1991

Dinsdag 1 januari 1991

Ik begin het jaar met bonzend hoofd en knikkende knieën. Dat heb ik te danken aan de overdreven hoeveelheden alcohol die ik gedwongen werd naar binnen te werken op mijn moeders feestje van gisteravond.

Ik zat heel tevreden op een van de eetkamerstoelen naar het dansen te kijken en caloriearme frisdrank te nippen, maar mijn moeder bleef schreeuwen: “Doe ook eens mee, schelviskop!” en liet me pas met rust toen ik anderhalf glas Lambrusco achterover had geslagen.

Terwijl ze de wijn voor me in een plastic glas plensde, bekeek ik haar eens goed. Haar lippen waren omgeven door korte lijntjes, als een heel stel rivierbeddingen die uitmonden in een knalrood meer. Haar haar was rood en glanzend tot bijna op haar hoofdhuid, waar een grijze rand de waarheid verried. Haar nek was kreukelig, haar decolleté rimpelig en haar buik stak naar voren in het kleine zwarte jurkje (piepklein) dat ze aan had. De arme vrouw is zevenenveertig, drieëntwintig jaar ouder dan haar tweede echtgenoot. Ik weet honderd procent zeker dat hij, Martin Muffet, haar nog nooit zonder make-up heeft gezien. Haar slopen zien er niet uit: ze zitten onder de make-up en de mascara.

Het duurde niet lang of ik stond op de geïmproviseerde dansvloer in mijn moeders zitkamer en danste op de Vogeltjesdans, op een rij met Pandora, mijn grote liefde, Pandora’s nieuwe minnaar, professor Jack Gavendish, Martin Muffet, mijn jongensachtige stiefvader, Iwan en Tania, Pandora’s vrijgevochten ouders, en nog een paar aangeschoten vrienden en kennissen van mijn moeder. Toen het lied zijn hoogtepunt bereikte, zag ik mijzelf in de spiegel boven de haard. Ik zwaaide met mijn armen en grijnsde als een idioot. Ik hield er onmiddellijk mee op en ging terug naar mijn stoel. Bert Baxter, die vorig jaar honderd is geworden, deed een onhandige poging tot rolstoeldansen, waarbij enkele slachtoffers vielen. Mijn linkerenkel is nog steeds blauw en gezwollen, dankzij zijn onoplettendheid. Bovendien heb ik een grote bietevlek op de voorkant van mijn nieuwe witte overhemd, van de keer dat hij een van zijn biete-sandwiches door de kamer smeet in de mening dat het een rotje was. Maar de arme ouwe sloeber gaat bijna zeker dit jaar dood – hij heeft zijn telegram van de koningin binnen – dus zal ik hem niet laten opdraaien voor de kosten van de speciale behandeling van de stomerij die mijn overhemd bijna zeker nodig zal hebben.

Ik zorg nu al tien jaar voor Bert Baxter. Ik kom terug uit Oxford om bij hem op bezoek te gaan, zijn stinkende sigaretten voor hem te kopen, zijn weerzinwekkende teennagels te knippen, enz. Wanneer houdt het eens een keer op?

Mijn vader kwam om half twaalf ongenodigd binnenvallen met de smoes dat hij mijn oma dringend moest spreken. Zij is nu stokdoof, dus moest hij wel boven de muziek uit schreeuwen: “Mam, ik kan de waterpas nergens vinden.”

Wat een zielige rotsmoes! Wie heeft er nou een waterpas nodig op oudejaarsavond? Behalve een loodgieter voor noodgevallen dan. Het was een meelijwekkende vraag van een eenzame, negenenveertig jaar oude, gescheiden man, wiens marineblauwe middenjarentachtig-pak nodig naar de stomerij moest en wiens bruine instappers dringend naar de vuilnisbak verwezen dienden te worden. Hij had gedaan wat hij kon met het haar dat hem restte, maar het was niet genoeg.

“Heb je enig idee waar de waterpas is?” drong mijn vader aan met een blik op de dranktafel. Toen voegde hij eraan toe: “Ik ben tegels aan het leggen.”

Ik lachte hardop bij deze overduidelijke leugen.

Mijn grootmoeder keek verbijsterd en ging terug naar de keuken om de worstebroodjes in de magnetron te doen en mijn moeder nodigde mijn vader minzaam uit te blijven. In minder dan geen tijd had hij zijn jasje uit en maakte de dansvloer onveilig met mijn achtjarige zusje Rosie. Ik vond mijn vaders dansstijl uitermate gênant (zijn grote voorbeeld is nog steeds Mick Jagger), dus ging ik naar boven om een ander overhemd aan te trekken. Onderweg kwam ik langs Pandora en Blauwbaard Cavendish die elkaar hartstochtelijk stonden te omhelzen halfin de gangkast. Hij is oud genoeg om haar vader te zijn.

Pandora is de mijne sinds ik op mijn dertiende verliefd werd op haar stroopkleurige haar. Ze doet een beetje moeilijk. Ze is alleen maar met Julian Twyselton-Fife getrouwd om mij jaloers te maken. Er kan geen andere reden voor zijn. Julian is een biseksuele half-aristocraat, die wel eens een monocle draagt. Hij haakt naar excentriciteit, maar die blijft hem ontglippen. Het is een ontzettend doodgewone vent met een deftig accent. Hij is niet eens knap. Hij ziet eruit als een paard op twee benen. En wat betreft die affaire met Cavendish, een man die er als een zwerver bij loopt, dat is totaal onbegrijpelijk!

Pandora zag er buitengewoon mooi uit met haar rode strapless jurk, waaruit haar borsten voortdurend probeerden te ontsnappen. Niemand die haar zo zag, had kunnen raden dat zij nu dr. Pandora Braithwaite is en vloeiend Russisch, Servo-Kroatisch en nog een paar andere weinig gebruikte talen spreekt. Ze leek meer op een van de super-fotomodellen die over podia paraderen, dan op een doctor in de filosofie. Ze gaf bepaald enig cachet aan het feest: heel anders dan haar ouders, die zoals gewoonlijk gekleed waren in jarenvijftig beatnikstijl: coltrui en corduroy. Geen wonder dat ze zo zweetten bij het dansen op Chuck Berry.

Pandora lachte naar me terwijl ze haar linkerborst weer terugstopte in haar jurk en mijn hart stond stil. Ik houd echt van haar. Ik ben bereid te wachten tot ze weer bij haar positieven komt en beseft dat er op deze wereld maar één man voor haar bestaat, en dat ben ik. Dat is de reden dat ik haar naar Oxford gevolgd ben en tijdelijk in haar rommelhok verblijf. Ik zit daar nu al anderhalfjaar. Hoe meer ze blootgesteld wordt aan mijn aanwezigheid, des te meer zal ze me gaan waarderen. Ik heb dagelijkse vernederingen verdragen bij het zien van haar echtgenoot en haar minnaars, maar later zal ik ervoor beloond worden wanneer zij de trotse moeder van onze zes kinderen is en ik een beroemd schrijver ben.

Toen de klok twaalf sloeg, gaven we elkaar allemaal een hand en zongen ‘Auld Lang Syne’. Ik keek rond, naar Pandora, naar Cavendish, mijn moeder, mijn vader, mijn stiefvader, mijn oma, Pandora’s ouders, Iwan en Tania Braithwaite, en de hond. Tranen sprongen in mijn ogen. Ik ben bijna vierentwintig jaar oud, dacht ik, en wat heb ik met mijn leven gedaan? Toen het gezang wegstierf, gaf ik zelf het antwoord: niets, Mole, niets.

Pandora wilde de eerste nacht van het nieuwe jaar in Leicester in haar ouderlijk huis doorbrengen met Cavendish, maar om 12.30 herinnerde ik haar en haar bejaarde minnaar aan hun belofte mij een lift terug naar Oxford te geven. Ik zei: “Ik moet me over acht uur bij de milieudienst melden. Precies om half negen.”

Ze zei: “Godallemachtig, kan je niet één dagje zonder toestemming wegblijven? Moet je echt zo nodig kruipen voor die kleine commissar Brown?”

Ik antwoordde, hopelijk waardig: “Pandora, sommige mensen houden hun beloften, niet zoals jij, die mij op donderdag 2 juli 1983 beloofde direct na je eindexamen met me te trouwen.”

Pandora lachte en plensde pure whisky in haar glas. “Ik was zestien,” zei ze. “Jij leeft in een tijdparadox.”

Ik negeerde de belediging. “Ga je me nog naar Oxford brengen zoals je beloofd hebt?” snauwde ik terwijl ik de whiskydruppels van haar jurk veegde met een papieren servetje met rendieren erop.

Pandora schreeuwde door de kamer naar Cavendish, die druk met oma stond te praten over het gebrek aan eetlust van de hond: “Jack! Adriaan staat erop dat we hem terugbrengen naar Oxford!”

Blauwbaard rolde met zijn ogen en keek op zijn horloge. “Heb ik nog tijd voor een laatste glaasje, Adriaan?” vroeg hij.

“Ja, maar alleen fris. Je moet rijden,” zei ik.

Hij rolde weer met zijn ogen en pakte een flesje Perrier. Mijn vader kwam aanlopen en ging met Cavendish herinneringen ophalen aan die goeie ouwe tijd, toen ze nog vijftien glazen bier konden drinken in het café en daarna gewoon in de auto stappen en wegrijden ‘zonder dat je meteen het wettige gezag op je nek kreeg’.

Het was 2 uur toen we eindelijk mijn moeders huis verlieten.

Toen moesten we nog naar het huis van de Braithwaites om Pandora’s weekendtas op te halen. Ik zat achter in Cavendish’ Volvo en luisterde naar hun banale conversatie. Pandora noemt hem ‘Hunky’ en Cavendish noemt haar ‘Monkey’.

Ik werd even buiten Oxford wakker en hoorde haar fluisteren: “En wat vond je van de feestelijkheden in huize Mole, Hunky?”

En hoorde hem antwoorden: “Precies wat je beloofd had, Monkey, verrukkelijk ordinair. Ik heb me prima geamuseerd.” Ze draaiden zich allebei naar mij om, dus deed ik net alsof ik sliep.

Ik begon na te denken over mijn zusje Rosie, die volgens mij tot op het bot verwend is. Het dure Girls World kappersmodel dat ze als kerstcadeau had gevraagd en waar ze al sinds tweede kerstdag niet meer naar had omgekeken, stond op de vensterbank uit te kijken over de tuin, waar ook niemand meer naar omkeek. Het intrekbare blonde haar zat hopeloos in de klit en het gezicht zat onder dikke lagen cosmetica. Rosie had eerder op de avond met Iwan Braithwaite gedanst op een manier die totaal ongepast was voor een achtjarig meisje. Ze leken op Lolita en Humbert Humbert.

Nabokov, collega-schrijver, je had deze dag nog in leven moeten zijn. Zelfs jij zou geschokt zijn geweest Rosie Mole te zien pruilen in haar zwarte minirokje, roze panty en minieme paarse topje!

Ik heb besloten een dagboek bij te houden in de hoop dat mijn leven er op papier misschien wat interessanter uitziet. Het is in elk geval niet erg interessant om mijn leven te leven. Het is ongelofelijk saai!

Woendag 2 januari

Ik was vanmorgen tien minuten te laat op mijn werk. De uitlaat viel van de bus af. Meneer Brown toonde geen enkel meegevoel.

Hij zei: “Zorg maar dat je een fiets krijgt, Mole.” Ik wees hem op het feit dat in achttien maanden drie fietsen van mij zijn gestolen. Ik kan me niet langer veroorloven de onderwereld van Oxford te voorzien van ecologisch verantwoorde vervoermiddelen.

Brown snauwde: “Dan ga je maar lopen, Mole. Sta maar wat vroeger op en ga lopen.”

Ik liep naar mijn hokje en deed de deur dicht. Op mijn bureau lag een boodschap dat een kolonie watersalamanders ontdekt was in Newport Pagnell. Hun woongebied ligt midden op de geplande nieuwe ringweg. Ik heb de milieuafdeling van het ministerie van Verkeer en Vervoer opgebeld en een zekere Peter Peterson gewaarschuwd dat het werk aan de ringweg vertraging zal kunnen oplopen.

“Maar dat is te gek om los te lopen,” zei Peterson. “Het zou ons honderdduizenden ponden kosten om de weg te verleggen en dat allemaal om een paar slijmerige reptielen te redden.”

Stiekem ben ik dat eigenlijk helemaal met hem eens. Ik word ziek van die beesten. Maar ik word betaald om op te komen voor hun recht op overleven (tenminste in het openbaar), dus gaf ik Peterson mijn standaardlezing over het behoud van de salamander (en wees hem erop dat de watersalamander een amfibie is en geen reptiel). De rest van de morgen heb ik besteed aan het in kaart brengen van het geval Newport Pagnell.

Tussen de middag ben ik het kantoor uit gelopen om mijn blazer bij de stomerij op te halen. Ik was vergeten het bonnetje mee te nemen. (Het lag thuis en diende als boekelegger in The Outsider van Colin Wilson. Meneer Wilson is ook in Leicester geboren, net als ik.)

De vrouw van de stomerij weigerde mijn blazer mee te geven ook al wees ik hem aan op het rek! Ze zei: “Op die blazer zit een badge van het British Legion. Jij bent veel te jong om in het British Legion gediend te hebben.”

Een eerstejaars achter me giechelde.

Razend zei ik tegen de vrouw: “U bent kennelijk trots op uw detective-talent. Misschien zou u een aflevering van Inspector Morse voor de televisie moeten schrijven.” Maar mijn geestigheid ging aan het pedante studentje voorbij.

De student drong zich naar voren en overhandigde haar een stinkend dekbed voor de vier-uursservice.

Ik had geen keus. Ik moest naar huis om het bonnetje op te halen, terug naar de stomerij en dan de hele weg terug naar kantoor rennen met de blazer in een plastic hoes over mijn schouder. Ik heb vanavond een blind date en de blazer is het enige wat ik heb om aan te trekken.

Mijn laatste blind date eindigde voortijdig toen juffrouw Sandra Snape (niet-roker, vijfentwintig jaar, vegetariër, donker haar, bruine ogen, 1,63 m, niet onaantrekkelijk) gehaast de Burger King verliet met de mededeling dat ze de ketel op het vuur had laten staan. Ik ben er nu echter van overtuigd dat die ketel maar een smoesje was. Toen ik die avond thuiskwam, zag ik dat de zoom aan de achterkant van mijn legerjas los hing. Vrouwen houden niet van sjofele mannen.

Ik kwam vijfentwintig minuten te laat op mijn werk. Brown zat me op te wachten in mijn hokje. Hij zwaaide met mijn Newport Pagnell salamander-cijfers. Klaarblijkelijk had ik een foutje gemaakt in mijn berekeningen van de salamandergeboorten voor 1992. In plaats van 1200 had ik 120.000 opgeschreven. Een vergissing die iedereen had kunnen maken.

“Honderdtwintigduizend salamanders in 1992, hè, Mole?” hoonde Brown. “De brave burgers van Newport Pagnell zullen gewoonweg overstroomd worden met amfïbieën.”

Hij gaf me een officiële waarschuwing voor mijn te laat komen en commandeerde me mijn cactus water te geven. Daarna ging hij naar zijn eigen kantoor; mijn papieren nam hij mee. Als ik mijn baan kwijtraak, kan ik het wel schudden.

11.30’s avonds Mijn blind date kwam niet opdagen. Ik ben twee uur en tien minuten op haar blijven wachten in de Burger King in het centrum. Hartelijk bedankt, juffrouw Tracy Winkler (stille blondine, zevenentwintig jaar, niet-roker, katten en wandelingen in de natuur)! Dat is de laatste keer dat ik schrijf op een advertentie in de Oxford Mail. Van nu af aan houd ik me bij de contactadvertenties in de London Review of Books.

Donderdag 3 januari

Ik heb de grootste problemen met mijn seksleven. Het komt erop neer dat ik helemaal geen seksleven heb. Tenminste niet met iemand anders.

Ik lag vannacht wakker en vroeg mezelf waarom? Waarom? Waarom? Ben ik zo grotesk, smerig, afstotelijk? Nee, ik ben niets van dat alles. Ben ik normaal van uiterlijk, schoon, prettig in de omgang?Ja, ik ben dat alles. Dus wat doe ik fout? Waarom kan ik geen gemiddeld uitziende jonge vrouw in bed krijgen?

Verspreid ik een vreselijke stank die iedereen ruikt behalve ik? Als dat zo is, dan hoop ik vurig dat iemand het me zal vertellen zodat ik de medische hulp kan inroepen van een hormoonspecialist.

Om 3 uur vanmorgen werd mijn nachtrust verstoord door het geluid van een heftige woordenwisseling. Dat is op zichzelf niet ongewoon, omdat dit huis vele mensen herbergt, die de hele nacht op blijven zitten om te discussiëren over de kwaliteit van verschillende soorten bier. Ik ging naar beneden in mijn pyjama en was nog net op tijd om Tariq, de Iraakse student die in het souterrain woont, afgevoerd te zien worden door een stel misdadig uitziende mannen.

Tariq schreeuwde: “Red me, Adriaan!” Ik zei tegen een van de mannen: “Laat hem los, anders bel ik de politie.”

Een man met een gebroken neus zei: “Wij zijn de politie, meneer. Uw vriend wordt het land uitgezet, door de Vreemdelingenpolitie.”

Pandora stond bij de trap van het souterrain. Ze had maar heel weinig aan, omdat ze zo uit bed kwam. Ze zei op haar strengste toon: “Waarom wordt meneer Aziz het land uitgezet?”

“Omdat,” zei de onderwereldfiguur, “meneer Aziz’ aanwezigheid de publieke zaak geen goed doet, om redenen van nationale veiligheid. Hebt u niet gehoord dat er een oorlog aan de gang is?” zei hij terwijl hij verlekkerd loerde naar Pandora’s satijnen nachthemd, waaronder haar tepels duidelijk zichtbaar waren.

Tariq schreeuwde: “Ik studeer aan het Brasenose College en ik ben lid van de Jonge Conservatieven: ik interesseer me niet voor politiek!”

Er was niets dat we konden doen om hem te helpen, dus gingen Pandora en ik weer naar bed. Alleen niet naar hetzelfde bed, jammergenoeg.

De volgende morgen belde ik om negen uur de huisbaas, Erik Hardwell, op zijn autotelefoon en vroeg of ik in het nu lege souterrain kon trekken. Ik heb er schoon genoeg van in Pandora’s rommelhok te bivakkeren. Hardwell had een rothumeur omdat hij in de file stond, maar hij stemde toe, op voorwaarde dat ik 1000 pond als waarborgsom stort, drie maanden huur vooruitbetaal (1200 pond), een referentiebrief van de bank overleg en een verklaring van een notaris dat ik geen kaarsen aansteek, geen frituurpan gebruik en geen bullterriërs fok in het souterrain.

Ik zal in het rommelhok moeten blijven zitten. Ik heb mijn frituurpan dagelijks nodig.

Lenin had gelijk: alle huisbazen zijn schoften.

Iemand die precies op Tariq leek, was op het journaal in een stukje over ongewenste salamanders; hij zwaaide vanaf de trap van een vliegtuig dat op weg ging naar de Golf. Ik zwaaide terug voor het geval hij het was.

Correctie: Ik bedoel natuurlijk ongewenste buitenlanders.

Vrijdag 4 januari

Werd om 5 uur ‘s-morgens wakker en kon niet meer in slaap komen. Mijn hersens stonden erop alle door mij in mijn leven geleden vernederingen de revue te laten passeren. Eén voor één verschenen ze voor mijn ogen: het getreiter op school door Barry Kent, tot mijn oma er een stokje voor stak; de dag in Skegness dat mijn vader mijn moeder en mij de mededeling deed dat zijn minnares, de wandelende tak, het leven had geschonken aan zijn onwettige zoon, Brett; de zwarte dag dat mijn moeder wegliep naar Sheffield voor een korte relatie met meneer Lucas, onze slijmerige buurman; de dag dat ik hoorde dat ik voor de derde keer gezakt was voor mijn ‘A’level-deelcertificaat biologie; de dag dat Pandora met een biseksuele man trouwde.

En na de vernederingen trokken mijn faux pas in genadeloze optocht aan mij voorbij: de keer dat ik lijm had gesnoven en het vliegtuigmodel aan mijn neus vast kwam te zitten; de dag dat mijn zusje, Rosie, werd geboren en ik mijn hand niet loskreeg uit de spaghettipot waarin het biljet van vijf pond zat voor de taxi naar de kraamkliniek; de brief die ik naar de heer John Tydeman van de BBC schreef waarin ik hem ‘Johnnie’ noemde.

De optocht van faux pas werd gevolgd door een parade van blijken van morele lafheid: de keer dat ik de straat overstak om mijn vader te ontlopen omdat hij een muts met een pompoen droeg; mijn abjecte gedrag toen mijn moeder een aanval van menopauze kreeg op het marktplein van Leicester – ik had nooit weg mogen lopen en me verstoppen achter een bloemenstalletje; de dag dat ik in een aanval van jaloezie de vrijkaartjes voor Barry Kents eerste professionele optreden in het poëziecircuit verscheurde en de hond de schuld gaf; het in de steek laten van Sharon Bott toen ze verklaarde dat ze zwanger was.

Ik veracht mezelf. Ik verdien dat ik ongelukkig ben. Ik ben een totaal verwerpelijk persoon.

Ik was opgelucht toen mijn reiswekkertje me wekte uit mijn sombere dagdromen en me meedeelde dat het halfzeven was en dus tijd om op te staan.

Tepels door A. Mole

Als frambozen

Uit een vrieskist

Die tong en lippen uitnodigen

Maar bijten verbieden

Nog niet

Straks

Maar nu nog niet

Ik heb flexibele werktijden en had er mee ingestemd om 7.30 te beginnen, maar op de een of andere manier, al verliet ik mijn kamer om 7 uur, kwam ik pas om 8 uur op mijn werk. Over een reis van nog geen kilometer deed ik een uur. Waar ben ik geweest? Wat heb ik gedaan? Heb ik een black-out gehad onderweg? Ben ik aangevallen en bewusteloos achtergelaten? Lijd ik, terwijl ik dit schrijf, aan geheugenverlies?

Pandora zegt de hele tijd dat ik dringend psychiatrische hulp nodig heb. Misschien heeft ze gelijk. Ik heb het gevoel dat ik gek word; dat mijn leven een film is en ik niet meer dan een toeschouwer.

Zaterdag 5 januari

Julian, Pandora’s adellijke echtgenoot, is teruggekeerd van zijn verblijf op het landgoed bij zijn ouders. Hij huiverde toen hij de voordeur van de flat binnenkwam.

“God!” zei hij. “De provisiekast van Twyselton Manor is nog groter dan dit miezerige hol.”

“Waarom kom je dan terug, schatje?” vroeg Pandora, zijn zogenaamde vrouw.

“Omdat, ma femme, mijn ouders, misleide zielepoten die ze zijn, mucho ballen betalen om mij hier in Oxford Chinees te laten studeren.” Hij lachte zijn hinnikende paardelach. (Daar heeft hij dan ook de tanden voor.)

“Maarje bent al meer dan een jaar niet naar college geweest,” zei dr. Braithwaite. (12 O-certificaten, 5 A-certificaten, drs. in vele talen en dr. in de filosofie).

“Maar mijn professoren zijn allemaal van die saaie kleine mannetjes.”

“Wat een verspilling toch, manlief,” zei Pandora. “Je bent de knapste kop van Oxford en de luiste. Als je niet uitkijkt kom je nog in het parlement.”

Nadat hij zijn gedeukte varkensieren bagage in zijn kamer had gedeponeerd, kwam Julian terug naar de keuken, waar Pandora prei aan het snijden was en ik mijn nieuwe plopper uitprobeerde op de afvoer. “Ziezo, schatjes, vertel eens wat er allemaal gebeurd is?” zei hij terwijl hij een van zijn smerige Russische stinksigaretten opstak.

Pandora zei: “Ik ben verliefd geworden op Jack Cavendish en hij op mij. Is het niet verrukkelijk?” Ze grijnsde extatisch en hakte met nieuw enthousiasme op de prei in.

“Cavendish?” zei Julian peinzend. “Is dat niet die grijze ouwe lul van taalwetenschap die zijn pik niet in zijn broek weet te houden?”

Pandora’s ogen begonnen gevaarlijk te glinsteren. “Hij heeft me gezworen dat zijn levensstijl van nu af aan volledig non-polygaam zal zijn,” zei ze.

Ze rekte zich uit om het mes terug te hangen aan het magnetische rek en haar korte T-shirtje schoof omhoog en onthulde haar delicate middenrif. Ik bonkte met geweld de plopper in het grijze drab in de gootsteen en verbeeldde me dat Cavendish’ kop aan het uiteinde van de houten steel zat, in plaats van de zwarte rubber zuignap.

Julian hinnikte veelbetekenend. “Cavendish weet niet eens wat het woord non-polygaam betekent. Hij is een beruchte rokkenjager.”

Was,” hield Pandora vol en ze voegde eraan toe: “En natuurlijk weet hij wat het woord ‘non-polygaam’ betekent: hij is professor in de taalwetenschap.”

Ik liet de plopper in de gootsteen dobberen, ging naar mijn rommelhok, pakte mijn Condensed Oxford Dictionary van de plank en zocht met behulp van een loep het woord ‘non-polygaam’ op. Daarna liet ik een luid, cynisch gelach horen. Luid genoeg, hoopte ik, om tot de keuken door te dringen.

Zondag 6 januari

Werd om 3 uur ‘s-morgens wakker en dacht aan de tijd dat Pandora en ik het bijna helemaal deden. Ik houd nog steeds van haar. Ik ben van plan haar tweede echtgenoot te worden. Nog sterker, zij zal mijn naam dragen. Ze zal privé bekend staan als ‘mevrouw Adriaan Albert Mole’.

Bij het zien van Pandora ‘s middenrif

De glorieuze kustlijn van ribbenkast

Tot venusheuvel

Als een baai

Een veilige haven

Ik wil navigeren

Verkennen

Met behulp van de sterren

Mijn vingers de weg laten vinden

Langs de kustlijn

En tenslotte mijn schip, mijn kruiser, mijn plezierjacht binnenloodsen in en voorbij jouw haven

6 uur ‘s middags. De afvoer zit nog steeds verstopt. Drie uur lang in de keuken gewerkt, klinkers toegevoegd aan de eerste helft van mijn experimentele roman Ziet! De vlakke heuvels van mijn thuisland, dat oorspronkelijk alleen met medeklinkers geschreven was. Het is nu achttien maanden geleden dat ik het aan Sir Gordon Giles, de manager van prins Charles, opgestuurd heb. Hij stuurde het terug met het voorstel de klinkers toe te voegen.

Ziet! De vlakke heuvels van mijn thuisland onderzoekt de mens en zijn dilemma in de late twintigste eeuw, in de vorm van een ‘nieuwe man’ die in een provinciestadje in Engeland woont.

De stijl is tamelijk Lawrentiaans, met een vleugje Dostojevskiaanse duisternis en een greintje Hardyaanse lyriek.

Ik voorspel dat het boek nog eens op de literatuurlijst van de middelbare school zal staan.

Ik werd uit de keuken verjaagd door de komst van die verfrommelde wandelende asbak, Cavendish, die was uitgenodigd voor de zondagse lunch. Hij was nog geen twee minuten in de flat of hij trok al een kurk uit een fles en haalde een glas uit de kast. Daarna ging hij op mijn zojuist ontruimde stoel aan de keukentafel zitten en begon wartaal uit te slaan over de Golfoorlog. Hij voorspelde dat die binnen een paar maanden voorbij zou zijn. Ik voorspel dat het Amerika’s tweede Vietnam wordt.

Julian kwam de keuken in met zijn zijden pyjama aan en het blad Hello! onder zijn arm.

“Julian,” zei Pandora, “mag ik je voorstellen aan mijn minnaar, Jack Cavendish.” Ze draaide zich om naar Cavendish en zei: “Jack, dit is Julian Twyselton-Fife, mijn man.” Pandora’s man en Pandora’s minnaar gaven elkaar een hand.

Ik draaide me vol walging af. Ik ben net zo liberaal en geciviliseerd als iedereen. In sommige kringen word ik zelfs beschouwd als een behoorlijk vooruitstrevende geest, maar zelfs ik huiverde bij de totale ontaarding van deze kennismaking.

Ik liep de flat uit voor een beetje frisse lucht. Toen ik twee uur later terugkwam van mijn wandeling over de buitenste ringweg, was Cavendish er nog steeds en vertelde langdradige anekdotes over zijn talloze kinderen en zijn drie ex-vrouwen. Ik magnetroniseerde mijn lunch en nam hem mee naar mijn rommelhok. De rest van de avond lag ik te luisteren naar het gelach in de kamer ernaast. Werd om 2 uur ‘s-morgens wakker en kon niet meer in slaap komen. Twee A-viertjes gevuld met martelingen voor Cavendish. Niet echt het werk van een rationeel mens.

Martelingen voor Cavendish

1) Met kettingen aan de muur vastklinken met een glas water net buiten zijn bereik.

2) Met kettingen naakt aan de muur vastklinken terwijl een stel beeldschone meisjes voorbijlopen en spottende opmerkingen maken over zijn slappe en toch opgewonden penis.

3) Hem dwingen in een kamer te zitten met Iwan Braithwaite, die de details uitlegt van het verkiezingsprogramma van de Labour Party, met speciale aandacht voor punt vier. (Dit is een ware marteling, dat kan ik getuigen.)

4) Hem een video laten zien van Pandora die met mij in het huwelijk treedt. Zij stralend in het wit, ik in jacquet met hoge hoed terwijl ik twee vingers opsteek in de richting van Cavendish.

De straf moet passen bij de misdaad.

Maandag 7 januari

Vandaag mijn baard laten staan.

Een paar van de watersalamanders van Newport Pagnell zijn de weg overgestoken. Ik heb Peterson van het ministerie van Verkeer en Vervoer opgebeld om hem hiervan op de hoogte te stellen. Er is duidelijk een scheiding opgetreden in de gemeenschap. Er zal wel een vrouwelijke salamander achter zitten: cherchez la femme.

Woendag 9 januari

Voor de eerste keer van mijn hele leven heb ik geen enkel plekje, pukkeltje of puistje. Bij het ontbijt wees ik Pandora op het feit dat mijn huid nu vlekkeloos is, maar ze hield op met mascara aanbrengen op haar wimpers, keek me koeltjes aan en zei: “Je mag je wel eens scheren.”

Tien minuten voor het aanrecht gestaan met de plopper voor ik naar mijn werk ging. Zonder resultaat. Pandora zei: “We zullen een echte man moeten laten komen.”

Beseft Pandora wel hoe hard die zo luchtig geuite woorden bij mij zijn aangekomen? Ze heeft mij ontzet uit mijn sekse! Ze heeft mijn arme, nutteloze ballen afgehakt!

Donderdag 10 januari

Brown heeft me geadviseerd me te scheren. Ik heb geweigerd. Ik zal advies moeten inwinnen bij de ambtenarenbond.

Vrijdag 11 januari

Me aangemeld bij de ambtenarenbond.

Pandora heeft het A-viertje met Cavendish’ lijst van martelingen gevonden. Ze heeft een afspraak voor me gemaakt met haar vriendin Leonora de Witt, een psychotherapeute. Ik heb er schoorvoetend mee ingestemd. Aan de ene kant ben ik doodsbenauwd voor mijn onderbewustzijn en wat het over mij zal onthullen. Aan de andere kant verheug ik me erop een uur lang non-stop over mezelf te kunnen praten, zonder onderbreking, aarzeling of herhaling.

Zaterdag 12 januari

Pandora’s recentste ex-minnaar, Rocky (Big Boy) Livingstone, kwam vandaag langs de flat en vroeg zijn mini-stereotoren terug. Met zijn ruim een meter negentig en zijn honderd kilo goedgetrainde spiermassa is Rocky een ‘echte man’, als er zoiets bestaat. Pandora was uit, ze ging kennismaken met een paar van Cavendish’ kinderen in het Randolph Hotel. Dus gaf ik hem de stereotoren maar in haar afwezigheid. Sinds hij en Pandora uit elkaar zijn, heeft Rocky nieuwe sportscholen geopend in Kettering, Newmarket en Ashby-de-la-Zouch. Hij en zijn nieuwe vriendinnetje, Carly Piek, zijn nog steeds gelukkig met elkaar.

Rocky zei: “Carly is een echte ster, Aidy. Ik heb respect voor die dame,weet je.” Ik vertelde Rocky over professor Cavendish. Hij walgde ervan.

Hij zei: “Die Pandora is een echte gebruikster. Alleen maar omdat ze zo knap is, denkt ze dat zij…” Hij zocht naar het juiste woord en eindigde met: “knap is.”

Voor hij wegging prikte hij de afvoer van het aanrecht door. Ik was hem heel dankbaar. Ik had er schoon genoeg van de afwas te doen in de wasbak van de badkamer. Geen van de pannen past onder de kraan.

Ik liep naar het raam en zag hem wegrijden. Carly Piek had beide armen om zijn nek.

Zondag 13 januari

Het ultimatum van de Golfoorlog loopt de 15de om middernacht af. Wat zal ik doen als ik word opgeroepen voor mijn land te vechten? Zal ik mezelf met eer overladen, of zal ik het in mijn broek doen van angst wanneer ik de vijandelijke kanonnen hoor bulderen?

Maandag 14 januari

Naar Sainsbury’s gegaan en bonen in blik, kaarsen, cake, lucifers, batterijen, paracetamol, multivitaminen, knackebröd en blikjes cornedbeef gehamsterd en opgeborgen in de kast in mijn rommelhok. Als de oorlog deze kant op komt, ben ik er op voorbereid. De anderen in de flat zoeken het zelf maar uit. Ik voorspel een golf van panisch gehamster zoals dit land nog nooit heeft gezien. Er zullen vechtpartijen uitbreken tussen de schappen van de supermarkten.

Een afspraak met Leonora de Witt op vrijdag 25 om 6 uur.

Dinsdag 15 januari

Middernacht. We zijn in oorlog met Irak. Ik heb mijn moeder in Leicester opgebeld en haar gezegd dat ze de hond binnen moest houden. Hij is twaalf jaar oud en reageert slecht op plotseling lawaai. Ze lachte en zei: “Ben je nou helemaal gek geworden?” Ik zei: “Waarschijnlijk wel,” en hing op.

Woendag 16 januari

Zestien flessen Schots bronwater gekocht, voor het geval de watervoorziening wordt afgesneden door een bombardement van de Iraakse luchtmacht. Ik moest er wel vier keer voor op en neer van de Sparwinkel op de hoek naar de flat, maar ik voel me veel veiliger nu ik weet dat ik geen dorst zal hoeven lijden tijdens de komende Blitzkrieg.

