergisteravond vroeg een verpleegkundige me om een pakketje papieren op het bureau van doctor Farrantes assistente te leggen. Toen ik aankwam, zag ik een man uit doctor Farrantes kantoor komen. Het was Jared Tisdale, maar dat wist ik pas toen ik zijn foto gisterochtend op het nieuws zag.’
‘En hoe laat was dat?’
‘Rond negenen, volgens mij.’
‘Heeft Tisdale iets gezegd?’
‘Nee. Het duurde maar heel kort. Hij duwde me min of meer opzij op zijn weg naar buiten. Ik heb een paar woorden met doctor Farrante gewisseld, het pakje op het bureau van de assistente gelegd, en toen ben ik weer aan het werk gegaan. Meer kan ik u niet vertellen. Ik heb geen idee of het belangrijk is, maar het leek me nuttig voor het vaststellen van het tijdsverloop.’
‘Hoe verantwoord van u om uw burgerplicht te doen,’ zei hij. ‘Hebt u het hier met doctor Farrante over gehad?’
‘Nee. Ik ben niet terug geweest naar de instelling. Zodra ik het nieuws had gezien, ben ik naar de politie gestapt.’
‘Is er verder nog iets wat u aan me kwijt wilt?’ Hij vernauwde zijn ogen tot spleetjes, en zijn blik was zo intens, dat Ree opnieuw weg moest kijken.
Ze deed net alsof ze haar mobiel controleerde. ‘Zoals ik zei, het duurde maar kort. Als u me nu wilt excuseren… ik wil niet te laat komen bij mijn volgende college.’
Tot haar verbazing deed hij geen poging haar langer vast te houden. Ze haastte zich de trap af en keek pas om toen ze beneden was. Rechercheur Devlin was nergens te bekennen.
Die avond had ze dienst in de instelling, en voor het eerst sinds ze op haar zestiende met bijbaantjes was begonnen, overwoog ze zich ziek te melden. Devlin had haar echter al in het vizier – en doctor Farrante helaas waarschijnlijk ook – dus ze kon maar het beste haar gebruikelijke routine volgen. Doen alsof er geen vuiltje aan de lucht was. Hopelijk zou Tisdales moordenaar snel worden opgepakt, zodat zij weer naar de achtergrond zou kunnen verdwijnen. Natuurlijk moest ze het geheim van Ilsa en Violet nog zien te ontrafelen, maar daarmee kon ze niet aan de slag zonder de aandacht op zichzelf te vestigen. Voorlopig zou ze haar nieuwsgierigheid en gevoel voor rechtvaardigheid moeten onderdrukken.
De avond verliep zonder problemen, totdat Trudy haar vroeg Alice Canton naar haar kamer te brengen. Zich herinnerend hoe Alice twee avonden daarvoor op haar had gereageerd, verwachtte ze half en half dat de jonge vrouw voor haar zou terugdeinzen. In plaats daarvan volgde Alice haar gedwee door de gang, zachtjes neuriënd, alsof ze compleet zorgeloos was. Toen ze bij de deur van haar kamer kwamen, draaide ze zich echter om en keek angstig over Rees schouder.
‘Waar is ze?’
‘Waar is wie?’ vroeg Ree.
‘Het meisje in de blauwe jurk.’
Haar hoofdhuid begon te prikkelen. ‘Ik heb geen idee.’
‘Ze komt terug,’ waarschuwde Alice. Toen boog ze zich naar Ree toe en dempte haar stem tot een doodsbange fluistertoon. ‘Ze komen altijd terug.’
Hevig verontrust hielp ze Alice in bed en haastte zich vervolgens terug naar de balie.
‘Wat is er met jou aan de hand?’ vroeg Trudy. ‘Je ziet eruit alsof je zojuist een spook hebt gezien.’
‘Waarom zegt iedereen dat toch steeds?’ mompelde ze.
Trudy leek haar niet te horen. ‘Zou je iets voor me kunnen doen voordat je naar huis gaat?’ Ze schoof een dikke stapel mappen over de balie. ‘Het schijnt dat dokter Alden onderzoek doet voor een nieuw boek. Hij was twee dagen geleden al klaar met deze dossiers, maar overdag heeft niemand tijd om ze terug te brengen. Ze horen thuis in de kerker. Die weet je te vinden, toch?’
De meeste patiëntendossiers waren opgeslagen in de computer, maar de papieren dossiers werden bewaard in een aparte vleugel, in een kelderruimte die ‘de kerker’ werd genoemd. Ree wilde er niet te veel bij stilstaan waar die bijnaam vandaan kwam.
‘Ik heb geen toegang tot de kerker,’ zei ze.
Trudy keek vluchtig om zich heen. ‘Je hebt dit niet van mij.’ Ze krabbelde een nummer op een papiertje en gaf dat aan Ree. ‘Niet dat het iets uitmaakt. Rond deze tijd zal er toch niemand zijn, en de code wordt elke week veranderd. Leg de dossiers gewoon op de balie en maak dat je wegkomt.’
De gangen waren griezelig stil toen Ree haar weg zocht naar de kerker, maar zo nu en dan hoorde ze de verre jammerklacht van een rusteloze ziel. Terwijl ze zich voorthaastte, werd ze bekropen door het huiveringwekkende gevoel dat iemand of iets haar volgde. Steeds opnieuw keek ze over haar schouder, maar de lange gang achter haar was leeg.
Ze komt terug. Ze komen altijd terug.
Er verscheen kippenvel in haar nek. Ze negeerde een tochtvlaag die alleen veroorzaakt kon zijn door de airconditioner, en toetste de code in, zodat ze de kerker in kon. De kilte volgde haar naar binnen.
Zichzelf moed inpratend, stak ze haar hand uit naar het lichtknopje. Even later flikkerden de tl-buizen aan en werd de ruimte gehuld in een verblindende gloed. Het was een groot en overzichtelijk ingericht vertrek, heel anders dan het archief van Emerson. Boven de lange rijen metalen opbergkasten zag ze het donker schemeren door de smalle, met tralies beveiligde ramen.
