26 DECEMBER

1

De hoofdcommissaris en hoofdinspecteur Sugden staarden Poirot ongelovig aan. De laatste deed een aantal kleine steentjes weer voorzichtig terug in een kartonnen doosje en schoof dat over de tafel naar de hoofdcommissaris toe.
'Ja, ' zei hij, 'dit zijn inderdaad de diamanten. '
'En waar zei je dat je die gevonden hebt?' vroeg kolonel Johnson.
in een van die kleine tuintjes die madame Lydia Lee heeft aangelegd. '
'Mevrouw Lydia?' Sugden schudde zijn hoofd. 'Dat lijkt niet mogelijk. '
Poirot zei: 'U bedoelt dat u het niet mogelijk acht dat madame Lydia haar schoonvader de hals heeft afgesneden?'
Sugden zei haastig: 'We weten dat ze het niet heeft gedaan. Ik bedoelde dat het onwaarschijnlijk lijkt dat zij die diamanten heeft gestolen. '
'Het is inderdaad moeilijk aan te nemen dat zij de dief is. '
'Iedereen kan ze daar verborgen hebben, ' zei Sugden.
'Dat is zo. Het trof goed dat in dat bepaalde tuintje - dat de Dode Zee voorstelt - toevallig juist steentjes lagen die er ook in formaat precies op leken. '
Sugden vroeg: 'Denkt u dat ze dat vooraf precies zo heeft uitgekiend?'
Kolonel Johnson zei heftig: 'Dat geloof ik geen moment. Waarom zou zij de diamanten hebben gestolen?'
'Tja... ' zei Sugden langzaam.
Poirot kwam snel tussenbeide. 'Daar is misschien wel een antwoord op. Ze nam de diamanten weg om een motief voor de moord te hebben. Dat wil zeggen: ze wist dat de moord gepleegd zou worden, hoewel ze daar zelf niet actief aan zou deelnemen. '
Johnson fronste zijn voorhoofd.
'Dat houdt geen steek. Je maakt nu een medeplichtige van haar -- maar van wie zou ze dat moeten zijn? Alleen die van haar man. Maar we weten dat die niets met de moord te maken heeft, en dus is die hele theorie niets waard. '
Sugden streek peinzend langs zijn kaak.
'Ja, dat is zo, ' gaf hij toe. 'Nee, als mevrouw Lee de diamanten gestolen heeft -- en het is een heel groot als -- was het alleen diefstal. Het is waar dat ze dat tuintje speciaal kan hebben aangelegd met de bedoeling het als bergplaats voor de stenen te gebruiken tot de herrie wat was geluwd. Een andere mogelijkheid is: toeval. Dat tuintje met die kiezelsteentjes kan de dief, wie dat dan ook geweest mag zijn, op het idee hebben gebracht dat het een ideale bergplaats zou zijn. '
'Dat is mogelijk, ' zei Poirot. ik ben altijd bereid een toevalligheid te tolereren. '
Hoofdinspecteur Sugden schudde weifelend zijn hoofd.
'Wat is uw mening, inspecteur?' vroeg Poirot.
Sugden zei voorzichtig: 'Mevrouw Lee is een heel aardige vrouw. Het lijkt niet erg waarschijnlijk dat ze iets te maken zou hebben met een verdacht zaakje. Maar je kunt natuurlijk nooit weten. '
Kolonel Johnson zei gemelijk: in elk geval, wat ook de waarheid mag zijn over die diamanten, er is geen sprake van dat zij iets met de moord te maken heeft. De butler heeft haar op het tijdstip van de moord in de salon gezien. Herinner jij je dat ook niet, Poirot?'
ik ben het niet vergeten. '
De hoofdcommissaris wendde zich tot zijn ondergeschikte.
'Laten we verder gaan. Wat heb je te rapporteren? Iets nieuws?'
'Ja, meneer. Ik heb een nieuwe tip gekregen. Om mee te beginnen -- over Horbury. Er is een reden waarom hij bang is voor de politie. '
'Diefstal?'
'Nee, meneer. Afpersing! De zaak kon niet bewezen worden en hij kwam er dus zonder straf vanaf, maar ik heb het idee dat hij zoiets al vaker geprobeerd heeft. Hij had een schuldig geweten en zal gedacht hebben dat we daaromtrent iets hadden ontdekt, toen Tressilian gisteravond zei dat er iemand van de politie was; dat joeg hem schrik aan. '
De hoofdcommissaris zei: 'Hm, zo, dat is dus Horbury. Wat nog meer?'
Sugden kuchte. 'Eh -- mevrouw Magdalena Lee, meneer. We hebben informaties over haar leven voor haar huwelijk. Ze leefde samen met een zee-officier, Jones. Ze ging door voor zijn dochter, maar ze was zijn dochter niet... Ik denk, afgaande op wat we gehoord hebben, dat de oude heer Lee haar aardig door had -- hij is een vrouwenkenner -- en dat hij er plezier in had op goed geluk die opmerking te maken. En dat schot was raak!'
Kolonel Johnson zei peinzend: 'Dat geeft haar nog een motief, nog afgezien van de financiele kant. Ze heeft misschien gedacht dat hij erachter gekomen was en haar aan haar man zou verraden. Dat telefoon verhaal van haar is verdacht. Ze heeft niet getelefoneerd. '
Sugden zei: 'Waarom halen we ze niet samen hier, meneer, dan kunnen we dat telefoonzaakje eens uitpluizen. '
'Goed idee, ' vond Johnson.