Brown heeft het nu al een paar dagen niet meer over mijn baard gehad. Hij wordt te veel in beslag genomen door het effect dat ‘Operation Desert Storm’ op het dierenleven in de woestijn zal hebben. Ik zei: “Ik ben bang dat ik het Iraakse dierenleven beschouw als vijandelijk. Ik maak me meer zorgen over mijn hond in Leicester.”

“Bekrompen als altijd, Mole,” zei Brown beledigend. Ik was diep gekwetst. Brown leest niets dan tijdschriften over de natuur, terwijl ik de meeste van de grote Russische schrijvers heb gelezen en op het punt sta aan Oorlog en vrede te beginnen. Noem je dat bekrompen, Brown!

Donderdag 17 januari

Ik heb een draagbare kleurentelevisie gehuurd, zodat ik de Golfoorlog in bed kan volgen.

Vrijdag 18 januari

De woordvoerder van de Amerikaanse strijdkrachten is een man die zichzelf’Kloon Powell’ noemt. Elke keer dat ik hem zie, moet ik eraan denken dat er nog wel ik weet niet hoeveel exemplaren van diezelfde man rond kunnen lopen. En dat leidt ontzettend af van de ernst van de oorlog.

Zaterdag 19 januari

Bert Baxter belde me vandaag op kantoor op. (Degene die hem dat nummer heeft gegeven, kan ik wel doodslaan.) Hij wilde weten “wanneer jij en mijn lieve meisje me komen opzoeken?” Zijn ‘lieve meisje’ is Pandora. Waarom gaat Bert niet gewoon dood zoals alle andere bejaarden? De kwaliteit van zijn leven kan niet best zijn. Hij is alleen maar een zware last voor anderen (mij).

Hij toonde geen greintje dankbaarheid toen ik vorig jaar een graf voor zijn hond, Sabre, groef, al daag ik iedereen uit een netter graf te graven in die compacte aarde met een roestig tuinschepje. Als ik een behoorlijke spade tot mijn beschikking had gehad, zou het graf veel netter zijn geweest, naturellement. Eerlijk gezegd haatte en vreesde ik Sabre. De dag dat die rottige herdershond stierf, was een vreugdevolle dag voor mij. Niet meer die smerige adem te hoeven ruiken. Geen vitaminetabletten meer tussen die afgrijselijke gemene slagtanden door te hoeven duwen.

Bert raaskalde nog een tijdje door over de oorlog en vroeg me toen of ik mijn oude vijand Barry Kent vanmorgen op de radio had gehoord. Kennelijk verschijnt zijn eerste roman Dagboek van een hufter. Nu weet ik zeker dat er geen God bestaat. Ik was degene die Kent heeft aangemoedigd gedichten te gaan schrijven en nu hoor ik dat die ex-skinhead, dat bevroren minibrein, een boek heeft geschreven, en dat hij nog iemand zo gek heeft gekregen om het uit te geven ook!!!

Pandora vertelde me vanavond dat Kent de andere schrijvers in het programma aan één stuk door aan het lachen wist te maken. Kennelijk stond na afloop de telefoon van de BBC roodgloeiend van de luisteraars die vroegen wanneer Dagboek van een hufter uitkomt (maandag). Dit is volstrekt en absoluut de laatste druppel. Mijn geestelijk evenwicht hangt aan een zijden draadje.

Zondag 20 januari

Bij het passeren van boekhandel Waterstone meende ik Barry Kent in de etalage te zien staan. Ik hief mijn hand op ter begroeting en zei: “Hallo, Baz,” toen ik me ineens realiseerde dat die grijnzende skinhead een kartonnen afbeelding was. De etalage lag vol met exemplaren van Dagboek van een hufter. Ik schaam me er niet voor te bekennen dat er vloeken van mijn lippen rolden. Toen ik het dunne boekje doorbladerde, viel mijn oog niet alleen op de vele obsceniteiten die erin verspreid staan, maar ook op de naam ‘Aiden Vole’ die een van de personages draagt. Deze Aiden Vole is geobsedeerd door anale zaken. Hij is chauvinistisch, zwaar conservatief en een totale afgang bij de vrouwen. ‘Aiden Vole’ is een schaamteloos overdreven karikatuur van mij, dat is een ding dat zeker is. Dit is smaad. Morgenochtend stap ik naar mijn advocaat. Ik zal hem of haar (ik heb er nog niet echt een) instrueren honderdduizenden ponden schadevergoeding te eisen. Ik kon mezelf er niet toe brengen een exemplaar van het boek te kopen. Waarom zou ik bijdragen aan Kents royalty’s? Maar toen ik de winkel uit liep, zag ik dat Kent dinsdagavond om zeven uur gaat voorlezen uit Dagboek van een hufter. Ik zal erbij zijn. Wanneer ik met hem klaar ben, zal Kent boekhandel Waterstone als een gebroken man verlaten.

Maandag 21 januari

Het hokje, Milieudienst.

Net naar Kent geluisterd op mijn draagbare radiootje. Hij heeft bepaald een ruimere woordenschat opgedaan. Melvyn Bragg, de schrijver die het programma presenteerde, zei dat het personage Aiden Vole ‘ontzettend grappig’ was en vroeg of het gebaseerd was op een bestaande persoon. Kent lachte en zei: “Je schrijft zelf, Melv; je weet hoe die dingen gaan. Vole is een mengsel van feiten en fantasie. Vole staat voor alles wat ik het meeste haat in dit land, naast het nieuwe muntstuk van vijf p.” De andere gasten – Ken Follett, Roy Hattersley, Brenda Maddox en Edward Pearce – lachten zich te barsten.

De rest van de ochtend de Gouden Gids doorgebladerd op zoek naar een advocaat met een betrouwbare naam. Ik koos en belde het kantoor Kerkman, Kerkman, Kerkman en Luther. Ik heb donderdagmorgen om 11.30 een afspraak met ene mr. Luther. Ik moet eigenlijk die ochtend de salamanders in Newport Pagnell gaan bekijken met Brown, maar hij zal ze alleen het hoofd moeten bieden. Mijn reputatie en mijn toekomst als serieus schrijver staan op het spel.

Alfred Wainwright, die allerlei gidsen voor het merendistrict heeft geschreven, is vandaag gestorven. Ik heb een keer meneer Wainwrights kaarten gebruikt toen ik een poging deed de van-kust-tot-kust wandeltocht te doen met de jeugdclub ‘Van de straat’. Helaas kreeg ik – nog geen halfuur nadat ik de jeugd-herberg in Grimsby had verlaten – een aanval van hypothermie, dus moest ik mijn recordpoging opgeven.

Dinsdag 22 januari

Kritiek van Dagboek van een hufter in The Guardian:

“Een sprankelend verslag van het fin de siècle provinciale leven. Briljant. Duister. Uitbundig. Kopen!” Robert Elms.

Het rommelhok, 10 uur ‘savonds

Kreeg Kent niet te zien: alle kaartjes waren uitverkocht. Probeerde hem te spreken toen hij de boekhandel binnenkwam, maar kon niet bij hem in de buurt komen. Hij werd omringd door mensen van pers en publiciteit. Hij droeg een zonnebril. In januari.

Woendag 23 januari

Baard schiet al aardig op. Twee pukkeltjes op linkerschouderblad. Een beetje pijn in de anus, maar verder ben ik in superbe fysieke conditie.

Een lang interview met Barry Kent gelezen in The Independent. Het was een opeenstapeling van leugens van begin tot eind. Hij loog zelfs over de reden dat hij in de gevangenis had gezeten, hij beweerde dat hij achttien maanden had gekregen voor verschillende gewelddadigheden, terwijl ik maar al te goed weet dat hij vier maanden heeft gekregen voor criminele beschadiging van een ligusterhaag. Ik heb een fax gestuurd naar The Independent om het recht te zetten. Dat deed ik niet voor mijn plezier, maar zonder de Waarheid is de mens niet beter dan de hond. De Waarheid neemt de belangrijkste plaats in mijn leven in. Zonder de Waarheid zijn we nergens.

Donderdag 24 januari

Vanmorgen tegen Brown gelogen en verteld dat ik niet met hem mee kon naar de habitat van de watersalamanders in Newport Pagnell vanwege een zware migraine. Brown ging tekeer over hoe hij ‘geen dag van zijn werk was weggebleven in twintig jaar’. Hij pochte zelfs dat hij verschillende grote nierstenen had uitgeplast op kantoor. Dat verklaart misschien de barsten in de wc-pot.

Ik kwam te laat op mijn afspraak met mr. Luther, de advocaat, al ging ik ruim op tijd de deur uit – weer een tijdgat of geheugenverlies – in elk geval een mysterie. Toen ik Luther (tot in details) vertelde over Kents lasterlijke leugens over mij, zag ik hem een paar keer gapen. Hij was zeker heel laat naar bed gegaan; hij lijkt me een losbandig type. Hij droeg bretels met afbeeldingen van Marilyn Monroe.

Na enige tijd hief hij zijn hand op en zei: “Genoeg, ik heb genoeg gehoord,” op norse toon. Toen leunde hij over zijn bureau heen en vroeg: “Bent u ontzettend rijk?”

“Nee,” antwoordde ik. “Niet ontzettend.”

Daarna vroeg hij: “Bent u ontzettend arm?”

“Niet ontzettend. Daarom wil ik…”

Luther viel me in de rede voor ik mijn zin kon afmaken. “Omdat, wanneer u niet ontzettend rijk of ontzettend arm bent, u het zich niet kunt veroorloven naar de rechter te stappen. Dan krijgt u geen pro-deo-advocaat toegewezen en u kunt uw advocaat zeker geen duizend pond per dag betalen, is het wel?”

Duizend pond per dag?” riep ik ontzet.

Luther glimlachte, waarbij een gouden kroon achterin zichtbaar werd.

Ik herinnerde me mijn oma’s advies: “Vertrouw nooit een man met een gouden tand.” Ik bedankte mr. Luther beleefd maar koel, en verliet zijn kantoor. Zo zit het Engelse rechtsstelsel dus in elkaar. Het is het slechtste ter wereld. Toen ik langs de wachtkamer kwam zag ik een exemplaar van Dagboek van een hufter op het koffietafeltje liggen naast Amnesty en The Republican.

Thuis vond ik een briefje van Leonora de Witt met de mededeling dat ze morgen haar afspraak met mij niet kan nakomen. Waarom niet? Moet ze naar de kapper? Wordt er dubbele beglazing geïnstalleerd in haar spreekkamer? Zijn haar ouders dood in bed aangetroffen? Ben ik zo onbelangrijk dat mijn tijd slechts een speelbal is van de grillen van mevrouw De Witt? Ze stelde een nieuwe afspraak voor: donderdag 31 januari om 5 uur. Ik liet een boodschap achter op haar telefoonbeantwoorder, dat ik akkoord ging met de nieuwe afspraak, maar niet tevreden was over de gang van zaken.

Zaterdag 26 januari

De hele nacht wakker gelegen en naar Operatie Desert Storm gekeken. Ik voel dat dit het minste is dat ik kan doen – het kost onze regering tenslotte zo’n dertigduizend pond per dag om de democratie in Koeweit in stand te houden.

Zondag 27 januari

Volgens The Observer van vandaag is Koeweit geen democratie en is het dat nooit geweest ook. Het wordt geregeerd door de Koewaiti koninklijke familie.

Blauwbaard lachte toen ik het hem vertelde. “Het gaat allemaal om de olie, Adriaan,” zei hij. “Denk je nou heus dat de Amerikanen daar zouden zitten als hun voornaamste produkt suikerbieten was?”

Pandora bukte zich en kuste hem achter in zijn verkreukelde nek. Hoe zij haar jonge, levende vlees in contact kan laten komen met zijn bejaarde, gerimpelde huid, is me een raadsel. Ik moest even naar de badkamer om diep adem te halen en de drang over te geven onder controle te krijgen. Waarom kwijlt ze over hem, terwijl ze mij kan krijgen?

Mijn moeder belde me om 4 uur op. Ik hoorde mijn jonge stiefvader Martin Muffet timmeren op de achtergrond. “Martin hangt een paar planken op voor mijn spulletjes,” schreeuwde ze boven de herrie uit. Toen vroeg ze me of ik het uittreksel van Dagboek van een hufter gelezen had in The Observer. Ik kon haar een eerlijk antwoord geven. “Nee,” zei ik. “Moet je doen,” zei mijn moeder. “Het is geniaal. Wil je Baz de volgende keer dat je hem ziet, vragen om een presentexemplaar met een opdracht aan Pauline en Martin?”

Ik zei: “Het is hoogst onwaarschijnlijk dat ik Kent zie. Ik beweeg me niet in dezelfde verheven kringen als hij.”

“In welke verheven kringen beweeg jij je dan?” vroeg mijn moeder.

“In geen enkele,” antwoordde ik naar waarheid. Toen hing ik op, ging naar bed en trok het dekbed over mijn hoofd.

Maandag 28 januari

De Britse Jo Durie en Jeremy Bates hebben het gemengd dubbel gewonnen in Melbourne. Dit moet toch wijzen op een opleving van het Engelse tennis.

Pandora’s kleine poesje

Ik houd zo van haar kleine poesje

Haar vachtje is zo warm

Maar zou ik het aaien

Dan zou zij de politie bellen en me identificeren

In een rij op het bureau

En mij kwaad doen

Woendag 30 januari

Geschokt op Radio 4 te horen dat koning Olav de vijfde van Noorwegen vandaag is begraven. Zijn bijdrage aan het niet-aflatende succes van de Noorse lederindustrie is een zaak die niet voldoende wordt gewaardeerd door het grote Engelse publiek. Prins Charles was Engelands vertegenwoordiger aan het graf.

Scènes from Provincial Life van William Cooper geleend bij de bibliotheek. Ik had maar tijd voor één boek, want een ‘verdacht pakketje’ werd gevonden in de afdeling Romantische Fictie en de bibliotheek werd ontruimd.

De afvoer is weer verstopt. De hele tijd dat The Archers op de radio was de plopper erop gezet, maar zonder resultaat.

Donderdag 31 januari

Ik was pas om 5.15 uur in de spreekkamer in Thames Street. Dat vond Leonora de Witt niet leuk.

“Ik zal u het volle uur moeten berekenen, meneer Mole,” zei ze terwijl ze plaatsnam in een leunstoel die overtrokken was met oude stukjes vloerkleed. “Waar wilt u zitten?” vroeg ze. Er stonden heel wat stoelen in de kamer. Ik koos een eetkamerstoel die tegen een muur stond.

Toen we zaten zei ik: “Ik meende dat onze sessies bekostigd zouden worden in het kader van het ziekenfonds.”

“Dan vergist u zich deerlijk,” zei mejuffrouw De Witt. “Ik vraag dertig pond per uur in het kader van het particulier initiatief.”

Dertig pond per uur! Hoeveel sessies zal ik nodig hebben?” vroeg ik.

Ze legde uit dat ze dat onmogelijk kon voorspellen, omdat ze niets van mij afwist. Dat het afhing van wat de oorzaak was dat ik me zo ongelukkig voelde.

“Hoe voelt u zich op het ogenblik?” vroeg ze.

“Op een lichte hoofdpijn na voel ik me prima,” antwoordde ik.

“Wat doet u met uw handen?” vroeg ze zachtjes.

“Ik wring ze,” antwoordde ik.

“Wat is dat op uw voorhoofd?” vroeg ze.

“Zweet,” antwoordde ik en pakte mijn zakdoek.

“Houdt u uw billen tegen elkaar aan geklemd?” vroeg ze.

“Ik geloof het wel,” zei ik.

“Geeft u nu dan nog eens antwoord op mijn eerste vraag, alstublieft. Hoe voelt u zich op het ogenblik?”

Haar grote bruine ogen boorden zich in de mijne. Ik kon mijn blik niet afwenden.

“Ik voel me allerbelabberdst,” zei ik. “En ik loog over de hoofdpijn.”

Ze praatte een hele tijd over de Gestalt-techniek. Ze legde uit dat het mogelijk was mij bepaalde mechanismen bij te brengen om met de dingen om te gaan. Op Pandora na is ze de mooiste vrouw met wie ik ooit gepraat heb. Ik kon mijn ogen niet afhouden van haar voeten in de zwarte kousen die ze in zwartsuède schoenen met hoge hakken had gestoken. Droeg ze een panty of kousen?

“Wat denkt u, meneer Mole? Kunnen we samenwerken?” vroeg ze.

Ze keek op haar horloge en stond op. Haar haar stroomde als een middernachtelijke rivier over haar rug. Ik bevestigde gretig dat ik haar graag één keer per week wilde zien. Daarna overhandigde ik haar dertig pond en ging weg.

Vrijdag 1 februari

Net terug uit Newport Pagnell. Op van de zenuwen. Brown reed als een bezetene. Niet dat hij de maximumsnelheid overschreed, maar hij reed door de berm, schraapte langs heggen en op de snelweg liet hij maar een tussenruimte van vijftien centimeter tussen onze fragiele Ford Escort en het gigantische bakbeest voor ons.

“Het spaart benzine wanneer je in de slipstream van een vrachtwagen blijft,” legde hij uit. De man is een milieufanaat. Hij heeft de afgelopen kerstdagen doorgebracht met het classificeren van zeewier in Dungeness. Meer hoefik niet te zeggen. Goddank is het nu weekend. Oftewel le weekend zoals onze mede-Europeanen zeggen.

Zaterdag 2 februari

Viscount Althorp, de broer van prinses Diana, heeft aan zijn dunne vrouw en aan de rest van de wereld opgebiecht dat hij in Parijs een affaire heeft gehad. Prins Charles en prinses Diana moeten diepgeschokt zijn geweest te vernemen dat er een overspelige in de familie is. Hem zou onmiddellijk zijn titel moeten worden ontnomen. De koninklijke familie en hun naaste familieleden zouden boven zulke lage lusten moeten staan. Het land kijkt naar hen op en ontleent zijn morele standaard aan hen.

Een bad genomen, baard gewassen met shampoo, vinger- en teennagels geknipt. Warme olie op haar gedaan om het te voeden, te laten glanzen en het de uiterlijke illusie van gezondheid te geven.

11.45 a.m. Bert Baxter belde net op. Hij klonk heel zielig. Pandora was uit en in een zwak moment heb ik beloofd hem morgen in Leicester op te zoeken. Een briefje aan Pandora geschreven en op haar kussen neergelegd.

Pandora,

Baxter belde op in hoge nood, hij zei iets over zelfmoord – ik ben van plan morgen bij hem op bezoek te gaan. Hij gaf aan dat hij jou ook graag wilde zien. Ik ben van plan om 8.30 uur op te staan om de trein te halen, of als jij mij wilt vergezellen, is mijn alternatieve modus operandi om negen uur op te staan en door jou in je automobiel erheen gereden te worden en aldus circa 11 uur in Leicester te arriveren. Zou je zo vriendelijk willen zijn me je beslissing mede te delen door een briefje onder mijn deur door te schuiven? Stoor me vannacht alsjeblieft niet met de geluiden van jullie wilde liefdesspel. De wanden van mijn kamertje zijn heel dun en ik heb er genoeg van met mijn Sony walkman op te moeten slapen.

Adriaan

Zondag 3 februari

Om 2.10 uur in de nacht kwam Pandora mijn rommelhok binnenstormen en gilde: “Jij pompeuze klootzak! Jij zielige kwal! ‘Modus operandi?’ ‘Door jou in je automobiel erheen gereden worden!’ Ik wil je uit dit rommelhok en uit mijn leven weg hebben, en wel morgen!

Blauwbaard kwam binnen en nam haar mee. Ik bleef in bed liggen luisteren naar hun gemurmel in de keuken. Wat kan deze totaal onverwachte uitbarsting hebben veroorzaakt?

Om 3.30 uur gingen ze Pandora’s slaapkamer binnen. Om 3.45 uur deed ik een bandje van Dire Straits in mijn Sony en draaide het volume op.

Pas tegen de middag wakker geworden. Bert gebeld en gezegd dat ik niet bij hem kon komen omdat ik de hele nacht op was vanwege ingewandspijnen. Ik hoorde dat Bert me niet geloofde. Hij zei: “Je bent een smerige leugenaar. Ik heb net met mijn vriendinnetje Pandora gesproken. Ze belde me via haar autotelefoon. Ze heeft bij jou om de deur gekeken voor ze op weg ging naar Leicester en ze zei dat je als een blok lag te slapen.”

“Waarom heeft ze me dan niet wakker gemaakt?” vroeg ik.

“Omdat ze je niet kan luchten of zien,” zei onze diplomaat.

Maandag 4 februari

Onverklaarbaar drieëntwintig minuten te laat op mijn werk. Brown had bijna schuim op de mond van woede. Hij beschuldigde me van het stelen van postzegels. Hij zei: “Wij hebben bij het departement elke cent nodig als we onze natuur in stand willen houden.”Ja hoor! Zullen de dassen, vossen, padden en die smerige stinksalamanders het loodje leggen alleen maar omdat ik, Adriaan Mole, twee onnozele postzegeltjes heb gebruikt die toch al betaald worden van mijn belastingcenten? Nee, Brown. Ik denk van niet.

Dinsdag 3 februari

Pandora is nog steeds in Leicester. Baard rond de mond bijgeknipt. Haartjes ingeslikt. Eén bleef er achter in mijn keel steken. Heel vervelend.

Woendag 6 februari

Brown kwam vandaag in mijn hokje en vroeg mijn deelcertificaten te zien! Hij heeft via het kantoor-roddelcircuit gehoord dat ik drie keer gezakt ben voor biologie. De enige in Oxford – behalve Pandora – die van mijn driedubbele falen afweet, is Megan Harris, Browns secretaresse. Ik heb het haar opgebiecht in een dronken en emotionele bui tijdens het kerstfeestje van de afdeling vorig jaar. Zij is de enige die weet dat ik mijn benoeming als wetenschappelijk assistent eersteklas onder valse voorwendsels heb verkregen. Heeft Megan haar mond voorbij gepraat? Ik moet het weten.

Ik heb Leonora de Witt vanavond mijn familie-achtergrond uit de doeken gedaan. Het is een tragisch verhaal van verstoting en vervreemding, maar Leonora zat daar maar pluisjes van haar truitje af te plukken, wat mijn aandacht op de vorm van haar aantrekkelijke borsten vestigde. Het was duidelijk dat ze geen beha aan had. Ik had de aanvechting uit mijn stoel op te springen en mijn hoofd in haar boezem te begraven. Ik ging dieper in op de details van het abnormale gedrag van mijn ouders, maar de enige keer dat ze belangstelling toonde was toen ik het had over mijn dode grootvader, Albert Mole, aan wie ik mijn middelste naam dank.

“Heb je zijn lijk gezien?” vroeg ze.

“Nee,” antwoordde ik. “De begrafenisondernemer van de Co-op had het deksel van de kist dichtgeschroefd en niemand kon de schroevedraaier vinden in oma’s huis…”

“Ga door,” beval Leonora. Dat deed ik dus. Door hete tranen heen. Ik vertelde haar over mijn gevoel uitgesloten te zijn van het ‘normale’ leven; over mijn verlangen mee te doen met mijn medemensen, te delen in hun verdriet, hun vreugde, hun meezingers in de pub.

Leonora zei: “Mensen zingen vreselijke dingen in de pub. Waarom zou je in vredesnaam de behoefte voelen die stomme deuntjes en gore teksten mee te zingen?”

“Als kind stond ik buiten zulke pubs,” zei ik. “En ze klonken allemaal zo gelukkig.”

Toen ging het wekkertje van haar horloge af en was het tijd dertig pond op te hoesten en weg te gaan.

Op weg naar huis ging ik een pub in en dronk wat. Ik begon een gesprek over het weer met een oude man. Er werd niet gezongen, dus ging ik naar huis.

Donderdag 7 februari

Ik heb het Megan vanmorgen op de man afgevraagd. Ik sprak haar aan in de gang bij de Autovent thee⁄koffie⁄soep-automaat. Ze gaf toe dat ze zich had laten ontvallen dat ik totaal ongekwalificeerd was voor mijn positie. Toen legde ze me geheimhouding op en vertelde me dat zij en Brown een relatie hebben sinds 1977! Brown en de lieftallige Megan! Waarom werpen vrouwen zich in de armen van versleten ouwe zakken zoals Brown en Cavendish, en negeren jonge, mannelijke, baardige mannen zoals ik? Dat is toch totaal onlogisch.

Megan wilde maar al te graag praten over haar relatie met Brown. Kennelijk had hij in 1980 al gezworen mevrouw Brown te verlaten, maar heeft hij dat nog steeds niet gedaan. Ik heb medelijden met mevrouw Brown elke keer dat ze op kantoor komt. Het is haar schuld toch niet dat ze eruitziet zoals ze eruitziet. Sommige vrouwen hebben gevoel voor kleren en andere vrouwen niet. Mevrouw Brown weet kennelijk niet dat popsokken alleen onder lange broeken of lange rokken gedragen kunnen worden. Ook zou iemand haar moeten vertellen dat wratten tegenwoordig te genezen zijn.

Vrijdag 8 februari

Pandora is terug in Oxford, maar ze vertelt me niet veel, behalve het kale feit dat Bert niet langer zelfmoordneigingen heeft. Ze heeft een poesje voor hem gekocht en een katteluikje in zijn achterdeur aangebracht. Brown vroeg vandaag weer om mijn biologie-certificaat. Ik keek hem raadselachtig aan en zei: “Ik denk dat Megan de informatie heeft die u nodig hebt.” God, chantage is een kwalijke zaak. Ik hoop dat Brown me niet dwingt het te gebruiken.

Ik heb mijn condoom weggegooid. Het was zijn uiterste verkoopdatum gepasseerd.

Maandag 11 februari

Megan kwam vandaag snikkend mijn hokje in. Kennelijk is Brown haar verjaardag vergeten, die gisteren was. Eilaas, Eilaas! Het lijkt erop dat ik de rol van Megans enige vertrouweling heb toebedeeld gekregen. Ik sloeg mijn armen om haar heen en kuste haar. Ze voelde heel zacht en week aan. Alleen trok ze zich al snel los en zei: “Je baard prikt afschuwelijk.”

Maar was mijn baard de ware reden?

Stinkt mijn adem? Stinkt mijn lichaam?

Wie kan ik genoeg vertrouwen me de waarheid te zeggen?

Ik begrijp heel goed wat Brown in Megan ziet, maar ik zal nog in geen miljoen jaar begrijpen wat zij in hem ziet. Hij is tweeënveertig, mager, en draagt vreselijke kleren van de mannenafdeling van C&A. Megan zegt dat hij goed in bed is. Maak dat de kat wijs. Goed in wat in bed? Legpuzzels? Slapen? Misschien bedoelt ze dat hij edelmoedig is met het dekbed. Als Brown goed in bed is, dan ben ik het wiel van een tractor.

Dinsdag 12 februari

Probeerde een salamanderkolonie in Northamptonshire te bezoeken, maar ‘de verkeerde soort sneeuw’ zorgde ervoor dat de Class 317 trein het begaf. Gedwongen in een ijskoude coupé te zitten terwijl de bediende van de restauratie voortdurend mededelingen deed met een neuzelende stem. Ik was blij toen de restauratie door zijn voorraden heen raakte en dicht ging. Om half elf ‘s-avonds kwam ik terug in Oxford en vond een boodschap van Megan. Ik belde haar op en hoorde dat zij en Brown ruzie hebben gehad en dat hun relatie ten einde is. Ik was ontdaan. Het betekent dat ik Brown niet langer kan chanteren. Dit zou wel eens het einde kunnen betekenen van mijn carrière bij de milieudienst.

Woendag 13 februari

Het is weer aan tussen Brown en Megan. Kennelijk is Brown heel vroeg in de morgen naar Megans flat gefietst, na mevrouw Brown wijsgemaakt te hebben dat hij vleermuizen ging spotten. Hun verzoening was bijzonder hartstochtelijk.

Ik kan me niets onsmakelijkers ter wereld voorstellen dan Brown te zien in een toestand van orgastische extase.

Een nieuw condoom gekocht – met pepermuntsmaak.

Bovendien een tros bananen gekocht. Megan zegt dat die heel goed zijn voor mensen zoals ik die snel geïrriteerde ingewanden hebben.

Donderdag 14 februari

Zoals gewoonlijk een kaart van mijn moeder voor Valentijnsdag. Megan weer in tranen. Brown was het vergeten. Tussen de middag een mammoetpak papieren zakdoekjes voor Megan alleen gekocht. Ik kan me niet veroorloven door te gaan met Kleenex aan haar te verspillen. Blauwbaard heeft een schandelijk extravagant boeket bloemen gestuurd (walgelijk als je bedenkt dat mensen sterven van de honger), en om zeven uur ‘s-avonds kwam hij aanzetten met champagne, een Art Nouveau-broche en een satijnen pyjama. Daarna, alsof dat nog niet genoeg was, nam hij haar mee uit eten in een huurauto met chauffeur in uniform! Heel onwetenschappelijk gedrag.

Cavendish gedraagt zich meer als een winnaar van de lotto dan als een professor in de linguïstiek in een aloude zetel der wetenschap.

Alleen achtergebleven at ik een eenvoudige maaltijd van brood, tonijn en komkommer en ging vroeg naar bed. Ik lees nu Engelse liefdesgedichten, verzameld door John Betjeman. Valentijnsdag is een belachelijke charade, de onwetende massa’s worden gemanipuleerd door de grote wenskaart-maatschappijen zodat ze miljoenen uitgeven – en waaraan? Aan de illusie dat iemand van je houdt.

Vrijdag 15 februari

Een Valentijnskaart! Getekend met ‘Een geheime bewonderaarster’! Ik zong in mijn bad. Ik liep naar mijn werk zonder de stoeptegels aan te raken. Wie is het? Aan de handtekening te zien is ze ontwikkeld en schrijft ze met een viltstift, net als ik. Leonora had vandaag haar haar opgestoken; haar oorbellen waren zo lang dat ze over haar smalle schoudertjes aaiden. Ze droeg een zwart laag uitgesneden truitje. Een zwart behabandje was zichtbaar. Zwarte kant. Ze duwde het nu en dan terug in haar truitje. Elke keer dat ze dat deed, viel haar fonkelende armband langs haar arm omlaag naar haar elleboog. Ik ben niet verliefd op Leonora de Witt. Maar ze is wel een obsessie voor mij. Ze dringt mijn dromen binnen. Ze liet me tegen een lege stoel aan praten en net doen alsof het mijn moeder was. Ik zei tegen de stoel dat hij te veel dronk en te korte rokken droeg.

Zaterdag 16 februari

Eindelijk mijn bibliotheekboeken teruggebracht: A Single Man, van Christopher Isherwood, Engelse Liefdes gedichten van John Betjeman, Scènes from Provincial Life van William Cooper en Notities uit de ondergrondse van Dostojevski. Ik moest 7 pond 80 boete betalen. De bibliothecaresse aan wie ik de grootste hekel heb deed dienst. Ik weet niet hoe ze heet, maar het is die uit Wales met de extroverte bril.

Toen ik een betaalkaart had uitgeschreven en overhandigd, zei ze: “Heb u een pasje?”

“Ja,” antwoordde ik. “Thuis.”

“Dan ben ik bang dat ik dit niet kan accepteren,” zei ze.

“Maar u kent me,” zei ik. “Ik kom hier al achttien maanden een keer per week.”

“Ik ben bang dat ik u niet herken,” zei ze en gaf me de betaalkaart terug.

“Deze baard heb ik sinds kort,” zei ik koeltjes. “Misschien kunt u zich mijn gezicht zonder baard voorstellen.”

“Daar heb ik geen tijd voor,” zei ze. “Niet sinds de bezuinigingen.”

Ik liet haar een fotootje van mezelf zien dat in mijn portefeuille zit. Het is van voor de baard.

“Nee,” zei ze na een vluchtige blik. “Ik herken die man niet.”

“Maar die man ben ik!” schreeuwde ik. Er stond onderhand een hele rij mensen achter me, die gretig naar onze woordenwisseling luisterde. De bril van de bibliothecaresse flitste nijdig.

“Sinds de bezuinigingen doe ik het werk van drie mensen,” zei ze. “En u maakt mijn werk nog zwaarder. Gaat u alstublieft naar huis en haal uw pasje.”

“Het is nu vijf voor half zes en de bibliotheek gaat over vijf minuten dicht,” zei ik. “Zelfs Superman zou niet op tijd terug kunnen zijn om de boetes te betalen, vier boeken uit te zoeken en weg te zijn voor sluitingstijd.”

Iemand achter in de rij mompelde: “Schiet eens een beetje op, Superman.”

Dus zei ik tegen de bril: “Ik kom morgen wel terug.”

“O nee, niks ervan,” zei ze met een klein glimlachje. “Ten gevolge van de bezuinigingen gaat de bibliotheek woensdag pas weer open.”

Op weg naar huis ging ik inwendig tekeer tegen een regering die me berooft van leesvoer. Pandora heeft me verboden aan haar boeken te komen sinds ik een stuk cake in haar Folio Society-editie van Nicholas Nickelby liet liggen. Julians boeken zijn in het Chinees en de laatste honderd bladzijden van Oorlog en vrede kan ik moeilijk doorkomen. Ik kan me absoluut niet veroorloven een nieuw boek te kopen. Zelfs een pocket kost minstens vijf pond.

Ik moet dertig pond per week voor Leonora ophoesten. Ik heb zelfs mijn consumptie van bananen moeten verminderen. Ik neem er nu nog maar één per dag.

Ik was gedwongen mijn oude dagboeken te lezen. Sommige opmerkingen geven blijk van ongelooflijk diep inzicht. En de gedichten hebben de tand des tijds glorieus doorstaan.

Zondag 17 februari

Pandora heeft vandaag tegen me gepraat. Ze zei: “Ik wil dat je weggaat. Door jou stomp ik af. We hadden een romance toen we klein waren, maar nu zijn we volwassen: we zijn verschillende kanten op gegroeid en de tijd is gekomen om afscheid te nemen.” Toen voegde ze er wreed aan toe: “En met die rottige baard zie je er helemaal bespottelijk uit. Scheer hem in vredesnaam af.” Ik ging geslagen naar bed. Bladzijde 977 van Oorlog en vrede gelezen en daarna in het donker liggen staren.

Maandag 18 februari

Op het prikbord bij de kiosk gekeken op weg naar mijn werk. Ik zag de volgende advertentie op een briefkaart geschreven in een redelijk ontwikkeld handschrift:

Te huur: grote zonnige kamer, in familiehuis. Bij voorkeur een vuurteken. Gebruik van wasmachine⁄droger. 75 Pond per week inclusief voor niet-rokende mannelijke vakman. Bel mevrouw Hedge.

