Sam
Travis stopte voor hulpsheriff Santos’ oprit, maar hij liet de motor lopen. Hij keek over zijn schouder en riep: ‘Wat moeten we hier?’
Haar oprit was leeg, en de gordijnen in de voorkamer zaten dicht. De garagedeur van het huis aan de overkant ging open en een zwarte Suburban reed er achteruit uit. Een paar huizen verderop gaf een vrouw in een blauwe badjas haar rozen water. Ze hield een hand boven haar ogen en keek onze richting op.
Ik leunde tegen Travis aan, sloeg mijn armen weer om zijn middel en riep: ‘Parkeer daar verderop. Achter die bosjes.’
Helemaal aan het eind van de doodlopende straat markeerde een geel paaltje het begin van een smal paadje dat achter de huizen langs liep. Daarachter was ook een duiker, de perfecte schuilplaats. Travis parkeerde zijn motor naast een rij verwilderde laurierstruiken.
Ik stapte af en streek mijn gekreukelde rok glad. Daarna zette ik de helm af die hij me had geleend, en terwijl ik die teruggaf zei ik: ‘Bedankt.’
Hij hing de helm aan het stuur, waarna hij afstapte en aan de kraag van zijn T-shirt trok om de plekken los te trekken waar het vochtig tegen zijn lijf plakte, waar ik me tegen hem aan had gedrukt, me de hele rit hierheen aan hem had vastgeklampt. Het was de eerste keer dat ik op een crossmotor zat, op wat voor motor dan ook eigenlijk, en bij elke bocht in de weg had ik me aan hem vastgeklampt, ervan overtuigd dat we milliseconden verwijderd waren van een snelle en duizelingwekkende, pijnlijke dood.
‘Ziezo,’ zei hij. ‘Ga je me nu eens wat vertellen, of hoe zit het?’
Ik stak mijn armen boven mijn hoofd, boog en strekte mijn vingers om het verdoofde, tintelende gevoel te verdrijven, het gevoel dat mijn ziel, als die al bestond, bezig was mijn lichaam te verlaten en al halverwege was.
‘We gaan in het huis van hulpsheriff Santos inbreken,’ zei ik, om het gele paaltje heen naar de duiker stappend.
‘Wacht eens even. Wat?’ Travis kwam achter me aan gerend.
Het paadje liep ongeveer honderd meter door voordat het eindigde bij een hek van gaas, dat tot aan mijn middel reikte. Aan de andere kant bevond zich een smalle richel die uitkwam in de duiker, een open halve pijp, ongeveer vierenhalve meter breed en tweeënhalve meter diep. Achter de duiker liep nog een hek van gaas, en daarachter lag een groot braakliggend terrein. Voornamelijk bedekt met struikgewas, aarde en los grind, een paar zielige boompjes die op sterven na dood waren.
Ik ging linksaf, het pad aanhoudend dat tussen het hek aan de ene kant en een cederhouten schutting aan de andere kant liep, en volgde zo de duiker naar het huis van hulpsheriff Santos. Het onkruid was hier platgetrapt, en overal lagen sigarettenpeuken. Achter me trapte Travis tegen een leeg bierblikje, dat tegen het gaas kletterde.
Ik wierp een nijdige blik achterom.
Hij haalde zijn schouders op en vormde met zijn mond het woord ‘sorry.’
Ik telde de huizen waar we achterlangs liepen, en toen ik bij acht was, stopte ik en ging op mijn tenen staan om over de schutting te gluren.
‘Dit is het,’ fluisterde ik. ‘Geef me eens een zetje.’
‘Nee.’ Travis sloeg zijn armen over elkaar en schudde zijn hoofd. ‘Geen denken aan.’
‘Je zei dat je zou helpen.’
‘Niet bij zoiets. Ik ga je niet helpen inbreken in het huis van een politieagent!’
‘Prima,’ zei ik. ‘Dan wacht je maar bij de motor.’
Ik zette een voet op de steunbalk die parallel aan de grond langs de achterkant van de schutting liep, reikte omhoog en greep de bovenkant van de schutting vast. Het was makkelijker geweest als ik een spijkerbroek aan had gehad, maar zelfs met de rok die om mijn benen draaide en achter splinters bleef haken, wist ik me op een of andere manier omhoog te hijsen en over de rand in de tuin erachter.
Travis vloekte. Daarna greep hij de bovenkant van de schutting beet en slingerde zich eroverheen in het verdorde gras naast me. Zijn handen aan zijn broek afvegend, zei hij: ‘Weet je wel hoeveel problemen we hiermee kunnen krijgen?’
Ik negeerde hem en holde naar het terras. Langs de stenen rand stonden bloempotten, maar alle planten waren bruin en verlept. Ik probeerde de glazen schuifpui. Op slot, maar de gordijnen waren open, en ik kon in de verlaten woonkamer kijken. De tv stond uit. Een gebruikt bord en vork waren achtergelaten op een van de kussens van de bank, drie koffiekopjes stonden op de salontafel, en er lag een berg wasgoed midden in de kamer op de vloer, alsof ze op het punt had gestaan het op te vouwen, maar er iets tussen was gekomen.
Voetstappen knerpten in het droge gras achter me en Travis fluisterde: ‘Zit hij op slot? Laten we dat als een teken opvatten, en maken dat we wegkomen.’
