De buschauffeur en zijn vrouw

Rebecca zat op bed, met natte haren. Ze had haar kleren weer aangetrokken, de afstandsbediening van de televisie hield ze losjes in haar hand.
'Ga je weg?'vroeg ik.
'Nee,' zei Rebecca,'ik zoek het nieuws.'
is er iets gebeurd in de wereld?'
Ik liep naar het raam. Nog altijd regende het.
' Je bleef zo lang weg,' zei Rebecca, 'ik dacht dat je n iet meer terug zou komen.'
Ik opende het doosje met winterweerstanddragees en slikte er drie tegelijk.
'Doe de groeten aan je moeder,' zei ik.
ik zei toch dat ik haar zowat nooit zie.'
Ik ging in een stoel zitten en trok mijn schoenen uit.
Een tijd had ik een affaire gehad met een vrouw die in het koffiehuis werkte waar ik iedere ochtend kwam. Misschien kon je het geen affaire noemen. We hadden niet veel tegen elkaar te zeggen. Misschien was dat juist wel het kenmerk van een affaire, dat je niet veel tegen elkaar te zeggen hebt.
Haar ouders kwamen uit Puerto Rico, ze had een zoon van een jaar of negen, een zoon van anderhalf en dikke benen.
We ontmoetten elkaar soms in het Sheraton waar ook mijn moeder logeerde als ze naar New York kwam.
In het begin gaf ik haar cadeautjes, later begon ik cadeautjes mee te nemen voor haar kinderen. De oudste was een verlegen jongen met prachtige ogen. Voor de baby nam ik slabbetjes mee en rammelaars.
In een andere, perfecte wereld hadden we misschien kaasfondue met elkaar gegeten, maar in deze iets minder perfecte wereld neukten we met elkaar. Ze heette Evelyn. Ik noemde haar bijna nooit Evelyn. Door mijn hoofd zwierf ze naamloos rond.
Ze was niet direct wat je noemt een schoonheid, maar ik heb zelden iemand ontmoet die zo goed kon aanraken als zij. Haar aanrakingen hadden wat ik zou willen dat mijn woorden altijd hadden gehad: ze waren geladen. Je had het gevoel dat haar handen ieder moment konden ontploffen, omdat er te veel verlangen in zat.
Ik hield ervan naar haar te kijken als ze zich weer aankleedde en van haar zwarte laarzen hield ik ook.
Ze kende de sprookjesprinses, want ze maakte cappuccino's voor haar. Het eerste wat ze vroeg was altijd: 'Hoe gaat het met je vrouw?'
Waarschijnlijk was ik niet haar enige minnaar. Ik vroeg er niet naar, maar ze liet een enkele keer iets los over andere mannen, bijna per ongeluk. Het kan natuurlijk ook zijn dat ze dat alleen zei om mij jaloers te maken.
Een keer zei ze: 'Als je bij mij in de buurt had gewoond, had ik voor je kunnen koken.'
Ook roddelden we over andere mensen die geregeld in het koffiehuis kwamen. Ze kon erg goed mensen imiteren, zo goed dat mij soms de tranen over de wangen rolden van het lachen.
Door haar kwam ik te weten dat de eigenaar, een bijzonder dikke man, vier jaar in de gevangenis had gezeten. Toen hij uit de gevangenis kwam, ging hij naar het beste restaurant van New York en at zich daar helemaal vol. Voor zeshonderd dollar.
Vanaf de dag dat ze me dat vertelde, keek ik anders naar de eigenaar. Ik zag hem zitten in het beste restaurant van New York, tussen allemaal chique, bijzonder welgestelde mensen, en hij daar in zijn eentje aan een tafel, zich helemaal vol etend, om de vrijheid te vieren.
Ik wilde niet haar wereld binnen en zij wilde niet de mijne binnen. Dat was trouwens onmogelijk geweest. Onze werelden lagen drie kwartier met de metro van elkaar vandaan, maar de afstand was onoverbrugbaar.
Of mijn minnares meer van mij wilde, weet ik niet zeker. Misschien stiekem, soms, in een verloren uurtje. Misschien was ze te slim om te laten merken dat ze iets wilde waarvan ze wist dat het niet verkrijgbaar was. Maar ze was geen achttien meer, ze was niet naief en vooral: ze leek haar fantasie onder controle te hebben.
Als ik samen met mijn vrouw binnenkwam liet ze weieens berichten achter op de rekening, die ze dan discreet verscheurde als ze zag dat ik het had gelezen. 'Kom langs, ik moet je spreken, ben hier tot vier uur.' 1 >it soort boodschappen kwam steeds vaker voor. Op een gegeven moment leek ze me iedere dag te moeten spreken. De perfecte affaire is een illusie. Vraag en aanbod stemmen zelden overeen, misschien wel nooit. Je moet blind en doof zijn om te denken dat het anders is. Dat jouw aanbod precies overeenkomt met de vraag.
Blijkbaar was ik een tijd blind en doof geweest. Om niets te hoeven voelen was ik blind en doof geweest. In het begin had ik haar meegenomen naar de dure restaurants die ik zelf frequenteerde, maar omdat ik merkte hoe ongemakkelijk ze zich daar voelde, nam ik haar mee naar goedkope bistro's waar het donker was en de brandwonden op haar armen niet zo opvielen. Ik heb nooit gevraagd hoe die daar kwamen.
Op een gegeven moment hielden we helemaal op met eten. We hadden geen tijd meer om te eten, we hadden alleen nog tijd om te neu- ken.
Om aan haar toenemende vraag te kunnen voldoen, perfectioneerde ik het liegen. Ik tilde het op een hoger plan. Het neuken verdween uit het zicht achter lagen geraffineerde taal. Overtuigingskracht is een kwestie van de juiste woordkeus. Misschien is ethiek wel een kwestie van de juiste woordkeus. Mijn ethiek was in ieder geval gereduceerd tot een kwestie van woordkeus en ritme, slaven van de overtuigingskracht.
Mijn verhalen ten behoeve van de dagelijkse praktijk van het vrijen met Evelyn bereikten een ongekend niveau, en ze lieten, dat moet ik toegeven, mijn fictie voor kranten, literaire tijdschriften en verhalenbundels ver achter zich. Het ene verhaal dat ik de sprookjesprinses vertelde was nog mooier dan het andere.
Ik beleefde de mooiste avonturen, terwijl ik in werkelijkheid op een hotelkamer aan het neuken was. Grappige en ontroerende verhalen waren het waarmee ik mijn vrouw tijdens het avondeten vermaakte. Ik dacht soms: Dit is zo goed, dit moet ik eigenlijk opschrijven. Maar dat kwam er niet van.
Liegen werd een fulltime bezigheid, zelfs het eten dat ik at, was een leugen. Het ging allang niet meer om zoiets banaals als een alibi, het was een middel om de wereld, die niet aan mijn wetten gehoorzaamde, op afstand te houden.
Voor haar verjaardag gaf ik mijn vrouw een notitieboekje. Als ze een mooie zin hoorde, kon ze die voor me opschrijven. Zo dienden de verhalen die ik mijn vrouw verleide een tweeledig doel, ze stelden haar gerust en leverden mij materiaal op.
De affaire doofde uit, zoals oorlogen uitdoven. Eerst zijn het vette koppen op de voorpagina, daarna iets minder vette koppen, dan komt het op pagina negen, vervolgens nog onder gemengd nieuws, en dan is de oorlog plotseling uit het nieuws verdwenen. Alsof de oorlog niet meer bestaat, alsof die oorlog er nooit geweest is.
Zo was het met ons ook. We hadden er nooit over gesproken, maar op een dag gingen we niet meer naar het Sheraton. En ook niet naar de andere hotels waar we kwamen. Ik ging, als het rustig was, weieens in het koffiehuis achter de toonbank staan en hielp dan mee met het inpakken van taarten.
Wat over was van onze affaire waren blikken, een hand die op een arm werd gelegd, een mooi ingepakt cadeautje voor haar zoon dat op een warme zaterdagmiddag over de toonbank werd geschoven. Grappen die alleen wij tweeen konden begrijpen. Een hand door mijn haar, even, als niemand het zag. Soms, als ik 's ochtends binnenkwam en naar haar keek, kreeg ik een erectie. Voor een gedeelte bevindt mijn geheugen zich in mijn ballen.
Of mijn vrouw ooit iets heeft vermoed of gemerkt, weet ik niet. Ze heeft er in ieder geval altijd over gezwegen, er zelfs geen toespeling op gemaakt.
Ze was erg gesteld op mijn minnares, als serveerster. De sprookjesprinses zei: 'Ze is de beste, niemand maakt zulke goede cappuccino als zij.' Allebei gaven we mijn minnares grote fooien.
Als we met zijn drieen waren voelde ik me nooit ongemakkelijk. Misschien omdat de rolverdeling zo duidelijk was en iedereen zich daar ook aan hield. Mijn minnares wist precies wat ze wel en niet kon zeggen als mijn vrouw erbij was en nooit heeft ze die grens overschreden.
Soms vroeg ze: 'Komt je vrouw vandaag?' Als ik dan mijn hoofd schudde, nam ze me mee naar buiten en begon te praten. Steeds vaker praatte ze tegen me in het Spaans, alsof het er niet meer toe deed of ik haar verstond of niet, alsof het er alleen maar om ging dat we samen waren, zonder mijn vrouw, en we even meer waren dan klant en serveerster.
Mijn minnares heeft haar gevoelens nooit laten blijken, als ze al iets voelde. Misschien moet ik het zo zeggen: ze kon het zich niet permitteren haar gevoelens te laten blijken, daarom ben ik nooit iets over die gevoelens te weten gekomen. Waarschijnlijk was me dat ook liever zo.
Ik voelde weieens een lichte spijt dat ik niet meer bijdroeg aan haar geluk, maar zoals dat gaat met spijt, spijt beklijft niet. Spijt is een zeef waar alles doorheen sijpelt.
Ik trok nu ook mijn blouse en mijn broek uit en ging op het bed liggen dat het dichtst bij het raam was.
Rebecca zocht nog altijd het nieuws.
'Wat deed je nou eigenlijk,' vroeg ik,'voor je naar New York kwam?'
'O,' zei ze, zonder haar blik van de televisie af te wenden, 'ik flirtte.'
'Met wie?'
'Met iedereen.'
'Hoe deed je dat dan?'
'Door te lachen.'
'En verder?'
'Door schalks te kijken.'
'Kijkje nu schalks?'
'Nee,'zei ze,'nu niet.'
Ze deed de televisie uit en liep naar de badkamer. Toen ze terugkwam had ze alleen een T-shirt en een onderbroek aan. Ze ging in het andere bed liggen.
'Welterusten,' zei ik.
'Ia,' zei ze.
In Europa was het nu een uur in de middag.
Ik deed alsof ik sliep, net zolang tot ik echt sliep.
Ik werd wakker van de telefoon. Een opgewekte stem vroeg: 'Blijft u nog een nacht?'
Ik probeerde uit te vinden hoe laat het was. Op de televisie zat een klok. Het was halfeen 's middags.
'Ja,' zei ik,'we blijven nog een nacht,' en ik hing op.
Rebecca zat rechtop en keek mij aan. Ze moest al een tijdje wakker zijn.
'Lekker geslapen?' vroeg ik.
Ze knikte. 'Heb je geen spijt?'
'Waarvan?' vroeg ik.
'Dat je hier met mij in een kamer bent.'
Ik keek uit het raam. De regen was opgehouden, maar de wolken hingen nog altijd laag. De boulevard maakte een mistroostige indruk.
'Spijt, spijt, nee. Waarvan?'
'Datje mij nu ziet.'
Nog geen tien dagen geleden had een van de patienten van mijn vrouw een stoel naar een maatschappelijk werker gegooid. De maatschappelijk werker moest naar het ziekenhuis. Het was een heel opstootje in het dagverblijf, want er stortten zich meteen vier veiligheidsagenten op de patient.
'Agressie van patienten,' had mijn vrouw gezegd, 'moet je nooit persoonlijk nemen, anders ga je eraan onderdoor. En je krijgt heel wat agressie te verduren. Een patient denkt dat ik de duivel ben.'
'Dat denk ik soms ook,' zei ik. 'Als ik jou was zou ik toch maar een helm opzetten als je naar je werk gaal.'
'Het was inderdaad iemand van wie ik het niet had verwacht,' zei mijn vrouw.
Nu, in deze hotelkamer van Bally's Park Place Casino Resort, voelde ik opeens ook een onbedwingbare lust met stoelen te gaan gooien en schilderijen van de muren te trekken en die in tweeen le breken. Er hingen twee schilderijen in deze kamer, op de ene was een landschap getekend, op de andere een vogel. Niemand moest het persoonlijk nemen. Dat zou ik later het hotel ook vertellen, dat ze het vooral niet persoonlijk moesten nemen.
'Ik heb nog twaalf dollar en vierenzestig cent,' zei Rebecca. Ze zat nog altijd rechtop in haar bed, en ze keek alsof we al drie jaar verloofd waren.
'O,' zei ik, 'nou, daar kan je nog wel even mee vooruit.'
Ik wilde het leven dat ik de laatste vijfjaar had geleefd, verlaten, zoals je een vakantieplaats verliet waar je al te vaak bent geweest, maar ik wist niet hoe.
Ik liep naar de badkamer en plaste. Daarna hing ik het niet-storen- bordje aan de deur.
Ongeveer twee maanden geleden kocht ik een nieuwe boekenkast, een enorm gevaarte dat honderden dollars kostte. De stapels boeken langs de muren werden 7.0 hoog dat ze steeds weer omvielen. Daar moest maar eens een eind aan komen, vond de sprookjesprinses.
Rebecca stond voor het raam in een grote witte onderbroek. Een bijzonder ouderwetse, leek mij, de vorige avond was me dat niet opgevallen. Ze rukte aan het raam.
'Dat gaat niet open,' zei ik.
'Waarom niet?'
'Omdat de mensen anders zouden springen. En casino's vinden springende mensen niet echt prettig. We kunnen wel de airconditioning aanzetten als je het warm hebt.'
'Nee, dat hoeft niet. Weet je wie mijn held is?'
'Nee, wie?'
'Mata Hari.'