Ik belde mevrouw Hedge zodra ik in mijn hokje kwam. Ze vroeg me naar mijn geboortedatum. Ik zei dat het 2 april was, en kreeg als antwoord: “Ram, mooi zo. Ik ben een Boogschutter.”

Ik ging om 7 uur ‘s-avonds naar haar toe en bekeek de kamer. “Het ziet er niet erg zonnig uit,” zei ik.

Ze zei: “Nee, maar is dat niet te verwachten op een avond in februari?”

Ik mag haar wel. Ze is tamelijk oud (vijfendertig – zevenendertig), maar haar figuur kan ermee door, al is dat niet zo goed te zien met de kleren die vrouwen tegenwoordig dragen. Haar haar is prachtig, stroopkleurig, net als dat van Pandora voor ze begon te knoeien met kleurshampoos. Ze had een heleboel make-up op en haar mascara was doorgelopen. Ik hoop dat het geen teken is van slonzigheid. Ze is onlangs gescheiden en moet de kamer verhuren om de hypotheek te kunnen blijven betalen. Kennelijk doet de bank (mijn eigen bank) moeilijk.

Ze vroeg me of ik het bed wilde uitproberen. Dat deed ik en plotseling had ik een visioen van mezelf en mevrouw Hedge die wild de liefde bedreven. Ik zei hardop: “Neem me niet kwalijk.”

Natuurlijk had mevrouw Hedge er geen flauw idee van waarom ik dat zei. Ze vroeg: “Hoezo? Bedoelt u dat u het geen goed bed vindt?”

“Nee, nee,” stotterde ik. “Ik vind u heerlijk. Ik bedoel, ik vind het bed heerlijk.”

Ik was bang dat ik niet zo’n beste indruk had gemaakt, dus belde ik thuis mevrouw Hedge op en (om indruk op haar te maken) deelde ik haar mee dat ik schrijver was. Zou ze last hebben van het krassen van mijn pen in het holst van de nacht?

“Helemaal niet,” zei ze. “Ik word zelf ook wel eens ‘s nachts door de muze bezocht.”

Je kunt in Oxford niet over straat wandelen zonder tegen een al of niet gepubliceerde schrijver op te lopen. Geen wonder dat de eigenaar van de kantoorboekhandel waar ik mijn papier koop, twee keer per jaar naar de Canarische Eilanden gaat en in een Mercedes rijdt. (Hij rijdt een Mercedes in Oxford, niet op de Canarische Eilanden, al is het natuurlijk best denkbaar dat hij ook op de Canarische Eilanden in een Mercedes rondrijdt. Maar ik betwijfel of hij, gezien de vergelijkenderwijs geringe hoeveelheid tijd die hij er doorbrengt, ook op de Canarische Eilanden een Mercedes bezit, al zou het natuurlijk wel een leaseauto kunnen zijn.) Ik weet niet waarom ik zo nodig de Canarische Eilanden⁄Mercedes verwarring moest uitleggen. Het zal wel een voorbeeld zijn van wat Leonora mijn ‘kinderachtige pedanterie’ noemt.

Dinsdag 19 februari

Mijn moeder belde om 11 uur ‘s-avonds in paniek op om te vragen of Martin, mijn jonge stiefvader, soms langs was geweest. Eerlijk gezegd moest ik daar bijna hardop om lachen. Waarom zou Mufiet in vredesnaam bij mij langskomen? Hij weet best dat ik mijn moeders onbezonnen tweede huwelijk afkeur. Behalve de leeftijdskloof (die net zo breed is als de monding van de Amazone) zijn ze geestelijk en lichamelijk onverenigbaar.

Muffe! is een bijna twee meter lange bonestaak, die vindt dat de koningin hard werkt en Paddy Ashdown niet in staat is een leugen over zijn lippen te krijgen. Mijn moeder is een meter drieënzestig, wringt zich in kleren die haar twee maten te klein zijn, denkt dat Engeland een republiek moet worden en Ken Livingstone, de bekende salamanderliefhebber, onze eerste president. Bij mijn laatste bezoek merkte ik dat de jonge meneer Muffe! een stuk minder attent was voor mijn moeder dan voorheen. Ik neem aan dat hij er spijt van heeft dat hij zich zo halsoverkop in het huwelijk heeft gestort.

Mijn moeder zei: “Hij is vanmorgen naar Londen gegaan om het gebouw van Lloyds te bekijken, voor zijn cursus.”

Mijn moeders inzicht in de geografische ordening van de Britse eilanden is altijd minimaal geweest. Ik wees haar op de afstand tussen Lloyds in het hart van Londen en mijn rommelhok in Oxford.

Ze zei met een zielig stemmetje: “Ik dacht dat hij misschien bij je langs zou zijn geweest op de terugweg naar Leicester.”

Ze belde nog eens om 2 uur ‘s nachts. Muffet had zes uur in een tunnel onder de grond vastgezeten in een wagon van de metro, dat beweerde hij tenminste.

Donderdag 21 februari

Dit keer vroeg Leonora mij net te doen alsof de stoel mijn vader was. Ze gaf me een Afrikaanse stok en ik sloeg de stoel tot ik slap en uitgeput omviel en niet meer in staat was de stok op te tillen.

“Het is geen kwade kerel, mijn vader,” zei ik. “Ik weet niet waarom ik zo tekeerging.”

Leonora zei: “Niet tegen mij praten, praat tegen hem. Praat tegen de stoel. De stoel is je vader.”

Ik kreeg een stom gevoel zo tegen een lege stoel aan te praten, maar om Leonora een plezier te doen, dwong ik mezelf de leuning recht in de ogen te zien en zei: “Waarom heb je geen bureaulamp voor me gekocht toen ik voor mijn eindexamen zat?”

Leonora zei: “Goed zo, ga door, Adriaan.”

“Ik kan al die country and western-bandjes van jou niet uitstaan,” zei ik.

“Nee,” zei Leonora. “Dieper, duisterder, een vroegere herinnering.”

“Ik herinner me toen ik drie was,” zei ik. “Je kwam de slaapkamer in, rukte mijn speen uit mijn mond en zei: ‘Echte jongens hebben geen speen nodig.’”

Toen pakte ik de stok van de grond, en begon de stoel te slaan. Stof wolkte op.

Leonora zei: “Goed zo, hoe voel je je nu?”

Ik zei: “Ik voel me vreselijk. Ik heb mijn schouder verrekt met het slaan op die stoel.”

“Nee, nee,” zei ze geïrriteerd. “Hoe voel je je van binnen?

Ik zag waar ze heen wou.

“O, in vrede met mezelf,” loog ik. Ik stond op, gaf mijn therapeutische dominatrix de dertig pond en ging weg. Ik moest dringend wat Nurofen kopen voor de dienstdoende apotheek dichtging. Ik verging van de pijn in mijn schouder.

Vrijdag 22 februari

Weer een afscheiding in de gelederen van de watersalamanders in Newport Pagnell. Er zijn nu drie aparte gemeenschappen. Er broeit iets in de salamanderwereld. Brown telefoneert met salamanderdeskundigen over de hele wereld en zeurt maar door over dit fenomeen.

Mevrouw Hedge heeft andere mogelijke huurders ondervraagd, maar heeft mij uitgekozen! De hele nacht gemarteld door erotische dromen over mij, Brown, Megan en mevrouw Hedge. Ik schaam me wel, maar wat kan ik eraan doen? Ik kan mijn onderbewustzijn toch niet onder controle houden? Ik moest wel naar de wasserette, al is dit niet mijn normale dag’.

Zaterdag 23 februari

Norman Schwarzkopf was vanavond op de televisie. Hij wees met een stok op een onbegrijpelijke kaart. Waarom hij een camouflagepak aan had is me een raadsel:

(a) er zijn geen bomen in de woestijn

(b) er stonden geen bomen in de instructieruimte

(c) hij is duidelijk te belangrijk om bij de vijand in de buurt te komen; hij zou een clownspak aan kunnen trekken en dan zou nog niemand op hem schieten.

Dinsdag 26 februari

Vandaag bij mevrouw Hedge langsgegaan om de huur van de kamer verder te regelen en de voorwaarden van onze huurovereenkomst te bespreken. Ze had een foto van een verkoold hoofd van een Iraakse soldaat die dood in een jeep zat op haar ijskast bevestigd met een Mickey Mouse-magneetje. Ik wendde mijn ogen af en vroeg om een glas water.

Woendag 27 februari

Gisteravond deelde ik Pandora mee dat ik in het weekend de flat ga verlaten. Ik had gehoopt dat ze me om mijn hals zou vallen en me zou smeken te blijven, maar dat deed ze niet. Om 1 uur ‘s nachts werd ik wakker van het knallen van een champagne-kurk, het gerinkel van glazen en wild, onbeheerst gelach van Pandora, Cavendish en Julian. De gevaren-driehoeksverhouding.

Donderdag 28 februari

Leonora was vanavond het meest aan het woord. Ze zei tegen me dat ik te veel van mezelf verwacht, dat ik onmogelijke eisen aan mezelf stel. Ze zei dat ik aardig voor mezelf moest zijn en liet me een lijst maken van de dingen die ik graag doe. Iedere keer dat ik me een negatieve gedachte over mezelf uit het hoofd weet te zetten, mag ik mezelf verwennen.

Ze vroeg of ik het me kon veroorloven mezelf zo nu en dan een pleziertje te doen. Ik bekende dat ik wat gespaard heb. Ze gaf me een vel papier en zei dat ik tien plezierige bezigheden op moest schrijven.

  1. Boeken lezen
  2. Boeken schrijven
  3. Geslachtsgemeenschap
  4. Naar vrouwen kijken
  5. Papier kopen
  6. Bananen eten
  7. Broodjes met krabpasta eten
  8. Naar boksen op de tv kijken
  9. Naar Tsjaikovski luisteren
  10. Wandelen in de natuur

Ik vroeg Leonora wat zij graag deed.

Ze zei met haar lage, hese stem: “We zijn hier niet om over mij te praten.” Daarna glimlachte ze, toonde haar prachtige witte tanden en zei: “Wij hebben wel een paar dingen gemeen, Adriaan.”

Ik voelde een golf van seksueel verlangen opkomen.

“Ik vind het ook leuk om naar boksen op de televisie te kijken,” zei ze. “Ik ben een Bruno-fan.”

Vrijdag 1 maart

Vanmorgen vroeg ik Cavendish bij het ontbijt of hij me wilde helpen mijn spullen over te brengen naar mevrouw Hedge. Hij heeft een grote Volvo stationcar. Hij zei: “Ik doe niets liever, Aidy.” Hij bood aan me onmiddellijk te verhuizen, maar ik zei: “Morgenochtend is vroeg genoeg. Sommige mensen moeten werken.”

Hij lachte en zei: “Dus jij vindt dat lesgeven in linguïstiek niet veel voorstelt, hè Aidy?”

Ik zei: “Nee, eerlijk gezegd niet. Ik heb zo het idee dat werk een vierletterwoord is voor jou.”

“Als professor in de linguïstiek,” snauwde hij, “kan ik je verzekeren dat werk inderdaad een vierletterwoord is.” Hij stak zijn hand uit naar de asbak, waardoor zijn kamerjas openviel en verschrompelde tepels en warrig grijs borsthaar onthulde. Ik werd er misselijk van. Ik kon mijn Bran Flakes nauwelijks door mijn keel krijgen.

De draagbare tv teruggebracht naar de winkel. Teruggekomen schreef ik een gedicht voor Pandora en schoof het onder haar deur door. Het was mijn laatste poging op de valreep haar bij Cavendish weg te lokken.

Pandora! Laat mij! door A. Mole

Laat mij je binnendijen strelen

Laat mij met je haren spelen

Laat mij je zachte zuchten horen

Laat mij likken in je oren

Laat mij je witte borsten voelen

Laat mij je zinnelijkheid omwoelen

Laat mij je warme lijf omarmen

Laat mij je inwendige mens opwarmen

Laat mij je wilde lust opwekken

Laat mij je met kussen overdekken

Laat mij alles doen wat je kunt dromen

Laat mij jou klip en klaar zien komen

Laat mij jou van nabij vereren

Laat mij onze liefde consumeren

Om 1 uur ‘s nachts schoof Pandora een briefje onder mijn deur door.

Adriaan,

Als jij doorgaat mij zulke smeerlapperij te doen toekomen, zal ik het, van nu af aan, doorgeven aan de politie.

Pandora

Zaterdag 2 maart

Terwijl ik mijn spullen inpakte, bedacht ik dat ik niet veel vergaard heb in mijn leven. Een basale hoeveelheid kleding. Een paar honderd boeken. Een Sony walkman. Een dozijntje bandjes. Mijn eigen beker, kopje, kom en bord. Een poster van Munch, een cactus, een vergrotende spiegel op een standaard, een fruitschaal voor bananen en een lamp. Het is geen grote oogst voor anderhalfjaar zwoegen op het kantoor van de milieudienst. Het is waar dat ik 2,579 pond heb staan op mijn spaarrekening bij de Market Harborough Building Society, en 197 pond 39 bij Nat West, maar dan nog.

Ik vond de blauwe kam terug waar ik al sinds vorig jaar naar op zoek ben. Hij lag boven op mijn klerenkast. Waarom? Hoe komt hij daar? Ik ben nooit op de kast geklommen om mijn haar te kammen. Ik verdenk Julian. Hij is een grote fan van Jeremy Beadle.

11 uur ‘s-avonds. Te moe om veel te schrijven. Ik wil alleen maar even vastleggen dat ik nu in het bed van mevrouw Hedge lig. Het ligt heel lekker. Mijn nieuwe adres is:

8 Sitwell Villas

Summertown

Oxford.

Zondag 3 maart

Ik wist eerst niet waar ik was toen ik wakker werd, maar toen herinnerde ik het me. Ik rook gebakken bacon, maar ging niet naar beneden. Ik voelde me een soort inbreker. Ik stond op, sloop op mijn tenen naar de badkamer, kleedde me aan, maakte mijn bed op en ging er daarna op zitten om naar de geluiden beneden te luisteren. Tenslotte ging ik, door honger gedreven, naar beneden. Mevrouw Hedge was er niet. De ontbijtbordjes stonden nog op de keukentafel. De afvalbak van de keuken was overvol. Er lagen eierschalen op de vloer. Het kastje onder het aanrecht zat vol smerige gele doekjes. De ijskast stond vol schoteltjes met beschimmelde restjes. De koekepan was niet afgewassen. De Observer was gespikkeld van de tomatensap uit blik.

Ik was er al bang voor: mevrouw Hedge is een slons. De telefoon stond niet stil. Boodschappen opgeschreven: “Ted heeft gebeld.”

“lan heeft opgebeld.”

“Martin was aan de telefoon.”

“Of u Kingsley wilt terugbellen.”

“Jurriaan belde op: of u naar de lunch op dinsdag gaat.”

Ik dweilde net de keukenvloer toen mevrouw Hedge terugkwam. Ze droeg een grote struik en vier blikjes Carlsberg.

“Christus,” zei ze. “Het ziet er naar uit dat ik een lot uit de loterij heb getroffen. Hebt u lol in huishoudelijk werk, meneer Mole?”

“Ik kan slecht tegen rommel,” zei ik.

Ze ging de tuin in om de struik te planten, daarna ging ze op de patio zitten op een ijzeren stoeltje en dronk Carlsberg zo uit het blikje. Ze leek zich niets aan te trekken van de kou. Toen het begon te regenen, kwam ze weer binnen, pakte een golfparaplu uit de bak in de gang en ging weer naar buiten. Ik ging naar mijn kamer om aan mijn roman Ziet! De vlakke heuvels van mijn thuisland te werken.

Toen ik voor de tweede keer naar beneden ging, was er geen spoor van mevrouw Hedge te bekennen. Ik zag tot mijn genoegen dat er nog drie blikjes Carlsberg in de ijskast stonden. Ze mag dan excentriek en een slons zijn, maar ze is, goddank, nog geen alcoholiste.

Maandag 4 maart

Mevrouw Hedge lag nog in bed toen ik van mijn werk kwam. De keuken zag er schandelijk uit! De Carlsberg was verdwenen uit de ijskast. Ze moet het in bed hebben opgedronken. Dat is de enig mogelijke conclusie.

Woendag 6 maart

Naar Pandora om mijn post op te halen. Niets opwindends. Brieven van de Market Harborough Building Society, Reader’s Digest, en Plumbs, een firma die hoeslakens levert. Hoe is Plumbs aan mijn naam en adres gekomen? Ik heb nooit enige belangstelling aan de dag gelegd voor fournituren. Pandora heeft een studeerkamer gemaakt van mijn rommelhok. Ik deed een map op haar bureau open waar ‘collegedictaat’ op stond. Begreep er geen woord van. Het was waarschijnlijk Servo-Kroatisch.

Donderdag 7 maart

Vanmorgen zonder kloppen de badkamer ingelopen. Mevrouw Hedge zat in het bad haar benen te scheren. Morgen koop ik een haakje voor de deur. Ik schat haar op minstens 38C.

Vrijdag 8 maart

Mevrouw Hedge zei: “U kunt gerust uw vrienden uitnodigen, meneer Mole.” Ik vertelde haar dat ik geen vrienden had. Ik ga mijn eigen eenzame weg.

Toen ik hetzelfde tegen Leonora zei, zei ze: “Voor onze volgende sessiemoet je proberen een onbekende aan te spreken, te glimlachen en een gesprek te beginnen, en een nieuwe vriendin te maken.”

Zaterdag 9 maar t

Er was een onbekende in de keuken toen ik beneden kwam. Hij at een geroosterde boterham met marmite. Hij zei: “Hallo. Ik ben Gerry.”

Ik glimlachte en zei: “Goedemorgen, ik ben Adriaan Mole.” Daar bleef het bij. Ik vond het moeilijk een gesprek te beginnen met een man in vrouwennegligé en verder niets.

Ik schonk mezelf een kopje thee in en ging weg. Zat ik nog maar in mijn rommelhok.

Maandag 11 maart

Meneer Major was op het nieuws. Hij zei: “Ik wil ons op de plaats zien waar we thuishoren: in het hart van Europa, in samenwerking met onze partners bouwend aan de toekomst.”

Het is eigenaardig, maar meneer Major kan het woord wil niet laten rijmen met bil. Om de een of andere reden zegt hij wel. Ik vermoed dat deze handicap uit zijn jeugd stamt. Wanneer de kleine John dat woordje lispelde, kwam zijn vader dan misschien van zijn trapeze afspringen om hem ervan langs te geven en de kleine John snikkend in het zaagsel achter te laten, zodat hij nog steeds niet in staat is dat woordje correct uit te spreken?

Wat heb ik een medelijden met hem. Hij heeft kennelijk dringend therapie nodig. Het schijnt dat wij allebei gebukt zijn gegaan onder gênante vaders. Ik zal het er de volgende keer met Leonora over hebben.

Dinsdag 12 maart

Brown is in het weekend van een met gras begroeide oever gegleden en heeft zijn stuitje gekneusd. Hij was uileballen aan het verzamelen. Hij is uitgeschakeld en ligt op een plank op de vloer van zijn slaapkamer. Ha! Ha! Ha! Ho! Ho! Ho! Drie hoeraatjes!

Woendag 13 maart

Browns assistent, Gordon Goffe, voelt zich nu een man van gewicht (honderd kilo). Hij leidt een onderzoek naar de ‘postzegeldiefstallen’. Bof ik even! Ik wilde net de eerste hoofdstukken van mijn roman Ziet! De vlakke heuvels van mijn thuisland naar Faber en Faber sturen. Nu zal ik zelf de postzegels moeten betalen. Wanneer zij die hoofdstukken gelezen hebben, zullen ze hunkeren naar de rest.

Donderdag 14 maart

De Zes van Birmingham zijn uit de gevangenis ontslagen.

Gordon Goffe sjouwt alle kantoren af om steekproefsgewijs onze laden te controleren. Bij Megan werd een illegale doos departementale ballpoints aangetroffen. Zij heeft een mondelinge waarschuwing gekregen. Deze week geen sessie met Leonora. Ze woont een conferentie bij in Sacramento.

Vrijdag 15 maar t

Barry Kent was in het programma Kaleidoscope en las voor uit Dagboek van een hufter. Het stukje dat ik hoorde was nihilistische rotzooi. Goffe kwam mijn hokje binnenstormen en zei dat het niet was toegestaan tijdens kantooruren naar Radio 4 te luisteren. Ik wees hem erop dat meneer Brown daar nooit bezwaar tegen had gemaakt.

Goffe zei: “Ik ben meneer Brown niet,” een zo stompzinnige constatering dat ik er geen antwoord op had. Nu heb ik wel een antwoord, drie minuten na middernacht, maar dat is vanzelfsprekend te laat.

Zaterdag 16 maart

Bij Pandora’s flat langsgegaan voor mijn post. Niets interessants: reclame voor thermisch ondergoed; een aanmeldingsformulier voor de Reader’s Digest-competitie  – de prijs: een staaf goud; de Plumbscatalogus met een aanbieding van velours gordijnen. Ik word volgende maand vierentwintig en ik moet bekennen, lief dagboek, dat ik verwacht had op die leeftijd te corresponderen met allerlei interessante en boeiende mensen. In plaats daarvan schijnt de wereld me te zien als iemand die ‘s-morgens opstaat, zijn thermische ondergoed aantrekt, zijn velours gordijnen opentrekt en in de nieuwe Reader’s Digest begint te lezen.

De kat zag er mager uit, maar was blij me te zien. Ik gaf hem een heel blikje kattenvoer. Pandora was uit, dus heb ik de flat eens goed bekeken. De lade met haar ondergoed zit vol walgelijke seks-hulpmiddelen. Blauwbaard voldoet kennelijk niet helemaal.

Zondag 17 maart

Vanmorgen een interessant gesprek over de Russische verkiezingen gehad met het meisje uit de krantenkiosk. Toen ze me mijn Sunday Times overhandigde zei ze (bij wijze van grapje, neem ik aan): “Hij is loodzwaar. Zal ik je helpen hem naar huis te dragen?”

“Nee hoor,” antwoordde ik schertsend, “ik denk dat ik dat net kan halen.” Maar bij het aanpakken deed ik wel alsof ik door mijn knieën zakte onder het gewicht. Wat hebben we gelachen.

Ze ziet er heel aardig uit op een weinig pretentieuze manier.

6 uur. Bij het overlezen van bovenstaande regels vind ik dat ik oneerlijk ben geweest tegenover het meisje in de kiosk. Een nylon overall is niet de meest flatteuze kleding. En ik kon haar benen niet zien omdat ze steeds achter de toonbank stond.

Ik heb zojuist de boekenbijlage van de Sunday Times gelezen en tot mijn verbijstering, ontsteltenis en afschuw zag ik dat Dagboek van een hufter vandaag nummer tien staat op de bestsellerlijst!

Maandag 18 maart

Op weg naar mijn werk bij de kiosk langsgegaan voor een pakje Polo mints. Het meisje zei geestig dat ik betaalde voor frisse lucht, nl. het gat in de pepermuntjes! Dat was nog niet eerder bij me opgekomen, dus gaf ik haar de Polo’s terug en zei: “Oké, geef dan maar een zakje Trebor Mints.” Opnieuw schaterden we het uit. Ze heeft bepaald gevoel voor humor. Benen nog steeds achter de toonbank. Brown, de simulant, nog steeds thuis. Goffe nog steeds op het oorlogspad op kantoor. Het zal Leonora plezier doen te horen over het meisje in de kiosk.

Dinsdag 19 maart

Een brief van Pandora, mijn eerste post in de Sitwell Villas.

Zondag 17 maart

Adriaan,

Ik heb je al verschillende malen gevraagd de sleutel van deze flat terug te geven. Dat heb je nog steeds niet gedaan. Ik ben bang dat ik je een ultimatum moet stellen. Als de sleutel niet dinsdagavond om 7 uur in mijn bezit is, zal ik een slotenmaker laten komen, een nieuw slot in de voordeur laten zetten en daarna zal ik jou de rekening sturen. De keuze is aan jou. Ik neem niet langer: a) dat jij je bemoeit met het voedingspatroon van de kat; b) dat je stiekem in de lade met mijn ondergoed rommelt; c) voedsel uit de ijskast haalt wanneer ik er niet ben. Zoals ik al eerder zei, zal ik doorgaan je post (hoe weinig die ook voorstelt) door te sturen en de boodschappen door te geven die naar mijn oordeel urgent zijn.

Om 6 uur 59 schoof ik een envelop met de sleutel, een muntje van 10 pence en een ijzig briefje onder de deur van Pandora’s flat door. In het briefje stond:

Pandora,

a) Volgens mij is de kat veel te mager en schijnt hij gebrek aan energie te hebben;

b) Ik herinner me nog als de dag van gisteren hoe je zei dat ‘jarretels e.d. de symbolen zijn van de vrouw als slavin onderworpen aan de lusten van de man’. Vibrators idem dito;

c) Het potje krabpasta in de ijskast was van mij. Ik heb het gekocht op 20 februari van dit jaar. Ik heb het bonnetje om het te bewijzen. Ik geef toe dat ik me een boterham heb toegeëigend. Hierbij zoals je ongetwijfeld zult zien, tien pence, als vergoeding voor het gewraakte sneetje.

Woendag 20 maart

Hoe krijg ik die benen achter de toonbank uit?

Donderdag 21 maart

Ze heet Bianca. Een vreemde naam voor iemand die in een kiosk werkt. Daar heten ze meestal Joyce. Ik zag haar dozen met zakjes chips van een leverancier de kiosk in dragen. Benen oké, alleen een beetje knokige enkels, dus op de schaal van een tot tien, niet meer dan een vijf.

9 uur ‘s-avonds. Leonora was vanavond in een vreemde stemming. Ze was kwaad omdat ik 15 minuten te laat kwam. Ik wees haar erop dat ik haar voor het volle uur zou betalen.

Ze zei: “Daar gaat het niet om, Adriaan. De structuur van onze sessies is zorgvuldig gepland. Ik sta erop dat je in het vervolg precies op tijd komt.”

Ik antwoordde: “Mijn chronisch gebrek aan punctualiteit is een van mijn vele problemen. Zou u zich daar niet op moeten richten?”

Ze sloeg haar welgevormde benen onder haar zwartzijden rok over elkaar en ik zag een flits van wit. Vanaf dat moment was ik helemaal hulpeloos en kon nog alleen maar het hoofd knikken of schudden in antwoord op haar vragen. Spreken was mij onmogelijk. Ik voelde dat als ik mijn mond opendeed, er alleen maar ruwe ongearticuleerde kreten van lust uit zouden komen, die haar de stuipen op het lijf zouden jagen en het einde zouden betekenen van onze tijd samen.

Tien minuten voor het einde van onze sessie zei ze: “Je vertoont een typisch regressief gedrag op het ogenblik, zullen we daar gebruik van maken?”

Ik knikte en ze moedigde me aan over mijn vroegste herinneringen te praten. Ik herinnerde me dat ik gebeten werd door een hond en dat mijn oma jodium op de wond deed. Ik herinner me ook hoe mijn (inmiddels overleden) opa de hond door de keuken schopte.

Toen was het weer tijd om dertig pond op te hoesten en weg te gaan.

Zaterdag 23 maart

Mevrouw Hedge vroeg me of ze met Gerry moest trouwen, het huis verkopen en naar Cardiffverhuizen. Ik adviseerde haar het niet te doen. Ik begin nog maar net een beetje te wennen. Ik weet net hoe de grill werkt en zo. Ik moet er niet aan denken dat ik weer een andere behuizing moet gaan zoeken. Trouwens, waarom vraagt ze dat aan mij? Ik heb die lelijke aap maar een paar keer gesproken.

Zondag 24 maart

De bril van de wc stond omhoog, dus neem ik aan dat Gerry in situ is. Ik ging mijn krant kopen bij Bianca en ja hoor, toen ik terugkwam zaten Gerry en mevrouw Hedge eieren met spek te eten in de keuken. Mevrouw Hedge leek niet blij me te zien. Ik deed wat rice krispies in een kom en nam hem mee naar mijn kamer. Maar tegen de tijd dat ik boven was, waren ze opgehouden met knetteren, knappen en ploppen, wat me erg irriteerde. Ik heb vreselijk de pest aan slappe rice krispies.

Maandag 25 maart

Gerry is een deel van het meubilair geworden. Ik ben het koekoeksjong in het nest. De framboos in het aardbeienbed. Een piranha in de goudviskom. Het gesprek stokt zodra ik de keuken of de zitkamer binnenkom en zij er zijn. Ik wilde vanavond graag de uitreiking van de Oscars op de televisie zien, maar Gerry griste de afstandsbediening weg en hield hem op zijn schoot, waardoor hij mij het genoegen ontzegde die begaafde en bescheiden acteur, Jeremy Irons, een Oscar te zien winnen voor Engeland. Ik moest het blijde nieuws op Radio 4 horen en me de verrukking van meneer Irons voorstellen. Degene die beweerde dat de ‘beelden zoveel beter zijn op de radio’, had het goed mis.

Dinsdag 26 maart

Ik heb Bianca gevraagd me tijdig te waarschuwen wanneer een geschikt klinkende briefkaart met woonruimte bij de kiosk mocht binnenkomen. Ze heeft het beloofd. Ik denk dat ze me wel ziet zitten. De haast heeft de betekenis van bovenstaande zin veranderd: briefkaarten kunnen niet de kiosk in komen wandelen en geschikt spreken. Leonora heeft de afspraak van vanavond afgezegd. “Een noodgeval,” zei ze.

Ben ik soms geen noodgeval? Mijn geestelijke gezondheid hangt aan een zijden draadje. Leonora is het enige dat nog tussen mij en de ziekenfondsafdeling van het krankzinnigengesticht in staat. Zal ze het zichzelf ooit kunnen vergeven wanneer ik met schuim op de mond in een dwangbuis wordt opgenomen?

Woendag 27 maart

Meneer David Icke, een beroemd man uit Leicester, heeft onthuld dat hij ‘een doorgeefluik is voor de geest van Christus’. Hij kwam op de televisie en vertelde de verbijsterde pers dat zijn vrouw en dochter ‘incarnaties van de aartsengel Michael’ zijn. Hij gaf de planeet Sirus de schuld van de aardbevingen en ziekten op de wereld. Gerry en mevrouw Hedge maakten grapjes over hem en zeiden dat hij gek was, maar ik weet het nog zo net niet. Wij, mensen uit Leicester, staan bekend om onze nuchterheid. Misschien weet meneer Icke iets waar wij gewone stervelingen niet eens naar kunnen raden.

Donderdag 28 maart

Bianca heeft astronomie gedaan in de hoogste klas. Ze zei vanmorgen: “Er bestaat geen planeet die Sirus heet.” Maar ik zei: “David Icke heeft gezegd dat Sirus nog niet ontdekt was, dus spreekt het vanzelf dat hij niet in de boeken staat, denk je ook niet?”

Er ontstond een lange rij, dus moesten we ons gesprek wel afbreken. Ik ging er na mijn werk nog eens langs, maar Bianca was bezig – een of andere ouwe zak klaagde over zijn rekening.

Vrijdag 29 maart

Hoe meer ik nadenk over David Icke’s voorspellingen zoals dat het einde van de wereld aanbreekt wanneer de wereld zich niet weet te ‘zuiveren van alle kwaad’, des te logischer komt het me voor. Hij is een succesvol man, die in dienst was bij de BBC, nota bene! Hij was bovendien beroepskeeper bij Hereford City. We moeten niet te vlug zijn met onze hoon. Columbus is ook eens bespot omdat hij zei dat de aarde rond was. Iets dat toch geverifieerd is door de eerste astronauten van Amerika.

Mijn moeder belde me vanavond op om te vragen wat ik volgende week voor mijn verjaardag wil hebben. Ik zei dat ze me net als anders maar weer een boekenbon moest geven. Daarna vertelde ze dat Leicester op stelten staat vanwege David Icke en dat er een run op turkooizen joggingpakken is (zoals de volgelingen van meneer Icke dragen). Ze zei dat ze medelijden had met zijn moeder. Kennelijk beweert meneer Icke dat hij geboren is op de planeet Sirus, terwijl zijn moeder in de Leicester Mercury zegt dat ze zich duidelijk zijn geboorte herinnert in de kraamkliniek van Leicester.

Vanavond had ik geen bananen meer. Ik moest de halve stad door voor ik een avondwinkel vond die ze verkocht.

Zaterdag 30 maart

Twee verjaarskaarten aan mezelf op de bus gedaan. In de late lichting, zodat ze op dinsdagmorgen aankomen.

Maandag 1 april

Een man met een Schots accent belde me vanmorgen op in mijn hokje en zei: “Ik heb zojuist de eerste hoofdstukken van uw roman Ziet! De vlakke heuvels van mijn thuisland gelezen en ik wil het volgend jaar uitgeven. Accepteert u een voorschot van 50.000 pond?”

Ik stamelde ‘ja’ en vroeg toen wie ik aan de lijn had.

Een stomme idioot!” lachte de bedrieger en gooide de hoorn op de haak.

Wie kan nou zo wreed zijn? Vijftien seconden lang had ik mijn doel bereikt. Ik was schrijver van beroep en woonde in mijn eigen huis. Ik had leren auto rijden. Er stond een auto in mijn garage. Ik had een Rolex horloge en een Mont Blanc pen. Er zat een vliegticket naar Amerika in de zak van mijn kasjmieren jas. Brieven van fans ritselden in mijn leren diplomatenkoffertje. Een stapel uitnodigingen voor literaire evenementen lag op de schoorsteen. Toen werd mijn droom aan diggelen geslagen door de grapjas en was ik weer gewoon Adriaan Mole, die midden in een rapport over salamander-verplaatsingen zat in een hokje van de milieudienst in Oxford. Ik verdenk Goffe.

Dinsdag 2 april

Verjaarskaarten van mijn moeder, Rosie, mijn vader, oma, mevrouw Hedge en Megan. Zes totaal. Niet gek. Ik had die twee niet aan mezelf hoeven sturen.

Cadeaus:

1) Boekenbon van 10 pond van mijn moeder.

2) Bon voor W.H. Smith van mijn vader (5 pond).

3) 2 Paar sokken van mevrouw Hedge (wit).

4) Cactus van Megan (obsceen).

Geen onverwacht verjaarsfeestje. Geen kaarsjes uitblazen. Geen ‘Lang zal hij leven’. Geen Leonora tot donderdag.

Woendag 3 april

Ik ben nu vierentwintig jaar en één dag. Vraag: Wat heb ik gedaan met mijn leven? Antwoord: Niets.

Graham Greene is vandaag gestorven. Vier jaar geleden heb ik hem geschreven om hem te wijzen op een fout in zijn boek The Human Factor. Ik heb er nooit antwoord op gekregen.

Donderdag 4 april

Vanmorgen mijn baard bijgeknipt. Mevrouw Hedge gilde toen ik de badkamer uit kwam. Toen ze weer op verhaal was gekomen, zei ze: “Christus, u lijkt net de Yorkshire Ripper!