Hij belde en zei tegen Tressilian, toen die binnenkwam: 'Wil je meneer George Lee en zijn vrouw vragen hier te komen?'
'Heel goed, meneer. '
Toen de oude man weg wilde gaan, vroeg Poirot: 'Zijn er
geen blaadjes van die kalender afgescheurd na de moord?'
'Welke kalender, meneer?'
'Die daar aan de wand. '
De drie mannen bevonden zich in de kleine zitkamer van Alfred Lee, en de bedoelde kalender was er een van groot formaat met voor elke dag een blad met een groot cijfer erop.
Tressilian schuifelde ernaar toe tot hij er vlak bij stond.
'Pardon, meneer, de kalender is afgescheurd. Het is vandaag de zesentwintigste. '
'Je hebt gelijk. Wie kan de blaadjes eraf gescheurd hebben?'
'Dat doet meneer Lee elke morgen, meneer. Meneer Alfred is erg secuur. '
'O juist, dank je. '
Tressilian verdween en Sugden vroeg verbaasd: is er iets verdachts met die kalender, monsieur Poirot? Heb ik iets over het hoofd gezien?'
Poirot haalde de schouders op en zei: 'Die kalender is van geen belang. Het was alleen maar een klein experiment van me. '
Kolonel Johnson zei: 'Morgen is het vooronderzoek. Wordt natuurlijk verdaagd. '
'Ja, meneer. Ik heb de coroner gesproken en het is allemaal geregeld. '

2

George en zijn vrouw kwamen de kamer binnen.
'Goedemorgen, neemt u plaats, ' zei de hoofdcommissaris. 'We willen u beiden nog een paar vragen stellen over iets dat ons nog niet duidelijk is. '
ik zal u met genoegen van dienst zijn, indien dat me mogelijk is, ' zei George gewichtig.
Magdalena zei flauwtjes: 'Natuurlijk. '
De commissaris knikte even tegen Sugden ten teken dat hij kon beginnen.
'Het gaat om die telefoongesprekken op de avond van de moord. U zei dat u een gesprek had aangevraagd met Westeringham, is dat zo, meneer Lee?'
Georges zei koeltjes: inderdaad. Met mijn agent in het kiesdistrict. Ik kan u naar hem verwijzen en... '
Sugden hief zijn hand op om de woordenstroom te stuiten.
'Juist, juist, meneer Lee. Dat is het punt niet. Uw gesprek kwam om precies 8. 59 uur door. '
'Ja, dat kan wel, ik weet de juiste tijd niet. '
'Maar wij weten die wel, ' zei Sugden. 'We gaan zulke punten altijd nauwkeurig na, zeer nauwkeurig. Het gesprek begon om 8. 59 uur en eindigde om 9. 04 uur. Uw vader is om ongeveer 9. 15 uur vermoord. Ik moet u nogmaals verzoeken ons een nauwkeurig verslag uit te brengen van uw handelingen die avond. '
ik heb u al gezegd dat ik op dat tijdstip telefoneerde. '
'Nee, meneer Lee, dat deed u niet. '
'Nonsens! U moet zich vergissen. Misschien was ik juist klaar met telefoneren -- ik meen dat ik erover dacht nog iemand op te bellen -- ja, ik stond erover te denken of het -- eh -- wel de kosten waard was -- toen ik het lawaai boven hoorde. '
'U zult toch geen tien minuten lang hebben staan delibereren of u wel of niet nog eens zou telefoneren?'
George werd vuurrood. Hij begon nijdig te sputteren.
'Verduiveld, wat bedoelt u? De brutaliteit! Om te twijfelen aan mijn woorden, aan de woorden van iemand in mijn positie. Waarom moet ik u verslag uitbrengen over elke minuut van mijn tijd?'
Sugden zei met een kalmte die Poirot bewonderde: 'Dat is gebruikelijk. '
George wendde zich woedend tot de hoofdcommissaris.
'Kolonel Johnson, sanctioneert u dit ongehoorde optreden?'
De commissaris antwoordde kortaf: in een moordzaak 'moeten deze vragen gesteld worden, meneer Lee, en beantwoord. ''
ik heb ze beantwoord. Ik was klaar met telefoneren en stond erover te denken of ik nog iemand zou opbellen. '
'Bevond u zich in deze kamer toen dat kabaal begon?'
'Ja. '
Johnson wendde zich tot Magdalena.
'Mevrouw Lee, ik meen dat u heeft gezegd dat u aan het telefoneren was toen dat lawaai losbarstte en dat u zich op dat moment alleen in deze kamer bevond. '
Magdalena had een kleur gekregen. Ze haalde diep adem, wierp een zijdelingse blik op George, op Sugden en toen smekend op kolonel Johnson. Toen zei ze: 'O - ik weet niet - ik herinner me niet meer wat ik gezegd heb... ik was zo in de war... '
Sugden zei: 'Wij hebben elk woord opgeschreven. '
Nu bracht ze al haar reserves in 't geweer: grote, smekende ogen, trillende lippen. Maar ze kreeg er niets voor terug dan strakke onverschilligheid van een man van strikte moraal, die niets van zulke types moest hebben.
