CODA

•••

In het herfsttij van zijn bestaan probeerde Schuurman zelf de balans op te maken van zijn leven. In zijn genealogische aantekeningen schreef hij daarop terugkijkend: ‘Ik heb althans geleefd.’ [1] Als er al een motto aan zijn leven gegeven kan worden, dan zou het dat zijn. Schuurman had geleefd, met alle vitaliteit en levensdrang die hij in zich had. Dit leven bracht hem avontuur en afwisseling, bezorgde hem bewondering, maar confronteerde hem ook met de consequentie van zijn levenskeuze: de dood van twee van zijn zonen. De grote ambitie in zijn leven, zoals hijzelf schreef, was ‘een groot-scheppende kunstenaar te worden’. [2] Een groot musicus werd hij niet, maar getalenteerd en veelzijdig op muzikaal gebied was hij wel. In zijn jeugd deed hij er alles aan om via de muziek te kunnen ontsnappen aan het bestaan van zowel zijn grootvader als dat van zijn vader, namelijk om als naamloze zijn dagen te slijten in een sigarenfabriek. De muziek gaf hem die kans en hij greep hem dan ook met beide handen aan. Het allerhoogste daarin te bereiken, namelijk ‘een groot-scheppend kunstenaar’ te worden, was niet voor hem weggelegd, maar hij bouwde wel een zekere, vooral regionale populariteit op als muziekschoolhouder, componist en uitvoerend muzikant. Het grote podium zat er voor hem niet in, maar een podium vond hij wel als zangleider en componist bij de NSB. Gedreven als hij was, en ten volle overtuigd van de juistheid van de nationaalsocialistische leer, kreeg hij daar de ruimte om zijn muzikale capaciteiten in dienst van deze beweging te stellen. Hij componeerde strijdliederen, leidde de massazang op tal van NSB-bijeenkomsten en door zijn enthousiasme en inzet kreeg hij de NSB aan het zingen. Mussert en de zijnen konden hem goed gebruiken, want mars- en strijdmuziek was nu eenmaal voor het nationaalsocialisme van groot belang. Zang gaf moed en droeg bij aan het gevoel gezamenlijk te bouwen aan een missie. Daar kwam bij dat Schuurman door zijn muzikale inzet de erkenning en waardering vond waar hij altijd zo vurig naar verlangde.

Zijn beslissing om op 42-jarige leeftijd toe te treden tot de rijen van de Waffen-SS paste bij wie hij was. Daar was moed voor nodig, en daar was bij hem geen gebrek aan. Deze stap sloot ook aan bij zijn vitalistische levenshouding, namelijk de beker des levens tot op de bodem te willen leegdrinken. De hang naar avontuur en het romantische gevoel deel uit te maken van een dramatische wending in de wereldgeschiedenis deden hem besluiten zich te voegen bij het in zijn ogen beste leger ter wereld. Ondanks alle ontberingen van de Russische winter had hij een geweldige tijd aan het oostfront en eenmaal terug in Nederland nam hij zich voor om zich opnieuw aan te melden. Het zou er niet meer van komen, omdat de krijgskansen snel keerden. Tot aan de laatste dag van de oorlog bleef hij geloven in een Duitse overwinning, ook al werd hij door zijn compagniegenoten toegezongen met de tekst: ‘Ome Melchert, ome Melchert, slaapt gij nog?’

De detentie van vijf jaar doorstond hij goed. Vooral toen hij als muziek-leider in Terwinselen opnieuw het podium kreeg om voor kampbegrippen grootse muzikale prestaties neer te zetten, genoot hij volop. Deze jaren in gevangenschap had hij voor geen goud willen missen, want hij werd onder de gevangenispopulatie het stralende middelpunt. Na zijn vrijlating wachtten hem de zorgen van een geamputeerd gezin, waarvan de achterblijvers, Käthe en Antoon Adriaan, zware jaren achter de rug hadden. Armoede en schrijnende woningnood had de voormalige zangleider, anders dan zijn vrouw en hun zoon, niet gekend gedurende zijn gevangenschap.

