3. Een vergeten sociale gebeurtenis
Het gebeurde niet vaak dat ik in de kliniek bleef en 's avonds met mijn staf of met een paar patiënten at, maar ik wilde het heel graag die eerste avond datje moeder er was. Je stiefmoeder Alberta ergerde zich al verschrikkelijk omdat ik zoveel tijd aan de kliniek be-steedde. Ze ging zelfs zover dat ze me beschuldigde van overspel, beweerde dat ik meer van de kliniek hield dan van haar. We waren nog maar korte tijd getrouwd toen ik de kans kreeg de kliniek op poten te zetten, en het was een opwindende periode voor me.
Eigenlijk vanaf het begin al geloof ik niet dat je stiefmoeder ooit echt respect had voor het werk dat ik deed, Willow. O, ze vond het prachtig om met een arts getrouwd te zijn, vooral een arts die een zekere nationale reputatie had, maar óf ze was angstig voor mijn werk, óf het verveelde haar gewoon, want ze haatte het als ik thuiskwam met verhalen over de kliniek en vooral over alles wat iets te maken had met een of meer van mijn patiënten.
Eigenaardig genoeg had haar vader geen respect voor de psychiatrische geneeskunde. Hij vond het allemaal een manier om mensen vrij te stellen van hun verantwoordelijkheden en noemde het voodoomedicatie. Maar hij bekeek ons huwelijk met een goedkeurend oog. Natuurlijk schreef mijn zus, je tante Agnes, dat alles toe aan de slechte financiële situatie van mijn schoonvader. Alberta kwam uit een oude zuidelijke familie, rijk aan land en arm aan dollars. Langzamerhand raakten ze hun hele bezit kwijt, verkochten het aan projectontwikkelaars om te kunnen overleven.
Zoals je weet van onze foto's en krantenknipsels was Alberta een mooie jonge vrouw toen we trouwden. Altijd als er een liefdadig- heidsgebeuren was waarbij een modeshow te pas kwam, werd zij gevraagd als mannequin. Ze zou het misschien zelfs beroepshalve
zijn gaan doen, maar haar moeder en vooral haar grootouders van vaders kant geloofden dat het beroep van model slechts een stap verwijderd was van prostitutie. Een belachelijke en ouderwetse manier van denken, maar niettemin een opvatting die grote invloed had op Alberta.
Ik zal niet zeggen dat ik ooit echt verliefd was op je stiefmoeder, ik zal het erop houden dat ze me fascineerde. Ze behield altijd een echte zuidelijke elegantie. Volgens mij was ze een van die mensen die in de verkeerde eeuw zijn geboren, die in een veel vroegere periode van de geschiedenis thuishoorden, iemand die bijna letterlijk uit Gejaagd door de wind was gestapt of zo'n soort roman. Ik vond altijd dat ze lachte als Scarlett O'Hara. Haar schoonheid maakte dat ze de ster was van het debutantenbal.
Ik kan me niet meer precies herinneren wie het was, maar iemand zei tegen me: 'Een man als jij hoort een vrouw te hebben als zij, Claude,' en dat bleef in mijn hoofd hangen. We waren een beroemd koppel in die eerste jaren, we werden overal uitgenodigd, onze - foto's stonden altijd op de societypagina's. Een dokter is net als iedereen afhankelijk van imago, reputatie, aanbevelingen. Natuurlijk moet hij ook kundigheid en kennis bezitten, maar dat hebben velen, zonder het grote succes te bereiken dat mij ten deel viel. Gedeeltelijk kan dat worden toegeschreven aan mijn hoge sociale profiel, wat sommigen netwerken noemen. Het hielp me zeer zeker de financiering rond te krijgen die ik nodig had en opende vele deuren voor me.
Als ik mezelf moest analyseren, Willow, zou ik moeten toegeven dat ik een beetje onzeker ben en misschien te afhankelijk van en dankbaar voor het publieke imago. Het is heel gemakkelijk om verliefd te worden op je eigen publieke imago. Je krijgt zoveel complimentjes en loftuitingen, datje in je eigen publiciteit begint te geloven. Gelukkig kreeg ik mezelf in de hand voordat het te laat was en begon ik alle glitter te vermijden, iets wat je stiefmoeder me, vrees ik, nooit vergeven heeft. Ik werd steeds minder haar man en steeds meer de dokter. Misschien was dat de ware reden waarom ze mijn werk en de kliniek zo ging haten.
