23. De verdediging

'Dames en heren van de jury, ik zou, indien ik dat wilde, uw aandacht kunnen vestigen op het feit dat er geen bewijzen tegen beklaagde zijn. De plicht om te bewijzen berust bij de aanklager en volgens mijn mening - die ongetwijfeld ook de uwe is -- is er volstrekt niets bewezen. De aanklager beweert, dat Elinor Carlisle zich in het bezit gesteld heeft van de morfine (die ieder ander in huis evengoed had kunnen bemachtigen als zij, terwijl er nog twijfel bestaat of de morfine wel in het huis is geweest), en dat zij daarmee Mary Gerrard heeft vergiftigd. Hier is de aanklager alleen op gissingen afgegaan. Hij heeft getracht redenen daarvoor aan te voeren, maar ik houd vol, dat dit juist datgene is, waarin hij niet is geslaagd. Want, leden van de jury, er is geen motief! De aanklager heeft gesproken van een verbroken verloving. Ik vraag u -- een verbroken verloving! Alsof dat een reden is voor moord. Als een verbroken verloving een reden is voor moord, waarom worden er dan niet elke dag moorden gepleegd? En, let wel, deze verloving was niet een kwestie van hartstochtelijke liefde, het was een verbintenis, die alleen om familieredenen was aangegaan. Juffrouw Carlisle en meneer Weiman waren samen opgegroeid, ze waren altijd erg op elkaar gesteld geweest en geleidelijk ontwikkelde zich dat tot een warmer gevoel, maar ik ben van plan u te bewijzen, dat het op zijn best een lauwe geschiedenis was.'
(O, Roddy - Roddy! Een lauwe geschiedenis? )
'Bovendien werd deze verloving verbroken, niet door de heer Weiman, maar door beklaagde. Ik moge hierbij opmerken, dat de verloving tussen Elinor Carlisle en Roderick Weiman hoofdzakelijk tot stand kwam om de oude mevrouw Weiman genoegen te doen. Toen ze gestorven was, beseften beide partijen dat hun gevoelens niet diep genoeg waren om een huwelijk te rechtvaardigen. Ze bleven echter goede vrienden. Bovendien had Elinor Carlisle, die het fortuin van haar tante geerfd had, het edelmoedige plan, een aanzienlijke som geld op Mary Gerrard vast te zetten. En nu beschuldigt men haar ervan dit meisje te hebben vergiftigd. Het is belachelijk.
Het enige wat tegen Elinor Carlisle kan worden aangevoerd zijn de omstandigheden, waaronder de vergiftiging plaats gevonden heeft. De aanklager heeft aangenomen, dat niemand anders dan Elinor Carlisle Mary Gerrard vermoord kan hebben. Daarom heeft men moeten zoeken naar een motief voor die misdaad. Maar zoals ik reeds zei, men heeft geen motief kunnen vinden omdat dat er niet is.
En is het waar, dat niemand anders dan Elinor Carlisle Mary Gerrard vermoord kan hebben? Nee, dat is niet waar. De mogelijkheid bestaat, dat Mary Gerrard zelfmoord heeft gepleegd. De mogelijkheid bestaat, dat iemand met de sandwiches, door Elinor Carlisle klaargemaakt, heeft geknoeid terwijl Elinor Carlisle niet in huis was en naar de portierswoning was gegaan. Er is nog een derde mogelijkheid. Het is een fundamentele wet, dat indien de mogelijkheid bewezen kan worden van een andere theorie, die verenigbaar is met de bewijzen, de beklaagde in vrijheid moet worden gesteld. Ik ben van plan aan te tonen, dat er een andere persoon is geweest, die niet alleen eenzelfde gelegenheid had om Mary Gerrard te vergiftigen, maar ook een veel geldiger motief. Ik stel me voor getuigen op te roepen om u te bewijzen, dat er iemand anders is geweest, die bij de morfine kon komen en die een zeer goede reden had om Mary Gerrard te vermoorden. Ik kan ook bewijzen, dat die persoon een even goede gelegenheid had het te doen. Ik houd vol, dat geen jury ter wereld deze vrouw wegens moord kan veroordelen wanneer er geen andere bewijzen tegen haar zijn, dan dat ze de gelegenheid ertoe had en als bewezen kan worden, dat die andere persoon niet alleen de gelegenheid had maar ook een zeer geldig motief. Ik zal ook getuigen oproepen om aan te tonen, dat een der getuigen a charge een meineed heeft afgelegd. Maar voor alles wil ik de beklaagde horen en haar haar eigen geschiedenis laten vertellen, zodat u voor uzelf kunt uitmaken, hoe volkomen ongegrond de aanklacht tegen haar is.'
