2
Jonathan schraapte zijn keel en keek nerveus glimlachend om zich heen.
‘Zoals jullie kunnen zien,’ zei hij, ‘hebben we een paar dingen veranderd.’ Hij zweeg en keek nog eens om zich heen. De medewerkers van Huiswerkinstituut Silchester beantwoordden zijn blik. Een paar mensen knikten bemoedigend, maar niemand glimlachte. Ze hadden zich verzameld in de vroegere docentenkamer van de school, een lange, lichte ruimte aan de achterkant van het gebouw met uitzicht op de kleine tuin. In de tijd van mevrouw Hapland was dit een charmant ingerichte zitkamer geweest met verschoten chintz gordijnen, een koffiezetapparaat en een televisie, waar de docenten tussen de lessen door tot rust waren gekomen. Nu was het een zakelijk uitziend lokaal, met een gloednieuw whiteboard, een overheadprojector en boekenrekken.
De docenten hadden die ochtend duidelijk allemaal verwacht met een kop koffie in een leunstoel te kunnen ploffen, en hun schrik bij het zien van de gedaanteverwisseling van de kamer had Jonathans zelfvertrouwen geen goed gedaan. Het was van cruciaal belang dat ze de docenten aan hun kant kregen, dacht hij nerveus; misschien hadden Liz en hij iedereen van tevoren op de hoogte moeten stellen van de veranderingen.
‘Zoals jullie kunnen zien,’ herhaalde hij, ‘hebben we een paar dingen veranderd, zoals de docentenkamer. Voortaan gebruiken we het oude talenpracticum op de eerste verdieping als docentenkamer.’ Hij gebaarde aarzelend naar boven; een paar mensen keken gedwee omhoog. Anderen keken elkaar aan.
‘Ik dacht niet,’ klonk een bedachtzame stem uit de hoek, ‘dat het talenpracticum groot genoeg was voor ons allemaal.’ Meneer Stuart, het hoofd van de sectie wiskunde, keek Jonathan uitdagend aan.
‘Nou, nee,’ gaf Jonathan toe, ‘dat zal wel niet, maar de docentenkamer is alleen bedoeld voor mensen die een uur vrij hebben. Wat zou moeten betekenen dat jullie er nooit allemaal tegelijk zitten!’ Hij lachte blaffend. ‘En we dachten dat we de ruimte veel beter konden gebruiken.’ Hij zweeg.
Ga door, dacht Liz, die naast Jonathan zat om hem te steunen. Waarom viel hij zo vaak stil? Telkens wanneer hij ophield met praten, zag ze docenten naar elkaar kijken; hij zou echt hun aandacht moeten vasthouden. Ze glimlachte bemoedigend naar hem om hem aan te sporen verder te gaan. Hij keek naar zijn aantekeningen.
‘Deze ruimte wordt dus het nieuwe talenpracticum,’ zei hij. ‘En we zijn van plan geluidscabines te installeren, zodat de leerlingen met koptelefoons kunnen werken. We willen het talenonderwijs hoog op onze prioriteitenlijst zetten.’ Hij schraapte zijn keel. ‘Liz is bevoegd docent in vier talen, zoals sommigen van jullie vast al weten. Of misschien weten jullie het allemaal al.’ Hij zweeg weer even, alsof hij erover nadacht. Liz kon er niet meer tegen.
‘We willen van Huiswerkinstituut Silchester naast een gewoon examenbegeleidingsinstituut ook een talencentrum maken,’ zei ze rad. ‘Talen zijn nog nooit zo belangrijk geweest voor studenten, en als we eersteklas onderwijs kunnen bieden in de grote Europese talen en, als er vraag naar is, kleinere talen, denken we meer leerlingen aan te kunnen trekken dan alleen herexamenkandidaten. Uiteindelijk willen we bedrijven bedienen die behoefte hebben aan goed talenonderwijs en mogelijk ook vakantiecursussen voor kinderen gaan organiseren. Om dat te bereiken zullen we absoluut eersteklas faciliteiten moeten hebben voor het talenonderwijs, en het onderwijs moet van hoog niveau zijn. Ik zal de hulpmiddelen en studieprogramma’s in een afzonderlijke bijeenkomst met de talendocenten bespreken. Alle ideeën zijn welkom.’ Ze keek snel om zich heen. Het leed geen twijfel dat ze nu de aandacht had getrokken. De gezichten van de talendocenten die ze herkende stonden levendig; de andere docenten keken afwisselend onverschillig, achterdochtig of vijandig.