Haar gympen maakten nauwelijks geluid op de tegelvloer. Ze legde de dossiers op de balie en draaide zich om, van plan zo snel mogelijk weer te vertrekken. Iets trok echter haar aandacht, een geluid dat een fluistering had kunnen zijn.
Ze dwong zichzelf hardop te lachen. Houd je hoofd koel, meid, sprak ze zichzelf in gedachten toe. Er is hier niets, alleen een hoop oude dossiers. Decennia van te boek gestelde misère.
Of het een hallucinatie was of een ander ingebeeld verschijnsel kon ze niet zeggen, maar plotseling zag ze zichzelf heel helder voor zich in ditzelfde vertrek. Een beeld vormde zich op haar netvlies… een jonge vrouw die was vastgebonden op een brancard, met elektroden op haar hoofd die waren verbonden met een metalen apparaat.
Waar is mijn kindje? Wat hebben jullie met haar gedaan? Doe haar alsjeblieft geen pijn! Doe haar dit alsjeblieft niet aan!
De vrouw brabbelde maar door, tot er een lange naald onder een van haar oogleden werd ingebracht. Toen begon ze onophoudelijk te schreeuwen.
Ree greep haar hoofd vast, trachtend het angstaanjagende tafereel buiten te sluiten. Het was ongetwijfeld een scène uit een film die ze ooit had gezien. Iets wat jarenlang in een uithoek van haar geheugen verstopt had gezeten.
Opnieuw maakte ze aanstalten om te vertrekken, maar plotseling bedacht ze iets. Er was een goede kans dat de vroegste dossiers van Violet Tisdale hier ergens lagen. Vertrouwelijkheid was heilig in de psychiatrie, dus Ree vatte het doorzoeken van patiëntengegevens zeker niet licht op. Maar aan de andere kant was dit een kans die ze misschien nooit meer zou krijgen.
Een vluchtig onderzoek vertelde haar dat de dossiers per tijdvak van tien jaar waren opgeborgen. Ze had geen idee wanneer Miss Violet was opgenomen. De enige specifieke datum die ze kende, was die van Ilsa’s tiende verjaardag: 3 juni 1915. Volgens professor Meakin was Ilsa op haar zeventiende naar Europa vertrokken, dus dat moest ergens in 1922 zijn geweest. Ervan uitgaande dat Violet later was geboren, was het meest logische startpunt voor de zoektocht het jaar van Ilsa’s verdwijning.
Het bleek dat ze niet verder hoefde te kijken dan het jaar 1922. Alles wat ze wilde weten, stond in een dossier met het etiket ‘Ilsa Tisdale’.
Ilsa was ook een patiënte geweest in de instelling.
Het duurde even voordat de volle betekenis van die onthulling tot Ree was doorgedrongen. Op haar zeventiende had Ilsa’s vader, James, haar samen met haar arts, Milton Farrante, laten opnemen. Ze had de instelling niet meer verlaten tot haar dood, zeven jaar later.
Ze las het dossier door, zó geïntrigeerd door Ilsa’s tragische geschiedenis, dat ze niet opmerkte dat de deur zachtjes openging. Ze had geen idee dat er nóg iemand in de kerker was tot ze een ijskoude prikkeling in haar nek voelde. Een waarschuwing…
Een fractie van een seconde later gingen de lichten uit. Ze hield haar hoofd schuin, haar oren gespitst. Eerst hoorde ze niets, en toen ving ze een nauwelijks waarneembaar geschuifel op. Iemand besloop haar, heimelijk en vastberaden…
Ze wachtte nog heel even, glipte toen naar het eind van de rij en drukte zichzelf met haar rug tegen de metalen kast. Nu hoorde ze voetstappen, en ze draaide haar hoofd naar het geluid, trachtend zich een mentaal beeld te vormen van de koers van haar belager. Het licht van de beveiligingslampen op het terrein filterde door de hoge ramen, en toen haar ogen zich hadden aangepast, kon ze redelijk goed zien. Ze gluurde om het hoekje en nam een beweging waar aan het andere eind van de lange rij kasten.
Met een ruk trok ze haar hoofd terug, haar adem inhoudend. Misschien was haar reactie overdreven. Misschien was het gewoon iemand die dossiers terugbracht, net als zij. Maar waarom had die persoon dan het licht uitgedaan? Nee, wie het ook was, hij zat achter haar aan.
Een paar hartslagen later waagde ze opnieuw een blik. Dit keer zag ze niets, en ze sloop naar de volgende rij. Had ze een geluid gemaakt? Wist hij waar ze was?
Het kat-en-muisspelletje ging verder terwijl Ree rij voor rij haar weg terugzocht naar de deur. Ze stond net op het punt een sprintje te trekken naar de uitgang, toen er een figuur tevoorschijn kwam glijden. Hij droeg een chirurgenjas, een hoofdkapje en een masker. In zijn ene hand had hij iets wat eruitzag als een lange naald…. O Jezus.
Terwijl ze terugglipte in de schaduw, stootte ze met haar hiel tegen de metalen voet van een van de kasten. Het maakte nauwelijks geluid, maar ze zag dat de figuur in de doktersjas zijn hoofd hief en draaide. Voordat ze zich uit de voeten kon maken, kwam hij op haar afgestormd. Ze kon zich niet bewegen. Haar schoen was achter een schroef blijven haken. Terwijl ze trachtte zich los te trekken, verloor ze haar evenwicht en viel op de grond. Ze probeerde op handen en knieën weg te komen, maar hij greep haar enkel vast en trok haar met een ruk naar zich toe.
Een soort oerdrift maakte zich van haar meester terwijl ze zich uit alle macht verzette – schoppend, klauwend, bijtend. Het lukte haar echter niet weg te komen. Hij ging boven op haar zitten, haar met zijn knieën vastpinnend terwijl hij zijn ene hand om haar nek klemde. Met zijn andere hand hief hij de naald op.
