16. Onderhoud met de heer Whitfield

Het gerechtelijk onderzoek was een saaie geschiedenis -- alleen dorre feiten. Eerst werd het lijk geidentificeerd, en toen legde ik getuigenis af van het vinden ervan. Daarna volgden de medische bijzonderheden. Het onderzoek werd tot over een week verdaagd.
Voor de moord te St. Loo werd een vooraanstaande plaats ingeruimd in de dagbladen. Hij had in feite de plaats ingenomen van: 'Seton nog steeds vermist. Onbekend lot van vermiste vlieger. '
Nu Seton dood was en er genoeg aandacht was besteed aan zijn nagedachtenis, werd het tijd voor een nieuwe sensatie. Het mysterie van St. Loo was een buitenkansje voor de kranten, die niet wisten waar ze in de komkommertijd nieuws vandaan moesten halen.
Na het onderzoek en na met succes de verslaggevers te hebben ontweken, trof ik Poirot weer, en we hadden een onderhoud met dominee Giles Buckley en zijn vrouw.
Maggies vader en moeder waren een paar alleraardigste mensen, echt plattelands en ongekunsteld.
Mevrouw Buckley was een vrouw met karakter, ze was lang en blond, en het was duidelijk te zien dat ze van Schotse afkomst was. Haar echtgenoot was een klein mannetje met grijs haar en iets aantrekkelijk verlegens in zijn optreden.
Arme stakkers, ze waren volkomen verbijsterd door het ongeluk dat over hen was gekomen, en dat hun een geliefde dochter had ontnomen. 'Onze Maggie', zoals ze haar noemden.
'Ik kan het nu nog bijna niet geloven, ' zei dominee Buckley. 'Zo'n lief meisje, monsieur Poirot. Zo rustig en onbaatzuchtig -- ze had altijd alles voor anderen over. Wie zou haar nu kwaad willen doen?'
'Ik kon het telegram haast niet begrijpen, ' zei mevrouw Buckley. 'De ochtend ervoor hadden we haar nog naar de trein gebracht. '
'Midden in het leven zijn we door de dood omgeven, ' mompelde haar echtgenoot.
'Kolonel Weston is zo goed voor ons geweest, ' zei mevrouw Buckley. 'Hij heeft ons verzekerd dat alles in het werk wordt gesteld om de man te vinden die dit gedaan heeft. Het moet een krankzinnige zijn. Een andere verklaring is er niet voor. '
'Madame, ik kan u niet zeggen hoezeer ik met u meeleef in uw verlies -- en hoezeer ik uw flinkheid bewonder!'
'Mijn tranen zouden ons Maggie niet teruggeven, ' zei mevrouw Buckley op droeve toon.
'Mijn vrouw houdt zich schitterend, ' zei de dominee. 'Haar geloof en moed zijn groter dan de mijne. Het is allemaal -- zo verbijsterend, monsieur Poirot. '
'Ik weet het -- ik weet het, monsieur. '
'U bent een groot detective, monsieur Poirot?' vroeg mevrouw Buckley.
'Dat heeft men wel beweerd, madame. '
'O, ik weet het wel! Zelfs in ons afgelegen dorp hebben we van u gehoord. U zult de waarheid ontdekken, monsieur Poirot?'
'Ik zal niet rusten voor ik alles weet, madame. '
'Het zal u geopenbaard worden, monsieur Poirot, ' zei de dominee met bevende stem. 'Het kwaad kan niet ongestraft blijven. '
'Het kwaad blijft nooit ongestraft, monsieur. Maar de straf blijft soms verborgen. '
'Wat bedoelt u daarmee, monsieur Poirot?'
Poirot schudde alleen maar het hoofd.
'Die arme kleine Nick, ' zei mevrouw Buckley. 'Met haar heb ik nog het meest te doen. Ik heb een heel aandoenlijke brief van haar gekregen. Ze zegt dat ze het gevoel heeft dat zij, door Maggie hier te vragen, de oorzaak is geweest van haar dood. '
'Dat is een ziekelijk idee, ' zei dominee Buckley.