‘Houdt dat in,’ vroeg iemand, ‘dat jullie de andere vakken een zachte dood laten sterven?’
‘O, nee,’ zei Liz. ‘Dit komt allemaal naast het gewone onderwijs, maar ons doel is de school veel efficiënter te maken, zodat we de tijd en de middelen hebben om beide te doen.’ Ze haalde diep adem en vervolgde zonder naar Jonathan te kijken: ‘De hele school moet op de schop, grof gezegd. Een van de redenen om de docentenkamer te verhuizen is dat we willen dat er minder koffie wordt gedronken en meer lesgegeven.’
Zo. Dat was eruit. Jonathan zou niet blij zijn. Ze hadden ruzie gehad over wat ze op deze bijeenkomst zouden zeggen. Jonathan had gezegd dat ze voorzichtig en diplomatiek moesten zijn, dat ze de docenten niet tegen de haren in moesten strijken. Liz had er kwaad tegen ingebracht dat de docenten dat juist nodig hadden; ze hadden tot nu toe een luizenleventje geleid. Ze liepen maar in en uit, gaven les wanneer het hun uitkwam en gebruikten de school zelfs voor hun eigen bijlesklantjes. Uit de boekhouding bleek duidelijk dat mevrouw Hapland de zakelijke kant de laatste vijf jaar had verwaarloosd. Ze had het fijn gevonden om de docenten te zien; ze vond het leuk om naar beneden te komen en met ze te praten wanneer ze op de banken hingen die zij had neergezet en eindeloos gratis koffie dronken.
Zij had dan ook geen winst hoeven maken, zoals Jonathan en Liz. Zij had geen gigantische hypotheek op het gebouw gehad. Zij had de school meer als een prettige sociale onderneming beschouwd dan als een bedrijf, zeker tegen het eind van haar leven. Voor Jonathan en Liz was het anders. Zij moesten rationaliseren, winst maken en hun schuld aflossen. En dat moest beginnen bij het personeel. Goed, ze waren allemaal heel verdrietig dat mevrouw Hapland dood was. Natuurlijk waren ze dat. Maar dat wilde niet zeggen dat ze, zoals Jonathan scheen te denken, allemaal het eerste semester moesten doen alsof er niets was veranderd. Ze konden beter nu beginnen zoals ze verder wilden gaan.
En hoewel Liz verbolgen gezichten, opgetrokken wenkbrauwen en veelbetekenende blikken zag terwijl ze wachtte tot haar woorden waren bezonken, meende ze ook iets anders in de lucht te bespeuren: een enthousiast, positief gevoel. Ze waagde het een blik te werpen op een van de jongere docenten, een lief meisje dat Duits gaf. Haar gezicht straalde; ze keek verwachtingsvol naar Liz.
‘Het zou een heel spannend project moeten zijn,’ zei Liz, die haar recht aankeek. ‘Jullie hebben vast allemaal je eigen ideeën en suggesties, en ik verheug me erop die te bespreken.’ Het meisje bloosde en Liz glimlachte naar haar. Zo. Ze had in elk geval één bondgenoot gemaakt. En de anderen zouden wel bijdraaien wanneer ze beseften dat ze meer lesuren konden krijgen.
Ze keek even naar Jonathan. Die lachte als een boer met kiespijn. De ontevreden gezichten hadden hem duidelijk van zijn stuk gebracht. Allemachtig, kon hij zich niet vermannen? Waarom kon hij die lui niet gewoon negeren, zoals zij? Hij was tenslotte de baas. ‘We hebben ook plannen voor de afdeling begeleiding voor de toelatingsexamens,’ zei ze op bemoedigende toon. ‘Ja toch, Jonathan? Veel spannende plannen?’
Later, toen iedereen weg was, had ze een kop instantkoffie voor hem gemaakt en hem die in zijn lokaal gebracht.
‘Sorry,’ had ze gezegd.
