24 DECEMBER

1

'Wilt u werkelijk dat ik hier blijf, vader?' vroeg Harry. ik steek me in een wespennest. '
'Wat bedoel je?' vroeg Simeon.
'Broeder Alfred, ' zei Harry, 'die beste, brave Alfred. Als ik het zeggen mag, die ergert zich groen dat ik hier ben. '
'Kan me geen bliksem schelen, ' snauwde Simeon. ik ben de baas hier in huis. '
'Toch geloof ik dat u tamelijk afhankelijk bent van Alfred. En ik wil niet dat u moeilijkheden krijgt... '
'Je doet wat ik zeg, ' snauwde zijn vader.
Harry geeuwde, ik geloof niet dat ik voor een huiselijk leven deug. Nogal saai voor iemand die de hele wereld heeft doorgezworven. '
'Je zou er beter aan doen te trouwen en je te vestigen. '
'Met wie zou ik moeten trouwen? Jammer dat je niet met je nichtje kunt trouwen, Pilar is verdraaid aantrekkelijk. '
is dat jou ook opgevallen?'
'Over trouwen gesproken, die dikke George schijnt het, zo te zien, aardig voor elkaar te hebben. Wie was ze?'
Simeon haalde de schouders op.
'Weet ik het? George heeft haar, geloof ik, op een modeshow tussen de mannequins uitgepikt. Ze zegt dat haar vader een gepensioneerde zeeofficier was. '
'Waarschijnlijk tweede stuurman op een kustvaarder. George zal nog last met haar krijgen als hij niet oppast. '
'George is een idioot, ' zei Simeon.
'Waarom is ze met hem getrouwd? Om zijn geld?'
Simeon gaf geen antwoord.
'Denkt u dat u het met Alfred in orde kunt brengen?' vroeg Harry.
'Dat zullen we meteen doen, ' zei Simeon grimmig.
Hij drukte op de bel die op een tafeltje naast hem stond.
Horbury verscheen prompt.
'Vraag meneer Alfred hier te komen, ' zei Simeon.
Horbury verdween en Harry zei: 'Die vent luistert aan de deuren. '
'Waarschijnlijk wel, ' gaf Simeon toe.
Alfred kwam even later binnen. Zijn gezicht betrok toen hij zijn broer zag. Hij negeerde hem en vroeg kortaf: 'U wilde me spreken, vader?'
'Ja. Ga zitten. Ik denk erover de situatie hier wat te veranderen nu er twee mensen meer in huis komen wonen. '
'Twee?
'Pilar vindt hier natuurlijk een thuis. En Harry komt voorgoed hier. '
'Komt Harry hier wonen?'
'Waarom niet, ouwe jongen?' vroeg Harry.
Alfred draaide zich met een ruk naar hem om. ik zou zo denken dat je dat zelf wel weet. '
'Het spijt me, maar dat weet ik niet. '
'Na al wat er gebeurd is? De minderwaardige manier waarop je je hebt gedragen. Het schandaal... '
Harry wuifde luchtig met zijn hand.
'Dat is allemaal al zo lang geleden, ouwe jongen. '
'Je hebt je abominabel gedragen tegenover vader na al wat hij voor je gedaan had. '
'Hoor eens hier, Alfred, dat is vaders zaak en niet de jouwe. Als hij bereid is te vergeven en te vergeten... '
'Daartoe ben ik bereid, ' zei Simeon. 'Harry is evengoed mijn zoon. '
'En toch maak ik bezwaar -- ter wille van vader. '
'Harry blijft hier, ik wil het, ' zei Simeon. Hij legde een hand op Harry's schouder, ik ben erg op Harry gesteld. '
Alfred stond op en verliet de kamer. Hij was zeer bleek.
Harry liep hem lachend achterna.
Simeon zat in zichzelf te grinniken. Toen schrok hij op en keek om. 'Verduiveld, wie is daar? O, ben jij het, Horbury? Sluip toch niet altijd zo rond. '
'Neem me niet kwalijk, meneer. '
'Al goed, al goed. Ik heb een paar opdrachten voor je. Ik wil dat iedereen na de lunch hier bij me boven komt -- iedereen. '
'Ja, meneer. '
'En nog iets. Als ze hierheen gaan loop jij met ze mee. En als je halfweg de gang bent moet je je stem verheffen, zodat ik het kan horen. Doet er niet toe onder welk voorwendsel je dat doet. Begrepen?'
'Ja, meneer. '
Horbury ging naar beneden en zei tegen Tressilian: 'Als je 't mij vraagt krijgen we beslist een lollige Kerstmis. '
Tressilian vroeg scherp: 'Wat bedoel je?'
'Wacht maar af. Het is de avond voor Kerstmis en er hangt in huis een echt liefdevolle kerstsfeer!'

2

Ze kwamen de kamer binnen en bleven bij de deur staan. Simeon was aan 't telefoneren. Hij wuifde naar hen.
'Ga zitten allemaal. Ik ben zo klaar. '
Hij sprak weer in de telefoon. 'Spreek ik met Charlton, Hodgkins and Brace? Ben jij 't, Charlton? Hier Simeon Lee. Ja, vind je niet?... Ja... Nee, ik wil datje een nieuw testament voor me opmaakt... Ja, het andere is verouderd.... De omstandigheden zijn veranderd.... O nee, nee, helemaal geen haast bij. Laten we zeggen een of twee dagen na Kerstmis. Kom hierheen, dan zal ik je precies uitleggen hoe ik het hebben wil.... Nee, dat is best. Ik ga nog niet dood. '
Hij legde de hoorn op de haak en keek naar zijn acht familieleden. Hij grinnikte en zei: 'Wat kijken jullie sip, wat is er aan de hand?'
Alfred zei: 'U heeft ons hier laten komen... '
'O, niets bijzonders, hoor. Dachten jullie dat het een soort familieraad was? Geen sprake van, ik ben vandaag alleen maar wat moe. Geen van jullie moet na tafel bij me boven komen, ik ga vroeg naar bed. Ik wil fit zijn voor Kerstmis. '
Hij grinnikte weer zijn kakelend lachje. George zei zwaarwichtig: 'Natuurlijk... natuurlijk... '
'Mooie oude traditie, Kerstmis!' ging Simeon voort. 'Verstevigt de familieband. Wat zeg jij ervan, Magdalena?'
Magdalena schrok op. Haar nogal dom, klein mondje viel open en klapte weer dicht. Ze zei: 'O, ja... eh... ja, zeker.,
'Woonde jij vroeger niet samen met een gepensioneerde zeeofficier' -- hij pauzeerde even -- 'je vader? Toen zullen jullie wel niet veel werk van Kerstmis hebben gemaakt, daar is een groot gezin voor nodig. '
'O... o... ja... misschien wel. '
Simeon keek langs haar heen.
'Ik wil niets onaangenaams zeggen in deze tijd van het jaar, George, maar ik vrees dat ik je toelage wat zal moeten inkrimpen. Mijn huishouden gaat voortaan meer kosten. '
George werd vuurrood.
'Maar, vader, dat kunt u niet doen. '
'O, niet?' zei Simeon.
'Mijn uitgaven zijn al zo hoog. Bijzonder hoog. Ik weet nu al niet hoe ik moet rondkomen. Ik moet al zo zuinig zijn. '
'Laat je vrouw je daarin dan maar flink helpen. Vrouwen zijn goed in zulke dingen. Die verzinnen dikwijls bezuinigingen waar een man nooit op zou komen. En een pientere vrouw kan haar eigen kleren maken. Mijn vrouw was erg handig met de naald. Dat was dan ook zo ongeveer alles waarin ze handig was. Een goeie vrouw, maar stomvervelend... '
David sprong op. Zijn vader zei prompt: 'Ga zitten, jongen, je zou iets omver kunnen gooien. '
'Mijn moeder... ' begon David.
'Jouw moeder had de hersens van een garnaal. En het komt me voor dat haar kinderen die van haar geerfd hebben. ' Hij richtte zich plotseling hoog op. Er kwam een rode vlek op
elke wang. Zijn stem werd hoog en schril. 'Jullie zijn geen van allen een cent waard, geen van allen! Jullie maken me gewoon misselijk. Jullie zijn geen mannen. Jullie zijn zwakkelingen. Pilar is meer waard dan twee van jullie bij elkaar! Ik durf erop zweren dat ergens in de wereld betere zonen van me rondlopen, beter dan een van jullie, ook al zijn die dan niet zoals jullie in 't huwelijksbed verwekt. '
'Vader, hou op!' riep Harry.
Hij was opgesprongen, afkeuring lag op zijn anders zo vrolijk gezicht.
'Hetzelfde geldt ook voor jou\ Wat heb jij ooit uitgevoerd? Uit alle hoeken van de wereld heb je mij om geld gevraagd. Ik zeg nog eens, ik kan jullie niet meer zien. Ruk uit!'
Hij leunde hijgend achterover.
Langzaam verlieten zijn huisgenoten een voor een de kamer. George rood van woede, Magdalena verschrikt, David was bleek en beefde, Harry stormde de kamer uit, Alfred ging als iemand die droomt, Lydia volgde hem met hoog opgeheven hoofd. Alleen Hilda bleef bij de deur staan en keerde toen langzaam terug.
Ze stond over hem heengebogen toen hij zijn ogen opsloeg en hij schrok toen hij haar zag. Er was iets dreigends in de manier waarop ze daar zo roerloos stond.
Hij zei gemelijk: 'Wat is er?'
'Toen uw brief kwam, geloofde ik wat u schreef: dat u met Kerstmis de hele familie om u heen wilde hebben. Ik heb David overgehaald te gaan. '
'Nou, wat zou dat?'
Hilda zei langzaam: 'U wilde inderdaad uw familie om u heen hebben, maar niet om de reden die u voorwendde! U wilde ons allemaal hier hebben om ons tegen elkaar in 't harnas te jagen, is 't niet? Dat is uw idee van een grap. '
Simeon grinnikte, ik heb altijd een bijzonder soort gevoel voor humor gehad. Ik verwacht niet dat een ander de grap waardeert, maar ik geniet ervan. '
Ze zei niets. Een vaag gevoel van angst kwam over Simeon Lee. Hij vroeg fel: 'Waar denk je aan?'
Hilda zei langzaam: ik ben bang... '
'Voor mij?'
'Niet voor u, maar om u. '
Als een rechter die een vonnis heeft uitgesproken keerde ze zich om en liep de kamer uit.
Simeon staarde naar de deur.
Toen stond hij op en liep moeizaam naar de safe.
Hij mompelde: 'Laat ik maar eens naar mijn schoonheden gaan kijken... '

3

Om kwart voor acht werd er aan de voordeur gebeld.
Tressilian ging opendoen. Toen hij in de keuken terugkwam was Horbury daar bezig de koffiekopjes, die hij een voor een van het blad had genomen, te bekijken.
'Wie was daar?' vroeg hij.
'Hoofdinspecteur van politie Sugden... He, kijk uit watje doet!'
Horbury had een kopje laten vallen.
'Moet je nou toch eens zien, 'jammerde Tressilian, 'elf jaar lang heb ik die kopjes afgewassen en er nooit een gebroken, en jij pakt iets op waar je niets mee te maken hebt en kijk nou eens!'
'Het spijt me, meneer Tressilian, ' verontschuldigde de ander zich. Zijn gezicht was nat van 't zweet, ik snap niet hoe dat kon gebeuren. Zei u dat het iemand van de politie was?'
'Ja, hoofdinspecteur Sugden. '
De bediende streek met zijn tong langs zijn bleke lippen.
'Wat - wat moest die hier?'
'Hij kwam collecteren voor het politieweeshuis. '
'O. ' Horbury trok zijn schouders naar achteren en zei op normale toon: 'En, heeft-ie wat gekregen?'
ik ben met de intekenlijst naar de oude meneer gegaan en hij zei dat ik de hoofdinspecteur maar boven moest brengen en de sherry op tafel zetten. '
'Niks dan gebedel om deze tijd van het jaar, ' zei Horbury.
'De ouwe duvel is royaal, dat moet ik zeggen, ondanks al zijn fouten. '
Tressilian zei waardig: 'Meneer Lee is altijd een vrijgevig heer geweest. '
Horbury knikte. 'Dat is z'n beste eigenschap. Nou, ik ga er eens vandoor. '
'Naar de bioscoop?'
ik denk van wel. Adieu, meneer Tressilian. '
Hij verdween door de deur naar de bediendenkamer.
Tressilian keek op de wandklok. Hij begaf zich naar de eetkamer, legde de broodjes tussen de gevouwen servetten, overtuigde zich ervan dat alles in orde was, en sloeg in de hal op de gong.
Toen de laatste galm was weggestorven, kwam de hoofdinspecteur de trap af. Hij was een lange, knappe man in een nauwsluitend blauw pak en hij bewoog zich met de zekerheid van iemand die zich van zijn eigen belangrijkheid bewust is.
Hij zei minzaam: ik denk dat het vannacht zal gaan vriezen. Het is te hopen, want het weer is de laatste tijd maar slecht geweest. '
'Al dat vocht is slecht voor mijn reumatiek, ' zei Tressilian.
De hoofdinspecteur gaf toe dat reumatiek een pijnlijke kwaal was en Tressilian liet hem uit.
De oude butler liep langzaam door de hal terug. Hij streek eens over zijn ogen en zuchtte. Toen rechtte hij zijn rug, want hij zag Lydia de salon binnengaan. George Lee kwam juist de trap af.
Tressilian bleef wachten, en toen de laatste gast, Magdalena, de salon was binnengegaan, trad hij zelf binnen en kondigde aan: 'Het diner is opgediend!'
Hij was op zijn manier een kenner van vrouwenkleding. Hij merkte altijd op wat de dames droegen en bekeek ze kritisch terwijl hij met de wijnkaraf om de tafel heen liep.
De vrouw van meneer Alfred had een nieuw toilet aan van zwart-en-wit gebloemde taf. Een opvallend patroon, maar zij kon dingen dragen die andere dames niet stonden. De japon van de vrouw van meneer George was een haute-couturejurk,
daar was hij vrij zeker van, en die zou meneer George een aardig sommetje gekost hebben! Meneer George zou wel zuur kijken als hij de rekening kreeg. Hij gaf niet graag geld uit -dat had hij nooit graag gedaan. Hij vond de vrouw van meneer David wel een knappe dame, maar ze wist zich niet te kleden. Zij, met haar figuur, moest zwart fluweel dragen. Bedrukt fluweel en dan nog wel rood, was een verkeerde keus. Wat juffrouw Pilar droeg deed er niet toe, iemand met haar figuurtje stond alles. Maar het was wel een goedkoop, flodderig jurkje dat ze aanhad, dat wel. Nou ja, daar zou meneer Lee wel gauw verandering in brengen! Wonderlijk zoals die op haar gesteld was. Dat zag je meer bij ouwe heren. Een jong snuitje kon alles van ze gedaan krijgen.
'Rode of witte wijn?' mompelde Tressilian eerbiedig in het oor van mevrouw Magdalena Lee. Uit een ooghoek zag hij dat Walter, de huisknecht, alweer de groente voor de saus aanbood -- terwijl hij hem er nog zo nadrukkelijk op had gewezen dat dat niet mocht.
Tressilian ging rond met de souffle. Het viel hem op, nu zijn interesse voor de toiletten der dames en Walters tekortkomingen tot het verleden behoorden, dat iedereen vanavond zo stil was. Dat wil zeggen, niet bepaald stil -- meneer Harry praatte honderd uit -- nee, het was die meneer uit Zuid-Afrika. De anderen praatten ook wel, maar telkens met tussenpozen. Er was iets vreemds in.
Daar had je bij voorbeeld meneer Alfred, die zag er bepaald ziek uit. Net alsof hij een schok had gehad of zoiets. Hij keek zo verbijsterd en raakte zijn eten bijna niet aan. Tressilian zag duidelijk dat zijn vrouw zich er ongerust over maakte, ze keek hem telkens over de tafel heen bezorgd aan.
Meneer George was erg rood in zijn gezicht en slokte zijn voedsel naar binnen zonder het te proeven. Die kreeg nog eens een beroerte als hij niet oppaste. Zijn vrouw at bijna niets, die hield zeker dieet. Juffrouw Pilar scheen wel van alles te genieten en ze praatte en lachte met de Zuidafrikaan-se meneer. Die had het van haar te pakken, dat zag je zo. Die twee schenen helemaal geen zorgen aan hun hoofd te hebben!
Meneer David? Tressilian maakte zich bepaald ongerust over meneer David. Hij leek sprekend op zijn moeder en hij zag er nog opvallend jong uit. Maar wat was hij zenuwachtig. Kijk, nou gooide hij zijn glas om.
Tressilian depte handig de plas wijn op. David scheen nauwelijks te merken wat hij gedaan had. Hij zat met een bleek gezicht voor zich uit te staren.
Nu hij aan bleke gezichten dacht, herinnerde Tressilian zich opeens weer hoe raar Horbury had gekeken, daarnet in de bijkeuken, toen hij hoorde dat er iemand van de politie aan de deur was geweest -- 't leek bijna alsof...
Tressilian schrok op uit zijn gedachten, want Walter had bij het overreiken van de fruitschaal een peer laten vallen. Bedienden waren tegenwoordig niet meer wat ze vroeger waren. Ze konden beter staljongen worden als dat zo doorging.
Hij ging rond met de port. Meneer Harry leek vanavond nogal verstrooid. Hij keek telkens naar meneer Alfred. Die twee hadden elkaar nooit kunnen zetten, als jongens al niet. Harry was altijd de lieveling van zijn vader geweest en dat had Alfred dwarsgezeten. De oude meneer had nooit veel om Alfred gegeven, terwijl meneer Alfred toch zo op zijn vader gesteld scheen te zijn.
Mevrouw Lydia stond op. Ze liep gracieus om de tafel heen. Mooi patroon had die japon van haar en dat schoudermanteltje stond haar goed. Een echt elegante dame!
Tressilian ging naar de aanrechtkeuken en sloot de deur van de eetkamer, waar de heren nog bij de port zaten.
Hij bracht het koffieblad naar de salon. De vier dames zaten daar maar ongezellig bij elkaar, vond hij. Ze spraken geen woord. Hij diende de koffie rond.
Hij was weer terug in de aanrechtkeuken toen hij de deur van de eetkamer hoorde opengaan. Meneer David Lee kwam naar buiten en liep de hal door naar de salon.
Tressilian begon Walter de les te lezen en die werd bijna -- zo niet helemaal -- brutaal!
Toen hij alleen was, ging hij vermoeid zitten. Hij voelde zich terneergeslagen en een beetje ontstemd. Kerstmis, en al die drukte en spanning... het beviel hem helemaal niet.
Met moeite vermande hij zich en ging naar de salon om de gebruikte kopjes weg te halen. De kamer was verlaten, op Lydia na, die, half verborgen achter het gordijn, aan het andere eind van het vertrek stond en uitkeek in het donker.
Uit de aangrenzende kamer klonk pianomuziek.
Meneer David speelde. Maar Tressilian vroeg zich af waarom meneer David de Treurmars zou spelen? Want die speelde hij. Nee, er was iets helemaal mis.
Langzaam keerde hij naar de aanrechtkeuken terug.
En toen hoorde hij opeens het lawaai boven zijn hoofd... het breken van porselein, het omvallen van meubelstukken, gebons en gerinkel...
Grote hemel, dacht Tressilian. Wat voert meneer nou uit? Wat gebeurt er daar boven?
En toen volgde er een gil -- een afgrijselijke, hoge, jammerende gil, die rochelend wegstierf.
Tressilian bleef een ogenblik als verlamd staan, toen holde hij de gang door en de brede trap op.
Anderen deden hetzelfde. De gil was door het hele huis gehoord.
Ze renden naar boven, de bocht om, langs een nis waarin, wit en griezelig, beelden glommen, en de lange gang door naar Simeon Lee's deur. Meneer Farr en mevrouw Hilda Lee stonden daar al. Zij leunde tegen de muur en hij draaide aan de deurknop.
'De deur is op slot, ' zei hij.
Harry Lee drong langs hem heen en begon ook aan de knop te draaien.
'Vader!' riep hij, 'Vader, laat ons binnen!'
Hij hief zijn hand op en in de stilte luisterden ze allemaal. Er kwam geen antwoord. In de kamer was geen geluid te horen.
Er werd aan de voordeur gebeld, niemand schonk er enige aandacht aan.
Stephen Farr zei: 'We zullen de deur moeten openbreken, er zit niets anders op. '
'Dat zal een karwei zijn, ' zei Harry, 'deze deuren zijn oer-solide. Vooruit, Alfred!'
Ze wierpen zich enkele malen met al hun kracht tegen de deur en tenslotte pakten ze een eikehouten bank op en gebruikten die als stormram. Eindelijk bezweek de deur, de scharnieren braken af en de deur viel naar binnen.
Een ogenblik stonden ze, op elkaar gedrongen, naar binnen te kijken.
Het schouwspel dat ze toen zagen zou geen van hen ooit meer kunnen vergeten.
Er had klaarblijkelijk een ontzettende worsteling plaatsgevonden. Zware meubels waren omvergesmeten, Chinese vazen lagen in scherven op de grond. Midden op het haardkleed voor het laaiende vuur lag Simeon Lee in een grote plas bloed -- alles in het rond was met bloed bespat. De kamer leek wel een slachtplaats.
Er ging een lange, bevende zucht op, toen spraken twee stemmen tegelijk. En wonderlijk genoeg uitten degenen die gesproken hadden beiden een citaat.
David Lee zei: 'Gods molens malen langzaam. '
En Lydia fluisterde: 'Wie zou gedacht hebben dat de oude man zoveel bloed had?'

