De stagiaire

Zoals elke basisschool had ook De Zilverberk de verplichting om stagiaires van de Pabo te plaatsen. Doorgaans waren het altijd dezelfde leerkrachten die zich daarvoor beschikbaar stelden. Na de kerstvakantie begon een nieuwe stageperiode. In de kleutergroep van Mirjam en Thea zou ook een stagiaire komen. Ze zouden een eerstejaars student krijgen, voor een periode van drie maanden.
Op dinsdagochtend stond er een puisterige jongen voor de deur van de school te wachten. Harrie had hem binnengelaten nadat hij had vastgesteld dat het niet een verdwaalde krantenjongen was maar een student. Zenuwachtig zat de jongen in de koffiekamer te wachten. Hij wist niet meer bij wie hij stage zou lopen, maar wel dat het om een kleutergroep ging. Daarom had Harrie de jongen in de koffiekamer gezet, zodat de rechtmatige stagebegeleider hem daar zou kunnen oppikken. Hij zag wel dat de jongen nerveus was en schonk een kopje thee voor hem in. Tot zijn afgrijzen liet de stagiaire er zes suikerklontjes in vallen en begon onophoudelijk te roeren.
Om kwart over acht kwam Mirjam, opgewekt als altijd, binnen. De berg suiker was inmiddels opgelost, maar de jongen bleef doorroeren. "Jij moet Coen zijn!", riep Mirjam vrolijk en ze wilde hem een hand geven. Maar de vinger van Coen bleef steken in het oor van het kopje, waardoor de inhoud over zijn broek ging. Gelukkig was de thee door het overmatig roeren inmiddels aardig afgekoeld. De schade bleef daardoor beperkt. Mirjam nam Coen mee naar haar lokaal. Onderweg vertelde ze hem dat de kleuters enthousiast hadden gereageerd toen ze de dag ervoor had verteld dat er een stagiaire zou komen. Ze vroeg hem waar hij gedurende de eerste periode stage had gelopen en of hij het leuk vond om nu de kleuters les te gaan geven. Coen zei niet zoveel. Schuchter volgde hij Mirjam en vroeg haar waar hij kon gaan zitten in het lokaal. "Zitten?", vroeg Mirjam, "Bij kleuters ben je continue in beweging. Je tas kun je in de berging zetten."
Om half negen kwamen de eerste kleuters het lokaal binnen. Mirjam stond zoals altijd bij de deur om ze te begroeten. Coen stond naast haar. "Hoi Coen", zeiden de kleuters, waarop hij antwoordde: "Menéér Coen". Dat was de enige communicatie met de kinderen die de stagiaire had.
Hoewel sommige kinderen erg hun best deden om contact te maken met de nieuwe meester, trok Coen zich volledig terug in zijn schulp. Mirjam dacht dat hij waarschijnlijk zou moeten wennen. Maar na de derde stagedag had ze nog niet meer van hem gehoord dan het corrigerende "Menéér Coen". Inmiddels hadden zelfs de meest enthousiaste kleuters opgegeven dat er meer geluid uit hem zou komen.
Mirjam besloot dat het tijd werd om eens met hem te praten. "Het valt me op dat je weinig contact maakt met de kinderen, hoe komt dat?", vroeg ze. Coen antwoordde dat hij niet wist wat hij ze moest vragen. "Gewoon, reageer op wat ze tegen jou zeggen, vraag wat ze in hun beker hebben of zeg dat ze een mooie jurk aanhebben, zo moeilijk kan dat toch niet zijn!", adviseerde Mirjam.
De volgende stagedag stonden ze weer naast elkaar om de kleuters te verwelkomen. Inmiddels begroetten de kinderen keurig volgens instructie: "Hoi, menéér Coen". Terwijl Coen zenuwachtig naar zijn schoenen keek zei hij tegen Kiki: "wat heb je een mooie jurk aan." Waarop Kiki hem verbaasd door haar ronde brilletje aankeek en zei: "'t is een broek, hoor, menéér Coen". En dus zei hij, volledig uit het veld geslagen, niets meer tegen de andere kinderen die binnen kwamen. Tegen de tijd dat de kleuters hun bekers en fruit mochten pakken, was Coen zijn vergissing te boven. Kordaat liep hij op Stef af die naast Mirjam zat. "wat heb jij in je beker", vroeg hij het kereltje, zonder hem aan te kijken. Stef keek hem verschrikt aan. "Gewoon water en mijn moeder zegt dat jij een oefenmeester bent maar dat je nooit een echte zult worden." Terneergeslagen ging Coen zitten op een stoeltje dat buiten de kring stond.
In de middagpauze vroeg Mirjam aan hem waarom hij op de Pabo zat. Coen antwoordde dat het vooral een wens van zijn moeder was, zodat hij onder de mensen zou zijn.
Die middag nam Mirjam contact op met de Pabo, omdat ze wist dat de moeder van Stef gelijk had. Al snel kreeg ze door dat Coen het op school ook niet goed deed. Zijn vorige stage had hij met een kleine voldoende afgerond, dat was vooral omdat zijn toenmalige stagebegeleider het zielig vond om hem een onvoldoende te geven. Ze gaf aan dat hij niet geschikt was voor het onderwijs.
Coen was niet in staat om met kinderen om te gaan omdat hij mensenschuw leek te zijn. Ze vond het de verantwoording van de Pabo om hem daarop te wijzen en als zij die verantwoording niet wilden nemen dan zou zij dat doen. Inmiddels had ze genoeg energie gestopt in deze student. Ze wilde er geen tijd meer in investeren.
De volgende dag kwam Coen weer schoorvoetend de klas in. Nog voordat de kinderen op school waren, vertelde Mirjam dat ze de Pabo gebeld had. Ze zei dat Coen niet geschikt was voor het onderwijs en dat het beter was als hij thuis, met zijn moeder, eens ging nadenken wat een geschiktere opleiding zou zijn. Er leek een last van de schouders van de jongen te vallen. Er rolde een traan over de puisterige wang, maar hij zei dat hij wist dat Mirjam gelijk had. Toen nam hij zijn tas en liep zonder afscheid te nemen de school uit.
Geen enkele kleuter vroeg waar Coen was gebleven. Blijkbaar had hij zich zo onopvallend gedragen dat ze hem niet eens misten. Pas op het eind van de dag zei Stef tegen Mirjam: "Menéér Coen was een oen". Waarop de vrolijke kleuterjuf terugrijmde: "Menéér Coen gaat gelukkig iets anders doen".