Ze zei onzeker: ik... ik... ik heb natuurlijk getelefoneerd, ik weet alleen niet meer wanneer... ''
George zei: 'Wat betekent dat? Vanwaar heb je opgebeld? Toch niet van hier uit?'
Hoofdinspecteur Sugden zei: ik geloof, mevrouw Lee, dat u helemaal niet heeft opgebeld. En als dat zo is, waar was u dan wel en wat deed u?'
Magdalena keek radeloos om zich heen en barstte plotseling in tranen uit. Ze snikte: 'George, laten ze me toch niet zo afsnauwen! Je weet dat ik me helemaal niets meer kan herinneren als ze me bang maken en afblaffen. Ik wist niet wat ik die avond zei -- alles was zo afgrijselijk -- en ik was zo overstuur -- en ze waren zo beestachtig tegen me... '
Ze sprong op en holde snikkend de kamer uit.
George schreeuwde: 'Wat is hier de bedoeling van? Ik wil niet dat mijn vrouw wordt afgesnauwd, begrijpt u? Ze is overgevoelig. Het is een schandaal! Ik zal in het parlement een klacht indienen over de schandelijke manier van ondervragen die de politie hier erop nahoudt. Het is meer dan erg!'
Hij liep met grote stappen de kamer uit en smeet de deur achter zich dicht.
Hoofdinspecteur Sugden gooide zijn hoofd in de nek en lachte.
'Nu zijn ze er allebei vandoor. '
Johnson zei humeurig: 'Rare geschiedenis. Lijkt verdacht. We moeten toch een verklaring uit haar zien te krijgen. '
Sugden zei luchtig: 'O, die komt over een paar minuten wel terug, als ze heeft bedacht wat ze zeggen zal. Denkt u ook niet, monsieur Poirot?'
Poirot, die had zitten nadenken, schrok op.
Pardon?
ik zei dat ze wel terugkomt. '
'Waarschijnlijk, zeer waarschijnlijk. '
Sugden keek hem verwonderd aan.
'Wat scheelt eraan, monsieur Poirot?' vroeg hij. 'Heeft u een spook gezien?'
Poirot zei langzaam: ik geloof inderdaad bijna dat ik er een heb gezien. '
Kolonel Johnson zei ongeduldig: 'Nog iets, Sugden?'
Sugden zei: ik heb geprobeerd de volgorde waarop iedereen op het toneel van de moord is verschenen na te gaan. Het is duidelijk wat er moet zijn gebeurd. De moordenaar is uit de kamer gevlucht, heeft de sleutel met een tangetje, of iets van dien aard, aan de buitenkant omgedraaid, en was even later een van de mensen die naar boven renden. Helaas is het niet gemakkelijk erachter te komen wie elkaar hebben gezien, want het geheugen van de mens is in dergelijke gevallen niet bijzonder accuraat. Tressilian beweert dat hij Harry en Alfred Lee de eetkamer uit zag komen, de hal doorlopen en de trap ophollen. Daardoor gaan ze vrij uit, maar we verdachten ze toch al niet. Zover ik kan nagaan is juffrouw Estravados het laatst of als een der laatsten aangekomen. De algemene conclusie is, dat Farr, mevrouw Magdalena Lee en mevrouw Hilda Lee er het eerst waren. Elk van hen zegt dat een der anderen vlak voor haar was. Dat maakt het zo moeilijk, je kunt niet onderscheiden tussen een opzettelijke leugen en een eerlijke, maar vage herinnering. Iedereen liep hard, daar zijn ze het over eens, maar in welke volgorde... daar komen we niet achter. '
Poirot zei langzaam: 'Vindt u dat zo belangrijk?'
Sugden zei: 'Het gaat hier om de factor tijd. Vergeet niet dat die ongelooflijk kort was. '
ik ben het met u eens dat het element "tijd" in dit geval van het grootste belang is, ' zei Poirot.
Sugden ging voort: 'Wat het zo lastig maakt is dat er twee trappen in het huis zijn. De hoofdtrap in de hal ligt even ver van de eetkamer af als van de salon. Dan is er nog een trap aan de andere kant van het huis; daarlangs kwam Stephen Farr naar boven. Juffrouw Estravados kwam over de bovengang van dat eind van het huis, haar kamer ligt helemaal aan de andere kant. De anderen zeggen dat ze deze trap genomen hebben. '
ik moet zeggen dat het nogal verward klinkt, ' moest Poirot toegeven.
De deur ging open en Magdalena glipte haastig naar binnen. Ze hijgde een beetje en had vurige blosjes op haar wangen. Ze liep naar de tafel toe en zei zacht: 'Mijn man denkt dat ik wat ben gaan rusten, maar ik ben stilletjes mijn kamer uitgeslopen. Kolonel Johnson, ' ze keek hem met grote, wanhopige ogen smekend aan, 'als ik u de waarheid vertel, zult u er dan over zwijgen? Ik bedoel dat u niet alles publiek hoeft te maken?'
'U bedoelt, naar ik aanneem, iets dat niets met de misdaad te maken heeft?'
'Hoegenaamd niets. Het is alleen iets uit mijn -- eh -- prive-leven. '
Johnson zei: 'U doet er beter aan alles ronduit te vertellen, mevrouw Lee, en het aan ons over te laten het te beoordelen. '
Magdalena zei met ogen vol tranen: ik zal het u toevertrouwen. Ik weet dat ik het gerust kan doen. U bent zo vriendelijk. Ziet u, het zit zo. Er is iemand... ' Ze zweeg.