Ik had een vreselijke sessie met Leonora. Ik ging haar kamer binnen met de eigendunk van een bladluis met anorexia en kwam er nog veel slechter uit.

De lage dunk van mijzelf toen ik bij Leonora binnenkwam, was te danken aan een telefoongesprek dat ik eerder op de dag met mijn moeder had. Ze had naar mijn kantoor gebeld met de vraag of ik naar een feestje wilde dat Barry Kent geeft om het succes van Dagboek van een hufter te vieren. De plaats is de Noordoostelijke Leicester Arbeidersclub, en half Leicester is uitgenodigd.

Ik zei tegen mijn moeder: “Ik zou nog liever een lijk wassen.”

Mijn moeder beschuldigde me van kinderachtige jaloezie, kreeg het vervolgens op haar heupen en somde al mijn fouten op: arrogantie, domme trots, snobisme, pretenties, nep-intellectualisme, slapheid, enz. enz.

Ik herhaalde dit voor Leonora. Ze zei: “Ik stel voor dat je ter harte neemt wat je moeder zegt. Ik stel bovendien voor dat je naar dat feestje toe gaat.” Ze zei dat ze vijf exemplaren van Dagboek van een hufter had gekocht: voor haar man, Fergus, voor haar beste vriendin, Susan Strachan, voor haar therapeut, Simon, voor haar inspectrice, Alison, en voor zichzelf. Ik was totaal overdonderd. Toen Leonora zei dat het tijd was, weigerde ik op te staan.

Ik zei: “Ik kan de gedachte dat u geniet van Barry Kents werk niet verdragen.”

Leonora zei: “Dat is dan jammer. Geef me dertig pond en verdwijn.”

Ik zei: “Nee. Ik ben totaal seksueel geobsedeerd door u en ik denk constant aan u. Ik heb mijn diepste gevoelens voor u blootgelegd.”

Leonora zei: “Dat is de gewone reactie. Daar komt u wel overheen.”

Ik zei: “Leonora, ik voel me verraden. Ik weiger behandeld te worden als een geval uit een leerboek.”

Leonora stond op, wierp haar prachtige hoofd in de nek en zei: “Onze relatie is puur professioneel, meneer Mole. Het zou nooit iets anders kunnen worden. Ik zie u volgende week donderdag.”

“Oké,” zei ik. “Hier hebt u uw dertig zilverlingen.”

Ik gooide een cheque van de Harborough Building Society voor dertig pond op haar bureau, liep de kamer uit en sloeg de deur met een klap achter me dicht.

Als mijn vader het me had gegund zelf het moment te kiezen om mijn speen aan de wilgen te hangen, dan zou ik nu genieten van een volmaakte geestelijke gezondheid, daar ben ik van overtuigd.

Zaterdag 6 april

Ben ik de enige in Engeland die de situatie omtrent David Icke onbevooroordeeld beziet? Bianca beschreef hem vanmorgen als ‘totaal geschift’, maar ik wees haar erop dat Jezus zelf werd nagewezen in zijn tijd. De pers was tegen hem en de Parizeeën maakten hem zwart bij Jan en Alleman. Bovendien was Jezus een beetje excentriek in zijn kleding. Hij zou nooit een ‘best geklede Palestijn van het jaar’ – prijs hebben gewonnen. Maar, als er in Christus’ tijd joggingpakken hadden bestaan, zou hij die bijna zeker gekozen hebben voor het draaggemak en de wasbaarheid van dergelijke kledingstukken.

Zondag 7 april

Dagboek van een hufter staat nu nummer 8. Vanavond mijn Geïllustreerde Kinderbijbel doorgebladerd en zag tot mijn schrik dat Jezus op bladzij 33 (De wederopstanding van Lazarus) turkooizen jurken draagt!!!

Maandag 8 april

Brown is terug, maar hij draagt een luidruchtig chirurgisch korset, wat heel handig is omdat Megan stiekem omgaat met Bill Blane (van de dassen-afdeling). Ik mag Bill wel. Hij en ik hebben vandaag over David Icke gesproken bij de koffieautomaat. Bill is het met me eens dat Sirus best over het hoofd kan zijn gezien door de astronomen. Misschien zat hij net achter een andere, grotere planeet.

De emir van Koeweit heeft beloofd volgend jaar parlementaire verkiezingen uit te schrijven. Hij heeft aangekondigd dat vrouwen zullen mogen stemmen. Bravo, mijnheer!

Dinsdag 9 april

John Major is door de pers ondervraagd over zijn eindexamenresultaten. Ik hoop dat het Brown niet doet denken aan mijn niet-bestaande deelcertificaat biologie. Waarom, o waarom ben ik niet in Amerika geboren? Daar krijgen de leerlingen multiple choice examens. Het enige wat die stommerds daar hoeven doen is een kruisje zetten bij wat zij denken dat het goede antwoord is:

Bijvoorbeeld:

Vraag: Wie heeft Amerika ontdekt?

Was het:

a) Columbus

b) Mickey Mouse

c) Rambo

Woendag 10 april

Bill Blane vroeg of ik morgen na het werk wat met hem ga drinken. Dit zou best eens het begin van een nieuwe vriendschap kunnen zijn.

Donderdag 11 april

Bill wilde over Megan praten. In feite heeft hij de hele avond over haar gepraat. Ik kon er geen woord tussen krijgen, alleen om ‘Nog een glas?’ te vragen wanneer het mijn beurt was een rondje te geven. Ik dronk veel te veel (drie glazen bier) en begon beneveld als ik was in de richting van Pandora’s flat te lopen voor ik mijn vergissing besefte en mijn schreden richtte naar het Hedge-huis.

Vrijdag 12 april

Vanavond gewerkt aan Ziet! De vlakke heuvels van mijn thuisland! Begonnen aan hoofdstuk elf:

Terwijl hij om de heuvel heen trok, keek hij naar het oosten en zag daar de stad Leicester gloeien in de stervende sintels van de ondergaande zon. De torenflats weerspiegelden de rode stralen en weerkaatsten ze tegen de fabriekspijpen en parkeergarage van het ziekenhuis. Hij zuchtte van glorieuze anticipatie in de wetenschap dat hij zo dadelijk over de gereconstrueerde betonnen straten van zijn geboortestad zou struinen. Hij had de stad ook via een discretere route kunnen binnenkomen – bij afslag 23 de snelweg verlaten – maar hij prefereerde de route van de schaapherders en trouwens, hij bezat geen auto.

Hij was te lang weggebleven, dacht hij. Hij had schoon genoeg gekregen van de wereld met al zijn attracties. Leicester was de plaats van zijn hart. Hij liep met grote passen de heuvel af, zijn ogen waren vochtig. De wind misschien? Of de pijn der afwezigheid? Hij zou het nimmer weten. De zon glipte weg achter het grote hoofdkantoor van de Alliance and Leicester Building Society en hij voelde de steelse vingers van de nacht om zich heen. Spoedig viel de duisternis. Hij daalde steeds verder af. Lager. Lager. Niet veel mensen weten dat Leicester in een kom ligt, peinsde hij. Geen wonder dat dit het bronchitis-centrum van de wereld is, dacht hij. Even later was hij de heuvel afgedaald en bevond hij zich op vlakke grond.

Dit is waarschijnlijk het beste dat ik ooit geschreven heb. Het is magnifiek. Ik hoop dat ik dit niveau het hele boek vol zal kunnen houden.

Zaterdag 13 april

Aantekeningen bij Ziet!:

  1. Zal ik mijn held een naam geven? Of zal ik doorgaan met ‘hij’, “hem” enz.
  2. Moet de verhaallijn versterkt worden? Op het ogenblik gebeurt er nog niet zoveel. Hij verlaat Leicester en daarna komt hij weer terug in Leicester. Moet de lezer weten wat hij in de tussentijd heeft gedaan?
  3. Moet hij met een vrouw naar bed gaan, of boodschappen doen? De meeste moderne romans zitten vol verwijzingen naar het een of het ander – het lezerspubliek is kennelijk dol op die bezigheden.

Beschrijvingen (om ergens tussen te zetten):

  • De boom boog zich in de wind als een bejaarde man op een duintop.
  • De gebakken eieren sputterden in de pan als een oude man met een tuberculeuze hoestbui in een armenziekenhuis tijdens de crisisjaren.
  • Haar borsten deinden als heteluchtballonnen. Haar gezicht zag rood van woede, haar ogen flitsten als een maniakale vuurtoren waarvan de pit schoongemaakt moet worden.
  • Thee was precies wat hij nodig had. Hij nipte dankbaar van zijn kopje als een Afrikaanse olifant die zijn drinkplaats opgedroogd had gevonden, maar toen een idee had gekregen en naar een andere drinkplaats was gewandeld.

Van nu af aan zal ik al die ideeën opschrijven zodra ze me invallen. Ze zijn veel te goed om te verspillen. Publikatie lijkt binnen mijn bereik te liggen.

Zondag 14 april

Wakker om 8 uur 30, ontbeten: cornflakes, toast, ketchup, twee koppen thee. De Sunday Times en de Observer opgehaald. Bianca was er niet. Dagboek van een hufter is gestegen naar de zevende plaats. Een blazer aangetrokken. De buitenste ringweg rondgewandeld, thuisgekomen. Blazer geborsteld en opgehangen. Op bed gaan liggen. Ingeslapen. Wakker geworden, blazer aangedaan, uitgegaan, pizza gegeten in de Pizza Hut. Teruggekomen, op bed gaan liggen, ingeslapen. Wakker geworden, bad genomen, pyjama en kamerjas aangedaan. Teennagels geknipt, baard bijgeknipt, huid geïnspecteerd. Bandjes opgeborgen in alfabetische volgorde, van Abba tot Warschau-concert. Naar beneden gegaan. Mevrouw Hedge in de keuken, in tranen aan de keukentafel. “Ik heb niemand die ik in vertrouwen kan nemen,” snikte ze. Sandwiches met krabpasta gemaakt. Naar bed gegaan. Dagboek bijgewerkt.

Zo kan ik niet doorgaan. Ik zou in de gevangenis nog een rijker sociaal leven leiden.

Maandag 15 april

Naar de keuringsarts van het kantoor gegaan, dr. Abrahams. Ik heb hem verteld dat ik een depressie heb. Hij vertelde mij dat hij een depressie had. Ik vertelde hem dat mijn leven zinloos was en dat mijn ambities niet verwezenlijkt werden. Hij vertelde me dat hij ervan droomde de gynaecoloog van de koningin te worden voor zijn 44ste jaar. Ik vroeg hem hoe oud hij was. Hij vertelde me dat hij 45 was. Arme ouwe zak. Hij gaf me een recept tegen mijn depressie. Ik vroeg de apotheker of er bijeffecten waren.

Ze zei: “Nou, er kan sprake zijn van een verminderd concentratievermogen. Uw fysieke bewegingsmogelijkheden kunnen afnemen. U zult een snellere hartslag krijgen. U zult last kunnen krijgen van zweten en beven, constipatie en misschien ook problemen krijgen met urineren. Een beetje deprimerend allemaal, niet?”

Ik was het met haar eens en scheurde het recept in snippers.

Woendag 17 april

Rocky gaf me vanmorgen een lift naar mijn werk in zijn limo. We hadden het over Pandora, hoe arrogant ze is en zo. Rocky zei: “Maar toch, Aidy, zal ik altijd van haar blijven houden, ze is…hoe zal ik ‘t zeggen…zo ongeveer uniek.”

Ik feliciteerde Rocky met het woord ‘uniek’.

Rocky vertelde me dat zijn vriendin, Garly Piek, hem nieuwe woorden leert.

Ik zei: “Dus ze is je vocabulaire aan het verrijken, hè?” Maar hij keek me niet-begrijpend aan, waaruit ik opmaakte dat zij er nog niet lang mee bezig was.

Toen de auto voor het kantoor stilstond, zag ik tot mijn genoegen dat Brown net uit het raam keek. Hij dook weg, maar hij moet me wel uit de limousine hebben zien stappen. Het kan geen kwaad dat Brown weet dat ik omga met rijke en machtige mensen.

Robert Maxwell heeft de Mirror gered. Hij is een heilige!

Donderdag 18 april

De watersalamanders van Newport Pagnell schijnen tot rust te zijn gekomen, God zij dank. De plannen voor de snelweg liggen nu vast en de werkzaamheden beginnen volgende maand.

Mevrouw Brown kwam vandaag op kantoor. Ze was haar tas kwijtgeraakt in het Ashmolean Museum. Brown was weinig meelevend. Voor hij de deur dichtdeed hoorde ik hem zeggen: “Dat is al de tweede keer dit jaar, stomme idioot.” Zo zou hij nooit tegen Megan hebben gesproken. Mevrouw Brown is heel knap. Alleen haar kleren zijn verschrikkelijk. Het lijkt wel of er een krankzinnige in haar klerenkast woont die elke morgen bepaalt wat ze aan moet trekken. In Oxford valt dat niet zo op. De mensen denken waarschij nlijk dat zij gewoon een van die verstrooide professoren is. In Leicester zou iedereen haar uitlachen.

Zaterdag 20 april

Mevrouw Hedge zat vanmorgen weer te huilen. Ik moet zien weg te komen uit dit tranendal. Ik heb vrolijke mensen nodig om me heen.

Bianca gaf me vanmorgen een kaart. In een waanzinnig handschrift stond erop:

KAMER TE HUUR

Academisch huishouden bereid gratis woonruimte te verstrekken aan verdraagzaam persoon, man of vrouw, in ruil voor lichte huishoudelijke taken⁄passen op kinderen en kat. Mogelijk iemand die overdag werkt maar de meeste avonden vrij heeft. Gaarne bellen naar dr. Palmer.

Ik belde onmiddellijk vanuit de telefooncel voor de kiosk. Een man nam op.

Dr. Palmer: Met Christiaan Palmer.

Ik: Dr. Palmer, u spreekt met Adriaan Mole. Ik zag net uw kaart bij de kiosk.

Dr. P: Wanneer kunt u beginnen? Ik: Beginnen met wat? Dr. P: Voor die rotkinderen zorgen. Ik: Maar u kent me niet eens.

Dr. P: U klinkt goed en u hebt al bewezen dat u een telefoon kunt hanteren. Hebt u geen handicaps? Beschikt u over ogen, vier ledematen en dergelijke? Ik: Ja.

Dr. P: Ooit opgepakt voor het molesteren van kindertjes? Ik: Nee.

Dr. P: Hebt u bijzonder onaangename gewoonten? Ik: Nee.

Dr. P: Mooi. Wanneer kunt u beginnen? Ik ben hier alleen. Mijn vrouw zit in Amerika.

De telefoon werd op de grond gegooid. Plotseling hoorde ik Palmer schreeuwen: “Tamsin, doe de dop weer op de bleekwater! Nu meteen!”

Hij kwam weer aan de telefoon en gaf me zijn adres in Banbury Road.

Ik ging naar de kiosk en vroeg Bianca wat voor kranten en tijdschriften dr. Palmer leest. Dat is een onmiskenbaar teken van zijn karakter. Het is een verbijsterende lijst:

Kranten: The Observer, The Daily Telegraph, The Sun, The Washington Post, The Oxford Mail, The Independent, The Sunday Times, Today.

Tijdschriften: Time Out, Private Eye, Just Seventeen, Vogue, Brides, Forum, Computer Weekly, Woman’s Own, Paris Match, Gardening Today, Hello!, The Spectator, The Literary Review, Socialist Outpost, The Beano, Angler’s Weekly, Canoeist, Viz, Interiors, Goal!

Ik liet haar ophouden en zei: “Palmers rekening moet huizehoog zijn. Hoe betaalt hij die?”

“Onregelmatig,” antwoordde ze.

Zondag 21 april

Dr. Palmer is lang en dun en draagt zijn haar zoals Elvis Presley in zijn zilveren-capes-in-Los-Angeles periode. Zijn eerste woorden waren: “Op weg naar een verkleedpartijtje?” Hij lachte en friemelde aan de revers van mijn blazer.

Ik mompelde iets neutraals en hij vroeg: “Is die baard echt?

Ik verzekerde hem dat ik die helemaal zelf had laten groeien en hij vroeg: “Hoe oud ben je?”

Ik antwoordde: “Vierentwintig,” en hij liet een eigenaardig lachje horen dat klonk als het blaffen van een hond, en zei: “ Vierentwintig! Waarom moet je er dan zo nodig bijlopen als die rottige Jack Hawkins?”

“Wie is Jack Hawkins?” vroeg ik.

“Dat is een filmster,” antwoordde hij. “Iedereen kent Jack Hawkins.” Hij keek een beetje nors om de een of andere reden. Toen zei hij: “Nou ja, tenzij je vierentwintig bent.”

We stonden nog steeds voor de deur van zijn vervallen huis. Een hele rij vieze, ongewassen melkflessen stond naast de deur. Een kindje van onbekende sekse kwam aanrennen door de gang en trok dr. Palmer aan zijn broek. “Ik heb een grote gedaan! Kom dan kijken, pap!” zei het.

We gingen met zijn drieën een reusachtige kamer in die een combinatie scheen te zijn van keuken, woonkamer en studeerkamer. Midden op de vloer stond een potje in de vorm van een olifant. Dr. Palmer keek in het potje en riep: “Tamsin, dat is echt een prachtige drol.”

Ik wendde mijn ogen aftoen hij het potje de kamer uit droeg. Toen hoorde ik hem roepen: “Alfa! Griffith! Kom eens kijken wat Tamsin heeft gedaan!” Er klonk een donderend geluid op de trap. Ik keek de gang in en zag nog twee androgyne kinderen in het potje kijken en hoorde ze “Wow!” en “Superpoep!” zeggen.

Ik trok mijn blazer recht voor de spiegel boven de grote open haard en bedacht dat het huishouden van dr. Palmer minder geschikt was voor iemand van mijn temperament. Ik hoor kleine kinderen niet graag vieze woorden zeggen en zie ze liever met behoorlijke kleren aan en met haren waar je hun seksuele geaardheid aan kunt aflezen. Niettemin, toen dr. Palmer terugkwam van het legen van het potje, zag ik tot mijn genoegen dat hij zijn handen afdroogde, hetgeen bewees dat hij op de hoogte was van de fundamentele beginselen der hygiëne. Ik stemde in met het bezichtigen van de kamer. We klommen de trap op, gevolgd door Tamsin, Griffith en Alfa, die met elkaar spraken in een taal die ik niet verstond.

“Spreken ze soms Welsh?” vroeg ik.

“Nee,” zei Palmer lachend. “Dat is Oembagoemba. Dat is hun eigen taal. Ze hebben hun Oembagoemba-kleren aan.”

Ik keek naar de vodden en repen stof en shawls waar de kinderen mee waren omwikkeld en was opgelucht te horen dat het niet hun normale uitrusting was. Ik had vroeger ook een eigen taaltje (Ikbak), tot mijn vader het eruit sloeg tijdens een lange reis naar Skegness.

De ‘gratis woonruimte’ bleek te bestaan uit de hele zolderverdieping. Aan de ene kant was een keuken, en een eigen badkamer aan de andere kant. Er stond een echt schrijfbureau. Ik zag mezelf de drukproeven van Ziet! al corrigeren aan dat bureau.

“Hier kun je vrijuit je gang gaan,” zei Palmer, “behalve seriemoorden.”

“Bent u leraar?” waagde ik.

“Nee,” zei hij. “Ik leid een onderzoeksproject naar volkscultuur. We proberen uit te zoeken waarom mensen naar cafés, disco’s, bingoavonden, de bioscoop en zo gaan.”

“Doen ze dat niet om zich te amuseren?” vroeg ik.

Palmer lachte weer. “Jawel, maar ik moet dat simplistische antwoord uitrekken tot een driejarig onderzoek en een boek van zevenhonderd bladzijden.”

Toen we de trap afliepen zei ik tegen dr. Palmer dat ik behalve een uitstekende huurder, ook schrijver en dichter ben.

Hij kreunde en zei: “Zolang je maar niet van me verlangt dat ik je manuscripten lees, zullen we de beste vrienden blijven.”

Hij maakte een kopje koffie voor me, nadat hij wat bonen had gemalen, en vertelde me over zijn vrouw, Cassandra, die in Los Angeles een film maakt over verminking. Ze klinkt afgrijselijk, maar hij beweert dat hij haar mist. Ik ben te verward en te moe om verder te schrijven. Dr. Palmer heeft gezegd dat hij woensdag moet weten of ik de kamer neem. Hij moet vrijdag uit naar een dartswedstrijd.

Maandag 22 april

Ga ik erheen of niet?

Kan ik ertegen vier avonden per week op drie kinderen te passen?

Ik zou wel 75 pond per week kunnen sparen. In een jaar is dat…? Zoals gewoonlijk wanneer ik geconfronteerd word met hoofd- of ander rekenwerk, hebben mijn hersens net mijn hoofd verlaten en zijn de kamer uit gewandeld.

Goddank bestaan er rekenmachientjes. Negenhonderd pond! En het is niet alsof ik mijn sociale leven ervoor moet opofferen, ik heb geen enkel sociaal leven en als het meezit blijft mevrouw Palmer wel in Amerika of valt van de Niagara Falls af of zoiets.

Donderdag 25 april

Palmer opgebeld vanuit kantoor en hem gezegd dat ik vanavond verhuis. Pandora gebeld en gevraagd of Cavendish me wil helpen verhuizen.

“Verhuizen?” vroeg ze. “Alweer?” Daarna: “Jij springt heen en weer als een vlo.”

Mevrouw Hedge gebeld en haar gevraagd of ze mijn onderbroekjes uit de wasmachine wil halen en ze op de radiator in mijn kamer te drogen wil hangen. Ik zei langs mijn neus weg dat ik op ging stappen.

Ze zei: “Dat doet iedereen, uiteindelijk.”

Mijn moeder opgebeld en haar mijn nieuwe adres gegeven voor het geval zich een familietragedie mocht voordoen. Ze zeurde een half uur door over president Gorbatsjovs dreigement met aftreden en voorspelde dat de USSR op instorten staat. Ik brak haar na een tijdje af en zei: “Ik stel geen belang meer in wat er op de wereld gebeurt. Ik kan er toch geen enkele invloed op uitoefenen, dus wat zal ik me druk maken?”

Mijn oma opgebeld in Leicester. Een lang gesprek gehad over prinses Diana. Oma vindt dat ze er de laatste tijd niet zo gelukkig uitziet. Ik vertelde haar waar ik me zorgen over maak: Diana is te mager.

De Market Harborough Building Society opgebeld om ze op de hoogte te brengen van mijn adreswijziging.

Waterstone’s opgebeld. Deed net alsof ik een boze lezer was. Gedreigd hen aan te klagen voor het verkopen van pornografie, nl. Dagboek van een hufter.

Megan opgebeld. Deed net alsof ik Brown was en zei: “God, wat houd ik van je, Megan,” met zijn afschuwelijke piepstemmetje.

Tenslotte kwam Brown binnenstormen en eiste dat ik ophield met telefoneren. Ik hoop van harte dat hij niet aan de deur heeft staan luisteren.

Ik voelde een sterke drang Leonora te zien. Ze stemde onmiddellijk met mijn komst in. Ze droeg een witte jurk. Ze zag eruit als een maagd die geofferd wordt. Ik had veel zin haar te ontmaagden, maar merkte dat ik over Bianca praatte. Leonora leunde voorover in haar stoel en toonde haar donkere decolleté. Ik hoorde mezelf zeggen dat ik wel geïnteresseerd was in Bianca, al vond ik haar decolleté wat teleurstellend.

Leonora vroeg: “Maar zou u van Bianca kunnen houden?”

Ik zei: “Dat is een belachelijk idee. Ik lig ‘s nachts niet wakker van de gedachte aan haar, dat doet alleen de gedachte aan u.”

Leonora zuchtte en zei: “Ik raad u aan de vriendschap met Bianca verder uit te bouwen. Ik ben een getrouwde vrouw, Adriaan. Uw obsessie voor mij is typisch voor een therapeutcliënt relatie. Dat noemt men transferentie. U moet de waarheid wat betreft uw gevoelens onder ogen zien.”

Ik zei: “De waarheid wat betreft mijn gevoelens is dat ik niet van u houd. Ik wil alleen maar met u naar bed.” Leonora zei: “Dertig pond, alsjeblieft.” Ik voelde me net een klant die een hoer betaalt.

Vrijdag 26 april

VERHUISDAG

Cavendish en Palmer zijn oude vrienden. Toen ze elkaar zagen, deden ze dat armen-om-elkaars-schouders, daarna grijnzen-en-schudden gedoe, wat zoveel mannen in Oxford tegenwoordig schijnen te doen. Terwijl ik mijn spullen uit de achterbak van de Volvo haalde en probeerde te verhinderen dat Tamsin, Griffïth en Alfa eraan zaten, hoorde ik Cavendish en Palmer als gekken lachen in de woonkamer. Ik weet het niet zeker maar ik geloof dat ik het woord ‘blazer’ hoorde. De kinderen spraken de hele avond Oembagoemba tot hun vader terugkwam om half twaalf. Ze weigerden pertinent naar bed te gaan of Engels met mij te praten. In plaats daarvan lagen ze onder de massieve grenen tafel op een hoop kussens en brabbelden in dat verzonnen taaltje van ze. Als je je ogen dichtdeed, leek het net alsof je in het buitenland was.

Zaterdag 27 april

Vanmorgen het boek Het witte hotel van D.M. Thomas gekocht. Als het ook maar half zo goed is als Het grote Babylon hotel van Arnold Bennet ben ik meer dan tevreden. Toen Christiaan me het uit de tas zag halen, trok hij zijn wenkbrauwen op en zei: “Laat dat maar niet rondslingeren. Alfa heeft de leesleeftijd van een kind van dertien.”

Ik zei: “Je zou je kind juist moeten aanmoedigen te lezen.” Christiaan snauwde: “Het witte hotel is een beetje zware kost voor een kind dat nog gelooft dat er elfjes leven in haar tuintje.” Om half twaalf sloeg ik Het witte hotel open, las er tien minuten in, stond toen op en deed de deur op slot. Het mag nooit in Alfa’s handen vallen.

Maandag 29 april

Opgepast. Ghristiaan is bij de halve finale van een darts-competitie met zijn dictafoon en clipboard. Beseffen de dikbuikige dartspelers wel dat ze deelnemen aan een onderzoeksproject? Ik betwijfel het. Ze schijnen allemaal aan tunnelvisie te lijden, wat een voordeel moet zijn als je darts speelt.

Christiaan vertelde me vandaag dat Bianca naar me had geïnformeerd en had gevraagd of ik al op orde was. Hij had haar verteld dat de kinderen me wel mogen. Ik wou dat hij dat aan mij had verteld. Christiaan vroeg me waarom ik Bianca niet mee uit vraag. Ik antwoordde nonchalant dat ik het te druk had. Maar, lief dagboek, de waarheid is dat ik bang ben dat ze misschien zal weigeren. Mijn ego is een frêle en fragiel voorwerp en bovendien: weet ik wel zeker dat ik een verbintenis wil aangaan met iemand die in een kiosk werkt?

Notities over Bianca: Negatief

1. Ze ziet er aardig uit, maar is niet iemand die aller hoofden doet omdraaien, zoals Leonora, die zelfs al het verkeer kan doen omdraaien.

2. Toen ik zei dat mijn wandeling ‘prettig Tsjechoviaans’ was, voornamelijk dank zij de kersebomen, keek ze me niet-begrijpend aan en vroeg wat ‘Tsjechoviaans’ betekende.

3. Haar heupen zien er niet uit alsof ze kinderen kan baren.

4. Ze draagt van die zware Doe Marten laarzen.

5. Ze is fan van Guns ‘n’ Roses.

Positief

1. Ze is aardig, vooral tegen kinderen die staan te aarzelen bij de snoep.

2. Ik schijn haar aan het lachen te kunnen maken.

3. Haar huid ziet eruit als witte zijde. Ik heb altijd de eigenaardige aanvechting haar gezicht te strelen wanneer ik bij haar in de buurt ben.

Dinsdag 30 april

Ik ben blij dat april afgelopen is. Het is een bitterzoete maand. De bloesem is uitgekomen, maar de wind waait nog heftig en doet de onderkant van je broekspijpen klapperen als je ze niet in je sokken stopt.

Baard onderhand aardig dik. Eten blijft erin vastzitten. Brown wees me op een stukje eiwit om 9 uur 30. Ik heb mijn gekookte eitje vanmorgen om 7 uur 39 gegeten. Sindsdien ben ik aangesproken of gezien door tenminste dertig personen. Waarom heeft niemand anders me erop gewezen dat er eiwit in mijn baard zat? Het was ook echt geen klein stukje. Voor eiwit was het zelfs behoorlijk groot en daarom onmogelijk om over het hoofd te zien. Ik zal een klein zakspiegeltje moeten kopen en mijn baard na iedere maaltijd controleren. Ik kan niet hebben dat er nog eens zoiets gênants gebeurt.

Woendag 1 mei

Opgepast. Griffith vroeg me hem te helpen met zijn model van een Scudraket, die hij maakt van de kartonnen wc-papierrolletjes en geknipte stukjes van een flesje afwasmiddel. Ik wees hem erop dat ik een pacifist ben.

Griffith (zes) zei: “Als je zusje bedreigd werd door een bende gemene schurken, zou je dan blijven staan toekijken zonder iets te doen?”

Ik zei: “Ja.” Griffith kent mijn zusje Rosie niet. Zij is heel goed in staat een hele bende gemene schurken eigenhandig de deur uit te gooien.

Christiaan kwam om 11 uur terug van zijn karaoke-avond. Het schijnt dat hij gedwongen was ‘Love is a many splendoured thing’ te zingen om zijn cover niet te verliezen. Dus zijn onderzoeksproject is echt een undercover-operatie. Dat verklaart waarom Christiaan zijn versleten denim inruilt voor zelfstrijkend polyester voor hij zich mengt onder zijn nietsvermoedende mede-genieters van de lagere cultuurvormen.

Donderdag 2 mei

Het manuscript van Ziet! De vlakke heuvels van mijn thuisland helemaal doorgelezen. Het is rommel van begin tot eind.

Vrijdag 3 mei

Misschien was ik gisteravond wat te hard. Ziet! heeft passages die gewoonweg briljant zijn. Ongeveer vijf.

Zaterdag 4 mei

Ziet! vanavond op de keukentafel laten liggen. Geen commentaar van Christiaan vanmorgen, al zei Alfa: “Je hebt op bladzijde 4 ‘succes’ verkeerd gespeld, het moet met twee e’s en niet met ks.” Christiaan keek niet eens op van zijn Sun.

Als ik ergens een hekel aan heb dan is het wel aan vroegrijpe kinderen. Het is volstrekt tegennatuurlijk. Ik kwam in de verleiding tegen Alfa te zeggen dat de elfjes die in het helse gat van haar tuintje leven beter een tetanusinjectie kunnen gaan halen, maar dat deed ik niet.

Vanmorgen de nieuwe Plumbscatalogus gekregen met een aanbieding van vier kussens met namaakborduursel en franje voor de lage prijs van 27,99 pond. Hoe zijn ze me op het spoor gekomen? De envelop kwam rechtstreeks van Plumbs op Banbury Road. Houden ze mij in de gaten?

Zondag 5 mei

Blazer aangedaan en om 2 uur mijn gebruikelijke wandeling over de buitenste ringweg gemaakt. Een of andere ouwe zak in een Morris Minor stond stil en vroeg de weg naar de Oxford Kegelclub. Alsof ik dat zou weten! Teruggekomen vond ik het huis vol met vrienden van Christiaan bezig met wat hij ‘fonduen’ noemde. Ze doopten rauwe groenten in een stinkende pot met wat eruitzag als gele verf. Ik besloot mee te doen.

Maandag 6 mei

Bianca kwam voorbij net toen ik vanmorgen naar mijn werk ging, dus hebben we een eindje samen opgelopen. Toen we overstaken bij de stoplichten, raakte haar hand de mijne aan. Er ging een elektrische schok door me heen. Ik bood mijn excuses aan en stak mijn hand in de zak van mijn regenjas om te voorkomen dat er nog eens zoiets zou gebeuren. Ze deed haar Sony koptelefoon af en bood me aan naar haar bandje van Guns ‘n’ Roses te luisteren. Na vijf minuten gaf ik hem weer terug. Ik kon niet tegen de herrie.

Dinsdag 7 mei

Bianca stond vanmorgen weer voor het huis. Ik weet niet waarom ze steeds deze weg neemt. Hij ligt niet op haar route. Opgepast. De kinderen gingen om half tien naar bed, nadat ik ze drie hoofdstukken van Ziet! had voorgelezen. Voor de verandering leken ze echt moe, gaapten en zo.

Woendag 8 mei

Bianca was er alweer. Ze was de veters van haar laarzen aan het vastmaken. Ze vertelde me dat ze zich vaak verveelt ‘s-avonds – ze heeft niet veel vrienden in Oxford. Ze mist vooral de bioscoop, ze heeft er een hekel aan in haar eentje te gaan. Ze ging maar door en door over Al Pacino. Ze heeft Sea of love elf keer gezien. Ik heb hem niet één keer gezien. Persoonlijk kan ik die man niet uitstaan. Ik heb haar verteld dat ik al in geen eeuwen een film heb gezien. Toen ze wegliep naar de kiosk keek ze een beetje geïrriteerd. Premenstrueel, waarschijnlijk.

Donderdag 9 mei

Opgepast. Om 7.30 bood ik de kinderen aan nog een stuk uit Ziet! voor te lezen, maar ze zeiden als één man, dat ze erg moe waren en naar bed wilden. Ik had een rustig avondje, waste mijn kantoorgarderobe en shampoode mijn baard. Christiaan kwam om 1 uur thuis na getuige te zijn geweest van een vechtpartij in een Indisch restaurant. Ik heb hem geadviseerd zijn broek in de week te zetten. Kerrie is een van de hardnekkigste vlekken die een mens kan oplopen. Het is beestachtig moeilijk weg te krijgen wanneer het vaste voet heeft weten te krijgen.

Maandag 13 mei

Een heel schandaal tussen de middag! Megan Harris en Bill Blane zijn betrapt toen ze hun edele delen aan het fotokopiëren waren! Niemand zou er wat van gemerkt hebben als het kopieerapparaat niet was vastgelopen. Ze zijn allebei geschorst met behoud van salaris, in afwachting van een intern onderzoek. Ik vind het prima. Daardoor hoefde ik geen tweehonderd pagina’s lulkoek over de watersalamanders in Newport Pagnell te kopiëren.

Dinsdag 14 mei

Het is volslagen oneerlijk. Vanwege Bills schorsing heb ik de verantwoordelijkheid voor de hele dassen-afdeling. Brown wierp de dasserapporten op mijn bureau en zei: “Jij bent toch een vriend van Bill. Zoek dit dan maar uit.”

