Hoofdstuk 4

 

 

 

Amelia

 

Violet Tisdale kreeg een laatste rustplek op de begraafplaats van de instelling, naast haar moeder. De gedenksteen die Ilsa’s graf markeerde, was bedekt met mos en aanslag, en Ree had Amelia Gray gevraagd hoe ze hem schoon moest maken. De restaurateur had aangeboden om het na de dienst voor haar te doen, voornamelijk, zo vermoedde Ree, omdat ze de oude steen niet aan een amateur durfde toe te vertrouwen.

Afgezien van de predikant waren er slechts vier mensen bij de uitvaart aanwezig – Ree, Hayden, Trudy en John Devlin. Als de ondoorgrondelijke rechercheur Haydens eigenaardige gedrag op de avond van doctor Farrantes dood had opgemerkt, had hij besloten een oogje dicht te knijpen.

Volgens Devlin had Trudy’s neef hem op de hoogte gebracht van Farrantes snode plannen, en dit, gecombineerd met Haydens volhardende bewering dat Ree in gevaar verkeerde, had hem ertoe gebracht Farrante te ondervragen – deels om hem te overrompelen, deels om hem weg te houden bij de instelling, zodat Hayden Ree in veiligheid kon brengen. Het was allemaal in het grootste geheim uitgevoerd, om te voorkomen dat Farrante zijn machtige bondgenoten van de Order of the Coffin and the Claw te hulp zou roepen.

Ree wist nog steeds niet wat ze van Haydens lidmaatschap moest denken. In het verleden had het genootschap een aantal zeer verwerpelijke dingen gedaan, maar daar had Hayden niets mee te maken. Bovendien had hij zijn loyaliteit getoond door het tegen Farrante op te nemen om haar te redden.

En wat de geesten betrof… Het liefst zou ze geloven dat er een rationele verklaring was voor de gebeurtenissen van de afgelopen tijd. Ze zou de merkwaardige uitdrukking die ze op de avond van doctor Farrantes dood op Haydens gezicht had gezien, echter nooit meer vergeten…

Ze keek op en zag dat zijn blik op haar rustte. Zijn ogen waren helder en onschuldig, slechts overschaduwd door een zweem van iets wat ze nooit zou doorgronden. Hij pakte haar hand en vervlocht zijn vingers met de hare.

Ze huiverde. Misschien hoefde ze niet alles te begrijpen.

 

Amelia had niet verwacht dat het zoveel tijd zou kosten, maar de oude gedenksteen verkeerde in zeer slechte staat. Tegen de tijd dat ze klaar was, was de schemering ingevallen. Het was het moment van de dag waarop de lucht afkoelde, de schaduwen zich verdiepten en de sluier tussen deze wereld en de volgende dunner werd.

Vanuit haar ooghoek zag ze hen. Uiteraard draaide ze zich niet om. Het was gevaarlijk om rechtstreeks naar ze te kijken.

Ze begon haar spullen in te pakken, maar zo nu en dan ving ze een zijdelingse glimp van hen op. Het waren er twee. Een jonge vrouw in een blauwe jurk en een meisje van een jaar of zeven. Het kind was in het wit gekleed, en in haar hand hield ze een boeketje viooltjes.

Het ene moment waren ze er, het volgende waren ze verdwenen.

Amelia zag ze pas weer toen ze in de auto zat en vertrok van de begraafplaats. Ze liepen hand in hand door de hekken naar buiten. De jonge vrouw draaide zich om en staarde naar haar, maar ze maakte geen oogcontact. Ze keek ook niet in haar binnenspiegel. Toen ze zich in het vroege avondverkeer voegde, was ze in gedachten al bij haar volgende project. De Oak Grove Cemetery.