Explosie van Russische dwerghamsters

Almelo, 1992

 

 

Met mijn twaalfjarige dochter en haar vriendinnetje zwerf ik over een rommelmarkt in Almelo, onze woonplaats. Dochter koopt een spelletje en vriendinnetje barbiekleren. Ook al zitten ze net in de eerste klas van de middelbare school, ze spelen nog wel met barbies.

Ik val voor een kittig zwart omahoedje. 'Als er iemand doodgaat heb jij vast een hoed,' vindt mijn dochter, die een praktische manier van denken heeft ontwikkeld als het gaat om nutteloze aankopen. Tot mijn grote vreugde vind ik het boek Schoolidyllen van Top Naeff, waar ik vroeger zo om moest huilen en voor een knaak is de deal rond. Heerlijk, dat wordt vanavond lekker janken in bed, want ik weet zeker dat ik met dat verrukkelijk droevige einde zal beginnen. Twee schattige, antiek ogende theekopjes maken mijn koopgeluk compleet. Wij hebben thuis geen theekopjes. Uitsluitend mokken met stukjes eruit en zo'n kopje is toch wel sjiek, vooral als ik dat zwarte hoedje erbij op zou zetten. Dat past ook goed in de sfeer van Schoolidyllen, waarin ik mij ineens teruggeworpen voel. Leuke dag zo met de meisjes, die we nu gaan afsluiten met een drankje in een café.

Maar dan knielen de dames, op de valreep, in aanbidding neer bij een kooitje. Daarin zitten twee Russische dwerghamsters, dicht tegen elkaar aan gedrukt. Russisch? 'Wat is er Russisch aan?' vraag ik de mevrouw die met ze leurt. 'Daar komen ze vandaan,' antwoordt ze. 'Bent u ze daar helemaal gaan halen?' vraagt vriendinnetje vol ontzag. Nee, zo zit het niet. Ze heeft ze gekocht in een dierenwinkel. Voor de verjaardag van haar zoontje. Maar hij blijkt een knaagdierenallergie te hebben en hij heeft erg moeten huilen vanochtend, toen zijn moeder naar de markt ging om zijn troeteldiertjes te verkwanselen. Ze heeft hem beloofd dat ze de hamsters zal verkopen aan iemand die héél goed voor ze zal zorgen. Mijn dochter kijkt me prompt met vochtige, hamstervragende ogen aan. 'We hebben geen kooi,' werp ik het eerste argument in de strijd. 'Die krijgt u erbij,' zegt mevrouw haastig. Ze wil wel heel graag van ze af, bedenk ik wantrouwend. Het is een grote kooi, met twee etages. Tweede argument tegen de aankoop: 'Misschien heeft een van ons ook wel een knaagdierenallergie!' Op de een of andere manier lijkt de aanschaf van de hamsters bijna onafwendbaar, want die vrouw heeft de begerige blik van mijn dochter allang professioneel onderkend en ook haarscherp aangevoeld dat ik omkoopbaar ben. 'Als er iemand bij u thuis allergisch zou zijn, dan mag u ze terugbrengen,' belooft mevrouw, 'hier is mijn telefoonnummer. Twee tientjes, inclusief de kooi.' Twee tientjes. Dat klinkt minder erg dan twintig gulden. 'Wij weten niets van Russische dwerghamsters,' is mijn derde argument. 'Dan kopen we toch een boekje?' vindt mijn dochter. Ach, je wil je kind gelukkig zien hè, in zo'n druilerige herfstvakantie. Toch heb ik nog een laatste, slimme vraag die getuigt van toekomstvisie: 'Zijn het mannetjes of vrouwtjes?' Ze verzekert ons met klem dat het mannetjes zijn. Geen twijfel over mogelijk, hamsterbaby's kunnen we schudden.

Je snapt niet dat je het als moeder laat gebeuren, maar wij wandelen dus de markt af met twee Russische dwerghamsters. Vanochtend vroeg wist ik nog niet dat ze überhaupt bestonden. Ik sta ineens stil op straat. 'De katten!' zeg ik ontzet tegen mijn dochter. 'Mam, ze zitten toch in een kooi, ik laat ze er heus niet uit waar de katten bij zijn!'