Ze greep zijn pols en verscheurde zijn huid met haar nagels. Hij liet de spuit vallen en klemde met een woedende grom beide handen om haar keel. Inmiddels was hij buiten zichzelf van razernij. Net als zij, alleen was hij veel sterker. Er dansten vlekken voor haar ogen terwijl ze probeerde zich los te worstelen. Ze stak haar hand uit naar zijn masker, reikte niet ver genoeg en greep een vuistvol van zijn jas vast, ondertussen wanhopig met haar linkerhand over de vloer tastend. Toen haar vingers zich rond de spuit sloten, hief ze haar arm en dreef de naald met alle kracht die ze in zich had in zijn nek.
Hij trok zich met een ruk terug, schreeuwend van de pijn. Bloed spoot uit zijn hals. Ze worstelde zich onder hem uit en krabbelde overeind. Hij zou haar achterna komen. Daar twijfelde ze geen seconde aan. Ze strompelde naar de deur, smeet hem open en sprintte de lange lege gang in.
Pas toen ze terug was in de zuidvleugel, keek ze omlaag en zag ze dat ze een zilveren medaillon in haar vuist geklemd hield.
Nu was Hayden degene die zo wit zag als een laken. ‘Jezus, Ree. We moeten meteen naar de politie.’
‘Nee! Geen politie!’
Ze zaten in een donker hoekje van een café vlakbij de campus, waar Ree Hayden had gevraagd naartoe te komen. Ze durfde niet terug te gaan naar haar appartement.
‘We kunnen niet naar de politie,’ zei ze, iets kalmer nu. ‘Ze zouden me nooit geloven.’
‘Hoe bedoel je, ze zouden je niet geloven? Je zit onder het bloed.’
Ze keek omlaag naar de piepkleine spettertjes en huiverde. ‘Het kost tijd om een DNA-test te laten uitvoeren. En hoe weten we of er niet gerommeld wordt met het resultaat? Kennelijk heeft doctor Farrante een paar bijzonder machtige bondgenoten. Als ik een beschuldiging uit jegens hem of de instelling, dan is mijn carrière naar de haaien.’
‘Beter dan dat jíj naar de haaien gaat.’
‘Moet je dit zien.’ Ze schoof het zilveren medaillon over de tafel naar hem toe. ‘Het lijkt precies op het medaillon uit mijn droom. Degene die me heeft aangevallen, hoort erbij.’
Langzaam zei Hayden: ‘Maar het was maar een droom, zei je zelf. Of begin je te geloven dat Ilsa werkelijk met je probeert te communiceren?’
Ze dacht aan die waarschuwende koude aanraking in haar nek, vlak voordat de lichten waren uitgegaan. ‘Ik weet niet meer wat ik geloof.’ Ze wreef met haar vingertoppen over haar slapen.
Ze wilde niet meer over Ilsa’s geest praten. Ze wilde praten over wat ze in dat dossier had gelezen. Het meeste had ze Hayden al over de telefoon verteld, maar ze moest het zelf nog verwerken. ‘Wat Ilsa die avond is aangedaan, was een geheim dat al die mannen voorgoed aan elkaar zou binden. Niemand durfde de waarheid te vertellen, want als er eentje ten onder ging, zouden ze allemaal ten onder gaan.’
Hayden zei niets, maar zijn blik was zeer intens.
‘Ze werd die nacht door haar eigen stiefbroer naar de begraafplaats gelokt. En toen hij klaar was met haar, liet hij haar achter voor de anderen. In plaats van gerechtigheid te zoeken, verhulde James wat er was gebeurd. Hij offerde Ilsa op om zijn zoon en de politieke ambities van de familie te beschermen. Ilsa is er nooit vandoor gegaan met die Fransman. Ze is in een gesticht gestopt.’
Hayden stak zijn hand uit en pakte de hare vast. Hij leek te begrijpen dat ze moest praten over de dingen die ze in het dossier had gelezen, alsof haar afschuw zou verminderen als ze die kon delen.
‘Haar familie liet haar aan haar lot over, zodat Milton Farrante zijn gruwelijke experimenten op haar kon uitvoeren. Ze werd onderworpen aan elektrotherapie, ruim tien jaar voordat die behandelmethode officieel in gebruik werd genomen. Het zou heel goed kunnen dat ze een van de eerste lobotomieën heeft ondergaan.’
‘Ongelooflijk dat hij dat allemaal kon doen zonder dat iemand erachter kwam,’ zei Hayden.
‘Destijds zaten de gestichten vol met vergeten patiënten, onder wie Ilsa’s baby. Violet is in perfecte gezondheid ter wereld gekomen, maar ze heeft haar hele leven in de instelling doorgebracht, een menselijk experiment van haar geboorte tot haar dood, drie generaties Farrantes lang. Die arme Ilsa is gestorven toen Violet pas zeven jaar oud was.’
‘Maar ik denk niet dat ze is overgegaan naar de volgende wereld,’ zei Hayden. ‘Ik denk dat haar geest in het gesticht is gebleven, bij Violet. Stel je eens voor. Al die jaren heeft ze machteloos moeten toekijken hoe er met haar dochter werd geëxperimenteerd tot ze een eenzame oude vrouw was. Maar op het moment dat Violet stierf, werd Ilsa bevrijd. En daar was jij, naast Violets bed, en je bood Ilsa een manier om weg te komen uit de instelling.’
‘Het spijt me, Hayden, maar dat kan ik niet geloven. Het is veel te –’
‘Irrationeel? Onlogisch? Krankzinnig? Hoe wilde je die droom anders verklaren?’
‘Dat kan ik niet. Maar er moet een andere reden zijn. Misschien is iets wat ik lang geleden heb gelezen of gezien in mijn onderbewustzijn blijven hangen en is dat naar boven gekomen door de dood van Miss Violet.’
‘En de koude plekken dan, de beslagen ramen, de kille adem in je nek? Die dingen hebben niets te maken met je onderbewustzijn of je verbeelding. Ze is bij je, Ree. Je kunt haar niet zien, maar ze is bij je. En ze gaat pas weg als je haar geeft wat ze wil.’
‘En wat is dat?’
Zijn greep op haar hand verstevigde. ‘Verplaats jezelf eens in haar. Wat zou jij willen, als jou en je dochter zoiets was aangedaan?’
‘Wraak,’ antwoordde ze, en ze huiverde.
‘Precies. En ze heeft een tussenpersoon nodig, iemand die ze kan gebruiken om haar woede te uiten.’