‘Waarvoor?’ Hij zat in een boek met Latijnse teksten te bladeren op zoek naar de eerste opdracht voor de vijf herexamenkandidaten die het komende studiejaar zouden beginnen. Gallia est omnis divisa in partes tres, dacht Liz zoals altijd wanneer ze een bladzij Latijn zag. Het was de eerste zin geweest van de vertaling die zij voor haar examen had moeten maken. Ze had hem uit haar hoofd geleerd, en het was zo ongeveer het enige Latijn dat ze zich herinnerde. Verbijsterend, dacht ze terwijl ze over Jonathans schouder naar de vaag bekende woorden keek, dat zoveel tieners nog voor een dode taal kozen terwijl er zoveel levende, opwindende talen waren. Nee, dacht ze toen, natuurlijk is het niet verbijsterend. Dit was nu het soort onnadenkende, onwetende commentaar waar Jonathan gek van werd.
‘Wat is het toch een prachtige taal,’ zei ze schuldbewust; ze had de onverklaarbare drang zich te bewijzen. ‘Ik zie het Italiaans er altijd in.’ Idiote opmerking. Wat wilde ze nou eigenlijk zeggen? O, ja. ‘Jonathan, het spijt me dat ik het van je heb overgenomen op de bijeenkomst,’ zei ze en legde een hand op zijn schouder. ‘Het was niet mijn bedoeling je te overrulen.’
Hij keek met een welwillende, verraste blik naar haar op. ‘O, schat, het hoeft je niet te spijten,’ zei hij. ‘Ik vond je geweldig. Fantastisch. Je hebt het veel beter gedaan dan ik ooit zou kunnen.’ Hij gunde haar die brede, scheve, volkomen natuurlijke glimlach waar zowel schooljongens als hun ouders altijd voor vielen, en Liz’ maag verkrampte in een vreemde mengeling van genegenheid en opluchting. Natuurlijk, dacht ze tot haar eigen verbazing. Daarom hou ik van hem. Ik wist dat er iets was… Daniel Witherstone wist dat zijn moeder hem vol spanning zat op te wachten na zijn eerste schooldag. Hij bleef nog even bij de jassen rondhangen met Oliver Fuller, die lopend naar huis ging en kon weggaan wanneer hij wilde, en hij was graag wat langer gezellig tussen de gymtassen en radiatoren gebleven om op Fullers Nintendo te spelen, maar er was altijd het risico dat zijn moeder hem zou komen zoeken, net als op die gedenkwaardige dag toen hij Martin Pickards walkman had geleend en de tijd was vergeten. Ze was compleet geflipt. Ze dacht dat hij overreden was, of ontvoerd, en was hysterisch naar meneer Sharp gerend. Toen ze bij de kapstokken aankwamen en zij hem met opgetrokken knieën op een bank had zien zitten, helemaal opgaand in Michael Jackson, was ze bijna in tranen uitgebarsten, volgens Pickard. Daniel was Pickard altijd dankbaar gebleven dat hij het niet aan iedereen had verteld, zodat de hele klas hem kon uitlachen, maar hij wilde niet dat het nog eens zou gebeuren.
Na een poosje rukte hij zich dus los uit level 3 van Mortal Kombat, slofte naar de trap, klom omhoog en liep door de hal naar buiten. De auto van zijn moeder stond vlak bij de school en Andrew, zijn kleine broertje, zat al ingegespt op de achterbank. Daniel werd liever van school gehaald door Hannah, hun huishoudster. Ze was echt cool, en ze zette de muziek hard en als mensen haar in de weg zaten, vloekte ze tegen hen met haar Schotse accent. Hij had echter geweten dat zijn moeder vandaag zou komen. Dat deed ze altijd op de eerste schooldag. Bovendien zou ze over de beurs willen horen.
Als Daniel er alleen maar aan dacht, kreeg hij stiekem al een opgetogen gevoel van trots. Het kwam door de achteloze manier waarop meneer Williams het had gezegd. ‘En Witherstone, uiteraard. Jij gaat examen doen voor een beurs, stel ik me zo voor.’ Hij had even naar Daniel geglimlacht – om te laten merken dat hij wel wist hoe blij Daniel was, maar er niets van ging zeggen – en toen gezegd dat ze allemaal hun wiskundeboek moesten pakken. En Daniel had de hele dag die gloed in zijn binnenste gevoeld. Zelfs toen mevrouw Tilley zei dat ze geen ander plekje meer voor hem had en dat hij voortaan op maandagochtend om halfnegen klarinetles had, had hij glimlachend gezegd dat het goed was. Het was alsof er niets mis kon gaan.