4

Hoofdinspecteur Sugden had driemaal gebeld. Ten einde raad bonsde hij met de klopper op de deur.
Een hevig ontstelde Walter deed eindelijk open.
'O... ' zei hij, en zijn gezicht verried opluchting. 'Ik wou net de politie opbellen. '
'Waarom?' vroeg de hoofdinspecteur scherp. 'Wat is hier aan de hand?'
Walter fluisterde: 'Meneer Lee is vermoord... '
De hoofdinspecteur drong langs hem heen, rende de trap op en kwam, zonder dat iemand het opmerkte, de kamer binnen. Hij zag dat Pilar zich juist bukte en iets opraapte en dat David Lee zijn handen voor zijn ogen hield.
Hij zag de anderen in een groepje bij de deur staan. Alfred was de enige die dicht bij het lichaam van zijn vader stond, heel dicht. Hij keek op hem neer. Zijn gezicht was zonder uitdrukking.
George Lee zei gewichtig: 'Niets mag worden aangeraakt, denk erom, niets -- voor de politie komt. Dat is van het grootste belang. '
'Pardon, ' zei Sugden.
Hij duwde zacht de dames opzij en kwam naar voren.
Alfred Lee herkende hem.
'Aha, bent u het, hoofdinspecteur? Dat is al heel vlug. '
'Ja, meneer Lee. ' Hoofdinspecteur Sugden verknoeide geen tijd met uitleg geven. 'Wat is dat hier allemaal?'
'Mijn vader is dood -- vermoord... ' zei Alfred.
Zijn stem brak.
Magdalena begon plotseling zenuwachtig te snikken.
Sugden stak een grote hand op en zei bevelend: 'Laat iedereen deze kamer verlaten, behalve meneer Lee en... eh... meneer George Lee. '
Ze liepen langzaam, met tegenzin, als schapen naar de deur. Hoofdinspecteur Sugden versperde plotseling Pilar de weg.
'Neem me niet kwalijk, juffrouw, ' zei hij beleefd, 'maar er mag hier niets worden aangeraakt of verplaatst. '
Pilar keek hem verbaasd aan.
Stephen Farr zei ongeduldig: 'Natuurlijk niet. Dat begrijpt ze immers wel. '
'U heeft daareven toch iets van de grond opgeraapt?' zei de hoofdinspecteur, op dezelfde beleefde toon.
Pilar keek Sugden met grote ogen ongelovig aan.
ik?'
Sugden bleef nog vriendelijk, maar zijn stem klonk bijna bevelend.
ik heb gezien dat u het deed... '
'O!'
'Geef me wat u in uw hand houdt. '
Langzaam opende Pilar haar hand. Er lag een stukje gummi in en een klein stukje hout. Hoofdinspecteur Sugden pakte ze, sloot ze in een enveloppe en stak die in zijn borstzak.
'Dank u, ' zei hij.
Hij wendde zich af. Even blonk in Stephen Farrs ogen iets van verbaasd respect. Het leek wel alsof hij die lange, knappe hoofdinspecteur had onderschat.
Allen verlieten de kamer. Achter hen hoorden ze de stem van de hoofdinspecteur zeggen: 'En wilt u nu zo goed zijn... '

5

'Er gaat toch maar niets boven een houtvuur, ' zei kolonel Johnson, toen hij er nog een blok op gooide en zijn stoel dichter bij de gloed trok. 'Bedien je, ' voegde hij erbij, gastvrij wijzend op de karaf whisky en de sifon, die naast zijn gast op een tafeltje stonden.
De gast weigerde beleefd. Voorzichtig schoof hij zijn stoel nog wat dichter naar de laaiende houtblokken, ofschoon hij van oordeel was dat de kans om je voeten te roosteren (als een soort middeleeuwse marteling) geen compensatie was voor de koude tocht die om je rug en schouders woei.
Kolonel Johnson, hoofdcommissaris van politie in Middleshire, mocht dan van" mening zijn dat een houtvuur niet te overtreffen was, Hercule Poirot vond centrale verwarming altijd verre te prefereren.
'Merkwaardige geschiedenis, die zaak-Cartwright, ' zei zijn gastheer peinzend. 'Een merkwaardige man ook! Bijzonder charmante manieren. Toen hij met Satterthwaite hier kwam, aten we gewoon allemaal uit zijn hand. '
Hij schudde zijn hoofd. 'Zo'n zaak krijgen we nooit meer, ' zei hij. 'Vergiftiging door nicotine komt gelukkig zelden voor. '
'Er is een tijd geweest waarin je elke vergiftiging on-Engels zou hebben gevonden, ' zei Hercule Poirot. iets voor buitenlanders. Onsportief!'
ik geloof niet dat we dat konden zeggen, ' zei de hoofdcommissaris. 'Er kwamen veel vergiftigingen met arsenicum voor -- waarschijnlijk veel meer dan ooit is vermoed. '
'Ja, dat is best mogelijk. '
'Een vergiftigingszaak is altijd lastig, ' zei Johnson. 'Tegenstrijdige getuigenissen van de experts, en de doktoren zijn meestal uiterst voorzichtig met hun verklaringen. Altijd verdraaid moeilijk om het een jury voor te leggen. Nee, als het dan een moorzaak moet zijn (wat de hemel verhoede), geef me dan maar een weinig ingewikkeld geval. Een zaak waarin geen twijfel omtrent de doodsoorzaak mogelijk is. '
Poirot knikte.
'Geef jij de voorkeur aan een afgesneden keel, een ingeslagen schedel, een kogelwond?'
'Noem het alsjeblieft geen voorkeur. Je moet niet denken dat ik gesteld ben op moordzaken. Ik hoop dat ik er nooit meer een krijg te onderzoeken. In elk geval zullen we, zolang jij hier logeert, er wel voor gevrijwaard blijven. '
Poirot begon bescheiden: 'Mijn reputatie... '
Maar Johnson ging alweer verder.
'Kersttijd, ' zei hij, Vrede op aarde en al dat soort dingen. Alle mensen van goede wil. '
Hercule Poirot leunde achterover in zijn stoel, zette zijn vingertoppen tegen elkaar, keek zijn gastheer peinzend aan en zei: 'Dus volgens jou is misdaad gedurende de kerstweek niet waarschijnlijk?'
'Ja, dat zei ik. '
'Waarom?'
'Waarom?' Johnson was even van zijn stuk gebracht. 'Nou, zoals ik al zei, het is de tijd van goede wil, van vrolijkheid en zo. '
Poirot zei: 'Wat zijn Britten toch sentimenteel!'
Johnson zei vol overtuiging: 'Wat zou dat? Wat steekt er voor kwaad in dat wij vasthouden aan de oude, feestelijke tradities?'
'Daar steekt geen kwaad in. Het is zelfs charmant! Maar laten we nu eens even de feiten onder de ogen zien. Je zegt dat Kerstmis een tijd is van naastenliefde en goede wil. Dat betekent, is 't niet, veel eten en drinken? In feite te veel eten. En het gevolg daarvan is indigestie. En indigestie gaat gepaard met prikkelbaarheid. '
'Misdaden worden niet gepleegd uit prikkelbaarheid, ' wierp kolonel Johnson tegen.
'Daar ben ik nog niet zo zeker van. Neem een ander punt. Er heerst met Kerstmis een geest van goede wil. Oude ruzies worden bijgelegd, mensen die het met elkaar oneens waren nemen zich voor weer goede vrienden te worden, al is het maar tijdelijk. '
Johnson knikte. 'De strijdbijl begraven, juist. '
Poirot vervolgde: 'Familieleden die elkaar het hele jaar niet hebben aangekeken, komen weer bij elkaar. Je zult moeten toegeven mijn vriend, dat onder dergelijke omstandigheden grote spanningen ontstaan. Mensen die elkaar niet goed gezind zijn worden onder hoge druk gezet om toch vooral maar vriendelijk te doen. Er is met Kerstmis heel wat huichelarij, goed bedoeld, pour le bon motif, c'est entendu, maar toch huichelarij. '
'Zo zou ik het niet willen noemen, ' zei de kolonel weifelend.
Poirot keek hem vriendelijk aan.
'Nee, maar ik noem het ook zo, jij niet! Ik wijs erop dat het onder die omstandigheden -- geestelijke spanningen, fysieke malaise -- hoogstwaarschijnlijk is dat antipathieen die eerst van weinig betekenis waren, plotseling een ernstig karakter aannemen. Voorwenden een beminnelijker, vergevensgezinder en hoogstaander mens te zijn dan men werkelijk is, heeft vroeg of laat ten gevolge dat iemand zich juist onaangenamer en wreder toont dan hij is. Als je de stroom van de natuurlijke gevoelens afdamt, breekt vroeg of laat die dam door en dan ontstaat er een ramp. '
Johnson keek hem wat onzeker aan.
ik weet nooit of je iets ernstig meent of datje me voor de gek houdt. '
Poirot lachte.
ik overdrijf wel een beetje, maar toch is het waar wat ik zeg, een kunstmatig gekweekte sfeer heeft een natuurlijke reactie ten gevolge. '
De bediende van kolonel Johnson kwam de kamer binnen.
'Hoofdinspecteur Sugden is aan de telefoon, meneer. '
ik kom. '
Met een kort excuus verliet de hoofdcommissaris het vertrek.
Drie minuten later keerde hij terug. Zijn gezicht stond ernstig.
'Verd... ! Een moord! En nog wel op kerstavond, ' zei hij.
Poirot trok zijn wenkbrauwen op.
'Staat het vast dat het moord is?'
'Zonder enige twijfel. Een beestachtige moord!'
'Wie is het slachtoffer?'
'De oude Simeon Lee. Een van onze rijkste inwoners. Heeft zijn geld in Zuid-Afrika verdiend. In goud -- nee, ik geloof in diamanten. Hij heeft een fortuin gemaakt met het vervaardigen van het een of andere machineonderdeel voor de mijnindustrie. Een uitvinding van hemzelf, meen ik. In elk geval heeft hij er schatten mee verdiend. Men zegt dat hij multimiljonair is. '
'Was hij algemeen bemind?' vroeg Poirot.
'Dat geloof ik niet. 't Was een eigenaardige kerel. Hij was al jaren invalide. Ik weet niet veel van hem af, maar hij is natuurlijk een van de belangrijke mensen in deze streek. '
'Dan zal deze moord wel veel stof doen opwaaien. '
'Allicht. Ik moet zo gauw mogelijk naar Longdale. '
Hij aarzelde even en keek zijn gast aan. Poirot beantwoordde de onuitgesproken vraag.
'Wil je graag dat ik meega?'
Johnson zei wat verlegen: ik durfde het je niet te vragen, maar zie je, de hoofdinspecteur is een beste ambtenaar, secuur, voorzichtig, volkomen betrouwbaar, maar -- nou ja, hij bezit geen verbeeldingskracht. Ik zou heel graag van jouw adviezen willen profiteren, nu je toch hier bent. '
Het laatste kwam er wat traag uit. Poirot reageerde prompt.
ik wil je met genoegen bijstaan zo goed ik kan, maar we moeten de gevoelens van die brave hoofdinspecteur niet kwetsen. Het zal zijn taak zijn -- niet de mijne. Ik ben alleen de onofficiele raadsman. '
Kolonel Johnson zei hartelijk: 'Je bent een bovenste beste, Poirot. '
Na deze prijzende woorden begaven beide mannen zich op pad.

6

Een agent deed de voordeur open en salueerde.
Hoofdinspecteur Sugden kwam de hal door en zei: 'Blij dat u gekomen bent, meneer. Zullen we even in de studeerkamer van meneer Lee gaan? Ik wil u graag eerst de voornaamste feiten voorleggen. Een beroerde geschiedenis!'
Hij liet hen in een kleine kamer aan de linkerkant van de hal. Er was een telefoon en er stond een groot bureau overladen met papieren. Langs de wanden stonden boekenkasten.
De hoofdcommissaris zei: 'Sugden, dit is monsieur Hercule Poirot. Je zult weieens van hem gehoord hebben. Hij logeert toevallig juist bij me. '
Poirot maakte een korte buiging en nam de andere man eens goed op. Hij zag een lange man met brede schouders en een militaire houding, een adelaarsneus, een strijdlustige kin en een grote bruine snor. Sugden op zijn beurt keek naar Hercule Poirot. Poirot kon zijn ogen niet afhouden van Sugdens weelderige snor. Die scheen hem bepaald te fascineren.
Sugden zei: 'Natuurlijk heb ik van u gehoord, monsieur Poirot. Als ik me goed herinner bent u enkele jaren geleden ook in deze buurt geweest. Bij die vergiftiging van Sir Bartholomew Strange, door nicotine. Het was niet in mijn district, maar natuurlijk heb ik er alles van gehoord. '
Kolonel Johnson werd ongeduldig en zei: 'Kom op met de feiten, Sugden. Je zei dat het onmiskenbaar een geval van moord is, he?'
'Ja, meneer, het is ongetwijfeld moord. De hals van meneer Lee is doorgesneden -- de halsader, zoals ik van de dokter hoorde. Maar er is iets heel vreemds aan deze zaak. '
'Bedoel je... ?'
ik zou graag willen dat u eerst mijn verslag aanhoorde. De feiten zijn als volgt: Vanmiddag, om even over vijven, werd ik in het bureau Addlesfield opgebeld door meneer Lee. Zijn stem klonk wat vreemd -- hij vroeg me vanavond om acht uur bij hem thuis te komen. Hij legde bijzonder veel nadruk op de tijd, en zei dat ik tegen de butler moest zeggen dat ik met een intekenlijst kwam voor een of ander liefdadig doel van de politie. '
De hoofdcommissaris keek verbaasd.
'Wilde hij een aannemelijk voorwendsel hebben voor je komst?'
'Juist. Meneer Lee is een belangrijk persoon en ik ging natuurlijk op zijn verzoek in. Ik kwam hier even voor acht uur en zei dat ik kwam collecteren voor het politieweeshuis. De butler ging me aandienen en zei bij zijn terugkeer dat meneer Lee me zou ontvangen. Hij bracht me naar de kamer van meneer Lee, die op de eerste verdieping ligt, vlak boven de eetkamer. '
Sugden zweeg even, haalde diep adem, en ging verder met zijn rapport.
'Meneer Lee zat in een stoel bij de haard. Hij droeg een kamerjas. Toen de deur achter mij gesloten was, verzocht meneer Lee me dicht bij hem te komen zitten en zei toen wat aarzelend dat hij me bijzonderheden wilde vertellen over een diefstal. Ik vroeg wat er gestolen was, en hij antwoordde dat hij alle reden had te geloven dat er uit zijn safe een aantal ongeslepen diamanten ter waarde van duizenden ponden gestolen waren. '
'Diamanten?'
'Ja, meneer. Ik stelde de gewone routinevragen, maar hij bleef onzeker en vaag in zijn antwoorden. Tenslotte zei hij: "Inspecteur; u moet goed begrijpen dat ik me kan vergissen. " Ik zei dat ik hem niet goed begreep. Of de diamanten waren gestolen of ze waren niet gestolen, het een of het ander. Hij zei: "Het is voor mij moeilijk uit te leggen. De diamanten zijn ongetwijfeld verdwenen, maar het kan een soort grap zijn. " Dat leek me nogal vreemd, maar ik zei niets. Hij ging verder:
"Voor zover ik kan nagaan kunnen maar twee personen de stenen hebben ontvreemd. Een van hen kan het voor de grap hebben gedaan, maar de ander zal ze echt gestolen hebben. " Ik vroeg: "Wat wilt u dat ik doe, meneer?" Toen zei hij haastig: "Ik zou graag willen dat u over een uur -- nee, laten we zeggen om kwart over negen, hier terugkwam, dan zal ik u met zekerheid kunnen zeggen of ik bestolen ben of niet. " Ik begreep er niets van, maar beloofde te komen. '
Kolonel Johnson zei: 'Hoogst merkwaardig. Wat denk jij ervan, Poirot?'
Hercule Poirot wendde zich tot de hoofdinspecteur: inspecteur, mag ik u vragen welke conclusie u zelf heeft getrokken?'
Sugden streek langs zijn kaak en antwoordde voorzichtig: 'Er zijn verschillende gedachten bij me opgekomen, maar eigenlijk komt mijn idee hierop neer. Er is geen kwestie van een grap. De diamanten zijn werkelijk gestolen. Maar de oude heer was er niet zeker van wie de dief was. Volgens mij sprak hij de waarheid toen hij zei dat de dief een van twee bepaalde personen moest zijn geweest, en ik denk dat een van hen zijn bediende is en de ander een lid van het gezin'
Poirot knikte goedkeurend.
'Tres bien. Dat verklaart zeer goed zijn houding. '
'Vandaar zijn verzoek om later terug te komen. Hij zou dan in die tussentijd een gesprek hebben met de persoon in kwestie. Hij zou hem vertellen dat hij al met de politie over de zaak had gesproken en zeggen dat hij er verder geen werk van zou maken als de stenen onmiddellijk werden teruggegeven. '
Kolonel Johnson vroeg: 'En als de verdachte daar niet op in zou gaan?'
'Dan zou hij de politie erin mengen. '
Kolonel Johnson fronste zijn voorhoofd.
'Waarom heeft hij die methode dan niet gevolgd voor hij jou erbij haalde?'
'Nee, nee, meneer, ' de hoofdinspecteur schudde zijn hoofd, 'als hij dat had gedaan, zou het alleen maar bluf kunnen zijn en zou het niet half zo overtuigend hebben geklonken. Dan zou die persoon misschien bij zichzelf zeggen: De oude man wil de politie er niet bij halen, ook al verdenkt hij mij! Maar als de oude heer zegt: "Ik heb al met de politie gesproken, de hoofdinspecteur is juist vertrokken, " en als de dief dan bij de butler daarnaar informeert en die bevestigt dat de hoofdinspecteur er even voor het diner is geweest, dan zal de dief overtuigd zijn dat het de oude heer ernst is en zal hij met de diamanten op de proppen komen. '
'Ja, daar zit wel wat in, ' vond Johnson. 'Heb je enig idee, Sugden, wie dat "lid van de familie" kan zijn?'
'Geen enkel. '
'Ga verder, ' zei Johnson.
Sugden vervolgde: ik kwam om precies kwart over negen terug. Juist toen ik wilde bellen hoorde ik in huis een gil en verward geroep en lawaai. Ik belde herhaaldelijk en gebruikte vervolgens de klopper. Het duurde wel een minuut of vier voor de huisknecht opendeed. Ik zag toen onmiddellijk dat er iets ernstigs gebeurd was. De jongeman beefde van top tot teen en zag eruit of hij flauw zou vallen. Hij zei stotterend dat meneer Lee was vermoord. Ik holde meteen naar boven en trof in de kamer van meneer Lee een ware chaos aan. Er had klaarblijkelijk een hevige worsteling plaatsgehad. Meneer Lee lag in een plas bloed voor de haard, zijn keel was doorgesneden. '
De hoofdcommissaris vroeg snel: 'Kan hij het zelf hebben gedaan?'
'Uitgesloten, meneer. Om te beginnen waren stoelen en tafels omgegooid, er lagen overal scherven van gebroken porselein en glaswerk en er was geen spoor te bekennen van het scheermes of een ander mes waarmee de zelfmoord kon zijn gepleegd. '
De commissaris zei nadenkend: 'Ja, dat lijkt wel overtuigend. Was er nog iemand in de kamer?'
'Zo ongeveer de hele familie, meneer. Ze stonden maar wat te kijken. '
Kolonel Johnson vroeg: 'Enig vermoeden, Sugden?'
De hoofdinspecteur antwoordde langzaam: 'Het is een ellendige geschiedenis, meneer, 't Ziet ernaar uit of iemand van het gezin het moet hebben gedaan. Ik zou niet weten hoe iemand van buitenaf de daad kan hebben gepleegd en zo vlug weggekomen kan zijn. '
'Hoe staat het met de ramen? Waren die open of gesloten?'
'Er zijn twee ramen in de kamer. Het ene was dicht en met een grendel gesloten. Het andere stond een paar centimeter open en was vastgezet met een veiligheidspal. Ik heb geprobeerd die los te krijgen maar hij zat muurvast, het raam moet in jaren niet verder open zijn geweest. De muur buiten is glad en er groeit geen klimplant tegenaan. Niemand kan daarlangs weggekomen zijn. '
'Hoeveel deuren zijn er in de kamer?'
'Een. De kamer ligt aan het eind van een gang. Die deur was aan de binnenkant op slot. Toen ze beneden het lawaai van het gevecht hoorden en de doodskreet van de oude man, zijn ze naar boven gerend. Ze moesten de deur openbreken om binnen te kunnen komen. '
'En wie was er in de kamer?' vroeg Johnson nieuwsgierig.
'Niemand, meneer, behalve de oude man, die hoogstens een paar minuten te voren kan zijn vermoord. '