'Ja, maar ik kan me toch wel voorstellen hoe ze zich voelt. Ik wou dat ik haar maar eens op mocht zoeken. Het lijkt zo vreemd dat haar eigen familie haar niet eens mag bezoeken. '
'Dokters en verpleegsters zijn erg streng, ' zei Poirot ontwijkend. 'Zij maken de regels en dan is er niets aan te veranderen. En ongetwijfeld zijn ze bang dat de emotie -- de natuurlijke emotie - te veel voor haar zou zijn. '
'Misschien, ' zei mevrouw Buckley aarzelend. 'Maar ik moet van die verpleeginrichtingen anders niets hebben. Nick zou er veel beter aan toe zijn als ze haar met mij mee lieten gaan -- ver hier vandaan. '
'Het is mogelijk -- maar ik denk niet dat ze het goed zullen vinden. Is het al lang geleden dat u mademoiselle Buckley voor het laatst hebt gezien?'
'Ik heb haar na verleden herfst niet meer gezien. Toen was ze in Scarborough. Maggie is erheen gegaan en heeft daar een dag met haar doorgebracht, en toen is ze mee teruggekomen en heeft een nacht bij ons gelogeerd. Het is een knap schepseltje -- maar ik kan niet zeggen dat ik veel met haar kennissen opheb. En haar levenswijze -- maar och, je kunt eigenlijk niet zeggen dat dat haar schuld is, dat arme kind. Er heeft eigenlijk geen mens naar haar omgekeken toen ze een kind was. '
'Het is een vreemd huis -- dat End House, ' zei Poirot peinzend.
'Het staat mij niet aan, ' zei mevrouw Buckley. 'Ik heb er nooit iets van moeten hebben. Er hangt een slechte sfeer in dat huis.
De oude Sir Nicholas heb ik ook nooit kunnen uitstaan. Ik griezelde gewoon van hem. '
'Geen goed mens, helaas, ' zei haar echtgenoot. 'Maar hij had een merkwaardige charme. '
'Die heb ik nooit ontdekt, ' zei mevrouw Buckley. 'Er is iets slechts aan dat huis. Ik wou dat we Maggie er nooit heen hadden laten gaan. '
'Ach, wensen!' zei dominee Buckley en schudde het hoofd.
'Nu, ' zei Poirot. 'Ik mag u niet langer lastig vallen. Ik kwam alleen maar om u mijn diep meegevoel te betuigen. '
'U bent erg goed voor ons geweest, monsieur Poirot. En we zijn u werkelijk dankbaar voor alles wat u doet. '
'Wanneer bent u van plan naar Yorkshire terug te keren?'
'Morgen. Een droeve tocht. Goedendag, monsieur Poirot, en nogmaals onze dank. '
'Heel eenvoudige, alleraardigste mensen, ' zei ik, nadat we ze verlaten hadden.
Poirot knikte.
'Het is hartbrekend, nietwaar, mon ami? Een tragedie zo zonder nut -- zo zonder doel. Cette jeune fille -- Ach, ik doe mezelf bittere verwijten. Ik, Hercule Poirot, was ter plaatse en ik heb de misdaad niet verhinderd. '
'Niemand had die kunnen verhinderen. '
'Je spreekt zonder na te denken, Hastings. Geen gewoon mens had die kunnen voorkomen -- maar wat heb je eraan Hercule Poirot te zijn, met een betere kwaliteit grijze cellen dan andere mensen, als je er niet in slaagt te bereiken wat gewone mensen niet kunnen klaarspelen?'
'Och, natuurlijk, ' zei ik. 'Als je het zo voorstelt... '
'Ja, dat doe ik inderdaad. Ik ben beschaamd, ontmoedigd -- volkomen vernederd. '
Ik vond dat Poirots gevoel van vernedering merkwaardig veel leek op de verwaandheid van andere mensen, maar ik was wel zo voorzichtig me ervan te onthouden een opmerking te maken.
'En nu, ' zei hij, 'en avant. Naar Londen. '
'Londen?'