'Ja, mevrouw Lee?'
ik wilde gisteravond iemand opbellen -- een man -- een vriend van me -- en ik wilde niet dat George daar iets van zou weten. Ik weet dat het heel verkeerd van me was -- maar
- nu ja, zo was het nu eenmaal. Ik ging na tafel, toen ik dacht dat George veilig en wel in de eetkamer zat, naar de telefoon. Maar toen hoorde ik hem telefoneren, dus ik wachtte. '
'Waar heeft u gewacht, madame?' vroeg Poirot.
'Er is een garderobe onder de trap en het is daar donker. Ik glipte daar naar binnen, want daar kon ik George uit de kamer zien komen. Maar hij kwam niet en toen hoorde ik al dat lawaai en meneer Lee gilde zo en ik holde naar boven. '
'Dus uw echtgenoot heeft deze kamer niet verlaten tot het moment van de moord?'
'Nee. '
'En stond u van negen uur tot kwart over negen in die garderobe onder de trap?' vroeg Johnson.
'Ja, maar dat kon ik niet zeggen, dat begrijpt u wel. Ze hadden dan willen weten wat ik daar deed. Ik zat in een lastig parket, dat begrijpt u wel, is het niet?'
'Het was inderdaad bijzonder lastig, ' zei Johnson droogjes.
Ze glimlachte allerliefst.
ik ben toch zo opgelucht nu ik de waarheid heb verteld. En u zult het echt niet tegen mijn man zeggen, he? Nee, ik weet zeker dat u het niet zult doen. Ik kan u allemaal vertrouwen. '
Ze wierp hun allen een smekende blik toe en glipte snel de kamer uit.
Kolonel Johnson haalde eens diep adem.
'Tja, ' zei hij, 'het kan waar zijn! Het is een aannemelijk verhaal. Maar aan de andere kant... '
'Kan het niet waar zijn, ' voltooide Sugden de zin. 'Dat is het 'm nu juist. We weten het niet. '

3

Lydia Lee stond bij het verste raam in de salon naar buiten te kijken. Haar gestalte was half verborgen achter het zware gordijn. Toen ze een geluld in de kamer hoorde wendde ze zich met een schok om.
Hercule Poirot stond bij de deur.
'U maakte me aan 't schrikken, monsieur Poirot, ' zei ze.
'Neemt u me niet kwalijk, madame. Ik loop heel zacht. '
ik dacht dat het Horbury was, ' zei ze.
Poirot knikte.
'Ja, die loopt bijzonder zacht, als een kat -- of als een dief. '
Hij zweeg even en keek haar oplettend aan.
Haar gezicht verried niets, maar ze maakte een gebaar van afkeer.
ik heb die man nooit kunnen uitstaan, ik zal blij zijn als hij hier weg is. '
'Hoe eerder, hoe beter, madame. '
'Wat bedoelt u daarmee? Weet u iets tegen hem?'
'Hij is iemand die geheimen verzamelt -- en die tegen grof geld verkoopt. '
Ze vroeg haastig: 'Denkt u dat hij iets over de moord weet?'
Poirot haalde zijn schouders op, en zei: 'Hij heeft sluipende voeten en grote oren. Hij kan iets hebben afgeluisterd en dat verzwijgen. '
'Denkt u dat hij zal trachten een van ons te chanteren?'
'Mogelijk, maar ik ben niet hierheen gekomen om u dat te zeggen. '
'Wat wilde u dan wel zeggen?'
ik heb met meneer Alfred gesproken. Hij heeft me een voorstel gedaan en ik wilde dat met u bespreken voor ik het aannam of afsloeg. Maar ik was zo getroffen door de bekoorlijke aanblik die u bood -- het charmante kleurenspel van uw jumper tegen het diepe rood van de gordijnen -- dat ik bleef staan om u te bewonderen. '
Lydia zei scherp: 'Moeten we nu tijd verknoeien met complimenten, monsieur Poirot?'
'Pardon, madame. Weinig Engelse dames verstaan la toilette. De japon die u die eerste avond droeg, met dat opvallende en toch zo eenvoudige patroon, bezat elegance, distinctie. '
Lydia vroeg ongeduldig: 'Waarover wilde u me spreken?'
Poirot werd ernstig: 'Hierover madame. Uw echtgenoot wenst dat ik het onderzoek in deze moordzaak serieus ter hand neem. Hij heeft me verzocht in dit huis te blijven en mijn uiterste best te doen de zaak te doorgronden. '
'En?'
ik wilde geen uitnodiging aannemen die niet wordt ondersteund door de vrouw des huizes. '
Ze zei koel: 'Natuurlijk sta ik achter de uitnodiging van mijn man. '
'Goed, madame, maar ik heb meer nodig. Wilt u werkelijk dat ik hier blijf?'
'Waarom niet?'
'Laten we ronduit praten. Wilt u dat de waarheid aan het licht komt of niet?'
'Natuurlijk wel. '
Poirot zuchtte.