In de achtergevel van het huis zaten drie ramen. Een ervan was te hoog en smal om zelfs maar in overweging te nemen, de andere twee bevonden zich dichter bij de grond en waren groot genoeg om erdoor te glippen als ik zijwaarts naar binnen ging.
Om bij de grotere ramen te komen moest ik me achter een hoge heg en door een kleverige wirwar van spinnenwebben wurmen. Een gebroken tak kraste over mijn kuit. Het eerste raam zat dicht, en daar was geen beweging in te krijgen. Het tweede stond op een kier, een kleintje maar. Ik wipte de hor eruit, drukte mijn vingertoppen tegen het kunststof kozijn van het raam en wrikte tot de kier groter werd, groot genoeg om mijn vingers om het kozijn te klemmen en het raam helemaal open te duwen.
Travis baande zich een weg door de struiken achter me. Hij zei: ‘Sam! Dit is echt een oerstom idee.’ Hij mepte een tak uit de weg. ‘Hiervoor kunnen ze je in de gevangenis gooien, weet je? Inbraak. Dat is een misdrijf.’
Ik hees mijn rok op tot mijn knieën en zwaaide een been over de rand.
‘Wat als ze een alarm heeft?’
Ik verstijfde, half gehurkt op het beige tapijt in hulpsheriff Santos’ slaapkamer, en luisterde, klaar om weer naar buiten te springen en het op een rennen te zetten als er een alarm afging. In de keuken sloeg de ijskast aan en begon te zoemen. Ergens buiten toeterde een auto één keer. Geen andere geluiden. Geen alarm. Geen paniekerig gepiep. Er kwam niemand aan, we waren alleen.
Ik stak mijn hoofd uit het open raam en gebaarde naar Travis dat hij binnen moest komen. Hij schudde zijn hoofd.
‘Je bent tot hier al meegegaan.’
Hij keek me boos aan. Keek boos omhoog naar de lucht.
‘Kom op, ik heb je nodig om op de uitkijk te staan.’
‘Sam?’
‘Wat?’
‘Wat zijn we hier in godsnaam aan het doen?’
‘Ik moet weten wat voor bewijs ze tegen Bear hebben,’ zei ik. ‘Ik moet weten waarom ze denken dat hij het heeft gedaan.’
Ik dook weer naar binnen.
Travis klom door het raam naar binnen maar bleef bij de deur aarzelend staan.
‘Schiet op,’ zei ik.
We slopen door de woonkamer de keuken in. De tafel lag nog steeds bezaaid met papieren en dossiers, nog meer dan ik me herinnerde van een paar dagen geleden. Er was te veel om het nu allemaal door te spitten. Daar zou ik uren voor nodig hebben, misschien wel een hele dag. Ik liet mijn vingers over de papieren gaan die bovenop lagen maar mijn ogen zagen de letters en cijfers in een waas door de overweldigende hoeveelheid informatie. Het was onbegonnen werk om de antwoorden te vinden waarnaar ik op zoek was.
Travis floot zachtjes tussen zijn tanden. ‘Denk je dat er iets belangrijks tussen die bende zit?’
Ik knikte en pakte een van de rapporten op. Een vluchtige blik maakte me duidelijk dat het een verklaring was van de manager van de Meadowlark, waarin hij bevestigde dat Taylor Bellweather een kamer had genomen voor vier nachten en had betaald met een creditcard. Hij zei dat hij zondagavond laat mogelijk een man uit haar kamer had zien komen, maar daar was hij niet zeker van, hij had er niet echt op gelet. Ik legde de verklaring opzij.
Travis pakte een briefje op. Hij hield het vlak voor zijn gezicht en legde het toen weer terug waar hij het vandaan had. ‘Waar zijn we precies naar op zoek?’
‘Ik ben op zoek naar alles wat ze nog niet bekend hebben gemaakt,’ zei ik. ‘Waardoor ze er zo van overtuigd zijn dat het Bear was. Jij kijkt uit het raam. Zodat je me kunt waarschuwen als er iemand aankomt.’
Travis keek naar het halletje en het lange smalle raam in de muur naast de voordeur. Daarna keek hij weer naar de stapels papier op tafel. ‘Weet je het zeker? Dit is een hele hoop om in je eentje door te spitten.’
Ik knikte.
Daarop ging hij in de schaduw staan, waar hij uitzicht op straat had, maar iemand die naar binnen keek alleen weerspiegelingen zou zien. ‘Ik snap het niet, Sam. Waarom nu? Waarom op deze manier?’
‘Omdat ik moet weten wat er is gebeurd.’
‘Maar waarom vraag je het niet gewoon aan hulpsheriff Santos?’
‘Die wil het me niet vertellen.’
‘Dan wacht je toch gewoon op de rechtszaak?’
‘Dan is het te laat. Een rechter zal de voogdij aan mijn opa en oma geven, dan moeten Ollie en ik verkassen naar een woongemeenschap voor pensionado’s in Boston, of nog erger, en zal nooit iemand de waarheid te weten komen. Ze denken dat Bear dit heeft gedaan,’ zei ik. ‘En ze zijn niet meer op zoek naar eventuele andere verdachten. Als ik niets doe, bouwen ze gewoon een zaak op rondom Bears schuld, of het nou klopt of niet. Ze verdraaien de feiten zo dat ze in het verhaal passen.’