Alleen maar omdat Brown degene was die de deur van het kamertje van het kopieerapparaat forceerde, hoeft hij zijn woede toch niet op mij te koelen. Hij mag dan misschien een maitresse en een secretaresse verloren hebben, maar hij moet niet vergeten wat hij op zijn manager-opleiding heeft geleerd en het hoofd koel houden.

Woendag 15 mei

Voor dag en dauw op om een taxi te nemen naar een dassen-burcht. Ik moet echt leren autorijden. Op de terugweg bleef de chauffeur maar klagen over de stank. Ik had de verse dassekeutels in een verzegelde departementale jampot, dus hoe het aroma daarvan in aanraking kon komen met de neus van de taxichauffeur, is me een raadsel. Persoonlijk vond ik de ‘dennegeur’ luchtverfrisser die in de auto hing, olfactorisch veel aanstootgevender.

Vrijdag 17 mei

Ik zit al tot over mijn oren in de salamanders en de dassen, en nu dreigt Brown me ook nog op te zadelen met de verantwoordelijkheid voor de rugstreeppadden! Hij is er kennelijk op uit me te dwingen mijn baan op te zeggen of geestelijk in te storten door overwerk.

Fotokopieën van Megans en Bills edele delen doen op kantoor de ronde. Ik vind dit een grof schandaal: een totale inbreuk op hun privé-leven, en niet te vergeten hun edele delen. De kopieën zijn trouwens zo vaag dat het onmogelijk te zien is welke van Bill en welke van Megan zijn. Dat apparaat heeft het nooit goed gedaan.

Bianca kwam vanavond langs met Palmers krantenrekening. Ik deed de deur open en had haar wel binnen willen vragen, maar ik wilde niet dat ze het idee kreeg dat ik aan geslachtsgemeenschap dacht – al deed ik dat natuurlijk wel. Daar denk ik altijd aan. Ze had zich kennelijk met zorg gekleed, voor de verandering. Ze droeg een strakke spijkerbroek, enkellaarsjes met hoge hakken en een witte overhemdbloes die in een bruinieren riem was gestopt. Ze had haar haren pas gewassen. Ik rook Wash ‘n’ Go, de shampoo die ik zelf ook gebruik. Het lag op mijn tong te vragen of ze een kopje koffie wilde, maar iets weerhield me daarvan.

Ze leek niet weg te slaan van de stoep – ze bleef maar doorgaan over hoe vervelend ze het vond ‘s-avonds niets te doen te hebben. Ik werd gedwongen in de gure wind te staan met alleen een broek en een overhemd aan. Ik kan best een ernstige verkoudheid opgelopen hebben. Ik moet de volgende dagen mijn temperatuur maar opnemen.

Zondag 19 mei

Zoals voorspeld werd ik zaterdag koortsig wakker, dus nam ik maar drie eetlepels Night Nurse (ook al was het pas half negen ‘s-morgens) en sliep weer in. Op zondag klopte Christiaan om half een ‘s middags op de deur en vroeg of ik drie uur op de kinderen kon passen terwijl hij een vrijgezellenavondje met een striptease bijwoonde in een arbeidersclub. Met tegenzin stemde ik toe en hees mezelf uit bed.

Ikzelf heb persoonlijk nog nooit een stripvoorstelling gezien. Ik zou niet weten hoe ik mijn gelaatstrekken zou moeten arrangeren. Zou ik met bestudeerde onverschilligheid toekijken zoals de detectives op de tv wanneer ze onderwerelddieven moeten ondervragen in een striptent? Zou ik glimlachen en grijnzen alsof het zien van een jonge vrouw die haar kleren uittrekt me amuseert? Of zou ik herhaaldelijk slikken en hijgen met uitpuilende ogen zodat iedereen kon zien dat ik seksueel geprikkeld was? Ik vrees het laatste.

Toen Christiaan thuiskwam, ging hij naar boven. De douche bleef wel drie kwartier lopen. Ik vermoed dat hij zichzelf symbolisch aan het zuiveren was.

Vandaag was een Oembagoemba-dag, dus heb ik geen woord gewisseld met de kinderen, kon ik ook niet.

De minister van Financiën, Norman Lamont, gaat schadevergoeding eisen van een seks-therapeute. Maar hoe heeft ze je beschadigd, Lamont? Dat hoort het Engelse volk te weten.

Zaterdag kreeg ik een brief van Reader’s Digest waarin stond dat mijn naam uitgekozen was uit vele honderdduizenden om een reusachtige geldprijs te ontvangen! Ik hoef me nog alleen maar op Reader’s Digest te abonneren! Het is gemakkelijk minachtend te doen over Reader’s Digest, maar het moet gezegd worden dat het een heel handig hulpmiddel is voor drukbezette bibliofielen die op de hoogte willen blijven van literaire ontwikkelingen.

Plumbs heeft me ook geschreven, met het aanbod van een kanten rond tafelkleed, plus een rond tafeltje, als ik er nog geen heb. Ik moet zeggen dat ik ze allebei aanlokkelijk vond.

Donderdag 23 mei

Christiaan gaf gisteravond een bierfeestje. Cavendish en Pandora kwamen ook. Ik probeerde een gesprek aan te knopen met Pan, maar elke keer dat ik dat deed, kon ik haar ogen over mijn schouder zien kijken. Ben ik zulk saai gezelschap?

Om acht uur verscheen Bianca in een glanzend strak zwart jurkje. Ik stelde haar aan Pandora voor. Pandora zei tegen haar: “Wat een mooie jurk, Bianca. God, ben jij ook zo dol op lycra? Wat zouden we doen zonder lycra?” En ze bleven wel een halfuur doorzeuren over lycra. Als je het mij vraagt is Pandora’s kostbare opleiding volslagen aan haar verspild.

Er moeten op een gegeven ogenblik minstens vijftig mensen in de woonkamer⁄keuken⁄studeerkamer zijn geweest. De meerderheid bestond uit gestudeerde mensen, maar dat zou je nooit opgemaakt hebben uit hun conversatie. De voornaamste onderwerpen waren:

  1. The Archers
  2. Voetbal
  3. Lycra
  4. Universitaire bezuinigingen
  5. Prinses Diana
  6. Alcoholisme
  7. De Oxford moord
  8. Haver
  9. De verbranding van Rajiv Gandhi
  10. De Gossard wonderbeha

En dat noemt zich intellectuelen! Mijn pogingen een gesprek te beginnen over mijn boek Ziet! De vlakke heuvels van mijn thuisland werden ontvangen met kille onverschilligheid. Jawel! De zogenaamd ‘knapste koppen’ van het land luisterden een paar minuten en maakten zich daarna met een smoesje uit de voeten. Op een zeker moment, net toen ik hem aan het vertellen was over hoe mijn held in hoofdstuk elf in de leer gaat bij een schoenmaker, liep een man, genaamd professor Goodchild, weg met de woorden: “Alsjeblieft, bespaar me de walgelijke details.”

En toch hoorde ik hem een minuut of wat later over zijn aquarium praten en hoe je dat het beste schoon kon maken.

Bianca ging om half twaalf weg in gezelschap van een twijfelachtig uitziend type met een zwartleren jasje. Hij is iets hoogs in astrofysica, naar het schijnt, al ziet hij er volgens mij uit als het soort randdebiel dat nog niet eens weet aan welke kant van de telescoop hij zijn oog moet houden.

Toen we opruimden na het feest zei Christiaan: “Adriaan, neem mijn raad aan en gooi die verdomde blazer weg. Koop liever wat moderne kleren voor jonge mensen.”

Ik antwoordde (heel geestig, vond ik zelf): “Lycra past niet bij mij.” Hij keek even niet-begrijpend en ging toen door met het afwassen van de glazen.

Pandora leverde ook kritisch commentaar: “Die walgelijke rotblazer: geef dat kreng toch aan het Leger des Heils.”

Misschien doe ik dat wel.

Ik lag uren wakker en stelde me voor hoe Bianca en de astrofysicus samen naar de sterren staarden. Zou hij haar vertrouwen met zijn telescoop?

Vrijdag 24 mei

Mensen die langs de route naar mijn werk wonen, hebben een pitbullterriër genomen. Oppervlakkig gezien lijkt het een vriendelijk dier. Het enige wat hij doet, is achter het hek staan grijnzen. Maar voortaan zal ik toch maar een andere weg nemen naar mijn werk. Het is een behoorlijke omweg, maar ik kan het risico van gelaatsverminking niet nemen. Op de achterflap van mijn boek wil ik graag een foto van mijn gezicht zoals het nu is, zonder afschuwelijke littekens. Ik weet dat plastische chirurgen tegenwoordig wonderen kunnen verrichten, maar van nu af aan neem ik geen enkel risico meer.

Brown had vandaag een rothumeur. Hij heeft een brief van Megans advocaat gekregen. Ze dreigt hem een proces aan te doen wegens laster, tenzij ze onmiddellijk weer in dienst wordt genomen. Ik hoop dat Brown toegeeft. Megans vervangster, juffrouw Julia Stone, is een van die superieure types die nooit hun geld kwijtraken in de snoepautomaten op het station.

Zaterdag 25 mei

Oxford zit vol toeristen die boven op dubbeldekkers rondrijden en naar boven kijkend over straat lopen. Voor mensen die hier wonen is het heel vervelend om de vijf minuten naar de weg gevraagd te worden. Misschien is het flauw van me, maar ik heb er lol in ze de verkeerde kant op te sturen.

Er schiet me net iets te binnen! Toen ik gisteren mijn blazer naar de tweedehands kledingwinkel bracht, heb ik mijn condoom in het borstzakje laten zitten. Dat betekent dat ik onvoorbereid ben als zich vandaag een seksuele gelegenheid voordoet. Het betekent ook dat ik niet langer naar de winkel kan gaan – tenminste niet voor mevrouw Whitlow, de vrijwilligster aan wie ik hem gaf, doodgaat of zich terugtrekt. Mevrouw Whitlow heeft me er vaak mee gecomplimenteerd dat ik zo’n ‘keurige, door en door fatsoenlijke jongeman’ ben, al heb ik haar geen enkele reden gegeven dat te denken.

Maandag 27 mei

Waarom zijn banken toch altijd dicht op bankholiday? Dat is toch juist een dag dat mensen geld uit willen geven? Vijf pond van Christiaan geleend voor Durex en bananen.

Dinsdag 28 mei

Ik heb net hoofdstuk twaalf van Ziet! De vlakke heuvels van mijn thuisland afgemaakt: ‘De hond, hij moest sterven’.

Met een zucht trok hij de deur van zijn moeders huis achter zich dicht. Hij had haar over de keukentafel hangend achtergelaten omringd door overvolle asbakken en lege bierblikjes. Boven was zijn vader heroïne aan het spuiten in zijn ineengestorte aderen. Het huisdier van de familie, een pitbullterriër, keek uit het voorraam van het smerige achterbuurthuis en toonde al grommend zijn angstaanjagende kaken. Hij liep de straat af en riep nu en dan een groet naar misvormde buren. Een paartje bedreef de liefde in een steegje, met dode ogen en automatische bewegingen. Hij weende inwendig. Doodsnood greep hem bij de keel. Hij vervloekte de dag dat hij geboren was. Toen plotseling viel een bundel zonneschijn over zijn pad. Hij bleef als betoverd stilstaan. Was het een teken, een belofte dat zijn leven van nu af aan verbeteren zou? Hij draaide zich om en ging terug naar het huis. Hij deed de voordeur open. De hond, Slachter, gromde tegen hem, dus wurgde hij hem tot de hond dood aan zijn voeten lag. Hij voelde zich een boosdoener, maar tegelijkertijd vreemd genoeg een weldoener. De hond was alleen maar een lastpost geweest en niemand had hem ooit mee uit genomen. Zijn geweten was zuiver.

Wow! Krachtige taal, waar of niet? Ik geloof dat Dostojevski trots op me zou zijn geweest. Hondemoord is vast iets nieuws in de Engelse literatuur. Ik verwacht dat ik wel een paar brieven van Engelse hondeliefhebbers zal krijgen wanneer Ziet! De vlakke heuvels van mijn thuisland verschijnt. Maar ik schrijf wel terug dat ik een kunstenaar ben en dus moet gaan waarheen mijn pen mij voert.

Woendag 29 mei

Julia Stone en ik hadden vandaag een kort gesprekje bij de koffieautomaat, terwijl mijn ossestaartsoep in het plastic bekertje stroomde. Ze vroeg me niet meer gebruik te maken van het damestoilet. Ik wees haar erop dat het wc-papier in het Heren-toilet op was, maar ze zei dat als ik doorging met mijn ‘aantasting van de vrouwelijke ruimte’, zij me zou rapporteren voor seksuele intimidatie. Ze zei ook dat ze het postboek had nagekeken en dat ik meer postzegels gebruikte dan enig ander lid van de staf.

Ik zei haar op koele toon – maar nog niet zo koud als de ossestaartsoep – dat ik meer brieven schreef en dus ook meer postzegels nodig had. Maar ik vrees dat ik een vijand heb gemaakt.

Juffrouw Julia Stone is een intimiderende vrouw. Mijn keel trekt samen wanneer ik met haar moet praten. Lippenstift zou misschien helpen. Haar, niet mij.

Christiaan kwam thuis van de Golden Gate nachtclub met een blauw oog. Zijn misdaad was dat hij naar een stuk schorem had gekeken. Jawel, het stuk schorem beschuldigde Christiaan van naar hem ‘kijken’. Dit is een angstaanjagend voorbeeld van de ontwrichting van de Britse samenleving. Vroeger vond schorem het juist leuk als mensen naar hen keken. Van nu af aan zal ik altijd de ogen afwenden wanneer ik zo’n schoremachtige figuur aan zie komen.

Toen Christiaan ophield met zeuren over zijn blauwe oog en naar bed ging, bleef ik nog aan de keukentafel zitten en probeerde wat seks in Ziet! De vlakke heuvels van mijn thuisland te brengen.

Hoofdstuk dertien: Defloratie

Hij lag in bed in zijn Parijse slaapkamer. Fifi begon haar lycra jurk uit te trekken. Zijn adem ging sneller. Zij stond onthuld voor hem: haar borsten spanden de Gossard wonderbeha tot het uiterste, haar onderbroekje was schoon en netjes gestreken. Hij stak zijn armen naar haar uit, maar zij zei tegen hem met haar Franse accent: “Nee, nee, mon amour, iek denk jij moet wakten.” Zijn hartstocht laaide op toen hij zag dat haar achterwerk glad was, zonder pukkeltjes. Hij kreunde en…

Het gaat niet. Ik kan niet over seks schrijven. Zelfs niet over Franse seks in Parijs.

Zaterdag 1 juni

Twee brieven. Een van Plumbs met het aanbod van een stel bij elkaar passende handdoeken met mijn persoonlijke monogram op de zoom geborduurd. De andere van Sharon Bott.

Beste Adriaan,

Ik hoop dat het goed met je gaat lang niet gezien Zag je moeder in de stad en praatje gemaakt ze zei hoeveel Glenn op jou leek ik zei ja en zij zei hij is zeker van Adriaan Sharon ik moet het weten ze zei het zomaar rechtuit Ik wis neit wat ik moest zeggen ik moet bekennen dat ik ook met iemand anders omging toen ik met jou ging ik wou jou heus niet bedreigen Adriaan maar jij was soms zo sikkeneurig en ik wou ook wel eens lachen ik was nog jong. Glenn gaat nu naar school hij is al groot. Me moeder zegt dat jij voor hem moet betalen maar ik zei nee mam dat zou niet eerlijk zijn wat ik weet neit of Glenn van Adriaan is of neit Je moeder gaf me dit adres om aan je te schrijven Ik hoop dat er niet te veel spelvouten of zo inzitten maar ik schrijf nooit niks sins ik van school af ben dat hoef niet Ik zag Baz laast op de teevee jij ook Hij heb het helemaal gemaak Ik heb geen vent sins Daryl dr vandoor is met de video en 35 pond die ik had opgespaard voor de huur Ik ben wat aangekomen maar nu ga ik naar de Weetwatsjers en valt het eraf Je moeder zei dat ze wel wil babisitten Ze is zo aardig tegen me

Groetjes, Sharon

Zondag 2 juni

Ik heb vanmorgen mijn moeder gesproken en haar bevolen op te houden haar neus in mijn affaires te steken. Ze zei: “Glenn is het resultaat van een van die affaires,” en hing op. Daarna kreeg ik alleen nog het in-gespreksignaal.

Ik was woest over mijn moeders bemoeizucht. Hoe durft ze zo gewichtig te doen op het gebied van de moraal? Ik weet toevallig dat zij geen maagd meer was op haar eerste huwelijksnacht. Dat heeft oma me verteld.

En trouwens had mijn moeder het meervoud niet moeten gebruiken. Ik heb geen affaires gehad. Ik heb één affaire gehad. Enkelvoud. Met Sharon Bott, een onnozele hals die niet eens kan spellen en nog nooit gehoord heeft van punten en komma’s. Ze denkt waarschijnlijk dat een aanhalingsteken een liefkozing is.

Memo voor mezelf: Is dat kind van mij? Bloedtest? Brief om het te ontkennen?

2 uur ‘s-morgens Sharon geschreven.

3 uur ‘s-morgens Brief verscheurd. (Mijn antwoord moet zorgvuldig opgesteld worden. Ik heb tijd nodig om in het wetboek de artikelen over vaderschap op te zoeken.)

Dinsdag 4 juni

Goddank, prins William is volledig hersteld van de klap op zijn hoofd met een golfclub. Wanneer ik eraan denk hoe dicht we waren bij het verlies van onze toekomstige koning, staat mijn hart stil. Nou, niet letterlijk stil, het houdt niet op met kloppen, maar ik ben blij dat het kind weer beter is. Ik heb oma in Leicester opgebeld. Ze wilde weten waarom prins Charles zijn zoontje niet van het ziekenhuis op kwam halen. Ze vroeg: “Weet hij niet dat zoiets gebruikelijk is in onze Engelse cultuur?” Ze denkt dat de monarchie het contact verliest met het gewone volk en ze klaagde er steen en been over dat het koninklijke jacht Britannia vijfendertigduizend pond per week kost.

5 uur ‘s middags De Oxford Mail heeft me zojuist laten weten dat de emir van Koeweit de datum voor de democratische verkiezingen in zijn land nog moet vaststellen. Onbegrijpelijk, na alle moeite en geld dat de geallieerden daar onlangs in hebben gestoken. Schiet eens een beetje op, emir! De Oxford Mail heeft me ook laten weten dat het koninklijke jacht Britannia vijfendertigduizend ponder dag kost! Per dag! Ik heb oma meteen opgebeld en haar op de hoogte gebracht. Ze was ontzet.

Vraag: Waarom spelt de emir van Koeweit zijn naam met een kleine ‘e’?

Vrijdag 7 juni

Ik heb de hele morgen besteed aan het schrijven van een rapport over het berekenen van salamandergeboorten en de vroege middag aan een rapport over de verspreiding van dassen. Maar ik ben bang dat de papieren een beetje door elkaar zijn geraakt. Toen ik de rapporten fotokopieerde, zag ik dat ik een paar feiten door elkaar had gehaald. Maar ja, Brown stond in de gang te schreeuwen dat hij de rapporten meteen moest hebben, dus wat kon ik eraan doen? Zijn directievergadering begon om vier uur, dus moest ik hem de papieren wel overhandigen.

Zaterdag 8 juni

Sharon geschreven:

Beste Sharon,

Wat leuk van je te horen na al die tijd. Ik ben bang dat er geen enkele kans is dat ik de vader van je kind, Glenn, ben.

Ik heb onlangs mijn sperma laten tellen en mij is verzekerd door de deskundige spermatoloog dat mijn sperma te zwak is om in kinderen te veranderen. Dit is een persoonlijke tragedie voor mij, aangezien ik van plan was minstens zes kinderen te krijgen.

Je zegt in je brief dat je me bedroog. Het deed me pijn dat te horen – onze verhouding was niet ideaal, dat weet ik wel; we kwamen van verschillende achtergronden: ik van de hogere arbeidersklasse⁄lagere middenklasse; jij: lagere arbeidersklasse⁄onderklasse. En natuurlijk gaapte een onoverbrugbare kloof tussen onze educatieve resultaten, nog afgezien van onze culturele interesses. Maar ondanks deze verschillen dacht ik dat we seksueel toch aardig met elkaar overweg konden. Ik zie geen enkele reden waarom je mij zou moeten bedriegen en een andere seksuele partner zoeken. Ik beken dat ik diep geschokt ben door jouw onthulling. Ik voel me goedkoop en gebruikt. Je zou me een groot plezier doen als je niet meer met mijn moeder omging. Zij is verslaafd aan menselijke drama’s van welke soort dan ook. Ze ziet zichzelf als een personage in een tv soap-serie. Ik stel voor dat je naar de Weight-watchers (niet weet-watsjers, tussen twee haakjes) gaat en een capabele kinderoppas huurt. Mijn moeder is niet te vertrouwen met kleine kinderen: ze heeft mij op de leeftijd van zes maanden op mijn hoofd laten vallen, toen ze een gekookt ei uit een pannetje haalde. Toch was het leuk van je te horen, Sharon.

Met vriendelijke groeten, Adriaan

P.S. Wie zag je dan achter mijn rug om? Niet dat het er iets toe doet natuurlijk. Ik heb een constante stroom minnaressen gehad sinds het uit raakte tussen ons. Het is niet meer dan nieuwsgierigheid. Maar ik zou toch graag de naam van de jongen weten, al is het totaal onbelangrijk. Ik denk alleen maar dat het jou zal helpen het naar buiten te brengen. Schuldgevoel kan je van binnen verteren, nietwaar? Dus wil je me alsjeblieft de naam van de jongen schrijven? Ik denk dat jij je dan een stuk beter zult voelen.

Zondag 9 juni

De dag kalmpjes doorgebracht met werken aan hoofdstuk veertien van mijn roman.

Hij keek naar de jongen die met een stok naar de rugstreeppad prikte. “Stop!” riep hij uit. “Dit is een beschermde diersoort. Je moet lief voor hem zijn.” Het jonge kind hield op met prikken, kwam bij hem en pakte zijn hand vast. “Wie bent u?” lispelde het kind. Hij had dolgraag willen schreeuwen: “Ik ben je vader, jongen!” maar dat was onmogelijk. Hij keek naar Sharon Slons, de moeder van de jongen, die tweehonderd kilo woog en allemaal gespleten haarpunten had. Hoe had hij ooit geslachtelijke gemeenschap met haar kunnen hebben?

Hij liet de hand van de jongen los en zei: “Ik ben niemand, jongen. Ik ben een vreemdeling zeker. Ik ben gewoon iemand die de planeet waarop wij leven innig liefheeft – inclusief de onnozele diertjes waar wij de planeet mee delen.”

Met die woorden liet hij zijn zoon achter. De jongen riep: “Alstublieft, vreemdeling, ga niet heen!” Maar hij wist dat hij moest, nog voor Sharon Slons opkeek van Schade, het boek dat ze zat te lezen op het bankje in het park. De jongen zei: “Was u mijn vader maar, vreemdeling, dan zou ik ook een pappie hebben die naar de ouderavonden gaat.” Hij dacht dat zijn hart zou breken. Snikkend liep hij weg over het grasveld tot de jongen in de verte nog maar de grootte van een mier had.

Ik moet toegeven dat ik mijn ogen niet droog kon houden bij dit stukje literatuur. God, wat ben ik toch knap. Ik kan de snaren der emotie bespelen als geen andere mij bekende schrijver. Ik heb het gevoel dat mijn boek enorm vooruitgegaan is door deze toevoegingen. Er ontbreekt nog steeds wat aan de verhaallijn (is dat wel zo?), maar niemand kan zeggen dat het de gevoelens van de lezer niet bespeelt.

Donderdag 20 juni

Bianca kwam vanavond een kopje Basmatirijst lenen. Ze gaat niet meer uit met de sterrekijker: ze zei dat zijn adem onophoudelijk naar kiwi stonk.

Ze heeft een aardige babbel en een behoorlijk grote woordenschat. Ik vroeg haar waarom ze in een kiosk werkte. Ze zei: “Omdat er geen banen zijn voor gekwalificeerde ingenieurs.”

Ik was stomverbaasd te horen dat Bianca afgestudeerd is in hydraulische werktuigbouw aan de universiteit van Edinburgh. Voor ze wegging met de rijst vroeg ik of ze de lekkende douche op mijn kamer wilde repareren. Ze zei dat ze met alle plezier morgenavond langs wil komen om ernaar te kijken. Ze vroeg of ze een fles wijn mee moest brengen. Ik zei dat dat niet hoefde. Ze keek teleurgesteld. Ik hoop maar dat ze geen alcoholiste is of een van die zware drinkers die een ‘slokje’ nodig hebben voor ze aan een klusje beginnen.

Ik maak goede vorderingen met het boek. Ik heb vanavond mijn epische gedicht De rusteloze kikkervis te voorschijn gehaald. Het is verrassend goed, maar ik heb de tijd niet om het af te maken. Het boek komt op de eerste plaats. Er zit geen brood in poëzie. Onze landsdichter, Ted Hughes, draagt de laatste twintig jaar al hetzelfde jasje op de foto.

Vrijdag 21 juni

Bianca kwam langs avec gereedschapskist, maar sans wijn. Ze bleef rondhangen nadat ze de douche had gerepareerd en praatte over hoe eenzaam ze is en hoe ze verlangt naar een vaste vriend. Ze vroeg of ik een vaste vriendin had. Ik antwoordde ontkennend. Ik zat in de leunstoel onder het raam en zij lag op mijn bed in wat een ouderwets man had kunnen interpreteren als een uitdagende houding.

Ik wilde wel naast haar op het bed gaan liggen, maar ik wist niet zeker hoe zij daarop zou reageren. Zou ze me verwelkomen met open armen en benen? Of zou ze gillend de trap af rennen en Christiaan vragen de politie te bellen? Vrouwen zijn een groot raadsel voor me. Het ene ogenblik wapperen ze met hun wimpers, het volgende noemen ze je een seksistisch varken.

Terwijl ik erover nadacht, viel er een stilte tussen ons, dus begon ik maar te praten over de wijzigingen die ik in mijn boek aan het aanbrengen ben. Na een minuut of twintig sliep ze als een blok. Het was een bijzonder gênante situatie.

Uiteindelijk ging ik maar naar beneden en vroeg Christiaan mee naar boven te komen om haar wakker te maken. Hij zei honend: “Wat ben jij soms toch een ongelofelijke stommeling!” Had hij het over mijn onvermogen mijn eigen douchekop te repareren, of over mijn timide houding tegenover seks? Toen Bianca wakker werd, leek ze net een droevig kind. Ik wilde mijn armen om haar heen slaan, maar voor ik dat kon doen, had ze haar gereedschap al gepakt en rende de trap af zonder afscheid te nemen.

Zaterdag 22 juni

Een heel bevredigende douche vanmorgen. De kracht van de waterstraal is behoorlijk toegenomen.

2 uur ‘s middags Aan hoofdstuk vijftien gewerkt. Ik heb hem naar China gestuurd.

11.30’s avonds Ik heb hem teruggehaald uit China. Ik zie te veel op tegen al die saaie research. Ik heb hem gewoon over de Chinese Muur laten lopen en hem daarna terug laten vliegen naar het vliegveld East Midlands. Ik ging naar beneden naar de keuken om een kopje chocolademelk voor mezelf te maken en vertelde Christiaan over de trip naar China van mijn held. Christiaan zei: “Maar ik dacht dat je me verteld had dat hij een arme sloeber was? Hoe komt hij aan het geld voor het ticket?” God, wat heb ik de pest aan pedante mensen!

1 uur ‘s-morgens Toegevoegd aan hoofdstuk vijftien:

Wat lag daar op de mat? Hij bukte en raapte een brief van Reader’s Digest op. Op de voorkant van de dure envelop stond: ‘METEEN OPENMAKEN’. Hij gehoorzaamde. Binnenin zat een brief met een cheque voor een miljoen pond! Hij was ongelofelijk rijk! “Waaraan kan ik al dat geld uitgeven?” vroeg hij aan de kat. De vrouwelijke kat keek hem raadselachtig aan. “China?” peinsde hij. “Ik ga een dagje naar China!”

Ik hoop dat mijn pedante huisbaas en mijn meest kritische lezer daar tevreden mee is.

Zondag 23 juni

Bij het ontbijt vertelde ik Christiaan hoe mijn held aan het geld voor de reis naar China kwam. Hij wil nu weten wat mijn held met de rest van het geld doet. Het is ook nooit goed.

12 uur ‘s middags

Hoofdstuk zestien: Een goede daad

De bedelaar voor het busstation in Leicester staarde ongelovig naar de 999.000 pond die over hem heen gestrooid werd. Hij liep weg, opnieuw een arme sloeber.

5 uur ‘s middags Zag Bianca aankomen toen ik terugkwam van mijn wandeling over de buitenste ringweg. Ze droeg een short en een T-shirt: afgezien van de enkels zagen haar benen er superbe uit, lang en slank. Ik liep haastig op haar af. Tot mijn verbazing stak ze de straat over en negeerde mij. En dan beweert Christiaan dat ze een zwak voor me heeft! Het is maar goed dat ik gisteravond niet naast haar op bed ben gaan liggen. Anders zat ik nu misschien wel in de gevangenis voor aanranding.

De volgende keer dat ik naar de bibliotheek ga, zal ik proberen een boek te vinden dat de intelligente leek uitlegt hoe vrouwenhersens werken.

Woendag 3 juli

Brown herinnerde mij er vandaag aan dat ik nog twee weken vakantie te goed heb, die ik kwijtraak als ik ze niet binnen twee maanden opneem.

Mijn reisbureau gebeld. De juffrouw verteld dat ik twee weken in Europa wil doorbrengen in een viersterrenhotel met half-pension, voor niet meer dan 300 pond. Ze beloofde me terug te bellen zodra zich een mogelijkheid voordeed in Albanië. Ik zei: “Niet Albanië, ze zeggen dat het eten daar niet voor menselijke constructie geschikt is.” Toen ik had opgehangen, herinnerde ik me dat het woord ‘consumptie’ had moeten zijn. Ik hoop niet dat ik lijd aan een vroeg intredende seniele dementie. Het vergeten van woorden is een vroeg teken.

Vrijdag 5 juli

Het reisbureau belde vandaag. Jammer genoeg werd het telefoontje doorverbonden naar Browns kantoor, waar ik net een reprimande kreeg voor de vermenging van de salamander- en de dasserapporten. Het ministerie van Verkeer en Vervoer had de verkeerde informatie ontvangen, dat een dassefamilie was verschenen op de geplande route van de ringweg om Newport Pagnell. Natuurlijk werd ik gehinderd door Browns aanwezigheid, dus kon ik me niet zo goed concentreren op wat het reisbureau vertelde.

Ik zei dat ik wel terug zou bellen, maar zij zei: “U moet nu meteen boeken als u het wilt.”

Ik vroeg: “Wat boeken?”

Ze zei: “Uw vakantie. Een week op de Russische meren en rivieren en een week in Moskou. Twee weken voor 299,99 pond, vol pension.”

“Doe maar,” zei ik.

Zaterdag 6 juli

Rijschool ‘Slaag subiet’ opgebeld en de gratis les van de advertentie in de Oxford Mail geboekt. Donderdag 18 juli ga ik de weg op. Ik heb al eerder rijles genomen, maar ben slecht geïnstrueerd door mijn vorige instructeurs. Ze waren allemaal even incompetent.

Zondag 7 juli

Opgepast terwijl Christiaan naar de bingo ging. Hij won 7 pond 50 en kwam dicht bij het winnen van de grote prijs van 10.000 pond. Hij had nog twee dikke dames nodig.

Maandag 8 juli

Aan Ziet! gewerkt. Zal ik hem een naam geven? Zo ja, wat moet het worden? De dingen die in zijn naam tot uitdrukking moeten komen, zijn: gevoeligheid, moed, individualisme, intellectuele kracht, succes bij vrouwen, verwantschap met de natuur en zijn proletarische wortels.

Dinsdag 9 juli

Hoe klinkt Jake Westmorland?

Woendag 10 juli

Maurice Pritchard?

Donderdag 11 juli

Oscar Brimmington?

Vrijdag 12 juli

Jake Pritchard?

Zaterdag 13 juli

Maurice Brimmington?

Zondag 14 juli

Er zal snel een beslissing genomen moeten worden. Ik kan niet verder met mijn boek voor dat gebeurd is. Christiaan heeft een voorkeur voor ‘Jake Westmorland’. Maar de man bij de groenteboer vond ‘Oscar Brimmington’ beter klinken. Terwijl een buschauffeur die ik naar zijn mening vroeg, erg ingenomen was met ‘Maurice Westmorland’.

Maandag 15 juli

De hele dag op de kinderen gepast. Ik liet de kinderen vragen stellen over de verkeersregels. Iemand bleef de hele avond opbellen. Een vrouw. Ze zei steeds alleen maar ‘Hallo’. Maar wanneer ik vroeg met wie ik sprak, hing ze op. De stem leek op die van Bianca, maar waarom zou zij zoiets kinderachtigs doen?

Dinsdag 16 juli

Brown moest vanmorgen zijn operatiekorset laten bijstellen in het Radcliffe ziekenhuis, dus nam ik de gelegenheid te baat zijn kantoor binnen te gaan en mijn dossier in te kijken:

MOLE – ADRIAAN

INZICHT – GEEN

PUNCTUALITEIT – MINIMAAL

INITIATIEF – GEEN

BETROUWBAARHEID – REDELIJK GOED

EERLIJKHEID – VERDACHT VAN HET VERDUISTEREN VAN POSTZEGELS

AANVAARDING VERANTWOORDELIJKHEID – SLECHT

RELATIES MET ANDEREN – REDELIJK GOED

N.B. Ik geloof niet dat hij echt beschikt over een ‘A’level-deelcertificaat Biologie.

Woendag 17 juli

Geachte meneer Brown,

Tot mijn leedwezen moet ik u op de hoogte brengen van mijn intentie mijn ontslag te nemen bij de milieudienst. Ik zal vanzelfsprekend de verplichte opzeggingstermijn van twee maanden in acht nemen. Ik ben al enige tijd niet tevreden over de manier waarop de afdeling wordt geleid. Ik heb het gevoel dat mijn talenten hier verspild worden. Het verzamelen van dassen-uitwerpselen stond niet in mijn taakomschrijving.

Bovendien heeft de bescherming van dieren op het ogenblik belachelijke vormen aangenomen. De beesten hebben meer rechten dan ik. Neem nu de vleermuizen. Als ik ondersteboven in een kerk hing te schijten, zou ik meteen naar een inrichting gebracht worden. Maar vleermuizen worden daartoe aangemoedigd door dierenbeschermers zoals u, meneer Brown. Het is dan ook geen wonder dat onze kerken leeglopen.