7

Kolonel Johnson keek Sugden een paar minuten verbijsterd aan voor hij sputterde: 'Wil je me wijsmaken, inspecteur, dat dit een van die verwenste gevallen is waarover je in detectiveverhalen leest, waarin een man door een ogenschijnlijk bovennatuurlijke tussenkomst in een gesloten kamer is vermoord?'
Een flauw lachje bracht de snor van de hoofdinspecteur in beweging toen hij zei: 'Ik geloof niet dat het zo erg is, meneer. '
'Dan moet hef zelfmoord zijn geweest, ' zei de commissaris.
'Als dat zo is, waar is dan het wapen? Nee, meneer, zelfmoord is uitgesloten. '
'Hoe is de moordenaar dan ontsnapt? Door het raam?'
Sugden schudde zijn hoofd.
'Ik durf er een eed op te doen dat dat niet mogelijk was. '
'En je zegt dat de deur aan de binnenkant op slot was?'
De hoofdinspecteur knikte. Hij haalde een sleutel uit zijn zak en legde die op tafel.
'Geen vingerafdrukken, ' zei hij. 'Maar bekijk die sleutel eens goed, meneer. Hier, met dit vergrootglas. '
Poirot boog zich naar voren en bestudeerde tegelijk met Johnson de sleutel. De hoofdcommissaris slaakte een uitroep.
ik snap wat je bedoelt. Die lichte krasjes daar aan het eind. Zie jij ze ook, Poirot?'
'Natuurlijk. Dat betekent, nietwaar, dat de sleutel aan de buitenkant is omgedraaid -- door middel van een bepaald instrument dat door het sleutelgat werd gestoken en de pijp van de sleutel pakte -- waarschijnlijk is het met een gewoon tangetje gedaan. '
De hoofdinspecteur knikte.
'Ja, dat is mogelijk. '
Poirot zei: 'Dan zal het de bedoeling zijn geweest dat de dood aan zelfmoord zou worden toegeschreven, daar de deur op slot was en er zich niemand in de kamer bevond. '
'Zo is het stellig geweest, monsieur Poirot, daar valt, volgens mij, niet aan te twijfelen. '
Poirot schudde weifelend het hoofd.
'Maar die wanorde in de kamer? Zoals u zegt sluit dat alleen al de gedachte aan zelfmoord uit. De moordenaar zou toch zeker eerst de wanorde in de kamer hebben hersteld?'
Hoofdinspecteur Sugden zei: 'Daar had hij geen tijd voor, monsieur Poirot. Daar komt tenslotte alles op neer: hij had er geen tijd voor. Laten we aannemen dat hij erop rekende dat hij de oude heer onverwacht zou kunnen overvallen. Dat plan mislukte. Er volgde een hevige worsteling, die beneden duidelijk werd gehoord en, wat meer is, de oude heer schreeuwde. Iedereen vloog naar boven. De moordenaar had alleen nog de tijd om de kamer uit te rennen en de sleutel aan de buitenkant om te draaien. '
'Dat is mogelijk, ' gaf Poirot toe. 'De moordenaar kan de boel verknoeid hebben; maar waarom heeft hij dan in 's hemelsnaam het wapen niet achtergelaten? Want als er geen wapen is kan het natuurlijk nooit zelfmoord zijn. Dat was dus een zeer ernstige fout. '
Sugden zei laconiek: 'Misdadigers maken meestal fouten, dat is onze ervaring. '
Poirot slaakte een lichte zucht en zei: 'Hoe het zij, ondanks zijn fout is deze misdadiger dan toch maar ontsnapt. '
ik zou niet willen zeggen ontsnapt. '
'Bedoelt u dat hij nog hier in huis is?'
ik zou niet weten waar hij anders kan zijn. Het is een "interne" misdaad geweest. '
'Maar tout de meme, ' zei Poirot minzaam, 'is hij in zoverre ontsnapt dat u niet weet wie hij is. '
Hoofdinspecteur Sugden zei beslist: ik denk dat we het gauw genoeg zullen weten. We hebben nog geen van de huisgenoten ondervraagd. '
Nu zei kolonel Johnson: 'Een ding valt me op, Sugden. De man die de sleutel aan de buitenkant heeft omgedraaid moet toch verstand hebben gehad van zo'n karweitje. Dus hij zal waarschijnlijk ervaring als misdadiger hebben. Dat soort gereedschap is niet zo gemakkelijk door een leek te hanteren. '
'U denkt dus dat het een vakman is geweest, meneer?'
'Precies. '
'Het lijkt er veel op, ' gaf de ander toe. 'En als we die theorie aannemen, zou er een beroepsdief onder het personeel moeten schuilen. Dat zou verklaren waarom de diamanten gestolen zijn en de moord zou er een logisch gevolg van zijn. '
'En wat mankeert er aan die theorie?'
ik heb eerst hetzelfde gedacht, maar het is moeilijk vol te houden. Er zijn acht bedienden in huis; zes van hen zijn vrouwen en van die zes zijn er vijf al vier jaar of langer in dienst. Verder zijn er de butler en de huisknecht. De butler is al bijna veertig jaar bij de familie in dienst -- een record, zou ik zeggen. De huisknecht komt uit dit dorp, hij is de zoon van de tuinman en is hier opgegroeid. Hoogst onwaarschijnlijk dat
hij een beroepsmisdadiger zou zijn. De enige andere mannelijke bediende is de verpleger van meneer Lee. Hij is nog niet lang hier, maar de man was niet in huis -- hij is er nog niet -- en hij is al voor acht uur uitgegaan. '
'Heb je een nauwkeurige lijst van alle mensen hier in huis?' vroeg Johnson.
'Jazeker, meneer, ik heb hem van de butler gekregen. ' Hij haalde zijn notitieboekje uit zijn zak. 'Zal ik hem u voorlezen?'
'Ga je gang, Sugden. '
'De heer Alfred Lee en zijn vrouw; de heer George Lee, lid van het parlement, en zijn vrouw; de heer Harry Lee; de heer David Lee en zijn vrouw; mejuffrouw (hier haperde de inspecteur even om de naam te lezen) Pilaar (hij sprak het uit als een stuk architectuur) Estravados; de heer Stephen Farr. Dan het personeel: Edward Tressilian, butler; Walter Champion, huisknecht; Emily Reeves, kokkin; Queeny Jones, keukenhulpje; Gladys Spent, eerste meisje; Grace Best, tweede meisje; Beatrice Moscombe, kamermeisje; Joan Kench, hulpje; Sydney Horbury, bediende en verpleger van meneer Lee. '
'Zijn ze dat allemaal?'
'Ja, meneer. '
'Heb je er enig idee van waar iedereen zich op het tijdstip van de moord bevond?'
'Slechts een vaag idee. Zoals ik al gezegd heb is er nog niemand ondervraagd. Volgens Tressilian waren de heren nog in de eetkamer. De dames waren naar de salon gegaan en daar heeft Tressilian de koffie rondgediend. Volgens hem was hij weer terug in de aanrechtkeuken toen hij boven dat lawaai hoorde, gevolgd door een doordringende gil. Hij vloog de hal in en achter de anderen aan naar boven. '
'Hoeveel leden van de familie wonen hier en wie logeren er maar tijdelijk?' vroeg Johnson.
'Meneer Alfred Lee en zijn vrouw wonen hier, de anderen zijn alleen voor een bezoek hier. '
'En waar zijn ze nu allemaal?'
ik heb hun verzocht in de salon te blijven tot ik ze kwam ondervragen. '
'Mooi. Dan zullen we nu eerst maar eens naar boven gaan en het toneel van de moord bekijken. '
De hoofdinspecteur ging hen voor, de brede trap op en de gang door.
Toen de hoofdcommissaris de kamer waarin de moord was gepleegd betrad, stokte zijn adem even.
'Afgrijselijk!' riep hij.
Hij bleef een ogenblik staan kijken naar de omvergeworpen meubelen, het verbrijzelde porselein en de met bloed bespatte voorwerpen.
Een magere, al wat oudere man, die bij het lijk geknield had gelegen, stond op en knikte.
'Goeienavond, Johnson, ' zei hij. 'Je reinste abattoir hier, he?'
'Lijkt er veel op, dokter. Nog nieuws voor ons?'
De dokter haalde zijn schouders op.
'Het wetenschappelijk verslag krijg je bij het gerechtelijk vooronderzoek. Niets gecompliceerds. Hals afgesneden als een varken. Hij is binnen de minuut doodgebloed. Geen spoor van een wapen. '
Poirot wees naar de ramen. Zoals de hoofdinspecteur had gezegd, was een ervan gesloten en gegrendeld. Het andere stond aan de onderkant ongeveer tien centimeter open. Een dikke schroef, van het soort dat jaren geleden bekend stond als een 'anti-inbrekersschroef, hield het raam op zijn plaats.
Sugden zei: 'Volgens de butler werd dat raam nooit gesloten, of het nu mooi weer was of regende. Er ligt een strook linoleum onder voor het geval het soms mocht inregenen, maar dat gebeurde zelden, want het overhangende dak verhinderde dat. '
Poirot knikte. Hij liep naar het lichaam toe en keek neer op de oude man. De lippen waren van het bloedeloze tandvlees weggetrokken in een soort grijns. De vingers waren als klauwen gekromd.
'Hij lijkt me geen sterke man, ' zei Poirot
'Toch was hij taai, geloof ik, ' zei de dokter. 'Hij is door verschillende ziekten heengekomen waaraan de meesten zouden zijn gestorven. '
'Dat bedoel ik niet, ik bedoel dat hij niet groot en sterk was. '
'Nee, dat was hij niet, hij was erg zwak. '
Poirot wendde zich van de dode af. Hij bukte zich om een omgeworpen stoel te bekijken, een zware, mahoniehouten stoel. Daarnaast lag een rond tafeltje en de fragmenten van een grote porseleinen lamp. Twee kleinere stoelen lagen er dicht bij en ook scherven van een karaf en twee glazen. Een zware glazen presse-papier was heel gebleven. Enkele boeken, een grote Japanse vaas, ook in scherven, en een bronzen beeldje van een naakt meisje voltooiden de chaos.
Poirot bestudeerde al deze bewijsstukken nauwkeurig, zonder ze aan te raken. Hij fronste zijn voorhoofd, alsof hij zich over iets bijzonder verbaasde.
De hoofdcommissaris vroeg: 'Valt je iets bijzonders op, Poirot?'
Hercule Poirot zuchtte en zei: 'Zo'n broze oude man en toch -- dit allemaal!'
Johnson keek verwonderd. Hij wendde zich om en zei tegen de brigadier, die druk bezig was met zijn werk: 'Nog vingerafdrukken?'
'Massa's, meneer, overal in de kamer. '
'Hoe staat het met de safe?'
'Daarop staan alleen vingerafdrukken van de oude heer zelf. '
Johnson wendde zich naar de dokter.
'De moordenaar zal zeker wel met bloed bespat zijn?' vroeg hij.
'Dat hoeft niet. De bloeding was bijna uitsluitend uit de halsader en die spuit niet zoals een slagader doet. '
'Maar er is hier toch overal een massa bloed. '
Poirot zei: 'Er is bijzonder veel bloed, opvallend veel. '
Hoofdinspecteur Sugden vroeg eerbiedig: 'Brengt dat u op een idee, monsieur Poirot?'
Poirot keek rond en schudde verbijsterd zijn hoofd.
'Er is hier iets -- iets -- ja, ik zou zeggen van geweld -- en vooral van bloed... Hoe zal ik het zeggen? Te veel bloed.
Bloed op de stoelen, op de tafels, op het tapijt -- Is het een bloedritueel geweest? Offerbloed? Kan het dat zijn? Zo'n broze, oude man, zo mager, zo uitgedroogd en verschrompeld -- en toch na zijn dood zoveel bloed... '
Zijn stem stierf weg.
Hoofdinspecteur Sugden keek hem met grote ogen vol verbazing aan, en zei vol ontzag: 'Merkwaardig -- dat was precies wat zij zei -- die dame... '
Poirot vroeg snel: 'Welke dame? Wat zei ze?'
Sugden antwoordde: 'Het was de vrouw van Alfred Lee. Ze stond daar bij de deur en zei het bijna fluisterend. Ik begreep het toen niet. '
'Wat zei ze?'
'Zoiets als dat ze nooit had gedacht dat er zoveel bloed in zo'n oude man kon zitten... '
Poirot zei zacht: Wie zou hebben gedacht dat de oude man zoveel bloed in zich had? De woorden van Lady Macbeth. Die woorden sprak ze... Dat is interessant... '