We strijken neer in een café en bestellen cola en koffie. 'Hoe zal ik ze noemen?' vraagt mijn dochter. 'Hoe vertellen we dit je vader?' is mijn zorgelijke tegenvraag, want ik ben zomaar even vergeten dat ik getrouwd ben met een man die dieren gedoogt. Die na één aai per maand over een kattenkopje zijn handen wast. Die altijd over een kat struikelt. Wij nooit, omdat we er vanzelfsprekend rekening mee houden dat ze ergens liggen waar het niet handig is. 'Ik zet ze op mijn kamer, daar heeft hij geen last van ze,' zegt ze luchtig. Ze gaat sparen voor een tredmolentje, zodat de hamsters wat te doen hebben in de kooi, maar nu moeten de diertjes echt een naam hebben. Ik tel mijn geld. De cola's en de koffie kan ik nog betalen, maar ik heb niet genoeg voor een naslagwerk over knaagdieren. Mijn dochter zit met haar hand in de kooi en probeert het hamsterduo te aaien. Want daarvoor zijn ze tenslotte aangeschaft. Aaien en goed voor ze zorgen. Geen foute uitgangspunten, ook al heb ik moeite met diertjes in kooien, terwijl ze in het wild vast een enorm territorium hebben. 'Ik ga even naar het toilet,' zeg ik tegen de meisjes. 'En laat die kooi dicht tot ze thuis in je kamer staan!' Met tegenzin doen ze het luikje weer dicht.

Als ik terugkom ligt het halve cafépubliek op de knieën. 'Diederik is van mijn hand gesprongen!' Half huilend kruipt mijn dochter over de grond. Zelfs de ober ligt onder een tafeltje. De naam Diederik was mij nog niet bekend. Diederik zelf weet ook nog van niks, want luisteren ho maar. Een mevrouw ziet hem lopen, maar durft hem niet op te pakken en haar vriendin staat angstig op een stoel. De ober weet Diederik te vangen en grijpt hem kordaat bij de lurven. 'Zo!' zegt hij streng, 'in je kooi, en je bazin erbij!'

Als we thuiskomen met Diederik en zijn broertje, kijkt mijn man nogal zuinig, 's Avonds vraagt hij mij: 'Moest dat nou?' Wat een vraag. Ik zeg dat hij ook bezweken zou zijn voor de ogen van zijn dochter. 'Ze leven vast niet lang,' troost ik, 'en jij wil toch niet dat je kind voor het leven een beschadiging oploopt omdat we niet tegemoet zijn gekomen aan haar aaibehoeften?' Met een 'Tegen zoveel Jomanda-onzin kan ik niet op', draait hij zich om en gaat slapen.

De volgende dag koop ik een boekje over hamsters. Mijn dochter doet wat klusjes en verdient zo geld om een tredmolen voor Diederik en Jan te kopen. Anders komen ze niet aan hun noodzakelijke beweging. De andere hamster heet dus Jan, naar mijn schoonvader. Dat leek mijn dochter leuk. Opa is vereerd en vindt het geweldig, laat hij telefonisch weten. Binnenkort komt hij langs om zijn petehamster te bekijken.

Ik blader in het hamsterboek. De Russische dwerghamster, zo lees ik, komt uit Noord-Kazakstan. Uit Siberië dus. Wat een waanzin om daar hamsters te gaan vangen en die hier te verkopen op een rommelmarkt in Almelo. Langer dan twee jaar leven ze niet. Die van ons zijn vast al een halfjaar, omdat ze zeven centimeter lang zijn, de maat van een volwassen Russische dwerghamster. Er zijn zelfs drie officieel erkende kleuren: de wildkleur, de blauw-wildkleur en parelgrijs. Officieel? Dus er zijn kennelijk allerlei hamsterinstanties die zich met de fok bemoeien? En het zou dus zomaar kunnen dat onze hamsters nog nooit een pootje in Kazakstan hebben gezet? Huisvesten wij hier een soort derde generatie ontheemde hamsters?

Ik zou willen dat de La Fontaine gelijk kreeg: dat dieren ineens een gesprek zouden kunnen voeren. Dan zou ik vragen of ze het leuker vinden om in Almelo in zo'n kooi te wonen, waar ze, om de verveling te bestrijden, tienduizend keer door een lege toiletpapierrol moeten kruipen, of dat ze liever over de eindeloze vlakten in Kazakstan zouden rennen, waar overal gevaren loeren in de vorm van roofvogels en ander gespuis. Maar waar je wel je een stuk creatiever je eigen gang kunt gaan, je instincten achterna. Waar niemand je wakker maakt uit je winterslaap omdat je zonodig je kunsten in zo'n stom molentje moet laten zien.

Als het tredmolentje is aangeschaft, blijkt dat Diederik en Jan het vooral 's nachts tof vinden om met veel geraas door dat ding te rennen. Mijn dochter kan er niet van slapen, dus we zetten de kooi 's avonds op de gang. Naast de wasmand en dat past allemaal net. De katten snuffelen aan de kooi en grommen wat. De broertjes hamster schrikken zich het apelazarus van het grote monster dat voor hun huis staat te blazen. Niet echt raar. Hoe zou je zelf zijn, bij een plotselinge confrontatie met het hoofd van een tyrannosaurus rex voor je raam? Dan wist je ook niet hoe snel je onder het logeerbed op zolder moest gaan liggen met een zak over je hoofd. Zo ook de hamsters. Ze verbergen zich onder het zaagsel en we zien ze dagenlang niet meer. Als voor de katten het nieuwtje eraf is, menen de hamsters toch het grootste deel van de dag slapend te moeten doorbrengen. In het boek staat dat het nachtdieren zijn. Logisch, als je uit een land met lange barre poolnachten komt.