Ik verblijf, mijnheer, Adriaan Mole

Om 10 uur ‘s-morgens heb ik bovenstaande brief geschreven, in een envelop gedaan en erop gezet: ‘TER ATTENTIE VAN DE HEER BROWN’.

Om 11 uur, na een vol uur naar de envelop staren, heb ik hem onder mijn vloeiblad geschoven. Met de gedachte dat wat mijn nep – ‘A’level-deelcertificaat betreft, ik me er misschien wel uit zal kunnen bluffen.

Toen ik tussen de middag even bij de koffieautomaat stond, verdween de envelop. Ik heb mijn hele hokje doorzocht, maar behalve mijn blauwe kammetje, vond ik niets.

Om 1 uur werd ik naar Browns kantoor geroepen en kreeg te horen dat ik mijn bureau kon uitruimen en op staande voet vertrekken. Hij gaf me een envelop met een cheque voor 676,31 pond = twee maanden salaris plus vakantiegeld, minus belasting en sociale lasten.

Wie heeft mijn ontslagbrief bezorgd? Ik verdenk de ongewenste-intimiteitenexpert.

En dus ben ik nu, net als drieëneenhalf miljoen medeburgers, werkeloos.

1 uur ‘s nachts Christiaan heeft me vanavond dronken gevoerd. Ik heb twee en een half glas Vouvray gedronken en een pint bier uit een blikje.

Donderdag 18 juli

RIJLES

Tot 2 uur ‘s middags in bed gebleven. Mijn rijinstructeur is een vrouw die Fiona heet. Ze is oud (47) en heeft een heleboel losse huid om haar nek, waar ze aan trekt op momenten van crisis. Ik had haar verteld dat het al een jaar geleden is dat ik voor het laatst achter het stuur zat. Ik had gevraagd of ik eerst kon oefenen op het grote parkeerterrein van het winkelcentrum buiten de stad, maar Fiona weigerde en dwong me op echte wegen met echt verkeer te rijden. Dus wat er op de rotonde gebeurde was niet mijn schuld. Fiona had sneller moeten ingrijpen met de dubbele besturing.

Vrijdag 19 juli

Een brief van Faber en Faber:

Geachte meneer Mole,

Ik ben bang dat ik uw manuscript van Ziet! De vlakke heuvels van mijn thuisland terug moet zenden.

Het is een heel amusante parodie op de school der Engelse naïeve literatuur.

Wij hebben echter geen plaats in ons fonds voor een dergelijk boek.

Hoogachtend,

Matthew Evans

Na zes keer lezen heb ik de briefin stukken gescheurd. Daar zal meneer Evans nog spijt van krijgen. Wanneer mijn werk wordt geveild in hotelkamers, zal ik mijn agent instrueren meneer Evans van bieden uit te sluiten.

Er was geen reden om op te staan, dus bleef ik de hele dag in bed en vroeg me af of het wel zin had door te gaan. Pandora kan me niet uitstaan, ik ben werkeloos en ik ben niet in staat een auto in een rechte lijn te laten rijden. Om 7 uur ‘s-avonds kwam ik uit bed en belde Leonora op. Een man nam de telefoon op: “De Witt.”

“U spreekt met Adriaan Mole,” zei ik. “Mag ik Leonora even?”

“Mijn vrouw is zich aan het verkleden,” zei hij; dat bracht me even van mijn stuk. Beelden van Leonora in verschillende flarden lingerie flitsten door mijn hoofd.

“Het is een noodgeval,” wist ik er schor uit te brengen. Ik hoorde hem met een bons de telefoon naast het toestel leggen en schreeuwen: “Schat, het is voor jou. Iets over mollen.”

Er klonk een gedempte vloek en toen kwam Leonora aan de lijn.

“Ja?”

“Leonora, ik ben wanhopig. Kan ik langskomen?”

“Wanneer?”

“Nu.”

“Nee. Ik geef een etentje om acht uur en de eerste gang is een aspergesoufflé.”

Ik vroeg me af hoe ze erbij kwam dat ik ook maar in de verste verte geïnteresseerd zou zijn in haar menu.

“Ik moet met u praten,” zei ik. “Ik ben mijn baan kwijt, mijn roman is afgewezen en ik heb gisteren de auto van de rijschool in de prak gereden.”

“Dat zijn de dingen die gebeuren in het leven,” zei ze. “U zult er een sterker mens van worden.”

Ik hoorde haar man iets roepen op de achtergrond. Toen zei ze: “Ik moet ophangen. Waarom praat u niet met dat meisje, Bianca? Tot ziens.”

Ik deed wat me gezegd werd. Ik ging naar Bianca’s huis, bleef buiten staan en keek op naar haar flat. Niemand ging erin of kwam eruit.

Na een uur kijken ging ik naar huis en weer naar bed. Ik hoop dat de De Witts en hun gasten stikken in hun aspergesoufflé.

Zaterdag 20 juli

Cassandra Palmer stond vanmiddag ineens op de stoep. Christiaan werd spierwit toen hij zijn vrouw zag. De kinderen begroetten haar beleefd, maar niet erg enthousiast, zag ik. Ze ziet eruit alsof ze modderworstelt van beroep. Ik kon haar op het eerste gezicht al niet uitstaan. Ik kan niet tegen grote vrouwen die zich kaalscheren. Ik heb ze liever met haar.

Haar eerste woorden tegen mij waren: “O, dus jij bent de koekoek in het nest.”

Zondag 21 juli

De dictatuur van Cassandra is vanmorgen begonnen. Het is dit huishouden niet toegestaan kraanwater, koffie, thee of alcohol te drinken of eieren, kaas, chocolade, vruchtenyoghurt, citroencake…enz. enz. te eten. De lijst gaat eindeloos door. Er zijn ook dingen die we niet mogen zeggen. Ik zei toevallig dat Bianca’s baas van de kiosk dik is. Cassandra snauwde: “Hij is niet dik, hij is dimensionaal onevenwichtig.”

Ik lachte omdat ik het wel een goede grap vond, maar Cassandra’s mond kneep zich tot een grimmige spleet en met schrik besefte ik dat ze het ernstig meende.

Christiaan merkte bij de lunch tegen zijn vrouw op dat hij zijn haar verliest, ‘kaal werd’ waren zijn woorden. Opnieuw kwam zij meteen in actie.

“Je bent alleen maar licht folliculair gehandicapt, dat is alles,” zei ze nadat ze het hoofd van haar man had geïnspecteerd.

Ik kan dit huis niet delen met dat mens, of met haar taalgebruik. En ze is nog niet eens leuk om te zien. Ze is lelijk als de nacht, of in haar woorden: ze is gelaatsmatig onderbedeeld.

Maandag 22 juli

Ik heb Bianca gevraagd of ze uit wil kijken naar geschikte woonruimte. Ze zou het doen, al is er niets meer dat mij nog hier in Oxford houdt, afgezien van mijn onbeantwoorde liefde voor Dr. Pandora Braithwaite.

Dinsdag 23 juli

Dr. Braithwaite

Sinds jij je titel hebt behaald

Heb jij niet meer naar mij getaald.

Eens had je me lief, dat kun je weer.

Geef anderen op, wees als weleer!

Je zwoer me eeuwig te beminnen

Met al je leden en je zinnen.

Toe, trouw met mij en word mijn vrouw.

Ik offer mijn leven op voor jou.

Ik doe het huishouden wel thuis

Onopvallend als een muis.

Kom jij thuis van je kiene job,

Dan staat het theewater al op.

Vertaal jij uit ‘n Kroatische taal,

Bereid ik voor jou het avondmaal.

Met plezier was ik de borden,

Als ik jouw minnaar maar mag worden.

Ik deed het gedicht om 4 uur ‘s-morgens bij Pandora in de bus. Dit is mijn allerlaatste poging Pandora’s ware gevoelens voor mij te peilen. Leonora heeft gezegd dat ik emotioneel verder moet gaan. Hoe zal Pandora reageren?

Woendag 24 juli

Deze brief vond ik op de deurmat:

Beste Adriaan,

Je maakte me om 4 uur wakker met je onhandige gerommel aan de brievenbus. Je gedicht heeft mijn minnaar en mij veel pret bezorgd. Ik hoop voor jou dat het ook grappig bedoeld was. Als het dat niet was, dan dring ik er bij je op aan verder psychiatrisch advies in te winnen bij Leonora. Zij vertelt me dat je niet meer regelmatig bij haar komt. Vanwege de kosten?

Ik weet dat je best dertig pond per week kunt betalen. Je drinkt niet, je rookt niet en je draagt geen fatsoenlijke kleren. Je knipt je eigen haar en je rijdt geen auto. Je gokt niet en je gebruikt geen drugs. Je betaalt geen huur. Haal wat geld van je geliefde spaarrekening af en zoek hulp.

De groeten, Pandora

Dat is het dan. Als Pandora morgen op haar knieën kwam smeken mevrouw A.A. Mole te mogen worden, zou ik haar moeten afwijzen. Ik ben verdergegaan. Het is Leonora die ik moet zien. Dat moet ik.

Donderdag 25 juli

5.15 uur Ik heb net Leonora opgebeld en erop gestaan dat ze me een noodafspraak geeft. Ik zei dat ik haar iets heel belangrijks te vertellen had. Ze stemde er schoorvoetend mee in.

9.30 uur ‘s-avonds Stormde Leonora’s kamer binnen en trof haar aan met een andere cliënt, een man van middelbare leeftijd die zat te snikken in een Kleenex (vrouwenproblemen, neem ik aan). Ik was tien minuten te vroeg en Leonora was razend. Ze beval me buiten te wachten. Om halfzeven precies klopte ik op haar deur. Ze schreeuwde: “Binnen!” Ze was nog steeds uit haar humeur, dus probeerde ik een babbeltje te maken en vroeg waar de man van middelbare leeftijd om zat te huilen. Daar werd ze nog kwader van. “Wat in deze kamer tegen mij wordt gezegd, blijft geheim,” zei ze. “Hoe zou u het vinden als ik over uw problemen praatte met andere cliënten?”

“Ik denk niet graag aan u met andere cliënten,” bekende ik.

Ze slaakte een diepe zucht en krulde een lok zwart haar rond haar vinger. “En wat is die belangrijke gebeurtenis dan wel?” vroeg ze uiteindelijk.

“Ik ben verdergegaan en heb Pandora Braithwaite achter me gelaten,” zei ik en vertelde haar over het gedicht en Pandora’s reactie daarop en mijn reactie op Pandora’s reactie. Op dat ogenblik kwam een man binnen met een suède shirt aan. Hij leek verbaasd me te zien.

“Sorry, lieveling. Ik kan de kleine rasp voor de parmezaanse kaas niet vinden.”

“Tweede la van boven, naast de Aga,” zei ze en keek vol aanbidding naar hem op.

“Het spijt me echt,” zei hij.

Toen hij de kamer uit was, stond ik op en zei: “Hoe durft uw echtgenoot mijn consult te onderbreken met zijn onbenullige huishoudelijke probleempjes?”

Leonora zei: “Mijn man wist niet dat u er was. Ik heb u tussendoor genomen, weet u nog wel?” Haar stem klonk zorgvuldig bedaard, maar ik zag een ader kloppen aan de kant van haar slaap en ik zag dat ze haar handen wrong.

“U zou moeten leren uw woede onder woorden te brengen, Leonora. Het is niet goed om het zo op te kroppen,” zei ik.

Toen zei ze: “Meneer Mole, u boekt geen vooruitgang bij mij. Ik stel voor dat u een andere therapeut probeert.”

“Nee,” zei ik. “U bent degene die ik wil zien. U bent mijn reden om in leven te blijven.”

“Ach,” zei ze. “Bedenk wel wat u zegt. Zegt u dat u zonder mij zelfmoord zou plegen?”

Ik aarzelde. Van beneden uit het souterrain stegen geluiden op van bonkende pannen en rinkelende glazen en een heerlijke geur die mij het water in de mond deed lopen. Om de een of andere reden gooide ik eruit: “Mag ik blijven eten?”

“Nee. Ik vermijd alle sociaal contact met mijn cliënten,” zei ze. Ze keek op haar elegante gouden horloge.

Ik ging zitten en vroeg: “Hoe gek ben ik op een schaal van een tot tien?”

“U bent helemaal niet gek,” zei ze. “Zoals Freud al zei: “Het is een therapeut totaal onmogelijk krankzinnige of verliefde mensen te behandelen.””

“Maar ik ben verliefd. Op u,” voegde ik eraan toe.

Leonora slaakte een heel diepe zucht. Haar borsten rezen en daalden onder haar geborduurde truitje.

“Daarom denk ik ook dat het goed zou zijn als u naar een andere therapeut ging. Ik heb een vriend, Reinhard Kowolski, die een geweldige reputatie…”

Ik wilde geen woord meer horen over Herr Kowolski. Ik liep de kamer uit en legde drie briefjes van tien pond op het gangtafeltje naast de lachende Boeddha en ging naar buiten.

Ik was kwaad, dus besloot ik mijn woede te uiten en schopte een leeg blikje Cola light de hele weg naar huis.

Toen ik op mijn zolder kwam, legde ik al mijn werkzoekkleren klaar voor de volgende ochtend. Toen ging ik op mijn bed liggen met de Oxford Mail en zette cirkeltjes om alle geschikt lijkende advertenties op de vacaturepagina.

Er was niets bij waar je een ‘A’level-deelcertificaat Engels voor nodig had.

Vrijdag 26 juli

Naar het arbeidsbureau gegaan, maar de rij was te lang, dus kwam ik terug en vond Cassandra, die in de keuken met een pen in de hand de kinderboeken doorkeek. Ze pakte er een op en veranderde Winnie the Pooh in Winnie the Shit. “Ik heb een enorme hekel aan halfslachtigheden,” verklaarde ze en deed de dop weer op haar merkpen.

Zaterdag 27 juli

Zag Brown bij de boekhandel waar hij de nieuwste natuurtijdschriften aan het kopen was. Hij glimlachte en zei: “Geniet je van een leven in ledigheid, Mole?”

Ik forceerde een glimlachje en zei: “Integendeel, Brown, ik werk harder dan ooit. Ik ben de assistent manager van de Book Trust in Cambridge, voor 25.000 pond per jaar plus auto. Ik kreeg mijn positie dankzij mijn ‘A’level-deelcertificaat in Engelse literatuur.” Brown stormde de winkel uit zonder zijn tijdschriften te betalen. Hij werd op de stoep teruggehaald door een veiligheidsbeambte. Ik bleef niet rondhangen om Browns vernedering te zien.

Zondag 28 juli

De hele dag op mijn kamer gebleven bij Cassandra uit de buurt. Ze staat erop dat iedereen in huis elke ochtend een half uur mediteert. Christiaan is opgehouden met zijn onderzoek naar volkscultuur. Cassandra had bezwaar tegen de stank van sigaretterook in zijn kleren wanneer hij terugkwam van zijn ordinaire uitgaansgelegenheden. Als ze niet uitkijkt, verziekt ze zijn hele academische carrière.

Ik leef op mijn spaargeld, maar daar kan ik niet mee doorgaan. De Staat zal me moeten onderhouden – per slot van rekening heb ik er niet om gevraagd geboren te worden. En op een goede dag zal de Staat blij zijn mij onderhouden te hebben.

Wanneer ik een belastingbetaler in het hoogste tarief ben.

Maar voor ik mezelf aan zijn genade overlever, ga ik morgen de straten van Oxford afstruinen op zoek naar werk, wat voor werk dan ook, als het maar niets met dieren te maken heeft.

Volgend jaar zal ik een kwart eeuw geleefd hebben en tot nog toe heb ik geen enkel spoor nagelaten op de wereld – behalve het winnen van een literaire prijs van de Leicester Mercury op mijn zeventiende.

Als ik morgen stierf, wat zou er dan op mijn zerk komen te staan?

Adriaan Albert Mole

Ongepubliceerd schrijver en voetganger

Betreurd door weinigen

Veracht door velen

Winnaar van de Leicester Mercury ‘Hou Leicester schoon’ Essayprijs

Dinsdag 30 juli

Waarom willen bedelaars altijd geld voor een kop thee? Drinken ze geen van allen koffie?

Woendag 31 juli

Waarom hebben paleiswachten er niet voor gezorgd dat prinses Diana droog bleef bij het openluchtconcert van Pavarotti gisteravond? Als ze longontsteking krijgt, raakt dit land in een crisis en wordt Charles overweldigd door verdriet. Hij aanbidt haar, dat is duidelijk. Er zullen koppen moeten rollen.

Donderdag 1 augustus

Beste Adriaan,

Het speit me dat je zo’n slechte kwalitijt zaat heb de persoon waar ik jouw mee bedroog was Barry Kent ik voel me veel beter nou dat eruit is.

Liefs, Sharon

Barry Kent! Ik had het kunnen weten! Hij is een amorele, talentloze drol! Hij is lager dan een kwispedoor. Hij heeft de prozastijl van een sportverslaggever van de Daily Sport. Hij zou nog niet weten wat een apostrof was als het in zijn bierglas viel. Uit het weinige dat ik van Dagboek van een hufter heb gelezen, kan ik alleen maar tot de conclusie komen dat Kent gearresteerd moet worden en aangeklaagd wegens criminele verkrachting van de Engelse taal. Hij verdient het eeuwig te branden in de hel met een stuk vuurwerk aan zijn pik.

Vrijdag 2 augustus

Beste Sharon,

Bedankt voor je meelevende woorden over mijn ‘zaad’, zoals je het noemde. Ik stel voor dat je contact opneemt met Barry Kent (die, zoals je weet, nu zowel rijk als beroemd is) en hem vraagt bij te dragen aan Glenns opvoeding. Het minste wat Kent kan doen, is Glenn naar een goede school sturen en zijn kind op die manier een goede start geven.

Ik verblijf,

met vriendelijke groeten,

Adriaan

P.S. Ik weet zeker dat Barry het enig zal vinden te horen dat hij een kind heeft.

P.P.S. Eton is een heel behoorlijke school.

Zondag 4 augustus

Cassandra kondigde bij het ontbijt aan dat ze de haakjes van de deuren van de wc en de badkamer heeft gehaald. “Remmingen over naaktheid en lichaamsfuncties zijn de reden dat Engelsen niet goed zijn in seks,” zei ze. Ze keek recht naar haar man, die bloosde en over zijn neus wreef.

De koningin-moeder wordt vandaag 91. Ik neem aan dat ze het niet meer de moeite waard vindt nog iets aan haar tanden te laten doen. En dat begrijp ik best.

Maandag 5 augustus

Contact opgenomen met Vreemde Streken, het reisbureau, over mijn Russische cruise en uitgelegd dat ik werkeloos ben geworden en daarom graag wil annuleren en mijn geld terugkrijgen. Het reisbureau heeft me gezegd dat dit onmogelijk is en me aangeraden de kleine lettertjes van mijn reisdocumenten te raadplegen. Ik tuurde er tevergeefs naar en ging uiteindelijk naar Boots om een leesbril aan te schaffen voor 7 pond 99. Het reisbureau heeft gelijk; ik zal moeten gaan.

Dinsdag 6 augustus

Christiaan heeft me (gegeneerd) meegedeeld dat Cassandra mijn zolderkamer nodig heeft. Ze wil een reïncarnatie-centrum openen, waar mensen in contact kunnen komen met hun vroegere zelf. Ze wil me er half september uit hebben. Ik kon er niets aan doen. Ik barstte los: “Jouw vrouw is een sekreet!” Christiaan zei: “Weet ik, maar vroeger was ze een schatje.”

Dus: geen baan en, wanneer ik terugkom van mijn Russische cruise, geen woonruimte.

Donderdag 8 augustus

Beste John Tydeman,

De laatste keer dat ik u schreef, was om mijn excuses aan te bieden voor het bezet houden van de BBC-faxmachines met mijn 700 bladzijden tellende roman Ziet! De vlakke heuvels van mijn thuisland. U hebt het me teruggestuurd (uiteindelijk) met de opmerking (ik citeer): “Uw manuscript stroomt over van de medeklinkers, maar de klinkers zijn dungezaaid, om niet te zeggen totaal afwezig.” Ik weet zeker dat u blij zult zijn te horen, dat ik de klinkers weer heb toegevoegd en dit jaar heb besteed aan het herschrijven van de eerste zestien hoofdstukken. Ik zou graag uw commentaar daarop horen. U vindt ze hierbij. Ik weet dat u het druk hebt, maar het zal u niet veel tijd kosten. U kunt ze in de koffiekamer van de BBC lezen tijdens uw koffiepauze e.d.

Uw dienstwillige dienaar,

Adriaan Mole

10.30’s avonds Voor de laatste keer bij Leonora geweest. Ze heeft me mijn positie als haar cliënt ontnomen. Ik ging te ver en verklaarde haar mijn liefde. In feite was het niet zozeer een verklaring als wel een proclamatie. Heel Oxford heeft het waarschijnlijk gehoord. Haar man hoorde het want hij kwam de kamer binnen met een theedoek en een blauw kannetje in de hand en vroeg Leonora of alles in orde was.

“Dank je, Fergus, lieveling,” zei ze. “Meneer Mole vertrekt zo.”

“Ik ben in de buurt als je me nodig hebt,” zei hij en liet de deur op een kier staan.

Leonora zei: “Meneer Mole, ik beëindig onze professionele relatie, maar voor u weggaat kan ik u verzekeren dat uw problemen opgelost kunnen worden.”

“U verwacht te veel van uzelf,” zei ze terwijl ze meelevend vooroverboog. “Geef uzelf de ruimte. Wees vriendelijk voor uzelf. U hebt vele malen uw zorgen verteld over de honger in de wereld, de ozonlaag, de thuislozen, de aidsepidemie. Dit zijn niet alleen uw problemen. Ze worden gedeeld door alle gevoelige mensen over de hele wereld. U kunt geen invloed uitoefenen op deze treurige situaties, behalve door middel van geld geven. Maar op uw persoonlijke problemen: het gebrek aan succes met uw roman, moeilijkheden met vrouwen, kunt u wel invloed uitoefenen.” Ze hield op en keek alsof ze mijn hand wilde pakken, maar dat deed ze niet.

“U bent een aantrekkelijke, gezondejonge man,” zei ze. “Ik heb uw manuscript niet gelezen, dus kan ik niet zeggen of u talent hebt op literair gebied of niet, maar ik weet wel dat daar buiten iemand rondloopt die u gelukkig kan maken.”

Ik draaide me om op mijn rechte stoel en keek uit het raam. Ze volgde mijn blik en snauwde: “Niet letterlijk daar buiten, natuurlijk.” Ze stond op, gaf me een hand en zei: “Deze sessie hoeft u niet te betalen.”

Ik zei: “Het is geen transferentie, het is ware liefde.”

“Dat heb ik al minstens twintig keer gehoord,” zei ze zachtjes. Ze stond op. Haar ringen schitterden onder het licht en ze schudde mijn hand. Toen ik wegging, kwam ik langs haar man, die twintig minuten later nog steeds dat blauwe kannetje aan het afdrogen was. Als iemand behandeling nodig heeft, is hij het wel.

“Ik ben van plan op een dag met uw vrouw te trouwen,” zei ik voor ik de voordeur achter me dichttrok.

“Ja, dat zeggen ze allemaal. Dag dag.” Hij glimlachte en ging naar Leonora. En ik sloot met die deur een pijnlijke – en dure – episode van mijn leven af.

Vrijdag 9 augustus

Adriaan,

Hoe haal jij het inje bolle hoofd Sharon Bott zo gek te krijgen me te schrijven en geld te vragen om dat mormel van haar naar Eton te sturen? Ik zit hier in het huis van Jeanette Winterson en probeer mijn tweede roman af te maken, en daarbij kan ik al dat gesodemieter niet gebruiken.

Baz

Zaterdag 10 augustus

Vandaag op het prikbord van het arbeidsbureau gekeken. Er hingen drie vacatures. Een voor een ‘mobiele reinigingsoperateur’ (straatveger?), een voor ‘externe cateringassistent’ (pizzabezorger?) en een voor een ‘deeltijd clown medewerker’ (!). Ik kan niet zeggen dat ik opgewonden terugkeerde in gevangenenkamp Stalag Cassandra.

Zondag 11 augustus

Bij de kiosk langsgegaan. Bianca is terug uit Griekenland. Ze is prachtig bruin. Ze droeg een laag uitgesneden wit T-shirt dat haar borsten liet zien. Ze leken op rijpe, roodbruine appeltjes. Ik vroeg haar schertsend of zij nog een vakantieromance had beleefd. Ze lachte en gaf toe dat ze dat had – met een visser die nog nooit van Tsjechov had gehoord. Ik vroeg haar of ze de romance zou voortzetten. Ze keek me eigenaardig aan en vroeg: “Hoe zou jij dat vinden, Adriaan?”

Ik wou haar net antwoord geven toen een lid van de onderklasse haar een Sunday Sports in de handen drukte, dus het ogenblik ging voorbij.

10 uur ‘s-avonds Wat vind ik van Bianca’s vakantieromance? Ik zie haar graag, maar ik kan het niet laten haar te vergelijken met de beeldschone Leonora: Bianca is een smartie en Leonora is een in goudpapier verpakte Belgische bonbon.

Dinsdag 13 augustus

Donderdag vertrek ik naar Rusland. Ik heb een nieuw toilettasje gekocht – het wordt tijd dat ik mezelf eens een beetje verwen. Ik hoop dat er een paar behoorlijke vrouwen in de vruchtbare leeftijd aan boord zijn.

De hele avond gepakt. Ik besloot geen boeken mee te nemen. Ik neem aan dat het schip wel een bibliotheek heeft, vol Russische klassieken in een goede vertaling. Ik hoop dat mijn medepassagiers intellectuele mensen zijn. Het zou onverdraaglijk zijn de eetzaal en de dekken te moeten delen met een stelletje Engelse bierbuiken. Ik besloot een grote kam halfrijpe bananen in te pakken. Ik ben eraan gewend elke dag een banaan te eten en ik heb gehoord dat die moeilijk te krijgen zijn in Rusland.

Zaterdag 17 augustus

Rivierkamp – Rusland

Het is half acht ‘s-avonds. Er is geen cruise-schip. Er zijn geen passagiers. Ieder lid van onze groep peddelt zijn eigen kano. Ik zit ineengedoken in een tweepersoonstentje. Buiten zwermen wolken enorme, zwarte muggen. Ze wachten tot ik naar buiten kom. Ik hoor de rivier zich over de stroomversnellingen storten. Als ik geluk heb, word ik morgen niet meer wakker.

De man met wie ik een tent deel, Leonard Clifton, is bomen aan het omhakken met een machete die hij van Boris, een van onze gidsen, heeft geleend. Ik hoop van harte dat een van Cliftons bomen op zijn walgelijke kale kop neerkomt. Ik kan niet nog een nacht van eindeloze anekdotes over het kerkleger verdragen.

Ik heb Boris eerder op de dag gezegd dat hij al mijn roebels mag hebben als hij kan regelen dat ik per luchtbrug naar Moskou word overgebracht. Hij hield op met de reparatie van het gat in mijn kano en zei: “Maar u moet nu wel doorpeddelen naar het einde van de rivier, meneer Mole; er zijn hier geen bewonings, geen bevolkings en geen telefonings.”

Wanneer ik terugkom in de bewoonde wereld zal ik Vreemde Streken een proces aandoen. Zij hebben geen woord gezegd over kano’s peddelen, in tenten slapen of water uit de rivier drinken. Het vreselijkst is nog dat ik niets te lezen heb. Clifton heeft me zijn bijbel geleend, maar die is bij de laatste stroomversnelling overboord geslagen. Toen ik hem zag zinken, schreeuwde ik: “Mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?” Tot grote verbazing van de rest van de groep, en van mijzelf, moet ik toegeven.

Monica en Stella Brightways, de tweeling uit Barnstaple, zitten buiten ‘Potje met vet’ te zingen. Leonard en de rest van het stel doen vrolijk mee.

10 uur ‘s-avonds. In de tent Net terug uit het woud waar ik gedwongen was te urineren in het donker. Ik heb een ogenblik met de anderen om het kampvuur gestaan en zwarte thee gedronken.

Monica Brightways kreeg ruzie met de hopman uit Huil. Ze beweert dat ze hem tussen de middag twee sneden zwart brood uit de zak zag halen. Hij ontkende heftig en beschuldigde haar ervan dat ze alle warmte van het kampvuur inpikte. Iedereen koos partij, behalve ik, die ze geen van beiden kan uitstaan.

Elf keer omgeslagen vandaag. De rest van de flinkerds was kwaad op me omdat ik ze ophield. Zij hebben mooi praten. Ze zijn allemaal lid van de Britse Kano Federatie. Ik ben een volslagen nieuweling en een meer oversteken bij windkracht negen is iets uit mijn ergste nachtmerries. De golven! De wind! Het water! De lage donkere Russische hemel! Het gevaar! De doodsangst!

Ik bid God dat deze tocht gauw afgelopen mag zijn. Ik verlang hartstochtelijk naar Moskou. Al zal ik wel op mijn hotelkamer moeten blijven: de muggen hebben mijn gezicht meedogenloos aangevallen. Ik zie eruit als de Elephant Man die aan de drugs is.

Middernacht Het wodkadrinken vindt nu plaats. Vanuit mijn tent hoor ik elk woord. De Russen worden huilerig. Elke keer dat ze het over hun ‘ziel’ hebben, beginnen de Engelsen te grinniken. Ik heb dringend slaap nodig. Ik heb ook dringend warm water nodig en een wc die je kunt doortrekken. Moskou! Moskou! Moskou!

Woendag 21 augustus

De trein naar Moskou

De wc in de trein is onbeschrijfelijk. Niettemin zal ik het proberen. Per slot van rekening ben ik een schrijver.

Stel je voor dat twintig buffels met diarree twee weken lang in de wc opgesloten hebben gezeten. Probeer je daarna een open riool over de vloer voor te stellen. Voeg daarbij een IRA-gevangene die zich niet meer wast uit protest. Stel daarna een aroma samen door een paar lijken in staat van ontbinding op te graven en daar een paar gezonde jonge stinkdieren aan toe te voegen, dan kom je een beetje in de buurt van hoe die wc ruikt en eruitziet.

Leonard Clifton schrijft een klaagbrief aan president Gorbatsjov.

Ik zei: “Ik denk dat Gorbatsjov wel iets anders aan zijn hoofd heeft, zoals bijvoorbeeld het voorkomen van burgeroorlog en het voeden van zijn medeburgers.”

Een onschadelijke opmerking zou je denken, maar Clifton ging helemaal door het lint. Hij gilde: “Jij hebt mijn hele vakantie bedorven, Mole, met je zielige gezeur en je misselijke, cynische opmerkingen.”

Ik was totaal verbijsterd. Niemand van de groep kwam mij te hulp – behalve de Brightways-tweeling, die de groep met regelmatige tussenpozen heeft meegedeeld dat ze ‘houden van alles wat leeft en groeit’. Dat maakt alles wat ze zeggen irrelevant. Zij stellen mijn leven ongetwijfeld gelijk met dat van een zeepier.

Donderdag 22 augustus

Hotelkamer – Moskou

Ik logeer in de ‘Ukraina’ vlakbij de rivier de Moskwa. Van buiten lijkt het net een injectiespuit. Van binnen is het vol met verbijsterde gasten van alle nationaliteiten. Hun verbijstering is het gevolg van de tegenzin van de hotelstaf om informatie te verschaffen.

Bijvoorbeeld, bijna niemand weet waar maaltijden zullen worden opgediend, of zelfs of maaltijden wel zullen worden opgediend.

Voor het ontbijt kreeg ik vanmorgen een snee zwart brood, vier plakken biet, een takje verse koriander en een kopje koude zwarte thee.

Een Amerikaanse vrouw in de rij achter me jammerde tegen haar man: “Norm, ik moet echt sinaasappelsap hebben ‘s-morgens.”

Norm ging de rij uit naar een groepje lanterfantende kelners.

Ik zag hem met zijn handen een sinaasappel uitbeelden, eerst aan de boom en daarna van de boom af. De kelners keken hem ongeïnteresseerd aan, draaiden hun rug naar hem toe en drongen om een draagbare radio heen. Norm kwam terug in de rij. Zijn vrouw wierp hem een minachtende blik toe.

Ze zei: “Ik moet vruchtesap hebben ‘s-morgens. Datweet je toch, Norm. Je weet hoe mijn gestel opspeelt.”

Norm trok een gezicht dat duidelijk zei dat hij precies wist hoe het gesteld was met het gestel van zijn vrouw. Ik dacht tevreden aan de kam bananen boven in mijn kamer.

Die waren hun gewicht in goud waard.

Om half tien verzamelde het grootste deel van onze groep zich in de foyer van het hotel voor ons bezoek aan het Rode Plein. Ik stelde me verdekt op achter een pilaar en depte Azaron op de veertien muggebeten die mijn gezicht ontsierden.

Monica en Stella Brightways, de tweeling uit Barnstaple, lieten ons tien minuten wachten. Ze beweerden dat ze moesten wachten tot de lift tot hun kamer op de negentiende verdieping kwam. Tenslotte gingen we op weg in een bus met een uitlaat die naast mijn bank achterin leek uit te komen. Ik hoestte en proestte van de dieselwalm en probeerde tevergeefs een raampje open te doen. De chauffeur droeg een Gorbatsjov-button en leek in een slecht humeur te zijn. De bus parkeerde aan de rand van het Rode Plein. We stapten uit en groepeerden ons rond onze Intourist-gids, Natasha. Ze stak een rood met witte paraplu op en wij volgden haar als domme schapen. Toen we het plein op liepen werd het duidelijk dat er iets aan de gang was, een protestmars of een demonstratie of zo. Ik verloor de roodwitte paraplu uit het oog en raakte tussen de menigte. Ik hoorde een onheilspellend gerommel achter me, maar ik kon geen vin meer verroeren.

Een oude vrouw met een omslagdoek schudde haar vuist dreigend naar het lawaai. Ze krijste iets in het Russisch. Spuug vloog uit haar mond en landde op mijn schone trui. Toen week de menigte uiteen, het gerommel kwam dichterbij en de rupsbanden van een Russische legertank ratelden maar een paar centimeter van mijn rechterschoen af voorbij. De tank stond stil en een jonge man klom erop en begon met een vlag te zwaaien. Het was de vlag met de hamer en sikkel die ik overal had gezien. De menigte brulde instemmend. Wat was er aan de hand? Had Dynamo Moskou gewonnen met voetballen? Nee, er gebeurde iets belangrijkers.

Een jonge vrouw met te veel blauwe mascara op zei tegen me: “Engelsman, jij bent vandaag getuige van het einde van het communisme.”