Zal hij, vooral na terugkeer, zich extra geconfronteerd hebben geweten met de dood van zijn zoons? Zal hij zich ooit rekenschap hebben gegeven van de consequentie van zijn politieke keuze, namelijk de beslissing van zijn zoons om zich als tienersoldaat aan te sluiten bij de Waffen-SS? Misschien wel, maar de bronnen geven daarover geen uitsluitsel. Door echter vast te houden aan zijn nationaalsocialistische overtuiging kon hij voor zichzelf hun dood zin blijven geven als een offer voor een groots ideaal.

Na zijn vrijlating in 1950 pakte hij weer met veel elan zijn muziekleven op. Hij werd opnieuw zeer productief als componist en bouwde twee succesvolle muziekscholen op. De samenlevingen van Alkmaar en Egmond aan Zee droegen hem zijn oorlogsverleden niet na, althans niet in de mate dat hij geen emplooi als leraar meer kon vinden. Het karakter van gemeenten als Alkmaar en Egmond was van dien aard dat voormalige collaborateurs na verloop van tijd toch weer een maatschappelijke start konden maken en hen niet openlijk hun politieke keuzes werden nagedragen. Zonder al te veel problemen kon Schuurman ook weer onder eigen naam composities publiceren. Hij had kennelijk die behoefte, want zijn composities onder eigen naam overtroffen in aantal die welke hij schreef onder zijn schuilnaam Eric Manfrédi.

Het lijkt erop dat zijn laatste levensjaren in redelijke harmonie zijn verlopen. Hij had zijn muziek, stortte zich op de beoefening van de genealogie, genoot volop van zijn reizen, terwijl de rol van grootvader hem op het lijf was geschreven. De muziek heeft in zeker vier episodes van zijn leven een grote rol gespeeld. Dankzij zijn muzikale talent kon hij het vak van sigarenmaker vaarwelzeggen en een loopbaan opbouwen als componist, leraar en uitvoerend musicus. De tweede episode volgde op zijn lidmaatschap van de NSB. De muziek stelde hem in staat om door te breken als zangleider en toonaangevend componist van de beweging. Toen hij eenmaal achter prikkeldraad verzeild was geraakt, kon hij, zeker gedurende de laatste periode van zijn gevangenschap, weer gloriëren als muziekleider van Terwinselen. Na zijn vrijlating lukte het hem om toch weer een alleszins acceptabel bestaan op te bouwen als muziekschoolhouder in Alkmaar en Egmond en vatte hij het componeren weer met alle energie op. Kortom, de muziek bracht hem een bestaan vol afwisseling, aandacht en waardering. En hoezeer hij ook hunkerde naar het hoogste podium, het kon er zeker mee door.