Snel doorzocht ik een stapel telefoongegevens en creditcardafschriften.
‘Hoe weet je dat zo zeker?’ vroeg Travis.
Ik keek op van de verklaring die ik aan het lezen was, een korte tekst van een benzinepompbediende die bevestigde dat twee dagen voordat Taylor Bellweathers lichaam gevonden werd, ze haar Toyota Corolla had volgetankt, een witte met vier deuren, zoals de auto die ze uit Blue Heron Pond hadden opgetakeld.
‘Dat Bear onschuldig is?’ vroeg ik.
Hij knikte.
‘Dat weet ik gewoon,’ zei ik schouderophalend.
Hij was even stil en zei toen: ‘Soms zijn de mensen van wie we het meest houden, de mensen die we het slechtst kennen.’
‘Je hoort de straat in de gaten te houden.’
Hij draaide zijn gezicht naar het raam. ‘Schiet op,’ zei hij, en vervolgens begon hij zacht te sputteren over hoe dom dit was en hoeveel problemen we ons op de hals haalden als iemand ons hier aantrof; dat zijn moeder op ditzelfde moment waarschijnlijk de sheriff belde om hem als vermist op te geven en dat hij, als ze ons hier tenminste niet eerst betrapten, wanneer hij eindelijk in de winkel opdook, voor de rest van de zomer huisarrest zou krijgen; en hoe haalde ik het in mijn hoofd om hem bij deze klerezooi te betrekken, want als we hiervoor werden opgepakt, was het gedaan met zijn blanco strafblad en kon hij een studiebeurs wel schudden en wat moest hij dan, de rest van zijn leven achter de kassa staan in de winkel van zijn ouders en nooit meer verdienen dan het minimumloon? Dit was een slecht idee, een heel slecht idee.
Ik bladerde nog sneller door de papierwinkel, liet mijn blik vluchtig over onbeduidende aantekeningen en steno gaan, hanenpoten die alleen hulpsheriff Santos kon ontcijferen. Telkens wanneer ik mijn vaders naam zag staan nam ik even de tijd om het wat zorgvuldiger te lezen, maar hoewel alles van belang leek, was niets precies wat ik zocht, niets waaruit duidelijk bleek dat Bear de verdachte was.
Ik vond het autopsierapport en bladerde naar het einde waar de lijkschouwer de doodsoorzaak had ingevuld. Hoofdletsel door stomp voorwerp, moord. Hulpsheriff Santos had ook andere delen van het rapport met een markeerstift aangegeven, waarin stond dat Taylor Bellweather diverse kneuzingen rondom haar keel en op haar borst had opgelopen, evenals afweerverwondingen op haar handen en armen. Er was materiaal onder haar vingernagels weggehaald voor sporenonderzoek, maar hier in de kantlijn had hulpsheriff Santos gekalkt dat eventueel fysiek bewijsmateriaal waarschijnlijk verloren was gegaan, weggespoeld in de rivier. Ik legde het rapport neer en bleef zoeken.
Er waren aantekeningen gekrabbeld op losse blaadjes, dingen als: Tas slachtoffer nog niet terecht, evenals diverse sieraden en Alibi verdachte niet bevestigd en Kleding slachtoffer gescheurd, maar geen aanwijzing voor seksueel geweld. Er waren verklaringen van Taylors ouders, waarin stond dat ze haar twee dagen voor haar dood hadden gesproken en er geen aanleiding was zich zorgen te maken om haar veiligheid. Mijn verklaring zat er ook tussen, over de dingen die ik hulpsheriff Santos had verteld op de dag dat Bear werd gearresteerd, getypt en uitgeprint in belastend zwarte inkt. Nu ik die overlas, ik keihard met mijn eigen woorden werd geconfronteerd, besefte ik hoe erg dit was voor Bear, dat het leek of zelfs zijn eigen dochter geloofde dat hij schuldig was. Misschien geloofde ik dat op een zeker moment ook, heel eventjes, maar nu niet meer. Ik schoof de papieren opzij.
Er moest iets anders zijn, iets wat meer om het lijf had dan bladzijden vol nietszeggende woorden, een connectie tussen Bear en Taylor Bellweather, een spoor, een lijn, een draad, een rookpluimpje desnoods, iets wat hen met elkaar in verband bracht en onmogelijk viel te negeren.
Ik stuitte op Joe Mancetti’s verklaring, die hij telefonisch aan rechercheur Talbert had afgelegd. Hier, zwart op wit, en in klinkklare bewoordingen, vertelde Mancetti rechercheur Talbert dat Taylor Bellweather in Terrebonne was geweest om Billy Roth te interviewen over zijn ophanden zijnde tentoonstelling. Die zou schokkend, rauw worden, heel anders dan wat hij hiervoor had gemaakt. Hiermee zou hij in één keer weer aan de top staan.
‘Billy en ik kennen elkaar al heel lang,’ had Joe Mancetti rechercheur Talbert verteld. ‘We waren kamergenoten tijdens onze studie. Ik help hem nog altijd waar ik kan. Ik dacht dat een hoofdartikel de publiciteit zou opleveren die hij nodig heeft om weer stappen in de juiste richting te zetten. Na het ongeluk, Delilah op zo’n manier te moeten verliezen… nou, hij is zo lang down geweest. Het is mooi te zien dat hij zich eindelijk een weg terug omhoog vecht.’