Niet lang voordatje moeder in de kliniek kwam begonnen Alberta en ik separate levens te leiden. Zij wilde niets te maken hebben
met wat ik was en ik wilde niet tot haar sociale wereld behoren. Die leek mij grote tijdverspilling, frivool en vol mensen die zichzelf belangrijk vonden.
Ik kan je niet vertellen hoe vaak ze zei: 'Waarom kun je niet zo zijn als de andere artsen in deze gemeenschap, Claude, met kantooruren en een antwoordservice die de mensen bij je vandaan houdt?'
Ik neem aan datje haar wel eens zoiets hebt horen zeggen. Soms vroeg ik me af of ze geen gelijk had. Was ik niet geobsedeerd geraakt door mijn werk ten koste van al het andere in mijn leven? Ik denk, Willow, dat als ik me over iets schuldig voel, het is dat ik niet genoeg tijd met jou heb doorgebracht. Ik was te afhankelijk van je Amou, je geliefde nanny.
Maar om terug te komen op die eerste fantastische dag dat ik je moeder ontmoette, zal ik je beschrijven wat er aan tafel gebeurde. In de kliniek moedigden we zoveel interactie aan tussen de patiënten als niet alleen mogelijk, maar ook heilzaam was. Zoals je weet door sommige dingen die ik je heb verteld, heb ik patiënten gehad die zo extravert waren dat ik ze praktisch in de boeien moest slaan, en patiënten die zo introvert waren, zo gesloten, dat ze praktisch met de hand gevoerd moesten worden. Je moeder was het nooit in die mate, maar het was gemakkelijk te zien dat ze zich op een afstand wilde houden.
Die eerste avond probeerde ze alleen aan een tafel te gaan zitten, maar zuster Gordon stond dat niet toe. Om eerlijk te zijn, het was haar politiek om te proberen de patiënten te beletten zich terug te trekken, en we beschouwden dat als een goede therapie. Nu en dan gebruikten een of meer van mijn associés het avondmaal met de patiënten, en een enkele keer had ik het ook gedaan, dus was het niet zo ongewoon dat ik die avond erbij was. Toch keek zuster Gordon heel verbaasd toen ik in de eetzaal verscheen. Er waren deze speciale avond geen andere artsen. Dokter Ralston Price en ik waren de hoofdartsen en hij moest een lezing houden op een conventie.
Er waren in die tijd bijna twintig patiënten in de kliniek, van veertien tot achtenzestig jaar, onder wie een jonge vrouw die ongeveer zo oud was als je moeder. Ik zal haar Sandy noemen omdat ze vlasblond, lang en steil haar had, waaraan ze soms zo hard trok dat haar voorhoofd vuurrood zag. Soms rukte ze er zelfs een paar lokken uit en hield die in haar kleine vuist vast alsof ze van echt goud waren, 's Avonds moest zuster Gordon haar vingers bijna met een koevoet openwrikken, en dan gilde Sandy en dreigde haar te bijten. Dat was een scène die het aanzien waard was. Maar Nadine Gordon was niet gemakkelijk te intimideren. Meestal kreeg ze haar zin.
Sandy was obsessiecompulsief, en ze kon, als ze iemand uitkoos, onophoudelijk tegen hem of haar praten, ongeacht of het mikpunt van haar conversatie aandacht aan haar schonk of niet. Die eerste avond had ze het op je moeder voorzien, en ze ratelde maar door over haar favoriete nieuwe onderwerp: de duistere figuren die ze om de kliniek zag rondsluipen, naar ze geloofde op zoek naar een gelegenheid om in mensen te kruipen.
Ze ging naast je moeder zitten en begon haar bestek schoon te poetsen. Als iemand haar er niet aan herinnerde dat ze moest eten, zou ze de hele nacht haar vork en lepel blijven zitten poetsen.