Nu zou hij het aan zijn moeder vertellen. Hij keek naar haar gezicht, dat hem vragend aankeek door de voorruit. Ze was tenminste zo wijs niet meer uit te stappen, zoals vroeger, en gênante dingen te roepen als: ‘Hoe ging je dictee?’ Maar ze zou nog altijd willen weten of meneer Williams iets over een beurs had gezegd. En dan zou hij het haar moeten vertellen, en dan zou die gloed weg zijn.
Niet dat ze niet blij zou zijn; ze zou juist té blij zijn. Ze zou er te veel over praten, en hem er alles over vragen, en vragen hoeveel andere jongens er in de beursklas zaten, en wat meneer Williams precies tegen hem had gezegd, en dan zou ze het nog eens willen horen, van begin tot eind, en vragen tijdens welke les hij het had gezegd, en was er ook iets gezegd over de scholen waarvoor ze examen zouden doen, en probeerden er meer jongens een beurs voor Bourne te krijgen?
Hij zou het haar allemaal moeten vertellen, en er de hele rit over moeten praten, en dan zou hij moeten horen hoe ze het aan Hannah vertelde, en aan zijn vader, en waarschijnlijk ook aan de rest van de wereld. Het zou weer net zo gaan als toen hij dat klarinetconcours had gewonnen en ze het aan de moeders van al zijn klasgenoten had verteld. Het was echt om je rot te schamen.
Toen hij bijna bij de auto was, reikte ze achter zich en maakte het portier voor hem open.
‘Spring er maar in,’ zei ze. ‘Fijne dag gehad?’
‘Gaat wel,’ mompelde hij.
‘Is er nog iets gebeurd?’
‘Nee. Wat eten we?’
‘Hannah kookt. Ze maakt vast iets lekkers.’ Zijn moeder reed soepel achteruit de parkeerplaats af en naar de weg. Het bleef even stil. Daniel keek strak naar buiten. Andrew zat een stripblad te lezen dat hij van iemand op school moest hebben geleend. Daniel wierp een blik op hem.
‘Mag ik het na jou lezen?’ vroeg hij zacht.
‘Mij best,’ zei Andrew zonder op te kijken.
‘Wat zeg je?’ vroeg hun moeder belangstellend.
‘Niks,’ zei Daniel. Zijn moeder had een hekel aan strips; ze zei dat ze boeken moesten lezen, ook al las ze zelf de hele tijd grote glimmende tijdschriften met meer plaatjes dan woorden. Hij had niets moeten zeggen; nu zou ze misschien omkijken en aan Andrew vragen wat hij zat te lezen. Hij bleef roerloos zitten en probeerde iets onschuldigs te bedenken om te zeggen, maar het was al te laat.
‘Dus…’ zei zijn moeder vrolijk. Daniel keek door het raam; misschien had ze het niet tegen hem. ‘Daniel?’
‘Ja?’ zei hij op ontmoedigende toon.
‘Heb je vandaag les gehad van meneer Williams?’
Misschien moest hij erom liegen, alleen lukte dat nooit. Hij werd vuurrood, zijn stem beefde en zijn moeder had hem altijd door.
‘Ja,’ zei hij onwillig.
‘O, fijn!’ Ze keek even over haar schouder en lachte stralend naar hem, en hij voelde dat de gloed in zijn binnenste wegebde. Het ging er juist om dat het een stíékem gevoel was. Hij keek naar de voorbijglijdende huizen en deed een verwoede poging zich te herinneren hoe meneer Williams precies naar hem had geglimlacht, hoe opwindend het was geweest om zijn naam zo hardop te horen en hoe Xander, zijn beste vriend, naar hem had gekeken – alsof hij tegen wil en dank onder de indruk was… Maar haar stem snerpte onverbiddelijk door zijn gedachten heen, versplinterde ze en bedierf ze. ‘En heeft hij…’ – ze zweeg even om een rotonde te nemen – ‘… heeft hij ook iets gezegd over de beursklas?’