'Moet u me aldoor van die conventionele antwoorden geven?'
ik ben een conventionele vrouw. '
Ze beet op haar lip, aarzelde even en zei toen: 'Misschien is het beter ronduit te spreken. Natuurlijk begrijp ik u. De situatie is voor ons allesbehalve aangenaam. Mijn schoonvader is wreed vermoord en tenzij er tegen de verdachte Horbury een aanklacht kan worden ingediend wegens diefstal en moord -- en het heeft er alle schijn van dat dat niet mogelijk zal zijn -- komt het hierop neer, dat een van zijn eigen familieleden hem gedood heeft. En als die persoon voor het gerecht komt zal dat schande over ons brengen. Eerlijk gezegd: ik wil niet dat dat gebeurt. '
Poirot vroeg: 'Zou u er vrede mee hebben als de moordenaar ongestraft ontkwam?'
'Er zullen wel heel wat moordenaars in de wereld rondlopen die nooit gestraft zijn. '
'Dat geef ik toe. '
'Doet een meer of minder er dan veel toe?'
'En hoe staat het dan met de andere leden van de familie? De onschuldigen?' vroeg Poirot haar.
Ze staarde hem aan.
'Wat is er met hen?'
'Beseft u wel dat als het zo gaat als u hoopt, niemand ooit zal weten! De schaduw van verdenking zal op allen gelijkelijk" blijven rusten... '
Ze zei onzeker: 'Daar had ik niet aan gedacht. '
Poirot zei: 'Niemand zal ooit weten wie de schuldige is geweest... ' en hij voegde er zacht aan toe: 'Tenzij u het al weet, madame?'
Ze riep uit: 'U heeft het recht niet zoiets te zeggen. Het is niet waar! O, was het maar een vreemde -- geen familielid. '
'Het zou beide kunnen zijn. '
Ze keek hem verbaasd aan.
'Wat bedoelt u?'
'Het zou een familielid kunnen zijn en tegelijk een vreemde... begrijpt u niet wat ik bedoel? Eh bien, het is maar een inval van Hercule Poirot. '
Hij keek haar onderzoekend aan.
'En, madame, wat moet ik tegen uw echtgenoot zeggen?'
Lydia hief haar handen op en liet ze in een hopeloos gebaar vallen.
'Natuurlijk moet u -- accepteren. '

4

Pilar stond midden in de muziekkamer, heel rechtop, en haar ogen gingen van de een naar de ander, als een dier dat bang is aangevallen te worden. '
Ze zei: ik wil hier weg!'
Stephen Farr zei vriendelijk: 'Jij bent niet de enige die er zo over denkt. Maar ze willen ons niet laten gaan. '
'Bedoel je -- de politie?'
'Ja. '
Pilar zei heel ernstig: 'Het is niet prettig met de politie in aanraking te komen. Zoiets moest fatsoenlijke mensen niet kunnen gebeuren. '
Stephen moest even glimlachen.
'Bedoel je daar jezelf mee?'
'Nee, ik bedoel Alfred en Lydia en David en George en Hilda en -- ja, ook Magdalena. '
Stephen stak een sigaret op en rookte een poosje voor hij zei: 'Waarom maak je die uitzondering? Waarom laatje broer Harry erbuiten?'
Pilar liet lachend haar witte, regelmatige tandjes zien.
'Omdat Harry heel anders is! Ik denk dat die best weet wat het betekent met de politie te maken te hebben. '
'Misschien heb je gelijk. Hij is een beetje te schilderachtig om in het huiselijke milieu te passen. Houd je van je Engelse familie, Pilar?'
Ze zei weifelend: 'Ze zijn allemaal erg aardig tegen me, maar ze lachen zo weinig, ze zijn niet vrolijk. '
'Beste kind, er is pas een moord gepleegd in dit huis. '
'Ja-a, ' zei Pilar onzeker.
'Een moord, ' zei Stephen belerend, 'en een moord is geen alledaags voorvalletje, zoals jij met je nonchalante houding schijnt te suggereren. In Engeland vatten ze hun moorden heel ernstig op, al denken ze er in Spanje dan ook anders over. '
'Je houdt me voor de gek, je lacht me uit. '
'Je vergist je, ik ben helemaal niet in een vrolijke bui. '
'Komt dat omdat je ook graag hier weg wilt?'
'Ja. '
'En omdat die lange, knappe politieman je niet wil laten gaan?'
ik heb het hem niet gevraagd, maar als ik het deed zou hij ongetwijfeld "nee" zeggen. Ik moet op mijn tellen passen, Pilar, en heel erg voorzichtig zijn. '
'Vervelend voor je, ' vond Pilar.
'Het is wel een beetje meer dan vervelend. En dan loopt hier nog die idiote Fransman rond te loeren. Ik geloof niet dat hij veel zal presteren, maar hij werkt op mijn zenuwen. '
Pilar zei nadenkend: 'Mijn grootvader was heel erg rijk, he?'
ik gelooft wel. '
'Wie krijgt nu al dat geld? Gaat het naar Alfred en de anderen?'
'Dat hangt van zijn testament af. '
'Misschien heeft hij me wel wat nagelaten, maar ik denk van niet. '
Stephen zei hartelijk: 'Maak je maar niet ongerust, dat komt best in orde. Je bent tenslotte een familielid. Je hoort hier. Ze zullen voor je moeten zorgen. '
Pilar zei met een zucht: ik hoor hier... Grappig idee! En toch is het eigenlijk helemaal niet grappig. '
ik begrijp best dat je het niet leuk vindt. '
Pilar zuchtte weer en vroeg toen: 'Denk je dat we wat zouden mogen dansen bij de grammofoon?'