Ree trok haar hand los. ‘Dat is waanzin. Zelfs een geest, zelfs Ilsa, kan me niets tegen mijn zin laten doen. Ze kán me niet gebruiken, tenzij ik haar daar de kans toe geef.’
Haydens donkere ogen boorden zich in de hare. ‘Ik wilde dat dat waar was, maar we hebben werkelijk geen idee waar we mee te maken hebben.’
Het Charleston Institute for Parapsychology Studies was gelegen aan de rand van het historische district, in een schitterend pand van vóór de Burgeroorlog, met hoge glanzende zuilen, een buitengalerij en balkons op twee verdiepingen, waar je kon zitten om de briesjes van de Lowcountry op te vangen. Hayden ging via de zij-ingang naar binnen en liep door de hal. Hij had van tevoren gebeld om zichzelf ervan te verzekeren dat doctor Shaw hem kon ontvangen op dit late uur, en de oudere man had ingestemd met zijn bezoek. Nu keek hij nieuwsgierig op toen Hayden zijn kantoor binnen stapte, en hij gebaarde naar een stoel tegenover zijn bureau. Doctor Shaw, een lange waardige man met levendige blauwe ogen en een dikke bos wit haar, was Hayden altijd voorgekomen als het toonbeeld van de verstrooide professor.
Shaw liet zijn kin op zijn vervlochten vingers rusten terwijl hij wachtte tot Hayden was gaan zitten. ‘Je bent nog laat op stap. Kom je net terug van de begraafplaats?’
‘Daar ben ik vanavond niet geweest,’ zei Hayden. ‘Er kwam iets tussen. Dat is ook de reden van mijn komst. Ik vrees dat een vriendin van me wordt achtervolgd door de geest van een vrouw die meer dan tachtig jaar geleden is opgenomen in een psychiatrische instelling.’
Een van doctor Shaws wenkbrauwen kroop omhoog. ‘In mijn ervaring zijn geesteszieken vaak bijzonder boeiende gevallen. Ga alsjeblieft verder.’
Vlug vertelde Hayden hem alles wat Ree had meegemaakt, beginnend met de voorvallen op Oak Grove en eindigend met de aanval van die avond. Toen hij klaar was, staarde doctor Shaw een poosje peinzend voor zich uit.
‘Waar is die vriendin van je nu?’ vroeg hij.
‘Bij mij thuis. Lichamelijk gezien is ze daar veilig, maar ik wil graag weten hoe ik haar tegen de geest kan beschermen.’ Eigenlijk was het ironisch. Hij had bijna tien jaar van zijn leven aan het zoeken naar geesten gewijd, maar nu hij er eentje had gevonden, had hij geen idee wat hij moest doen.
‘Je zou een uitdrijving kunnen proberen.’ Hayden wierp hem een blik toe, en doctor Shaw knikte. ‘Ja, dat dacht ik ook al,’ mompelde hij.
‘Ree is nog steeds niet helemaal overtuigd, zelfs na alles wat is er gebeurd. Ze wil geloven dat ze het zich allemaal heeft ingebeeld.’
‘Zijn er bewijzen dat ze door een geest wordt bezeten? Persoonlijkheidsveranderingen, verslavingen, depressie? Niet dat die symptomen per definitie duiden op de aanwezigheid van een geest. Ze kunnen ook veroorzaakt worden door een psychische aandoening.’
‘Daar ben ik me van bewust.’
‘Ja, natuurlijk ben je dat.’
Doctor Shaw was een van de weinige mensen die op de hoogte waren van Jacobs zelfmoord en van het feit dat Hayden naar aanleiding daarvan was gaan spookjagen.
‘En wat een persoonlijkheidsverandering betreft… ik ken haar nog niet zo lang. Misschien zou ik er niets van merken. Maar ik denk dat het slaapwandelen het eerste verschijnsel was,’ zei hij.
‘Een testronde, om het zo maar eens te zeggen. Wellicht bedoeld om zowel Rees grenzen als die van de geest zelf uit te proberen. Na alles wat je me over Ilsa’s geschiedenis hebt verteld, vrees ik dat het heel goed mogelijk is dat ze bezit van Ree heeft genomen. Geesten die bij mensen inwonen in plaats van ze alleen maar te achtervolgen, waren tijdens hun leven vaak verslaafd aan aardse genoegens.’
‘Maar hoe kan ik Ree beschermen?’ vroeg Hayden ongeduldig. ‘Zelf zal ze het niet doen.’
‘Leg contact. Als de geest alleen een tussenpersoon zoekt om haar plannen uit te voeren, dan moet je zien te ontdekken wat die plannen zijn. Daarna geef je haar haar zin, of je dwarsboomt haar. En als het even kan, moet je proberen het obstakel te vinden dat haar aan deze wereld bindt en dat verwijderen.’
‘Dat klinkt gevaarlijk.’
‘Dat kan het zijn, maar niets doen is nog veel riskanter. Zolang die geest bij je vriendin blijft, zal ze Rees kracht aftappen om zelf sterker te worden.’
Tot Ree niets meer is dan een lege huls, dacht Hayden. Hij dacht terug aan die laatste dagen met Jacob. De diepliggende ogen, de ingevallen wangen, de bleke gelaatskleur van een wandelend lijk. En hij wist dat hij er alles aan zou doen om te voorkomen dat Ree hetzelfde zou overkomen.
‘Het zou wel eens kunnen helpen dat je vriendin niet in geesten gelooft,’ zei doctor Shaw. ‘Een negatieve geest voedt zich met angst om zelf sterker te worden. En daar ligt jouw taak. Als de geest Ree gebruikt als medium, dan moet jij haar buffer zijn.’
‘Hoe?’
‘Geesten worden aangetrokken door menselijke warmte en energie. Hoe krachtiger de energie, hoe groter de verlokking. Met andere woorden…’ Doctor Shaw boog zich met schitterende ogen naar voren. ‘Als je genoeg warmte uitstraalt, komt de geest vanzelf naar jou.’