Op een dag blijkt dat Diederik en Jan heel andere dingen hebben gedaan in die kooi, zo stiekem onder het zaagsel. Jan blijkt een Jantien te zijn. Ze is ineens moeder van vijf baby's. Mijn man blijft er bijna in. 'Het zijn er maar vijf,' troost ik, 'en kijk nou hoe schattig!' Dochter is in alle staten en zit verrukt bij de kooi. Nu Jantien moedert, taalt ze niet meer naar de tredmolen, net als mensen eigenlijk. Na je bevalling ga je niet meteen in de katrollen op de sportschool hangen. De kooi mag 's nachts weer op mijn dochters slaapkamer staan. Wel zien we hoe Jantien Diederik steeds verjaagt naar de begane grond van de kooi, terwijl zij met haar baby's op de bovenste etage verblijft, waar ook de tredmolen staat.

De meester van mijn oudste zoon heeft verstand van knaagdieren en waarschuwt: 'Pas op, ze worden elke maand zwanger - ze kunnen zelfs tijdens een zwangerschap al zwanger zijn van een volgend nest.' Broodje aapverhaal. Zal wel. Zo'n vaart zal het vast niet lopen, menen wij in onze ongelofelijk naïeve onschuld, die een IQ van hooguit 85 doet vermoeden. Tijdens een op het juiste ogenblik opduikende flashback hoor ik mezelf tekeergaan tegen een leerling, toen ik nog voor de klas stond. Ze was zwanger op haar veertiende. 'Ik dacht dat het de eerste keer niet kon!' loeide het arme kind. En nu hebben wij gezinsuitbreiding en laat ik Jantien gewoon bij Diederik, omdat 'ze vast niet weer zwanger raakt'.

De meester van mijn zoon komt naar het geslacht van de baby's kijken. 'Drie vrouwtjes en twee mannetjes,' zegt hij, 'en jullie moeten ze nú scheiden.' Dat zou betekenen dat er een extra kooi moet komen. Dat staat ook in het boek. Hoe meer ruimte, des te langer zullen ze leven. En van stelletjes gedogen komen baby's.

Die nacht hoor ik veel kabaal in de hamsterkooi. Ik haal de kooi weg, bang dat mijn dochter wakker zal worden. Zij is net zo'n waardeloze slaapster als ik. Tot mijn ontzetting zit Diederik Jantien als een dronken idioot achterna en Jantien probeert een kindje, dat ze in haar bek draagt, in veiligheid te brengen. Op de bodem van de kooi liggen de andere kleintjes te piepen. Diederik moet in de isoleer, want die is uit op een rel met nare afloop. Ferm grijp ik hem beet, maar hij bijt in mijn hand. Ik haal een tuinhandschoen en een emmer. Net op tijd. Nu die kannibaal van een vader in de emmer is verdwenen, ziet Jantien het leven weer zitten. Mijn man komt slaperig kijken naar wat ik aan het doen ben. 'Drama's heb ik voorkomen,' begin ik. En dan zegt hij dat het nu echt afgelopen moet zijn, straks moet hij nog op één kamer slapen met Diederik, omdat het hele huis afgestampt staat met emmers vol hamsters.

We kunnen het niet langer aanzien, Diederik in die emmer. Geen uitzicht van enige betekenis en geen gezelschap. Hoewel in het boek staat dat het helemaal niet zielig is om als hamster in je eentje te moeten leven. Je kunt ze wel bij elkaar zetten, maar dat kan alleen met broertjes en/of zusjes uit hetzelfde nest. Waarbij je altijd een reservekooi achter de hand moet houden voor het geval het fout gaat. En fout gaan houdt in het geval van hamsters dus in dat ze elkaar vermoorden als ze met te veel in een te klein hok zitten.

Ik ga toch maar een kooi kopen voor Diederik. En wie weet voorkomt dat ook dat Jantien postnatale depressies krijgt, straks kwakt ze haar kleintjes nog van de bovenste verdieping naar beneden.