Stephen zei aarzelend: 'Het zou geen goede indruk maken. Dit is een huis van rouw, jij ongevoelig, Spaans nest. '
Pilar sperde haar ogen wijd open.
'Maar ik ben helemaal niet bedroefd. Ik kende mijn grootvader bijna niet, en al vond ik het wel leuk eens wat met hem te praten, daarom heb ik nog geen zin te gaan huilen en ongelukkig te zijn omdat hij dood is. En het is onzin om te doen alsof. '
'Je bent aanbiddelijk, ' constateerde Stephen.
Pilar zei vleiend: 'We kunnen onze schoenen uittrekken en handschoenen in de grammofoon stoppen, dan maakt het niet zo'n lawaai en zal niemand ons horen. '
'Vooruit dan maar, verleidster!'
Ze snelde lachend de kamer uit naar de balzaal aan 't eind van het huis, maar toen ze de brede gang bereikte die naar de tuin leidde bleef ze stokstijf staan. Stephen, die achter haar aan kwam, deed hetzelfde.
Hercule Poirot had een geschilderd portret van de wand genomen en bestudeerde dat bij het licht van het terras. Hij keek op en zag hen.
'Aha!' riep hij. 'Jullie komen juist op het goede moment. '
'Wat voert u uit?' vroeg Pilar, terwijl ze naast hem kwam staan.
Poirot zei ernstig: ik bestudeer het gezicht van Simeon Lee als jonge man. '
'Ach, is dat grootvader?'
'Ja, mademoiselle. '
Ze bekeek het portret en zei langzaam: 'Wat een verschil -wat een groot verschil... hij was nu zo oud en verschrompeld. Hij lijkt hier op Harry, die zal er tien jaar geleden precies zo hebben uitgezien. '
Hercule Poirot knikte.
'Ja, mademoiselle, Harry Lee is precies zijn vader. Kijk, ' hij nam haar mee een eindje verderop in de gang, 'dit is madame uw grootmoeder -- een ovaal, vriendelijk gezicht, zeer blond haar, zachte, blauwe ogen. '
'Precies David, ' vond Pilar.
'Alfred lijkt ook op haar, ' zei Stephen.
Poirot zei: 'Erfelijkheid is een bijzonder interessant onderwerp. Meneer Lee en zijn vrouw waren volkomen tegengestelde typen. Over het algemeen lijken al de kinderen uit dit huwelijk op de moeder. Kijk maar eens, mademoiselle. '
Hij wees op het portret van een meisje van een jaar of negentien met haar als gesponnen goud en grote, lachende blauwe ogen. Ze had dezelfde kleur haar en ogen als Simeon Lee's vrouw, maar uit het gelaat spraken een geest en een vitaliteit, die in die rustige, zachte ogen geheel ontbraken.
'O!'riep Pilar.
Haar hand ging naar haar hals en haalde een medaillon aan een lange gouden ketting te voorschijn. Ze drukte op het deksel. Het sprong open en hetzelfde lachende gezicht keek Poirot aan.
'Mijn moeder, ' zei Pilar.
Poirot knikte. Aan de andere kant van het medaillon zat het portret van een man. Hij was jong en knap, met zwart haar en donkerblauwe ogen.
'Uw vader?'
'Ja. Hij was erg mooi, vindt u niet?'
inderdaad. Spanjaarden hebben zelden blauwe ogen, is het niet, mademoiselle?'
in 't noorden soms wel. En de moeder van mijn vader was een Ierse. '
Poirot zei nadenkend: 'Dus u heeft Spaans, Iers en Engels bloed, en ook iets zigeunerachtigs, zou ik zeggen. Weet u wat ik denk, mademoiselle? Dat u, met die erfenis, een gevaarlijke vijand zou kunnen zijn. '
Stephen lachte. Weet je nog wat je in de trein zei, Pilar? Dat je je vijanden de hals zou afsnijden. O!'
Hij hield verschrikt op toen hij zich de betekenis van zijn woorden bewust werd.
Hercule Poirot bracht het gesprek haastig op iets anders. 'O, ja, mademoiselle, ik moest u om uw paspoort vragen. Mijn vriend de hoofdinspecteur heeft het nodig. Politie voorschrift -- heel vervelend en lastig, maar elke vreemdeling die in dit land komt moet zijn pas tonen. En volgens de wet bent u natuurlijk een vreemdelinge. '
Pilar trok haar wenkbrauwen op.
'Mijn pas? O, goed, ik zal hem gaan halen, ik heb hem op mijn kamer. '
Poirot zei verontschuldigend, terwijl hij met haar meeliep: 'Het spijt me werkelijk dat ik u moet lastig vallen. '
Ze waren aan het eind van de lange gang gekomen, vlak bij een trap. Pilar holde meteen naar boven. Poirot en Stephen volgden haar. Pilars slaapkamer lag dicht bij de trap, en bij de deur van haar kamer gekomen, zei ze: ik haal hem even voor u. '
Ze ging de kamer binnen, terwijl Poirot en Stephen in de gang bleven wachten.
Stephen zei vol zelfverwijt: 'Het was verdraaid stom van me zoiets te zeggen, maar ik geloof niet dat het haar is opgevallen, denkt u?'
Poirot gaf geen antwoord. Hij hield zijn hoofd wat opzij, alsof hij ingespannen luisterde.