'Mata Hari.'
Omdat ze nog steeds aan het raam stond te trekken, zei ik: 'De hotels hebben liever niet dat je zelfmoord pleegt.'
'Ik wilde zijn zoals Mata Hari was. Om haar ben ik ook gaan studeren.'
'Hoe bedoel je?'
'Eerst maakte ik paarden schoon, en ik verslond boeken over Mata Hari, maar toen ben ik geschiedenis gaan studeren om nog meer over Mata Hari te weten te komen.'
'En?'
Ik ging rechtop zitten en keek naar de vrouw die een Mata Hari wilde zijn voor onze tijd.
'Mijn docenten wisten niets over Mata Hari. Net als Mata Hari heb ik ook veel edele delen van mannen tot me genomen, want dat deed zij ook.'
'Edele delen,' herhaalde ik. Ik ging voor het raam staan en ik begreep dat er geen weg terug was, als je eenmaal begonnen was Mata Hari te zijn, moest je door.
'Mata Hari was een genie,' zei Rebecca.
'Heb je nog veel familie?' vroeg ik.
'Hier en daar. En jij?'
'Mijn moeder,' zei ik,'de hond van mijn moeder is niet zo lang geleden overleden aan komkommerschillen.' 'Verdrietig.' Ze ging op bed zitten, op dezelfde plek waar ze gisteren had gezeten. Voor de televisie.
Mijn leven was gaan lijken op een dorp aan zee, geen onaardig dorp, maar ik had iedere straattegel bestudeerd en elke duin ontelbare keren beklommen. Natuurlijk had ik dat dorp zelf gecreeerd, maar dat maakte de wens het te verlaten niet minder relevant.
'Waarom wil je ophouden met schrijven?' had mijn vrouw gevraagd.
'Kijk,' had ik haar geantwoord, 'iemand die debielen baart, mongooltjes, meisjes met twee hoofden, Siamese tweelingen, die gaat op een gegeven moment toch ook niet door met het op de wereld schoppen van kinderen.'
'Vind je jouw boeken Siamese tweelingen, meisjes met twee hoofden, mongooltjes?'
'Dat zou ik zelf natuurlijk nooit zo zeggen, maar als je het me eerlijk vraagt, soms, soms.'
'Heb je een minnares?' vroeg Rebecca.
De vraag verraste me. Ik vond het niets voor Rebecca. Om dat nu te vragen. Om dat woord nu uit te spreken.
'Platonisch,' zei ik.
'Platonisch. Een platonische minnares?'
Ze begon te lachen, ze schaterde het uit, speeksel liep uit haar mond. Ik had haar nog niet zo meegemaakt.
'Zoals een alcoholvrij biertje?'
Rebecca kwam vlak voor me staan. Ik rook haar adem, die rook zoals de adem van mensen ruikt als ze roken, drinken, slapen en tussendoor wat uienchips eten.
'Misschien moet ik een broodjeszaak openen,' had ik mijn vrouw voorgesteld.
Ze tikte op haar voorhoofd. 'Jij een broodjeszaak, na twee maanden heb je nog geen broodje verkocht en is er niets meer van de broodjeszaak over.'
'Luister,' zei ik, 'zonder taal is er niets, helemaal niets. Alles is van taal gemaakt, dus kan ik best een broodjeszaak beginnen. Taal is een gevangenis, ook de gevangenis waar je patienten in zitten.'
De sprookjesprinses kneep in mijn wang.'Nee,'zei ze,'mijn liefje, de gevangenis van mijn patienten is een heel ander soort gevangenis dan de jouwe. Vergis je niet.'
Roken, drinken, slapen, en uienchips, ja, zo rook Rebecca's adem. Niet vies. Menselijk, eigenlijk.
'Je bent volledig onbereikbaar, weet je dat,' zei Rebecca.
Ik deed een stap achteruit. 'Ik onbereikbaar? Ik heb telefoon, een postbus, iedereen die mij nodig heeft, kan mij vinden.'
Maar alleen de banken hebben mij nog nodig, dacht ik. En meteen daarna: Maar zolang de schuldeisers je nodig hebben, heb je nog een reden om te leven.
'Ze gaat snel dood,' zei Rebecca. Ze zocht nu iets onder het bed.
'Wie?'
'Mijn moeder. Maar ze heeft nu iemand om te strijken. Die komt twee keer per week langs.'
'Dat is fijn. Wat zoek je?'
'Een lucifersdoosje,' zei Rebecca en ze kroop onder het bed vandaan.
Er werd op de deur geklopt. Iemand riep: 'Kan ik de kamer schoonmaken?'
'Geef ons nog een halfuurtje,' riep ik terug. 'Er hangt toch een bord aan de deur, niet storen, dat hangt er toch niet voor niets.'
Toen liep Rebecca naar de badkamer. 'Ik ga douchen,' zei ze.
Ik pakte mijn opschrijfboekje en noteerde: 'Mata Hari. Moeder gaat snel dood.'
Hier viel mee te werken.

Rebecca zei: 'Ik heb lenzenspul nodig.'
We liepen over de boulevard van Atlantic City op zoek naar ontbijt. Ten slotte kochten we maar twee hotdogs, volgens de verkoper gemaakt van honderd procent rundvlees. Dat honderd procent wilde ik wel geloven, maar rundvlees was onmogelijk. We aten ze lopend op. We hadden het koud.
Hij de botsautootjes bleven we staan. Een man riep ons na of we ons geluk wilden proberen met het werpen van ballen, maar dat wilden we niet.
'Tandenborstels hebben we ook nodig,' zei ik.
'En tandpasta.'
'Nee,' zei ik, 'nu overdrijf je.'
Het was kwart over drie en het zou binnenkort weer gaan regenen. In Europa was het nu kwart over negen in de avond. Ik moest Basel bellen.
De dag dat de boekenkasten arriveerden zei ik tegen mijn vrouw: 'Misschien moeten we verdwijnen.'
We zaten in een taxi. De zon scheen.
'Hoezo verdwijnen?'
'Misschien moet ik uit je leven verdwijnen,' zei ik, 'misschien sta ik je geluk in de weg.'
'Wat is dat voor laffe oplossing?'
'Je zegt zelf dat het niet goed met je gaat.'
'Dat komt door de patienten, dat komt door het werk, een psychiater heeft zelfmoord gepleegd.'
'Zie je wel,' zei ik, 'dit is het begin van het einde. Dat de patienten springen, daaraan zijn we nu wel gewend geraakt, maar als de psychiaters zich ook al van kant gaan maken, dan houdt alles op.'
'Ja, het is heel moeilijk, vooral ook voor de patienten.'
'Het lijkt wel een epidemie, ik kan me nauwelijks een maaltijd herinneren het laatste kwartaal of iemand was dood, of wilde dood, of had de verkeerde medicijnen geslikt.'
'Verkeerde medicijnen, dat is een groot probleem. Vandaag vertelde een patient dat hij dacht dat hij medicijnen kreeg die alleen maar bedoeld waren om hem te controleren. Zodat de president hem kon controleren.'
'Welke president?'
Ik betaalde en we stapten uit de taxi.
De president van de Verenigde Staten; hij dacht dat de geheime dienst zijn gedachten controleerde, door de medicijnen die wij hem voorschreven.'
'Misschien heeft hij gelijk. Zo gek is dat niet.'
'Begin jij nu ook al. Ik hoor dit soort verhalen de hele dag. Als ik thuiskom wil ik ze niet nog een keer horen.'
Ze bleef staan.
'Weel je wat het probleem is met mannen?' vroeg mijn vrouw. 'Dat jullie niet kunnen neuken als jullie niet de hemel in worden geprezen.'
Er liep een beetje mosterd uit Rebecca's mond. Met mijn papieren servetje veegde ik haar lippen schoon.
'Je ziet er beter uit zonder make-up.'
'Dank je,' zei ze.
'Wil je een attractie in?'
Ze keek om zich heen.
'Botsautootjes?'
Ze schudde haar hoofd.
'Met ballen gooien?'
'Nee, dank je.'
'Reuzenrad?'
Ze bekeek het reuzenrad. Het was een heel klein reuzenrad, een mi- niatuurreuzenrad, en ook nog behoorlijk verroest. Ze knikte. Het reuzenrad kon haar goedkeuring wegdragen.
De man die kaartjes verkocht, scheurde ze ook. We waren de enigen in het hele reuzenrad. Toen we helemaal boven waren, vroeg ze: 'Waar denk je aan?'
'Aan vijftigduizend dollar,' zei ik.
'Hoezo vijftigduizend?'
'Dat moet ik volgende week aan American Express betalen.'
'Hoe heb je dat voor elkaar gekregen, dat ze je zoveel hebben voorgeschoten?' Ze vond kennelijk dat ik een bijzondere prestatie had geleverd.
'Heel simpel,' zei ik, 'als ze eenmaal de illusie hebben dat je kredietwaardig bent, dan zijn ze moeilijk van die illusie af te brengen, daar moet je echt ontzettend je best voor doen.'
Het reuzenrad zette zich weer in beweging en Rebecca vroeg: 'Ben jij eigenlijk iemand die makkelijk begint met zoenen?'
'Geluk,' zei mijn vrouw, die dag dat de boekenkasten werden afgeleverd, 'is geen verzachtende omstandigheid.'
'Je vergist je,' antwoordde ik, 'geluk is nu juist wel een verzachtende omstandigheid. Of beter gezegd, alle verzachtende omstandigheden samen, dat is geluk. Als je er anders over denkt heb je irreele verwachtingen van deze wereld en van dit leven. En wat bedoel je eigenlijk als je zegt dat mannen de hemel in moeten worden geprezen, omdat ze anders niet kunnen neuken?'
Ze bleef staan voor een antiekwinkel. 'Dat je van mij een huisdier hebt gemaakt, bedoel ik. Omdat ik je niet de hemel in heb geprezen. Een huisdier, levend onder verzachtende omstandigheden.'
'Hoezo een huisdier? Je hebt je werk, waar je voldoening van hebt, het is in ieder geval het werk dat je altijd al wilde doen, je hebt een voor New Yorkse begrippen gerieflijk appartement, je hebt een open haard godverdomme, je hebt een open haard. Je gaat iedere dag uit eten, je kunt zoveel kleren kopen als je wilt, je kunt op reis wanneer je wilt.'
'Godverdomme, Robert,' onderbrak ze me, 'begrijp je het dan niet? Ben je zo dom? Begrijp je dan zo weinig van mensen? Ik wil je geld niet, ik wil emoties.'
Nu was het mijn beurt stil te blijven staan.
'Emoties wil je? Lees dan de Bouquetreeks, dan heb je emoties.'
Ze kneep in mijn arm. 'Weet je wat zo jammer is, Robert,' zei ze. 'Dat God je al die hersens heeft gegeven. Je hebt ze namelijk niet nodig, jouw pik is het epicentrum van de wereld.'
Mijn arm bloedde.
'Je bent gewelddadig,' zei ik, 'en dat voor een psychotherapeut.'
'In jouw buurt wordt vroeg of laat iedereen gewelddadig. Jouw woorden roepen geweld op. En weet je waarom? Omdat jij jezelf hebt losgekoppeld van je woorden, van wat je zegt. Mensen denken wel dat er achter jouw woorden een levend wezen schuilgaat, maar dat is een illusie. Achter jouw woorden begint het zwarte gat. En als je daar eenmaal achter bent, dan word je inderdaad gewelddadig.'
Het reuzenrad had nog een rondje gedraaid. We stonden weer stil op het hoogste punt.
'Rebecca,' zei ik, 'denk je dat wij, denk je dat dit verzachtende omstandigheden zijn?'
We keken naar de hotels in de verte, de casino's, de boulevard beneden ons en de paar mensen die daaroverheen liepen.
'Het kan verzachtender,' zei ze. Toen deed ze haar rechterschoen uit en gooide die naar beneden. Daarna deed ze haar linkerschoen uit en gooide die ook naar beneden.
'Er zaten gaten in,' zei ze, 'ik had ze al eerder weg moeten doen.'
Het reuzenrad zette zich langzaam weer in beweging. Ik staarde voor me uit en omdat ik vies was van emoties zocht ik naar de juiste woorden die ik kon zeggen tegen iemand die net zijn schoenen uit het reuzenrad had gegooid.
Ik vond die woorden niet, en toen zijn we gaan zoenen. Eerst voorzichtig, later steeds minder voorzichtig, alsof we de teleurstelling van ons af moesten zoenen, met veel geweld, zoals je wc's schoonmaakt die al tijden niet zijn schoongemaakt. Het bruin heeft zich goed vastge- koekt aan het porselein.
We stapten uit het reuzenrad en liepen over de natte boulevard, Re- becca op haar panty's.
'Gaat het?' vroeg ik.
'Ik ben het gewend,'zei ze.

In een sportwinkel waar we schoenen pasten, zei Rebecca: 'Ze zijn vriendelijk.'
'Wie?'
'Mijn ouders.'
ik dacht dat je het over de verkopers had.'
'Ja, die zijn ook vriendelijk.'
'Vriendelijke ouders is heel wat,' stelde ik vast. 'Wel lief dat je moeder stervende is en me toch nog tabletjes stuurt.'
'Ze hoorde dat ik van plan was je op te zoeken. Toen zei ze: "De laatste keer dat ik hem op televisie zag, zag hij er zo afschuwelijk uit, zo bleek en ongezond, neem dit maar voor hem mee." Ze kan ook heel lief zijn, mijn moeder, maar ze ziet er zelf ook heel bleek en ongezond uit.'
In Europa was het nu kwart over elf in de avond. Het zou niet lang meer duren, dan zou mijn vrouw gaan slapen in een hotel in Basel. Ze zou misschien nog wat lezen, of ze zou proberen New York te bellen om te kijken of ik al thuis was. Het zou ook kunnen dat ze uit was gegaan niet haar vrienden in Basel en dan zou ze straks licht aangeschoten haar hotel binnenwandelen. Misschien zou ze nog een bad nemen voor ze ging slapen, om te ontspannen.
Een paar dagen nadat ik mijn toekomstige vrouw en haar moeder in de schoenwinkel was tegengekomen, belde ze me op. Het was de eerste keer dat ze me opbelde.