Toen Hayden die avond thuiskwam, was Ree zo blij om hem te zien, dat ze zonder nadenken haar armen om zijn hals sloeg. ‘Godzijdank. Ik was al bang dat je iets was overkomen.’
‘Ben ik zo lang weggebleven?’ Hij omhelsde haar ook, maar hij leek een beetje overrompeld door haar enthousiaste begroeting.
‘Waarschijnlijk leek het alleen maar een eeuwigheid.’ Ze deed een stap achteruit. ‘Ik heb gedoucht. Ik hoop dat je het niet erg vindt. Ik wilde dat bebloede uniform zo graag uittrekken, en dit was het enige wat ik kon vinden om te dragen.’
Hij liet zijn blik zakken naar het katoenen overhemd dat ze droeg. De zoom kwam tot halverwege haar dijbenen, lager dan sommige van haar rokjes, maar om de een of andere reden voelde ze zich hier halfnaakt in.
‘Nee, ik vind het niet erg.’
Nu staarde hij haar in de ogen. Er lag een vreemde uitdrukking op zijn gezicht. Verwarring? Verbazing? Ze kon niet echt hoogte van hem krijgen.
‘Wat is er?’ vroeg ze ongerust.
‘Ik dacht aan die nacht op de Oak Grove Cemetery.’
‘Wat is daarmee?’ De manier waarop hij naar haar bleef kijken – alsof hij op zijn beurt moeite had om hoogte van haar te krijgen – bracht haar van haar stuk.
‘Geloof je in het lot?’ vroeg hij.
‘Het lot?’ Die vraag had ze niet verwacht.
‘Geloof je dat er mensen zijn die voor elkaar bestemd zijn?’
‘Ik weet het niet. Daar heb ik nooit echt over nagedacht.’
‘Denk er dan nu eens over na. Hoe waarschijnlijk was het eigenlijk dat wij op precies hetzelfde tijdstip op een verlaten begraafplaats terecht zouden komen?’
‘Als je het zo stelt…’
Zijn armen lagen losjes om haar heen. Ze zou zich op elk gewenst moment kunnen terugtrekken, maar zijn ogen – donker als de middernachtelijke zee – hielden haar in een betoverende greep. Hij leek zo… anders.
‘Volgens mij was het voorbestemd dat we elkaar die avond zouden tegenkomen, op die begraafplaats. Volgens mij waren de afgelopen tien jaar van mijn leven een aanloop naar dat ene moment.’
‘Je maakt me een beetje bang,’ zei ze. ‘Je lijkt zo… Ik weet het niet.’
Hij boog zich naar voren en bracht zijn lippen tot vlakbij haar oor. ‘Wees niet bang. Dit is ook voorbestemd.’
Terwijl zijn warme adem langs haar huid streek, bleef ze roerloos staan. Ze kon niet spreken, niet bewegen. Ze kon zelfs nauwelijks nadenken.
Hayden draaide haar om en trok haar tegen zich aan. Zijn ene arm legde hij over haar borsten terwijl hij met zijn andere hand haar haren optilde. Ze voelde zijn lippen in haar nek, en alles in haar verstilde. Ze herkende het moment. Het was tijd om een stap voorwaarts te doen, of een stap terug.
Ze liet haar hoofd op zijn schouder rusten. ‘Zijn we gek? We kennen elkaar nauwelijks.’
‘Tijd is een relatief begrip,’ mompelde hij.
Ze draaide zich om en sloeg haar armen om zijn hals. Lange tijd kusten ze elkaar. Toen ze elkaar eindelijk loslieten, zag ze dat hij ergens naar staarde – niet naar haar, maar naar iets achter haar. Met een huivering keek ze over haar schouder. Ze stonden voor een raam, en ze zag dat er een heel dun laagje rijp op het raam ontstond.
Ook zij voelde iets in de lucht, maar Hayden tilde haar op zodat ze haar benen om hem heen kon slaan. Ze waren zo intiem tegen elkaar aangedrukt, dat ze nauwelijks nog kon ademen. Hij droeg haar naar de slaapkamer en ging samen met haar op de rand van het bed zitten. Met haar benen nog steeds om zijn middel geslagen, drukte ze haar mond op de zijne. Ze kusten eindeloos, terwijl haar vingers zich met zijn haar vervlochten en hij zijn handen onder het overhemd liet glijden om haar heupen te omvatten. Ze voelde zich begerig en koortsig en had het gevoel in een miljoen stukjes uit elkaar te spatten als hij niet ophield haar te liefkozen. En te sterven als hij dat wel deed.
‘Nee,’ fluisterde ze protesterend toen hij haar van zich af tilde.
Hij liep naar het raam om het te openen, en een briesje waaide naar binnen, koel en vochtig en zacht als een veertje. Ze leunde naar achteren op haar ellebogen en liet het langs haar huid strijken, terwijl Hayden zijn kleren begon uit te trekken.
Toen hij naar haar toe kwam, ging ze rechtop zitten. Ze vlijde haar wang tegen zijn heup. Het was verrukkelijk sensueel om zo dicht bij hem te zijn, maar hem niet aan te raken – nog niet. Zijn handen gleden in haar haren, en secondenlang bleven ze roerloos in dezelfde positie. Toen streek Ree heel zachtjes met haar wijsvinger over zijn volle lengte. Hij huiverde, zei haar naam. En huiverde opnieuw toen ze hem omvatte.
Ze lieten zich achterover op het bed vallen. Ze zag de schittering van zilver rond zijn nek toen hij zich boven haar oprichtte. Ze reikte ernaar, maar hij bracht zijn hoofd omlaag om haar te kussen en zachtjes in haar onderlip te bijten. Toen streek hij met zijn gezicht over haar wang en proefde de zijkant van haar hals, eerst met zijn tong, vervolgens met zijn tanden. De scherpe gewaarwording, die Ree aanvankelijk schokte, riep iets in haar op wat onbekend en toch vertrouwd was, iets wat haar een beetje van haar stuk bracht. De prikkeling ebde echter alweer weg. Het volgende moment voelde ze Hayden tussen haar benen, in haar, en ze keerde zich dromerig naar het raam. Boven het opengeschoven gedeelte was de ruit bevroren, en gedurende één griezelig moment leek het alsof zich een patroon vormde in de rijp.