Ze had de eed afgelegd. Ze antwoordde met zachte stem op de vragen van Sir Edwin. De rechter boog zich voorover. Hij zei, dat ze harder moest spreken.
Sir Edwin sprak vriendelijk en bemoedigend, terwijl hij
alle vragen stelde, waarvan ze de antwoorden had gerepeteerd.
'U hield veel van Roderick Weiman?'
'Heel veel. Hij was als een broer voor me -- of een neef - ik beschouwde hem altijd als mijn neef. Die verloving was eigenlijk vanzelf tot stand gekomen... Het was prettig met iemand te trouwen, die je je hele leven gekend had...'
'Het was niet wat men zou noemen een hartstochtelijke liefde?'
(Hartstochtelijk? O, Roddy! )
'Eh... nee, we kenden elkaar zo goed...'
'Is er na de dood van mevrouw Weiman een zekere spanning tussen u beiden ontstaan?'
'Ja.'
'Hoe verklaart u die?'
'Ik denk, dat het gedeeltelijk om het geld was.'
'Het geld?'
'Ja. Roderick voelde zich onbehaaglijk. Hij vreesde, dat de mensen zouden denken dat hij daarom met me wilde trouwen.'
'Werd de verloving niet verbroken om Mary Gerrard?'
'Ik geloofde wel, dat Roderick nogal op haar gesteld was, maar ik beschouwde het niet als iets ernstigs.'
'Zou u er verdriet over hebben gehad als het dit wel was geweest?'
'O, nee. Ik zou het alleen wel een beetje ongepast hebben gevonden, meer niet.'
'Juffrouw Carlisle, heeft u op de achtentwintigste juni een buisje morfine uit de koffer van zuster Hopkins genomen?'
'Nee.'
'Hebt u ooit morfine in uw bezit gehad?'
'Nooit.'
'Wist u, dat uw tante geen testament had gemaakt?'
'Nee, het was een volkomen verrassing voor me.'
'Geloofde u, dat ze in de nacht van achtentwintig juni, de nacht waarin ze stierf, trachtte u een opdracht te geven?'
ik begreep, dat ze niet voor Mary Gerrard gezorgd had en dat erg graag alsnog wilde doen.'
'En om haar wens te vervullen, wilde u zelf een som geld op het meisje vastzetten?'
'Ja, ik wilde de wens van tante Laura ten uitvoer brengen. En ik was dankbaar voor al de vriendelijkheid, die Mary mijn tante bewezen had.'
'Bent u de zesentwintigste juli uit Londen naar Maidensford gekomen en hebt u in Het Koningswapen gelogeerd?'
'Ja.'
'Met welke bedoeling bent u daarheen gegaan?'
ik had een bod op het huis en de man, die het had gekocht, wilde het zo gauw mogelijk in gebruik nemen. Ik moest de persoonlijke bezittingen van mijn tante nazien en alles regelen.'
'Hebt u de zevenentwintigste juli, op weg naar Hunterbury Hall, verschillende levensmiddelen gekocht?'
'Ja, ik dacht, dat het gemakkelijker zou zijn daar wat te eten, dan er voor terug te gaan naar het dorp.'
'Bent u daarna naar het huis van uw tante gegaan en hebt u daar de persoonlijke eigendommen van uw tante doorgezien?'
'Ja.'
'En daarna?'
'Daarna ben ik naar de pantry gegaan en heb wat sandwiches klaargemaakt. Toen ben ik naar de portierswoning gegaan en heb de wijkverpleegster en Mary Gerrard gevraagd om naar het grote huis te komen.'