'Ik heb gezien dat ze je hiernaartoe brachten,' zei ze tegen Grace. 'Ze hebben de hele dag op de gang over je gefluisterd, weetje. Ze wachten nu bij je kamer. Kijk niet naar ze. Laat ze je niet in de ogen kijken. Dat is heel belangrijk. Als je ze ziet, moet je je omdraaien,' waarschuwde ze. 'Draai ze je rug toe en loop nooit, nooit een donkere kamer binnen. Als je dat doet hebben ze je precies waar ze je willen hebben. In het donker kun je ze niet zien. Klinkt toch logisch?
'Ze zijn me hierheen gevolgd, weetje. Ze zijn me gevolgd. Maar je moet mij niet de schuld geven. Ze zijn ook andere mensen gevolgd. Ze zijn jou ook gevolgd, wed ik. Ja toch?'
Je moeder keek een beetje angstig.
'Sandy,' zei ik, terwijl ik tegenover haar ging zitten. 'Ik wil datje begint te eten. Je moet de tijd hebben om andere dingen te doen vanavond, en bovendien kunnen we het keukenpersoneel toch niet de hele avond op jou laten wachten?'
Ze keek naar mij, keek naar Grace en toen begon ze haar vork te poetsen.
'Sandy, ga eten,' zei ik, op wat fermere toon.
Al die tijd zat je moeder toe te kijken, gefascineerd, maar kennelijk ook nog bang.
Zuster Gordon kwam achter Sandy staan en dreigde haar vork af te nemen en haar met haar handen te laten eten. Als we dat deden zou ze natuurlijk toch niet eten. Ze zou de kamer uitgaan om ze te wassen en een uur in de badkamer doorbrengen.
'Kom, Sandy,' probeerde ik haar over te halen. 'Kijk, Grace eet ook. Zij wil gauw klaar zijn en andere dingen doen.'
Ze keek naar Grace, pakte een kleine vork vol aardappelpuree en inspecteerde die aandachtig voor ze hem in haar mond stak.
'Ik ben moe,' zei ze vrijwel onmiddellijk na één volle vork.
'Eet dan en ga slapen,' zei zuster Gordon.
Met arendsogen en katachtige bewegingen controleerde ze de patiënten aan de tafels.
'Als je iets speciaals wilt eten, laat het de zuster dan weten,' zei ik tegen Grace. 'We hebben een uitstekende kok.'
Ik zag zuster Gordons wenkbrauwen omhooggaan. Dat zei ik natuurlijk ook niet tegen iedere patiënt. Ik moest iedereen beoordelen en afwegen wat hij of zij zou willen weten en hoeveel kennis ze in staat waren op te nemen.
'Soms doet u net of dit een countryclub is, dokter De Beers,' zei zuster Gordon later.
'Ik wil alleen dat ze zich hier op hun gemak voelen, zuster Gordon,' antwoordde ik.
'Als ze zich hier te veel op hun gemak voelen, willen ze nooit meer weg.'
Ze kon hard zijn, maar ze was zo efficiënt en zo bekwaam, dat ik er niet aan dacht haar te ontslaan.
Later ging ik met je moeder naar buiten en probeerde haar wat tot rust te laten komen, zich misschien wat te ontspannen bij de televisie of met lezen in de recreatiezaal, maar ze klaagde dat ze te moe was en alleen maar wilde slapen. Natuurlijk was ze zwaar depressief en mensen die dat zijn verkiezen de slaap vaak boven alle andere dingen. Ik denk dat het een vorm van vluchten is (ik zou hier uren over kunnen doorschrijven en moet me goed voor ogen houden dat dit geen artikel is voor een psychologietijdschrift).
Ik bracht haar weer naar haar kamer. Ik geef al mij patiënten zoveel mogelijk persoonlijke aandacht, maar ik besefte dat ik op alle mogelijke manieren probeerde bij Grace te blijven.
'Je kamer heeft een van de mooiste uitzichten, op de rivier de Congaree. Vanaf mijn huis kan ik ernaartoe lopen, maar omdat we hier zo hoog liggen, kunnen we er een glimp van opvangen. Ik weet datje thuis de zee kon zien, maar het is prettig om water in de buurt te hebben, al is het maar een rivier,' zei ik.