“Ik ben bijna overreden door een tank,” zei ik.

“Een fiere dood,” zei ze. Ik stak mijn hand in mijn zak om een banaan te pakken om mijn bloedsuikerniveau wat op te vijzelen. Ik begon hem te pellen. De ogen van de jonge vrouw vulden zich met tranen. Ik bood haar een hapje aan, maar zij begreep mijn gebaar verkeerd en schreeuwde iets in het Russisch. De menigte brulde en juichte. Toen draaide ze zich om en vertelde me dat ze “Bananen voor iedereen onder Jeltsin!” had geschreeuwd. De menigte begon te zingen. Toen at de jonge vrouw mijn banaan op.

“Een symbolisch gebaar, natuurlijk,” zei ze.

Toen ik bij mijn kamer kwam, vond ik een forse jonge Russin op een stoel voor mijn deur zitten. Ze droeg een laag uitgesneden bruin lamé mini-jurkje.

Ze zei: “Ach meneer Mole. Ik ben Lara. Ik naar uw kamer, om te slapen, natuurlijk.”

Ik vroeg: “Is dit een onderdeel van het Intourist-programma?”

Lara zei: “Nee. Ik ben verliefd op u, natuurlijk.”

Ze kwam achter me aan de kamer in en liep naar de kam bananen op het nachtkastje. Ze keek op ze neer met een uitdrukking van pure lust en ik begreep het. Ik was het niet waar ze haar zinnen op had gezet, maar de bananen. Ik gaf haar er twee. Ze ging weg. Gemeenschap met haar had me kwaad kunnen doen. Ze had dijen als Californische sequoya’s.

Vrijdag 23 augustus

Het grootste deel van de nacht wakker gelegen en aan mijn muggebeten gekrabbeld terwijl ik mijn overhaaste beslissing betreurde en me afvroeg hoe het nieuws over mijn bananen zich had verspreid. De volgende dag waren de straten van Moskou vol opstandige Moskovieten en mochten we het hotel niet uit.

Na de lunch (zwart brood, bietensoep, een verschrompeld stukje vlees, een koude aardappel) kwam ik terug in mijn kamer en zag dat mijn bananen verdwenen waren. Ik was diep geschokt.

Ik deed mijn beklag bij Natasha, maar het enige wat ze zei was: “Had u tien bananen?” Ze keek even dromerig voor zich heen en snauwde toen: “U had ze natuurlijk in de hotelkluis moeten opbergen. Die liggen al lang op de zwarte markt.”

Ik trof Leonard Clifton in de sombere kelderbar. Er was een coup tegen Gorbatsjov geweest en daarna een tegen-coup van Boris Jeltsin.

“Dit is slecht nieuws voor het Sovjetcommunisme,” zei hij, “maar goed nieuws voor Jezus.”

Engeland! Engeland! Engeland!

Ik snak naar mijn zolderkamer.

Maandag 2 september

Oxford

Lig in bed, uitgeput en afschuwelijk misvormd. Waarom bestaan er muggen? Waarom? Cassandra zei dat ze een ‘onmisbare schakel in de voedselketen’ zijn. Nou, wat mij, Adriaan Mole, betreft mogen die schakels meteen uitgeschakeld worden. En als de voedselketen dan in elkaar stort en de wereld verhongert, dan moet dat maar.

Ik heb Vreemde Streken geschreven en gedreigd ze te rapporteren bij het overkoepelend orgaan van reisorganisaties tenzij ik al mijn geld terugkrijg, plus compensatie voor het dubbele trauma tengevolge van de muggen en de revolutie.

Dinsdag 3 september

Christiaan kwam vandaag langs Vreemde Streken. Hij zei dat het er verlaten uitzag. Er lag een hele stapel ongeopende brieven op de that binnen in de winkel.

Donderdag 5 september

Antwoord van John Tydeman, hoofd drama-afdeling van de BBC radio.

Beste Adriaan,

Om heel eerlijk te zijn, Adriaan, zonk de moed mij in de schoenen toen ik terugkwam van vakantie en zag dat jouw manuscript Ziet! De vlakke heuvels van mijn thuisland alweer op mijn bureau was beland. Je zegt in je brief: “U zult het wel druk hebben.”Ja, ik heb het zeker verdomd druk, ongelooflijk druk.

Wat is dat eigenlijk, een ‘koffiepauze’? Ik heb nog nooit een ‘koffiepauze’ gehad in al die lange jaren dat ik al bij de BBC werk. Ik drink koffie in mijn kamer. Ik ga niet naar een ‘koffiepauze-ruimte’ waar ik mezelf over een sofa drapeer om met de hand geschreven manuscripten van 473 pagina’s lang te lezen. Mijn advies aan jou is (zonder dat rotmanuscript van je te lezen):

  1. Leer typen
  2. Maak het de helft korter
  3. Zorg voor een geadresseerde en gefrankeerde antwoordenvelop. De BBC heeft acuut geldgebrek en kan zich niet veroorloven jouw literaire zieleroerselen te subsidiëren.
  4. Zoek een uitgever. Ik ben geen uitgever. Ik ben het hoofd van de drama-afdeling. Al vraag ik me wel eens af of ik niet Lieve Lita ben.

Het spijt me dat ik je dit moet schrijven, maar in mijn ervaring is het het beste om jonge schrijvers niet al te zachtzinnig aan te pakken.

Beste groeten,

John Tydeman

Arme oude Tydeman! Het is hem kennelijk in de bol geslagen. ‘Soms vraag ik me af of ik Lieve Lita ben’ (!) – misschien zou de directeur van de BBC getipt moeten worden dat zijn hoofd van de drama-afdeling aan het waanidee lijdt dat hij Lieve Lita is. En hij geeft toe dat hij de herschreven versie van Ziet! niet eens heeft gelezen. Waar betalen we kijk- en luistergelden voor?

Beste meneer Tydeman,

Ik zou het appreciëren als u mijn manuscript terug wilt sturen, per ommegaande. Ik wil niet dat het door de gangen van de BBC gaat circuleren en wordt ingepikt door een ontevreden freelance producer die naam wil maken in de radiowereld.

Adriaan Mole

P.S. Sta mij toe u mede te delen dat u niet Lieve Lita bent.

Zaterdag 7 september

Het grootste deel van de dag heb ik tevergeefs gezocht naar een betaalbare kamer. Op weg naar huis kwam ik langs Vreemde Streken. Er hing een briefje op de deur.

Dit bureau is gesloten. Informatie bij Advocatenkantoor Kerkman, Kerkman, Kerkman en Luther.

Ik hoefde het telefoonnummer niet op te schrijven. Het stond al in mijn filofax onder de ‘A’. Een echtpaar van middelbare leeftijd schreef het nummer wel op. Ze hadden morgen moeten vertrekken voor een fietsvakantie in de Provence, in ‘Peter Mayle’ – gebied. Ze moesten onder ogen zien dat ze de beroemde tafel op het beruchte terras niet te zien zouden krijgen en ook geen thee zouden drinken met Pierre Mayle plus femme.

Toen ze wegliepen hoorde ik haar tegen hem zeggen: “Kop op, Derek, we kunnen nog altijd naar de caravan op de camping.” Een prima vrouw, die laat zich er niet onder krijgen. Meneer Mayle ontgaat het privilege een stel ware Britten te ontmoeten.

Zondag 8 september

Ik heb besloten het op Jake Westmorland te houden.

Hoofdstuk zeventien: Jake – een eigentijdse held Jake stond boven op de tank op het Rode Plein. Wat een geluk dat ik op school Russisch heb gekozen in plaats van Frans, dacht hij. Met een klein gebaar legde hij de menigte het zwijgen op en begon te spreken:

“Ik ben Jake Westmorland,” schreeuwde hij. De revolutionaire horden onder hem brulden hun dankbare herkenning uit. Een zee van vlaggen werd blij heen en weer gezwaaid. Het zwoele Russische zonlicht glinsterde op de koepel van de basiliek terwijl Jake de massa’s tot rust probeerde te brengen om aan zijn redevoering te beginnen. De redevoering die naar hij hoopte de desintegratie van de Sovjetunie zou voorkomen…

Maandag 9 september

Ik heb elf redevoeringen geschreven voor Jake en ze allemaal in de prullenmand gegooid. Ze waren geen van alle in staat om de loop der wereldgeschiedenis te veranderen.

…Maar voor Jake de redevoering kon afsteken waarmee hij bijna zeker de Sovjetunie had gered, klonk een schot. Jake viel van de tank afin de armen van Natasha, zijn Russische maïtresse. Ze gooide Jake over haar schouder en de zwijgende menigte week uiteen om hen door te laten.

Donderdag 12 september

Cassandra heeft me bevolen zaterdagmorgen om twaalf uur het huis uit te zijn! Die smerige rotzakken van een eerstejaars hebben alle particulier verhuurde kamers ingepikt. Ik heb geen keus, ik moet me overleveren aan de genade van de gemeentehuisvesting van Oxford. Maar de ambtenaar met wie ik vandaag sprak, hield vol dat ik niet ‘onvrijwillig thuisloos’ ben en weigerde me te helpen. Ik ben begonnen met het verzamelen van kartonnen dozen. Of om mijn bezittingen in te verpakken of om in te slapen – wie zal het zeggen?

Vrijdag 13 september

Ghristiaan heeft de kinderen meegenomen naar zijn moeder in Wigan. Hij is een karakterloze lafbek. De afgrijselijke Cassandra loopt door het huis in haar absurde kleren en zingt haar bespottelijke rap-songs. Ik vroeg haar vanavond of ik mijn boeken zolang op zolder mocht laten staan tot ik woonruimte heb gevonden. Ze antwoordde: “Boeken?” alsof ze het woord nooit eerder had gehoord.

Ik zei: “Ja, boeken. Je weet wel, van die dingen met kartonnen kaften vol met papier. Mensen lezen ze, voor hun plezier.”

Cassandra snoof minachtend. “Boeken zijn verleden tijd, net als naaldhakken en Gerry and the Pacemakers. Dit zijn de jaren negentig, Adriaan. Het is de tijd van de technologie.”

Ze ging naar haar tekstverwerker en drukte een toets in. Groene mannetjes met Vikinghelmen op vulden het scherm en begonnen te vechten met rode mannetjes met baseball-petjes die uit een grot kwamen. Cassandra boog zich enthousiast naar het scherm. Ik had het gevoel dat ons gesprek was afgelopen en verliet de kamer.

Vraag: Is de wereld gek aan het worden, of ik?

Zaterdag 14 september

Half negen ‘s-morgens

Alternatieven:

  1. Pandora (geen schijn van kans)
  2. Bianca (mogelijk)
  3. Moeder (alleen als het niet anders kan)
  4. Hotel (duur)
  5. Thuislozen opvangcentrum (vlooien, gewelddadigheden)
  6. Straat

Half twaalf

  1. Pandora heeft vierkant geweigerd. Ze is een ware Belle dame sans merci.
  2. Bianca is naar een Guns ‘n’ Roses-conventie in Wolverhampton. Briefje achtergelaten in de kiosk.
  3. Mijn moeder is op weg om een nieuwe graancirkel te bezichtigen even buiten Kettering.
  4. Het goedkoopste hotel kost nog 15 pond 99 per nacht!
  5. Er staat niets onder thuislozen in het telefoonboek.
  6. Om twaalf uur precies stond ik op straat.

11 uur 35 ‘s-avonds. Leicester. Bert Baxters huis Zover is het dus gekomen. Ik ben gedwongen op een opklapbed te slapen in de woonkamer van een bejaarde die naar katten stinkt. Baxter laat me 5 pond betalen voor logies en 2 pond 50 voor gebakken eieren met spek. Mijn moeders huis is donker en dicht, en de sleutel ligt niet op zijn gewone plekje onder het putdeksel. Normaal gesproken zou ik het wc-raampje hebben ingeslagen en naar binnen zijn geklommen, maar mijn moeder heeft een alarm laten installeren. Heeft zij het even hoog in de bol gekregen.

Mijn vader, platzak naar verluidt, is met vakantie naar Florida met een rijke gescheiden vrouw genaamd Belinda Bellingham. Ik weet dat ik ook wel naar mijn oma had kunnen gaan, maar ik kan het idee niet verdragen dat zij hoort dat ik zonder werk en zonder woonruimte zit. De schok zou haar dood betekenen. Ze heeft mijn diploma ingelijst aan de muur hangen. Mijn ‘A’level-deelcertificaat Engels hangt in een zilveren lijstje op de schoorsteen in haar zitkamer. Waarom zou ik een bejaarde diabetica zoiets aandoen?

Maandag 16 september

Vijfover half een ‘s nachts Ik probeer nu op de sofa in mijn moeders woonkamer te slapen. Terwijl ik dit schrijf staat de televisie in mijn moeders slaapkamer te blèren. De wasmachine staat te centrifugeren. De afwasmachine krijst en iemand neemt een douche. Daarom bonken de leidingen door het hele huis. Mijn stiefvader, Martin Muffet, is net naar boven gegaan met zijn gereedschapskist. Slaapt niemand in dit huis?

Dinsdag 17 september

Mijn oma weet alles. Mijn moeder heeft haar alles verteld. Ze is ontzet. Ik hoop dat ze nooit te weten komt dat ik een nacht bij Bert Baxter heb doorgebracht.

Woendag 18 september

O. weet van mijn B.B. connectie. Ze ontmoette B.B. n.b. bij C&A.

Vrijdag 20 september

Vanmorgen kwam een briefkaart van de Glifton hangbrug.

Beste Adriaan,

Ik heb je boodschap net gekregen! Het spijt me dat ik je niet meer gezien heb voor je vertrek. Die Gassandra is inderdaad een treurig geval!

Ik ben nog nooit in Leicester geweest. Is het er mooi? Ik hoop het voor jou!

Er is hier altijd een vloer voor je vrij als je nog zin hebt in Oxford terug te komen. Ik weet wel waar ik een tweepersoonsmatras kan lenen.

Laat het me gauw weten, alsjeblieft!

Liefs,

B.

De uitroeptekens zaten me niet lekker. Zou ik een vloer kunnen delen met een vrouw die daar zo ongegeneerd mee strooit? En hoe wordt dat slapen precies georganiseerd? Dat tweepersoonsmatras waar ze het over had. Is dat voor mij alleen? Zo ja, waarom tweepersoons? Ik neem aan dat ze zelf een behoorlijk bed heeft. Ik besloot dubbelzinnig terug te schrijven, om mijn opties open te houden zonder me vast te leggen. Mijn moeder, die me de briefkaart op bed kwam brengen, wilde alles over ‘B’ weten. Lengte, gewicht, bouw, kleur, opleiding, klasse, accent, kleren, schoenen. “Is ze leuk?” Ben ik ‘met haar naar bed geweest?’

“Waarom niet?” De Spaanse Inquisitie is niets in vergelijking met mijn moeder. Niets.

Beste Bianca,

Het was lief van je me te schrijven en me het tweepersoonsmatras en je vloer aan te bieden.

Ik moet bekennen dat toen ik je hulp vroeg bij het oplossen van mijn tijdelijke probleem wat betreft gebrek aan woonruimte, ik een beetje in paniek was.

Jouw reactie heeft me verrast. Zo lang kennen we elkaar nog niet. Jij kan niet weten of ik niet ernstige karakterstoornissen of een psychotische afwijking bezit. Ik raad je aan voortaan wat voorzichtiger te zijn. Ik zou niet graag zien dat iemand misbruik van je maakte. Ik weet niet wat mijn plannen zijn. Leicester heeft een zeker je ne sais quoi: het is best aardig in de herfst wanneer de afgevallen bladeren de straten een beetje kleur geven.

Hartelijke groeten,

je Adriaan

Zondag 22 september

Ik verheugde me op een traditionele zondagslunch met Yorkshire pudding en jus enz. Maar mijn moeder verklaarde om 1 uur dat ze niet meer aan zondagslunches doet. In plaats daarvan reden we zes kilometer in Muffets auto naar een ‘carvery’, waar we 4 pond 99 per persoon betaalden voor plakjes karton en uitgedroogde groenten opgediend door een onnozele hals met een koksmuts op. Mijn zusje Rosie morste Muffets glaasje bokbier over de hele tafel. Ik probeerde de zaak te redden met een stuk of zes bierviltjes, maar de bierviltjes wilden geen bier opzuigen. Ze stootten alle vloeistof af. Tenslotte gooide de onnozele hals ons een stinkend vaatdoekje toe.

Vraag: Waar dienen moderne bierviltjes toe? Of zijn ze tegenwoordig nog alleen maar symbolisch, net als de crucifix?

6 uur’s middags Mijn moeder heeft me net laten weten dat ik haar minimaal 35 pond per week moet betalen ‘en anders rotje maar op’. Telt de band des bloeds niet meer tegenwoordig?

Dinsdag 24 september

Mijn oma heeft gezegd dat ik bij haar in kan trekken, zonder huur te betalen, op voorwaarde dat ik het gras maai, de klokken opwind en de boodschappen doe. Ik heb onmiddellijk ja gezegd.

Woendag 25 september

Vanavond de eerste drie hoofdstukken van Ziet! aan oma voorgelezen. Zij vindt het ‘t beste dat ze ooit heeft gehoord. Ze vindt de uitgevers die het hebben afgewezen allemaal stapelgek. En ze heeft alleen maar minachting voor John Tydeman. Ze heeft onlangs aan hem geschreven om te klagen over de seks in The Archers. Ze beweert dat hij haar niet persoonlijk heeft teruggeschreven. Naar het schijnt heeft hij het door een machine laten doen.

Zondag 29 september

Naar The Archers geluisterd. Ei, bacon, geroosterd brood, de krant The People. Rosbief, gebakken aardappelen, puree, kool, worteltjes, erwtjes, Yorkshire pudding, jus. Appeltaart, kopje thee, extra sterke pepermuntjes, News of the World. Sandwiches met zalm, mandarijntjes met vla, rozijnencake, kopje thee.

Maandag 30 september

Hoofdstuk achttien: Terug naar de heide

Jake leunde achterover in de schommelstoel en keek naar zijn grootmoeder die een stropoppetje maakte. Haar appelrode wangen gloeiden in de vlammen van het zwarte loden fornuis. De koperen ketel zong. De kanarie in het kooitje bij het raam floot mee. Jake slaakte een diepe, vergenoegde zucht. Het was goed terug te zijn uit Rusland na al die ellende met Natasha. Hier kon hij zich pas echt ontspannen, hier in zijn grootmoeders huisje op de hei.

Dinsdag 1 oktober

Mijn vader kwam vanavond met mevrouw Belinda Bellingham naar oma’s huis om me te zien. Ik wist niet hoe ik het had: zij is een echte dame! Mijn vader praat keuriger dan hij ooit heeft gedaan, je kunt zelfs zijn r’s horen. En hij heeft goede manieren ontdekt. Elke keer dat mijn oma de kamer in kwam, sprong hij op.

Tenslotte snauwde ze: “Blijf zitten, George. Je gaat op en neer als een glazenwassersladder.”

Mevrouw Bellingham is blond en knap, met van die jukbeenderen die eeuwen goede fok verraden. Ik vond haar nogal bleek, gezien de weken die ze zojuist in de zon had doorgebracht. Later op de avond hoorde ik dat ze in angst en vrees leeft voor huidkanker. Kennelijk is ze de hele vakantie van het ene schaduwplekje naar het andere gerend. Mevrouw Bellingham is de directrice van ‘Bell Safe’, een bedrijf dat alarminstallaties produceert. Mijn vader begint aanstaande maandag als de verkoopdirecteur van mevrouw Bellingham. Ze probeerden mijn oma over te halen tegen kostprijs een alarminstallatie te laten installeren, maar ze weigerde. Ze zei: “Nee, dankjewel. Als ik uitga zet ik de radio hard aan en laat ik de deur openstaan.”

Mevrouw Bellingham en mijn vader keken elkaar geschokt aan. Oma vervolgde: “En er is in zestig jaar nog nooit bij me ingebroken, en trouwens, als er een alarm op mijn voorgevel zit, weet iedereen dat er wat bij me te halen valt, waar of niet?”

Er viel een ongemakkelijke stilte. Toen zei mijn vader: “Nou, Belinda, ik moest je maar eens naar huis brengen, denk je ook niet?”

Hij haalde haar jas en hield hem voor haar op. Hij heeft kennelijk les gekregen in sociale etiquette. Toen ze weg waren zei mijn oma iets heel shockerends: “Je pa is een echte slijmbal geworden, vind je niet?”

Misschien lijdt ze aan vroege symptomen van seniele dementie. Ik heb nooit eerder een onvertogen woord over haar lippen horen komen.

Sir Alan Green, de openbare aanklager, is betrapt op een babbeltje met een prostituee en heeft ontslag genomen. Volgens de Wet op de Seksuele Misdrijven kan een man van wie meer dan eens geconstateerd is dat hij een vrouw benadert, aangehouden worden door de politie. Dat is nieuw voor mij. Ik zal voortaan maar goed uitkijken wie ik op straat aanspreek.

Vrijdag 4 oktober

Oma en ik hebben het huis van top tot teen schoongeboend. Oma is gefixeerd op bacillen. Ze is ervan overtuigd dat ze overal op de loer liggen, klaar haar te bespringen en haar eronder te krijgen. Ik wijt het aan de televisiereclame voor toiletreiniger met bacillen ter grootte van hamsters die gemeen giechelend in de S-bocht verstopt zitten. Al heb ik die reclame al honderden keren gezien, ik kan me absoluut niet herinneren van welk merk het spul is.

Vraag: Heeft televisiereclame effect?

Later ging oma rustig zitten en keek naar de Labour Party, die ‘We are the champions’ zong ter afsluiting van hun conferentie in Brighton. Er waren niet veel leden van het schaduwkabinet die de woorden kenden. Ik hoop dat Freddie Mercury niet keek – het zou hem een brok in de keel hebben bezorgd.

Zondag 6 oktober

Toen ik vandaag de pagina’s van mijn Observer omsloeg, staarde Barry Kents lelijke kop me aan. Kennelijk is hij lid geworden van iets dat de Groucho Club heet. Gretig las ik het artikel dat er bij stond. Het is precies het soort club waar ik lid van zou willen zijn. Zou ik dat doel ooit bereiken, dan zal ik bij de bedrijfsleider (Liam) een boekje opendoen over Kents verleden en hem eruit laten zetten.

Elizabeth Taylor is getrouwd met een metselaar met een slechte permanent. Hij heet Larry Fortensky. Michael Jacksons aap, Bubbles, was getuige.

Hoofdstuk negentien: Tijd om verder te gaan Jake glipte het huisje uit toen de kerkklok middernacht sloeg. Hij rende steels de weg af naar de minicab die volgens zijn instructies stond te wachten bij het postkantoor. Terwijl hij zijn rugzak op de achterbank gooide en instapte, slaakte hij een zucht van verlichting. Hij hoopte de appelwangen van zijn grootmoeder nooit meer te zien en hij zwoer de eerste de beste stropop die hij tegenkwam in de fik te steken.

“Gas op de plank!” blafte Jake tegen de chauffeur. “Breng me naar de dichtstbijzijnde stedelijke conglomeratie.” Een frons doorgroefde het voorhoofd van de chauffeur. “En wat mag een stedelijke conglomeratie dan wel wezen?” vroeg hij.

Jake snauwde: “Oké, kaffer! Als je het nader gepreciseerd wilt hebben: breng me maar naar de Groucho Club.” Bij het horen van die magische woorden rechtte de chauffeur zijn rug. De roos bleef op zijn hoofdhuid zitten. Hij had jaren gewacht op de woorden: “Breng me naar de Groucho Club.” Hij keek Jake met nieuw respect aan en deed wat hem gezegd werd. Hij drukte de koppeling neer en de taxi racete weg van de heide naar de grote Metropolis waar, in de Groucho, de Groten ongetwijfeld de huiswijn verzwolgen en geestigheden uitwisselden. Jake hoopte dat Belinda ook in de bar zou zijn, haar benen liet zien en hysterisch lachte om een van Jeffrey Bernards grappen.

Maandag 7 oktober

Barry Kent maakt een film over zijn ‘wortels’ voor de BBC. In de Co-op stonden televisiecamera’s die de doorgangen blokkeerden. Ik kon niet bij het kattenvoer komen, dus diende ik een klacht in bij de bedrijfsleider (die er tussen twee haakjes geen dag ouder dan zeventien uitzag). Hij antwoordde: “Barry Kent komt vanmiddag hoogstpersoonlijk hier.” Het klonk alsof hij het over een lid van het Koninklijk Huis had.

Ik zei: “Wat kan mij dat schelen. Ik wil drie blikjes Whiskas en wel nu meteen.” De kleuter-bedrijfsleider ging erheen en vroeg de cameraman op kruiperige toon drie blikjes kattenvoer aan te geven. Weinig toeschietelijk, zo leek het mij tenminste, ging de cameraman op het verzoek in en na de verblinde kleuter betaald te hebben, verliet ik de winkel.

Dinsdag 8 oktober

Ze hebben mijn moeder overgehaald voor de camera’s te verschijnen om te vertellen over ‘de Barry Kent die ik gekend heb’. Ik drong er bij haar op aan de waarheid te vertellen over die gore, leugenachtige, oliedomme tiran die we gekend en verafschuwd hebben.

Maar mijn moeder zei: “Ik heb Barry altijd een gevoelig kind gevonden.” De regisseur liet haar bij de overvolle afvalcontainer naast het huis staan.

Mijn moeder vroeg: “Moet ik niet opgemaakt worden door een echte make-up artiest?” Nick, de regisseur, zei: “Nee, mevrouw Mole, we willen de grauwe werkelijkheid in beeld brengen.” Mijn moeder raakte haar koortslip aan en zei: “Ik had gerekend op een beetje camouflage hiervan.” Een sterke lamp werd op haar gericht zodat iedere lijn, rimpel en bobbel op mijn moeders gezicht zichtbaar werd.

Toen schreeuwde de regisseur: “Doe het!” En mijn moeder deed het en kreeg het op haar zenuwen. Na zeventien pogingen gaf de BBC het op, pakte alle spullen in en verdween. Mijn moeder rende naar boven en gooide zich op het bed. Er is niets zo zielig als een mislukte geïnterviewde.

Zaterdag 12 oktober

Kent maakt nog steeds de buurt onveilig. Ik zag hoe hij gefilmd werd terwijl hij door onze straat liep. Hij droeg een jas tot aan de grond, cowboylaarzen en een zonnebril. Ik dook weg. Ik heb geen zin om herkend te worden als de hufter uit Dagboek van een hufter.

Ik wandelde met de hond naar de weide waar Pandora vroeger haar paard Blossom bereed. Hij werd al snel moe, dus moest ik hem weer naar huis dragen.

Op weg naar huis kwam ik mevrouw Kent, Barry’s moeder, tegen. Ze liet haar pitbullterriër uit. Ik vroeg haar of ze het dier al had aangemeld (zoals de wet vereist).

Ze zei: “Slachter doet geen vlieg kwaad.”

Ik zei: “Het zijn niet de vliegen waar ik me zorgen over maak, maar het malse vlees van kleine kinderen.”

Ze veranderde van onderwerp en vertelde me dat Barry Kent de woningwetwoning heeft gekocht waar ze in woont. Daar moest ik nogal om lachen. Het huis van de Kents is in onze buurt een ander woord voor achterbuurtmisère. Elke winter hakken ze de binnendeuren aan splinters om op te stoken.

Zondag 13 oktober

Vanavond hoofdstuk negentien afgemaakt.

Jake had schoon genoeg van interviews. Hij beval de journalisten de Groucho Club uit te gaan en hem met rust te laten. Hij wendde zich tot Lenny Henry en zei: “Neem er een van mij, Len.” Lenny glimlachte erkentelijk en Jake knipte met zijn vingers. Onmiddellijk kwam een ober aanrennen en boog eerbiedig naar Jake. “Een fles champagne – een grote – met drie glazen.” Want Jake had net een van zijn beste vrienden, Richard Ingrams, door de geheiligde klapdeurtjes zien binnenkomen. “Hee, Rich, hierheen!” riep Jake. Er klonken geluiden van een worsteling uit de hal. Jake draaide zich om en zag Liam, de manager, Kent Barry, de mislukte schrijver, de club uit en de goot in schoppen.

Maandag 14 oktober

Beste Bianca,

Ik heb er over nagedacht en vraag me af of ik alsnog op je aanbod in kan gaan? Het zou me heel goed uitkomen een paar nachten op jouw vloer in Oxford door te brengen. Eerlijk gezegd, houd ik het geen seconde langer uit bij mijn familie. Het is niet alleen het geluidsniveau en het constante gekift, het zijn ook de kleine dingen: de aangekoekte hals van de ketchupfles, het slijmerige zeepbakje, de hondeharen in de boter. Je kunt me op bovenstaand nummer bellen, op elk uur van de dag of de nacht. In dit huis slaapt niemand.

Met de beste wensen,

Adriaan Mole

Dinsdag 15 oktober

Mijn zusje Rosie zei vanmorgen tegen me dat ze me niet uit kan staan. Haar uitbarsting volgde op mijn vraag of ze haar haar niet eens zou kammen voor ze naar school ging. Mijn moeder stond op en kwam naar beneden. Ze stak haar tweede sigaret van die dag op (de eerste rookt ze in bed) en koos onmiddellijk Rosies kant. Ze zei: “Waarom laat je het kind niet met rust?”

Ik zei: “Iemand moet het niveau in dit huis toch een beetje in de gaten houden.”

Mijn moeder zei: “Moet jij zeggen. Die baard ziet eruit als een frettenest. Ik begrijp niet hoe je dat zo dicht bij je mond kunt verdragen. De gezondheidsinspectie zou hem op staande voet sluiten.”

Bij de hieropvolgende ruzie werden wederzijds gemene dingen gezegd, die ik nu betreur. Ik beschuldigde haar ervan een slechte moeder te zijn met zeer losse zeden. Ze ging in de tegenaanval met een beschrijving van mij als een ‘slapjanus met een schimmelkop’. Ze zei dat ze stiekem mijn Ziet! manuscript had gelezen en het een zootje nonsens vond van begin tot eind. Ze zei: “In het onwaarschijnlijke geval dat het ooit gepubliceerd, wordt, hoop ik wel dat je een pseudoniem neemt, want eerlijk gezegd, Adriaan, ik zou de schande niet kunnen verdragen.”

Ik legde mijn hoofd op de keukentafel en snikte het uit.

Toen sloeg mijn moeder haar arm om me heen en zei: “Sus, sus, Adriaan. Niet huilen. Ik meende het niet zo. Ik vind Ziet! De vlakke heuvels van mijn thuisland een heel interessante eerste poging.”

Maar het hielp niet meer. Ik huilde tot ik totaal gedehydrateerd was.

Donderdag 17 oktober

Weer geld opgenomen bij de Market Harborough Building Society. Mijn droom ooit nog eens huiseigenaar te worden is weer verschoven naar het rijk der fantasie.

Ik heb een briefkaart gekregen van de vierde brug over de Thames zonder adres maar afgestempeld in Londen:

Beste Adriaan,

Ik ga naar Londen om een echte baan te zoeken. Ik heb zo meteen een sollicitatiegesprek bij de Spoorwegen. In haast. Schrijf me p⁄a mijn vriendin Lucy:

Lucy Clay

Flat 10

Dexter House

Coghill Street

Oxford

Ze heeft beloofd mijn post door te sturen. Ik hoop dat alles goed met je is. Ik mis je!

Liefs, B.

P.S. Wat zou je zeggen van een vloer in Londen als ik er een kan vinden?

Vrijdag 18 oktober

Hoofdstuk twintig: De afrekening

Jake trok de aardleiding uit de stekker van de grasmaaimachine en schroefde daarna de stekker weer in elkaar. Hij hoorde zijn moeder telefoneren met haar nieuwe minnaar (een schooljongen die Craig heette).

Hij wachtte tot ze klaar was met lieve woordjes in de telefoon kirren en het terras weer op kwam lopen. “Ik heb de helft van het gazon gemaaid, moeder,” schreeuwde hij, “maar nu moet ik naar de kapper.”

Zijn moeder fronste haar wenkbrauwen en morste as op haar kasjmieren japon. “Maar Jake, lieverd,” protesteerde ze. “Je weet wat een hekel ik heb aan onafgemaakte karweitjes.” Ze liep in de richting van de maaimachine. Jake grinnikte inwendig. Dat was precies waar hij op gerekend had. Terwijl hij door de openslaande deuren naar binnen ging, hoorde hij de maaimachine aanslaan, ogenblikkelijk gevolgd door een luide gil.

Jake voelde zich meteen schuldig, maar hij troostte zich met de gedachte dat hij zijn moeder keer op keer had aangeraden een beveiliging te installeren; een raad die ze onverstandig genoeg in de wind had geslagen.

Zondag 20 oktober

Vandaag was mijn vaders bezoekdag. Hij kwam Rosie ophalen om met haar naar Mc Donald’s te gaan zoals gewoonlijk. Terwijl zij haar schoenen zocht, hadden mijn vader en ik een gesprek van man tot man over mijn moeder. We waren het erover eens dat er met haar niet te leven viel. We lachten eens hartelijk om Martin Muffet, die in de achtertuin een serre aan het aanbouwen was met behulp van zijn Black and Decker werkbank. We waren het erover eens dat Muffet tien jaar ouder is geworden sinds hij met mijn moeder is getrouwd.

Ik feliciteerde mijn vader met de verovering van mevrouw Belinda Bellingham en bekende dat ik niet veel succes had bij vrouwen. Mijn vader zei: “Vertel ze wat ze willen horen jongen, en koop om de week een bosje bloemen voor ze. Meer hoefje niet te doen.”

Ik vroeg hem of hij van plan was met mevrouw Bellingham te trouwen, maar voor hij antwoord kon geven, kwam mijn moeder de kamer binnenstrompelen gebukt onder een grote kartonnen doos met de buit van een rommelmarkt. Ze had een schilderij van Christus aan het kruis gekocht, een asbak beschilderd met twee Schotse terriërs, een aluminium rekje voor geroosterd brood, zevenentwintig kromme kaarsen, een chenille tafelkleed, een lp van Tom Jones, zes moesappels en een stuurwiel. Terwijl ze alles opgewonden uitpakte op de keukentafel, zag ik mijn vader naar haar kijken met wat ik alleen maar kan beschrijven als een liefdevolle blik in zijn ogen.

Maandag 21 oktober

Bianca heeft opgebeld, maar ik was weg. Ik was Bert Baxters walgelijke teennagels aan het knippen. Mijn moeder had een telefoonnummer opgeschreven waar ik Bianca kon bereiken, maar ze was het bijna meteen weer kwijtgeraakt. We hebben het hele huis doorzocht, maar konden het papiertje nergens vinden. De hond zal het wel opgegeten hebben. Hij is onlangs begonnen hele pagina’s van de Leicester Mercury naar binnen te werken, een teken van toenemende neurose of vitaminegebrek – wie zal het zeggen? Niemand kan een bezoekje aan de dierenarts betalen om het uit te laten zoeken.