'De avondwinkel is niet meer wat hij geweest is, sinds jij er niet meer werkt.'
Ze noemde niet eens haar naam, maar dat was ook nergens voor nodig. Zo vaak werd ik ook weer niet gebeld.
'Nee? Ik weet het niet. Ik ben er nooit meer terug geweest.'
'Ruzie?'
'Dat niet, maar soms verdwijn ik voor even, en soms verdwijn ik voor altijd.'
'Wat doe je nu?'
Ik aarzelde even. 'Ditjes en datjes.'
'En heb je het druk met die ditjes en datjes?'
'Nee,' zei ik, 'met ditjes en datjes heb je het nooit druk.'
ik dacht: Misschien kunnen we nog eens iets afspreken.'
'Om de therapie voort te zetten?'
'Ja, als je het zo wilt noemen.'
We spraken af in een delicatessenwinkel. We zouden samen gaan koken. Koken, dacht ze, zou mij goed doen. Ik kookte nooit, dus het was inderdaad niet uitgesloten dat het mij goed zou doen.
Ze was laat. Ik liep al twintig minuten door de delicatessenwinkel, ik begon op te vallen, maar ik dacht: Ik moet nu door, anders lopen we elkaar mis. Ik deed alsof ik allerlei dingen niet kon vinden en als het echt niet anders ging, laadde ik wat in mijn boodschappenmandje. Als verkoopsters mij te hulp wilden schieten zei ik vriendelijk dat dat niet nodig was.
Ik had op de Zeedijk een bontmantel gekocht van een Joegoslaaf. De bontmantel rook een beetje naar dode Joegoslaaf. Ik vond dat niet erg, de geur van dode Joegoslaaf was een geur die uitstekend bij mij paste.
Eindelijk kwam ze. Ze zag er heel raar uit, mijn toekomstige vrouw. Ze had een regenjas aan met allerlei bloemen erop. Een heel opvallende jas. Ik hield in die tijd niet zo van opvallende kleding.
'Wat heb jij allemaal gekocht?' vroeg ze.
'Ik heb er niet op gelet,' zei ik, 'ik heb af en toe gewoon wat van de schappen getrokken.'
Het was een merkwaardige verzameling goederen, varierend van bakpoeder via verjaardagskaarsjes tot forelleneitjes.
'Weet je,' zei ze,'ik geloof dat we het koken vandaag maar moeten laten zitten.' '(),' zei ik, 'en hoe moet dat dan met mijn therapie? Ik dacht dat koken therapie zou zijn.'
'Ja,' zei ze,'koken en winkelen. Je moet ook leren winkelen.'
ik winkel niet veel.'
'Precies.'
Ik stond daar nog steeds met het bakpoeder, de forelleneitjes en de verjaardagskaarsjes.
'Laten we die spullen maar terugzetten.'
Ik wist bij God niet meer waar ik het allemaal vandaan had getrokken. Ik wilde alles in een donkere hoek verstoppen, maar zij stond erop dat we alles netjes terugzetten.
'Wat heb je een mooie jas aan,' zei ze.
'Jij ook.'
'Waar heb je hem vandaan?'
'Van een dode Joegoslaaf.'
'Uit een winkel?'
'Nee, uit een cafe.'
'Koop je kleren in cafes?'
'Soms, er wordt je van alles aangeboden tegenwoordig. En ik houd er niet van om nee te zeggen.'
We liepen de delicatessenwinkel uit.
'Eigenlijk is het goed om kleren van doden te dragen. Als mensen met de vuilnis meegaan, wil dat toch niet automatisch zeggen dat hun kleren ook met de vuilnis mee moeten.'
Dat vond ze ook. Daar was ze het roerend mee eens.
Ik zei: 'Als ik doodga, vind ik een dierenkerkhof mooi zat, ik hoef niet zo nodig tussen de mensen te liggen, en een dierenkerkhof is vast ook veel goedkoper.'
We hebben toen een dierenkerkhof bezocht. Het was nog moeilijk er een te vinden.
Een bewaker wilde weten of er dode dieren van ons op het kerkhof lagen.
'Ja,'zei ik,'wel drie.'
Daar op het dierenkerkhof, tussen begraven honden, katten en konijnen, hebben we ons verloofd. Ik vroeg aan mijn toekomstige vrouw: is dit nu ook therapie of niet?' Maar een sluitend antwoord op die vraag was volgens haar nog niet mogelijk. Later misschien, als alles duidelijk zou worden.
'Wat trekt je toch zo aan in de psychotherapie?' vroeg ik terwijl we de graven van honden en katten bewonderden.
Ze stond stil. Ze frunnikte aan een oorbel.
'Ik werk met emoties,' zei ze. 'Dat trekt me aan. Daarvoor studeerde ik economie, maar daar werd ik niet goed van.'
'Emoties? Grappig, nooit gedacht dat je daarmee kan werken.'
'En wat trok jou aan in de avondwinkel?'
Ik veegde modder van mijn schoen. Wat moest ik zeggen?
ik was ervoor gekwalificeerd,' zei ik na een lange stilte. 'En het sollicitatiegesprek verliep heel aangenaam.'
'Wat wilden ze allemaal van je welen?'
'De eigenaar vroeg of ik van plan was veel te gaan stelen, dat was eigenlijk alles.'
Ik hoorde mezelf praten, en ik hoorde haar vragen stellen, maar ik voelde een curieuze misselijkheid opkomen en het al even curieuze verlangen mij aan de voeten van mijn toekomstige vrouw te werpen, daar op dat dierenkerkhof.
'Zo,' zei ik toen we uit hel dierenkerkhof liepen, 'nu moet je maar bij me komen wonen, anders loopt die therapie uit de hand.'
Ze kwam dezelfde dag met twee koffers en een mand. Zo woonde ik voor het eerst sinds mijn ouders weer samen met een ander mens in een huis.
Geluk werd tegenwoordige tijd en geluk dat tegenwoordige tijd is geworden is angstaanjagend geluk, geluk in de verleden tijd of in de toekomende tijd is stukken draaglijker.
Toen ze een jaar later zei: ik moet voor mijn werk naar Amerika,' zei ik: 'O, dat is goed, ik ga mee, daar hebben ze vast ook avondwinkels.'
Rebecca koos een paar gympen van vijfenveertig dollar.
'Die oude waren toch niets meer,' zei ze.
De verkoopster leek niet verbaasd dat een vrouw op kousenvoeten de winkel was komen binnenwandelen. Het scheen wel vaker voor te komen.
'Nu nog lenzenspul,' zei ik, 'dan zijn we weer het heertje.'
We stonden op de boulevard. De regen was weer begonnen. Een lauwwarme lenteregen.
In Europa liep het tegen middernacht. Ik moest een telefoon vinden. I let begon dringend te worden.

lussen tien en twaalf 's ochtends is het happy hour in de Bikini Bar. Wie hier happy hour wilde beleven, moest vroeg opstaan of laat naar bed gaan. De naam bikini verwees naar een verleden dat niet meer bestond. Er waren hier geen bikini's, alleen een dikke man achter de bar die het happy hour van gisteren maar ternauwernood scheen te hebben overleefd.
Rebecca vroeg om wijn, ik wilde iets sterkers, maar wat wist ik niet. Zure oprispingen ontsierden sinds een paar maanden mijn leven, er waren avonden dat het zuur zo mijn mond in liep. Ik dacht dat rode port wel goed was tegen zure oprispingen.
Vanaf de dag dat de boekenkasten in ons huis arriveerden, hoopte ik dat mijn vrouw weg zou gaan. Dat ik op een middag thuis zou komen en dat er een bericht op het antwoordapparaat zou staan: 'Met de sprookjesprinses. Ik kom niet meer terug. Stuur mijn spullen maar op.'
Maar de sprookjesprinses liet dat soort berichten niet op mijn antwoordapparaat achter. En ook op het aanrecht liet ze niets achter. Geen afscheidsbriefje in ieder geval.
Elke middag kwam ze weer terug van haar werk. We gooiden weieens wat kapot, ik verbood haar in de woonkamer koekjes te eten omdat haar smakken mij stoorde in mijn concentratie, zij wilde niet meer met mij in een bed slapen, omdat de stank die ik 's nachts zou verspreiden haar misselijk maakte. Maar niemand ging.
Ik geloof wel dat we allebei de ideale omstandigheden probeerden te creeren waarin het voor de ander heel makkelijk was om te gaan. Maar de ander ging niet. De ander bleef. We maakten zelfs plannen voor een gemeenschappelijke vakantie naar Acapulco, terwijl vazen kapot werden gegooid en de psychologische oorlogsvoering met de dag verfijnder werd.
Schoorsteenvegers werden gebeld en opgetrommeld terwijl de sprookjesprinses riep dat ik een virus was waarmee ze zich geheel onvrijwillig had laten injecteren.
'Ik pak mijn spullen in!' riep mijn vrouw op zulke momenten. En ik antwoordde: 'Ja, doe dat alsjeblieft, pak je spullen in.'
Dan rukte ze een paar koffers uit de kast en vroeg ik: 'Zal ik helpen inpakken?'
Maar haar spullen bleven oningepakt en ook mijn spullen verdwenen niet in koffers.
We begonnen kleren te kopen, alsof het kopen van kleren de enige manier was om een rustpauze in te lassen tot het volgende bombardement. In onze net aangeschafte kleding bezochten we nachtclubs waar we glazen wijn in eikaars gezicht gooiden.
Een bevriende psychiater ontmoetten we in een bistro. Tijdens het voorgerecht zei ik: 'Sprookjesprinses, kun je alsjeblieft ophouden met in je neus peuteren? Je neus is al niet zo mooi, en als jij er zo in zit te boren, gaat hij helemaal op een aardappel lijken.'
'Moet jij nodig zeggen,' zei ze, 'jouw neus lijkt meer op een genetisch gemanipuleerde komkommer.'
De bevriende psychiater zei: 'Wat zijn jullie toch een leuk stel, jullie blijven zo fris tegen elkaar, alsof jullie elkaar net hebben ontmoet.'
We smeten met kaarsen, boeken en geld. Onze koude oorlog was een romantische oorlog. Maar niemand ging.
Ongemerkt was de tegenwoordige tijd van het geluk overgegaan in de verleden tijd, maar het was onduidelijk wanneer dat precies was gebeurd. Zo nu en dan ontmoetten we elkaar nog in die tijd die eigenlijk al niet meer bestond, maar zo springlevend waren onze herinneringen dat alles steeds weer opnieuw leek te gebeuren.
'Maak je je zorgen?' vroeg Rebecca.
'Waarover?'
'Over American Express. Over die vijftigduizend dollar.'
'Zorgen, nee. Zorgen is niet echt wat het is. Het is meer een ongemak dat me boven het hoofd hangt.'
'Ben ik ook een ongemak?'
'Jij? Nee, jij bent geen ongemak.'
'Waarom doe je dan net alsof je het niet leuk vindt?'
'Wat?'
Ze haalde haar schouders op en rommelde in haar tas op zoek naar sigaretten. 'Wat denk je? Met me zoenen, nou goed.'
Ik doe altijd alsof ik het allemaal maar zozo vind, zelfs als ik naakt naast iemand lig, dan nog doe ik alsof ik daar eigenlijk tegen mijn zin lig. Ik denk dat dat zo hoort.'
Ze keek naar de barkeeper en zei: 'Olijfolie is een ongelooflijk smerig glijmiddel. Vooral als je tussendoor nog moet pijpen. Heb jij weleens een pik geproefd die in de olijfolie was gedoopt?'
Zo'n pik had ik nog nooit geproefd. Maar wat niet was kon nog komen.
Misschien had ik toen moeten zeggen dat ik van haar hield, dat we hij elkaar zouden blijven, zo niet voor altijd, dan toch de komende vierentwintig uur - en leek vierentwintig uur niet een beetje op altijd? Maar het enige wat ik kon zeggen was dat ik over haar wilde schrijven, dat American Express op vijftigduizend dollar wachtte, dat ik woorden wilde zoeken voor haar als ze over olijfolie praatte en dat uiteindelijk zelfs moord een taalkundige kwestie leek. Een kwestie van de juiste woorden, het juiste ritme, de juiste formulering op het juiste moment. Maar wat zijn juiste woorden?
Achter in de Bikini Bar waren een wc en een telefoon. De telefoon rook naar urine. In mijn broekzak vond ik het nummer van het hotel in Ba- sel. Ik rook de urine nog beter toen ik het meisje van de telefoondienst aan de lijn kreeg en om een collect-call met Basel vroeg.
'Accepteert u een collect-call van Robert Mehlman?' hoorde ik een stem vragen. En mijn vrouw zei:'Ja.'
De ellende begon met de boekenkasten. Of beter gezegd, de oorlog barstte pas goed los met de komst van de rode boekenkasten.
Mijn vrouw was in het dagverblijf toen ze kwamen, ik moest ze zelf in ontvangst nemen. Op een papiertje had ze geschreven waar ik op moest letten. Dat papiertje had ze op de koelkast gehangen. En als alles in orde was, mocht ik ze betalen.
Ze zouden tussen twaalf en een komen. Maar ze kwamen pas om half vier. Twee Latino's, nog maar net gearriveerd in New York, leek mij. Ze brachten de kasten boven.
Het ontwerp was van mijn vrouw, ze ontwierp boekenkasten in haar vrije tijd, en spiegels. Een bijzettafeltje had ze ook al ontworpen. Ik zei nog: 'Een van ons is toch al creatief, is dat niet genoeg?' Maar dat was kennelijk niet genoeg.
Tijdens het monteren van de boekenkasten vond er een bloedbad plaats. Ze waren bezig handvatten aan de deuren vast te zetten, toen een van de werklieden in zijn vinger boorde. Ik wist niet waar de pleisters lagen, want ik boor nooit in mijn vingers. Ik doorzocht de badkamer, alles viel op de grond: lippenstift, floss, scheermessen, antirimpel- creme, maar geen pleisters. In de woonkamer was een onschuldige illegaal aan het doodbloeden. Dat vond ik wat te veel van het goede. Voor mijn boekenkasten hoeft niemand te sterven. Toen ik eindelijk pleisters had gevonden, zat overal bloed aan - op de muur, op de grond, op de boekenkasten, op zijn kleren, op de bank. Dat laatste zou mijn vrouw leuk vinden.