'Mais oui. We kunnen heel gemakkelijk de trein van twee uur halen. Alles is hier rustig. Mademoiselle is veilig in de verpleeginrichting. Niemand kan haar kwaad doen. Dus kunnen de waakhonden wel verlof nemen. Er zijn een paar dingen die ik moet onderzoeken. '
Het eerste wat we deden toen we in Londen aankwamen, was een bezoek brengen aan de zaakwaarnemers van wijlen kapitein Seton, de firma Whitfield, Pargiter en Whitfield.
Poirot had van te voren een afspraak gemaakt, en hoewel het al over zessen was, zaten we al heel gauw in de kamer bij meneer Whitfield, het hoofd van de firma. Hij was een zeer hoffelijke en indrukwekkende persoonlijkheid. Hij had een brief van de hoofdcommissaris voor zich en nog een brief van de een of andere hooggeplaatste ambtenaar van Scotland Yard.
'Dit is allemaal zeer ongewoon en tegen de regels, monsieur -- eh -- Poirot, ' zei hij, terwijl hij zijn lorgnet oppoetste.
'Inderdaad, monsieur Whitfield. Maar daar staat tegenover dat moord eveneens tegen de regels is -- en, kan ik gelukkig zeggen, ook vrij ongewoon. '
'Dat is waar. Dat is waar, maar het is nogal gezocht om verband te leggen tussen deze moord en het legaat van wijlen mijn client -- nietwaar?'
'Ik vind van niet. '
'Aha! U vindt van niet. Welnu -- onder deze omstandigheden
-- en ik moet toegeven dat Sir Henry zich sterk uitdrukt in zijn brief -- zal het mij -- eh -- een genoegen zijn alles te doen wat in mijn vermogen ligt. '
'U trad op als rechtskundig adviseur van wijlen kapitein Seton?'
'Van de hele familie Seton, mijn waarde heer. Wij doen dat -- ik bedoel mijn firma doet dat - al honderd jaar. '
'Parfaitement. Wijlen Sir Matthew Seton heeft een testament gemaakt?'
'Wij hebben het voor hem opgesteld. '
'En hoe heeft hij zijn vermogen nagelaten?'
'Er waren verscheidene legaten -- onder meer aan het Natuurhistorisch Museum -- maar het grootste deel van zijn groot -- ik mag wel zeggen zeer groot -- vermogen heeft hij zonder enige beperking nagelaten aan kapitein Seton. Er waren geen anderen die hem na verwant waren. '
'Een zeer groot vermogen, zegt u?'
'Wijlen Sir Matthew was op een na de rijkste man in Engeland, ' antwoordde meneer Whitfield rustig.
'Hij hield er enigszins eigenaardige zienswijzen op na, nietwaar?'
Meneer Whitfield keek hem met een strenge blik aan.
'Een miljonair, monsieur Poirot, mag wel excentriek zijn. Men verwacht dat bijna van hem. '
Poirot nam deze terechtwijzing heel deemoedig in ontvangst en stelde nog een vraag.
'Zijn dood kwam onverwacht, heb ik gehoord?'
'Hoogst onverwacht. Sir Matthew verheugde zich in een opmerkelijk goede gezondheid. Hij had echter een inwendig gezwel waarvan niemand het bestaan had vermoed. Het bereikte het weefsel van een der edele delen en er moest onmiddellijk operatief worden ingegrepen. Zoals altijd het geval is, was de operatie een volledig succes. Maar Sir Matthew stierf. '
'En zijn vermogen ging naar kapitein Seton?'
'Juist. '
'Ik heb gehoord dat kapitein Seton een testament had gemaakt voor hij Engeland verliet?'
'Als men het een testament kan noemen -- ja, ' zei meneer Whitfield met een gezicht dat sterke tegenzin uitdrukte.
'Is het wettig?'
'Het is volkomen wettig. De bedoeling van de erflater is duidelijk en het testament is behoorlijk door getuigen ondertekend. O, ja, wettig is het wel. '
'Maar het kan uw goedkeuring niet wegdragen?'
'Mijn waarde heer, waar zijn wij dan voor?'