Ze keek me aan met naar ik dacht een glimlach in haar ogen. Ze kon voelen dat ik mijn best deed om aan het woord te blijven, snel een manier te vinden om door dat donkere gordijn heen te dringen dat ze tussen zichzelf en de wereld had neergelaten.
'Ik kijk niet zo vaak meer naar buiten,' zei ze.
'Dan zullen we je moeten helpen dat weer te doen.'
Ze leek zich in zichzelf terug te trekken, op die donkere plaatsen die triest genoeg haar toevluchtsoord waren geworden. Ik wenste haar goedenacht, juist toen zuster Gordon beneden kwam om haar medicatie rond te delen.
'Nog hier, dokter?' vroeg ze een beetje verbaasd.
'Op het punt om weg te gaan,' zei ik en wenste Grace welterusten. Ze keek me niet aan. Ik wisselde een snelle doktersmaskerblik met zuster Gordon en vertrok.
Ongeveer een jaar voordat je moeder in de kliniek kwam, had ik een voormalige patiënt van me aangenomen als chauffeur en voor het doen van wat huishoudelijke karweitjes, voornamelijk voor het onderhoud van de tuin. Hij heet Miles Porter, en ik denk dat hij nog steeds bij ons is als je dit leest. Alberta was ertegen dat ik hem in dienst nam, omdat hij een voormalige patiënt van me was, maar ik hield voet bij stuk en ze legde zich erbij neer, al behandelde ze hem nooit met veel respect en klaagde vaak over wat ze beschouwde als zijn vreemde zwijgen en zijn werk. Ze meed hem, en Miles stelde alles in het werk om Alberta te mijden.
Omdat ik in de kliniek was gebleven voor het diner, had Miles met het personeel gegeten.
Hij was eraan gewend dat ik in de auto werkte, las of aantekeningen maakte, maar onwillekeurig vroeg ik me af of zelfs Miles een verandering in me opmerkte. Willow, ik moet bekennen dat mijn hart bonsde. Ik voelde me niet zozeer dwaas als wel schuldig, als iemand die erop betrapt wordt dat hij zich ergens bevindt waar hij niet hoort te zijn. Waarom voel ik me zo? vroeg ik me voortdurend af toen we die avond naar huis reden. Ik had een nieuwe patiënte ontmoet. Ik had haar geholpen zich te oriënteren en zich aan te passen aan haar nieuwe omgeving. Ik had een inleidend gesprek met haar gehad. Ik had haar wat tedere zorg gegeven. Maar dat heb ik toch zeker wel eerder gedaan ? Mijn chauffeur, Miles, die voorin zat, was daar een sprekend voorbeeld van.
Alles goed en wel, hoorde ik mijn innerlijke stem antwoorden, maar waarom kun je haar ogen en zachte lippen niet van je afzetten ? Die beelden hebben niets te maken met je werk of met haar behoeften. Ik verbaas me over je, Claude De Beers. Je gedraagt je als een verliefde schooljongen. Gedraag je.
Ik zat een volledig debat met mezelf te voeren in de auto.
Je stiefmoeder was niet thuis. Daar was ik dankbaar voor. Ik had het gevoel dat ik de lippenstift van een andere vrouw op mijn kraag had of zoiets en ze maar naar me hoefde te kijken om met haar vinger naar me te wijzen en te vragen: 'Wat heb je uitgespookt, Claude? Waarom heb je die blik in je ogen?'
Het was natuurlijk belachelijk van me om zo te denken. Als iemand ongevoelig was voor mijn stemmingen, mijn uiterlijk, was het Alberta wel. Meestal was ze zo verdiept in haar eigen activiteiten en gedachten, dat ze niet wist of ik er was of niet. Ik dacht er niet over na waar ze die avond kon zijn. Ze was vaak uit als ik terugkwam uit de kliniek, maar toen ze die speciale avond thuiskwam, liep ze regelrecht naar mijn kantoor, waar ik bezig was met wat achterstallig papierwerk, en bleef met een woedend gezicht naar me staan kijken.
'Hoe voel je je nu?' vroeg ze.
Ik moetje zeggen, Willow, mijn hart stond even stil. Als schuldige gevoelens zichtbaar kunnen worden op iemands gezicht, zou dat van mij bedekt zijn met rode vlekjes.
'Hoezo?'