Hayden bewoog echter binnen in haar. Vrijwel moeiteloos haakte ze aan bij zijn ritme. Zo gingen ze lange tijd door. Onmogelijk lang, naar Rees idee. Steeds als ze op het punt stond haar climax te bereiken, trok hij zich weer terug, zodat het voortduurde en voortduurde. Uiteindelijke begroef ze haar nagels in zijn rug van begeerte.
Het werd koud in de kamer, maar hun lichamen waren versmolten. Mist kroop door het raam naar binnen. Ree voelde een tinteling van angst, maar Hayden nam haar in zijn armen en hield haar stevig vast terwijl zijn bewegingen dringender werden. De mist leek nu bijna tot leven te komen, wervelend en kronkelend en vibrerend van de energie. Iets zei haar dat ze moest stoppen, Hayden van zich af moest duwen, maar dat kon ze niet. Het genot werd vergroot door haar angst. Ze opende zichzelf nog verder voor hem, waarop hij zich dieper in haar duwde, tegen haar aan. Happend naar adem sloot ze haar ogen en klampte zich aan hem vast, terwijl de mist hen begon te omhullen.
Toen was het voorbij. Een explosie van wit licht, en Ree keerde terug naar de aarde terwijl Hayden met een huivering tegen haar aan viel.
Op het moment dat ze haar ogen opendeed, waren ze slechts gehuld in maanlicht.
Toen ze wakker werd, scheen de zon. Ze schoot overeind en keek om zich heen. Het duurde even voor ze zich herinnerde waar ze was. Toen zag ze Hayden. De badkamerdeur was open, en hij stond bij de wastafel. Hij droeg een spijkerbroek maar geen shirt, en zijn haar was nog nat van het douchen. In de veronderstelling dat hij zich stond te scheren, zwaaide ze haar benen over de rand van het bed en liep naar de deur om hem gade te slaan.
Hij was zich niet aan het scheren. Hij stond met zijn handen op de wasbak geleund in de spiegel te staren. Alleen maar te staren.
‘Is er iets mis?’ vroeg ze.
‘Mis?’ herhaalde hij, nog steeds zijn spiegelbeeld bestuderend. ‘Ik voel me een beetje vreemd.’
‘Hoe bedoel je, vreemd?’
‘Alsof ik net ben ontwaakt uit een droom.’
Was dat een goed teken of een slecht teken, vroeg ze zich af.
Toen viel haar oog op het zilveren medaillon dat om zijn hals hing. Het kon niet het medaillon zijn dat ze de vorige avond van haar belager had afgepakt, want dat zat nog in de zak van haar uniform.
Ze hapte naar adem. ‘O, God. Je bent een van hen.’
Zijn blik ontmoette de hare in de spiegel, en heel even leek hij uit zijn lethargie te worden geschud. ‘Ik kan het uitleggen.’
Ze deed een stap achteruit. ‘Wat valt er uit te leggen? Ben je nu wel of geen lid van die verachtelijke groep?’
‘Ik heb het lidmaatschap geërfd.’ Hij draaide zich om, zodat hij haar aan kon kijken.
Iets aan hem leek anders. Er was iets vreemds aan de manier waarop hij in die spiegel had staan staren…
Als ze niet beter wist, zou ze zweren dat dit een andere man was dan degene die ze op de Oak Grove Cemetery had ontmoet.
Een lichte angst liet haar hoofdhuid tintelen. ‘Hoe bedoel je, geërfd? Hoor je er automatisch bij vanwege de achtergrond van je familie?’
‘Ja, maar het staat los van ons. Van jou en mij.’
Toen hij naar haar toe kwam, blonk het medaillon in het zonlicht. Ze wendde haar blik af en deed nog een stap achteruit. ‘Het staat los van ons? Na wat ik je heb verteld over Ilsa? Hoe kon je dit verzwijgen?’
‘Het is al zo lang geleden, Ree.’
‘En hoe zit het met je familie? Zijn er soms nog andere inwijdingsrituelen?’
Zijn stem werd kil. ‘Je suggereert dingen die me niet bevallen, Ree.’
‘En mij bevalt het niet dat je tegen me hebt gelogen! Je wéét dat je het me had moeten vertellen.’ Haastig trok ze het met bloed bespatte uniform van de vorige avond aan. ‘Ik moet hier weg,’ mompelde ze.
‘Waar ga je naartoe?’ Hij volgde haar naar de woonkamer. ‘Kom op, Ree. Daarbuiten ben je niet veilig.’
Bij het horen van die woorden draaide ze zich abrupt om. ‘Ik weet niet zo zeker of ik hierbinnen wél veilig ben. Hoe weet ik dat jij niet degene bent die Devlin gisteren heeft verteld waar hij me kon vinden? Hoe weet ik dat jij niet degene bent die…’ Haar blik gleed omlaag naar de bloedspetters op het uniform, en ze huiverde.
Een plotselinge woede laaide op in zijn ogen. ‘Denk je zo over me?’
‘Ik weet niet hoe ik over je moet denken, Hayden. Dat is precies het probleem. Ik ken je nauwelijks.’
Ze wilde het niet geloven, maar haar hersenen draaiden op volle toeren, en de puzzelstukjes begonnen op hun plaats te vallen. Haydens aanbod om haar te vergezellen naar Amelia Gray. Rechercheur Devlin die had geweten dat ze in de bibliotheek was, terwijl ze dat alleen aan Hayden had verteld. Enzovoort.
Terwijl ze zich naar haar auto haastte, begonnen de tranen over haar wangen te rollen. Dat was het enige excuus voor het feit dat ze haar oplettendheid liet verslappen en het gevaar de kans gaf haar te besluipen. Hij moest haar hebben opgewacht. Misschien had Hayden hem gebeld.
Tegen de tijd dat ze zijn aanwezigheid bemerkte, was het al te laat. Hij had haar vastgegrepen bij haar hals, een naald in haar huid gestoken en haar op de achterbank van een gereedstaande auto geduwd.