Dat heb ik me ook vaak afgevraagd. Toen ik eens zelf een zeer eenvoudig testament moest maken, was ik ontzet over de lengte en de omhaal van woorden van het document dat het kantoor van mijn notaris me toezond.
'De waarheid is, ' vervolgde meneer Whitfield, 'dat kapitein Seton toentertijd weinig of niets had na te laten. Hij was afhankelijk van de toelage die hij van zijn oom kreeg. Hij vond waarschijnlijk dat het er niet zo erg op aankwam. '
En daar had hij gelijk in, zei ik bij mezelf.
'En wat houdt dit testament in?' vroeg Poirot.
'Alles wat bij zijn dood zijn eigendom is, laat hij na aan zijn aanstaande vrouw, mejuffrouw Magdala Buckley, zonder enige beperking. Hij noemt mij als zijn executeur testamentair. '
'Dus juffrouw Buckley is de erfgename?'
'Juffrouw Buckley is zonder twijfel de erfgename. '
'En als juffrouw Buckley toevallig afgelopen maandag gestorven was?'
'Daar kapitein Seton voor haar zou zijn overleden, zou het geld toekomen aan onverschillig welke persoon die zij in haar testament genoemd had als universeel erfgenaam -- of, zo er geen testament was, aan haar naaste bloedverwant.
Ik mag wel opmerken, ' voegde meneer Whitfield er met een vergenoegd air aan toe, 'dat de successierechten enorm hoog zouden zijn geweest. Enorm hoog! Bedenkt u wel, drie sterfgevallen zo snel achter elkaar. ' Hij schudde het hoofd. 'Enorm hoog!'
'Maar er zou nog wel iets zijn overgebleven?' mompelde Poirot zoetsappig.
'Waarde heer, zoals ik u al gezegd heb was Sir Matthew op een na de rijkste man in Engeland. '
Poirot stond op.
'Dank u zeer voor de inlichtingen die u mij hebt gegeven, meneer Whitfield. '
'Geen dank. Geen dank. Ik zal mij natuurlijk in verbinding stellen met juffrouw Buckley -- ik denk eigenlijk dat de brief al verzonden is. Ik zal haar graag alle diensten bewijzen die in mijn vermogen liggen. '
'Zij is een jongedame, ' zei Poirot, 'die best wat degelijke rechtskundige raadgevingen kan gebruiken. '
'Er zullen wel gelukzoekers op af komen, vrees ik, ' zei meneer Whitfield hoofdschuddend.
'Daar schijnt alles wel op te wijzen, ' stemde Poirot toe. 'Goedendag, monsieur. '
'Goedendag, monsieur Poirot. Blij dat ik u van dienst heb kunnen zijn. Uw naam -- eh - is mij bekend. '
Hij zei dit op vriendelijke toon -- met het air van iemand die een belangrijke concessie doet.
'Het is allemaal precies zoals je dacht, Poirot, ' zei ik toen we weer buiten waren.
'Mon ami, dat moest wel. Andere mogelijkheden waren er niet. We gaan nu naar de Cheshire Cheese, waar we Japp zullen ontmoeten en met hem dineren, al is het daarvoor wel wat vroeg. '
We troffen inspecteur Japp van Scotland Yard op de afgesproken plaats aan, wachtend op onze komst. Hij begroette Poirot zeer hartelijk.
'Dat is jaren geleden dat ik je voor het laatst gezien heb, monsieur Poirot. Ik dacht dat je ergens buiten was gaan wonen en pompoenen verbouwde. '
'Dat heb ik geprobeerd, Japp, dat heb ik geprobeerd. Maar zelfs wanneer je pompoenen aan het verbouwen bent kun je nog niet aan moordzaken ontkomen. '
Hij zuchtte. Ik wist waar hij aan dacht -- die vreemde geschiedenis in Fernley Park. Het speet me nu nog dat ik toen zo ver weg was.
'En daar is kapitein Hastings ook, 'zei Japp. 'Hoe maakt u het, meneer?'-
'Uitstekend, dank u, ' zei ik.