Maar hoe verging het zijn familieleden? Käthe heeft de dood van haar zoons nimmer kunnen verwerken. Zo viel het een buurtbewoonster op dat zij iedere ochtend het luikje van de voordeur openmaakte om vervolgens de straat in beide richtingen af te turen. Toen zij Käthe vroeg waarom zij dat deed, kreeg zij als antwoord: ‘Ach buurvrouw, misschien komen mijn jongens nog eens terug!’ [3] Dit ritueel typeert de gemoedstoestand van deze moeder. Politiek gezien bleef zij, net zoals haar echtgenoot, geloven in het nationaalsocialisme, hoewel zij daarin minder uitgesproken was dan Schuurman. Vermoedelijk kon zij niet anders, omdat dan het leven naast haar echtgenoot – ook vanwege de dood van haar zoons – ondraaglijk zou zijn geworden. Na het overlijden van haar echtgenoot werd zij een eenzame en verdrietige vrouw. Het moet voor haar heel confronterend zijn geweest dat nu het grootste deel van het gezin was weggeslagen. [4] In 1969 verliet zij de Roemer Visscherstraat om zich te vestigen in een hofje niet ver van haar oude woonbuurt. [5] In dit hofje woonde zij met haar schoonzusters Guurtje en Maria met wie zij veel optrok. Veel buitenstaanders hielden haar echter verantwoordelijk voor de dood van haar zoons. Immers, zo was de redenering, als Duitse zal zij haar man hebben geprest om zich te bekeren tot het nationaalsocialisme. Ook dat maakte haar levensavond niet gemakkelijk. Zelfs toen zij eenmaal was opgenomen in het bejaardentehuis werd haar haar verleden nog nagedragen door medebewoners. Vaak zat zij met twee andere vrouwen, die ook een NSB-achtergrond hadden, geïsoleerd aan een aparte tafel, terwijl aan de hoofdtafel de overige bewoners over hen aan het roddelen waren. [6] Veel vrouwen van Duitse afkomst die na de oorlog in Nederland achterbleven, deelden dit lot. Ook al hadden ze politiek gezien geen enkele rol gespeeld, toch werden zij door hun omgeving tot ver na de bezettingstijd vereenzelvigd met verraad. [7] Dat ‘verraadstersimago’ kleefde Käthe helemaal aan, omdat van haar bekend was dat zij niet alleen van Duitse afkomst was, maar ook het nationaalsocialisme was toegedaan. Käthe overleed op 17 juni 1984 op 81-jarige leeftijd.

•••

040.jpg

DE FAMILIE SCHUURMAN IN 1964. VAN LINKS NAAR RECHTS: GREET A. SCHUURMAN-DE JONG, KLEINZOON ROBIN, MELCHERT SCHUURMAN, KÄTHE SCHUURMAN-BRUNS, TON SCHUURMAN, KLEINDOCHTER ASTRID.

•••

Antoon Adriaan verloochende de hem gegeven naam niet en bleef tot op de dag van vandaag de initialen A. A. gebruiken, maar werd in de dagelijkse omgang Ton genoemd. Overigens kwam hij pas een aantal jaren na de oorlog erachter dat hij was genoemd naar Mussert. Hij wist zich een weg te slaan door het leven. Maatschappelijk ging het hem voor de wind en bouwde hij een goede loopbaan op bij het waterschap. Hij sloot een gelukkig huwelijk, dat door de voortijdige dood van zijn vrouw tot een einde kwam. Over de dood van vooral zijn jongste broer Manfred Erich, met wie hij een uitstekende band had, is hij nooit echt heen gekomen. Tot ver na de oorlog hoopte hij dat zijn broer was gedeserteerd en ergens in Frankrijk leefde. Met zijn vrouw en kinderen bezocht hij regelmatig zijn ouders, maar tot teleurstelling van zijn vader voelde hij zich volstrekt niet aangesproken tot diens politieke denkbeelden. Hij nam daar nadrukkelijk afstand van, ook al werd de familieband nimmer verbroken. [8] De moeilijkste fase in zijn leven brak aan toen zijn vrouw op nog jonge leeftijd overleed en het werk te veel van hem ging eisen. In hoeverre ook zijn
jeugdervaringen in die crisis een rol speelden, is onduidelijk. Die problemen wist hij echter te overwinnen en momenteel woont hij weer in Alkmaar met zijn nieuwe levenspartner.

Het leven van Melcherts kleinkinderen Robin en Astrid ging evenmin over rozen. Robin zou nimmer zijn draai vinden in zijn persoonlijk leven. Op een gegeven moment vertrok hij naar de Verenigde Staten waar hij in februari 2008 werd vermist. Op een zaterdagochtend had hij in alle vroegte het huis verlaten met zijn boot die later leeg werd aangetroffen. Vermoedelijk heeft Robin zelf een einde aan zijn leven gemaakt. Robin is slechts 48 jaar oud geworden.