Hij had Taylor gestuurd omdat Mrs. Roth om een jonge verslaggever had gevraagd, iemand die niet zoveel van Billy’s verleden wist en geen voeling had met de beelden die hij vroeger maakte. Iemand met een frisse blik. Het leek Joe Mancetti een goed verhaal voor zijn jongste verslaggever om ervaring op te doen. Het interview stond gepland voor maandagavond, en Joe had verwacht dat Taylor hem na afloop zou bellen zodat ze konden bespreken wat ze eruit had weten te halen en of het goed genoeg was voor de voorpagina, of dat ze moest blijven spitten, nog wat meer foto’s moest nemen, nog verder moest doorvragen. Hij was tot middernacht op kantoor gebleven, maar ze had niet gebeld. En toen hij had geprobeerd haar te bereiken op haar motelkamer, werd er niet opgenomen. Hij zei dat Mrs. Roth de volgende ochtend had gebeld om te klagen dat Taylor niet was komen opdagen voor het interview. Uren hadden ze zitten wachten, maar Taylor was niet komen opdagen. Er was een post-it op de laatste pagina van Joe Mancetti’s verklaring geplakt waarop Billy Roths naam was geschreven en vervolgens doorgestreept met zwarte stift.
Ik keek over mijn schouder naar Travis. Die stond een niet brandende sigaret tussen zijn vingers te draaien, zijn blik op de straat gericht. Het glas liet reflecties, bewegende, wervelende lichtvlekken over zijn gezicht dansen. Hij keek opzij, zag dat ik naar hem stond te kijken, glimlachte toen en zei: ‘Wat is er?’
Ik schudde mijn hoofd en ging verder met mijn spitwerk.
‘Heb je al iets gevonden waar je wat aan hebt?’
‘Misschien,’ zei ik. ‘Hoe is het op straat?’
‘Niks te bekennen,’ zei hij. ‘Tot nu toe. Maar ik heb een naar gevoel –’
‘Nog een paar minuten. Oké?’
Er gingen enkele seconden voorbij, en toen zei Travis: ‘Tien, max. Dan gaan we.’
Vliegensvlug bladerde ik door een stapel foto’s. Voornamelijk van de vindplaats, van de oever waar ze Taylor Bellweathers lichaam hadden gevonden, van het park en de picknicktafels er vlakbij. Er was een close-up van haar lichaam in het water, haar gezicht omhooggedraaid naar de zon, haar ogen een en al donkere pupillen en geen licht. Die foto stopte ik achter de rest, waarna ik de hele stapel aan de kant schoof.
In een dossiermap zonder opschrift vond ik zo te zien een verslag van een gesprek tussen rechercheur Talbert en pastoor Mike. Een groot deel van de pagina’s lag niet op volgorde en sommige ontbraken helemaal, maar nadat ik ze had uitgezocht en geordend, was er voldoende van het gesprek over om te zien dat dit het was, dit was waarom ze het zo op Bear hadden gemunt. Hier, uitgetypt en geprint op dik wit papier, was het fundament waarop ze hun zaak bouwden. Als je dit toevoegde aan de rest – het jack, de schrammen, de sleutel, het tijdstip – dan had het, als ik die schoenafdrukken niet had gezien, zelfs mij misschien overtuigd.
RECHERCHEUR RANDY TALBERT: En hoe laat vond dit volgens u allemaal plaats?
MIKE FRESHOUR: Kwart voor vijf ongeveer. Ik heb niet op de klok gekeken, maar Rosalee belde me om halfvijf en ik doe er ongeveer een kwartier over om van mijn huis naar de Jack Knife te lopen.
RT: En wanneer zag u Mr. McAlister daar?
MF: Nou, mijn ogen moesten even wennen aan de schemerige verlichting die ze daar hebben, maar ik zag hem een paar seconden nadat ik er binnenstapte. Hij zat aan de bar, wat me verbaasde gezien zijn vroegere drankprobleem.
RT: Was hij alleen?
MF: Er zat een vrouw naast hem, maar in eerste instantie had ik niet het idee dat ze er samen waren. Ik ben zo gewend om Bear altijd in zijn eentje te zien dat het gewoon niet bij me opkwam dat hij met iemand had afgesproken.
RT: En wanneer kreeg u door dat hij en de vrouw er samen waren?
MF: Ik zou het niet direct ‘samen’ willen noemen.
RT: Hoe bedoelt u?
MF: Hij leek haar gezelschap niet erg op prijs te stellen.
RT: Was hij uit zijn doen?
MF: Geïrriteerd, zou ik zeggen. Uit zijn humeur. Ze boog zich telkens heel dicht naar hem toe, en dan leunde hij de andere kant op. En hij keek haar niet aan. Daarom duurde het een paar minuten eer ik doorhad dat er iets aan de hand was tussen die twee. Want hij keek haar echt heel lang niet aan. Hij bleef stug voor zich uit staren, naar de spiegel achter de bar.
RT: Zat Mr. McAlister te drinken?