'En nu zijn er weer moorden?' vervolgde Japp gekscherend.
'Zoals je zegt - weer moorden. '
'Nou, je moet maar niet in de put zitten, ouwe jongen, ' zei Japp. 'Ook al zie je er geen gat in -- wel -- je kunt er op jouw leeftijd toch niet op uittrekken en verwachten dat je nog net zoveel succes zult hebben als vroeger. We kunnen geen van allen verwachten even fris en fleurig te blijven als we een dagje ouder worden. We moeten de jongelui een kansje geven, zie je. '
'En toch is het de oude hond die alle trucjes kent, ' mompelde Poirot. 'Hij is sluw. Hij laat zich niet van het spoor afbrengen. '
'O! nou -- we hebben het nu over mensen -- niet over honden. '
'Maakt dat zoveel verschil?'
'Och, dat hangt ervan af hoe je de zaak bekijkt. Maar je bent me er eentje! Is het niet zo, kapitein Hastings? Altijd geweest. Je bent ook nog niet veel veranderd -- een beetje minder haar bovenop, maar het gewas op het gezicht weliger dan ooit. '
'He?' zei Poirot. 'Wat is dat?'
'Hij complimenteert je met je snor, ' zei ik sussend.
'Die is welig, ja, ' zei Poirot, terwijl hij zijn snor liefkozend opstreek. Japp brulde van het lachen.
'Nou, ' zei hij na enkele ogenblikken. 'Ik heb dat zaakje voor je opgeknapt. Die vingerafdrukken die je me gestuurd hebt... '
'Ja?' zei Poirot gretig.
'Niets aan de hand. Wie die meneer ook zijn mag -- hij is met ons nog nooit in aanraking geweest. Maar daar staat tegenover dat ik naar Melbourne heb getelegrafeerd en dat daar niemand van dat signalement en van die naam bekend is. '
'Ah!'
'Dus er zit misschien toch een luchtje aan. Maar hij is niet een van onze oude bekenden.
En wat dat andere betreft... ' vervolgde Japp.
'Ja?'
'Lazarus en Zoon staan goed bekend. Heel eerlijke en fatsoenlijke zakenlui. Gewiekst natuurlijk -- maar dat is wat anders. Dat moet je wel zijn in zaken. Maar het zijn behoorlijke lui. Hoewel ze er niet al te best voorstaan -- financieel, bedoel ik. '
'O! - werkelijk?'
'Ja -- de prijsdaling van schilderijen heeft ze nogal zwaar getroffen. En van antiek meubilair ook. Dat komt doordat al die moderne spullen uit het buitenland mode worden. Ze hebben verleden jaar een nieuw pand neer laten zetten, en -- nou, zoals ik al zei, ze zijn niet ver van een bankroet. '
'Ik ben je zeer dankbaar. '
'Geen dank, hoor. Dat soort dingen is mijn vak niet, zoals je weet, maar ik heb mijn best gedaan erachter te komen omdat jij het wou weten. Wij kunnen altijd wel een en ander gewaar worden. '
'Mijn beste Japp, wat zou ik toch moeten beginnen zonder jou?'
'O, dat is wel in orde, hoor. Ik vind het altijd prettig als ik een oude vriend een plezier kan doen. Ik heb je in de goede oude tijd bij heel wat interessante gevalletjes gehaald, nietwaar?'
Dit, besefte ik, was Japps manier om te erkennen hoeveel hij te danken had aan Poirot, die menig geval had opgelost waarmee de inspecteur geen raad wist.
'Dat was inderdaad de goeie oude tijd ja. '
'Ik zou er trouwens nu ook niets op tegen hebben af en toe eens met je te babbelen. Je methoden mogen dan ouderwets zijn, maar je laatje toch geen knollen voor citroenen verkopen, monsieur Poirot. '
'En mijn andere vraag - over dr. MacAllister?'