Astrid kwam op ongeveer 12-jarige leeftijd achter het oorlogsverleden van haar grootouders toen zij in het huis van haar oma allerlei documenten en krantenartikelen over haar opa aantrof. Voordien was er nooit over gesproken. Zij kreeg thuis op het hart gedrukt nimmer op school of aan vriendinnen daarover iets te vertellen. Het was een familiegeheim dat, begrijpelijkerwijs, met zorg moest worden bewaard. Vooral tijdens geschiedenislessen op school over de oorlog was het moeilijk voor haar dat zij daar niet onbevangen over kon praten. De wetenschap dat je iets wist wat niemand mocht weten, was zwaar om te dragen. Hierdoor ging zij zich persoonlijk schuldig voelen over wat het joodse volk was aangedaan. Dit veroorzaakte depressies bij haar, waar zij echter met niemand over kon spreken. [9] Rond haar twintigste levensjaar kreeg Astrid een nieuw familiegeheim in bewaring. In een tijdschrift stond een oproep van een vrouw die na de oorlog in Limburg was verwekt door een zekere Schuurman. Zij wilde graag met hem of met de familie in contact komen. De moeder van Astrid scheurde resoluut de oproep uit het blad en drukte haar dochter op het hart er nooit met haar vader over te spreken. Ditmaal was het een familiegeheim dat binnen de familie niet bekend mocht worden. In 2008, na de dood van Robin, kwam Astrid in een crisis terecht. Haar huwelijk was op de klippen gelopen en op een weblog van de Volkskrant schreef zij tot twee keer toe emotionele stukken over de geschiedenis van haar familie. Momenteel woont zij in een beschermde woonomgeving. Haar leven en dat van haar broer wijzen erop dat de problematiek van NSB-families zich niet beperkte tot de eerste generatie kinderen. Ook de tweede generatie, namelijk de kleinkinderen, kreeg haar portie.

Het tableau overziend is de conclusie onvermijdelijk dat Melchert Schuurman in vergelijking met zijn vrouw, zoons en kleinkinderen er uiteindelijk nog het beste van afgekomen is.

In de zomer van 2012 speelde het Nederlands elftal zijn groepswedstrijden om het Europees kampioenschap voetbal in Charkov in de Oekraïne. Veel Nederlanders trokken naar het oosten om daar hun helden in actie te zien. Een van de Oranjefans was Brian, de schoonzoon van Astrid. Tussen de wedstrijden door bezocht hij de Duitse soldatenbegraafplaats in de omgeving van die stad. Daar brandde hij een kaars op het graf van Melchert Christof. De kaars stond in een pot met aarde uit de tuin van Astrid. Daarna werd de aarde uitgestrooid over het graf. Het was alsof de jonge Viking weer was teruggekeerd in zijn familie.

•••

•••

[1] RAA, Coll. M. Schuurman, Genealogische aantekeningen.

[2] RAA, Coll. M. Schuurman, Vakantiealbum 1959-1962.

[3] Mededeling H. Veeninga. Het was zijn moeder die dit aan haar overbuurvrouw vroeg.

[4] Mededeling Ton en Astrid Schuurman.

[5] Het hofje Paling en Van Foreest in de Steijnstraat.

[6] Mededeling Astrid Schuurman. Volgens Astrid liet ook de verzorging in het bejaardenhuis De Nieuwpoort vanwege haar verleden te wensen over en sprak een deel van de verpleging over haar als ‘die Duitse NSB-vrouw’.

[7] Henkes, Heimat in Holland, 11, 12.

[8] Mededeling P. Franz.

[9] Zie over de problematiek van de generatie kleinkinderen: Bettina Drion, Scherven. Nazaten van foute Nederlanders over hun familieverleden (Baarn 2013) en Zonneke Matthée, Verzwegen Levens. Vrouwen uit een fout gezin (Schoorl 2013). Specifiek over de moeilijkheden die het bewaren van een familiegeheim met zich meebracht: Ismee Tames, Doorn in het vlees, 81.

•••

•••