'Gaat het?' vroeg ik en overhandigde hem de pleisters.
Hij vloekte in het Spaans. Het zag ernaar uit dat hij zijn vinger snel zou gaan verliezen. Ik wilde liever niet dat dat in mijn huis gebeurde.
'Ga maar,' zei ik, 'de rest doe ik zelf wel.'
Ik betaalde hun het afgesproken bedrag in contanten. Ik kon kiezen tussen een fikse korting en contant betalen of geen fikse korting en niet contant.
De niet-gewonde bezorger tekende een kwitantie. 'Junior, ontvangen,' schreef hij.
Ik hoopte dat zijn baas me zou geloven. Ze zeiden niet eens meer gedag.
Toen mijn vrouw thuiskwam vroeg ze: 'Wat is hier gebeurd?'
Een spoor van bloeddruppels en zaagsel bedekte het parket. Her en der lagen stukken gereedschap die de werklieden in de haast waren vergeten. Verder handvatten om de deuren mee te openen. Mijn vrouw had een boekenkast met deuren ontworpen, opdat het niet zo zou in- stoffen.
'Een bloedbad,' zei ik, 'een bloedbad, verder niets om je druk over te maken.'

De vrouw die met iedereen flirtte zat aan de bar op mij te wachten en flirtte nu met niemand. De eigenaar van de Bikini Bar hield kennelijk niet van flirten.
'Waar was je?'
Telefoneren,'zei ik.
Ze vroeg niet verder. Ze vroeg nooit verder, in het begin. Zodat ik dacht dat ze dat ook nooit zou gaan doen. Acceptatie van de wereld zo- als die is, is een belangrijk bestanddeel van geluk, in ieder geval een voorwaarde om de verzachtende omstandigheden als zodanig te herkennen.
Zo liep ik door de straten van Atlantic City met een vrouw die ik nog geen vierentwintig uur daarvoor had ontmoet in het Museum of Na- tural History en van wie ik niet veel meer wist dan dat ze monsterlijke handen had, een moeder die snel doodging en een vriendin met psoriasis.
Dat niet-weten was een voordeel; als ik alles had geweten, alles wat ik had kunnen weten, had ik daar niet met haar gelopen op zoek naar lenzenspul en zij niet met mij.
Voor een brillenwinkel bleven we staan.
'Er was een tijd,' zei Rebecca, 'dat ik dacht dat ik alleen maar lichaam was.'
'Maar toch wel met een hoofd erop?'
'Ja,' zei ze,'wel met een hoofd erop.'
Ik stelde voor iets fatsoenlijks te gaan eten. Maar Rebecca zei dat ze aan winterweerstanddragees genoeg had. Ik kocht er plastic borden bij om het feestelijk te laten lijken. Ik wilde zeggen: ik ben hier om over je te schrijven, Rebecca. Dat is de waarheid, ik ben hier omdat ik vermoed dat er een verhaal in je zit, en als er een verhaal in je zit, zit er geld in je, en als er geld in je zit, moet ik het eruit halen. In ruil kan ik je mijn obsessieve en onvoorwaardelijke aandacht aanbieden, tijdelijk natuurlijk, ik kan kleren voor je kopen en mijn gezelschap mag je hebben, eventjes, woorden kan ik op je loslaten die in het verleden hun effectiviteit hebben bewezen, zoals jagers hun honden loslaten, zo laat ik de woorden los. Maar wat ik voel is niets, of beter gezegd, ik voel dat er iets ontbreekt op de plek waar ik iets zou moeten voelen.
Natuurlijk zullen we vreemden voor elkaar blijven, maar is dat niet de voorwaarde voor verliefdheid, Rebecca, en voor dat wat mensen met zoveel gemankeerde hartstocht liefde noemen? Dat je vreemden voor elkaar blijft, dat je elkaar juist niet leert kennen, dat de ander een zwart gat blijft waarvan alleen de contouren zichtbaar zijn, een zwart gat dat opgevuld dient te worden met fantasie? Is dat niet de onuitge- sproken belofte van de verliefdheid: ik ben je fantasie die werkelijkheid wordt. Wie ik echt ben, zal verborgen blijven. Gesteld dat je uberhaupt iets echt kan zijn.'
Dat is wat ik wilde zeggen, en ook nog dat ze niet verbaasd moest zijn zichzelf op een zaterdagmiddag terug te vinden in een tweede- handsboekwinkel. Misschien had ze wel een kind bij zich, in een kinderwagen, en een man. Ze moest niet schrikken van zichzelf, ze moest niet boos zijn, ze wist toch wat ze deed toen ze met mij mee was gegaan, ze wist wat de voorwaarden waren voor mijn aandacht, ze wist wat ik aanbood en wat ik wilde hebben, en ze was slim genoeg om te weten dat ze haar leven in de uitverkoop had gedaan. En ze had kunnen weten dat ik de koopjesjager was, op zoek naar levens in de uitverkoop. De koopjesjager op wie ze misschien wel stiekem had gewacht. Daarom was ze naar me toe gekomen, met dat beeldje van die psoria- sispatiente. Misschien had ze gehoopt dat ik over haar zou schrijven als een koningin van de nacht. Maar dat verhaal interesseerde me niet, bovendien, er was meer nacht dan koningin.
Ik wilde zeggen dat mijn onuitgesproken beloftes leugens waren, dat zelfs mijn aanwezigheid een leugen was, net als de hare. Ze was er net zomin als ik; iemand die de verlangens van de ander weerkaatste, in de hoop zelf gered te worden, bestond helemaal niet.
We hielden elkaar stevig vast alsof we bang waren dat we per ongeluk zouden weglopen, in een onbewaakt ogenblik, en nooit meer zouden terugkomen.
Ze zei: 'Je denkt steeds weer dat jij de uitzondering bent.'
'Wie denkt dat?'
Ik:
'Dat denkt iedereen,' zei ik, 'daarom trouwen mensen, daarom maken ze kinderen, daarom gaan ze door met leven, omdat ze denken dat het voor iedereen geldt maar niet voor hen, omdat ze denken dat zij de uitzondering zijn.'

Mijn vrouw was woedend. Nog afgezien van al het bloed op behang en bank. De boekenkasten waren niet goed afgeleverd.
'Hoe kun je zoiets accepteren?' vroeg ze. 'Heb je dan geen ogen in je hoofd?' 'Ik dacht dat het wel goed was, ik ben toch geen expert.'
'Hier, kijk dan, sukkel,' riep ze,'kijk dan hoe ze het in elkaar hebben gezet.'
Ik zag niets.
'Iaat me met rust,'zei ik, 'ik heb andere dingen te doen dan me druk maken over boekenkasten. Als ze niet goed zijn, zetten we ze bij de vuilnis en kopen we nieuwe, wat interesseert mij het. Ik wil geen gezeur.'
Ze veegde mijn papieren van tafel. Ik had enorm veel papieren en ik legde ze altijd op tafel, dus het was nogal wat, wat daar van tafel geveegd werd.
'Houd op,' zei ze,'houd op te denken dat alleen die kutverhalen die je schrijft belangrijk zijn. Houd op de mensen te terroriseren.'
'Ik terroriseer niemand. Ik word geterroriseerd, door jou - als jij niet was geboren zou ik gelukkig zijn. Daar moet je maar eens over nadenken. Ik heb betaald voor die boekenkasten, dat is mijn bijdrage aan die kasten, voor de rest wil ik er niets mee te maken hebben.'
'Maar jouw boeken gaan er straks in, lui. Jouw boeken.'
'Omdat jij niet wilt dat ze langs de muur worden opgestapeld. Van mij mogen ze langs de muur worden opgestapeld, graag zelfs. Jij wilt het hier gezellig maken, ik heb geen behoefte aan gezelligheid. Ga het toch gezellig maken bij die gekken van je.'
'Als jij niet de boekenkastfabrikant opbelt en gaat klagen, ga ik hier weg,' zei Prinses Sprookje.
'Ik bel niemand, en zeker nu niet.'
'Dan ga ik weg,' zei ze. 'Dan kan je je pik in alle vrouwen steken waar je hem maar in wilt steken. In mij steek je hem toch niet meer. Dan kan je allemaal jaknikkers om je heen verzamelen, dat heb je toch het liefst, mensen die in amechtige bewondering aan je voeten liggen? Je beseft helemaal niet hoe dankbaar je mij moet zijn dat ik je nog weieens tegenspreek. Niemand durft jou toch meer tegen te spreken? Het kost bovendien veel meer energie iemand tegen te spreken dan gewoon ja
en amen te zeggen. Maar dat besef je helemaal niet. Zo verblind ben je.
'Waar ik mijn pik in steek is mijn zaak, al stak ik hem in de schoorsteen.'
'Ik ben vies van je pik,' zei de sprookjesprinses. 'God mag weten waar je hem overal in hebt gestoken. Misschien kan je hem voortaan beter wassen, zodat andere vrouwen niet eerst oude pis van je pik hoeven te likken als ze je pijpen.'
"Vind je mijn sperma vies?'
'Je sperma is nog het minste. Ik heb het over je pik die smaakt naar oude pis en tonijnsalade die te lang in de zon heeft gelegen.'
'Bedankt.'
'Mij maakt het niets uit, ik proef het toch niet meer, maar ik vind het zo sneu voor die anderen.'
'Ik vind het echt roerend dat je je zorgen maakt om andere vrouwen, maar we hadden het niet over mijn pik, maar over de boekenkasten die jij besteld hebt, hoor je me: jij. Jij hebt ze besteld, jij wilde nieuwe boekenkasten.'
'Voor jouw boeken, voor jouw boeken, meneer Mehlman.'
'Ik heb geen tijd me zorgen te maken om onvolkomenheden in boekenkasten, sterker nog, het interesseert me niet. Ik moet een nieuw boek schrijven, ze wachten op een nieuw boek.'
Mijn vrouw begon te lachen. 'Een nieuw boek. Een nieuw boek. Wie wacht op een nieuw boek? Ze gaan je Sidney Brochstein-cyclus verramsjen. Ik heb van mensen gehoord dat ze dat een ontaarde cyclus vonden, nou, jij bent ook ontaard. Maar dat wil niemand weten omdat ze denken: Misschien hebben we die Mehlman nog nodig om een verzamelbundel samen te stellen of plaats te nemen in een of andere debiele jury.'
'Wie zegt dat die Sidney Brochstein-cyclus ontaard is, wie zegt dat?'
'Wat doet het ertoe wie het zegt? Iedereen zegt het.'
ik wil naam en adres van de mensen die zeggen dat mijn Sidney Brochstein-cyclus ontaard is, naam en adres, hoor je me? Dan zal ik eens bij ze langsgaan om ze te laten zien wat echt ontaard is. Hebben ze dan helemaal geen onderscheidingsvermogen meer?'
'Luister, Robert,' zei de sprookjesprinses, 'trek weer bij je moeder in. Dat is echt het beste. Jullie zijn allebei even gestoord, dus ik denk dat jullie gelukkig zullen worden onder een dak. Maar op je moeder na moet je nooit meer met iemand gaan samenwonen, dat is misdadig.'
Ik begon mijn papieren van de grond te rapen. 'Ik bel De Boeken- kastkoning wel,' zei ik. De Boekenkastkoning, zo heette het bedrijf waar wij de boekenkasten hadden besteld.
De eigenaar wilde nog diezelfde dag langskomen om de schade op te nemen. Troost kwam anderhalf uur later, in de persoon van George, een praatgrage Griek, eigenaar van De Boekenkastkoning. Hij nam de schade op. De sporen van het bloedbad waren nog zichtbaar. 'Ja,' zei hij, 'sommigen van mijn werknemers zijn een beetje warrig. Deze mocht een tijd niet werken. Toen kwam hij terug en zei dat hij van de dokter weer mocht werken, maar hij is toch nog niet helemaal beter.' Hij beloofde dat alle onvolkomenheden binnen twee weken zouden zijn weggewerkt. Hij zou wel een paar mannetjes langssturen.

Ze kon niet slapen, Rebecca. Om elf uur werd ze wakker en ze wilde naar beneden. 'Ik ben onrustig,' zei ze, 'ik heb zin om met mijn hoofd tegen de muur te beuken.'
'Nee,' zei ik,'doe dat maar niet.'
Ik gaf haar wat winterweerstanddragees.
'En je vader,' vroeg ik, 'is die ook stervende?'
'Nee,' zei ze, 'die is met porno in de weer. Ais ik bij hem ben, vind ik op de onmogelijkste plekken porno: in de wasmand, tussen zijn bankafschriften, op zijn bureau tussen stapels vakliteratuur.'
'In de wasmand, dat is wel inventief.'
Ze haalde haar schouders op.
Ik legde een troostende hand op haar hoofd. 'Oudere mannen met een hobby, dat houdt de dood op een afstand.'
We kleedden ons weer aan en gingen naar beneden.
Ik vroeg of ze het erg vond om deze avond niet te gokken, of misschien alleen maar te gokken met kwartjes die we in machines konden gooien.
'Laten we dan maar gokken met kwartjes,' zei ze.
De zondag nadat de boekenkasten waren afgeleverd was het onverwacht stralend weer. Mijn vrouw wilde gaan wandelen.
's Ochtends had ik gewerkt. Aan een televisieserie voor jongeren. Ik had ja gezegd vanwege het geld. Ik zei vaak ja vanwege het geld. American Express klopte op de deur en VISA krabbelde aan het raam, en ik dacht: Een televisieserie voor jongeren, waarom niet?
Waarom ze mij hadden gevraagd was me een raadsel. Ze dachten kennelijk dat ik grappig was. Als mensen eenmaal een beeld van je hebben, stellen ze dat liever niet meer bij. Daarom kun je het beste blijven wie de mensen denken dat je bent, als je hen niet in verwarring wilt brengen.
Ik had die zondagochtend een aflevering geschreven en me vooral verheugd op onenigheid met de opdrachtgeefster, want het mocht niet te absurd zijn had ze gezegd. En niet een keer, nee wel drie keer. Vroeg of laat verraden mensen zich door hun taal, hoe gewichtig ze willen lijken, hoe ambitieus ze zijn.