'O, die? Dat is een vrouwendokter. Ik bedoel geen gynaecoloog. Ik bedoel zo'n zenuwarts -- zo eentje die je vertelt dat je tussen paarse muren en onder een oranje plafond moet slapen -- die tegen je praat over je libido, wat dat dan ook zijn mag -- die je zegt dat je het maar de vrije teugel moet laten. Als je het mij vraagt heeft hij wel wat weg van een kwakzalver -- maar de vrouwen lopen de deur bij hem plat. Ze stromen gewoon naar hem toe. Gaat nogal veel naar het buitenland -- doet ook werk van medische aard in Parijs, geloof ik. '
'Waarom dr. MacAllister?' vroeg ik verbijsterd. Ik had die naam nog nooit gehoord. 'Wat heeft die er nou mee te maken?'
'Dr. MacAllister is de oom van Commandant Challenger, ' legde Poirot uit. 'Je herinnert je toch wel dat hij het over een oom had die dokter was?'
'Jij pakt het ook grondig aan, ' zei ik. 'Dacht je soms dat hij Sir Matthew geopereerd had?'
'Hij is geen chirurg, ' zei Japp.
'Mon ami, ' zei Poirot, 'ik onderzoek graag alles. Hercule Poirot is een goede hond. De goede hond volgt het spoor, en indien er, tot zijn spijt, geen spoor is om te volgen, dan neust hij overal rond -- en zoekt altijd datgene wat niet erg fris ruikt. En dat doet Hercule Poirot ook. En dikwijls -- o, zo dikwijls! -- vindt hij het ook!'
'Geen fijn beroep. dat van ons, ' zei Japp. 'Stilton, zei je? Niets op tegen. Nee, een fijn beroep is het niet. En het jouwe is nog erger dan het mijne -- niet officieel zie je, en daarom moet je je op allerlei stiekeme manieren overal zien in te dringen. '
'Ik vermom me niet, Japp. Ik heb me nog nooit vermomd. '
'Dat kun je ook niet, ' zei Japp. 'Jij bent enig in je soort. Eenmaal gezien, nooit meer vergeten. '
Poirot keek hem aan alsof hij niet helemaal wist wat hij aan hem had.
'Het is maar een grapje van me, ' zei Japp. 'Trek je van mij maar niets aan, hoor. Een glaasje port? Wel, als jij het zegt --'
Het werd een echt gezellige avond. Al snel zaten we allerlei
herinneringen op te halen. Het ene geval na het andere. Ik moet zeggen dat ik er ook van genoot over vroeger te praten. Dat was een goede tijd geweest. Hoe oud en ervaren voelde ik me nu!
Die arme oude Poirot. Hij wist niet wat hij met dit geval aan moest - dat kon ik wel zien. Hij was niet meer de man van vroeger. Ik had het gevoel dat hij zou falen -- dat de moordenaar van Maggie Buckley nooit ter verantwoording zou worden geroepen.
'Houd moed, mijn vriend, ' zei Poirot, terwijl hij me een klap op mijn schouder gaf. 'Alles is nog niet verloren. Trek toch alsjeblieft niet zo'n lang gezicht. '
'O, mij scheelt niets hoor. '
'Mij ook niet. En Japp ook niet. '
'Geen van ons allen scheelt iets, ' verklaarde Japp vrolijk.
En in deze prettige stemming gingen we uiteen.
De volgende morgen reisden we terug naar St. Loo. Bij onze aankomst in het hotel belde Poirot de verpleeginrichting op en vroeg of hij Nick even kon spreken.
Plotseling zag ik hem van kleur verschieten -- hij liet de hoorn bijna vallen.
'Comment? Wat is dat? Zegt u dat nog eens, alstublieft. '
Hij wachtte enkele ogenblikken, terwijl hij luisterde. Toen zei hij: 'Ja, ja. Ik kom direct. '
Hij keerde zijn bleke gezicht naar me toe.
'Waarom ben ik weggegaan, Hastings? Mon Dieu! Waarom ben ik toch weggegaan?'
'Wat is er dan gebeurd?'
'Mademoiselle Nick is gevaarlijk ziek. Vergiftigd. Ze hebben haar toch te pakken gekregen. Mon Dieu! Mon Dieu! Waarom ben ik toch weggegaan ?'