Dinsdag 22 oktober

Ik heb een ansicht van het Leicester Busstation naar Bianca p⁄a Lucy Clay gestuurd:

Beste Bianca,

Bedankt voor je briefkaart van de vierde brug.

Ik was verbaasd te horen dat je uit Oxford wegging en naar de grote stad bent getrokken. Ik wens je veel succes bij het zoeken naar een echte baan. Hou me op de hoogte. Mij is het nog niet gelukt, maar ik blijf het proberen.

Het is heel moeilijk hier bij mijn familie te wonen. Er is een botsing van totaal tegengestelde levenswijzen. Ik doe mijn best me tolerant op te stellen tegenover al het lawaai en de rommel, maar het valt me zwaar, heel zwaar.

Met de allerbeste wensen,

Je toegenegen

Adriaan

Mevrouw Bellingham heeft me een baan aangeboden als verkoper van veiligheidsinstallaties. Het is avondwerk. Ik moet in het donker bij angstige huiseigenaren aanbellen en ze zo bang maken dat ze een bestelformulier voor een alarminstallatie of sensorlichten ondertekenen. Ik zei dat ik erover zou denken.

Mevrouw Bellingham zei met haar afgemeten stem: “Er zijn drie miljoen werkelozen. Waarommoet je er nog over nadenken?”

Ik zei dat ik hoopte dat ook keuzevrijheid toekwam aan wie niets te kiezen heeft.

Ze biedt me 3 pond 14 per uur. Geen commissie, geen sociale verzekeringen, geen arbeidscontract – zo handje contantje. Ik vroeg haar of ze er bezwaar tegen had dat ik vakbondslid ben. Ze werd bleek als een doek en zei: “Ik ben bang van wel. De grootste prestatie van mevrouw Thatcher is dat ze de vakbonden heeft weten te temmen.” Mijn vader is een lakei van een Thatcherin!

Donderdag 24 oktober

Ik walg van mezelf. Ik heb nog maar twee avonden gewerkt en ik heb al een hele veiligheidsinstallatie, zes autoalarminstallaties, vier kijkgaatjes en een stuk of zes fietssloten verkocht. Mijn methode is doodeenvoudig. Ik ga het huis in en laat de bewoners de documentatie zien die mevrouw Bellingham heeft samengesteld. Deze bestaat uit bloederige verhalen die uit sensatiekranten en politiecommuniqués zijn geknipt. Wanneer hij die angstaanjagende verhalen heeft doorgebladerd, moet een bewoner wel over heel sterke zenuwen beschikken om te ontkennen dat veiligheid in huis een goed ding is.

Mevrouw Bellingham heeft me geïnstrueerd te vragen: “Vindt u niet dat uw gezin meer bescherming verdient tegen de duistere krachten van het kwaad die in onze samenleving rondwaren?”

Tot dusver heeft maar één persoon daar ‘Nee’ op gezegd en dat was de depressieve vader van zes jongens in de puberteit.

Maandag 28 oktober

Baard afgeschoren. Mevrouw Bellingham zei dat ik er onbetrouwbaar mee uitzag. Ik ben totaal in haar macht. Als zij me het bevel gaf in een Batman-pak aan het werk te gaan, dan zou ik haar moeten gehoorzamen. Ik heb niet de wettelijke rechten van een dienstverband.

Donderdag 31 oktober

Eindelijk! Het economisch herstel komt eraan! De Confederatie van Britse Industrieën heeft gerapporteerd dat zij een toename verwacht van produktie en export in de komende jaren. Volgens de confederatie verwachten de bedrijven reusachtige nieuwe orders. Ik bracht mijn moeder op de hoogte van dit heuglijke nieuws. Ze zei: “Ja, en de hond trouwt zaterdag en ik ben zijn bruidsmeisje.” En meteen kregen zij en Martin Muffet een van hun aanvallen van de slappe lach.

Ken Barlow van Coronation Street staat terecht op beschuldiging van saaiheid. Hij is vrijgesproken en krijgt 50.000 pond schadevergoeding.

Mijn moeder heeft een baan gekregen als veiligheidsbeambte in het nieuwe winkelcentrum dat pas geopend is in het centrum van Leicester. In haar uniform ziet ze eruit als een Newyorkse politieagente. Ze heeft de veiligheidsfirma ‘Groep Vijf wijsgemaakt dat ze vijfendertig jaar is! Ze is nu als de dood dat ze achter haar ware leeftijd, zevenenveertig, komen. Mankeren ze bij ‘Groep Vijf allemaal iets aan hun ogen? Heeft ze een sollicitatiegesprek bij kaarslicht gehad? Die vragen stelde ik haar.

Ze zei: “Ik heb gewoon een dikke laag Max Factor panstick op mijn gezicht gesmeerd en ben met mijn rug naar het raam gaan zitten.”

Vrijdag 1 november

Gezien mijn voortdurende succes bij het aan de man brengen van haar veiligheidsparafernalia heeft mevrouw Bellingham mijn uurloon verhoogd van 3 pond 14 naar het ongelofelijke bedrag van 3 pond 25! Tjonge! Schiet de kanonnen af! Laat de ballonnen los! Trek de Bollinger open! Geef een persconferentie! Geef het stuntteam ‘The Red Arrows’ een seintje!

Zaterdag 2 november

Jake maakte het inbraakalarm onklaar met zijn Zwitserse legerzakmes en in een paar seconden had hij de grendels, kettingen en schuiven van de voordeur omzeild en stond in de hal van Bellingham Towers.

Boven sliepen, na een uur ingespannen liefdesspel, de eigenaars van het historische landhuis, sir George en lady Belinda, en hun dochter freule Rosemary. Jake grinnikte terwijl hij zilver en objets d’art in een zwarte plastic zak propte. Hij voelde geen greintje schuldgevoel. Hij beroofde de stinkend rijken om de stinkende armen te voeden. Hij was de Robin Hood van Leicestershire.

Mijn moeder beweert dat ik precies op John Major lijk, vooral wanneer ik mijn leesbril opzet. Dat is volslagen onzin: in tegenstelling tot meneer Major ben ik in het bezit van lippen. Ze zijn misschien aan de dunne kant, maar ze zijn er in elk geval. Als ik Major was zou ik een liptransplantatie laten uitvoeren. Mick Jagger zou als donor kunnen optreden.

Dinsdag 5 november

Robert Maxwell, de magnaat, is overboord gevallen van zijn jacht de Lady Ghislaine.

Naar het Guy Fawkes-feestje van de bejaardenzorg geweest. Bert Baxter erheen geduwd in zijn rolstoel. Baxter werd na een half uur verzocht te vertrekken omdat men had gezien (en vooral gehoord) dat hij een voetzoeker in het vuur had gegooid. De organisatrice, mevrouw Plumbstead, zei verontschuldigend: “Veiligheid gaat ons voor alles.”

Baxter zei honend: “Toen ik klein was bestond er niet eens zoiets als veiligheid.”

Ik duwde hem zwijgend naar huis. Ik was woedend. Door zijn schuld miste ik de gepofte aardappelen, de worstjes en de soep. Ik moest een half uur wachten tot de wijkverpleegster kwam om hem in bed te leggen.

Donderdag 7 november

Kevin Maxwell heeft ontkend dat zijn vaders bedrijven financiële problemen hebben.

Vraag: Zouden onze banken 2,5 miljard pond lenen aan een man die geldproblemen heeft?

Antwoord: Nee, natuurlijk niet! Onze banken zijn zeer gerespecteerde financiële instellingen.

Zondag 10 november

Naar oma voor het ceremoniële klaprozen neerleggen op Allerheiligen. Ik ben trots op mijn dode grootvader, Albert Mole. Hij heeft dapper gevochten in de Eerste Wereldoorlog opdat ik niet onder het juk van een vreemde onderdrukker zou hoeven leven. Bovenstaande zin kan ik niet zo laten staan. De waarheid is dat mijn arme, dode grootvader in de Grote Oorlog vocht omdat het hem bevolen werd. Hij deed alles wat hem gezegd werd. In dat opzicht lijk ik sprekend op hem.

Maandag 11 november

Een bende Leicesterse nozems schreeuwde vanavond: “Hee, John Major, hoe is het met Norma?” tegen me toen ik uit de bioscoop kwam. Ik keek om me heen omdat ik dacht dat de premier misschien een bezoek bracht aan de Leicesterse Kamer van Koophandel of zoiets, maar er was geen spoor van hem te bekennen. Toen besefte ik tot mijn ontzetting dat ze het tegen mij hadden.

Woendag 13 november

Een brief van Bianca:

Beste Adriaan,

Bedankt voor je brief, die Lucy naar me heeft opgestuurd. Zoals je kunt zien aan mijn adres, zit ik in Londen. Ik woon op het ogenblik in een klein kamertje in Soho, maar het kost me 110 pond per week, dus zal ik hier niet lang blijven! Ik heb een baantje als serveerster in een restaurant dat ‘De Wilden’ heet. De eigenaar is een beetje vreemd, maar het personeel is heel aardig. Het zou leuk zijn je te zien wanneer je weer eens in Londen bent. Maandag is mijn vrije dag. Hoe gaat het met je boek? Ben je klaar met je verbeteringen? Ik kan haast niet wachten tot ik het helemaal kan lezen!

Liefs,

Bianca (Dartington)

Donderdag 14 november

Beste Bianca,

Hartelijk dank voor je brief van 11 november. Ik moet bekennen dat ik nogal verbaasd was van je te horen. Ik kom bijna nooit in Londen, maar misschien kom ik op mijn volgende bezoek wel bij je langs. Is het niet gevaarlijk in Soho te wonen? Wees alsjeblieft voorzichtig wanneer je daar over straat gaat. Wat mij betreft, ik zit af te stompen in dit helse gat in de provincie.

Het gaat heel goed met Ziet! Ik heb mijn held Jake Westmorland genoemd. Hoe vind je dat? Schrijf me alsjeblieft terug.

Als altijd je toegenegen,

Adriaan

Vrijdag 15 november

Vandaag is de beurs van New York ingestort. Ik hoop niet dat dit invloed zal hebben op de rentetarieven van de Market Harborough Building Society.

Zaterdag 16 november

Geen antwoord van B.

Zondag 17 november

Waarom wordt er in dit land geen post bezorgd op zondag? Daar maakt de gevestigde kerk zeker bezwaar tegen. Denken de priesters nou heus dat het God een bal kan schelen of mensen post krijgen op zondag of niet?

Maandag 18 november

De tweede postbestelling. Een briefkaart van het Holbornviaduct.

Beste Adriaan,

Nee, het is niet gevaarlijk in Soho. Ik vind Jake Westmorland een geweldige naam! Wanneer kom je naar Londen?

Heel veel liefs,

Bianca

Dinsdag 19 november

Ik heb Bianca een ansicht gestuurd van de klokketoren van Leicester.

Beste Bianca,

Heel toevallig moet ik maandag naar Londen. Wil je met me lunchen? Schrijf of bel me om het te bevestigen.

Met warme groeten,

Adriaan

P.S. Ik heb mijn baard afgeschoren. De televisiebeelden van Terry Waite gaven de doorslag.

Woendag 20 november

Oma’s kerstkaart kwam vandaag. De winkels staan vol kerstmannen met rinkelende bellen die echte kopers in de weg lopen. Mijn moeder vertelde dat ze een oude vrouw een doos Cadbury’s chocolaatjes zag stelen toen ze dienst had. Ik vroeg haar wat ze eraan gedaan had. Ze zei: “Ik heb me omgedraaid en ben de andere kant op gelopen.”

Er is een run op alarminstallaties. Iedereen wil ze geïnstalleerd hebben voor de kerstdagen omdat ze dan het huis vol consumentenartikelen en Nintendospelen hebben.

Zaterdag 23 november

Een ansicht van Bianca van het vroegere Crystal Palace.

Beste Adriaan,

Ik moet maandag werken. Het seizoen voor kantoorfeestjes is begonnen, maar kom toch maar. Ik ga wel wat vroeger weg. Ik verheug me erop je te zien. Kom maar naar ‘De Wilden’, Dean Street, om half drie ‘s middags.

Liefs,

Bianca

Zondag 24 november

Freddie Mercury is aan aids gestorven. Ik had geen tijd om te rouwen maar ik heb wel ‘Bohemian Rhapsody’, een van mijn lievelingsplaten, opgezet.

Ik legde mijn hele klerenkast op mijn bed (of liever de inhoud van mijn klerenkast) en probeerde te beslissen wat ik aan moet trekken op mijn uitje naar Londen. Ik wil niet aangemerkt worden als een groentje uit de provincie in de ogen van honende grote-stadbewoners. Ik koos het zwarte overhemd, de zwarte broek en mijn tweedehands tweed jasje. Ik zal het moeten doen met mijn grijze instappers. Mijn wekker gezet op half negen. Ik moet de trein van half een halen.

Maandag 25 november

Soho

Ik ben verliefd op Bianca Dartington. Hopeloos, hulpeloos, hersenloos, grandioos, luisterrijk verliefd.

Dinsdag 26 november

Ik ben nog steeds hier in Soho, in Bianca’s kamer boven Brenda’s Patisserie in Old Compton Street. Ik heb nog haast geen daglicht gezien sinds half vier maandagmiddag.

Woendag 27 november

Gedicht voor Bianca Dartington:

Lief gezichtje,

Nachtzwart haar,

Natuurlijke gratie,

Echte liefde, eerlijk waar.

Blijf bij me en word mijn vrouw,

Maak me gelukkig en blijf me trouw.

Donderdag 28 november

Mijn moeder opgebeld en haar gevraagd mijn boeken op te sturen naar de Old Compton Street. Haar meegedeeld dat ik nu in Londen woon, met Bianca. Ze vroeg het adres, maar daar trapte ik heus niet in. Ik hing op.

Vrijdag 29 november

God, ik hou van haar! Ik hou van haar! Elke minuut dat ze weg is om bij ‘De Wilden’ te werken is een kwelling voor me.

Vraag: Waarom wist ik niet dat het menselijk lichaam tot zulk exquisiet genot in staat is?

Antwoord: Omdat, Mole, jij nog nooit had gevreeën met Bianca Dartington, iemand die jou met hart en ziel liefheeft.

Zaterdag 30 november

Wat heb ik ooit in Pandora Braithwaite gezien? Ze is een eigenwijze, arrogante feeks. Een allround misselijk stuk verdriet. Vergeleken met Bianca is ze niets, niets. En wat Leonora de Witt betreft, ik kan me nauwelijks meer herinneren hoe ze eruitziet.

Ik wil deze kamer nooit meer uit komen. Ik wil mijn hele leven tussen deze vier muren doorbrengen (met zo nu en dan een tripje naar de badkamer, die we delen met een vuurvreter die Norman heet).

De muren zijn lavendelblauw geverfd en Bianca heeft sterren en maantjes op het plafond geplakt die in het donker oplichten. Aan de muur tussen de ramen hangt een poster van de Harbour Bridge in Sydney. Er staat een tweepersoons bed met een Indiase sprei overdekt met kussens, een ladenkast die Bianca wit heeft geverfd; een oude leunstoel met een tafelkleed eroverheen. Een wankele tafel, half goud geverfd, en twee grenen stoelen. In plaats van een hoofdeinde hebben we een vergrote foto van Isambard Kingdom Brunei, Bianca’s held, aan de muur hangen.

Elke morgen wanneer ik wakker word, kan ik maar niet geloven dat het slanke meisje met de lange benen dat naast me ligt van mij is! Ik sta altijd als eerste op en zet de ketel op het gasje. Daarna leg ik twee boterhammen onder de grill en breng mijn geliefde ontbijt op bed. Ze mag van mij het bed niet uit voor de gaskachel de kamer opgewarmd heeft. Ze vat gauw kou.

Ik wil haar liever plezier doen dan mijzelf.

Vanmorgen klonk ‘Stand by me’, gezongen door Ben E. King op de radio.

Ik zei: “Ik ben dol op dat lied. Dat draaide mijn vader altijd.”

Bianca zei: “Ik ook.”

We dansten erop, ik in mijn boxer short en Bianca in haar roze slipje met de bloemetjes.

‘Stand by me’ is voortaan ons lied.

Zondag 1 december

Vandaag naar de National Gallery geweest. We liepen ineengestrengeld als een Siamese tweeling door de Sainsbury-vleugel. We kunnen geen ogenblik los van elkaar zijn. De renaissance-schilderijen gloeiden als juwelen en deden onze hartstocht oplaaien. Onze wederzijdse genitaliën zijn een beetje pijnlijk en gezwollen, maar dat weerhield ons er niet van de liefde te bedrijven zodra we op de kamer terugkwamen. Norman van hiernaast bonsde op de muur en gooide bijna roet in het eten, maar we slaagden erin hem te negeren.

Maandag 2 december

Ik trok vanmorgen mijn sokken en schoenen aan, toen ik een vreemde uitdrukking op Bianca’s gezicht zag.

Ik vroeg: “Wat is er, lieveling?”

Na lang aandringen bekende Bianca dat ze alles aan mij aanbad behalve mijn grijze instappers en mijn witte badstof sokken. Om mijn liefde voor haar te tonen deed ik het raam open en gooide mijn enige paar sokken en schoenen op de Old Compton Street. Met gevolg dat ik de hele dag geen stap buiten de deur kon zetten. Ik was een blootsvoetse gevangene der liefde.

In de namiddag heeft Bianca drie paar sokken voor me gekocht bij de Sock Shop en een paar donkere wandelschoenen bij Bally. Ze pasten allemaal precies. De schoenen zijn…te gek. Ik voelde me echt een volwassen man toen ik ermee door de kamer wandelde. Toen wandelde ik naar de Nat West Bank en haalde honderd pond uit de geldautomaat. Ik heb nooit eerder zoveel geld in één keer opgenomen. Ik betaalde Bianca voor de schoenen (59 pond 99), ik heb nooit eerder zoveel betaald voor een paar schoenen. Het is intussen laat in de avond en de grijze instappers liggen nog steeds in de goot. Ik heb wel gezien dat een zwerver ze aanpaste, maar hij trok een lelijk gezicht en schopte ze meteen weer uit, al zaten ze hem zo te zien als gegoten.

Woendag 4 december

Vandaag heb ik mijn moeder opgebeld en haar gevraagd waarom ze mijn boeken niet had opgestuurd zoals ik had gevraagd.

Ze krijste: “Voornamelijk omdat je weigerde me je adres te geven, stomme idioot.” Daarna zei ze nog dat ze onze postbode, Courtney Elliot, had gevraagd om een schatting van de kosten als de boeken per pakketpost verstuurd worden. Kennelijk schatte hij dat het zo ongeveer honderd pond zou kosten! Ze zei dat mijn vader vrijdag met de auto naar Londen komt om een conferentie over beveiligingsmethoden bij te wonen. Ze zei dat ze hem wel zou vragen de boeken en de rest van mijn wereldse bezittingen af te geven. Ik stemde met tegenzin in en gaf haar het adres.

Toen Bianca naar haar werk was, liep ik naar Oxford Street, kocht een stoffer en blik, een pakje gele stofdoeken, allesreiniger, een dweil, vloeibare Vim, een flesje Glassex en een wit satijnen slipje bij de Knickerbox.

Bianca was opgetogen toen ze bij thuiskomst om 3 uur ‘s middags onze kamer blinkend schoon aantrof. Bijna net zo opgetogen als ik was om 1 uur ‘s nachts toen zij het satijnen slipje aantrok.

Vrijdag 6 december

Mijn vader was in een rothumeur toen hij vanavond aankwam. De conferentie was in Watford, dus moest hij een enorme omweg maken om mijn spullen af te leveren. Toen hij eindelijk de Old Compton Street had gevonden, was het al half tien.

Hij parkeerde buiten op de dubbele gele lijn met zijn knipperlichten aan. Samen sjouwden we de dozen met boeken en plastic zakken met kleren vier verdiepingen op naar onze kamer. Toen we klaar waren zakte mijn vader in elkaar op het bed. Zijn kale kruintje glinsterde van het zweet. Ik was blij dat Bianca op haar werk was. Toen hij een beetje bijgekomen was, ging ik met hem mee naar beneden om hem uit te zwaaien. Mevrouw Bellingham had hem bevolen op een redelijke tijd thuis te komen. Hij is kennelijk bang voor haar. Toen we naar de auto liepen, bleef mijn vader staan, wees op de goot en schreeuwde: “Wat zullen we nou krijgen!”

Om het wiel van zijn Montego zat een wielklem. Ik dacht dat hij in tranen zou uitbarsten, maar in plaats daarvan kreeg hij het op zijn heupen, hij schopte tegen de gele wielklem en schreeuwde vieze woorden. Wat de aanstellerige idioten die aan de overkant cappuccino stonden te drinken in de snijdende wind, hooglijk amusant vonden.

Ik bood aan met hem mee te gaan naar de verste regionen van Londen om het lange, bureaucratische proces van het ontklemmen van de auto in gang te zetten, maar mijn vader snauwde: “Toe zeg, donder maar op naar dat stomme liefdesnestje van je.” Hij hield een taxi aan en sprong erin. Toen de taxi de hoek omsloeg, wist ik dat het niet lang zou duren of mijn vader zou de chauffeur aan de kop zeuren met zijn gejammer over zijn pech, zijn ondankbare zoon, zijn feeks van een maïtresse en de grillen van zijn ex-vrouw.

Zaterdag 7 december

Een prettige dag doorgebracht met het catalogiseren en daarna rangschikken van mijn boeken in de boekenkast die ik heb gemaakt van drie planken en negen oude bakstenen die ik in een container in Greek Street vond. Kosten? Geen. In dezelfde container vond ik Moral Thinking van John Wilson. Alleen is het gedrukt in 1970, dus nog voor seks The Archers binnensloop, dus misschien is de moraliteit een beetje gedateerd.

Bianca kwam tussen de middag thuis en vroeg of ik een baantje wilde hebben als deeltijdafwasser bij ‘De Wilden’. Het is zwart, handje contantje. Ik zei: “Ja.”

We gingen de Barrière in de Thames bekijken en spraken over onze toekomst. We zwoeren dat we ons door geen roem of rijkdom zouden laten scheiden.

Ik begin maandag met afwassen.

Maandag 9 december

Peter de Wilde, de eigenaar van ‘De Wilden’ draagt een heel toepasselijke naam. Ik heb nog nooit zo’n opvliegende, humeurige man meegemaakt. Hij is onbeschoft tegen iedereen, zowel personeel als gasten. De gasten vinden hem een amusante excentriekeling. Het personeel haat hem en in hun pauzes zitten ze altijd te fantaseren over manieren om hem te vermoorden. Hij is een grote, dikke man met een kop als een vleestomaat. Hij draagt fatterige kleren en praat als Bob Hoskins in Roger Rabbit. Hij draagt een dasspeld van de Vredesbeweging op zijn Garrick Club-das.

Cultureel is hij een mengelmoesje.

Dinsdag 10 december

De Wilde was al om 10 uur ‘s-morgens dronken. Om 12 uur kotste hij in de yucca in de hoek van het restaurant. Om 1 uur kwam zijn vrouw, schold hem uit voor van alles en nog wat en droeg hem toen naar haar auto, geholpen door Luigi, de gerant.

Ik lees nu The Complete Plain Words van Sir Ernest Gowers. Ik ben op bladzijde 143: Clichés. Ik wil mij er niet op laten voorstaan, maar ik weet zeker dat mijn schrijfstijl met sprongen vooruit zal gaan.

Bianca maakte me vanavond aan het schrikken toen ze plotseling schreeuwde: “Alsjeblieft, Adriaan, hou op met dat voortdurende gesnuif. Pak een zakdoek!”

Woendag 11 december

Ik zwoeg op mijn smerige potten en pannen voor 3 pond 90 per uur en de klanten tellen 17 pond neer voor een zeeduivel en 18 pond voor een fles wijn! De Wilde is kennelijk niet zo dom als hij eruitziet.

Fogle, Fogle, Brimmington and Hayes, het reclamebureau, hield zijn jaarlijkse kerstfeestje hier tussen de middag. Het restaurant was gesloten voor normale klanten. Bianca zei dat de directeur, Piers Fogle, haar verteld had dat ze in een feestelijke stemming waren omdat ze net een contract ter waarde van een half miljoen pond hadden binnengesleept op grond van een slogan voor een reclamecampagne voor condooms.

‘Wat de goedgeklede man draagt’ zal op posters over het hele land verschijnen.

Hun rekening bedroeg meer dan 700 pond. Ze gaven Bianca en de andere serveerster ieder 5 pond. Ik, de slaaf in de keuken, kreeg natuurlijk weer niets. Luigi hield twee vingers tegen meneer Fogles rug aan toen hij het restaurant uit wankelde.

Zaterdag 14 december

We hebben al vierentwintig uur niet met elkaar gevreeën. Bianca heeft blaasontsteking.

Zondag 15 december

The Joy of Sex gekocht in de Charing Cross Road. Blaasontsteking wordt de ‘wittebroodsziekte’ genoemd. Het kan veroorzaakt worden door veelvuldige, heftige seks. Arme Bianca moet om de tien minuten naar de wc. Waarom moeten we altijd boeten voor onze genoegens?

Maandag 16 december

De Wilde stond vanmorgen voor de rechter op beschuldiging van mishandeling van een gast afgelopen april. Hij kreeg een boete van 500 pond en moest kosten en schade vergoeden tot een bedrag gelijk aan mijn loon voor vijfjaar. Hij kwam met mevrouw De Wilde en zijn advocaat naar het restaurant om te vieren dat hij niet naar de gevangenis hoefde, maar toen de champagne opgedronken en de tagliatelle verorberd was, zag De Wilde een stel mensen van de BBC Channel Four aan tafel acht zitten en begon ze uit te schelden omdat ze niet genoeg rodelen in hun sportprogramma’s doen.

Volgens Bianca zei mevrouw De Wilde: “Lieveling, hou je kalm, je begint een beetje lastig te worden.” De Wilde schreeuwde: “Hou je kop, dikke trut!” Zij schreeuwde: “Ik heb maatje achtendertig, smerige schoft!” De advocaat probeerde als scheidsrechter op te treden, maar De Wilde gooide de tafel omver en Luigi moest tenslotte zijn baas uit diens eigen restaurant verwijderen.

Persoonlijk zou ik De Wilde met alle plezier vastgeketend in de gevangenis willen zien zitten, op water en brood, met ratten die aan zijn voeten knagen – en ik ben nog wel een aanhanger van gevangenishervormingen.

Dinsdag 17 december

Geëxperimenteerd met heel zachtjes vrijen. Ik was de passieve partner.

Later hadden we onze eerste ruzie. Waar gaan we met de kerstdagen naar toe? Blijven we op onze kamer? Gaan we naar haar ouders? Naar mijn ouders? Of naar Luigi, die ons heeft uitgenodigd naar zijn huis in Harrow te komen? We hebben niet tegen elkaar geschreeuwd, maar er was (en is nog steeds) een opvallend gebrek aan goede wil. Bianca draaide vannacht in bed haar rug naar me toe.

Donderdag 19 december

Toen we wakker werden lagen we weer ineengestrengeld, zoals gewoonlijk. Over Kerstmis werd geen woord gezegd, wel over liefde, hartstocht en huwelijk. We gaan met de kerst naar haar ouders in Richmond. Haar vader komt ons op kerstavond afhalen. Dus hoefik ook geen cadeaus voor mijn familie te kopen.

Zaterdag 21 december

Vanavond paradeerde De Wilde door het restaurant met een miniatuurkerstboompje op zijn hoofd, met knipperlichtjes en al. Hij zoende alle vrouwen en blies sigarerook in het gezicht van de mannen. Luigi nam hem mee naar de keuken en zette hem tegen het aanrecht. De Wilde vertelde me daarop dat zijn moeder nooit van hem had gehouden en dat zijn vader was weggelopen met een alcoholische verpleegster toen hij acht jaar oud was. (Toen De Wilde junior acht jaar oud was.) Hij barstte in tranen uit, maar ik had het te druk om hem te troosten. De kok stond te schreeuwen om schalen.

Zondag 22 december

Bianca bleef vandaag in bed, dood op, arm kind, waardoor ik de kans had aan hoofdstuk eenentwintig van Ziet! De vlakke heuvels van mijn thuisland te werken.

Jake liet zijn vingers over haar rug glijden. Haar huid voelde als de fijnste zijde, zelfs aan zijn vingers, die ruw waren van de jarenlange onderdompeling in zeepsop. Ze zuchtte en kronkelde op het flanellen hoeslaken. “Niet ophouden,” zei ze, haar stem knalde als een zweepslag. “Nooit meer ophouden, Jake…”

Dinsdag 24 december

KERSTAVOND

Vandaag de multimenigten getrotseerd om Bianca’s kerstcadeau te kopen. Na twee uur rondbanjeren door de straten, en kwam ik tenslotte in de Knickerbox waar ik een paars jarretel-gordeltje, een knalrood onderbroekje en een zwartkanten beha voor haar kocht. Toen de verkoopster me naar de maat vroeg, bekende ik dat ik die niet wist. Ik zei: “Ze heeft geen Rubens-figuur, maar ze is ook geen Twiggy.”

De vrouw rolde met haar ogen en zei: “Oké, ze is dus medium, ja?”

Ik zei: “Ze lijkt een beetje op Paula Yates, maar dan met zwart haar.”

De vrouw zuchtte en zei: “Paula Yates die wel borstvoeding of geen borstvoeding geeft?”

Ik zei: “Geen borstvoeding,” en ze griste een paar dingen uit het rek en pakte het mooi voor me in.

In de Burger King zat ik in tweestrijd of ik cadeaus voor haar ouders zou kopen of niet. Om half vijf besloot ik: ja, ik zou proberen ze gunstig te stemmen en kocht wat potpourri op perzikbasis voor haar moeder. Ik belde Bianca op bij ‘De Wilden’ en vroeg wat ik voor haar vader moest kopen. Ze zei dat haar vader veel van gedichten hield, dus heb ik een dichtbundel van John Hegley voor hem gekocht, getiteld Mag ik er eindelijk af, Pap? Er stond een plaatje van Jezus aan het kruis op het omslag. Ik slaagde er ook in een exemplaar van Het Britse Spoorweg-erfgoed van Gordon Biddle en O.S. Nock voor Bianca te kopen.

Donderdag 26 december

TWEEDE KERSTDAG

Richmond

Bianca’s moeder is allergisch voor perziken en haar vader, dominee Dartington, vond het boekje van John Hegley getuigen van heel slechte smaak. Bovendien kan ik Bianca’s broer en zus niet uitstaan. Hoe mijn lieve, schattige Bianca afkomstig kan zijn van zo’n afgrijselijke familie, is me een raadsel. We sliepen in gescheiden bedden in gescheiden kamers. We moesten op eerste kerstdag naar een houten keet van een kerk om naar haar vader te luisteren die tekeerging over het commercialiseren van Kerstmis. Bianca en ik waren de enigen die cadeaus hadden gekocht. Alle anderen hadden geld gestort in het Soedanese droogtefonds. Bianca had een Swatch horloge voor me gekocht en de Chronicle of the Twentieth Century, die een onmisbaar naslagwerk voor mij zal worden. Ik was er heel blij mee. Zij was blij met het treinenboek.

Haar broer Derek en haar zusje Mary hebben iets tegen onze verhouding. Ze zijn allebei ongetrouwd en wonen thuis. Derek is vijfendertig en Mary is zevenentwintig. Mevrouw Dartington was achtenveertig toen Bianca geboren werd.

We kregen geen kalkoen, geen drank en geen feestelijkheden. Daardoor verlangde ik erg naar het vulgaire gedoe van mijn eigen familie.

‘s-Middags moesten we een wandeling maken langs de rivier. Overal waren kindertjes die wiebelig op nieuwe fietsjes reden en poppewagens duwden met nieuwe poppen erin. Derek is ineens dol op me. Hij dacht dat ik ook een treinspotter was, net als hij. Ik wees hem meteen terecht. Bianca en ik slaagden erin elkaar snel even te omhelzen in de keuken voor we gestoord werden door Mary, die op zoek was naar haar constipatie-chocolaatjes.

Mevrouw Dartington had een uitgekiend moment van zwakte vlak voor het eten en ging naar bed. Bianca en ik maakten het eten klaar. We aten sla, cornedbeef en gebakken aardappelen. Ik kan haast niet wachten tot we weer terug zijn op onze kamer. Ik wil Bianca. Ik wil uien. Ik wil knoflook. Ik wil Soho. Ik wil De Wilde. Ik wil lucht. Ik wil bevrijd worden van de Dartingtons.

Er hangen vier beige autojassen aan de kapstok beneden.

Vrijdag 27 december

Dominee Dartington reed ons in gekwelde stilte terug naar Soho. Elke keer dat hij stopte voor een stoplicht of een zebrapad, trommelde hij ongeduldig met zijn vingers op het stuur.

De twee dagen bij haar familie hebben Bianca veel kwaad gedaan: ze lijkt fysiek gekrompen en geestelijk achteruit te zijn gegaan. Zodra ze op de kamer kwam barstte ze in tranen uit en schreeuwde: “Waarom hebben ze niet gezegd dat ze hun kerstcadeaus aan Soedan gaven?”

Ik zei: “Omdat ze zich moreel superieur wilden tonen en jou een rotgevoel wilden geven. Het is duidelijk je straf, omdat je in Soho in zonde leeft met een miezerige afwasser.”

Een uur later was Bianca weer op haar oude lichamelijke en geestelijke peil. We hebben een uur en tien minuten lang de liefde bedreven. Onze langste vrijpartij tot nu toe. Echt handig zo’n stopwatch als ik op mijn nieuwe Swatch heb.

Zondag 29 december

Vandaag naar de markt op Camden Lock gegaan om een paar laarzen voor Bianca te kopen. Het hele terrein was afgeladen met jonge mensen die zowel kochten als verkochten. Ik zei tegen Bianca: “Is het niet leuk al die jonge mensen plezier te zien maken?”

Ze keek me eigenaardig aan en zei: “Maar jij bent ook jong. Je bent nog maar vierentwintig, al kan ik dat soms maar moeilijk geloven.”

Ze had natuurlijk gelijk. Officieel ben ik jong, maar ik heb me nooit jong gevoeld. Mijn moeder zei dat ik vijfendertig was op de dag dat ik me uit haar baarmoeder worstelde.

De blaasontsteking is terug. Bianca heeft schoorvoetend het satijnen slipje in haar ondergoedla opgeborgen en draagt nu weer katoenen broeken.

Ik lees een toneelstuk: A Streetcar Named Desire van Tennessee Williams. Arme Blanche Dubois!