Een verblindende hoofdpijn deed haar ontwaken. Ze opende haar ogen en tilde haar hoofd op, maar een golf van misselijkheid dwong haar het weer te laten zakken. Lange tijd bleef ze roerloos liggen, totdat ze zich sterk genoeg voelde om te proberen overeind te komen.
Paniek verspreidde zich door haar borst toen ze zich realiseerde dat haar armen en benen waren vastgebonden. Het enige wat ze kon bewegen, was haar hoofd. Wanhopig draaide ze het heen en weer, de details opnemend van de kleine steriele ruimte waarin ze zich bevond. Na een poosje probeerde ze om hulp te roepen, maar haar tong was te gezwollen. Ze kon nauwelijks een kreun voortbrengen.
Ze had geen idee hoeveel tijd er was verstreken toen de deur openging en doctor Farrante binnenkwam. Hij ging bij het voeteneind van haar bed staan, zijn handen ineengeklemd achter zijn rug, en nam haar op met dezelfde uitdrukkingsloze blik waarmee hij het dode lichaam van Miss Violet had bestudeerd.
Ze opende haar mond, maar er kwam geen geluid uit.
Zijn glimlach was neerbuigend. ‘Je kunt niet praten, maar dat is een normale bijwerking van de medicatie. Ik vrees dat we je nog een poosje langer bedwelmd zullen moeten houden. Het is voor je eigen bestwil.’
Hij liep om het bed heen om haar pols te voelen. Toen hij zich omdraaide, zag ze het verband in zijn nek.
Zijn glimlach werd ijzig. ‘Je bevindt je in de noordvleugel van de instelling. Je weet vast wel wat dat betekent.’
De noordvleugel was bestemd voor patiënten die als een gevaar voor zichzelf of hun omgeving werden beschouwd. Patiënten die achter gesloten deuren verbleven, en indien nodig werden vastgebonden.
Het beeld van Ilsa Tisdale in de kerker verscheen op Rees netvlies, en ze wilde gillen. Paniekerig draaide ze haar hoofd heen en weer.
‘Je had je met je eigen zaken moeten bemoeien. Dan was dit allemaal niet nodig geweest.’
Dit… Wat bedoelde hij daar precies mee?
‘Ik kan niet toestaan dat je het voor me verpest. Dat begrijp je toch wel? Mijn werk hier is te belangrijk.’
Hier kom je niet mee weg, dacht ze in stille razernij. Haar familie was verre van perfect, maar ze waren niet zoals de Tisdales. Haar ouders zouden dit gebouw binnenstebuiten keren om haar te vinden.
En Hayden? O God, was hij hierbij betrokken?
Ze zou niet aan hem denken. Niet nu. Misschien nooit meer.
Een traan gleed vanuit haar ooghoek over haar slaap in haar haren. Ze kon zelfs haar hand niet optillen om hem weg te vegen.
Doctor Farrante was van plan haar hier te houden. Net als Ilsa Tisdale zou ze deze instelling niet levend verlaten.
Een poosje later kwam er een verpleegkundige binnen met een nieuwe dosis medicijnen. Ree kon slechts machteloos blijven liggen terwijl de verpleegkundige haar een injectie gaf. Daarna gleed ze weg, zo nu en dan bovendrijvend uit haar bewusteloosheid, om er even later weer in weg te zakken. Toen haar hoofd eindelijk begon op te klaren, had ze het idee dat er uren waren verstreken. Het moest donker zijn buiten, want ze kon de gang zien door het ruitje boven in de deur, en de lampen waren uit.
Ze had een beetje gevoel in haar armen en benen, maar ze wist dat het geen zin zou hebben om te proberen zich los te maken. Die pogingen zouden alleen maar energie kosten, en ze moest haar krachten sparen voor het geval zich een ontsnappingsmogelijkheid zou voordoen.
Terwijl ze probeerde een plan te bedenken, ging de deur open en duwde een verpleeghulp een rolstoel naar binnen. Waar zouden ze haar naartoe brengen? Wat gingen ze met haar doen?
Ze zette zich schrap. Misschien was dit haar enige kans. Als ze eenmaal was losgemaakt, zou ze wellicht kunnen ontsnappen.
De verpleeghulp liet de rolstoel staan en kwam naar het bed toe. Hij boog zich over haar heen om haar pupillen te controleren.
‘Ree? Kun je me horen?’
Die stem!
‘Ik ben het, Hayden. Is alles goed met je? Hebben ze je pijn gedaan?’
Ze schudde haar hoofd.
‘Ik haal je hier weg. Nog even volhouden…’
Ze vroeg niet waarom hij haar kwam redden. Dat kwam later wel. Voorlopig was ze nog nooit zo blij geweest om iemand te zien.
Hij maakte de riemen los en hielp haar in de rolstoel, haar benen bedekkend met een deken. Daarna reed hij haar de kamer uit.
‘Daar gaan we,’ prevelde hij, voordat hij aan de lange tocht door de eindeloze gang begon.
Bij elke stap was Ree bang dat ze zouden worden tegengehouden. Haar zenuwuiteinden prikkelden, wat betekende dat ze weer gevoel in haar armen en benen begon te krijgen. Een goed teken, maar ze wist dat ze nooit in staat zou zijn om een bewaker voor te blijven. Ze betwijfelde zelfs of ze kon staan.
Toen ze het einde van de gang bereikten, ging de deur open en gebaarde iemand dat ze door konden lopen. Het was Trudy. ‘Vlug,’ zei ze. ‘We hebben niet de hele avond.’
Ree keek naar haar op, een vragende blik in haar ogen, maar Trudy klopte haar slechts op de schouder. ‘Maak je geen zorgen, liefje. Je bent in goede handen.’ Tegen Hayden zei ze: ‘Deze uitgang zit altijd op slot. Zodra we de deur hebben geopend, gaat het alarm af. Dat betekent dat je maar een paar minuten hebt om de auto te bereiken en de poort uit te rijden. Ik zal proberen ze zo lang mogelijk af te leiden, maar mijn advies is om te rijden alsof je leven ervan afhangt.’
‘Bedankt voor al je hulp,’ zei Hayden.