Ik vroeg me af of iemand uit de kliniek haar kon hebben gebeld en iets hebben gezegd over mijn gedrag jegens Grace. Zo schuldig en onbehaaglijk voelde ik me.
'Ik begrijp het niet, Alberta.' Ik geloof dat ik mijn adem inhield.
'Ik wil alleen maar weten hoe je je nu voelt. Je had niet eens het fatsoen om tenminste af te bellen, te zeggen dat je er niet zou zijn.'
Ik schudde mijn hoofd.
'Het spijt me, Alberta, waar zijn?'
'Waar zijn?' Ze wendde even haar blik af om te kalmeren. Ze zag er eigenlijk mooier uit als ze zo kwaad was. Haar gezicht kreeg een zachtroze kleur, en haar ogen schoten vuur, zodat ze fel glansden. 'Wat zou je zeggen van het bestuurscomité voor het galabal van de Heart Association? We zijn allebei sponsor. Je naam stond vet gedrukt op het programma, Claude.'
'O. O, ja,' zei ik, starend naar de officiële uitnodiging die op mijn bureau lag. Ze had die uitnodiging expres in mijn handen gestopt zodat ik hem niet zou vergeten, en ik had hem in mijn agenda gelegd. Ik had er die ochtend op weg naar de kliniek zelfs nog aan gedacht en bij mezelf overlegd hoe laat ik uit de kliniek weg moest om me tijdig te kunnen verkleden. Zoals ik je heb verteld, vermeed ik zoveel mogelijk van die diners, maar ik realiseerde me dat dit diner belangrijk was, vooral voor Alberta.
'O, ja? Heb je enig idee hoe ik me voelde om naast een lege stoel te moeten zitten? Bart Kaplow vond het grappig en stelde voor dat we tegen de stoel zouden praten alsof jij erop zat. Ik zei dat het niets nieuws voor me zou zijn. Ik praat thuis vaak tegen de muren.'
'Het spijt me, Alberta. Er kwam laat op de dag nog een nieuwe patiënte en...'
'Ik begrijp het. En wat ik wil, wat ik nodig heb, is minder belangrijk. Ik weet het. Je hoeft het niet te bevestigen. Dank je, Claude, dat je me zo duidelijk laat merken op welke hoogte ik sta op je totempaal van prioriteiten.'
Ze pakte de knop van de deur en trok hem dicht. De harde klap kwam aan als een donderslag. Ik bleef naar de deur zitten staren, me afvragend wat er toch met me gebeurd kon zijn dat ik deze sociale gebeurtenis zo volledig was vergeten. Het beangstigde me zelfs een beetje, en ik nam me heilig voor dat ik, als ik de volgende ochtend terugkwam in de kliniek, meer dan ooit de professionele arts zou zijn. Voorlopig zou ik geen verontschuldigingen meer aanvoeren, dacht ik. Alberta was te kwaad op me.
Zoals je je zult herinneren, hadden je stiefmoeder en ik gescheiden slaapkamers. Er was een verbindingsdeur, maar onze relatie was uiteindelijk zo bekoeld, dat die deur zelden of nooit, werd geopend.
Het idee van gescheiden slaapkamers vond Alberta in het begin van ons huwelijk een romantisch idee, en om eerlijk te zijn, dat vond ik ook. Voor haar, en misschien ook voor mij, was het of we een afspraakje hadden. Ten slotte kregen we gescheiden slaapkamers omdat ze mijn gesnurk niet langer kon verdragen. Zelfs haar oordoppen hielpen niet. Tenminste, dat zei ze.
'Mannen en vrouwen die een slaapkamer delen en elkaar dag in, dag uit zien, krijgen genoeg van elkaar,' vertelde ze. Dat had ze gelezen in een van haar romans. 'Een vrouw wil niet betrapt worden op de momenten dat ze er op haar slechtst uitziet, en de vroege ochtenduren voordat je je hebt opgemaakt en je haar hebt gedaan, zijn het ergst. Hoe moet een vrouw opwindend blijven voor een man als ze nooit meer een verrassing te bieden heeft?'
Ze amuseerde me in die tijd. Ik lachte en gaf toe en we richtten gescheiden slaapkamers in. In de periode dat ik je moeder behandelde en we van elkaar gingen houden, werd die muur tussen Alberta en mij steeds groter en dikker.