Hij zei: 'Engelsen zijn wel verbazend dol op frisse lucht. Mademoiselle Estravados schijnt die voorliefde geerfd te hebben. '
'Hoezo?' vroeg Stephen.
'Omdat ze, hoewel het vandaag bijzonder koud is, in tegenstelling met gisteren, toen het een zachte, zonnige dag was, zojuist haar raam wijd open heeft geschoven. Wonderlijk om zo dol te zijn op frisse lucht. '
Opeens hoorden ze in de kamer een uitroep in het Spaans en Pilar kwam even later een beetje schuldbewust lachend de deur uit.
ik ben toch zo onhandig geweest, ' zei ze. 'Mijn kleine koffertje lag op de vensterbank en toen ik mijn pas eruit wilde halen liet ik die per ongeluk uit het raam vallen. Hij ligt beneden in het bloemperk. Ik zal hem gauw even gaan halen. '
'O, dat zal ik wel doen, ' zei Stephen, maar Pilar was al langs hem heen gesneld en riep over haar schouder: 'Nee, het was mijn eigen schuld. Ga jij maar met monsieur Poirot naar de salon, dan breng ik daar de pas wel. '
Stephen Farr scheen haar toch te willen volgen, maar Poirot legde zijn hand op Stephens arm en zei: 'Laten we deze kant op gaan. '
Ze liepen de gang door tot ze bij de hoofdtrap kwamen. Toen zei Poirot: 'Laten we even wachten met naar beneden gaan. Als u me wilt volgen naar de kamer van de misdaad wil ik u daar iets vragen. '
Ze liepen de gang door die naar Simeon Lee's kamer leidde en passeerden een nis aan de linkerkant, waarin twee marmeren beelden stonden, stevige nimfen die met Victoriaanse preutsheid angstvallig hun gewaden tegen zich aan gedrukt hielden.
Stephen keek ernaar en zei: 'Verdraaid lelijk bij daglicht. Toen ik er die avond langs kwam dacht ik dat het er drie waren, maar gelukkig zijn het er maar twee. '
'Dergelijke beelden vallen tegenwoordig niet meer in de smaak, ' gaf Poirot toe. 'maar ze zullen ongetwijfeld in hun tijd veel geld gekost hebben. Ik denk dat ze er bij avond beter uitzien. '
'Dan zie je alleen maar iets glimmends en wits. '
Poirot mompelde: in het donker zijn alle katjes grauw. '
Ze troffen hoofdinspecteur Sugden in de kamer aan. Hij lag geknield bij de safe en bekeek die door een vergrootglas. Hij keek op bij hun binnenkomst en zei: 'De safe is met de sleutel geopend door iemand die de combinatie kende. Geen spoor van braak. '
Poirot ging naar hem toe, trok hem terzijde en fluisterde hem iets in het oor. Sugden knikte en verliet de kamer.
Poirot wendde zich tot Stephen Farr, die naar de leunstoel staarde waarin Simeon Lee altijd had gezeten. Hij keek ernstig en de aderen op zijn voorhoofd waren duidelijk zichtbaar. Poirot nam hem zwijgend een paar minuten op, voor hij zei: 'U herinnert zich alles weer, is het niet?'
Stephen zei langzaam: 'Twee dagen geleden zat hij daar nog levend en wel en nu... '
Toen schudde hij zijn gedachten van zich af en zei: 'U wilde me iets vragen, monsieur Poirot?'
'Ja. Was u niet de eerste die die avond hier kwam?'
ik weet het werkelijk niet meer. Nee, ik geloof toch dat een van de dames er eerder was. '
'Wie?'
'De vrouw van George of die van David, ik herinner me nu weer dat ze allebei al heel gauw hier waren. '
'Zei u niet dat u de gil niet heeft gehoord?'
'Ik geloof het niet, ik weet 't niet meer. Iemand schreeuwde, maar het kan ook beneden zijn geweest. '
Poirot zei: 'Heeft u zo'n geluid gehoord?'
Hij gooide zijn hoofd achterover en slaakte plotseling een doordringende, snerpende gil, zo onverwacht, dat Stephen een stap achteruit deed en bijna viel.
Hij zei nijdig: 'Verduiveld, waarom doet u dat? Wilt u het hele huis een doodsschrik op het lijf jagen? Nee, ik heb niets gehoord dat er ook maar enigszins op leek. Het huis zal weer op stelten staan, ze zullen denken dat er weer een moord is gepleegd. '
Poirot zag er verslagen uit. Hij mompelde: 'Het was dom van me... laten we maar gauw hier vandaan gaan. '
Hij haastte zich de kamer uit. Lydia en Alfred stonden beneden aan de trap en keken naar boven. George kwam uit de bibliotheek en voegde zich bij hen en Pilar kwam aanhollen met haar paspoort in de hand.
Poirot riep: 'Het is niets! Schrik maar niet! Alleen maar een klein experiment van mij!'
Alfred keek geergerd, George diep verontwaardigd. Poirot liet het aan Stephen over om de zaak uit te leggen en maakte dat hij wegkwam, de gang door naar de andere zijde van het huis.
Aan het eind van de gang kwam hoofdinspecteur Sugden doodbedaard uit Pilars kamer naar Poirot toe.
'PS7; bien r vroeg Poirot.
De hoofdinspecteur schudde zijn hoofd.
'Niets gehoord, geen geluid. '
Zijn blik ontmoette die van Poirot en hij knikte goedkeurend.