Iemand had eens tegen mij gezegd: 'Wrijf de mensen toch niet in dat ze geen talent hebben, ze kunnen er niets aan doen.' Maar ik wreef ze niet in dat ze talentloos waren, wat ik ze inwreef was dat ze de rol die ze wilden spelen zo slecht hadden ingestudeerd.
Om half een zei mijn vrouw: 'Zullen we gaan wandelen?'
We namen een taxi naar een Italiaans restaurant in Soho. Want voor het wandelen moest er eerst gegeten worden. Het restaurant had een tuin. Voor de tuin was het net iets te koud, maar we zaten bij de open deuren. Ik had een kir royal besteld, mijn vrouw wilde alleen water.
Het begon, meen ik, met een dubbele afspraak. Ze had die woensdag met een andere psychiater afgesproken naar jazz te gaan luisteren, en ik had gezegd dat ik mee wilde. Ik kon me niet herinneren dat ik dat had gezegd, maar er was zoveel dat ik me niet kon herinneren.
Ik had voor die woensdagavond een afspraak gemaakt met mijn minnares, voor het eerst in weken. Niet om te neuken. Ze had gezegd dat er iets was waarover ze me wilde spreken. Ik had geantwoord dat we woensdagavond wel iets kleins konden gaan eten. Uit pieteit. Nee, niet uit pieteit, laat ik me niet mooier maken dan ik ben. Ik zei ja uit nieuwsgierigheid, uit interesse, ik dacht: Misschien vertelt ze me nog iets waar ik wat aan heb. Misschien was het sentiment. Het drama van mijn buurman kan mijn brood zijn.
Ik kon dus niet naar jazz luisteren. Ik had met Evelyn afgesproken. Toen Evelyn en ik ophielden elkaar te ontmoeten in nabijgelegen hotels begon het ongemak. Twee mensen die iets van elkaar weten dat ze niet hadden moeten weten en die elkaar nu weer onder andere omstandigheden zien.
Mensen die niet uit je leven verdwijnen, besefte ik, zorgen voor on- gemak. Het beste is verdwijnen uit de levens van mensen en dan weer opduiken in de levens van andere mensen, voor wie alles nog nieuw is, voor wie de glans nog niet is vergaan, die nog de kracht hebben om in jouw goudverf goud te herkennen, om in je schorre stem het geluid van een operazanger te horen, en in je cadeautjes die iedere dag weer per post arriveren liefde te zien die vlees is geworden.
'Je hebt ja gezegd,' zei mijn vrouw. 'Ik vroeg nog of het je leuk leek en je zei ja.'
'Ik heb niet goed geluisterd.'
'Je luistert nooit goed als ik iets zeg, je bent er nooit bij met je gedachten als ik praat, het gaat allemaal langs je heen, zo wil ik niet meer worden behandeld. Luister je?'
'Schreeuw niet zo, we zijn niet thuis.'
'Waarom maak je dubbele afspraken? Waarom gaat iedereen altijd
voor?'
Ik nam een slok van de kir. Een ober vroeg of we al besloten hadden en ik zei: 'Geef ons nog een paar minuten.'
'Ik ben geen hond die je mee kan slepen als je toevallig niets beters te doen hebt.'
'Ik sleep je niet mee als een hond, jij loopt achter me aan als een hond. Als jij in de stad bent en je bent niet bij je gekken, ben ik geen seconde alleen, geen seconde.'
'ledereen moet kwijlen om jouw pik in zijn mond te mogen nemen, inclusief de mannen, maar ik verdom het.'
'Fijn,' zei ik,'wat zullen we eten?'
'Weet je wat zo jammer is, dat jouw ego nog groter is dan Rusland en China bij elkaar, misschien kun je daar eens iets aan doen? En misschien kun je dan ook meteen ophouden te denken dat iedere seconde van het leven competitie is. Je hoeft niet met iedereen in competitie te zijn, je hoeft niet iedereen te overwinnen.'
Ik sloeg de kaart dicht. 'De rest van de wereld is met mij in competitie, niet omgekeerd. En wat mijn ego betreft, als het je te groot is, ga dan weg. Ga dan eindelijk weg. Geef me ook de kans gelukkig te worden.'
Ik kreeg een glas mineraalwater in mijn gezicht. Het prikte meer dan ik had gedacht. Ik had lang geen mineraalwater in mijn gezicht gehad, wel wijn, champagne, ijskoude thee, maar geen mineraalwater.Ik betaalde voor het water en de kir royal en we verlieten de zaak. Het was druk buiten. Mensen wandelden in de zon. Ook wij wandelden in de zon, zwijgend, tot we bij de Hudson kwamen. Daar gingen we op een bankje zitten en keken we naar New Jersey. En naar mensen die voorbijkwamen. Fietsers, half ontblote jongeren op rolschaatsen, families met kinderen, oude mannen zwetend en rennend op weg naar de totale gezondheid, verliefde stelletjes, vrouwen in rolstoelen.
Zo ging de zondag langzaam voorbij, maar we hadden geen honger.
'Wat een prachtige dag,' zei ik.
En de sprookjesprinses zei: 'Ja, wat een prachtige dag.'
'Zo gaat het niet langer,' zei ik.
De sprookjesprinses zei: 'Zo gaat het niet langer.'
En ik ging verder: 'Wat een prachtige dag, wat begint de lente vroeg dit jaar.' En ik dacht aan de televisieserie voor jongeren die niet te absurd mocht zijn. 'Een beetje absurditeit is goed,' had de opdrachtgeefster geschreven, 'maar niet te veel, het moet wel herkenbaar blijven.' Deze boodschap had ze met een rode pen onderstreept.
Ik had naar een ander land willen gaan, ik had nooit meer willen reageren op brieven en telefoontjes. Ze zouden voor altijd moeten wachten op de televisieserie voor jongeren die niet te absurd mocht zijn, en ook op mijn roman zouden ze nog tienduizend jaar mogen wachten, want hier hield het op. Ik zou verdwijnen om elders op te duiken, als dameskapper bijvoorbeeld.
'Zo gaat het niet,' zei de sprookjesprinses, 'dit is de hel.'
Als ik mezelf zou portretteren, zou ik me onherkenbaar verminken, iedereen zou ik onherkenbaar verminken, de hele wereld zou ik onherkenbaar verminken, met hamer en schaar zou ik te werk gaan, veel zou uit elkaar worden gerukt, met de blote tanden.
'Ach,' zei ik, 'de hel, het valt wel mee.'
We liepen naar huis. Ik zei: 'Ik zal vanavond nog maar eens een aflevering schrijven voor die serie die niet te absurd mag zijn, omdat het herkenbaar moet blijven.'
'Dat is belangrijk voor zo'n televisieserie,' zei de sprookjesprinses, 'herkenbaarheid.'
'Alles staat of valt met herkenbaarheid,' beaamde ik. 'Ze moeten zien wat ze allang weten, maar op zo'n manier dat het lijkt alsof ze het voor de eerste keer horen, dan is iedereen tevreden.'Mijn moed was begrensd. Mijn moed paste in een luchtpostenve- loppe. Daarin had ik hem ook gestopt en op de post gedaan.
'Ik heb gewonnen,' zei Rebecca, 'volgens mij wel honderd dollar.' Het geluid van de rinkelende munten uit de machine deed mij aan een dodenmars denken.
'Gefeliciteerd,' zei ik, en ik omhelsde haar. 'Eindelijk hangt er geluk boven ons hoofd.'

Die woensdag ging ik dus niet jazz luisteren samen met mijn vrouw en een psychiater. Ik zei dat ik een afspraak had met een buitenlandse uitgever. In een hotel. Buitenlandse uitgevers logeren nu eenmaal in hotels.
'Uit welk land komt die uitgever?' wilde mijn vrouw weten.
'Frankrijk,' zei ik.
'Frankrijk?'
Ze fronsde haar wenkbrauwen. 'Ben je daar uberhaupt uitgegeven?'
'Wis en waarachtig.'
'En ben je daar nog niet verramsjt?'
'Nee, niet dat ik weet.'
'Wat zou er met die Fransen zijn?'
'Ik weet het niet.'
Ik klopte wat stof en huidschilfers van een donkerblauw jasje.
'En nu gaat die uitgever met je eten?'
'Ja, hij heeft grote plannen met me.'
'Grote plannen?'
'Hij zegt dat ik een belangrijk schrijver ben.'
Mijn vrouw begon te lachen, ze opende het raam.
'En als je klaar bent, kom je dan nog naar de jazzclub?'
'Natuurlijk,' zei ik,'als ik klaar ben, kom ik.'
Ik deed mijn schoenen aan. Ik had ze voor de zekerheid gepoetst. Je weet het nooit.
'Wat zie je er netjes uit,' zei mijn vrouw.
'Ie weet toch,' zei ik,'hoe de Fransen zijn.'
'Nou, ik hoop dat hij je wat moois aan te bieden heeft. Hoe heet hij eigenlijk?' 'Mastroianni.' Het was eruit voor ik het wist.
'Mastroianni,' zei mijn vrouw,'wat grappig, net als de acteur?'
'Ja, net als de acteur. Heel verre familie, denk ik. Zijn vader is Italiaans, zijn moeder Frans, hij is in Parijs opgegroeid.'
'Heette die Franse uitgever van je niet Nabokov?'
Natuurlijk heette die Nabokov, hoe kon ik Mastroianni zeggen als ik Nabokov bedoelde?
'Nabokov is de directeur. Maar Mastroianni is de redacteur met wie ik het meest te maken heb. Mastroianni doet buitenlandse fictie.'
'Wat grappig,' zei mijn vrouw, 'Nabokov en Mastroianni, werkend voor een en dezelfde uitgeverij.'
'Ze houden daar kennelijk van beroemde namen. Maar ik moet nu echt weg, anders zit die arme man op me te wachten.'
Ze liep mee naar de vestibule. 'Veel plezier, kleine lieverd,' zei ze.
'Jij ook, Prinses Sprookje,' zei ik, 'veel plezier in de jazzclub. Ik kom zodra ik klaar ben.'
'Neem iets mee wat geluk brengt,' zei de sprookjesprinses. Ze keek om zich heen. 'Hier, een haarspeld. 'Ze gaf me een haarspeld die op een vlinder leek.
'Het is gewoon maar een ontmoeting met een Franse uitgever.'
'Je weet het nooit,'zei ze,'neem nou maar mee.'
Ik keek mijn vrouw even aan, toen stopte ik de haarspeld in mijn binnenzak.
Ik had Josef Capano het programma voor de avond laten regelen. Ik hield niet van organiseren. Auto's, restaurantreserveringen, kleine cadeautjes. Het was niet de bedoeling dat we zouden gaan neuken, maar ik had voor de zekerheid toch vijf condooms meegenomen. Je wist nooit wat mensen van je wilden.
Capano stuurde mij de geheime programma's altijd per koerier toe, in een bruine enveloppe waarop PRINTER MATTER stond. En voor die tijd belde hij voor de zekerheid nog even op. 'Ben je thuis?' vroeg hij dan. 'Er komt iets geheims aan.'
' Dag Robert,' had Capano geschreven. 'De Godin komt om 5:15 naar The Kitano. Ik wacht daar voor de deur in de limousine. (Auto voor acht personen, zeventig dollar per uur plus fooi.)
Vervolgens breng ik haar naar hotel Waldorf=Astoria, waar jij vanaf 5:20 in de bar zit te wachten. Kom niet te laat en houd in de gaten dat er rond dat uur bijna geen taxi's te krijgen zijn.
Ik vertel haar waar jij zit, maar ga niet mee naar binnen. Als je dus te laat bent zit ze voor LUL. Daarna laat ik mij naar huis brengen en stuur de auto weer terug naar VValdorf=Astoria. Die, als hij niet voor de deur kan wachten vanwege politie etc., vanaf 6:30 elk kwartier voor de deur staat. Neem je horloge mee!
Vervolgens diner. The Terrace. 400 W J19 Street. Tel. 6669490. Tussen Amsterdam en Morningdrive. Reservering om zeven uur. Mocht je dit willen veranderen, omdat het bijvoorbeeld erg gezellig is bij Waldorf=Astoria, bel ze dan vanuit het hotel.
Ik schat dat het ongeveer een halfuur rijden is van het hotel naar The Terrace. Is het programma akkoord?
Hartelijke groet, Josef Capano
ps Uit je hoofd leren en opeten.'
Ik was een producent van waanvoorstellingen. Wie mij wilde ontmoeten, moest mij op komen zoeken in de op maat gemaakte waanvoorstelling. De drank was gratis, het eten van de beste kwaliteit en de beddenlakens waren van Egyptisch katoen.
'Rebecca,' zei ik, 'als niemand je meer een strobreed in de weg legt, dat is eenzaamheid, denk je niet?' Ze deed de gewonnen kwartjes in grote plastic bekers. 'Wie legt je dan een strobreed in de weg?'
'Niemand,' zei ik, 'niemand, helemaal niemand. Ie hebt sexy ogen, weet je dat?'
Ik dacht aan Evelyn, want die had dat tegen me gezegd op een ochtend in een wc en ik geloofde haar niet. Niet die ochtend in een wc, en niet de ochtenden die daarop volgden. En nu ikzelf haar woorden herhaalde, geloofde ik er nog steeds niets van. 'Evelyn,' zei ik.
'Rebecca,' zei ze,'Rebecca is de naam.'
Ik ging meestal 's ochtends om half negen naar het koffiehuis. Soms alleen, soms met mijn vrouw. Er waren dagen dat ze niet meekwam, als ze vrij was hield ze van uitslapen, de sprookjesprinses.
Het was zo'n ochtend dat ze niet meekwam. Het was laat geworden. We hadden in een wodkabar wodka gedronken uit hartvormige vaasjes. Samen met een vriendin van de sprookjesprinses, ook werkzaam in de psychiatrie, zij het op de gesloten afdeling. De ochtend erop liep ik alleen met mijn krant naar het koffiehuis. Het voelde alsof de alcohol mij er toch nog onder had gekregen. Ik ging zitten op mijn vaste plek. Evelyn bracht me koffie en sinaasappelsap. Verder was er niemand.