In ieder geval was ze die avond zo kwaad op me, dat ze me zelfs niet over het diner kwam vertellen, zoals ze vaak deed. Ik hoorde nog een paar deuren dichtslaan, en toen werd het stil in huis en ging ik zelf naar bed. Lange tijd bleef ik naar het donkere plafond liggen staren, dat nu en dan oplichtte met het geflonker van de sterren die tussen de wolken door piepten. In gedachten ging ik het dossier van je moeder weer na en besefte dat ik praktisch alles ervan uit mijn hoofd kende, elke speler, elke plek, elke belangrijke gebeurtenis die ze aan dokter Anderson in Palm Beach had verteld.
Ik voelde weer diezelfde vastberadenheid. Ik zou die vrouw weer terugbrengen tot het punt waarop ze weer verliefd kon worden, en ik zou het doen, dacht ik, of liever gezegd bekende ik mezelf, omdat ik wilde dat ze op mij verliefd zou worden.
Komt dat als een schok voor je? Je vader - rots in de branding, internationaal beroemd psychiater, auteur, docent, consultant - die toegeeft dat hij egoïstische motieven had? Het is zo, Willow. Het is waar.
Die avond ging ik slapen met Grace Montgomery's ogen in de mijne en haar naam op mijn lippen.
Alberta stond nooit op voor ik naar de kliniek ging. Gewoonlijk sliep ze tot tien of elf uur tenzij ze een lunchafspraak had. We hadden een vrouw aangenomen om te koken en in huis schoon te maken, en ook om voor onze kleren te zorgen, al deed Miles dat grotendeels voor mij. Op het moment dat ik dit schrijf, heeft je stiefmoeder drie huishoudsters aangenomen en weer ontslagen. We hadden op dat moment onze derde, Letitia Young, een achtenveertigja- rige Afro-Amerikaanse, die je stiefmoeder had aangenomen toen een vriendin van haar moeder was overleden. Ik had nooit veel aan te merken gehad op de vorige twee, maar je stiefmoeder klaagde al-weer over Letitia's kookkunst, bekritiseerde haar omdat ze te veel zout of te weinig in het eten deed. Ik vermoedde dat Letitia op het punt stond ontslag te nemen.
Ze maakte mijn ontbijt klaar. Miles was gewoonlijk een uur of zo vroeger op dan ik, en had al gegeten. Hij wachtte als altijd buiten op me en was verbaasd dat ik zo gauw uit het huis kwam.
'Het ontbijt is de belangrijkste maaltijd van de dag,' zei hij.
'Ik heb gegeten, ik heb gegeten,' antwoordde ik, maar hij schudde sceptisch zijn hoofd.
Weer zo'n ironische ommekeer, Willow: mijn voormalige patiënt zorgde nu voor mij alsof hij mijn dokter was.
'We krijgen vandaag wat regen,' zei hij. 'Maar misschien klaart het vanmiddag op.'
Ik keek uit het raam en realiseerde me hoe bewolkt het was. Het verbaasde me eigenlijk. Toen ik die ochtend wakker was geworden, leken mijn ogen vervuld van zonneschijn. Willow, ik had een energie zoals ik al een tijd niet meer gekend had. Ik voelde me net als jij als je iets doet dat je nooit eerder gedaan hebt. Je weet vast wel wat ik bedoel: dat prille enthousiasme.
Miles keek een paar keer naar me in de achteruitkijkspiegel.
'Gaat u vanavond weer in de kliniek eten?' vroeg hij.
'Misschien.'
Hij knikte.
'U werkt weer te hard, dok,' mompelde hij. 'De batterijen moeten van tijd tot tijd opgeladen worden. Dat hebt u me zelf geleerd.'
'Ik weet het, Miles, het gaat me prima.'
'Luister naar mijn woorden, maar kijk niet naar mijn daden, hè?'
Ik lachte. Miles had een nuchtere kijk op de dingen. Ik vond het verfrissend, al dacht Alberta dat zijn woorden en gedrag bewezen dat hij weer mentaal gestoord kon raken. Ze zag zijn kalme, methodische optreden abusievelijk voor geestelijke traagheid aan en weigerde absoluut hem toe te staan haar ergens heen te rijden. Het was iets waar Miles haar dankbaar voor was.