'Waarom deed u dat?'
ik wilde hun een warme wandeling heen en terug naar het dorp besparen.'
'Dat was inderdaad een natuurlijke en vriendelijke handelwijze van u. Namen ze de uitnodiging aan?'
'Ja. Ze liepen met mij naar het huis.'
'Waar waren de sandwiches, die u gemaakt had?' 'Die had ik in de provisiekamer op een schaal achtergelaten.'
'Stond het raam open?'
'Ja.'
'Kon er iemand binnenkomen terwijl u weg was?'
'Ongetwijfeld.'
'Als iemand u van buitenaf had gadegeslagen terwijl u de sandwiches klaarmaakte, wat zou die dan gedacht hebben?'
'Vermoedelijk, dat ik toebereidselen trof voor een picknick.'
'Ze konden niet weten, dat iemand met u die lunch zou delen, wel?'
'Nee. Het idee om die andere twee uit te nodigen kwam pas bij me op toen ik zag hoeveel brood ik had klaargemaakt.'
'Dus als iemand gedurende uw afwezigheid het huis was binnengegaan en. morfine in een van de sandwiches had gesmokkeld, zou dat geweest zijn met de bedoeling, u te vergiftigen.'
'Ja.'
'Wat gebeurde er toen u alle drie weer terug was in huis?'
'We gingen naar de ontbijtkamer. Ik haalde de sandwiches en bood ze de andere twee aan.'
'Hebt u iets met hen gedronken?'
'Ik heb water gedronken. Er stond bier op tafel maar zuster Hopkins en Mary gaven de voorkeur aan thee. Zuster Hopkins ging die in de pantry zetten. Ze bracht ze op een blad binnen en Mary schonk in.'
'Hebt u thee gedronken?
'Nee.'
'Maar Mary Gerrard en zuster Hopkins wel?'
'Ja.'
'Wat gebeurde er daarna?'
'Zuster Hopkins ging het gas uitdraaien.' 'En ze liet u alleen met Mary Gerrard?'
'Ja.'
'Wat gebeurde er toen?'
'Na een paar minuten nam ik het blad en de schaal op en bracht ze naar de pantry. Zuster Hopkins was daar en we wasten samen af.'
'Had zuster Hopkins toen haar manchetten afgedaan?'
'Ja. Zij waste het servies af en ik droogde.'
'Hebt u een opmerking gemaakt over een schram op haar pols?'
ik vroeg haar of ze zich geprikt had.'
'En wat was haar antwoord?'
'Ze zei: "Het is een doorn van de rozenstruik bij de portierswoning. Ik zal hem er straks wel uithalen".'
'Hoe was haar houding toen?'
'Ik denk, dat ze last had van de warmte. Ze transpireerde en haar gezicht had een vreemde kleur.'
'Wat is er daarna gebeurd?*
'We gingen naar boven en ze hielp me met de dingen van mijn tante.'
'Hoe laat was het, toen u weer naar beneden ging?'
ik denk zowat een uur later.'
'Waar was Mary Gerrard?'
'Ze zat in de huiskamer. Ze haalde heel moeilijk adem en was bewusteloos. Ik belde op aandringen van zuster Hopkins de dokter op. Hij kwam juist voor ze stierf.'
Sir Edwin rechtte dramatisch zijn schouders.
'Juffrouw Carlisle, hebt u Mary Gerrard gedood?
(Dat is je wachtwoord. Hoofd omhoog en recht voor je uitkijken!)
'Nee!'
Sir Samuel Attenbury. Haar hart bonsde. Nu -- nu was ze overgeleverd aan de genade van een vijand! Nu geen vriendelijkheid meer, geen vragen meer, waarop ze de antwoorden kende.
Maar hij begon heel minzaam.
'U hebt ons verteld, dat u verloofd was met meneer Roderick Weiman?'
'Ja.'
'Hield u veel van hem?'
'Heel veel.'
'Ik neem aan, dat u een innige liefde voor Roderick Weiman koesterde en dat u vreselijk jaloers was op zijn genegenheid voor Mary Gerrard, is dat niet zo?'