MF: Hij had een vol glas bij zijn elleboog staan. Whisky, denk ik. Of cognac. Zelf ben ik niet zo’n drinker, dus het is moeilijk te zeggen.
RT: En de vrouw?
MF: Of zij iets dronk?
RT: Ja.
MF: Volgens mij wel. Er stond een leeg martiniglas voor haar.
RT: Kende u de vrouw?
MF: Nee. Nou, ja. Min of meer. Ik zou niet willen zeggen dat ik haar kende. Niet direct.
RT: Had u haar eerder ontmoet?
MF: Ja. Zondagavond. Bij Patti’s.
RT: Gaat u verder, Mr. Freshour. Beschrijft u alstublieft uw eerste ontmoeting met Ms. Bellweather.
MF: Nou ja, daar was ze ineens, zo’n knappe jongedame helemaal in haar eentje, die alleen zat te eten. Ik ging erheen en stelde mezelf voor. Heette haar welkom in onze gemeente. Ze zei dat ze niet lang bleef. Ik vroeg of ik haar op een drankje kon trakteren. Dat sloeg ze af. En dat was dat.
RT: Heeft u verder nog contact met haar gehad, voordat u haar weer zag in de Jack Knife?
MF: … Nee, sir.
RT: Mr. Freshour?
MF: Nou, misschien moet ik het u vertellen…
RT: U begint mijn geduld nu een klein beetje op de proef te stellen, Mr. Freshour. Ik wil dat u volkomen eerlijk bent over wat u weet. Afgesproken?
MF: Ja. Ja, sir. Natuurlijk. Ik wil op alle mogelijke manieren helpen. Deze hele toestand. Het is zo afschuwelijk. Ze was zo jong. Levenslustig. Ik begrijp gewoon niet wat Onze-Lieve-Heer voor ogen had door zoiets te laten gebeuren.
RT: Mr. Freshour, heeft u haar daarna nog gezien?
MF: Eh… nee.
RT: Mr. Freshour –
MF: Echt niet! Ik zweer het bij God. Maar ik ben wel naar haar motelkamer gegaan. Op zondagavond nadat ze me had afgewimpeld bij Patti’s.
RT: En?
MF: En ze was er niet. Althans, ze deed niet open toen ik op de deur klopte.
RT: En toen?
MF: En toen ging ik naar huis, warmde een blik tomatensoep op en keek naar Murder, She Wrote. Jessica Fletcher, die weet hoe je een mysterie moet oplossen.
De volgende paar vragen sloeg ik over, want daar leek pastoor Mike het gesprek te hebben overgenomen, doorratelend over onbenullige ditjes en datjes, niets wat er echt toe deed. Mijn ogen stuitten op mijn vaders naam, waarop ik een paar regels terugging en weer aandachtiger begon te lezen.
RT: Laten we… zullen we even teruggaan naar maandagavond? Vertelt u eens wanneer de ruzie begon.
MF: Juist, dus… ik ging op zoek naar Rosalee en ik hielp haar net overeind, toen Bear ineens begon te schreeuwen.
RT: Weet u nog wat hij zei?
MF: Hij wilde weten hoe ze hem had gevonden. Zij zei iets over dat het niet al te moeilijk was, onder de omstandigheden, en toen begon Bear te tieren dat het haar allemaal geen donder aanging en dat ze terug moest gaan naar waar ze vandaan kwam en hem met rust moest laten.
RT: Wat deed u toen u het geschreeuw hoorde?
MF: Ik liet Rosalee weer plaatsnemen in het nisje en zei dat ik zo terug was. Daarna ging ik kijken of ik kon helpen. Tegen die tijd was Vic er uiteraard al bij, die stond met zijn handen op de bar geleund en zei tegen Bear dat hij zijn gemak moest houden, anders kon hij vertrekken.
RT: En Ms. Bellweather? Wat deed zij intussen?
MF: Ze had een notitieboekje en een pen tevoorschijn gehaald en was iets aan het opschrijven. Bear probeerde het notitieboekje van haar af te pakken. Ze stelde hem vragen, maar Bear en Vic waren zo hard tegen elkaar aan het schreeuwen dat ik er geen woord van verstond.
RT: En wat gebeurde er toen?
MF: Bear greep haar beet en begon haar door elkaar te schudden. Ik probeerde hem weg te trekken, maar hij haalde uit met zijn elleboog en raakte me op mijn kaak. Daarna hield ik wat afstand. Maar zij vocht keihard terug. Krabde zijn gezicht open, volgens mij. Hij liet haar los toen Vic het alarmnummer belde.
RT: En toen?
MF: Vertrok hij.
rt: Mr. McAlister vertrok?
MF: Inderdaad. Stond op en liep zo de deur uit.
RT: En Ms. Bellweather?
MF: Die ging achter hem aan.
RT: Wat deed u?
MF: Nou, Vic gaf me een zak ijs. Voor mijn kaak. Die deed inmiddels flink pijn.
RT: Deed u nog iets anders, Mr. Freshour?
MF: Zeker. Ik liep naar buiten, naar de parkeerplaats. Het gevoel dat de hele toestand bij me opriep, beviel me niet.
RT: En wat voor gevoel was dat?