5

Alfred Lee vroeg: 'Dus u neemt het aan, monsieur Poirot?'
De hand die hij naar zijn mond bracht, trilde een beetje. In zijn zachte bruine ogen blonk een nieuw, koortsachtig licht. Hij stotterde. Lydia, die er zwijgend bij stond, keek hem bezorgd aan.
Alfred zei: 'U weet niet -- u k-k-kunt niet begrijpen -- wat het voor m-m-mij betekent... De m-m-moordenaar van mijn vader moet gev-v-vonden worden. '
Poirot zei: 'Daar u me heeft verzekerd dat u er lang en grondig over heeft nagedacht, accepteer ik uw voorstel. Maar u moet goed begrijpen, meneer Lee, dat er geen sprake meer van kan zijn dat ik me terugtrek. Ik ben geen hond die je op het wild afstuurt en dan terugroept omdat de manier waarop hij jaagt je niet aanstaat... '
'N-natuurlijk... natuurlijk... Uw kamer is klaar. Blijf zolang u wilt... '
Poirot zei ernstig: 'Dat zal niet lang zijn. '
'He, wat zegt u?'
ik zei dat het niet voor lang zal zijn. Er zijn bij deze misdaad zo weinig mensen betrokken dat het onmogelijk lang kan duren voor de ware schuldige wordt ontdekt. Ik geloof dat dat moment al dichtbij is. '
Alfred staarde hem verbijsterd aan.
'Onmogelijk!' stamelde hij.
'Helemaal niet onmogelijk. Alle feiten wijzen min of meer in een richting. Er moeten nog enkele kleinigheden opgehelderd worden en dan zal de waarheid aan het licht komen. '
Alfred zei ongelovig: 'Bedoelt u dat u weet wie het gedaan heeft?'
Poirot glimlachte. 'Ja, ik weet het. '
Alfred zei: 'Mijn vader... mijn vader... ' en wendde zich af.
Poirot zei bruusk: ik moet u om twee dingen verzoeken, meneer Lee. '
Alfred antwoordde hees: 'Wat u maar wilt. '
'Allereerst zou ik graag willen dat het portret van uw vader als jongeman werd opgehangen in de kamer die u voor mij in gereedheid hebt laten brengen. '
Alfred en Lydia keken hem stomverbaasd aan.
'Vaders portret? Maar waarom?'
Poirot wuifde met zijn hand. 'Het zal me -- hoe moet ik het uitdrukken -- het zal me inspireren. '
Lydia zei wat ironisch: 'Bent u van plan een misdaad door middel van helderziendheid op te lossen, monsieur Poirot?'
'Madame, laten we zeggen dat ik van plan ben niet alleen de ogen van het lichaam maar ook de ogen van de geest te gebruiken. '
Ze haalde haar schouders op.
Poirot ging voort: 'En verder, meneer Lee, wil ik graag precies weten onder welke omstandigheden de echtgenoot van uw zuster, Juan Estravados, gestorven is. '
is dat wel nodig?' vroeg Lydia.
ik heb alle feiten nodig, madame. '
Alfred zei: in een gevecht om een vrouw in een cafe heeft Juan Estravados een man gedood. '
'Op welke manier?'
Alfred keek Lydia smekend aan en deze zei effen: 'Hij stak hem dood. Hij werd niet ter dood veroordeeld, omdat er sprake was van provocatie. Hij is in de gevangenis gestorven. '
'Weet zijn dochter dit van haar vader?'
ik denk het niet. '
Alfred zei: 'Nee, Jennifer heeft het haar nooit verteld. '
'Dank u. '
'U denkt toch niet dat Pilar... O, maar dat is absurd, ' riep Lydia.
Poirot zei: 'Meneer Lee, wilt u me een en ander vertellen over uw broer Harry?'
'Wat wilt u weten?'
ik heb vernomen dat hij zo'n beetje als het zwarte schaap van de familie wordt beschouwd. Waarom?'
Lydia zei: 'Het is alweer zo lang geleden... '
Alfred was rood geworden. Hij zei: 'Als u het weten wilt, Harry heeft indertijd een grote som geld gestolen door vaders handtekening op een cheque te vervalsen. Natuurlijk heeft mijn vader er geen werk van gemaakt. Harry heeft nooit gedeugd. Overal, waar hij ook in de wereld was, kwam hij in moeilijkheden. En altijd telegrafeerde hij om geld. Hij heeft overal in de gevangenis gezeten. '
Lydia zei: 'Dat weetje niet zeker, Alfred. '
Alfred zei kwaad, en zijn handen beefden: 'Harry deugt niet -- hij deugt absoluut niet. Hij heeft nooit willen deugen. '
'Er heeft nooit genegenheid tussen u beiden bestaan, dat merk ik wel, ' zei Poirot.
'Hij heeft mijn vader schandelijk behandeld en hem veel verdriet gedaan. '
Lydia slaakte een ongeduldige zucht. Poirot hoorde het en wierp haar een blik toe.
Ze zei: 'Konden die diamanten maar gevonden worden. Ik weet zeker dat daar de oplossing ligt. '
'Ze zijn gevonden, madame, " zei Poirot.
'Wat zegt u?'
'Ze zijn gevonden in uw tuintje dat de Dode Zee voorstelt... '
in mijn tuintje?... Maar dat is ongelooflijk!'
Poirot zei zacht: 'Ja, inderdaad, madame. '