‘Lieverd, toen ik haar had zien liggen in die kamer, wist ik dat er iets niet klopte. Een geluk dat mijn neef bij de politie zit. En nu wegwezen.’
Een paar seconden later waren ze de deur door. De rolstoel moesten ze op het ruwe terrein achterlaten. Hayden tilde haar op en droeg haar al rennend naar de auto, terwijl ze haar gezicht in zijn hals drukte.
Tegen de tijd dat de schijnwerpers aansprongen, zaten ze al in de auto en vlogen ze over de oprit. De hekken stonden open, en Hayden schoot er zonder vaart te minderen doorheen.
Ree keek achterom.
‘Soms helpt het om vrienden op hoge posities te hebben,’ zei Hayden, en hij lachte toen ze haar ogen wijd opensperde, omdat hij helemaal niet klonk zoals de Hayden die ze kende.
Hij parkeerde de auto voor een groot wit huis en zette de motor uit. Ree had geen idee waar ze zich bevonden. Ergens nadat ze de Ravenel Bridge waren overgestoken, was ze ingedommeld. Ze kreeg de indruk dat ze op een van de eilanden waren.
‘Hoe voel je je?’ vroeg Hayden.
‘Beter,’ wist ze uit te brengen.
‘Denk je dat je kunt lopen?’
‘Ik kan het proberen. Waar zijn we?’
Zijn ogen waren bijna zwart in het donker. ‘Vertrouw je me?’
Lastige vraag. Ze kon het medaillon, en alles waarvoor het stond, niet zomaar vergeten. Aan de andere kant had hij haar gered van een mogelijke lobotomie.
‘Ik vertrouw je,’ antwoordde ze ten slotte.
Hij trok haar naar zich toe en kuste haar stevig op haar mond, waarna hij uitstapte en om de auto heen liep om haar portier te openen. Met zijn hand onder haar elleboog loodste hij haar door het hek en om het huis heen naar een houten veranda. Ree hoorde het water tegen een nabije pier klotsen, en er waaide een zilte bries.
Ze beklommen het trapje van de veranda, en Hayden legde zijn vinger tegen zijn lippen toen ze stemmen door een geopende deur naar buiten hoorden komen. Binnen zag Ree twee mannen – rechercheur Devlin en doctor Farrante. Afgaande op de nonchalante manier waarop Farrante met zijn elleboog op de schoorsteenmantel leunde, concludeerde ze dat dit zijn huis moest zijn.
Hayden haalde zijn mobiel tevoorschijn en toetste een nummer. In de kamer ging rechercheur Devlins telefoon over. Hij keek op het schermpje en zei langzaam: ‘Weet u zeker dat u uw verklaring niet wilt veranderen? U blijft erbij dat u geen contact hebt gehad met Ree Hutchins?’
Doctor Farrante veegde een pluisje van zijn mouw. ‘Hoe vaak moet ik u dit nog zeggen? Ik ken die vrouw nauwelijks.’
‘Nu, laat me dan uw geheugen opfrissen.’
Na een kort knikje van Devlin nam Hayden Ree bij de arm en leidde haar naar binnen.
Toen doctor Farrante haar zag, verdween alle kleur uit zijn gezicht. Hij herstelde zich echter razendsnel. ‘Ik weet niet wat voor verhaal ze heeft opgehangen, maar deze jonge vrouw is bijzonder labiel.’
‘Nicholas Farrante, u staat onder arrest wegens het onrechtmatig opsluiten van Reanna Hutchins. U hebt het recht om te zwijgen…’
Wat er daarna gebeurde, zou altijd wazig blijven voor Ree. Het ene moment reikte Devlin naar de handboeien aan zijn riem, en het volgende moment haalde Farrante met een razendsnelle beweging een wapen tevoorschijn, dat hij ergens op de schoorsteenmantel had verstopt. Er klonk een schot, en Hayden strompelde naar achteren, zijn arm vastgrijpend. Ree gilde. Devlin richtte zijn dienstwapen op Farrante, maar tegen die tijd had Farrante Ree bij de keel gegrepen, haar tegen zich aan gesleurd en zijn pistool tegen haar slaap gezet.
‘Laat vallen.’
Rechercheur Devlins wapen kletterde op de vloer.
Centimeter voor centimeter schuifelde Farrante achteruit naar de deur, Ree met zich meetrekkend. Ondertussen krabbelde Hayden overeind. Bloed stroomde over zijn arm en droop van zijn vingertoppen. Er sprak zo’n ongebreidelde woede uit zijn ogen, dat hij er helemaal niet uitzag als Hayden.
‘Waag het niet,’ waarschuwde Farrante.
Na alle verdovende middelen die hij in haar had gepompt, dacht hij waarschijnlijk dat Ree niet tot enige vorm van verzet in staat zou zijn. Zijn greep verslapte toen ze de veranda bereikten, en ze probeerde zich los te wringen, hem volledig verrassend. Ze schopte tegen zijn benen, en hij wankelde naar achteren. Eindeloos lijkende seconden balanceerde hij op de rand van de veranda. Toen rende Hayden langs haar heen, en ze hoorde de doffe klap toen zijn lichaam contact maakte met dat van Farrante. Hij kon niet weten dat Farrante haar arm nog steeds vasthield. Terwijl de twee mannen van het trappetje stortten, werd Ree ondersteboven gerukt.
Ze sloeg tegen de grond en bleef even verdwaasd liggen. Toen haar zicht opklaarde, zag ze Hayden met Farrantes pistool. Hij hield het vlak naast zijn been, waar Devlin het niet kon zien. O lieve hemel…
Hun blikken grepen in elkaar.
Dat is hem niet, dacht Ree! Dat is Hayden niet!
‘Doe het niet,’ fluisterde ze.
Hij glimlachte slechts.
De rechercheur kwam van het trappetje af en knielde naast het uitgestrekte lichaam van de doctor. ‘Hij is dood. Zijn nek is gebroken.’
Ree zag een schaduw over Haydens gezicht schuiven, en hij huiverde, alsof iets ijskouds zojuist zijn ziel had aangeraakt. Het pistool viel op de grond terwijl zijn blik zich in de hare boorde.
Ilsa had haar wraak gekregen.