Om acht uur die avond was Marcus het onderwerp studiebeurzen meer dan zat. Toen hij uit zijn werk kwam, had hij Anthea in een triomfantelijke stemming aangetroffen, hoewel er voor zover hij het kon bekijken niet meer was gebeurd dan dat de een of andere leraar van Daniels school had gezegd dat hij zou kunnen proberen een beurs te bemachtigen. Nou, boeiend. Het was niet bepaald een verrassing, in aanmerking genomen hoe vaak Anthea tegen Daniels leraren over een studiebeurs was begonnen. Ze moesten hebben begrepen dat ze hun leven niet zeker meer waren als ze Daniel niet aanbevolen voor de beursklas. Het was gewoon een obsessie voor Anthea. Marcus daarentegen had gemengde gevoelens, en nam zich voor, bijna tegen zijn zin, er iets over te zeggen.
Na het eten zette hij een pot sterke zwarte koffie – zonder cafeïne, op Anthea’s aandringen – en ging ermee naar de woonkamer. De jongens hadden aangeboden Hannah te helpen de vaatwasser in te ruimen, en Marcus was uitgekookt genoeg om te beseffen dat ze in de keuken wilden blijven om clandestien sigarettenrook en popmuziek van de radio tot zich te nemen. Hij moest terug naar de keuken om melk te halen en toen hij binnenkwam, zag hij de jongens allebei op de keukenvloer zitten met een striptijdschrift – iets wat Anthea ten strengste had verboden. Daniel sprong op met een geschrokken, hertachtige beweging die hij van zijn moeder had geërfd, maar Andrew keek bedaard op van zijn Donald Duck, zonder aandacht te besteden aan de panische signalen die zijn grote broer hem gaf, en zei: ‘Niet tegen mam zeggen dat we strips lezen.’
‘Hoe durf je!’ zei Hannah vermanend terwijl ze haar handen afdroogde aan een doek met een motief van groene appels. Ze hing hem over het verwarmde rek bij het aanrecht, trok een elastiekje uit haar haar en liet de woeste, auberginekleurige wirwar langzaam uit de paardenstaart op haar schouders neerdalen. Een paar vlechtjes vielen zwaar van de gekleurde kralen om haar gezicht. Die kralen waren er na het laatste Glastonbury Festival opeens geweest en nooit meer weggegaan.
‘Jullie weten best dat jullie geen strips mogen lezen,’ vervolgde ze. ‘Als jullie moeder erachter komt, is het jullie eigen schuld.’
‘Ik had het toch gezegd,’ fluisterde Daniel naar Andrew, en hij richtte zijn angstige blik op zijn vader. Marcus vond dat het zijn beurt was om iets te zeggen.
‘Nee, maar, jongens,’ zei hij, en hij probeerde iets afkeurends in zijn stem te leggen. ‘Wat had mammie gezegd over stripverhalen?’ Daniel liet zijn hoofd hangen en sloeg zijn tijdschrift half dicht, alsof hij de bewijslast wilde verstoppen.
‘Ja, maar mag het dan alleen vanavond?’ Andrew keek smekend naar Marcus op. ‘Ik heb deze bijna uit, maar Daniel wil hem ook nog lezen.’
Marcus zag half geamuseerd, half gekweld dat Daniel bloosde bij het horen van Andrews woorden en zijn hoofd boog, zodat er donkere lokken haar over zijn voorhoofd vielen. Hij wist zich er niet goed raad mee. Wat hem betrof waren strips volkomen normaal leesvoer voor jongens van die leeftijd. Hij had op kostschool een abonnement gehad op wel vijf striptijdschriften die hij gretig las, herinnerde hij zich, maar hij had deze discussie vaak genoeg met Anthea gevoerd om te weten dat hij had verloren. En uit principe steunde hij al haar besluiten ten aanzien van de kinderen, hoe hij er zelf ook over dacht.
Andrew betoonde geen spatje berouw, viel hem op. Hij had zijn blik zelfs weer op zijn tijdschrift gericht, alsof hij er zo ver mogelijk in wilde komen voordat het werd afgepakt, en terwijl Marcus keek, gniffelde hij. Daniel keek ook naar beneden, maar als een geslagen hondje, duidelijk in afwachting van de toorn van zijn vader die elk moment over hem heen kon komen. Het ergerde Marcus. De jongen hoefde echt niet zo in elkaar gedoken op de vloer te zitten, alsof zijn vader hem ging slaan.