8

Alfred Lee en zijn vrouw kwamen de kleine studeerkamer binnen, waarin Poirot, Sugden en de hoofdcommissaris zich reeds bevonden.
Kolonel Johnson begon: 'Hoe maakt u het, meneer Lee? We hebben elkaar nog nooit ontmoet, maar zoals u waarschijnlijk weet ben ik de hoofdcommissaris van politie van dit district. Mijn naam is Johnson. Ik kan u niet zeggen hoe deze gebeurtenis me heeft getroffen. '
Alfred keek hem aan met de bruine ogen van een zieke hond, en zei hees: 'Dank u. Het is ontzettend -- ontzettend! Ik -- dit is mijn vrouw. '
Lydia zei met haar kalme stem: 'Het is een hevige schok voor mijn man geweest - voor ons allemaal natuurlijk, maar vooral voor hem. '
Ze had haar hand op Alfreds schouder gelegd.
Kolonel Johnson zei: 'Wilt u niet gaan zitten, mevrouw Lee? Mag ik u monsieur Hercule Poirot voorstellen?'
Poirot boog. Zijn ogen gingen vol belangstelling van de man naar diens vrouw.
Lydia's hand drukte zacht op Alfreds schouder.
'Ga zitten, Alfred. '
Alfred gehoorzaamde, terwijl hij mompelde: 'Hercule Poirot. Wie -- wie... '
Hij streek verward over zijn voorhoofd.
Lydia Lee zei: 'Kolonel Johnson wil je graag een paar vragen stellen, Alfred. '
De hoofdcommissaris keek haar goedkeurend aan. Hij was blij dat Alfreds vrouw zo'n verstandige, flinke vrouw scheen te zijn.
'Natuurlijk... natuurlijk... ' fluisterde Alfred.
Johnson dacht: Hij schijnt volkomen van streek te zijn door de schok. Ik hoop maar dat hij zich wat zal beheersen.
Hardop zei hij: ik heb hier een lijst van alle personen die vanavond hier in huis waren. Misschien wilt u me wel zeggen of die lijst klopt, meneer Lee?'
Hij gaf Sugden een wenk en deze haalde zijn zakboekje te voorschijn en las opnieuw de namen voor.
Dit rustige, zakelijke optreden scheen Alfred weer tot zichzelf te brengen. Hij beheerste zich, en zijn ogen stonden niet meer zo suf en strak. Toen Sugden klaar was met voorlezen knikte hij.
'Ja, het klopt. '
'Zoudt u me wat over uw gasten willen vertellen? Ik meen dat de heren George en David Lee en hun echtgenotes familie van u zijn?'
'Het zijn mijn twee jongere broers en hun vrouwen. '
'Logeren ze hier alleen maar?'
'Ja, voor de kerstdagen. '
is de heer Harry Lee ook een broer van u?'
'Ja. '
'En de beide andere gasten? Mejuffrouw Estravados en de heer Farr?'
'Juffrouw Estravados is mijn nichtje en meneer Farr is de zoon van de vroegere compagnon van mijn vader in Zuid-Afrika. '
'Een oude vriend dus?'
Lydia kwam tussenbeide.
'Dat niet bepaald, want we hebben hem gisteren pas voor het eerst ontmoet. '
'O, juist. Maar u heeft hem toch uitgenodigd de kerstdagen hier door te brengen?'
Alfred aarzelde even en keek zijn vrouw aan. Deze zei: 'Meneer Farr is gisteren heel onverwacht hier aangekomen. Hij was toevallig in de buurt en kwam mijn schoonvader opzoeken. Toen deze hoorde dat hij de zoon was van zijn oude vriend stond hij erop dat meneer Farr de kerstdagen bij ons zou blijven. '
'Juist, dat waren de gasten. Nu het personeel. Vindt u ze betrouwbaar, mevrouw Lee?'
Lydia dacht even na, toen antwoordde ze: 'Ja, ik ben er zeker van dat ze allemaal betrouwbaar zijn. De meesten zijn al jaren bij ons. Tressilian, de butler, was hier al in dienst toen mijn echtgenoot nog een kind was. De enige nieuwelingen zijn het jongste dienstmeisje, Joan, en de bediende-verpleger van mijn schoonvader. '
'Wat weet u van die twee af?'
'Joan is een nogal wuft jong ding, maar dat is het ergste wat ik van haar kan zeggen. Van Horbury weet ik maar heel weinig. Hij is hier pas een jaar. Hij was goed voor zijn werk en mijn schoonvader scheen tevreden over hem te zijn. '
Poirot viel in: 'Maar u, madame, was u niet zo tevreden over hem?'
Lydia haalde luchtig haar schouders op.
ik had niets met hem te maken. '
'Maar u bent toch het hoofd van de huishouding, madame? Het personeel valt toch onder uw verantwoordelijkheid?'
'Ja, natuurlijk. Maar Horbury was de persoonlijke bediende van mijn schoonvader. Over hem had ik niets te zeggen. '
'O, ik begrijp het. '
Johnson ging voort: 'We komen nu aan de gebeurtenissen
van deze avond. Ik vrees dat het pijnlijk voor u zal zijn, meneer Lee, maar wilt u zo goed zijn me te vertellen wat er precies gebeurd is?'
'Natuurlijk, ' zei Alfred zacht.
'Wanneer heeft u uw vader voor het laatst gezien?'
Even vertrok Alfreds gezicht als in pijn, toen antwoordde hij: 'Na de thee. Ik ben even bij hem geweest voor ik hem goedenacht zei en alleen liet. Het zal zowat kwart voor zes zijn geweest. '
Poirot merkte op: 'Zei u hem goedenacht? Verwachtte u dan niet dat u hem die avond nog zou zien?'
'Nee, hij gebruikte 's avonds altijd een zeer lichte maaltijd, die tegen zeven uur boven werd gebracht. Daarna ging hij soms naar bed, maar hij bleef ook weieens in zijn stoel zitten. Hij verwachtte echter niet dat iemand van het gezin nog naar hem toe kwam, tenzij hij er speciaal om vroeg. '
'Gebeurde dat dikwijls?'
'Een enkele keer. '
'Was het geen gewoonte?'
'Nee. '
'Ga verder alstublieft. '
'We dineerden om acht uur. Na het diner waren mijn vrouw en de andere dames naar de salon gegaan. ' Hij haperde even en zijn ogen kregen een starende blik. 'We zaten daaraan de tafel, toen er plotseling boven onze hoofden een vreselijk lawaai losbarstte. Stoelen vielen om, meubels kraakten, porselein en glas rinkelden en toen... O, mijn God!' Hij huiverde, ik hoor het nog, toen schreeuwde mijn vader -- een langgerekte kreet, de kreet van een mens in doodsnood... '
Hij sloeg zijn bevende handen voor zijn gezicht. Lydia raakte even zijn mouw aan.
Kolonel Johnson drong vriendelijk aan: 'En toen?'
Alfred zei met gebroken stem: ik geloof dat we allemaal een ogenblik verstijfd van schrik bleven zitten. Toen sprongen we op en renden de kamer uit en de trap op naar vaders kamer. De deur was op slot. We konden er niet in. De deur moest worden opengebroken. En toen we binnenkwamen zagen we... '
Zijn stem begaf hem.
Johnson zei snel: 'U hoeft hierop niet verder in te gaan, meneer Lee. Wilt u met uw gedachten weer even terugkeren naar het tijdstip toen u nog in de eetkamer was? Wie waren daar bij elkaar toen u die gil hoorde?'
'Wie er waren? Wij allemaal... Nee, wacht eens, mijn broer was er -- mijn broer Harry. '
'Niemand anders?'
'Nee, niemand anders. '
'Waar waren de andere heren?'
Alfred zuchtte en fronste zijn voorhoofd in een poging het zich te herinneren.
'Het lijkt zo lang geleden... jaren! Wat gebeurde er? O ja, natuurlijk, nu weet ik het weer. George was aan 't telefoneren. We begonnen over familiekwesties te spreken en Stephen Farr zei dat hij begreep dat wij onder elkaar wilden zijn, en ging de kamer uit. Dat deed hij heel tactvol. '
'En uw broer David?'
Alfred dacht even na.
'David? Was die er niet bij? Och nee, natuurlijk niet. Maar ik weet niet precies wanneer hij de kamer is uitgegaan. '
Poirot vroeg: 'U had dus familiezaken te bespreken?'
'Eh... ja. '
'Dat wil zeggen, u had iets te bespreken met slechts een familielid'?'
Lydia zei: 'Wat bedoelt u, monsieur Poirot?'
Hij wendde zich tot haar.
'Madame, uw echtgenoot zegt dat meneer Farr de kamer uitging omdat hij begreep dat ze familiekwesties wilden bespreken. Maar het was geen conseil de familie, want meneer David en meneer George waren er niet bij. Het was dus een gesprek tussen slechts twee leden van de familie. '
'Mijn zwager Harry was jarenlang in het buitenland geweest en het sprak dus vanzelf dat hij en mijn man zaken te bepraten hadden. '
'O, juist, dat was het dus. '
Ze wierp hem een snelle blik toe en wendde toen haar ogen af.
Johnson zei: 'Dat lijkt me duidelijk. Heeft u nog iemand anders gezien toen u naar de kamer van uw vader holde?'
ik... ik weet het werkelijk niet. Ik geloof van wel. We kwamen allemaal uit verschillende richtingen. Ik heb er ook niet op gelet -- ik was zo geschrokken. Die vreselijke gil... '
Kolonel Johnson ging gauw op een ander onderwerp over.
'Dank u, meneer Lee. Nu iets anders: ik heb vernomen dat uw vader een aantal kostbare diamanten in zijn bezit had?'
Alfred scheen nogal verrast.
'Ja, dat is zo. '
'Waar bewaarde hij die?'
in de safe in zijn kamer. '
'Kunt u ze beschrijven?'
'Het waren ruwe diamanten, dat wil zeggen, ze waren niet geslepen. '
'Waarom bewaarde uw vader ze daar?'
'Dat was een gril van hem. Het waren stenen die hij uit Zuid-Afrika had meegebracht en hij had ze nooit laten slijpen. Hij bewaarde ze als herinnering. Zoals ik al zei, het was een gril van hem. '
ik begrijp het. '

9

Aan zijn toon was duidelijk te horen dat hij het niet begreep. Hij ging voort: 'Waren ze veel waard?'
'Mijn vader schatte de waarde op ongeveer tienduizend pond. '
'Het waren dus bijzonder kostbare stenen?'
'Ja. '
'Het is nogal vreemd zulke stenen in een safe in een slaapkamer te bewaren. '
Lydia viel in: 'Mijn schoonvader was een enigszins vreemde man, kolonel. Zijn opvattingen waren niet conventioneel. Hij vond het ongetwijfeld prettig die diamanten af en toe in zijn handen te nemen. '
'Ze riepen misschien het verleden voor hem op, ' opperde Poirot.
'Ja. ' Ze wierp hem een dankbare blik toe.
'Waren ze verzekerd?' vroeg de hoofdcommissaris.
ik denk het niet. '
Johnson boog zich iets naar voren en vroeg: 'Meneer Lee, wist u dat die diamanten gestolen zijn?'
'Wat?' riep Alfred, hem verbluft aanstarend.
'Heeft uw vader u niet verteld dat ze verdwenen waren?'
'Hij heeft er geen woord over gezegd. '
'Wist u niet dat hij hoofdinspecteur Sugden hier had laten komen en dat hij hem het verlies heeft gemeld?'
ik had er geen flauw idee van. '
Johnson keek Lydia aan.
'En u, mevrouw Lee?'
Lydia schudde haar hoofd.
ik heb er ook niets over gehoord. '
'Dus voor zover u wist lagen die stenen nog in de safe?'
'Ja. '
Ze aarzelde even en vroeg toen: is hij om die diamanten vermoord?'
'Daar zullen we zien achter te komen. Heeft u enig vermoeden wie de diefstal kan hebben gepleegd, mevrouw Lee?'
Ze schudde het hoofd. 'Absoluut niet. Ik weet zeker dat het personeel eerlijk is. En in elk geval zou het voor iedereen heel moeilijk zijn bij de safe te komen. Mijn schoonvader was altijd in zijn kamer, hij kwam nooit beneden. '
'Wie onderhield zijn kamer?'
'Horbury. Die maakte het bed op en nam stof af. Het tweede meisje haalde elke morgen de haard uit en legde het vuur aan, verder deed Horbury alles. '
'Dus Horbury had de beste gelegenheid?' vroeg Poirot.
'Ja. '
'Denkt u dat hij de diamanten gestolen heeft?'
'Het is mogelijk, denk ik... hij had er in elk geval de beste gelegenheid toe. Och, ik weet niet wat ik moet denken. '
Kolonel Johnson zei: 'Uw echtgenoot heeft ons zijn beschrijving van de avond gegeven. Wilt u dat ook doen, mevrouw Lee? Wanneer heeft u uw schoonvader voor het laatst gezien?'
'We waren vanmiddag voor de thee allemaal bij hem boven
op zijn kamer. Dat is de laatste keer dat ik hem heb gezien. '
is u hem later nog goedenacht gaan zeggen?'
Lydia zei heel beslist: 'Nee. '
Poirot vroeg: 'Doet u dat anders meestal wel?'
Lydia zei scherp: 'Nee. '
De hoofdcommissaris ging voort: 'Waar was u toen de moord plaatsvond?'
in de salon. '
'Hoorde u het kabaal van de worsteling?'
ik geloof dat ik iets zwaars hoorde vallen. Maar de kamer ligt boven de eetkamer, niet boven de salon, dus ik kon daar niet zoveel horen. '
'Maar u heeft wel de gil gehoord?'
Lydia huiverde.
'Ja, die heb ik gehoord -- het was afgrijselijk... als... als een ziel in de hel. Ik wist meteen dat er iets ontzettends moest zijn gebeurd. Ik snelde de kamer uit en volgde mijn man en Harry naar boven. '
'Wie waren er op dat moment nog meer in de salon?'
Lydia fronste nadenkend haar voorhoofd.
ik weet het werkelijk niet meer. David zat in de aangrenzende muziekkamer Mendelssohn te spelen. Ik denk dat Hilda bij hem was. '
'En de beide andere dames?'
Lydia zei langzaam: 'Magdalena ging telefoneren. Ik kan me niet herinneren of ze terugkwam of niet. Ik weet niet waar Pilar was. '
Poirot zei: 'U kunt dus feitelijk ook alleen in de salon zijn geweest?'
'Ja, dat kan wel. Ik geloof eigenlijk dat het zo was. '
'We moeten ons zekerheid verschaffen omtrent die diamanten, ' zei kolonel Johnson. 'Kent u de combinatie van de safe van uw vader, meneer Lee? Ik heb gezien dat het een ouderwets model is. '
'De combinatie staat in een klein notitieboekje; het zit in de zak van vaders kamerjas. '
'Goed, dat zullen we dan straks nazien. Het is misschien beter dat we eerst de andere leden van het gezin ondervragen. De dames willen misschien graag naar bed. '
Lydia stond op.
'Kom Alfred. ' En zich tot Johnson wendend vroeg ze: 'Zal ik ze naar u toesturen?'
'Een voor een, als u zo goed wilt zijn, mevrouw Lee. '
Ze liep, gevolgd door Alfred, naar de deur.
Op het laatste moment draaide Alfred zich plotseling om.
'Och, natuurlijk, ' zei hij, haastig teruglopend naar Poirot. 'Natuurlijk, u bent Hercule Poirot! Waar waren mijn hersens? Ik had het direct moeten begrijpen. '
Hij sprak opgewonden en gejaagd.
'Het is gewoon een zegen dat u hier bent. U moet de waarheid ontdekken, monsieur Poirot. Spaar geen kosten! Ik sta borg voor alle onkosten. Ontdek de moordenaar! Mijn arme vader... vermoord... op een beestachtige manier vermoord. U moet hem vinden, monsieur Poirot. Mijn vader moet gewroken worden. '
Poirot antwoordde bedaard: ik kan u verzekeren, meneer Lee, dat ik mijn uiterste best zal doen kolonel Johnson en hoofdinspecteur Sugden te assisteren. '
Alfred Lee zei: ik wil dat u voor mij werkt. Mijn vader moet gewroken worden!'
Hij begon hevig te beven. Lydia was teruggekomen en trok zijn arm door de hare. 'Kom, Alfred, ga mee, ' zei ze. 'We moesten de anderen halen. '
Haar ogen ontmoetten die van Poirot. Het waren ogen die hun eigen geheim bewaarden. Ze weken niet.
Poirot zei zacht: 'Wie zou hebben gedacht dat de oude man... '
'Stop! Zeg dat niet!' viel ze hem in de rede.
Poirot zei: 'f/heeft het gezegd, madame. '
ik weet het... ik herinner het me... het was zo ontzettend. '
Toen verliet ze snel de kamer.
George Lee was plechtstatig en correct als altijd.
'Een verschrikkelijke gebeurtenis, ' zei hij hoofdschuddend, 'verschrikkelijk! Volgens mij kan het alleen het werk van een krankzinnige zijn geweest. '
Kolonel Johnson vroeg beleefd: is dat uw theorie?'
'Ja, jazeker. Een moordzuchtige maniak. Misschien iemand die uit een krankzinnigengesticht is ontsnapt. '
Inspecteur Sugden vroeg: 'En hoe denkt u dat die -- eh -- krankzinnige toegang tot het huis heeft gekregen, meneer Lee? En hoe is hij er weer uitgekomen?'
George schudde zijn hoofd.
'Het is de taak van de politie daar achter te komen, ' zei hij beslist.
Sugden antwoordde: 'We hebben onmiddellijk de ronde door het hele huis gedaan. Alle ramen waren gesloten en gegrendeld. De zijdeur was op slot, evenals de voordeur. Niemand kan aan de achterzijde het huis hebben verlaten zonder door het personeel in de keuken te zijn gezien. '
George Lee riep: 'Maar dat is absurd! Straks gaat u nog beweren dat mijn vader helemaal niet vermoord is. '
'Hij is wel vermoord, ' zei Sugden, 'daaraan bestaat geen twijfel. '
De hoofdcommissaris schraapte zijn keel en nam het verhoor over.
'Waar bevond u zich op het tijdstip van de moord, meneer Lee?'
in de eetkamer. Het was vlak na het diner. Of nee, ik geloof dat ik in deze kamer was, ik had juist getelefoneerd. '
'Zo? Had u iemand opgebeld?'
'Ja, mijn agent van de conservatieve partij in Westeringham, mijn kiesdistrict. Ik had een belangrijke kwestie te bespreken. '
'En hoorde u toen die gil?'
George Lee huiverde.
'Ja, 't was allerakeligst. Ik werd er koud van. De kreet stierf weg in een soort gerochel. '
Hij haalde een zakdoek uit zijn zak en wiste zich het zweet van het voorhoofd.
'Afschuwelijk, ' mompelde hij.
'En bent u toen naar boven gerend?'
'Ja. '
'Heeft u uw broers Alfred en Harry gezien?'
'Nee, ik denk dat ze al voor mij naar boven waren gehold. '
'Wanneer heeft u uw vader voor het laatst gezien?'
'Vanmiddag. We waren toen allemaal bij hem boven. '
'Heeft u hem daarna niet meer gezien?'
'Nee. '
De hoofdcommissaris zweeg even en vroeg toen: 'Wist u dat uw vader een partij kostbare ruwe diamanten in de safe van zijn slaapkamer bewaarde?'
George Lee knikte. 'Een hoogst onverstandige procedure, ' zei hij zwaarwichtig. 'Dat heb ik hem meermalen gezegd. Hij had er wel om vermoord kunnen worden... ik bedoel... ik wil maar zeggen... '
Johnson viel hem in de rede. 'Weet u dat die stenen verdwenen zijn?'
Georges mond viel open. Zijn uitpuilende ogen staarden de ander aan.
'Dus hij is erom vermoord?'
Kolonel Johnson zei langzaam: 'Hij wist dat ze gestolen waren en meldde het een paar uur voor zijn dood aan de politie... '
'Maar... ik begrijp niet... ik... ' stamelde George.
Hercule Poirot zei vriendelijk: 'Wij begrijpen het ook niet. '