'Nee!' (Klonk dat nee verontwaardigd genoeg? )
Sir Samuel zei dreigend: 'Ik geloof, dat u opzettelijk het plan hebt gemaakt dat meisje uit de weg te ruimen in de hoop, dat Roderick Weiman dan tot u zou terugkeren, nietwaar?'
'Zeer zeker niet.' (Minachtend -- een beetje mat. Dat was beter.)
De ondervraging ging verder. Het was als een droom -- een akelige droom - een nachtmerrie...
Vraag op vraag - afschuwelijke martelende vragen. Op sommige was ze voorbereid, andere overvielen haar.
En aldoor maar trachten je rol te spelen. Je nooit laten gaan en zeggen: 'Ja, ik heb haar gehaat... Ja, ik heb verlangd, dat ze dood zou zijn... Ja, terwijl ik die sandwiches maakte, dacht ik aldoor aan haar dood...'
En dan kalm en beheerst blijven en kort en zo koel mogelijk antwoorden...
Vechten...
Vechten om elke duimbreed grond...
Nu was het voorbij. Die afschuwelijke man ging zitten. En de vriendelijke zalvende stem van Sir Edwin Bulmer stelde haar nog enkele vragen. Gemakkelijk te beantwoorden vragen, bedoeld om elke mogelijke slechte indruk, die ze bij het kruisverhoor gemaakt kon hebben, teniet te doen.
Ze zat weer in de beklaagdenbank en keek naar de jury...
Roddy, Roddy die daar, een beetje met zijn ogen knipperend, stond en vreselijk het land had. Roddy, die er op de een of andere manier onwerkelijk uitzag.
Maar niets is nog werkelijk. Alles tolt op een duivelse manier rond Zwart is wit en boven is onder en oost is west... En ik ben niet langer Elinor Carlisle, ik ben de beklaagde. En of ze me ophangen of vrij laten, niets zal ooit meer hetzelfde zijn. Was er maar iets - maar een gezond, normaal iets om me aan vast te klampen...
(Misschien het gezicht van Peter Lord met de sproeten, dat er, vreemd genoeg, net uitzag als gewoonlijk.)
Wat ging Sir Edwin nu beginnen?
'Wilt u ons vertellen van welke aard de gevoelens van juffrouw Carlisle voor u waren?'
Roddy antwoordde met zijn secure stem: ik zou zeggen, dat ze zeer aan mij gehecht was, maar stellig niet hartstochtelijk verliefd.'
'Vond u uw verloving bevredigend?'
'O ja, volkomen. We hadden veel dingen gemeen.'
'Meneer Weiman, wilt u de jury precies vertellen waarom die verloving werd verbroken?'
'Na de dood van mevrouw Weiman kwamen wij, enigszins met een schok, tot bezinning. Ik vond het denkbeeld, met een rijke vrouw te trouwen, terwijl ik zelf niets bezat, onaangenaam. Tenslotte werd de verloving met wederzijds goedvinden verbroken. We voelden ons nogal opgelucht.'
'Wilt u ons mededelen van welke aard uw relaties tot Mary Gerrard waren?'
(0, Roddy, arme Roddy, wat zul je dit alles vreselijk vinden.)
ik vond haar heel aantrekkelijk.'
'Was u verliefd op haar?'
'Een beetje.'
'Wanneer heeft u haar voor het laatst gezien?'
'Laat eens kijken, dat moet de vijfde of zesde juli zijn geweest.'
Sir Edwin zei - en er was een metalen klank in zijn stem: 'Ik geloof, dat u haar later nog ontmoet hebt.'
'Nee, ik ben naar het buitenland gegaan -- naar Venetie en Dalmatie.'
'Wanneer bent u naar Engeland teruggekeerd?'
'Toen ik een telegram ontving - laat eens kijken -- dat zal een augustus zijn geweest.'
'Maar ik geloof, dat u in werkelijkheid al de zevenentwintigste juli 'veer in Engeland was.'
'Nee.'
'Kom, kom, meneer Weiman. U staat onder ede, bedenk dat goed. Uw pas toont toch aan, dat u de vijfentwintigste juli naar Engeland bent teruggekeerd en de avond van de zevenentwintigste weer bent vertrokken?'