Toen verdween zijn ergernis als sneeuw voor de zon. Hij zag Daniels gebogen hoofd, zijn berustende blik en zijn vingers vol inktvlekken. Hij had waarschijnlijk een rotdag gehad, gezien al die onzin over die beurzen. Wat strips lezen was vermoedelijk net wat hij nodig had.
‘Weet je wat?’ zei hij. ‘Omdat je zo je best hebt gedaan, mag je voor deze ene keer dat blaadje uitlezen voordat je naar bed gaat, maar dat is dan ook alles. En morgen geven jullie die tijdschriften terug aan degene van wie je ze hebt gekregen.’
‘Oké.’ Daniel glimlachte schaapachtig naar zijn vader. ‘Dank je.’
‘Dank je wel, pap,’ zei Andrew vrolijk. ‘Wil jij ze na ons le zen?’
‘Eh… nee, dank je,’ zei Marcus, die Hannahs blik ving. Ze grinnikte naar hem.
‘Ik breng de jongens morgen naar school. Ik zal erop letten dat ze ze teruggeven. Of weggooien,’ zei ze dreigend tegen Andrew.
‘Dank je, Hannah,’ zei Marcus. ‘Goed, ik kwam eigenlijk melk halen…’
‘Alstublieft.’ Hannah trok de koelkast open en gaf hem een pak melk.
‘Dank je,’ zei Marcus, ‘maar eerlijk gezegd…’
Ze zuchtte. ‘Ik weet het. Het moet in een kan.’
‘Mam heeft de pest aan melkpakken,’ zei Andrew aimabel.
‘Ja,’ zei Marcus streng. ‘Net als ik.’ Hij deed alsof hij Hannahs verwonderde gezicht niet zag en liep met de porseleinen melkkan naar de woonkamer.
De gordijnen tot aan de vloer waren knus dichtgetrokken, en de lampen her en der in de kamer straalden een warm licht uit. Anthea zat op een geelbrokaten bank met gefronst voorhoofd een boek te lezen dat Verbeter het IQ van uw kind heette. Haar kin rustte in haar hand, en onder het lezen tikte ze zonder het zelf te beseffen met een parelmoer gelakte nagel tegen haar voortanden. Toen Marcus melk in haar koffie schonk, keek hij over haar schouder. Boven aan de bladzij stond een tekening van een vader en een kind die over een opengeslagen boek heen naar elkaar lachten. Eronder stond: Deze oefeningen in logisch denken zullen zowel ouder als kind helpen hun argumentatievaardigheden te ontwikkelen.
Marcus huiverde. Wat hem betrof waren Anthea’s argumentatievaardigheden al ontwikkeld genoeg. Ze had altijd een geest als een pincet gehad, waarmee ze de gebreken in de theorie van een tegenstander behendig oppakte en met een verontrustend gemak ontzenuwde. Het was een van de dingen geweest die hij opwindend aan haar had gevonden destijds, toen ze nog een rijzige, langbenige, ernstige studente in Oxford was. Hij had haar vrolijk meegenomen naar familiefeestjes, en dan leunde hij achterover en wachtte op de roezige opwinding wanneer hij zag hoe ze haar lange rode haar naar achteren schudde, degene die aan het woord was koeltjes opnam en vervolgens zijn redenering met de grond gelijkmaakte. Vooral als diegene Miles was, zijn neef. Miles was van het begin af aan ontzet geweest over Anthea. ‘Het is een tiener, verdomme!’ had hij uitgeroepen toen Marcus voor het eerst thuis met haar kwam pronken.
‘Bijna twintig,’ had Marcus grijnzend geantwoord. ‘Ze is jong voor haar jaar, maar heel slim. Uitzonderlijk slim, zelfs.’