10

Harry Lee kwam nonchalant binnen. Poirot keek hem even met gefronst voorhoofd aan. Hij had het gevoel dat hij hem al eens eerder had gezien. Hij zag de gebogen neus, de lijn van de kaak, de arrogante houding van het hoofd en realiseerde
zich dat Harry Lee, hoewel hij een lange kerel was en zijn vader slechts middelmatig groot was geweest, toch zeer veel op zijn vader leek.
Nog iets anders viel hem op, en wel dat Harry Lee met al zijn branie erg nerveus was. Hij deed onverschillig, maar hij slaagde er niet in zijn onrust te verbergen.
'En, heren, ' zei hij, 'wat kan ik u vertellen?'
De kolonel zei: 'We zouden u zeer verplicht zijn als u enig licht kon werpen op de gebeurtenissen van deze avond. '
Harry Lee schudde zijn hoofd.
ik weet hoegenaamd niets. Het is allemaal niet erg leuk en totaal onverwacht. '
Poirot zei: 'U bent, meen ik, pas teruggekeerd van het vasteland, meneer Lee?'
'Ja, ik ben een week geleden in Engeland aangekomen. '
'Was u lang weg geweest?'
Harry Lee hief het hoofd op en lachte.
'U kunt het net zo goed meteen horen -- voor een ander het u vertelt. Ik ben de verloren zoon, heren! In bijna twintig jaar heb ik geen voet in dit huis gezet. '
'En nu bent u teruggekomen. Wilt u ons meedelen waarom?' vroeg Poirot.
Met dezelfde schijnbare openhartigheid antwoordde Harry vlot: 'Nog altijd de goeie ouwe gelijkenis. Ik kreeg schoon genoeg van de draf die de zwijnen eten -- of niet eten, dat weet ik niet precies meer -- en dacht zo dat het gemeste kalf een welkome verandering in het menu zou betekenen. Ik had een brief van mijn vader gekregen waarin hij me voorstelde thuis te komen. Ik nam die uitnodiging aan en hier ben ik. Dat is alles. '
Poirot vroeg: 'Kwam u voor een kort of een lang bezoek?'
ik kwam voorgoed thuis. '
'En keurde uw vader dat goed?'
'De ouwe heer was verrukt. ' Harry lachte weer en er kwamen rimpeltjes bij zijn ooghoeken. 'Nogal saai voor de oude man om met Alfred samen te wonen. Alfred is een slome duikelaar -- braaf en achtenswaardig en zo meer, maar stom vervelend gezelschap. Mijn vader is in zijn tijd nogal een boemelaar geweest en hij verheugde zich op mijn gezelschap. '
'En waren uw broer en zijn vrouw ook ingenomen met uw komst?'
'Alfred? Die was razend. Hoe Lydia erover dacht weet ik niet, ze zal er misschien, om Alfred, het land over hebben gehad. Maar ik twijfel er niet aan of ze zou het tenslotte wel leuk hebben gevonden. Ik mag Lydia graag, ze is een aardige vrouw en ik zou best met haar hebben kunnen opschieten. Maar Alfred... ? Dat is een andere kwestie. Alfred is altijd hevig jaloers op me geweest. Hij is altijd de brave, plichtsgetrouwe sul geweest. En wat zou hij er tenslotte voor krijgen? Wat krijgt het zoete, brave zoontje altijd? Een schop voor zijn achterste. Neem van mij aan, heren, dat deugd niet beloond wordt. ' Hij keek van de een naar de ander, ik hoop dat ik u niet heb geshockeerd met mijn openhartigheid. Maar u zit achter de waarheid aan en zult tenslotte de hele vuile was van de familie wel aan 't licht brengen, dus ik kan even goed maar meteen met de mijne voor de dag komen. Ik ben niet bepaald kapot over de dood van mijn vader -- ik had de ouwe rakker tenslotte niet meer gezien sedert ik een kwajongen was -- maar hij was toch mijn vader en hij is vermoord. Ik ben er glad voor dat de moordenaar gepakt en gestraft wordt. ' Hij streek langs zijn kin en bleef hen aankijken. 'Onze hele familie is wraakzuchtig. Geen enkele Lee vergeet gemakkelijk. Ik wil er zeker van zijn dat de moordenaar van mijn vader wordt gepakt en opgehangen. '
'U kunt erop rekenen dat we in ieder geval ons best zullen doen, meneer Lee, ' zei Sugden.
'Als u het niet doet zal ik de wet in eigen hand nemen, ' zei Harry.
De hoofdcommissaris vroeg scherp: 'Heeft u dan enig vermoeden wie de moordenaar kan zijn, meneer Lee?'
'Nee, ' zei Harry langzaam, 'nee, dat heb ik niet. Ziet u, het is nogal schokkend allemaal. Omdat ik er eens goed over heb nagedacht en wel moet aannemen dat het niemand van buitenaf is geweest... '
'Aha!' zei Sugden, knikkend.
'En als dat zo is, ' zei Harry Lee, 'dan moet iemand hier in huis hem vermoord hebben... Maar wie kan dat zijn geweest? Het personeel verdenk ik er niet van. Tressilian is hier al eeuwen. Die halfgare huisknecht? Geen sprake van. Horbury? Ja, dat is een uitgeslapen vent, maar Tressilian zegt dat die naar de bioscoop was. Dus wat is de conclusie? Stephen Farr erbuiten latend (waarom zou die helemaal uit Zuid-Afrika komen om iemand die hij helemaal niet kent te vermoorden?) is er alleen de familie. En al sla je me dood, ik geloof niet dat een van ons zoiets heeft kunnen doen. Alfred? Die was gek op vader. George? Die heeft geen lef genoeg. David? David is altijd een dromer geweest, hij valt flauw als zijn vinger bloedt. De vrouwen? Vrouwen snijden niet in koelen bloede iemand de keel af. Wie dan? 'k Laat me hangen als ik het weet. Maar het is verduiveld beroerd. '
Kolonel Johnson schraapte weer zijn keel -- dat was een aanwensel van hem -- en zei: 'Wanneer heeft u uw vader vanavond voor het laatst gezien?'
'Na de thee. Hij had herrie met Alfred gehad. Over uw nederige dienaar. De ouwe heer was echt op dreef, hij vond het altijd leuk om mensen op stang te jagen. Als u 't mij vraagt heeft hij daarom mijn komst voor de anderen geheim gehouden. Hij wou genieten van hun reactie als ik opeens voor hun neus stond. Daarom heeft hij er ook over gesproken dat hij zijn testament ging veranderen. '
Poirot ging eens verzitten en vroeg: 'Heeft uw vader over zijn testament gesproken?'
'Ja, waar we allemaal bij waren. Hij loerde naar ons als een kat om te zien hoe we reageerden. Hij zei juist tegen die advocaat van hem dat hij na de kerstdagen het nieuwe testament met hem wilde bespreken. '
Poirot vroeg: 'Welke veranderingen wilde hij aanbrengen?'
'Dat heeft hij ons niet verteld! Dat kon je rustig aan die ouwe vos overlaten. Ik neem aan -- of zullen we maar zeggen dat ik hoopte -- dat de verandering in mijn voordeel zou zijn. Ik zal in het oude testament wel onterfd zijn, denk ik. En ik
heb zo'n idee dat ik nu weer in zijn testament zou komen, 'n Lelijke schok voor de anderen. Pilar zou ook wel wat krijgen, vermoed ik. Hij was dadelijk erg op haar gesteld. Heeft u haar nog niet gezien, dat Spaanse nichtje van me? Mooi schepseltje, met de aantrekkelijke warmte van het Zuiden -- en zijn hardheid! 'k Wou dat ik niet haar oom was. '
'Zei u dat uw vader erg op haar gesteld was?'
Harry knikte. 'Ze wist precies hoe ze met de ouwe man moest omspringen. Ze zat veel bij hem. Ik wed dat ze wel wist wat ze bereiken wilde. Enfin, hij is nu dood en er kan geen testament meer veranderd worden in het voordeel van mij of Pilar, jammer genoeg!'
Hij bleef even voor zich uitkijken en ging toen op geheel andere toon voort: 'Maar ik dwaal af. U wilde weten wanneer ik mijn vader voor het laatst heb gezien? Zoals ik al zei, dat was na de thee -- even over zessen. De ouwe heer was toen in de beste stemming -- misschien een beetje moe. Ik ging weg en liet hem met Horbury achter. Ik heb hem niet meer teruggezien. '
'Waar was u op het tijdstip van zijn dood?'
in de eetkamer met mijn broer Alfred. Het was geen erg harmonisch after-dinnerpraatje. We waren midden in een vrij heftige woordenwisseling toen we het lawaai boven hoorden. Het klonk alsof er wel tien man aan 't vechten waren. En toen schreeuwde die arme, ouwe vader, 't Leek wel of er een varken werd geslacht. Alfred zat als verlamd, met zijn mond open. Ik moest hem letterlijk door elkaar schudden om hem bij zijn positieven te krijgen. We renden de trap op. De deur was op slot en we moesten hem openbreken. Een heel karwei! Hoe die deur op slot kwam is me een raadsel. Er was niemand in de kamer behalve vader, en ik laat me hangen als er iemand door het raam is kunnen vluchten. '
Hoofdinspecteur Sugden zei: 'De deur was aan de buitenkant op slot gedaan. '
'Wat?' riep Harry verbluft. 'Maar ik weet zeker dat de sleutel aan de binnenkant zat. '
'Dus dat is u opgevallen?' mompelde Poirot.
'Natuurlijk, ' zei Harry snel, 'ik ben een scherp opmerker. '
Hij keek van het ene gezicht naar het andere.
'Wenst u nog meer te weten, heren?'
'Nee, dank u, meneer Lee, op het moment niet, ' zei Johnson. 'Misschien wilt u wel een volgend familielid verzoeken hier te komen?'
'Zeker. '
Hij verliet zonder omkijken de kamer.
De drie mannen keken elkaar aan.
'Wat denk jij ervan, Sugden?' vroeg de hoofdcommissaris.
De hoofdinspecteur schudde weifelend zijn hoofd en zei: 'Hij is ergens bang voor... maar waarvoor?'

11

Magdalena Lee bleef, in een op effect berekende houding, in de deuropening staan, met een lange, smalle hand op haar glanzend platinablond haar. De groen fluwelen japon sloot strak om haar mooie lichaam. Ze zag er heel jong en een beetje bang uit.
De drie mannen keken haar een moment zwijgend aan. Johnsons ogen verrieden verraste bewondering. Die van hoofdinspecteur Sugden verrieden alleen het ongeduld van een man die verlangend is met zijn werk voort te gaan. Hercule Poirots ogen waren waarderend, doch die waardering gold niet, zoals zij meende, haar schoonheid, maar het gebruik dat ze daarvan maakte. Ze wist niet dat hij dacht: Joli mannequin, la petite. Elle se pose tout naturellement. Elle a les yeux durs!
Kolonel Johnson dacht: Verdraaid knap vrouwtje. Daar zal die George Lee nog last mee krijgen als hij niet oppast.
Sugden dacht: Een leeghoofd en een ijdeltuit. Hoop dat we gauw met haar klaar zijn.
Kolonel Johnson stond op.
'Wilt u plaats nemen, mevrouw Lee? U bent... ?'
'Magdalena Lee. '
Ze accepteerde de aangeboden stoel met een dankbare
glimlach. Haar blik scheen te zeggen: Al ben je een man en nog wel een politieman, je bent tenslotte toch niet zo kwaad.
Het laatste restje van haar glimlach ging naar Poirot. Vreemdelingen waren zo gevoelig voor vrouwen! Over hoofdinspecteur Sugden maakte ze zich niet druk.
Ze wrong haar handen in bekoorlijk gespeelde wanhoop en mompelde: 'Het is alles zo vreselijk, ik ben zo bang. '
'Kom, kom, mevrouw Lee, ' zei kolonel Johnson vriendelijk maar beslist. 'Het is natuurlijk een schok geweest, maar het is nu voorbij. We willen graag van u horen wat er vanavond gebeurd is. '
'Maar ik weet er niets van, heus niet. '
De ogen van de kolonel vernauwden zich even. Hij zei: 'Natuurlijk niet. '
'We zijn hier gisteren pas aangekomen. George wilde het met alle geweld. Ik wou dat we het niet hadden gedaan. Ik weet zeker dat ik hier nooit overheen kom. '
'Ja, het was inderdaad vreselijk. '
ik ken Georges familie bijna niet, ziet u. Ik heb de oude meneer Lee maar tweemaal ontmoet -- bij ons huwelijk en een keer daarna. Natuurlijk heb ik Alfred en Lydia vaker ontmoet, maar ze zijn toch eigenlijk vreemden voor me. '
Weer die angstige kinderblik uit grote ogen en weer dacht Poirot: Elle joue tres bien la comedie, eet te petite...
'Ja, ja, ' zei kolonel Johnson, 'maar vertelt u me nu liever iets over de laatste maal dat u uw schoonvader levend hebt gezien. '
'O, dat! Dat was vanmiddag. Het was verschrikkelijk!'
Johnson vroeg prompt: 'Verschrikkelijk? Waarom?'
'Ze waren allemaal zo boos!'
'Wie was er boos?'
'Allemaal... Ik bedoel niet George. Zijn vader heeft niets tegen hem gezegd, maar al de anderen. '
'Wat is er precies gebeurd?'
'Nou, toen we op zijn kamer waren -- hij had ons laten komen -- was hij aan 't telefoneren -- met zijn notaris -- over zijn testament. En toen zei hij tegen Alfred dat die zo zuur keek. Ik denk dat dat was omdat Harry voorgoed thuis was gekomen. Ik geloof dat Alfred daar erg boos over was. Ziet u, Harry heeft vroeger eens iets heel ergs gedaan. En toen zei hij - mijn schoonvader - iets over zijn vrouw (ze is allang dood), dat ze de hersens had van een garnaal, zei hij, en toen sprong David op en hij zag er uit of hij hem wel wilde vermoorden... O!' Ze zweeg verschrikt. 'Dat bedoelde ik niet - dat bedoelde ik helemaal niet. '
Kolonel Johnson zei sussend: 'Natuurlijk niet -- dat was maar bij wijze van spreken. '
'Hilda, dat is de vrouw van David, kalmeerde hem en -- nu, dat is alles. Meneer Lee zei dat hij die avond geen van ons meer wilde zien en we gingen dus allemaal weg. '
'En was dat de laatste keer dat u hem heeft gezien?'
Ze huiverde. 'Ja... tot... totdat... '
Johnson zei: ik begrijp het. Vertel ons nu eens waar u was op het tijdstip van de moord. '
'Eens even denken. Ik geloof in de salon. '
'Weet u dat niet zeker?'
Magdalena knipte even met haar ogen, toen liet ze de oogleden zakken en zei: 'Och ja, natuurlijk, wat dom van me... Ik was aan het telefoneren. He, je raakt ook zo in de war. '
'U telefoneerde, zegt u? In deze kamer?'
'Hier is de enige telefoon, behalve het toestel in de kamer van mijn schoonvader. '
Hoofdinspecteur Sugden vroeg: 'Was er iemand bij u in de kamer?'
Ze sperde haar ogen wijd open. 'Nee, ik was alleen. '
'Bent u lang in deze kamer geweest?'
'Eh... een poosje. Het duurt hier 's avonds altijd even voor je aansluiting krijgt. '
'Was het dan een interlokaal gesprek?'
'Ja, met Westeringham. '
'En toen?'
'Toen kwam die vreselijke gil -- en iedereen holde naar boven en de deur was op slot en moest worden opengebroken. O, het was net een nachtmerrie! Ik zal het nooit vergeten!'
'Nee, natuurlijk niet. ' De stem van de hoofdcommissaris bleef vriendelijk en geduldig klinken. Hij vroeg verder: 'Wist u dat uw schoonvader een aantal kostbare diamanten in zijn safe had?'
'Het is toch niet waar?' Haar toon was oprecht verbaasd. 'Echte diamanten?'
Poirot zei: 'Diamanten ter waarde van ongeveer tienduizend pond. '
'O!' Het was een zachte, verbijsterde uitroep vol echt vrouwelijke hebzucht.
'Dit is, geloof ik, voorlopig alles, we behoeven u niet langer lastig te vallen, mevrouw Lee, ' zei kolonel Johnson.
'O, dank u, dank u wel. '
Ze stond op, glimlachte tegen Johnson en tegen Poirot -- de glimlach van een dankbaar klein meisje -- en schreed toen naar de deur, haar hoofd omhoog, haar handpalmen een weinig naar buiten gedraaid.
Kolonel Johnson riep haar na: 'Wilt u uw zwager, David Lee, verzoeken hier te komen?'
Hij sloot de deur achter haar en keerde terug naar de tafel.
'Wat denken jullie ervan? Is je niets opgevallen? George Lee was aan het telefoneren toen hij de gil hoorde. En zij telefoneerde ook toen ze die hoorde! Dat klopt niet, dat klopt absoluut niet. Wat is jouw mening, Sugden?'
Sugden zei langzaam: 'Ik wil niets onvriendelijks over de dame zeggen, maar al lijkt ze me er wel een van het soort dat mannen verdraaid handig geld kan afzetten, geloof ik toch niet dat ze iemand zijn keel zou afsnijden, dat zou helemaal niet in haar lijn liggen. '
'Och, je kunt nooit weten, mon vieux, ' mompelde Poirot.
De hoofdcommissaris wendde zich tot hem. 'En wat denk jij ervan, Poirot?'
Hercule Poirot boog zich wat naar voren. Hij schoof het vloeiboek dat voor hem lag recht en tipte een miniatuurstofje van een kandelaar. Toen antwoordde hij: ik ben van mening dat het karakter van wijlen de heer Simeon Lee voor ons gestalte begint aan te nemen. En ik geloof dat daarin de kern van de zaak ligt -- in het karakter van de dode. '
Sugden keek hem verbaasd aan.
ik begrijp u niet goed, monsieur Poirot. Wat heeft het karakter van de overledene met de moord te maken?'
Poirot zei nadenkend: 'Het karakter van het slachtoffer heeft altijd iets met zijn of haar dood te maken. Het argeloze karakter van Desdemona was de directe oorzaak van haar dood. Een meer achterdochtige vrouw zou Jago's intriges hebben doorzien en ze veel eerder hebben verijdeld. De onreinheid van Marat lokte letterlijk zijn einde in het bad uit. Het temperament van Mercutio had zijn dood door het zwaard ten gevolge. '
Kolonel Johnson plukte aan zijn snor. 'Waar stuur je op aan, Poirot?'
ik zeg dit, omdat Simeon Lee een bepaald soort mens was, hij bracht zekere krachten in beweging, krachten die zijn dood veroorzaakten. '
'Geloof je niet dat de diamanten er iets mee te maken hebben?'
Poirot moest even lachen om de oprechte verbazing op Johnsons gezicht.
'Mon dier' zei hij, 'het kwam door Simeon Lee's bijzondere karakter dat hij voor een waarde van tienduizend pond aan ongeslepen diamanten in zijn safe bewaarde. Dat zou iemand anders niet doen. '
'Volkomen waar, monsieur Poirot, ' zei Sugden, knikkend met het air van iemand die eindelijk snapt waar een collega op aanstuurt. 'Meneer Lee was een wonderlijke man. Hij bewaarde die stenen daar, opdat hij ze telkens te voorschijn kon halen en in zijn handen houden, om het gevoel te hebben dat het verleden herleefde. Reken maar dat hij ze daarom nooit heeft laten slijpen. '
Poirot knikte energiek.
'Precies! Precies! U bent bijzonder scherpzinnig, inspecteur. '
Sugden keek een beetje verlegen bij dat compliment, maar kolonel Johnson zei: 'Er is nog iets anders, Poirot. Ik weet niet of het jou is opgevallen... '
'Mais qui' zei Poirot. ik weet wat je bedoelt. Mevrouw Magdalena Lee heeft meer verraden dan ze besefte. Ze gaf ons een goeie indruk van die laatste familiebijeenkomst. Ze gaf te verstaan -- o, heel naief -- dat Alfred boos was op zijn vader en dat David er uitzag "alsof hij hem wel wilde vermoorden". Ik geloof dat beide uitlatingen juist waren. Maar daaruit kunnen we onze eigen conclusies trekken. Waarom heeft Simeon Lee al zijn familieleden bij elkaar ontboden -- en waarom kwamen ze juist op tijd om hem met zijn notaris te horen telefoneren? Parbleu, dat was geen toeval, hij wilde dat ze het zouden horen! De arme oude man zit daar maar altijd in zijn stoel en mist al de genoegens van zijn jonge jaren. Daarom bedenkt hij een nieuw amusement en gaat speculeren op de gierigheid en de hebzucht van de menselijke natuur -- ja, en ook op de emoties en hartstochten ervan! En hij wil dat ze allemaal deelhebben aan dat spel. Logisch geredeneerd moet hij George Lee evengoed een veeg uit de pan hebben gegeven als de anderen. Zijn vrouw heeft daarover heel voorzichtig haar mond gehouden, maar hij zal ook op haar wel een giftige pijl hebben afgeschoten. We zullen, vermoed ik, wel van een van de anderen horen wat Simeon Lee tegen George en zijn vrouw heeft gezegd... '
Hij zweeg, want de deur ging open en David Lee kwam binnen.