Er was iets dreigends in Sir Edwins stem. Elinor fronste het voorhoofd, ze was plotseling met een ruk tot de werkelijkheid teruggebracht.
Waarom snauwde de advocaat zijn eigen getuige zo af?
Roderick was bleek geworden. Hij zweeg een poosje en zei toen met moeite: 'Eh -- ja, dat is zo.'
'Bent u dat meisje Mary Gerrard de vijfentwintigste op haar kamer in Londen gaan opzoeken?'
'Ja.'
'Hebt u haar ten huwelijk gevraagd?' 'Eh-ja-'
'Wat was haar antwoord?'
'Ze weigerde.'
'U bent niet rijk, meneer Weiman?'
'Nee.'
'En u hebt nogal wat schulden?'
'Wat gaat u dat aan?'
'Was u niet op de hoogte van het feit, dat juffrouw Carlisle al haar geld aan u had nagelaten in geval zij mocht komen te overlijden?'
'Het is voor het eerst dat ik het hoor.'
'Bent u de morgen van de zevenentwintigste juli in Maidensford geweest?' 'Nee.'
Sir Edwin ging zitten.
De openbare aanklager zei: 'U zegt, dat naar uw mening beklaagde geen innige liefde voor u koesterde?' 'Ja, dat heb ik gezegd.' 'Bent u een ridderlijk man, meneer Weiman?' ik weet niet wat u bedoelt.'
'Als een dame u innig liefhad en u hield niet van haar, zou u het dan uw plicht achten dat feit te verbergen?' 'Beslist niet.'
'Waar bent u op school geweest, meneer Weiman?' 'Eton.'
Sir Samuel zei met een glimlach: 'Dat is alles.'
Alfred James Wargrave.
'U bent rozenkweker en woont te Emsworth?' 'Ja.'
'Bent u de twintigste oktober naar Maidensford gegaan om een klimroos, die tegen de portierswoning in Hunterbury groeide, te bekijken?' 'Ja.'
'Wilt u die struik eens beschrijven?' 'Het was een klimroos -- Zephyrine Droughin. Ze heeft zoet geurende, roze bloemen. En geen dorens.'
'Zou het mogelijk zijn zich te prikken aan een rozenstruik van dat soort?
'Absoluut onmogelijk. Het is een struik zonder doornen.'
Geen kruisverhoor.
'U bent James Arthur Littledale. U bent apotheker en in dienst bij Jenkins and Hale?' 'Jawel, Mylord.'
'Wilt u me vertellen wat dit stukje papier is?' Het bewijsstuk werd hem ter hand gesteld.
'Het is een stukje van een van onze etiketten.'
'Wat voor soort etiket?'
'Het etiket, dat we plakken op de buisjes hypodermische tabletten.'
'Is dit fragment groot genoeg om met zekerheid te zeggen wat er in het buisje zat, waarop dit etiket was geplakt?'
'Ja. Ik kan met zekerheid zeggen, dat het buisje in kwestie hydrochloras apomorphini tabletten van 1/20 ste grein bevatte.'
'Geen hydrochloras morphini?'
'Nee, dat kan niet.'
'Waarom niet?'
'Omdat op zulke buisjes het woord morfine met een hoofdletter M wordt gespeld. Het begin van de m hier toont, onder een vergrootglas gezien, duidelijk, dat het een deel is van een kleine m en niet van een hoofdletter M.'
'Laat de jury het met het vergrootglas onderzoeken. Heeft u etiketten bij u, die aantonen wat u bedoelt?'
De etiketten werden aan de jury overhandigd.
Sir Edwin ging voort: 'U zegt, dat dit afkomstig is van een buisje hydrochloras apomorphini? Wat is hydrochloras apomorphini precies?'
'De formule is C17Hi7N02. Apomorfine wordt gemaakt door morfine in een kolfje te verhitten met verdund zoutzuur. De morfine verliest dan een molecule water.'
'Wat zijn de speciale eigenschappen van apomorfine?'
Littledale zei rustig: 'Apomorfine is het snelste en krachtigst werkend braakmiddel, dat bekend is. Het werkt binnen een paar minuten.'