'Een croissant?' vroeg ze.
'Nee,' zei ik, 'vandaag niet.' Na zo'n avond moet je niet moddervette croissants naar binnen werken, want dan komt alles er meteen uit.
Ik las de krant.
Evelyn ging de wc in, even later kwam ze weer naar buiten. 'Kun je even helpen?' zei ze. 'Ik moet de lamp verwisselen en er is geen ladder. Als jij me vasthoudt, kan ik op de wc gaan staan.'
'Heb je hoogtevrees?'
'Een beetje.'
Ik had natuurlijk kunnen aanbieden zelf de lamp te verwisselen, maar dat kwam niet in me op. Ik ben niet zo'n lampenverwisselaar. Ik zei: 'Ik houd je wel vast.'
Ze ging op de wc staan; met mijn linkerbeen hield ik de deur open zodat er wat licht naar binnen viel en met mijn beide handen hield ik haar kuiten vast. Ze verwisselde de lamp. Het kostte nogal moeite, want de kapotte lamp was er stevig ingeschroefd. Op een gegeven moment keek ze naar beneden en zei: 'Je hebt sexy ogen.'
Ik moest lachen. Zij ook.
'Dank je,' zei ik, 'dat heb ik nog niet eerder gehoord.'
'Toch is het zo,' zei ze en gaf me de kapotte lamp aan. Ze was met de nieuwe lamp bezig.
Ik zag mijzelf in de spiegel, echt sexy vond ik me niet.
Toen zei Evelyn: 'Martel me niet zo, ik heb al twee maanden geen man gehad.' Ze klom van de wc. Het licht deed het weer. Maar met mijn voet hield ik nog altijd de deur open.
ie hebt toch een man?'
'We doen niets met elkaar, de laatste keer dat we iets met elkaar gedaan hebben was met Valentijnsdag. Toen duurde het twee minuten.'
'O,'zei ik,'masturbeer je dan niet?'
'Nee,' zei ze, 'dat maakt het alleen maar erger. Er is toch alleen maar een hand, daarbeneden.'
Misschien had ik de deur toen dicht moeten laten vallen, maar ik bleef staan, wachtte tot ze de wc weer had opgeruimd, ging toen terug naar mijn plaats en las verder in de krant.
Bij het afrekenen zei ze:'Zie ik je later nog?'
'Misschien,'zei ik,'misschien voor de lunch.'
De dag dat Evelyn zei dat ik sexy ogen had, was de dag dat ze een lamp in de wc moest verwisselen. De dag dat Het Lege Vat mijn leven binnenwandelde was de dag dat de schoorsteenvegers tevergeefs mijn schoorsteen probeerden te vegen. Tussen die twee dagen liep een spoor van andere dagen, ontmoetingen, en rekeningen, maar daar in hel casino, met allemaal gewonnen kwartjes in plastic bekers, kwam het me voor dat die twee dagen onafscheidelijk met elkaar verbonden waren. Alsof de ene ontmoeting automatisch uit de andere volgde.
Ik liep terug naar huis met twee cappuccino's voor mijn vrouw.
Het werk lukte die ochtend niet. Op een papiertje schreef ik: 'Martel me niet zo, ik heb al twee maanden geen man gehad.'
Het duurde een paar weken en toen zat ik op een ochtend weer alleen in het koffiehuis.
'Van wat voor eten houd je?'vroeg ik.
'Iets simpels,' zei Evelyn. Ze telde wisselgeld uit.
'Wat eet je meestal?'
ik eet alleen als ik tijd heb. Waar houd jij van?'
'Frans, Italiaans, Spaans.'
ik zou het je eigenlijk niet moeten vertellen,' zei ze, 'maar ik observeer je: hoe je binnenkomt, hoe je je koffie drinkt, hoe je je zakje suiker openscheurt, hoe je met je vrouw praat, hoe je je jas aantrekt, ik zie alles. Ik zie dingen die ik helemaal niet zou moeten zien.'
'Hoe bedoel je?'
Maar toen kwamen er klanten binnen en ze zei: 'Ik zie je later wel.'
Ik schreef die ochtend een verhaal, getiteld 'Martel me niet zo, ik heb al twee maanden geen man gehad'. Het tijdschrift waarvoor het verhaal bestemd was zou me later berichten dat ze het leuk vonden, maar de titel te lang.
Prinses Sprookje had lunchpauze van twaalf tot een. Vaak zocht ik haar op, zodat we samen konden lunchen. Tenslotte was ons hele leven een soort uit de hand gelopen lunchpauze. Als het mooi weer was, kochten we een broodje en aten dat buiten op. We keken naar mensen en bespraken de voorbijgangers. Ik hield ervan naar mensen te kijken en die met de sprookjesprinses te bespreken.
Die dag waren er geen mensen die we bespraken. De sprookjesprinses vroeg: 'Wat heb je gedaan?'
'Gewerkt,' zei ik.
We aten zwijgend.
'Ga je terug naar huis?'
'Nog wat werken.'
Maar ik was van plan naar een winkel te gaan en een klein cadeautje te kopen. Een tasje met make-up, een vaasje, een klein rieten mandje om oorbellen in te bewaren. Kaarsen die je uitblies en die dan vanzelf weer aangingen.
Een producent van waanvoorstellingen heeft geen dag vrij. De ene waanvoorstelling volgt de andere op. Om te voelen zonder echt iets te hoeven voelen, om net genoeg te voelen, maar niet zoveel dat het pijnlijk wordt. Eigenlijk had ik advertenties moeten zetten: 'Bel Mehlman, maak van uw leven een waanvoorstelling. Voor u op maat gemaakt.'
Is dat niet wat iedereen wil? Dromen, en denken dat je alleen maar wakker hoeft te worden om er een eind aan te maken, dat je alleen je ogen hoeft te openen om alles te zien zoals het echt is.

We wisselden de munten in voor bankbiljetten. Rebecca had honderdtwintig dollar gewonnen. Daarna gingen we terug naar de boulevard. Het was eindelijk opgehouden met regenen, het was nu alleen nog maar koud. We gingen op een bankje zitten. Alle slijters waren al dicht. Dus dronken we wateren ijsthee.
'Waar denk je aan als je schrijft?' vroeg Rebecca plotseling. De vraag verraste me.
'Waar denk jij aan als je flirt?' vroeg ik. Toen ging ik achter haar staan en ik legde mijn armen om haar heen.
'Ben ik je eerste minnares?' vroeg ze.
Ik zei: 'Ja.'
'Lieg je niet?'
Ik keek naar de hotels, ik keek naar haar gymschoenen, ik keek naar de halflege fles water.
'Nee, ik kan helemaal niet liegen.'
'En al die verhalen die je schrijft?'
'Die zijn niet gelogen,' zei ik, 'die zijn waar. Verhalen kunnen op zoveel verschillende manieren waar zijn.'
Sommige mensen keken ervan op als je beweerde dat elk menselijk contact uitgelegd kon worden als een transactie waarbij iets gekocht en iets verkocht moest worden. Als ergens de wetten van de economie op toepasbaar zijn, dan toch wel op emoties.
Ik kocht snuisterijen voor Evelyn bij een Rus die naar oud paard rook. Zijn hele winkel rook naar oud paard. Huiten was het lente en scheen de zon, maar in de winkel van de Rus was het altijd winter en het rook er naar oud paard.
Het waren goedkope snuisterijen, maar ze zagen er toch heel aardig uit. Ik pakte alles mooi in. Toen ging ik naar het koffiehuis. Mijn vrouw kwam tussen drie en vier thuis van de gekken. Het hing er een beetje van af, soms bleven de gekken plakken. Of ze wilden de bus niet in, of er werd er een gewelddadig, en dan moest mijn vrouw op de politie wachten om de patient naar het ziekenhuis te brengen. Soms moesten er voor een gek wel zes politieagenten uitrukken.
Ik ging op mijn vaste plek in het koffiehuis zitten en las een tijdschrift. Na een halfuur en een halve fles mineraalwater stond ik op, liep naar de kassa, en zei: 'Onder mijn tafel staat een tas, die kan je mee naar huis nemen. Je kan hem ook weggooien. Kijk maar.'
Ze glimlachte. Een klein litteken viel me op, rechts onder haar kin. 'Ik kijk wel,' zei ze. Toen keek ze om zich heen of niemand ons zag en zei: 'Je bent mijn eerste cappuccino.'
'Hoe bedoel je?' "s Ochtends,' zei ze. 'Marvin komt vroeger dan jij, maar die wil gewone koffie, Gertrude drinkt thee, en dan kom jij om half negen. Jij bent mijn eerste cappuccino. En wat er ook gebeurt, je zal altijd mijn eerste cappuccino blijven.'
Ik rolde mijn tijdschrift langzaam op. Het papier plakte aan mijn handen. 'Je eerste cappuccino,' zei ik, 'dat is fijn.'
'Zijn ze eigenlijk lekker?'
'Je cappuccino's? Niet om over naar huis te schrijven.'
Ze liep mee naar de deur. 'Weet je dat andere klanten speciaal om mij vragen als ze een cappuccino bestellen?'
'De andere klanten zijn gek.'
'Goed, ik zal Sonya vragen of ze voortaan jouw cappuccino's maakt.'
Sonya werkte ook in het koffiehuis. Ze was een dakloze uit Algerije die beweerde dat ze uit Parijs kwam en daar modeontwerpster was geweest. De eigenaar nam graag daklozen aan, want die waren goedkoop en ze stonden ook nooit te trappelen om naar huis te gaan.
'Misschien kunnen we eens naar Atlantic City gaan?' zei ik tegen Evelyn.
'Waarom?'
'Om jou te leren hoe je cappuccino's maakt.'
'Dat is goed,'zei ze,'dan zal ik jou leren hoe je salsa moet dansen.'
Niemand praatte toen nog over verramsjing van mijn Sidney Broch- stein-cyclus. De schulden op mijn creditcards waren nog geen bergen, maar kleine vriendelijke heuveltjes vol sappige weiden. Men hield mij nog voor iemand. Sommigen in ieder geval. Maar zelf wist ik al beter. Het kaf stond op het punt van het koren gescheiden te worden. Ik kreeg weieens dreigbrieven van mensen die zo onverstandig waren geweest het geschreven woord persoonlijk te nemen. 'Dat uw boeken goed verkopen,' schreef een meneer,'doet mij twijfelen aan de intelligentie van de mensheid.'
Ik schreef terug: 'Dat u pas bent gaan twijfelen aan de intelligentie van de mensheid door de verkoop van mijn boeken, doet mij twijfelen aan uw intelligentie. Niettemin wens ik u het beste. Overigens verkopen mijn boeken allang niet meer goed. U loopt achter.'
Ik had een contract getekend om een kookboek te schrijven. Het voorschot was niet onaardig. In het contract was sprake van een 'literair kookboek', om de pijn te verzachten. Maar literaire kookboeken lx/staan niet. Kookboeken zijn kookboeken. Niet dat ik iets van koken wist, maar dat leek me ook nergens voor nodig.
Weken later zijn we inderdaad naar Atlantic City gegaan, Evelyn en ik.
'Vergeet het gokken,' had ze in de auto gezegd, 'laten we ons concentreren op de liefde.'
'Zoals je wilt,' antwoordde ik. Dus toen hebben we ons maar geconcentreerd op de liefde. En het is waar, liefde vereist meer concentratie dan gokken. De waanvoorstellingen lijken op elkaar, ze worden alleen steeds door andere mensen bevolkt.
Ik wilde van de taal een zweep maken om de mensen te dresseren. Een mensendresseur, dat was ik eigenlijk, maar mijn circus kampte met een ondeugdelijke boekhouder en een tent die was weggevlogen.
Het koffiehuis ging om elf uur dicht. Om half elf zei ik tegen de sprookjesprinses: 'Ik ga nog even wat drinken.'
Het was die avond dat ik kaarsen had gekocht die je uitblies en die dan vanzelf weer aangingen en een mandje voor oorbellen. Mijn eerste cadeautjes voor Evelyn.
'Zal ik meegaan?' vroeg ze.
'Nee,' zei ik, 'ga maar lekker slapen, je moet morgen vroeg weer naar de gekken.'
'Ja,' zei de sprookjesprinses,'dat is beter. Veel plezier.'
Evelyn sloot twee keer per week af.
ik dacht dat je niet meer zou komen,' zei ze.
Er zaten nog wat klanten. Een viertal toeristen gebogen over grote stukken appeltaart. Ik ging naast de wc zitten waar ik altijd zat. De toeristen rekenden met haar af. Ze deed de grote lichten uit, sloot de deur, zette stoelen op tafels. Toen kwam ze naast me zitten en zei: 'Zo.'

In de krant stond dat nihilisme tot geweld leidt. Als dat waar is, dan leidt porno tot liefde.
Rebecca lag op bed en keek televisie. Ik zat in mijn onderbroek op een stoel bij het raam waarop vorige bewoners ondefinieerbare vlekken hadden achtergelaten, maar het stoorde me niet.
In Europa was mijn vrouw bezig op te staan. Ze zou douchen en haar koffer pakken en zich dan langzaam klaarmaken voor de terugvlucht. Ik zou niet thuis zijn. Niemand zou thuis zijn. In de koelkast zou alleen het gerookte eendenborstje liggen dat ik niet had opgegeten en ook niet had weggegooid.
Ik was te laf om tegenover de sprookjesprinses te gaan zitten en te zeggen dat wie zichzelf wilde ontvluchten eerst en vooral moest verdwijnen uit de levens van de mensen die hem het best kenden. Die hem het dierbaarst waren. Ik zou een brief sturen, per expresse.
Ik liet de krant op de grond vallen.
'Leidt porno tol liefde?'vroeg ik aan Rebecca.
Er kwam geen antwoord. Ze had een koptelefoon op. Ze hoorde me niet. Ze was blij omdat ze iets gewonnen had, omdat ik had gezegd dat het geluk boven haar hoofd hing en daar nu ook wel een tijdje zou blijven hangen.
Ik pakte briefpapier van het hotel en schreef zo netjes als ik kon:
'Lieve Prinses Sprookje,
Hopelijk heb je een goede vlucht gehad en heeft het congres over dromen je niet te veel uitgeput. Sorry dat er iets misging met de creditcard, ik zal uitzoeken hoe dat komt en het in orde maken.