'Het is belachelijk om een krankzinnige onze Mercedes te laten besturen, Claude,' placht ze te zeggen.
'Hij is niet krankzinnig en dat is hij nooit geweest, Alberta. Hij maakte een traumatische gebeurtenis mee in zijn leven en daardoor raakte hij in een diepe depressie. Het gaat hem nu uitstekend,' verzekerde ik haar. Ze weigerde dat te geloven.
'Ik zal vandaag naar dat probleem met de geiser kijken, dok,' zei hij toen we stopten voor de kliniek. 'Een uur of zeven terug?'
'Ik bel je wel, Miles,' zei ik en liep naar binnen.
Zuster Gordon stond in de keuken te praten met Edith en draaide zich naar me om zodra ik over de drempel was. Afgezien van mij en dokter Price, was niemand vaker in de kliniek dan Nadine Gordon.
'Uw nieuwe patiënte weigert haar kamer uit te komen,' zei ze. 'Ik dacht dat u het misschien zelf wilde regelen, dus heb ik het er voorlopig bij gelaten.'
'Goed gedaan, zuster Gordon. Dank u. Ik zal meteen naar haar toe gaan.'
Ik keek even naar Edith en liep toen haastig naar de patiëntenafdeling. Alweer, dit was beslist geen erg ongewoon gedrag ten opzichte van een nieuwe patiënt, of welke patiënt dan ook. Gewoonlijk namen we alleen patiënten aan die althans een minimum aan normaal gedrag vertoonden. Ze aten, sliepen zelfstandig en namen deel aan recreatieve bezigheden.
Ik klopte op Grace' deur en liep de kamer in. Ze had de gordijnen dichtgetrokken en zoals ik al heb geschreven, het was een tamelijk donkere, sombere ochtend. Ze lag in bed, de deken opgetrokken tot aan haar kin, en staarde naar het plafond. Mijn binnenkomst interesseerde haar niet of viel haar niet op.
'Goedemorgen, Grace,' zei ik en liep naar de ramen om de gordijnen open te trekken en het licht dat er was naar binnen te laten. Toen deed ik een staande lamp aan. Ze knipperde met haar ogen en draaide zich naar me om. 'Nog moe?' vroeg ik. 'Niet goed geslapen?'
'Ik slaap dankzij die pillen, maar ik heb geen reden om op te staan.'
'O, dat is niet waar, dat is helemaal niet waar,' zei ik en schoof de
bureaustoel naar het bed. 'Je hebt hopen redenen om op te staan en weer beter te worden.'
Ze trok cynisch haar wenkbrauwen op.
'Er wacht thuis iemand op je, iemand die je nodig heeft en je nog heel lang nodig zal hebben.'
'Hij heeft mijn moeder,' antwoordde ze.
'Dat is niet hetzelfde, Grace. Dat weetje beter dan ik.'
'Nee, dat doe ik niet. Hij is beter af met mijn moeder.'
'Heus? Denk je dat echt?'
Ze draaide haar hoofd van me af.
'Ik doe dit nog niet zo heel lang, maar ik heb het geluk gehad dat ik zoveel wijze en getalenteerde dokters heb mogen assisteren,' vervolgde ik zachtjes. 'Als er één waarheid is, die voor ons allemaal opgaat, is het dat er een heel, heel speciale relatie is tussen een moeder en haar kind. Die kan niemand vervangen, en veel van de problemen waarmee ik te maken heb gehad, zijn ontstaan omdat er iets met die relatie is gebeurd. Moeder en kind hebben elkaar beiden nodig, Grace. Dat geldt voor het kind en zijn of haar vader natuurlijk, maar ik geloof, en dat geloven veel van mijn collega's, dat omdat de moeder het kind draagt, er toch wat meer bij komt kijken.
'Ik weet zeker datje Linden nu al vreselijk mist en dat is goed, Grace. Je moet niet bang zijn om dat toe te geven. Dat is hoopvol,' eindigde ik.
Ze knipperde nieuwe tranen weg zodra ze tevoorschijn kwamen.