12

David had zichzelf goed in bedwang. Zijn houding was bijna onnatuurlijk kalm. Hij trok een stoel bij, ging zitten en keek kolonel Johnson vragend en ernstig aan.
Het licht van de elektrische lamp viel op de blonde haarlok die over zijn voorhoofd viel en deed de gevoelige lijn van zijn kaak uitkomen. Hij zag er bespottelijk jong uit om de zoon te zijn van die verschrompelde oude man die boven dood lag.
'En~ heren?' vroeg hij. 'Wat kan ik u vertellen?'
Johnson begon: ik heb gehoord, meneer Lee, dat er vanmiddag in uw vaders kamer een soort familiereunie is geweest. '
inderdaad. Maar het ging heel informeel. Ik bedoel, het was geen familieraad of zoiets. '
'Wat is er dan voorgevallen?'
David Lee antwoordde bedaard: 'Mijn vader was uit zijn humeur. Hij was een oude, invalide man, dat moet natuurlijk in aanmerking worden genomen. Hij scheen ons bij elkaar geroepen te hebben om... nu ja, om zijn wrevel tegen ons te luchten. '
'Kunt u zich herinneren wat hij zei?'
'Het was nogal onaangenaam. Hij zei dat we geen cent waard waren -- geen van allen -- en dat er geen enkele echte man in de familie was. Hij zei ook dat Pilar, dat is ons Spaanse nichtje, meer waard was dan twee van ons bij elkaar. Hij zei... '
Hij zweeg.
'Geef alstublieft de juiste woorden weer, als u kunt, meneer Lee. '
David zei aarzelend: 'Hij was nogal ruw, en zei dat hij hoopte dat er ergens in de wereld flinkere zoons van hem zouden rondlopen, al waren die dan ook niet in het huwelijksbed verwekt... '
Zijn gevoelige gezicht verried de afkeer voor de woorden die hij had moeten herhalen.
De hoofdinspecteur was plotseling een en al aandacht. Hij boog zich naar voren en vroeg: 'Heeft uw vader speciaal tegen uw broer George iets gezegd?'
'Tegen George? Dat weet ik niet meer. Of ja, ik geloof dat hij zei dat George voortaan zijn uitgaven zou moeten beperken, want dat vader zijn toelage zou gaan verminderen. George was daar erg ontdaan over, hij werd vuurrood en zei dat hij onmogelijk met minder kon toekomen. Mijn vader zei koeltjes dat hij dat toch wel zou moeten en dat zijn vrouw ook maar moest helpen met bezuinigen. Dat was een steek onder water, want George zelf is altijd spaarzaam geweest, maar ik geloof dat Magdalena wel wat verkwistend is, ze heeft een nogal extravagante smaak. '
'Ze was zeker boos?' vroeg Poirot.
'Ja. Want vader zei bovendien nog iets dat erg hatelijk klonk, namelijk dat ze had samengeleefd met een zee-officier - hij bedoelde natuurlijk haar vader, maar het klonk nogal dubieus. Magdalena kreeg een vuurrode kleur en dat kan ik haar niet kwalijk nemen. '
'Heeft uw vader nog gesproken over zijn overleden vrouw, uw moeder?'
Het bloed steeg David naar de slapen, hij omklemde de rand van de tafel en zijn handen beefden.
Hij zei met gesmoorde stem: 'Ja. Hij beledigde haar. '
'Wat zei hij dan?'
David antwoordde kortaf: 'Dat herinner ik me niet meer. Het was een kleinerende opmerking. '
Poirot vroeg zacht: is uw moeder al lang dood?'
'Ze is gestorven toen ik nog een jongen was. '
is ze -- misschien in haar leven hier niet erg gelukkig geweest?'
David lachte honend.
'Wie kon gelukkig zijn met een man als mijn vader? Mijn moeder was een heilige. Ze is gestorven aan een gebroken hart. '
Poirot ging voort: 'Was uw vader erg wanhopig toen ze stierf?'
David zei kortaf: 'Dat weet ik niet! Ik ben toen meteen het huis uit gegaan. '
Hij zweeg even en zei toen: 'Misschien weet u niet dat ik, toen ik voor dit bezoek hier kwam, mijn vader in bijna twintig jaar niet had gezien. U begrijpt dus wel dat ik u niet veel kan vertellen over zijn gewoonten of zijn vijanden of over wat hier in die tijd gebeurd is. '
Kolonel Johnson vroeg: 'Wist u dat uw vader een groot aantal kostbare diamanten in de safe in zijn slaapkamer bewaarde?'
David zei onverschillig: 'O ja? Lijkt me nogal dwaas. '
'Wilt u nu in 't kort beschrijven wat u vanavond gedaan heeft?'
ik? O, ik ben nogal gauw van tafel opgestaan. Ik vind het vervelend lang aan de port te zitten. Bovendien zag ik dat Alfred en Harry van plan waren eens flink ruzie te maken en ik heb een hekel aan scenes. Ik glipte dus weg en ging naar de muziekkamer om wat piano te spelen. '
Poirot vroeg: 'De muziekkamer ligt naast de salon, is het niet?'
'Ja. Ik heb een poosje gespeeld tot... tot het gebeurde. '
'Wat hoorde u precies?'
'Een vreselijk kabaal, een beetje veraf, alsof er ergens boven meubels werden omgegooid. En toen een afgrijselijke kreet. ' Hij klemde zijn handen in elkaar. 'Als van een ziel in de hel. Het was verschrikkelijk. '
'Was u alleen in de muziekkamer?'
'Nee, mijn vrouw, Hilda, was bij me. Ze was uit de salon naar me toe gekomen. We -- we gingen met de anderen naar boven. '
Hij voegde er snel en nerveus aan toe: 'U verlangt toch niet van me dat ik zal beschrijven wat ik daar heb gezien?'
Kolonel Johnson zei: 'Dat is niet nodig. Dank u, meneer Lee, dit is voldoende. U heeft zeker geen vermoeden wie uw vader kan hebben vermoord?'
David Lee zei heftig: ik denk een massa mensen, maar ik zou niet speciaal iemand kunnen noemen. '
Hij verliet haastig de kamer en sloeg de deur achter zich dicht.

13

Kolonel Johnson had nauwelijks tijd gehad om zijn keel te schrapen, toen de deur openging en Hilda Lee binnenkwam.
Hercule Poirot nam haar belangstellend op. Hij vond dat de vrouwen met wie de gebroeders Lee waren getrouwd interessant studiemateriaal opleverden. Eerst het vlugge verstand en de gratie van Lydia, toen de aanstellerij en de lieve maniertjes van Magdalena, en nu de hartelijke, gezellige rust van Hilda. Hij zag dat ze jonger was dan haar nogal onmodieuze kleren en stijve haardracht deden vermoeden. In haar bruine haar zat nog geen grijs draadje en de eerlijke bruine ogen in het ronde gezicht straalden vriendelijkheid uit. Poirot vond haar een aardige vrouw.
Kolonel Johnson zei op zijn minzaamste toon: ik hoorde van uw echtgenoot dat u voor het eerst op Gordon Hall bent?'
Ze knikte.
'Had u uw schoonvader al eerder ontmoet?'
Hilda antwoordde met haar prettige stem: 'Nee, we zijn getrouwd kort nadat David uit huis is gegaan. Hij wilde niets meer met zijn familie te maken hebben. We hadden tot nu toe met niemand van de familie contact gehad. '
'Hoe is dit bezoek dan tot stand gekomen?'
'Mijn schoonvader schreef David een brief, waarin hij de nadruk legde op zijn leeftijd en zijn verlangen om al zijn kinderen met Kerstmis om zich heen te hebben. '
'En uw man ging op zijn verzoek in?'
ik vrees dat hij alleen op mijn aandringen is gegaan. Ik -- ik heb de situatie verkeerd begrepen. '
Poirot vroeg: 'Wilt u zo goed zijn u iets duidelijker uit te drukken, madame? Ik denk dat wat u ons kunt vertellen van belang kan zijn. '
Ze keerde zich naar hem toe en zei: ik had mijn schoonvader toen nog nooit gezien en ik had geen flauw idee van zijn werkelijke motieven. Ik nam aan dat hij oud en eenzaam was en werkelijk verlangde zich met zijn kinderen te verzoenen. '
'En wat was, volgens u, in werkelijkheid zijn motief, madame?'
Hilda aarzelde even voor ze antwoordde: ik twijfel er nu niet aan of het doel van mijn schoonvader was niet vrede maar onenigheid stichten. '
'Op welke manier?'
'Hij vond het amusant te speculeren op de slechtste instincten van de mens. Er zat iets -- ja, hoe zal ik het uitdrukken -- iets kwaadaardigs in hem. Hij wilde zijn kinderen tegen elkaar in 't harnas jagen. '
Johnson vroeg geinteresseerd: 'En is hem dat gelukt?'
'O ja, volkomen. '
Poirot zei: 'We hebben gehoord dat er vanmiddag een scene is geweest, een nogal ernstige scene. '
Ze knikte.
'Wilt u zo goed zijn die twist zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven?'
Ze dacht even na.
'Toen we binnenkwamen was mijn schoonvader aan 't telefoneren. '
'Met zijn notaris, nietwaar?'
'Ja. Hij verzocht mr. -- was het Charlton? Ik herinner me de naam niet goed meer -- hierheen te komen daar hij een nieuw testament wilde maken. Hij zei dat het oude moest vervallen. '
'Denk goed na, madame. Was het, volgens u, zijn vooropgezette bedoeling dat allen dit gesprek zouden horen of was het louter toeval?'
ik ben er bijna zeker van dat hij wilde dat we het zouden horen. '
'Met de bedoeling twijfel en argwaan tussen u te zaaien?'
'Ja. '
'Zou hij misschien helemaal niet van plan zijn geweest een nieuw testament te maken? Kan het niet alleen maar plagerij zijn geweest?'
Ze weifelde en zei toen: 'Nee, ik geloof dat hij het werkelijk van plan was. Hij wilde waarschijnlijk echt een nieuw testament maken, maar hij vond het heerlijk ons dat goed onder de neus te wrijven. '
'Madame, ' zei Poirot, 'u moet goed begrijpen dat ik hier niet officieel in functie ben, daarom zijn mijn vragen misschien niet dezelfde als die welke een politiebeambte zou stellen, maar ik zou zo graag willen weten of u vermoedt hoe dat nieuwe testament zou hebben geluid. Ik vraag niet wat u weet, maar alleen wat u veronderstelt. Les femmes trekken vaak snelle en juiste conclusies, dieu merci!'
Hilda glimlachte even.
ik heb er geen bezwaar tegen te zeggen wat ik denk. De zuster van mijn man, Jennifer, was met een Spanjaard, Juan Estravados, getrouwd. Haar dochter, Pilar, is hier pas aangekomen. Ze is een heel mooi meisje -- en zijn enige kleinkind. Mijn schoonvader was verrukt van haar. Volgens mij zou hij haar in zijn nieuwe testament zeker ruim hebben bedacht. In het oude testament zal hij haar misschien maar een kleine som of helemaal niets hebben nagelaten. '
'Heeft u uw schoonzuster gekend?'
'Nee, ik heb haar nooit ontmoet. Haar Spaanse echtgenoot is onder tragische omstandigheden, kort na hun huwelijk, overleden. Jennifer is verleden jaar gestorven. Pilar bleef alleen achter. Daarom heeft meneer Lee haar uitgenodigd naar Engeland te komen en bij hem te wonen. '
'En waren de andere familieleden met die komst ingenomen?'
Hilda zei rustig: ik geloof dat we haar allemaal aardig vinden. Het was prettig een jong, levendig persoontje in huis te krijgen. '
'En schijnt zij het ook prettig te vinden?'
'Dat weet ik niet. Het moet hier wel koud en somber zijn voor een meisje dat in het Zuiden is opgegroeid. '
Johnson zei nu: 'Zoals het op 't moment in Spanje toegaat kan het daar anders niet bepaald prettig zijn. Mevrouw Lee, we zouden nu graag uw verslag horen van het gesprek van deze middag. '
Hilda zei: 'Toen mijn schoonvader klaar was met telefoneren keek hij ons aan en zei lachend dat we allemaal zo sip keken. En daarna zei hij dat hij moe was en vroeg naar bed wilde. Niemand mocht vanavond nog bij hem boven komen. Hij wilde voor de kerstdagen in goede conditie zijn, zei hij. '
Ze fronste peinzend haar voorhoofd in een poging om zich iets te herinneren, ik geloof dat hij ook nog zei datje Kerstmis pas goed kon waarderen wanneer je uit een groot gezin kwam. En daarna begon hij over geld te praten. Hij zei dat het huishouden hem voortaan meer zou gaan kosten en dat George en Magdalena zouden moeten gaan bezuinigen. Dat zij
best haar eigen kleren kon maken. Nogal een ouderwetse opvatting, vind ik. Het verbaast me niet dat ze zich eraan ergerde. Hij zei ook dat zijn eigen vrouw erg handig met de naald was geweest. '
Poirot drong zacht aan: 'Was dat alles wat hij over haar zei?'
Hilda kreeg een kleur.
'Hij maakte een onvriendelijke opmerking over haar hersens. Mijn man was zeer aan zijn moeder gehecht en het ergerde hem vreselijk. En toen begon zijn vader opeens tegen ons te schreeuwen en wond zich ontzettend op. Ik kan natuurlijk wel begrijpen wat er in hem omging... '
Poirot viel haar in de rede.
'Wat was dat dan?'
Ze vestigde haar heldere blik op hem.
'Hij was natuurlijk teleurgesteld, ' zei ze, 'dat er geen kleinkinderen zijn -- geen jongens, bedoel ik -- geen Lee om het geslacht voort te zetten. Ik denk dat dat hem al een hele tijd heeft gehinderd. En toen kon hij zich plotseling niet meer bedwingen en luchtte zijn woede op zijn zoons. Hij zei dat ze een troep zwakkelingen waren -- of zoiets. Ik had toen medelijden met hem omdat ik begreep hoe zijn trots gekwetst was. '
'En toen?'
'Toen gingen we allemaal weg. '
'En was dat de laatste maal dat u hem heeft gezien?'
Ze knikte.
'Waar was u toen de misdaad plaatsgreep?'
'Met mijn man in de muziekkamer. Hij speelde voor me. '
'En wat gebeurde er toen?'
'Toen hoorden we opeens boven tafels en stoelen omvallen en het rinkelen van glasscherven en een heftig gevecht. En daarna die ontzettende gil... '
'Was die gil zo ontzettend? Klonk die' -- hij hield even op -- 'als een ziel in doodsnood?'
'Erger. '
'Wat bedoelt u, madame?'
'Het was de gil van iemand die geen ziel had... het was onmenselijk... als van een beest. '
Poirot zei ernstig: 'U heeft hem dus veroordeeld, madame?'
Ze hief met een plotseling wanhopig gebaar een hand op en zweeg.