'Dus als iemand een dodelijke dosis morfine had ingenomen en binnen een paar minuten een injectie van apomorfine kreeg, wat zou dan het resultaat zijn?'
'Bijna onmiddellijk zouden brakingen optreden en de morfine zou uit het lichaam worden verwijderd.'
'Wanneer dus twee mensen van dezelfde sandwich zouden eten of uit dezelfde trekpot thee drinken en een van hen zou zichzelf een dosis apomorfine inspuiten, wat zou dan het gevolg zijn, vooropgesteld, dat het voedsel of de drank morfine hadden bevat?'
'Dan zou het voedsel of de drank met de morfine uitgebraakt worden door de persoon, die de apomorfine had geinjecteerd gekregen.'
'En zou die persoon er geen nadelige gevolgen van ondervinden?'
'Nee.'
Er ging een gemompel van opwinding door de rechtszaal en de rechter beval stilte.
'U bent Amelia Sedley en woont in Charles Street 17, Boonamba, Auckland?'
'Jawel, edelachtbare.'
'Kent u een zekere mevrouw Draper?'
'Ja, ik heb haar meer dan twintig jaar gekend.'
'Kent u haar meisjesnaam?'
'Ja. Ik ben bij haar huwelijk tegenwoordig geweest. Ze heette Mary Riley.'
Is ze in Nieuw-Zeeland geboren?'
'Nee, ze kwam uit Engeland.'
'Hebt u het proces hier in de zaal van het begin af gevolgd?'
'Jawel, edelachtbare.'
'Hebt u die Mary Riley -- of Draper - in de zaal gezien?'
'Ja, edelachtbare.'
'Waar hebt u haar gezien?'
In de getuigenbank.'
'Onder welke naam?'
'Jessie Hopkins.'
'En bent u er volkomen zeker van, dat die Jessie Hopkins de vrouw is, die u kende als Mary Riley of Draper?'
'Zonder twijfel.'
Er ontstond een lichte opschudding achter in de zaal.
'Wanneer heeft u Mary Draper voor vandaag het laatst gezien?'
'Vijf jaar geleden, toen ze naar Engeland ging.'
Sir Edwin zei met een buiging: 'Uw getuige.'
Sir Samuel stond met enigszins verbijsterd gezicht op en begon: 'Ik veronderstel, mevrouw Sedley, dat u zich vergist.'
'Ik vergis me niet.'
'U kunt door een toevallige gelijkenis misleid zijn.'
'Daarvoor ken ik Mary Draper veel te goed.'
'Zuster Hopkins is gediplomeerd wijkverpleegster.'
'Mary Draper is voor haar huwelijk verpleegster in een ziekenhuis geweest.'
'Is het u duidelijk, dat u hiermede een getuige a charge van meineed beschuldigt?'
'Ik weet, wat ik zeg.'
'Edward John Marshall, u hebt enkele jaren in Auckland, Nieuw-Zeeland, gewoond en woont nu in Wren Street 14, Deptford?'
'Jawel, edelachtbare.'
'Kent u Mary Draper?'
'Ik heb haar in Nieuw-Zeeland jarenlang gekend.'
'Hebt u haar vandaag in de rechtszaal gezien?'
'Jawel, edelachtbare. Ze noemde zich Hopkins, maar het was mevrouw Draper.'
De rechter hief het hoofd op. Hij sprak met een zachte, heldere, doordringende stem. 'Ik meen, dat het gewenst is, getuige Jessie Hopkins opnieuw te horen.'
Stilte. Gemompel.
'Edelachtbare, Jessie Hopkins heeft een paar minuten geleden de zaal verlaten.'
'Hercule Poirot.' Hercule Poirot stapte in de getuigenbank, legde de eed af, draaide aan zijn snor en wachtte, het hoofd een beetje scheef. Hij gaf naam, adres en beroep op. 'Monsieur Poirot, herkent u dit document?' 'Zeer zeker.'
'Hoe is dat oorspronkelijk in uw bezit gekomen?' ik heb het van de wijkverpleegster, zuster Hopkins, gekregen.'
Sir Edwin zei: 'Met uw toestemming, edelachtbare, zou ik dit graag willen voorlezen, daarna kan het naar de jury.'