In de winkel kan ik kiezen tussen groot en klein. Zou Diederik genoeg hebben aan een iets kleinere kooi? Ik hoop het, want die grote is erg duur. Ik zet de kooien naast elkaar, voor de vermeende gezelligheid (weet ik veel hoe een hamster omgaat met het begrip 'gezelligheid'?). Diederik heeft het duidelijk beter naar zijn zin in de aanleunwoning. Ik heb de tredmolen bij Jantien weggehaald, omdat zij nu toch te veel aan haar hoofd heeft. Diederik holt zich wezenloos in de tredmolen. Je moet wat met al dat testosteron. In mensenland zou je een koude douche nemen. In de gezinskooi gaat het ook goed. De kleintjes groeien snel en lijken het leuk te hebben met elkaar.

Maar dan vinden we op een ochtend Jantien te midden van alweer roze baby's. Drie dit keer. Heel weinig. Zouden de anderen opgegeten zijn? En wie is in vredesnaam de vader, een van de vorige baby's? Kunnen die dat al? 'Bel die mevrouw,' stelt mijn man voor, 'je mocht haar toch bellen als je een allergie zou ontwikkelen? Nou, die heb ik bij deze!' Dat telefoonnummer ben ik allang kwijt, dus verhaal halen omdat ze me heeft bedonderd met haar stalen leugen 'baby's krijgen ze absoluut niet' is niet meer mogelijk.

Ik neem het hoofdstuk 'voortplanting' in het boekje nog eens door. Meestal krijgen hamsters wel tien baby's. Nu hebben we er maar drie. 'Haal de vader weg na de bevalling', adviseert het boekje. Wil de echte vader opstaan? Hoe moeten wij in vredesnaam weten wie er weg moet? Allemaal maar, behalve Jantien. Alleen weten we allang niet meer wie de jongetjes en wie de meisjes zijn. Het interesseert hamsters geen mallemoer of ze het met hun moeder, tante of zus doen. Een losgeslagen zootje is het. We halen nog wat emmers uit de schuur en meester komt weer vertellen wie welk geslacht heeft. Twee kooien en twee emmers. Jantien mag gewoon géén kinderen meer krijgen. Zij moet voortaan maar alleen wonen met uitsluitend dochters. Bij ons komen zwangerschappen tenslotte ook het minst voor in kloosters.

Een maand later blijkt dat er bij het geslachtsonderzoek toch een fatale vergissing is gemaakt. In een van de tweedehands kooien (we hebben er nu vier) met alleen vrouwtjes heeft toch een soort onbevlekte ontvangenis plaatsgevonden. Vijf baby's. Als het in dit tempo doorgaat hebben we aan het eind van het jaar honderden Russische dwerghamsters. Tot overmaat van ramp zien we in de mannenkooi een bloedende hamster. Hij is in zijn poot gebeten door een broer. Of door een incestueuze neef.

En dan gebeurt het allerergste: op een ochtend ligt er in de mannenkooi een roze baby en hij leeft nog. Maar wie is dan in vredesnaam de moeder? Dit is verdikkeme een mannenkooi! Ik betrap mezelf op een gemeen vooroordeel, want ik denk: was potdomme met z'n allen in Kazakstan gebleven! Wat moeten wij in vredesnaam doen met dat naakte roze wezentje? Een wezentje dat nu voor de kat z'n viool is geboren? Moeder, wie het ook is, want de familieverhoudingen zijn stevig zoek, duikt niet op en wij weten echt niet hoe we het in leven moeten houden. Dit is te groot voor ons. In het boek staat er niets over. Hooguit dat moeders soms hun kinderen in de steek laten. Dat is nu gebeurd. Alles wat dat boek voorspelt op het gebied van rampen gebeurt hier in vier kooien tegelijk.

Ik bel een dierenarts. 'Mevrouw, haal het uit de kooi en het gaat onmiddellijk dood, dat is beter dan dat het wordt opgegeten.' Dat doen we. Als het larfje, want zo ziet het eruit, dood is, vinden we dat het zo niet langer kan. Een dierenspeciaalzaak wil onze hamsters wel hebben. 'Ook Diederik en Jantien?' pruilt mijn dochter. Maar we konden allang niet meer zien wie Diederik was of Jantien. Ze lijken allemaal sprekend op elkaar.

In Kazakstan hadden ze waarschijnlijk nooit een naam gehad, maar wel de vrijheid. Vanaf nu geen huisdieren meer die hun leven in een hokje moeten slijten, spreken we met elkaar af. Daar zijn ze niet op gebouwd. Dieren in huis halen zonder dat je ook maar iets van ze afweet is stom en getuigt niet van eerbied voor het dier in kwestie. De kooien kunnen we aan de straatstenen niet kwijt. Ze overleven drie verhuizingen, waardoor ik met tussenpozen van een paar jaar steeds weer word geconfronteerd met deze dramatische episode waarin de explosie van Russische dwerghamsters plaatsvond.

Het grootste genoegen dat je een Russische dwerghamster kunt doen? Ze geboren laten worden op de uitgestrekte toendra's in Kazakstan en ze daar fijn met rust laten.