14

Pilar kwam de kamer binnen met de behoedzaamheid van een dier dat een hinderlaag verwacht. Haar ogen gleden snel van de een naar de ander. Ze zag er niet zozeer angstig als wel zeer achterdochtig uit.
Kolonel Johnson stond op en schoof haar een stoel toe. Toen vroeg hij: ik neem aan dat u Engels verstaat, juffrouw Estravados?'
'Natuurlijk. Mijn moeder was een Engelse. Ik voel mijzelf zeer Engels. '
Er speelde even een glimlach om de lippen van de hoofdcommissaris toen hij keek naar het glanzend zwarte haar, de trotse, donkere ogen en de rode lippen. Zeer Engels! Een weinig toepasselijke beschrijving van Pilar Estravados.
Hij zei: 'Meneer Lee was uw grootvader. Hij liet u uit Spanje komen. En u bent een paar dagen geleden hier gearriveerd. Is dat juist?'
Pilar knikte. 'Ja. Ik heb een heleboel avonturen gehad voor ik Spanje uit was -- er viel een bom uit de lucht en de chauffeur werd gedood -- waar zijn hoofd was geweest was allemaal bloed. En ik kon niet chaufferen, dus ik moest heel lang lopen - en ik houd niet van lopen. Ik loop nooit. Mijn voeten deden toch zo'n pijn!'
De kolonel glimlachte. 'U bent in elk geval veilig hier aangekomen. Heeft uw moeder dikwijls met u over uw grootvader gesproken?'
Pilar knikte vrolijk. 'O ja, ze zei dat hij een ouwe duivel was. '
Hercule glimlachte ook en vroeg: 'En hoe dacht u over hem toen u hem leerde kennen, mademoiselle?'
ik vond hem natuurlijk vreselijk oud. Hij zat aldoor maar in een stoel en zijn gezicht was helemaal ingevallen. Maar ik vond hem toch wel aardig. Ik denk dat hij vroeger, toen hij nog jong was, erg knap is geweest -- zoiets als u, ' zei Pilar tegen hoofdinspecteur Sugden. Haar blik bleef met naief welgevallen rusten op zijn knap gezicht, dat bij het compliment vuurrood was geworden.
Kolonel Johnson hield met moeite zijn lachen in. Het was een van de zeldzame keren dat hij de flegmatieke Sugden verlegen had gezien.
'Maar, ' ging Pilar spijtig voort, 'hij kan nooit zo lang zijn geweest als u. '
Hercule Poirot vroeg: 'Houdt u van grote mannen, mademoiselle?'
'O ja, ' zei Pilar enthousiast, 'ik houd van mannen die heel groot zijn, met brede schouders en heel, heel sterk. '
Kolonel Johnson vroeg: 'Heeft u uw grootvader veel gezien toen u hier was?'
'O ja, ik ging dikwijls bij hem zitten. Hij vertelde me allerlei dingen -- dat hij een heel slechte man was geweest en over alles wat hij zoal in Zuid-Afrika had uitgevoerd. '
'Heeft hij ook verteld dat hij diamanten in zijn safe had?'
'O ja, hij heeft ze me laten zien. Maar ze leken helemaal niet op diamanten, 't waren net kiezelsteentjes -- erg lelijk... '
Hoofdinspecteur Sugden zei kortaf: 'Hij heeft ze u dus laten zien?'
'Ja. '
'Heeft hij u er niet een van gegeven?'
Pilar schudde haar hoofd. 'Nee, ik dacht dat hij het misschien later weieens zou doen -- als ik erg aardig tegen hem was en dikwijls bij hem kwam praten. Omdat oude heren veel houden van jonge meisjes. '
'Weet u dat de diamanten gestolen zijn?' vroeg kolonel Johnson.
Pilar sperde haar ogen wijd open.
'Gestolen?'
'Ja. Heeft u enig vermoeden wie het gedaan kan hebben?'
Pilar knikte beslist. 'Ja, dat zal Horbury wel geweest zijn. '
'Horbury? Bedoelt u zijn verpleger?'
'Ja. '
'Waarom denkt u dat?'
'Omdat hij het gezicht van een dief heeft. Zijn ogen gluren altijd rond en hij kijkt iemand nooit recht aan. En hij loopt altijd heel zacht en luistert aan de deuren. Het is net een kat, en katten stelen altijd. '
'Hm, ' zei kolonel Johnson. 'Daar zullen we het dan maar bij laten. Ik heb gehoord dat alle familieleden vanmiddag in de kamer van uw grootvader waren en dat er nogal boze woorden zijn gevallen. '
Pilar knikte lachend.
'O ja, het was enig. Grootvader maakte ze zo boos. '
'Zo, vond u dat zo aardig?'
'Ja, ik vind het leuk mensen boos te zien worden. Maar hier in Engeland worden ze niet zo kwaad als in Spanje. In Spanje trekken ze hun messen en vloeken en schreeuwen. In Engeland worden ze alleen maar rood in hun gezicht en knijpen hun lippen op elkaar. '
'Herinnert u zich wat er gezegd is?'
Pilar aarzelde, ik weet het niet zeker. Grootvader zei dat ze niet deugden en dat ze geen kinderen hadden. En dat ik beter was dan zij. Hij mocht me erg graag. '
'Heeft hij iets gezegd over geld of een testament?'
'Een testament? Nee, dat geloof ik niet. Ik herinner het me niet. '
'En wat gebeurde er toen?'
'Ze gingen allemaal weg, behalve Hilda, die dikke, de vrouw van David. Die bleef achter. '
'Zo, bleef die achter?'
'Ja. En David zag er zo raar uit. Hij beefde helemaal en hij was spierwit, net of hij zou gaan overgeven. '
'En verder?'
'Toen ben ik Stephen gaan opzoeken en hebben we bij de grammofoon gedanst. '
'Stephen Farr?'
'Ja. Hij komt uit Zuid-Afrika en is de zoon van grootvaders compagnon. Hij is knap, erg bruin en groot en hij heeft zulke mooie ogen. '
'Waar was u toen de misdaad werd gepleegd?' vroeg kolonel Johnson.
'Waar ik was?'
'Ja. '
'Ik was met Lydia naar de salon gegaan. En daarna ging ik naar boven om me op te knappen. Ik zou weer met Stephen gaan dansen. En toen hoorde ik in de verte een gil en iedereen begon hard te lopen, ik ook. En ze waren bezig grootvaders deur open te breken. Harry deed het met Stephen, het zijn allebei grote, sterke mannen. '
'Ga door. '
'En toen viel de deur met een klap naar binnen en we keken allemaal de kamer in. Het was zo'n vreselijk gezicht! Alles omvergegooid en kapot en grootvader lag in een grote plas bloed en zijn hals was doorgesneden -- zo' -- ze streek met een dramatisch gebaar langs haar eigen hals -- 'zo, vlak onder zijn oor. '
Ze zweeg even, klaarblijkelijk genietend van haar eigen verhaal.
Johnson vroeg: 'Maakte het zien van al dat bloed u niet akelig?'
'Nee, waarom? Er is meestal bloed als mensen vermoord worden. Er was zoveel bloed, het zat overal op. '
'Zei iemand iets?' vroeg Poirot.
'Ja, David zei toch zoiets geks. Wat was het ook weer? O ja, de molens van God -- ja, dat zei hij. ' Ze herhaalde elk woord met nadruk: 'de molens -- van -- God -- Wat betekent dat? Molens maken toch meel, is het niet?'
ik geloof dat we u nu niets meer te vragen hebben, juffrouw Estravados, ' zei Johnson.
Pilar stond gehoorzaam op en schonk elke man om de beurt een charmant lachje.
'Dan zal ik maar gaan. '
Ze verliet de kamer.
Kolonel Johnson zei: 'Gods molens malen langzaam maar bijzonder fijn. En dat zei David Lee!'

15

Toen de deur opnieuw openging keek kolonel Johnson op. Een ogenblik dacht hij dat het Harry Lee was, doch toen Stephen Farr de kamer verder binnenkwam zag hij zijn vergissing.
'Ga zitten, meneer Farr. '
Stephen nam plaats. Zijn koele, intelligente ogen namen de drie mannen op. Hij zei: ik vrees dat ik u van niet veel nut zal kunnen zijn, maar vraagt u gerust alles wat u denkt dat kan helpen. Misschien is het 't beste dat ik u eerst precies vertel wie ik ben. Mijn vader, Ebenezer Farr, was vroeger in Zuid-Afrika de compagnon van Simeon Lee. Ik praat nu van veertig jaar geleden. Vader vertelde me veel over Simeon Lee en dat hij zo'n bijzondere persoonlijkheid was. Vader en hij hadden veel geluk met hun claims. Simeon Lee keerde met een fortuin naar Europa terug en mijn vader verdiende ook flink. Vader heeft altijd tegen me gezegd dat ik, als ik ooit in Engeland kwam, meneer Lee moest gaan opzoeken. Ik zei op een keer dat het zo lang geleden was dat hij waarschijnlijk niet eens zou weten wie ik was, maar vader lachte erom. Hij zei: "Als twee mensen samen zoveel hebben doorgemaakt als Simeon en ik, vergeten ze dat nooit meer. " Mijn vader is een paar jaar geleden gestorven, ik kwam dit jaar voor het eerst in Engeland en vond dat ik vaders raad weieens kon opvolgen en meneer Lee opzoeken. Ik was een beetje nerveus toen ik hier kwam, maar dat had ik niet behoeven te zijn, want meneer Lee ontving me bijzonder hartelijk en stond erop dat ik Kerstmis hier zou vieren. Ik wilde niet onbescheiden zijn, maar hij wilde van geen weigering horen. '
Hij voegde er wat verlegen aan toe: 'Ze waren allemaal bijzonder aardig tegen me -- meneer en mevrouw Alfred Lee hadden niet vriendelijker kunnen zijn. Ik vind het ellendig voor hen dat dit drama heeft plaatsgehad. '
'Hoelang bent u al hier, meneer Farr?'
'Sedert eergisteren. '
'Heeft u meneer Lee vandaag nog gesproken?'
'Ja, ik heb vanmorgen een gesprek met hem gehad. Hij was heel opgewekt en wilde van alles weten over mensen en plaatsen in Zuid-Afrika. '
'En was dat de laatste keer dat u hem heeft gezien?'
'Ja. '
'Heeft hij u verteld dat hij een hoeveelheid ongeslepen diamanten in zijn safe had?'
'Nee. ' En voor de ander iets kon zeggen vroeg hij haastig: 'U wilt toch niet zeggen dat het een roofmoord is geweest?'
'Daar zijn we nog niet helemaal zeker van, ' zei de commissaris. 'We komen nu aan de gebeurtenissen van deze avond. Wilt u me in uw eigen woorden vertellen wat u gedaan heeft?'
'Zeker. Nadat de dames de eetkamer hadden verlaten bleef ik nog wat zitten en dronk een glas port. Toen begreep ik dat de Lees familiezaken wilden bespreken en dat ik daarbij te veel zou zijn. Ik excuseerde me daarom en verliet de kamer. '
'Waar ging u heen?'
Stephen Farr leunde achterover in zijn stoel en streek met een wijsvinger langs zijn kaak. Hij zei wat haperend: ik -- eh -- ik ging naar een grote kamer met een parketvloer -- een soort balzaal, denk ik. Daar staat ook een grammofoon en er zijn dansplaten. Ik zette een paar platen op. '
Poirot vroeg: 'Was er misschien kans dat iemand zich daar bij u zou voegen?'
Er speelde een flauw lachje om Stephens lippen toen hij zei: 'Ja, dat was mogelijk. En ik hoopte het. '
Hij lachte nu ontwapenend.
Poirot zei: 'Mademoiselle Estravados is erg mooi. '
Stephen antwoordde: 'Ze is verreweg het mooiste wat ik tot nu toe in Engeland heb gezien. '
'En... voegde juffrouw Estravados zich bij u?' informeerde kolonel Johnson.
Stephen schudde zijn hoofd, ik was daar nog toen ik het lawaai hoorde. Ik liep de hal in en rende als een haas de trap op om te zien wat er aan de hand was. Ik hielp Harry Lee de deur openbreken. '
is dat alles wat u ons kunt vertellen?'
'Helaas wel. '
Hercule Poirot zei zacht: ik geloof, meneer Farr, dat u ons heel wat meer zou kunnen vertellen als u wilde. '
'Wat bedoelt u?' vroeg Stephen scherp.
'U kunt ons iets vertellen dat van zeer veel belang is in deze zaak -- iets over het karakter van meneer Simeon Lee. U zegt dat uw vader dikwijls over hem heeft gesproken. Hoe beschreef hij hem?'
Stephen Lee zei langzaam: ik geloof dat ik begrijp waar u heen wilt. U wilt weten wat Simeon Lee in zijn jonge jaren voor een man was, is het niet? En u wilt natuurlijk dat ik openhartig ben?'
'Ja. '
'Om te beginnen geloof ik niet dat Simeon Lee een zeer hoogstaand lid der maatschappij was. Ik bedoel niet dat hij een oplichter was, maar het scheelde toch niet veel. Moreel stond hij zeker niet hoog, maar hij bezat veel charme. En hij was ongelooflijk royaal. Iemand die in narigheid zat deed nooit vergeefs een beroep op hem. Hij dronk nogal, maar niet te veel. Hij was bijzonder aantrekkelijk voor vrouwen en bezat gevoel voor humor. Hij had echter een eigenaardige eigenschap, hij was wraakzuchtig. Ze zeggen dat een olifant nooit vergeet, en zo was het ook met Simeon Lee. Mijn vader heeft me verteld dat Lee meermalen jaren wachtte op een kans zich te wreken op iemand die hem had benadeeld. '
Hoofdinspecteur Sugden vroeg: 'Twee mensen kunnen hetzelfde spel spelen. Heeft u soms gehoord van iemand die door Simeon Lee gemeen is behandeld? Weet u niets uit zijn verleden dat licht zou kunnen werpen op de moord van vanavond?'
Stephen Farr schudde zijn hoofd.
'Hij had natuurlijk vijanden, dat moet wel, daar was hij net een man voor. Maar er is mij geen bepaald geval bekend. Bovendien hoorde ik -- ik heb er Tressilian naar gevraagd -- dat er vanavond geen vreemde in huis is geweest. '
'Behalve u, meneer Farr, ' zei Poirot.
Farr draaide zich met een ruk naar hem toe.
'O, is het dat? Ben ik de verdachte vreemdeling? Maar u zult niets verdachts ontdekken. Geen oude historie over Simeon Lee die Ebenezer Farr heeft bedrogen en over Ebs zoon die gekomen is om zijn vader te wreken. Niets daarvan. Simeon en Ebenezer hadden niets tegen elkaar. Ik ben, zoals ik al gezegd heb, louter uit nieuwsgierigheid hierheen gekomen en ik zou zeggen dat een grammofoon een even goed alibi is als wat ook. Ik heb de hele tijd platen gedraaid -- iemand moet dat gehoord hebben. En de speeltijd van een plaat is niet voldoende om naar boven te rennen -- de gangen zijn hier mijlen lang -- de oude man de hals af te snijden, het bloed af te wassen en hier terug te zijn voor de plaat uit is. Het idee is krankzinnig!'
'We beschuldigen u niet, meneer Farr, ' zei kolonel Johnson.
'De toon van monsieur Poirot bevalt me anders niet. '
'Dat spijt me, ' zei Poirot met een minzaam lachje.
Stephen Farr keek hem nijdig aan.
Kolonel Johnson nam snel het woord. 'Dank u, meneer Farr. Dat is voorlopig alles. U mag het huis natuurlijk niet verlaten. '
Farr knikte, stond op en verliet met zijn losse, verende gang de kamer.
Toen de deur achter hem was dichtgevallen, zei Johnson: 'Daar gaat de grote onbekende. Zijn verhaal klinkt heel geloofwaardig, maar toch is hij de onbekende. Hij kan de diamanten gestolen hebben en hij kan hierheen zijn gekomen met een verzonnen verhaal ten einde hier toegang te krijgen. Sugden, je zult er goed aan doen zijn vingerafdrukken te nemen en na te gaan of hij bij ons bekend is. '
'Die afdrukken heb ik al, ' zei de hoofdinspecteur droogjes.
'Bravo. Jij vergeet toch nooit iets. Je hebt zeker ook al het routine-onderzoek gedaan?'
Hoofdinspecteur Sugden telde op zijn vingers af: 'Telefoontjes gecontroleerd - tijdsduur, enz. Nagegaan hoe laat Horbury is uitgegaan en wie hem heeft zien vertrekken. Nage
gaan waar iedereen zich bevond. Alle gegevens omtrent het personeel verzameld en onderzocht. Ook de financiele positie van de diverse familieleden nagegaan. Bij de notaris geweest en geinformeerd naar het testament. Het huis doorzocht naar het wapen, naar bloedspatten op kleren en ook of de diamanten soms ergens verstopt waren. '
'Dat dekt alles, geloof ik, ' zei kolonel Johnson goedkeurend. 'Jij nog iets op te merken, Poirot?'
Poirot schudde zijn hoofd, ik vind de hoofdinspecteur bewonderenswaardig grondig. '
Sugden zei somber: 'Het is anders geen pretje om in dit huis naar verdwenen diamanten te zoeken. Ik heb nog nooit in mijn leven zoveel ornamenten en snuisterijen gezien. '
'Ja, er zijn massa's schuilplaatsen, ' vond ook Poirot.
'En kun je ons werkelijk geen idee aan de hand doen, Poirot?'
De hoofdcommissaris keek een beetje teleurgesteld, als iemand wiens hond weigert een van zijn kunstjes te vertonen.
'Mag ik mijn eigen gedragslijn volgen?' vroeg Poirot.
'Natuurlijk, ' zei Johnson, terwijl hoofdinspecteur Sugden bijna tegelijkertijd ietwat achterdochtig vroeg: 'Wat voor gedragslijn?'
ik zou graag heel dikwijls met leden van het gezin praten. '
'Bedoel je dat je ze nog eens wilt ondervragen?' vroeg de kolonel verbaasd.
'Nee, nee, niet ondervragen -- alleen maar met ze praten. '
'Waarom?' vroeg Sugden.
Hercule Poirot maakte een veelzeggend gebaar.
in een gesprek komen bepaalde punten naar voren! Als iemand veel praat moet hij op een gegeven moment wel de waarheid zeggen. '
'Dus u denkt dat iemand liegt?' vroeg Sugden.
Poirot zuchtte eens. 'Mon cher, iedereen liegt nu en dan. En het is nuttig de onschuldige leugens te scheiden van de belangrijke. '
Kolonel Johnson zei: 'De situatie is ongelooflijk. Er is een bijzonder wrede, beestachtige moord gepleegd -- en wie hebben we als verdachten? Alfred Lee en zijn vrouw -- allebei innemende, beschaafde, rustige mensen. George Lee, lid van het parlement en het toppunt van achtenswaardigheid. Zijn vrouw? Niets anders dan een doodgewoon, modern schatje. David Lee lijkt een zachtmoedig mens en zijn broer Harry heeft van hem gezegd dat hij geen bloed kan zien. Zijn vrouw lijkt een aardig, verstandig mens. Blijven dat Spaanse nichtje en de man uit Zuid-Afrika over. Spaanse schonen hebben een vurig temperament, maar ik kan me dit aantrekkelijke schepseltje niet voorstellen bezig met in koelen bloede de hals van de oude man door te snijden, te minder waar gebleken is dat ze alle reden had hem in leven te laten -- althans tot hij zijn nieuwe testament had gemaakt. Stephen Farr is een mogelijkheid -- dat wil zeggen, hij kan een beroepsmisdadiger zijn en hierheen zijn gekomen vanwege die diamanten. De oude man ontdekte het verlies en Farr snijdt hem zijn hals af om hem het zwijgen op te leggen. Dat zou kunnen -- dat grammofoonalibi is niet al te best. '
Poirot schudde zijn hoofd.
'Beste vriend, ' zei hij. 'Vergelijk de kracht van meneer Farr eens met die van de oude Simeon Lee. Als Farr had besloten de oude man te doden, dan had hij dat in een minuut kunnen doen -- Simeon Lee had zich nooit zo lang tegen hem kunnen verweren. Kun je je voorstellen dat die zwakke oude minutenlang tegen die prachtige, sterke kerel heeft gevochten, waarbij meubels werden omgegooid en porselein gebroken? Volslagen onzin. '
'Bedoel je, ' vroeg kolonel Johnson, 'dat het een zwakke man is geweest die Simeon Lee vermoordde?'
'Of een vrouw!' zei de hoofdinspecteur.