MF: Ben u wel eens naar adem snakkend wakker geworden? Dat je weet dat je een nachtmerrie hebt gehad, een heel enge deze keer, maar je je niet goed kunt herinneren waar die over ging? Dat je alleen nog bijstaat dat je doodsbang was? Zo’n gevoel dus. Een naar gevoel.
RT: Wat gebeurde er op de parkeerplaats?
MF: Niets.
RT: Kunt u iets specifieker zijn?
MF: Er gebeurde niets. Tegen de tijd dat ik buiten kwam, waren ze allebei verdwenen.
RT: Heeft u gezien waar ze naartoe gingen?
MF: Nee.
RT: Herinnert u zich verder nog iets?
MF: Voordat hij het café uit liep, zei Bear iets in de trant van, excuses voor mijn taalgebruik: ‘Als je mij of mijn gezin nog eens bedreigt, breek ik die verdomde vingers van je een voor een. Dan zorg ik dat je nooit meer een woord schrijft.’
Hier eindigde het gesprek. Abrupt. Ik bladerde door de stapel papier op zoek naar de volgende pagina’s maar kon ze niet vinden. Ik trok een van de stoelen onder de tafel vandaan. De poten schraapten over het linoleum met een schel gepiep.
‘Gaat het?’ vroeg Travis.
Ik ging zitten. Als pastoor Mike de waarheid vertelde, dan had Bear gelogen. Tegen mij. Tegen Ollie. Tegen iedereen. Ik sloeg mijn handen voor mijn gezicht.
‘Sam?’ Travis verliet zijn uitkijkpost bij het raam, kwam naar me toe en boog zich over me heen.
Ik zei het enige waardoor ik het kon verklaren: ‘Dit kan niet kloppen.’
Travis pakte pastoor Mikes verklaring uit mijn handen en bladerde ze van voor naar achteren door. Hij zei: ‘Jezus christus,’ en stopte de papieren vervolgens terug in de dossiermap. Hij greep mijn arm, probeerde me overeind te trekken. ‘Laten we maken dat we hier wegkomen.’
‘Nee.’ Ik rukte me los, ook al had hij gelijk. We waren hier al te lang binnen. Maar op dat moment kon het me niet schelen of we werden betrapt. ‘Er moet hier nog iets anders zijn,’ zei ik. ‘Iets wat ik over het hoofd zie.’
‘Wat kan er verder nou nog zijn? Dit gesprek maakt het allemaal vrij duidelijk, vind je niet?’
‘Of pastoor Mike kletst uit zijn nek.’ Ik stond op en begon opnieuw tussen de dossiers en losse vellen papier te zoeken.
‘Sam.’
Ik bleef in de papieren rommelen.
Travis legde zijn hand op de mijne. ‘Hij bedreigde haar.’
Hoofdschuddend trok ik mijn hand weg.
Travis ging verder: ‘In de krant stond dat ze in de nacht van maandag op dinsdag is overleden. Pastoor Mike zegt dat ze samen vertrokken.’
‘Nee, dat zegt hij niet. Hij zegt dat hij ze ruzie zag maken. Daarna ging Bear weg.’
‘En zij ook. Vlak na hem.’
‘Volgens pastoor Mike.’ Ik neusde verder tussen de papieren, duwde Travis opzij. ‘Zijn woord tegen dat van Bear. Het betekent geen fluit.’
‘Sam, moet je jezelf nou eens horen. De barkeeper was erbij. Andere getuigen. Het zou een fluitje van een cent zijn voor rechercheur Talbert om uit te zoeken of pastoor Mike had gelogen.’
Ik sloeg met mijn vlakke hand op tafel. ‘Bear heeft haar niet vermoord.’
‘Ik weet dat je dat graag wilt geloven… ik snap dat je wilt dat hij onschuldig is. Maar kijk naar de feiten. Kijk naar al het bewijs dat zich tegen hem opstapelt.’ En hij begon papieren op te pakken en rapporten door te bladeren, waarbij hij alles hardop voorlas wat ik al wist. Uiteindelijk hield hij het dossier met pastoor Mikes verklaring omhoog en schudde zijn hoofd. ‘Het spijt me voor je, Sam.’
Ik boog me weer over de tafel, schoof papieren opzij, op zoek naar iets anders, wat wist ik niet. Iets wat pastoor Mikes verklaring tegensprak.
Ik zei: ‘Goed dan. Laten we aannemen dat het ging zoals pastoor Mike zei. Laten we aannemen dat het allemaal waar is. Er moet een goede reden zijn waarom Bear boos was, waarom hij die dingen zei. Waarom ze ruzie kregen. Ze moet hem hebben uitgedaagd. Dus wordt hij kwaad. Schreeuwt hij. Gaat hij door het lint. Maar hij heeft haar niet… hij zou nooit…’
‘Wie dan?’
‘Weet ik niet. Misschien heeft pastoor Mike het gedaan.’
‘Wat? Doe normaal.’
‘Nee, denk je eens in.’ Ik pakte een dikke map met een elastiek eromheen en mijn vaders naam op het label. ‘Taylor Bellweather poeierde hem af. Misschien was hij daar kwaad om. Misschien voelde hij zich vernederd dat ze hem zo voor schut had gezet. Dan ziet hij haar en Bear ruziën in de Jack Knife en probeert hij als een of andere held tussenbeide te komen om zijn gezicht alsnog te redden, maar ze negeert hem opnieuw. Misschien volgt hij haar buiten en probeert haar te kussen of zo en duwt ze hem weg en wordt hij nog kwader en loopt het uit de hand.’