En dat was natuurlijk haar aantrekkingskracht geweest. Marcus was in Silchester blijven wonen. Hij was makelaar geworden in het familiebedrijf en had ook verder alles gedaan wat er van hem werd verwacht, en tegen zijn dertigste was hij zich verontrustend middelmatig gaan voelen. Een gerieflijk, provinciaals luxeleventje, meer leek er niet voor hem weggelegd te zijn, en om onverklaarbare redenen had het hem dwarsgezeten. Hij was met een enthousiasme dat hij als student nooit had gevoeld in het weekend de Londense disco’s gaan bezoeken, waar hij wel eens drugs gebruikte in een poging het woeste leven dat aan hem voorbij was gegaan alsnog mee te maken. En daar had hij Anthea ontmoet: jong, mooi en slim, op de dansvloer van Stringfellow’s met een groep andere studenten. Hij had zich al tot haar aangetrokken gevoeld voordat hij wist wat ze deed, vanwege haar bleke gezicht en lange rode haar. En toen ze hem langs haar neus weg vertelde dat ze achttien was en wiskunde studeerde in Oxford, was er een golf van opwinding, ontzag bijna, door hem heen gegaan. Dit was intellect. Dit was uitmuntendheid. De eerste keer dat hij naar Oxford ging, was ze laat thuisgekomen van een officiële gelegen heid, en toen hij haar over het plein van de universiteit zag hollen met haar lange, in minirok gehulde benen die uit een wapperende zwarte toga staken, was hij overweldigd door een seksuele energie die hij amper in bedwang kon houden.
In de weken en maanden die volgden, had hij in zijn saaie kantoor in Silchester door het raam gestaard en zich voorgesteld hoe zij omringd door boeken in de universiteitsbibliotheek zat of energiek aantekeningen maakte in een enorme, gelambri seerde collegezaal. Toen ze aan het afstuderen was, reed hij elke avond naar Oxford om te horen hoe het was gegaan, en op de laatste dag had hij haar bij het examengebouw opgewacht met een gigantische bos bloemen en een verlovingsring met een diamant.
‘Ik verhuis naar Oxford, dan kun jij doorgaan met je onderzoek,’ had hij aangeboden. ‘Of naar Londen. Of naar Amerika. Jij mag het zeggen.’
‘Echt?’ Ze had peinzend naar de nieuwe schittering aan haar linkerhand gekeken. ‘Ik weet nog niet wat ik wil gaan doen. We zouden in Silchester kunnen beginnen, dan zien we wel hoe het gaat.’
‘Natuurlijk,’ had hij enthousiast ingestemd. ‘Fantastisch idee.’
En dus was Anthea bij Marcus in Silchester ingetrokken, en ze hadden nog een paar jaar de schijn opgehouden dat ze belangrijk wiskundig onderzoek deed vanuit huis. Marcus abonneerde zich op een aantal gezaghebbende, zuiver mathematische wetenschappelijke tijdschriften die hij goed zichtbaar in de woonkamer liet slingeren, schafte een geavanceerd computersysteem aan en liet vaak iets over Anthea’s werk vallen in gesprekken, maar eigenlijk was het vanaf de eerste week al duidelijk dat het haar weinig interesseerde.
Marcus realiseerde zich nu dat ze nooit echt in wiskunde geïnteresseerd was geweest. Ze had domweg de beste van haar jaar willen zijn, de hoogste cijfers willen halen en haar leeftijdgenoten de loef af willen steken. Wiskunde was alleen maar een middel geweest om dat doel te bereiken. Toen het wedstrijdelement wegviel, trok het haar niet meer. Ze had het nooit meer over wiskunde, behalve als het betrekking had op het huiswerk van de jongens.
Ze keek naar Marcus op toen hij haar melk inschonk en glimlachte. Haar haar, dat nog altijd rood was, maar iets donkerder geverfd dan haar eigen kleur, was kortgeknipt in een pagekopje dat Marcus wanhopig had gemaakt zodra hij het zag. Wat het nog erger maakte, was dat ze hem niet van tevoren had gewaarschuwd. Dat was nu een halfjaar geleden, en soms maakte haar kapsel hem nog steeds van streek. Hij kon niet uitleggen waarom het hem zo aangreep, de gedachte aan dat prachtige haar op de vloer van de kapsalon en de aanblik van Anthea’s dunne nek, opeens voor iedereen zichtbaar. Maar na die eerste, afmattende ruzie had hij er nooit meer iets van gezegd, behalve dan dat hij het zo mooi vond, nu hij er eenmaal aan was gewend.
‘Ik heb tegen de jongens gezegd dat ze nog een stripblaadje mogen lezen voordat ze naar bed gaan,’ zei hij zodra hij was gaan zitten. Hij wist dat hij er niet op hoefde te rekenen dat de jongens zo discreet zouden zijn het niet aan hun moeder te vertellen. Vooral Andrew zou ongetwijfeld vol zijn van de streken van Donald Duck wanneer ze straks welterusten gingen zeggen.
