Hoofdstuk 10

Ik lustte het niet, wat of ik ook kreeg. Mijn bord, dat was vol en nu is het leeg.
Door de verlaten straten liep Hercule Poirot naar huis.
Een onopvallende figuur voegde zich bij hem.
'En?' vroeg meneer Barnes.
Hercule Poirot haalde zijn schouders op en spreidde zijn handen uit.
'Hoe heeft hij het gedaan?' vroeg Barnes.
'Hij heeft alles toegegeven en vrijspraak bepleit. Hij zei dat het land hem nodig had. '
'Dat is ook zo, ' zei meneer Barnes.
En hij voegde er even later aan toe: 'Gelooft u ook niet?'
'Ja. '
'Nu dan?'
'We kunnen het mis hebben, ' zei Hercule Poirot.
'Daar heb ik nog nooit aan gedacht, ' zei meneer Barnes. 'Maar dat is inderdaad zo. '
Ze liepen even door en toen vroeg Barnes nieuwsgierig: 'Waar denkt u aan?'
Hercule Poirot citeerde: 'Omdat gij des Heren woord verworpen hebt, zo heeft Hij u verworpen, dat gij geen Koning zult zijn. '
'Hm, juist, ' zei meneer Barnes. 'Saul en de Amelekieten. Ja, zo zou u het inderdaad kunnen stellen. '
Ze wandelden nog even door en toen zei Barnes: 'Ik neem hier de ondergrondse. Welterusten, Poirot. '
Hij zweeg even. Toen zei hij verlegen: 'U moet weten, ik moet u nog iets zeggen. '
'Ja, mon ami?
'Ik voel dat ik 't u nog verschuldigd ben. Ik heb u zonder opzet op het verkeerde spoor gebracht. Want, om de waarheid te zeggen, Albert Chapman, Q. X. 912... '
'Ja?'
'Ik ben Albert Chapman. Dat was een van de redenen waarom ik er zo in geinteresseerd was. Ik wist namelijk dat ik nooit een vrouw gehad heb, ziet u. '
Grinnikend ging hij er vandoor.
Poirot bleef doodstil staan. Zijn ogen werden groot en zijn wenkbrauwen gingen omhoog. Hij zei bij zichzelf:
'Ik lustte het niet, wat of ik ook kreeg. Mijn bord, dat was vol en nu is het leeg. '
En ging naar huis.