‘Sam… hou op. Je bent van streek. Je denkt niet helder.’
Ik trok het elastiek van de map en bleef praten, hardop denkend om de puzzelstukjes zo in elkaar te laten passen als ik ze graag had. Hoe langer ik praatte, hoe meer ik begon te geloven dat wat ik zei best wel eens waar kon zijn. Misschien was ik iets op het spoor.
‘Dus hij slaat haar of gooit haar tegen de grond of zo. Ze knalt met haar hoofd ergens tegenaan. Misschien was het niet zijn bedoeling haar te vermoorden, maar misschien ook wel. En nu moet hij het verdoezelen. Hij heeft iemand nodig om de schuld op af te schuiven. Dan is Bear immers de ideale kandidaat? Iedereen in dit achterlijke gehucht heeft een hekel aan hem.’
‘Sam. Hij heeft het niet gedaan.’
‘Hij ging naar haar motelkamer. Vind je dat niet raar?’
‘Luister,’ zei Travis. ‘Pastoor Mike heeft haar niet vermoord.’
‘Dat weet je niet.’
‘Jawel, dat weet ik wel.’
Ik stopte met bladeren en keek Travis aan, wachtte tot hij verderging.
‘Hij was die avond bij ons thuis.’
‘Wat?’ Mijn maag verkrampte.
‘Hij was maandagavond bij ons thuis. Hij kwam eten, was er iets na zevenen, halfacht misschien, en bleef tot ver na middernacht. Mijn vader en hij zaten op de veranda biertjes te drinken en praatten zo hard dat ik er niet van kon slapen. Hij moet rechtstreeks uit het café zijn gekomen.’
Ik klemde de map tegen mijn borst en vroeg: ‘Hoe zat het dan met het interview dat Taylor met je vader zou hebben?’
‘Wat is daarmee?’ Fronsend schudde hij zijn hoofd. ‘Dat zou niet zo lang duren. Een paar vragen. Een paar foto’s. Maar dat doet er ook niet toe. Ze kwam niet opdagen.’
Ik staarde hem aan.
‘Taylor is niet geweest. Het interview heeft niet plaatsgevonden,’ benadrukte hij. ‘Pastoor Mike was de enige die die avond bij ons thuis is geweest.’
‘Echt waar?’
Hij zei: ‘Natuurlijk,’ en ik geloofde hem.
‘Hoe laat ging hij weg?’ vroeg ik.
‘Pastoor Mike?’
Ik knikte. ‘Want misschien heeft hij haar later vermoord. Nadat hij bij jullie was opgestapt. Misschien had hij haar in de kofferbak gepropt en –’
‘Hier doe ik niet aan mee.’
‘– reed hij na het etentje naar een afgelegen plek in het bos en dumpte haar lichaam in de rivier en dat was dat en nu heeft hij een perfect alibi. Er was tijd voor, weet je. Hij had ervoor en erna tijd zat, en misschien –’
Hij greep mijn arm. ‘Sam. Hou op. Je moet nu echt ophouden. Bear heeft dit gedaan.’
Woest keek ik hem aan, daarna schudde ik zijn hand van me af en sloeg de map weer open.
Erin zaten oude loonstrookjes van jaren geleden, toen Bear nog een echte baan had, bankafschriften met saldo’s die gevaarlijk dicht in de buurt van nul komma nul schommelden, mijn moeders overlijdensbericht, uit de krant geknipt en op een wit vel papier geplakt en een kopie ervan, vervaagd en moeilijk leesbaar. Elk minuscuul en saai detail van mijn vaders tragische leven. Niets, niets en nog eens niets. En toen een stapel papieren met een paperclip: gegevens van de burgerlijke stand, gerechtelijke documenten, strafblad. En plotseling schoot me iets te binnen van de hoorzitting, namelijk dat de openbare aanklager iets had gezegd over een eerdere arrestatie en dat het op dat moment niet echt tot me was doorgedrongen omdat er zoveel tegelijk gebeurde en ik dacht dat het gewoon iets was wat alle advocaten zeiden op zulke hoorzittingen, want mijn vader was nog nooit eerder gearresteerd.
Buiten knalde een autodeur dicht.
Met een ruk draaide Travis zijn hoofd naar de voordeur. ‘Shit. Sam! Wegwezen. Nu!’
Hij greep me bij de arm. Ik duwde hem weg, liet mijn ogen over de papieren vliegen, probeerde wijs te worden uit de cijfers en afkortingen, het jargon en wollige taalgebruik dat normale mensen niet verondersteld werden te begrijpen. Eindelijk las ik iets wat ik wel snapte: DOOD DOOR VERWIJTBARE NALATIGHEID, DOOD DOOR AANRIJDING, RIJDEN ONDER INVLOED. Er stonden ook data bij, die samenvielen met de dag waarop Bear verdween en de dag waarop hij naar huis belde, twee jaar later. Gearresteerd. Schuldig bevonden. Veroordeeld tot gevangenisstraf. Voorwaardelijk vrijgelaten. En ergens was een familie aan het treuren, verscheurd door verdriet omdat Bear het enige had gedaan waartoe ik hem nooit in staat had geacht. Ik dacht aan alle keren dat ik mijn moeder had gevraagd waar hij was, alle keren dat ze had geweigerd het me te vertellen. Mijn knieën knikten. Ik liet me weer op de stoel zakken.