'Op deze manier kan ik niets voor hem doen, en ik zal nooit beter worden.'
'O, ja, dat word je wel. Echt wel.'
'Ik ben bang,' zei ze. 'Bang dat ik hem ook ongeluk zal brengen.'
'Nu zegje dat weer. Oké.' Ik leunde achterover en sloeg mijn armen over elkaar. 'Hoe ben je op het idee gekomen dat jij de mensen ongeluk brengt, Grace?'
'Dat weet ik niet.'
'Heb je iets verschrikkelijks gedaan voordat je geboren werd?' vroeg ik.
Ze keek me aan. 'Natuurlijk niet. Hoe zou dat kunnen?'
'Heb je iets verschrikkelijks gedaan toen je nog heel jong was?'
'Nee.'
'Was je vader een slecht mens?'
'Nee!' zei ze nadrukkelijk.
'Je moeder, heeft zij iets vreselijks gedaan?'
'Nee.'
'Waarom ben jij dan uitgekozen? Waarom word jij gestraft?'
'Dat weet ik niet.'
'Ik ken veel mensen die grote tragedies in hun leven hebben meegemaakt, en op de een of andere manier hadden velen van hen iets met mij te maken, Grace. Waarom zou ik niet zeggen dat ik hun ongeluk breng? Ben ik vervloekt?'
Ze wendde zich af. 'Dat weet ik niet,' mompelde ze.
'Misschien,' zei ik zacht, 'weetje het antwoord niet omdat het de verkeerde vraag is. Jij en ik brengen de mensen geen van beiden ongeluk. Er gebeuren ongelukkige dingen met mensen. Soms is het hun eigen schuld; soms is het gewoon pech, toeval, wat dan ook. Maar je kunt het niet wijten aan jezelf, je contact met hen, Grace.'
Ze schudde slechts haar hoofd.
'Je wilt het gewoon niet tot je laten doordringen dat iemand op elk moment, om welke reden dan ook iets slechts kan overkomen. Het leven is broos. Niemand van ons wil dat graag weten, Grace, maar jezelf dingen verwijten verandert daar niets aan.'
Ze keek me aan en ik glimlachte.
'Soms ben ik net zo bang voor het leven als jij, Grace, maar we moeten het van ons afzetten als we verder willen en iets voor iemand willen betekenen, vooral voor onszelf.'
Ze glimlachte bijna.
'Ik heb nog niet ontbeten,' zei ik. Het was niet helemaal een leugen. Ik had alleen wat sap, koffie en een toastje gehad. Ik had veel te veel haast om hier te komen. 'Sta op en kleedje aan, dan gaan we samen ontbijten.'
'Hebt u geen andere patiënten voor wie u moet zorgen?' vroeg ze een beetje achterdochtig. Ze vroeg zich waarschijnlijk af of ik zoveel tijd met haar doorbracht omdat ze zo ziek was.
'O, zeker, maar ik kan niet met een lege maag werken, wel?' vroeg ik, en ze liet zich verleiden tot een vaag glimlachje. 'Ik ga naar mijn kantoor om te zien wat voor boodschappen en zo er zijn. Ik zie je in de eetkamer, oké?'
Ik raakte haar arm aan.
'Afgesproken?'
Ze knikte.
'Goed,' zei ik en stond op. 'Het spijt me dat het vandaag zulk slecht weer is. Ik had willen voorstellen een eindje te gaan wandelen. Misschien klaart het later op. Mijn chauffeur Miles denkt dat dat mogelijk is.'
'Wandelen?'
'Ja. Wacht maar tot je ons park hebt gezien,' zei ik.
Ze schudde verward haar hoofd.
'Wat is er?' vroeg ik.
'Dit lijkt niet op...'
'Op wat?'
'Op een verblijf voor gekke mensen.'
'Dat is het ook niet. Het is een verblijf voor mensen die gelukkig willen zijn. Daarom breng ik hier zoveel tijd door,' zei ik. Haar glimlach werd breder.
Wat een mooie glimlach, dacht ik. Ik voelde me als een schilder die een groot doek voorbereidt.
Weet je, Willow, ik geloof dat ik al te ver heen was om het als man te vergeten en alleen haar dokter te zijn.