Net las ik in de krant dat nihilisme tot geweld leidt. De theorieen worden steeds merkwaardiger. Heb jij nog theorieen, of is elke behandeling een maatpak voor de patient?
Sommige mensen, vooral vrouwen heb ik gemerkt, denken dat de route naar liefde via seks leidt. Wij denken dat allang niet meer, gelukkig, 7.0 we dat al ooit hebben gedacht. Welke route er wel heen leidt is mij onduidelijk.
Sorry dat ik het eendenborstje niet heb opgegeten en ook niet heb weggegooid. Ik was druk met een nieuw boek. Werktitel: Brieven aan mijn schoorsteenveger. Hoewel Brieven aan de weerman wat mij betreft een goed alternatiefis.
De route die ik heb genomen voerde langs deadlines. Beter gezegd, de route was een vluchtroute en deadlines waren de reddingsboeien, de structuur in mijn leven, het antwoord op bijna alle vragen.
Wat doe ik hier in Atlantic City? Ik heb een deadline, er moet een verhaal worden geschreven. Eigenlijk zijn deadlines het antwoord i>p mijn leven. Andere mensen hebben idealen, families, kinderen, mijn god, misschien zelfs iets wat het woord toekomstvisie verdient, ik heb deadlines. Maar ze beginnen me te vervelen, de deadlines.
O, De Boekenkastkoning heeft gebeld. Die extra planken die je hebt besteld worden volgende week afgeleverd. Sorry dat ik van de hak op de tak spring, hel is laat en mijn hoofd zit vol.
Ik kom voorlopig niet meer terug. Het staat je vrij om uit mijn leven te verdwijnen. Ik heb niet de moed om uit jouw leven te verdwijnen, daarom kom ik voorlopig niet meer terug. Ik ga een kookboek schrijven. Ik heb een contract getekend, een tijd geleden alweer, voor een kookboek, een literair kookboek - weet jij wat dat is? Ik ook niet, maar ik vind het wel uit. In de Midwest schijnen motelkamers spotgoedkoop te zijn. Van het voorschot, dat niet onaardig was, heb ik een paar maanden huur betaald. Ook alweer een tijd geleden. Blijkbaar schijnt er een markt te zijn voor literaire kookboeken.
Geld is onbelangrijk, wat niet kan verhullen dal alleen een bestseller ons van de financiele ondergang kan redden. Dakloos worden scheelt ook veel geld, maar daarmee hebben we nog niet de schulden afbetaald.
Waar haal je zo gauw een bestseller vandaan? Die vallen niet als rijpe appeltjes uit de bomen. Daar weten wij alles van. Een rijke psychiatrische patient die jou opneemt in zijn testament zou ons ook aardig op weg helpen, als die patient dan tenminste snel doodgaat.
Ik zit hier met een vrouw, maar heb nog niets met haar gedaan. Wel gezoend. Met andere vrouwen heb ik wel van alles gedaan. Misschien vermoedde je dat allang, ik weet niet wat je wel en wat je niet vermoedde. Ie hoeft niet alles uit te spreken.
De deadlines van kranten, tijdschriften en uitgeverijen verveelden me, of schreef ik dat al? Dus begon ik mijn eigen deadlines te verzinnen. Ik beklaag me niet. Ik was bij mijn volle verstand toen ik de effectiviteit van woorden in de praktijk wilde bewijzen. Mijn woorden waren charmant en mijn geld was dat ook, wie van die twee het charmantst was moeten anderen maar beslissen.
Sorry dat mijn pik naar oude pis smaakte, ik zal hem in het vervolg nog beter wassen. Wees voorzichtig. Ik bel of schrijf snel. Kusjes,
Robert, schrijver van literaire kookboeken
PS Vind jij het terecht dat ze me verramsjt hebben? Weet jij wat kunst is en of nihilisme tot geweld leidt? Porno die tot liefde leidt, dat is kunst. Nu ga ik slapen.'
Maar de brief die ik uiteindelijk stuurde luidde als volgt:
'Lieve Prinses Sprookje, Hoe was de vlucht? Hoe was Basel? Hoe was het congres? Sorry voor het ongemak met die creditcard. Ik zit, zoals je ziet, nog in Atlantic City, doe onderzoek voor een nieuw boek. Zal je later alles vertellen.
Ik ben vergeten het eendenborstje weg te gooien of op te eten. Misschien is het nog goed. Ik weet niet hoe lang eendenborstjes houdbaar zijn. Veel kleine & lieve kusjes,
Robert, kookboekenschrijver, professionele hedonist'
Ik verscheurde de eerste brief en deponeerde de snippers in een prullenmand beneden in de hal. Met de tweede brief liep ik naar de receptie. Daar zat dezelfde juffrouw als de nacht ervoor. Ik gaf haar de brief en zei: 'Het moet per expresse.' Ze glimlachte beleefd.
Als ik de kracht zou hebben een verhaal te verzinnen, als ik de kracht zou hebben haar aan het lachen te maken, zou alles goed komen. 'Dat komt voor elkaar, meneer Mehlman,' zei de receptioniste. 'Houd je van kookboeken?'vroeg ik. 'Kook je veel?' Ze antwoordde niet, keek me alleen maar aan.
Rebecca was in slaap gevallen met de koptelefoon op haar hoofd en haar kleren nog aan. Ik zette de televisie uit en verwijderde de koptelefoon voorzichtig. Ze werd niet wakker. Ik deed ook haar schoenen uit. De rest liet ik maar aan. Voor de zekerheid legde ik een sprei over haar heen.
Ik ging naar de bar waar we de eerste avond hadden gezeten en waar Rebecca koffie met velletjes had gedronken. Er zat niemand. De barkeeper was dezelfde.
'Peter,' zei ik.
Hij keek verrast op.
ie weet nog hoe ik heet?'
'Ik heb een goed geheugen.'
Ik vroeg om een dubbele espresso met een klein beetje gestoomde melk.
Door dit casino had ik met Evelyn gelopen, nog niet zo heel lang geleden, en nu sliep in mijn kamer een vrouw van wie ik niets wist, nog niet eens een adres, en die zelf waarschijnlijk ook niet precies wist wat ze daar deed in die kamer. Misschien dacht ze dat ik iets bijzonders van haar leven kon maken. Ik was niet verantwoordelijk voor de misverstanden die mensen over zichzelf afriepen - goed, ik hielp het misverstand een beetje, maar was dat hetzelfde als verantwoordelijkheid? Kon ik er iets aan doen dat de andere mensen blind waren?
Ik ben met mijn vrouw een weekje naar Florida gegaan, want daar waren we getrouwd. Ze moest bijkomen van de gekken. Een reeks zelfmoorden, al dan niet mislukt, had haar volledig uitgeput.
We namen onze intrek in een duur en hip hotel. Mijn vrouw zag overal beroemde mensen. Niet dat ze onder de indruk is van beroemde mensen, maar ze vond het wel leuk ze te zien. En ze zag ze overal.
'Daar heb je er weer een,' zei ze. Dan keek ik op van mijn krant. Ik ben niet zo goed in het herkennen van beroemde mensen.
Het was niet lang na die ochtend dat ik Evelyn had geholpen de lamp in de wc te verwisselen. Die ochtend dat ze had gezegd dat ik sexy ogen had.
Ik had Josef Capano opdracht gegeven iedere dag dat ik er niet was bij het koffiehuis een koffer vol rozen te laten bezorgen. Voor Evelyn. Ik had nog nooit koffers vol rozen ergens laten bezorgen, het leek me weer eens wat anders dan een bosje.
'Mijn naam hoeft er niet bij,' zei ik tegen Capano. 'Als ze slim is weet ze toch wel van wie die koffers met rozen komen.'
Het kopen van zes koffers en de gedachte dat ze zouden worden vol- gegooid met mooie rozen op lange stelen gaf mij een vreugdevol gevoel. Het ging alles bij elkaar wel om driehonderdvijftig rozen, verpakt in koffers. Hou zou iemand daarop reageren?
In Florida zat ik met mijn vrouw aan de rand van het zwembad. Ik had een klein tasje voor haar gekocht van koeienhuid, met de haartjes er nog op. De sprookjesprinses hield van tasjes.
We gingen niet een keer met elkaar naar bed, we hadden het te druk met andere dingen. We maakten ruzie. Ruzie was onze dagelijkse dosis rustgevende tabletten, zolang we ruziemaakten was er niets aan de hand. De negatieve vorm van liefde, de binnenstebuiten gekeerde liefde was onze vorm van intimiteit. Ook luisterden we veel naar Madonna, en 's middags sliepen we, terwijl buiten op het strand jonge mensen, niet veel jonger dan wij, soms zelfs ouder, zich vermaakten met allerlei soorten balspelen. We huurden fietsen en analyseerden de wereld en onszelf. Analyses die geen van alle hoopgevend waren. We kwamen tot de conclusie dat er geen hoopgevende analyses bestonden.
Een keer tijdens het avondeten zei de sprookjesprinses: 'Weet je nog, toen je in de avondwinkel werkte?'
'Het dierenkerkhof,'zei ik.
Maar gemeenschappelijke herinneringen bleken een te pijnlijk onderwerp. Echt gemeenschappelijk kon je ze ook niet noemen. Allebei herinnerden wc ons iets anders, en die verschillen gaven weer aanleiding tot ruzie.
Capano belde ik op als mijn vrouw op de wc zat of in bad lag met een boek.
'Zijn de rozen goed aangekomen?'vroeg ik.
'Elke dag een koffer,' zei hij, 'het gaat uitstekend.'
'En zei ze nog wat?'
'Ze belt me bijna ieder uur waar ze je kan bereiken,' zei Capano. 'Ik word er gek van.'
Twee middagen, terwijl mijn vrouw bij het zwembad zat, sloot ik me op in mijn kamer, met gesloten gordijnen vanwege de hitte, en schreef ik mijn verhalen, want de deadlines hielden niet op. De deadlines die mijn leven de schijn van structuur moesten geven en mij moesten troosten met de absurde veronderstelling dat het allemaal een doel diende.
Op de laatste dag in Florida zei mijn vrouw: 'Je hebt ons geluk systematisch verkleind.'
I let woord 'systematisch' bleef in mijn oren hangen. Het deed me aan mijn vader denken. Die had altijd gezegd: ')e moet alles systematisch doen.'
'Systematisch,' zei ik. 'Wat moet je anders met geluk doen dan het systematisch verkleinen? Dat is het enige logische antwoord op geluk.'
We besloten de laatste paar uur die we in Florida doorbrachten, nog maar eens fietsen te huren. Toen vlogen we terug naar New York, waar het bijna net zo heet was als in Florida.
'Ik hoop dat je patienten zich nu een beetje inhouden als het om zelfmoord gaat,'zei ik in de taxi van het vliegveld naar ons huis.
De volgende dag liepen we als altijd samen naar het koffiehuis.
'Wat is hier gebeurd?' vroeg de sprookjesprinses.
Het koffiehuis leek wel veranderd in een bloemenwinkel. Overal stonden rozen. Op de tafels, op de toonbank, op de koelkast, zelfs op het espressoapparaat stonden rozen.
iemand zal wel jarig zijn geweest,' zei ik en verdiepte me in mijn krant.
De sprookjesprinses bestelde twee cappuccino bij Evelyn, en nam toen een taxi. Vijf minuten daarna kwam Evelyn bij me staan.
'Bedankt voor je cadeautjes,' zei ze. Ze had haar haren los die ochtend. Normaal had ze ze opgestoken. Dat scheen hygienischer te zijn voor de klanten.
'Graag gedaan,' zei ik.
'Is mijn cappuccino net zo verschrikkelijk als altijd?'
'Nog verschrikkelijker,' zei ik, 'je cappuccino was nog nooit zo verschrikkelijk als vandaag.'
Nu was het half vier in de nacht en ik zat aan de bar van Bally's Gasi- no. Ik dronk dubbele espresso's met slordig gestoomde melk, boven sliep Rebecca. Mijn vrouw was op weg naar het vliegveld van Zurich en waar Evelyn was, wist niemand.
Peter kwam bij me staan. 'Nog eentje?' vroeg hij. 'Hoe heet jij trouwens?'
'Robert,' zei ik. 'Ik wil nog wel een espresso en kan je de melk een beetje beter laten stomen?'
'Ik doe mijn best.'
'Gewoon een beetje goed laten stomen. Er zit hier voor de rest geen hond, neem er de tijd voor.'
Hij kwam terug met espresso en redelijk gestoomde melk.
'Zit je in computers?'
Ik keek hem aan. Zijn huid was lichtgebruind. Ik vroeg me af of hij een knappe man was en waar zijn voorouders vandaan kwamen.
'Computers, nee, ik schrijf kookboeken.'
Ik roerde rietsuiker door mijn koffie. Volgens mijn moeder leefde je langer als je rietsuiker gebruikte.
Peter scheen niet op te kijken van kookboekenschrijvers.
'Kookboeken,'zei hij,'leuk.'
'Het betaalt de huur. In ieder geval, het betaalde de huur. Met kookboeken weet je nooit wanneer het afgelopen is.'
'De huur,' zei Peter, 'ik heb een tijd in een caravan gewoond. Maar dat is ook geen oplossing. Hen je op vakantie hier?'
Ik wilde ja zeggen, maar toen bedacht ik dat mijn leven een dorp aan zee was waar ik iedere straattegel had bekeken.
'Vakantie, niet echt,' zei ik. 'Ik ben bezig mijn vrouw te verlaten.'
'Bezig?'
'Ja, ik ben er druk mee.'
'En weet zij dat je daarmee bezig bent?'
'Nog niet. Ze zit nu in het vliegtuig.'
Peter schonk nog wat gestoomde melk in mijn espresso. Hij begreep er niets van. Het principe van de gestoomde melk was niet tot hem doorgedrongen.
'Dit heet een machiato,' zei ik.
'Ik heb ook weieens over zelfmoord gedacht,' zei Peter.
Jezus Christus, dat moest ik weer hebben.
ik heb niet gezegd dat ik over zelfmoord denk, ik heb gezegd dat ik bezig ben mijn vrouw te verlaten. Dat is iets heel anders.'