Iemand liep het trapje van de veranda op. Sleutels rinkelden.
‘Sam!’ Travis trok me overeind. Hij pakte de papieren, gooide ze op tafel en sleurde me de keuken uit, de hal door, de slaapkamer in.
Mijn benen waren van lood. Ze deden niet wat ik wilde. Travis duwde me door het raam. De voordeur ging open.
‘Rennen!’ Travis trok me door de tuin naar de schutting.
Ik sprong en probeerde de bovenkant vast te grijpen, maar gleed uit en viel achterover in het gras. Er zat een splinter in mijn handpalm. Travis rukte me weer overeind, sloeg zijn armen om mijn benen en tilde me op de schutting. Mijn rok bleef haken achter een spijker. Ik scheurde de stof los en tuimelde in het onkruid aan de andere kant. Een paar tellen later sprong Travis naar beneden, greep mijn elleboog en sleurde me mee naar het hek van gaas. Daar klauterden we overheen en lieten ons naar de bodem van de duiker glijden, waar we onze rug tegen de betonnen zijkant drukten en ons niet verroerden.
‘Shit,’ fluisterde Travis. ‘Shit. Shit. Shit. Wat moest dat nou? Wat bezielde jou in godsnaam?’
Ik trok mijn knieën dicht tegen mijn borst aan en begroef mijn gezicht tussen mijn benen, kneep mijn ogen dicht, telde de seconden af.
Een glazen schuifdeur ging open, en ik wist dat we erbij waren. Nog een paar seconden, dan zou hulpsheriff Santos over de schutting naar de duiker komen, dan zou ze mijn naam zeggen en zou ik opkijken en haar boven me uit zien torenen, misschien met getrokken wapen, met diezelfde teleurgestelde uitdrukking die ze had toen ik Taylor Bellweathers ketting naar haar toe had gebracht. Ik zou opkijken en haar het zonlicht zien blokkeren.
De glazen schuifdeur knalde dicht.
Ik tilde mijn hoofd op en keek opzij naar Travis.
‘Is ze weg?’ fluisterde ik.
Hij schudde zijn hoofd en haalde zijn schouders op.
We bleven nog een tijdje zitten luisteren, wachtend op voetstappen in het gras, het gerinkel van handboeien, hulpsheriff Santos die riep dat we nu tevoorschijn moesten komen. We wachtten. We luisterden. Een gaai krijste. Ergens in de verte klonk het dreunende gebonk van bastonen, een echo van het gebons in mijn eigen borst. Ik strekte mijn benen en bekeek de scheur in mijn rok. Een vijf centimeter lang, rafelig gat vlak onder mijn linkerknie. Ik liet mijn hoofd tegen het beton rusten. Franny zou niet blij zijn als ze dat zag.
Travis’ schouder raakte de mijne. Hij ademde diep in. Ik ook.
Telkens wanneer ik mijn ogen dichtdeed, zag ik mijn moeder, grauw en dood. Zag ik Taylor Bellweather, gehavend, mishandeld. En dood. Alles wat ertoe deed op deze wereld, alles waarvan ik dacht dat het echt was: dood, dood, en op sterven na dood.
Behalve…
Ik draaide mijn hoofd, en Travis keek me aan. Ik boog me naar hem toe voordat hij iets kon zeggen en drukte mijn lippen op de zijne. Hij smaakte naar zout en stof en rook. Eerst verstrakte hij, daarna ontspande hij zich en liet zijn hand om mijn hoofd glijden, zijn vingers begravend in mijn haar.
Ik kuste hem omdat ik dicht bij iemand wilde zijn die warm was, iemand die ademde, om te ontdekken hoe het was: het leven proeven, mezelf openstellen. Ik wilde iets voelen, wat dan ook. Ik wilde voelen dat ik leefde. Maar in plaats daarvan voelde ik alleen maar ruwe huid en een lichte druk tegen mijn onderlip. Geen tintelende vingers of engelengezang. Geen gloeiende wangen. Geen vonk of vuurwerk of verblindend licht. Niets van dat al. Een kus hoorde mensen bij elkaar te brengen. Een kus veranderde alles, dat had Laura me verteld. Een kus was een begin, een bewustwording, een vorm van communicatie tussen zielen. Ik geloofde niet in zielen. Deze kus was gewoon een kus, en de doden waren allemaal nog even dood.
Ik maakte me los. ‘We moeten maar eens gaan.’
‘Ja,’ zei hij, maar toen leunde hij weer naar voren, stak zijn handen naar me uit, wilde meer.
‘Je moeder zal wel ongerust zijn.’ Ik duwde hem weg, waarna ik snel opstond, stof en grassprieten van mijn rok veegde.
Hij haastte zich achter me aan en probeerde mijn hand te pakken, maar ik liep voor hem uit voordat het hem lukte.
Bij zijn motor aangekomen, zei hij: ‘Hé. Ben je… zit het goed tussen ons?’
Ik griste zijn helm van het stuur en trok hem over mijn hoofd.