16

Kolonel Johnson keek op zijn horloge, ik kan hier niets meer doen. Jij hebt de zaken goed in de hand, Sugden. O ja, nog iets. We moeten die butler nog even spreken. Ik weet dat je hem al hebt ondervraagd, maar we weten nu wat meer van de
anderen. Het is van belang dat we de bevestiging krijgen van wat iedereen heeft gezegd over zijn doen en laten op het tijdstip van de moord. '
Tressilian kwam langzaam binnen. De hoofdcommissaris verzocht hem plaats te nemen.
'Dank u, meneer, ik voel me zo vreemd -- zo raar. Mijn benen, meneer, en mijn hoofd. '
Poirot zei vriendelijk: 'Ja, het was een grote schok voor u. '
'Zeg dat wel, meneer. Dat zoiets verschrikkelijks kon gebeuren, hier in dit huis, waar alles altijd zo rustig toeging. '
'Het was een goed georganiseerd huishouden, is 't niet? Maar niet gelukkig?'
'Dat zou ik niet willen zeggen, meneer. '
'Was het vroeger wel gelukkig, toen het hele gezin nog hier samen woonde?'
Tressilian zei langzaam: 'Het was misschien niet wat je harmonisch zou kunnen noemen, meneer. '
'De overleden mevrouw Lee was ziekelijk, nietwaar?'
'Ja, meneer, ze was niet zo sterk. '
'Hielden de kinderen veel van haar?'
'Vooral meneer David, meneer. Die was meer een dochter dan een zoon voor haar. '
'En wat was meneer Harry voor iemand?' vroeg Poirot.
'Die is altijd nogal lichtzinnig geweest, meneer, maar wel goedhartig. Ik schrok laatst toch zo, toen er aan de voordeur werd gebeld -- en toen weer, erg ongeduldig -- en toen ik opendeed stond er een vreemde man, en toen zei de stem van meneer Harry: "Wel verdraaid, als dat Tressilian niet is. Hoe staat het leven?"'
Poirot zei vol medeleven: 'Ja, dat moet een eigenaardig gevoel zijn geweest. '
Tressilian had wat kleur gekregen en zei: 'Het lijkt soms wel, meneer, of het verleden helemaal het verleden niet is. Ik meen dat er in Londen een toneelstuk loopt dat over zoiets gaat. En er zit wat in, meneer, er zit wat in. Je kunt soms opeens het gevoel krijgen dat je wat je doet al eens eerder hebt gedaan, 't Gebeurt me nu weieens dat ik als er gebeld wordt en ik ga opendoen, meneer Harry zie staan -- ook al is het meneer Farr of iemand anders. En dan zeg ik tegen mezelf: Maar dat heb ik al eerder gedaan. ''
'Dat is bijzonder interessant, ' zei Poirot.
Tressilian keek hem dankbaar aan.
Johnson, die ongeduldig werd, schraapte zijn keel en nam het gesprek over.
'We willen alleen de verschillende tijdstippen vergelijken, ' zei hij. ik heb gehoord dat alleen meneer Alfred en meneer Harry in de eetkamer waren, toen dat lawaai boven begon. Was dat inderdaad zo?'
'Dat zou ik u niet kunnen zeggen, meneer. Alle heren waren er nog toen ik met de koffie kwam -- maar dat was zowat een kwartier eerder, denk ik. '
'Meneer George was aan 't telefoneren. Kunt u dat bevestigen?'
ik geloof wel dat er iemand aan de telefoon was, meneer. Het belletje van het toestel gaat in mijn aanrechtkeuken over, en als iemand de hoorn van de haak neemt om een nummer aan te vragen geeft de bel bij mij een flauw geluid. Ik herinner me wel dat gehoord te hebben, maar ik heb er niet bepaald op gelet. '
'Weet u nog precies wanneer dat was?'
ik kan het u niet zeggen, meneer. Ik weet alleen dat het was nadat ik de heren de koffie had gebracht. '
'Weet u ook waar de dames op dat moment waren?'
'Toen ik het koffieblad kwam weghalen was mevrouw Alfred in de salon. Dat was een paar minuten voor ik die gil boven hoorde. '
Poirot vroeg: 'Wat was ze aan het doen?'
'Ze stond bij het verste raam, meneer, ze hield het gordijn wat opzij en keek naar buiten. '
'Waren er geen andere dames in de kamer?'
'Nee, meneer. '
'Weet u ook waar ze waren?'
'Dat kan ik u niet zeggen, meneer. '
'Weet u ook niet waar de andere heren waren?'
ik geloof dat meneer David aan het pianospelen was in de muziekkamer naast de salon. '
'Hoorde u hem spelen?'
'Ja, meneer. ' Weer rilde de oude man. ik dacht later dat het wel een voorteken leek, meneer, hij speelde de Treurmars. Het bezorgde me toen ook al een rilling. '
'Merkwaardig, ' zei Poirot.
'Laten we het nu eens hebben over die Horbury, de verpleger van de oude heer, ' zei de hoofdcommissaris. 'Weet u heel zeker dat hij om acht uur niet in huis was?'
'O, ja, meneer. Hij ging weg vlak nadat hoofdinspecteur Sugden kwam. Ik herinner me dat zo goed omdat hij een kopje brak. '
'Brak Horbury een kopje?'
'Ja, meneer, een van de oude Worcester kopjes. Ik heb ze elf jaar lang geregeld afgewassen en er is er nooit een gebroken. '
'Wat had Horbury met die kopjes te maken?'
'Niemendal, meneer. Hij had er alleen maar een opgepakt om het te bekijken en ik zei terloops dat hoofdinspecteur Sugden er was. En toen liet hij het vallen. '
Poirot vroeg: 'Zei u "meneer Sugden" of noemde u het woord "politie"?'
Tressilian keek een beetje verschrikt.
'Nu ik erover nadenk, meneer, ik heb gezegd dat de hoofdinspecteur van politie er was. '
'En toen liet Horbury het kopje vallen, ' zei Poirot.
'Dat lijkt verdacht, ' zei de commissaris. 'Stelde Horbury nog vragen over dat bezoek van de hoofdinspecteur?'
'Ja, meneer, hij vroeg wat hij hier kwam doen. En ik zei dat hij geld kwam inzamelen voor het politieweeshuis en dat hij boven bij meneer Lee was. '
'Scheen Horbury opgelucht toen u dat zei?'
'Nou u 't zegt, ja, meneer, hij leek erg opgelucht. Zijn hele houding veranderde. Hij zei dat meneer Lee erg royaal was -- hij sprak nogal oneerbiedig, meneer -- en toen ging hij weg. '
'Welke kant ging hij uit?'
'Door de deur naar de kamer van het personeel. '
Sugden mengde zich in het gesprek.
'Dat klopt allemaal, meneer. Hij is door de keuken gelopen, de kokkin en het keukenhulpje hebben hem de achterdeur zien uitgaan. '
'Tressilian, nu moet u eens goed nadenken. Is het mogelijk dat Horbury ongemerkt in huis is teruggekomen?'
De oude man schudde zijn hoofd.
ik zou niet weten hoe hij dat had kunnen doen, meneer. Alle deuren zijn aan de binnenkant op slot. '
'En als hij nu eens een sleutel had?'
'De deuren zijn ook gegrendeld. '
'Hoe komt hij er dan in als hij uit is geweest?'
'Hij heeft een sleutel van de achterdeur, meneer. Alle bedienden komen zo binnen. '
'Dus hij kan zo zijn teruggekeerd?'
'Niet zonder dat hij door de keuken moest, meneer. En er zijn tot half tien, kwart voor tien altijd mensen in de keuken. '
'Dat lijkt afdoende. Dank u, Tressilian. '
De oude man stond op en verliet met een buiging de kamer. Hij keerde echter even later weer terug.
'Horbury is zojuist thuisgekomen, meneer. Wilt u hem spreken?'
'Ja, stuur hem direct hierheen. '

17

Sydney Horbury maakte een niet zo gunstige indruk. Hij kwam schichtig binnen, stond in zijn handen te wrijven en keek van de een naar de ander. Zijn houding was kruiperig.
Johnson vroeg: 'Bent u Sydney Horbury?'
'Ja, meneer. '
'Bediende en verpleger van wijlen meneer Lee?'
'Ja, meneer. Het is vreselijk, meneer, dat is 't. Ik dacht dat ik door de grond ging toen ik het van Gladys hoorde. Die arme, ouwe heer... '
Johnson viel hem kortaf in de rede.
'Beantwoord alleen mijn vragen, alstublieft. '
'Ja, meneer, zeker, meneer. '
'Om hoe laat bent u vanavond uitgegaan en waar bent u geweest?'
ik ben even voor achten uitgegaan, meneer. Ik ben naar de bioscoop geweest, vijf minuten lopen hier vandaan. De film heette: Liefde in Sevilla. '
'Heeft iemand u daar gezien?'
'De jongedame in de kassa, meneer, die kent me. En de portier bij de ingang. Die kent me ook. En -- ik had een jongedame bij me, meneer. Ik had een afspraak met haar. '
'Zo. Hoe heet ze?'
'Doris Buckle, meneer. Ze werkt in de melksalon op Markham Road 23. '
'Goed, dat zullen we controleren. Bent u daarna direct naar huis gegaan?'
ik heb de jongedame eerst thuisgebracht, meneer. Daarna ben ik naar huis gegaan. U zult zien dat alles klopt, meneer. Ik heb niets te maken met wat hier gebeurd is. '
Kolonel Johnson zei kortaf: 'Dat zegt ook niemand. '
'Nee, meneer, maar het is niet prettig als er in het huis waar je werkt een moord is gepleegd. '
'Niemand zegt dat het prettig is. Hoe lang bent u al bij meneer Lee in dienst?'
iets langer dan een jaar, meneer. '
'Had u het naar uw zin?'
ik was heel tevreden, meneer. Het loon was goed. Meneer Lee was soms wel eens lastig, maar ik ben gewend met zieke oude mensen om te gaan. '
'Dus u hebt daar ervaring mee?'
'O ja, meneer. Ik ben bij majoor West geweest en bij de hooggeboren heer Jasper Finch en... '
'U kunt al die bijzonderheden later aan de hoofdinspecteur vertellen. Hoe laat hebt u meneer Lee vanavond voor het laatst gezien?'
'Om ongeveer half acht, meneer. Meneer Lee kreeg elke avond om zeven uur een lichte maaltijd opgediend. Daarna maakte ik hem gereed voor de nacht. En dan bleef hij altijd nog wat voor het vuur zitten in zijn kamerjas tot hij naar bed wilde. '
'Hoe laat was dat gewoonlijk?'
'Dat was verschillend, meneer. Soms, als hij moe was, wilde hij al om acht uur naar bed en soms bleef hij wel tot elf uur opzitten. '
'Wat deed hij als hij naar bed wilde?'
'Dan belde hij mij. '
'En hielp u hem dan zijn bed in?'
'Ja, meneer. '
'Het was vanavond uw uitgaansavond -- heeft u die altijd op vrijdag?'
'Ja, meneer. '
'En wie hielp meneer Lee dan naar bed?'
'Hij belde en dan kwam Tressilian of Walter hem helpen. '
'Hij was toch niet geheel hulpbehoevend? Hij kon toch nog wel rondlopen?'
'Jawel, meneer, maar heel moeilijk. Hij leed aan reumatische artritis en die kwaal was de ene dag erger dan de andere. '
'Ging hij overdag weieens naar een andere kamer?'
'Nee, meneer. Hij bleef altijd in zijn eigen kamer. Meneer Lee was niet op luxe gesteld. Het is een grote kamer met een overvloed aan licht en lucht. '
'Zei u, dat meneer Lee om zeven uur zijn eten kreeg?'
'Ja, meneer. Toen hij klaar was nam ik het blad weg en zette de sherry en twee glazen op het bureau. '
'Waarom deed u dat?'
'Dat had meneer Lee me opgedragen. '
'Was dat gewoonte?'
'Nee. Het was regel dat geen van de familieleden 's avonds nog bij meneer Lee kwam, tenzij hij ze uitnodigde. Meestal wilde hij alleen blijven, maar af en toe vroeg hij of meneer Alfred of mevrouw of beiden boven kwamen na tafel. '
'En voor zover u weet had hij dat die avond niet gedaan? Ik bedoel, heeft hij geen van de familieleden verzocht hem gezelschap te houden?'
'Hij heeft mij geen boodschap laten overbrengen, meneer. '
'Dus hij verwachtte niemand?'
'Het kan zijn dat hij zelf iemand heeft gevraagd te komen. '
'Hm, ja, dat is mogelijk. '
Horbury ging verder: ik keek na of alles in orde was, wenste meneer Lee goedenacht en verliet de kamer. '
Poirot vroeg: 'Hebt u het vuur verzorgd voor u wegging?'
De knecht aarzelde. 'Dat was niet nodig, meneer, het brandde goed. '
'Kan meneer Lee daar zelf voor hebben gezorgd?'
'O nee, meneer, ik denk dat meneer Harry dat gedaan had. '
'Was meneer Harry bij hem toen u voor het avondeten binnenkwam?'
'Ja, meneer. Hij ging weg toen ik kwam. '
'Was de verhouding tussen die twee goed, voor zover u daarover kunt oordelen?'
'Meneer Harry leek erg opgewekt, meneer. Hij gooide zijn hoofd achterover en lachte steeds. '
'En meneer Lee?'
'Hij was stil en nogal nadenkend. '
'O, juist. Er is nog iets dat ik van u wil weten, Horbury. Wat kunt u ons vertellen over de diamanten die meneer Lee in zijn safe bewaarde?'
'Diamanten, meneer? Ik heb nooit diamanten gezien. '
'Meneer Lee bewaarde in zijn safe een voorraad ongeslepen diamanten. U moet weieens gezien hebben dat hij ze in zijn handen hield. '
'Bedoelt u die grappige kleine kiezelsteentjes, meneer? Ja, daar heb ik hem een paar keer mee zien zitten. Maar ik wist niet dat het diamanten waren. Hij heeft ze gisteren -- of was het eergisteren? -- nog laten zien aan die buitenlandse jongedame. '
Kolonel Johnson zei kortaf: 'Die stenen zijn gestolen!'
Horbury riep: 'Ik hoop niet dat u denkt dat ik daar iets mee te maken heb, meneer. '
ik beschuldig niemand, maar kunt u ons iets meedelen dat verband houdt met deze zaak?'
'Met de diamanten of met de moord, meneer?
'Met beide. '
Horbury dacht even na. Hij liet zijn tong langs zijn bleke lippen glijden en zijn ogen stonden onrustig.
'Ik geloof van niet, meneer. '
Poirot vroeg: 'Niets gehoord -- laten we zeggen terwijl u aan uw werk was? Iets dat ons zou kunnen helpen?'
'Nee, ik geloof het niet, meneer. Er was een klein misverstand tussen meneer Lee en een paar leden van de familie. '
'Welke leden?'
ik kreeg de indruk dat er wat onenigheid was over de terugkomst van meneer Harry. Meneer Alfred had daar bezwaar tegen en er vielen een paar woorden -- maar dat was ook alles. Meneer Lee beschuldigde hem er geen ogenblik van dat hij diamanten zou hebben weggenomen en meneer Alfred zou zoiets ook stellig nooit doen. '
Poirot vroeg snel: 'Zijn gesprek met meneer Alfred had plaats nadat hij het verlies van de diamanten had ontdekt, nietwaar?'
'Ja, meneer. '
Poirot boog zich iets meer naar voren.
ik dacht, Horbury, ' zei hij, 'dat u niets van de diefstal van de diamanten afwist voor wij het u daareven meedeelden?'
Horbury werd vuurrood.
'Niet liegen! De waarheid!' beval Sugden. 'Wanneer hoorde u ervan?'
Horbury zei gemelijk: ik hoorde hem met iemand erover telefoneren. '
'U was toch niet in de kamer?'
'Nee, ik stond buiten de deur. Ik kon niet veel verstaan, alleen maar een paar woorden. '
'Wat hoorde u precies?' vroeg Poirot zoetsappig.
ik hoorde de woorden diefstal en diamanten en ik hoorde hem zeggen: "Ik weet niet wie ik verdenken moet", en iets over vanavond acht uur. '
De hoofdinspecteur knikte.
'Hij sprak tegen mij, het was ongeveer tien minuten over vijf, is 't niet?'
'Ja, meneer. '
'En zag hij er bezorgd uit toen u de kamer binnenkwam?'
'Wel een beetje, meneer. Een beetje verstrooid en bezorgd. '
'En toen kreeg de schrik u te pakken, he?'
'Hoor eens, inspecteur, zulke dingen laat ik me niet zeggen. Ik heb die diamanten nooit aangeraakt en u kunt het tegendeel niet bewijzen. Ik ben geen dief. '
Hoofdinspecteur Sugden zei heel rustig: 'Dat staat nog te bezien. '
Hij wierp de hoofdcommissaris een vragende blik toe, deze knikte, en Sugden ging verder: 'Dat is voorlopig genoeg. We hebben u vanavond niet meer nodig. '
Horbury maakte dankbaar dat hij wegkwam.
Sugden zei waarderend: 'Knap werk, monsieur Poirot. U liet hem er handig inlopen. Hij mag dan misschien geen dief zijn, maar een eersteklas leugenaar is hij zeker. '
'Een ongunstig type, ' zei Poirot.
'Ja, een onaangename kerel, ' vond ook Johnson. 'De kwestie is nu: wat moeten we van zijn verhaal denken?'
Sugden vatte de situatie kort samen.
'Het komt me voor dat er drie mogelijkheden zijn: 1: Horbury is een dief en een moordenaar. 2: Horbury is een dief maar geen moordenaar. 3: Horbury is onschuldig. Er spreekt veel voor no. 1. Hij luisterde het telefoongesprek af en wist dat de diefstal was ontdekt. Uit de houding van de oude heer maakte hij op dat hij verdacht werd en hij maakte dus zijn plannen. Hij zorgde ervoor dat hij gezien werd toen hij om acht uur uitging en zette een alibi in elkaar. Gemakkelijk genoeg om de bioscoop uit te glippen en ongemerkt weer terug te keren. Hij moet wel heel zeker van dat meisje zijn geweest dat ze hem niet zou verraden. Ik zal zien wat ik morgen uit haar kan krijgen. '
'Maar hoe is het hem dan gelukt ongemerkt het huis weer binnen te komen?' vroeg Poirot.
'Ja, dat is lastiger, ' gaf Sugden toe. 'Maar het is natuurlijk mogelijk dat een van de dienstboden een zijdeur voor hem heeft opengemaakt. '
Poirot trok zijn wenkbrauwen op.
'Dan zou hij zijn leven aan de genade van twee vrouwen hebben overgeleverd? Met een vrouw zou dat al een enorm risico zijn, maar met twee -- eh bien - dat risico lijkt me te fantastisch. '
Sugden zei: 'Sommige misdadigers nemen de gekste risico's. Laten we nu no. 2 nemen: Horbury heeft de diamanten gestolen. Hij bracht ze vanavond het huis uit en heeft ze misschien aan een medeplichtige doorgegeven. Dat zou natuurlijk best kunnen. Maar dan moeten we aannemen dat iemand anders juist deze avond heeft uitgekozen om meneer Lee te vermoorden. En dat die iemand niets afwist van die diamantendiefstal. Het is natuurlijk mogelijk, maar het zou wel een erg toevallige samenloop van omstandigheden zijn.
Mogelijkheid no. 3: Horbury is onschuldig. Iemand anders heeft de diamanten gestolen en de oude heer vermoord. Ziezo, dat is alles. Nu is het aan ons om achter de waarheid te komen. '
Kolonel Johnson geeuwde. Hij keek weer op zijn horloge en stond op.
ik geloof dat we het er voor vanavond maar bij moeten laten en eerst nog even naar de safe gaan kijken voor we weggaan. Het zou al te gek zijn als die diamanten daar al die tijd rustig hadden gelegen. '
De diamanten lagen echter niet in de safe. Ze vonden de combinatie, zoals Alfred Lee gezegd had, in een aantekenboekje in de zak van de kamerjas van de vermoorde. In de safe lag een leeg leren zakje en bij al de papieren in de safe was er maar een van enig belang. Het was een testament van vijftien jaar geleden. Op verschillende legaten en schenkingen na was het zeer eenvoudig. De helft van Simeon Lee's fortuin ging naar Alfred Lee. De andere helft moest gelijkelijk verdeeld worden tussen zijn andere kinderen: Harry, George, David en Jennifer.