'Ik zeg alleen dat ik er weieens over heb nagedacht.'
Ik keek hem aan. 'Ze zeggen,' zei ik, 'dat zelfmoord een definitieve oplossing is voor tijdelijke problemen. Dat is niets voor mij. Ik houd niet van definitieve oplossingen.'
'En wat als je problemen nou niet tijdelijk zijn?'
Dit was geen barman, dit leek eerder een geval voor de sprookjesprinses. 'Luister,' zei ik, 'ik weet er niet veel van, mijn vrouw wel, die weet er alles van.'
'Waarvan?'
'Van zelfmoord.'
'Rn je bent bezig haar te verlaten.'
'Ja.
'Omdat ze alles van zelfmoord weet?'
'Misschien wel daarom, ja.'
'Ik zou ook niet kunnen leven met een vrouw die alles weet van zelfmoord. Nog een espresso?'
'Nee, dank je, ik sta stijf.'
'Cola?'
'Nee, echt niets.'
Hij boog zich voorover, iedereen moet door een fase,' fluisterde hij.
'Hoe bedoel je?'
'Zoals ik het zeg. Iedereen moet door een fase. Ik heb een tijd op straat geleefd, dat was een fase waar ik doorheen moest.'
'Wil je beweren dat ik op straat moet leven?'
ik beweer niets. Ik zie je hier alleen zitten, en ik voel dat je er niet goed aan toe bent, zoiets voel je als je door verschillende fases heen bent gegaan.'
ik zeg alleen dat ik bezig ben mijn vrouw te verlaten en jij begint over zelfmoord. Weet ik veel waarom. Omdat je niets van gestoomde melk weet, daarom misschien.'
Ik praatte te veel. Normaal praatte ik nooit zoveel met vreemden. Het was de moeheid, de slecht gestoomde melk, de espresso. Het idee dat ik mezelf binnenkort eindelijk zou verslaan. Er was een stelling op het bord ontstaan die ik niet meer kon winnen.
Peter pakte een doek en veegde de bar schoon. 'Wat bedoel je nou met die gestoomde melk?'
'Ik zeg je dal je niets van gestoomde melk weet. Dat is een fase waar jij doorheen moet. De gestoomde-melkfase.'
'En wil je beweren dat jij zoveel van gestoomde melk weet? Omdat je toevallig kookboeken schrijft?'
Ik moest lachen. Hij begon familiair te worden. Dat heb je als je de enige aan de bar bent.
'Ik kende een vrouw die heel veel van gestoomde melk wist. En als ik heel veel zeg, dan bedoel ik heel veel.'
'Is dat dezelfde die ook zoveel van zelfmoord weet?'
'Nee, dat is een ander.'
Hij stak zijn hand uit en telde. 'Je kent dus een vrouw die veel van zelfmoord weet en je kent een vrouw die veel van gestoomde melk weet.'
Ik knikte.
'Je bent er niet goed aan toe,' zei de barkeeper. 'En wie is die vrouw met wie je hier gisteren was?'
'O,' zei ik, 'dat is weer een ander. Die heb ik ontmoet in een museum. Ze heeft lelijke handen. Nu slaapt ze boven in mijn kamer.'
Peter legde een koekje op mijn schoteltje. 'Eet,' zei hij,'ik laat je niet gaan voor je wat behoorlijks gegeten hebt.'
Ik at het koekje. Zijn stem scheen me opeens zo dwingend. Eerst werd ik misselijk, toen begon ik te huilen. Het kwam in golven omhoog. Misselijkheid kwam deze nacht met tranen.
'Je moet door fases heen,' zei Peter, alsof hij op de radio was. Hij legde zijn hand op mijn arm, maar toen werd ik agressief.
'Luister klootzak,' zei ik,'ik wil helemaal door geen enkele fase heen. Ik wil dat jij leert melk te stomen, dat is het enige wat ik op dit moment wil.'
Maar hij zei: 'Ik ben van jou niet onder de indruk. Ik heb meer gezien dan dit.'

Als mijn vrouw met twee cappuccino's, en een croissant als ze honger had, het koffiehuis had verlaten, kwam Evelyn naast me zitten en rookte een sigaret. Van de krant lezen kwam niet veel meer.
Haar haren zaten iedere dag losser en haar nagels veranderden om de twee dagen van kleur.
Mijn vrouw zei: 'Wat doet dat mens toch met haar haren?'
'Ach,' zei ik, 'misschien heeft ze een nieuwe minnaar, zolang haar cappuccino's maar goed zijn.' 'la,' zei de sprookjesprinses,'dat is het belangrijkste.'
Evelyns oudste kind heette Jose, maar ze noemde hem J. En de jongste heette gewoon baby. Ze had ook een jeep en die noemde ze ook ba-
by.
Ze zei: 'Ik lees de kranten die jij hier achterlaat om te weten wat je denkt.' Ze begon berichten op de rekening achter te laten, in een kinderlijk handschrift met grote bolletjes op de i. Over stukken van haar hart die ik meenam als ik het koffiehuis verliet. Misschien meende ze het. Misschien niet. Het was het soort vragen waarover ik liever niet wilde nadenken.
Ik bleef steeds langer in het koffiehuis. Eerst een halfuur, toen een uur, ten slotte anderhalf uur, soms twee uur. Mijn werk leed eronder, maar dat vond ik niet erg. Laat het maar lijden, dacht ik, daar wordt het sterk van.
Die dagen dat mijn vrouw niet naar de gekken moest en we samen in het koffiehuis de krant lazen, deed Evelyn alsof er niets aan de hand was. Ze kon erg goed toneelspelen.
Een keer vroeg ze: 'Je bent niet klaar om je vrouw te verlaten, he?'
'Nee,' zei ik, 'daar ben ik nooit klaar voor.'
Ze wist dat ze mijn vrouw niet kon vervangen en ze wilde niets wat ze niet kon.
De sprookjesprinses leek niets te vermoeden. Waarom zou ze ook? Waarom zou ik geinteresseerd zijn in een lichtelijk gezette cappuccinomaakster uit Puerto Rico? Die voor ze zich op het cappuccino maken had gestort, gewerkt had in een stomerij. Die mij had verteld: 'Mijn leven is heel simpel, ik heb geen leven.'
Op een ochtend was ik verkouden. De airconditioning had me ziek gemaakt, zei de sprookjesprinses. Het was druk in het koffiehuis. Om beter te worden, vroeg ik om thee met rum. Iedere keer als Evelyn bij me wilde gaan zitten, kwam er een klant binnen.
'Wat is er aan de hand deze ochtend?' riep ze.
De krant was mijn excuus. Ik bleef zitten. Zodra ze opstond pakte ik de krant, zodra ze ging zitten legde ik hem weer neer.
Om elf uur werd het even rustig. Sonya, de halve of hele dakloze, kleedde zich om in de keuken. De wc was haar te klein.
Evelyn rookte haar mentholsigaret en vroeg: 'Wat is er? Waarom kijk je zo?' Dat vroeg ze altijd.
'Niets,' zei ik. 'Zullen we nog eens een lamp verwisselen in de wc? Volgens mij is die lamp dringend aan vervanging toe.' 'Oke,' zei ze.
Met de sigaret nog in haar mond liep ze het wc'tje in. Ik volgde haar. Er zijn vele kleine wc'tjes op deze wereld, maar zelden heb ik zo'n kleine gezien als die van het koffiehuis.
'Wat doen we hier?' vroeg ze en giechelde. Toen liet ze me haar borsten zien. En ze drukte me fijn. Maar misschien lag dat wel aan het toilet.
'Pas op voor mijn bril,'zei ik,'ik heb geen reservemontuur.' 'Doe hem dan af,' zei ze. Ik deed mijn bril af.
ik heb mijn lichaam verwaarloosd,' zei ze. Ze liet me vetkussentjes zien.
Sommige mensen verwaarloosden hun lichaam, anderen hun geest. Er waren er ook die geest en lichaam verwaarloosden. Ik hield het meest van een verwaarloosde geest in een relatief goed onderhouden lichaam. Maar eigenlijk trokken ook verwaarloosde lichamen me aan. Ik voelde me thuis bij alles wat verwaarloosd was.
'Mijn man is buschauffeur,' zei ze. 'Als hij ons vindt, vermoordt hij eerst mij en dan jou.' 'Prettige vooruitzichten,'zei ik. 'Op wat voor bus rijdt hij?' 'Op de Mi, hij komt hier twintig keer per dag langs. Ik wil je,' zei ze. 'En als we nou vermoord worden?'
'Maakt me niets uit, als ik mijn kinderen maar mag meenemen.' Het was een klein wc'tje, maar als je echt wilt, houdt niets je tegen, zeker geen klein wc'tje. Zo werd de wc van het koffiehuis de plek waar wij God eer bewezen, de eerste weken van onze romance.

Van hamburgers bakken had Peter net zoveel verstand als van gestoomde melk. 'Poch at ik de hamburger op. Ik ben een beleefd mens.
Ik hoopte dat Rebecca verdwenen zou zijn als ik straks naar binnen ging. Ik had wat contant geld achtergelaten op het bureautje. Hopelijk had ze dat genomen. Het was meer dan genoeg om een auto te bestellen en terug te rijden naar New York. Ik wilde niet dat ze met de bus
ging'
Als je bezig bent je vrouw te verlaten en het leven dat daarbij hoort, moet je dat alleen doen. En niet met bezorgsters van beelden, gemaakt door psoriasispatienten. Maar ik vreesde dat ze nog altijd op bed zou liggen, precies zoals ik haar had achtergelaten. Sommige mensen zijn hardnekkig. Ze koppelen hun leven vast aan het jouwe, en ontkoppelen is een moeizaam proces.
'Hoe was de hamburger?'
ik knikte.
ik zei toch dat je wat moest eten.'
Ik knikte. 'Heb je mineraalwater dat niet bubbelt?'
'Kraanwater?'
'Mineraalwater dat niet bubbelt,' herhaalde ik.
ik haal de bubbels er wel uit,' zei Peter.
We neukten in het wc'tje van het koffiehuis, op werkdagen. Natuurlijk niet alle werkdagen, want soms was het te druk. Dan bleef het bij het zoenen. Het was een mooie tijd.
We giechelden veel. Niet omdat het verboden was, maar omdat er soms zoveel haast bij was - er konden immers ieder moment klanten binnenkomen en die hadden ook recht op een cappuccino. Haast leidt tot misverstanden en dat leidt weer tot gegiechel.
Misschien is neuken niet het goede woord, misschien moet ik het houden op 'God eer bewijzen'. Vooral omdat Evelyn er steeds weer in slaagde seks en God aan elkaar te koppelen. De vluchten gingen maar drie keer per week, maar wel non-stop. Rechtstreeks van Evelyns lichaam naar God. En ze voegde er steeds aan toe: 'Ik ben geen engel, in bed.'
Wie wilde een engel in bed? Onze intimiteit was anoniem. Niet dat we eikaars namen niet kenden, die kenden we wel, en Evelyn wist zelfs waar ik woonde.
Anoniem waren de brandwonden op haar arm, anoniem waren haar geplastificeerde nagels, anoniem was haar uniform. Altijd zwart-wit, want dat wilde de eigenaar van het koffiehuis zo. Wat anonimiteit uiteindelijk tot anonimiteit maakt, is dat je niet voortdurend hoeft te vragen: 'Waar komen die littekens van?' Dat je niet voortdurend herinnerd wordt aan de herkomst van die littekens. De brandwonden op haar arm waren er wel en ik zag ze ook, maar ze deden even niet mee.
Anonimiteit is geen verleden, geen doden, geen geboortes, geen aanmaningen, geen verkoopcijfers, geen wachtkamers, geen ziekenhuizen, geen familieleden, alleen de tegenwoordige tijd van een wc in een koffiehuis. Een almaar uitdijende tegenwoordige tijd, tot die uit elkaar spat. De zeepbel als bunker.
Onze intimiteit was toekomstloos. We maakten geen aanspraak op eikaars toekomst. Ik heb mensen ontmoet die menen dat anonieme, toekomstloze intimiteit liefdeloos is. Wat een waanzin. Wat is er liefdeloos aan iemand de illusie geven dat hij gewild is en begeerlijk?
Ze wist dat ik schrijver was, maar voor haar was dat net zoiets als astronaut zijn. Een keer vroeg ze of mijn boeken in boekhandels te koop waren.
'In sommige boekhandels,' zei ik.
Ze ging er niet verder op in. Voor lezen had ze toch geen tijd. Ze had amper tijd om te leven.
We zijn een keer bramen gaan plukken met haar kinderen. Ik droeg de baby. De baby was vet. Het was een heel gevecht de baby te dragen. Ik plukte niet veel, want ik droeg de baby, de vette baby. Bovendien ben ik niet zo'n bramenplukker.
Daarna hebben we de bramen opgegeten, in die jeep van haar, die ze niet ver van het strand had geparkeerd. Ik had nog altijd die baby op schoot.
Toen de bramen op waren, zei Evelyn, voor de eerste en voor de laatste keer: 'Ik ben je vrouw.'
'Nee, Evelyn,' antwoordde ik, 'je bent mijn vrouw niet. Je bent de vrouw van de buschauffeur.'
Veel later, toen onze romance alweer een paar maanden oud was, ben ik eens bij haar thuis geweest. Het rook er naar schoonmaakmiddel. Ze maakte veel schoon, Evelyn.
We belandden in bed, waar zouden we anders moeten belanden? Ieder mens heeft recht op relatief anonieme toekomstloze intimiteit. Intimiteit die niet zegt: 'Houd je echt van me?' omdat het woordje 'echt' in die constellatie nergens naar verwijst. Intimiteit die niet zegt: 'Ik wil ook weieens aan het strand liggen' of klaagt over een werkster die niet genoeg haar best doet.
Mijn liefde was draagbaar. Handbagage, die nergens kon kwijtraken, ook niet als er veelvuldig moest worden overgestapt. Kom daar nog
maar eens om, draagbare liefde, in een wereld waar iedereen het liefst al na drie dagen zijn liefde verandert in een flatgebouw van zestig verdiepingen.