‘O?’ Anthea’s huid was zo dun en bleek dat elke lichte frons een rimpel in haar voorhoofd trok, al was ze nog jong. ‘Hoe kwamen ze daaraan?’
‘Van iemand op school.’ Marcus probeerde het te bagatelliseren. ‘Trouwens, dat is goed nieuws, hè, over Daniel?’ Hij had het nog niet gezegd of hij besefte al dat hij het niet meende. ‘Al vraag ik me wel af,’ vervolgde hij omzichtig, ‘of het wel echt nodig is dat hij examen doet voor een beurs. Ik bedoel, we hebben het geld niet echt nodig, en het lijkt me een hoop gezeur.’
‘Nou ja, Marcus,’ beet Anthea hem toe. Haar stem klonk te hoog en te agressief om helemaal natuurlijk te zijn. Marcus vroeg zich opeens af of ze erop had gerekend dat hij iets dergelijks zou zeggen. ‘Het gaat niet om het geld, het gaat om de prestatie. Daar kan hij de rest van zijn leven op teren. Een beurs voor Bourne. Hoeveel mensen kunnen dat op hun cv zetten?’
‘Alles goed en wel, maar ik weet zeker dat Daniel tegen het eind van zijn studie genoeg op zijn cv heeft staan zonder beurzen her en der,’ zei Marcus.
‘Bourne College is niet her en der,’ reageerde Anthea. ‘Het is een van de meest prestigieuze particuliere scholen van het land.’
‘Dat weet ik ook wel,’ zei Marcus kregelig, en hij voelde zich opeens een driftig oud mannetje. ‘Ik heb er zelf op gezeten.’
‘Nou dan.’
‘Maar ik had geen beurs. Ik hoefde geen beurs.’
Er viel een korte stilte waarin Anthea nadrukkelijk zweeg.
‘Hoor eens,’ zei Marcus uiteindelijk iets kalmer, ‘ik wil gewoon wat het beste is voor Daniel. Als dat betekent dat hij moet proberen een beurs te krijgen, mij best, maar ik vind dat hij al genoeg onder druk staat.’ Hij zweeg even en zei toen ruimhartig: ‘We zouden allebei moeten proberen er iets minder zwaar aan te tillen.’ Zodra hij het zei, wist hij dat het een vergissing was.
‘Doe nou niet alsof je dat echt meent,’ katte Anthea. ‘Wat je in feite bedoelt, is dat ik er niet zo zwaar aan moet tillen.’
‘Nee,’ stribbelde Marcus zwakjes tegen.
‘Hoe zou jij kunnen weten wat het beste is voor Daniel? Je hebt geen idee hoe zwaar het is, hoe belangrijk het is dat je kunt concurreren in het echte leven. Jij hebt nooit een baan hoeven zoeken, toch?’
‘Nou, nee,’ gaf Marcus toe. Jij ook niet, slikte hij nog net in. ‘Ik wil gewoon niet dat Daniel zich er te druk om maakt,’ zei hij. ‘Je weet hoe hij is. Hij tobt over alles.’
‘Ja, maar dat is nergens voor nodig,’ zei Andrea kribbig. ‘Niet als hij zo hard werkt als hij zou moeten doen. Het is een slimme jongen. Dat schijn jij niet te beseffen.’
‘Heus wel,’ zei Marcus verontwaardigd. ‘Ik weet zeker dat hij voor elke school een beurs kan krijgen als hij het wil. Ik ben heel trots op hem,’ voegde hij er iets milder aan toe. Hij dronk zijn koffie op, kwam overeind en reikte naar de cafetière. Anthea glimlachte bijna naar hem toen hij haar bijschonk; een teken van een tijdelijke verzoening.
Toen hij weer ging zitten, besefte hij dat het irrationeel van hem zou zijn te verwachten dat Anthea zich anders zou gedragen. Haar academische succes; haar beurs voor Oxford; alle dingen die hem tot haar hadden aangetrokken, had ze bereikt met die streberige vastberadenheid die ze nu ten opzichte van die arme Daniel tentoonspreidde. Ze kon zich gewoon niet anders gedragen. En ze zouden het allemaal in veel opzichten makkelijker hebben, althans op de korte termijn, als hij haar gewoon liet begaan.