Hoofdstuk 6 Baskerville Hall

Sir Henry Baskerville en dokter Mortimer stonden op de afgesproken dag klaar om naar Devonshire te vertrekken. Sherlock Holmes reed met me mee naar het station en gaf me zijn laatste instructies en adviezen.
'Ik wil je niet negatief beinvloeden door theorieen of verdenkingen uit te spreken, Watson, ' zei hij, 'ik wil dat je me alleen zo volledig mogelijk van de feiten op de hoogte stelt, en aan de rest denk ik wel. '
'Wat voor feiten?' vroeg ik.
'Alles wat, hoe indirect ook, met de zaak verband kan houden, en vooral de relaties tussen de jonge Baskerville en zijn buren, of nieuwe bijzonderheden met betrekking tot de dood van sir Charles. Ik heb de laatste dagen zelf enig onderzoek gedaan, maar daar is helaas nog niets uitgekomen. Het is alleen zeker dat meneer James Desmond, de volgende erfgenaam, een bejaarde heer is met een heel vriendelijk karakter en dat hij niet betrokken is bij deze gebeurtenissen. Ik denk echt dat we hem van onze lijst kunnen schrappen. Er blijven alleen de mensen over die op de heide in de buurt van sir Henry Baskerville wonen. '
'Zou het niet goed zijn om ons allereerst te ontdoen van het echtpaar Barrymore?'
'In geen geval. Je kunt geen grotere fout maken. Dit zou heel onrechtvaardig zijn als hen geen schuld treft, en als ze schuldig zijn, zouden we geen kans meer hebben dat te bewijzen. Nee, nee, ze blijven verdachten. Dan is er ook een knecht op de Hall, als ik me goed herinner. Er zijn de landbouwers op de heide. Er is onze vriend dokter Mortimer die geloof ik echt te vertrouwen is, en zijn vrouw, van wie we niets weten. Dan is er die bioloog, Stapleton, en zijn zuster, die naar zeggen een heel aantrekkelijke vrouw is. Een andere onbekende factor is meneer Frankland van Lafter Hall en zo zijn er nog een paar buren. Deze personen moet je heel goed in de gaten houden. '
'Ik zal mijn best doen. '
'Ik neem aan dat je wapens bij je hebt?'
'Ja, ik dacht dat ik ze beter mee kon nemen. '
'Zeker. Draag je revolver dag en nacht bij je en laat nooit je aandacht verslappen. '
Onze vrienden hadden al een eersteklasrijtuig in beslag genomen en wachtten op ons op het perron.
'Nee, we hebben enkel nieuws, ' zei dokter Mortimer in antwoord op de vragen van mijn vriend. 'Ik ben alleen zeker van een ding: we zijn de laatste twee dagen niet gevolgd. We zijn nooit op pad gegaan zonder scherp op te letten en niemand had aan onze aandacht kunnen ontsnappen. '
'Ik neem aan dat u altijd samen bent geweest?'
'Behalve gistermiddag. Als ik in de stad ben gebruik ik altijd een dag om me vermaken, en ik ben dan ook naar het Museum van het Chirurgencollege gegaan. '
'En ik ben mensen gaan kijken in het park, ' zei Baskerville. 'Maar we hebben geen problemen gehad. '
'Toch was het heel onverstandig, ' zei Holmes, terwijl hij ernstig zijn hoofd schudde. 'Ik verzoek u dringend, sir Henry, niet meer alleen uit te gaan. Als u dat wel doet kan u iets vreselijks overkomen. Hebt u de andere laars gevonden?
'Nee, meneer, hij is definitief verdwenen. '
'Ach, dat is heel interessant. Tot ziens, ' zei hij terwijl de trein langs het perron begon te glijden. 'Onthoud, sir Henry, een van de zinnen uit die vreemde oude legende die dokter Mortimer ons heeft voorgelezen en vermijd de heide in die uren van de duisternis waarin de machten van het kwaad in vervoering zijn. '
Toen we al ver van het perron waren verwijderd zag ik de lange, strenge figuur van Holmes staan die ons bewegingloos nastaarde.
Het was een snelle en plezierige reis; onderweg leerde ik mijn twee metgezellen beter kennen en ik speelde wat met de spaniel van dokter Mortimer. In enkele uren was de bruine aarde rood geworden, de bakstenen hadden plaatsgemaakt voor graniet, en roodbont vee graasde in omheinde velden waar het malse gras en de weelderige plantengroei getuigden van een vruchtbaarder, maar vochtiger klimaat. De jonge Baskerville keek geestdriftig uit het raam en slaakte kreten van plezier toen hij het landschap van Devonshire herkende.
'Nadat ik hier ben weggegaan heb ik heel wat van de wereld gezien, dokter Watson, ' zei hij, 'maar ik heb nooit een plek gezien die net zo mooi is. '
'Ik heb nog nooit iemand uit Devonshire ontmoet die er niet net zo over dacht, ' merkte ik op.
'Dat hangt niet alleen af van de streek, maar ook van zijn voorvaderen, ' zei dokter Mortimer. 'Bij een blik op onze vriend hier zien we het ronde hoofd van de Kelt, waarin zich het Keltische enthousiasme en de capaciteit zich ergens aan te hechten met elkaar vermengen. Het hoofd van arme sir Charles was heel bijzonder, met voor de helft Keltische karakteristieken en de andere helft Ivernische. Maar was u niet heel jong toen u voor het laatst op Baskerville Hall bent geweest?'
'Toen mijn vader overleed was ik een tiener en ik had de Hall nog nooit gezien, want hij woonde in een klein buitenhuis aan de zuidkust. Vandaar ben ik rechtstreeks naar een vriend in Amerika gegaan. Het is voor mij allemaal net zo nieuw als voor dokter Watson en ik kan haast niet wachten om de heide te zien. '
'O ja? Uw wens wordt meteen vervuld, want daar komt de heide al in zicht, ' zei dokter Mortimer terwijl hij uit het raam wees.
Achter de groene vlakken van de velden en de welving van het bos rees in de verte een grijze, droefgeestige heuvel op, met een vreemde scherpe top. Hij leek van die afstand donker en vaag, als een fantastisch droomlandschap. Baskerville bleef er lang naar kijken. Ik kon aan zijn geestdriftige gezicht zien hoeveel het voor hem betekende om voor de eerste keer een blik te kunnen werpen op die onbekende plek. Hier hadden zijn bloedverwanten zo lang de scepter gezwaaid en er zo krachtig hun stempel op gedrukt. Hij zat daar in zijn wollen pak en met zijn Amerikaanse accent in de hoek van een prozaische treincoupe, maar terwijl ik naar zijn donkere, expressieve gezicht keek, voelde ik meer dan ooit dat hij een ware afstammeling was van die lange reeks adellijke, vurige en bekwame mannen. Er sprak trots, moed en kracht uit zijn dikke wenkbrauwen, zijn gevoelige neusvleugels en zijn grote bruine ogen. Misschien lag ons op die onaanlokkelijke heide een moeilijke en gevaarlijke taak te wachten, maar hij was in ieder geval een metgezel waarvoor men graag risico's zou nemen - in de wetenschap dat hij zich dapper zou weren.
De trein stopte bij een klein station en we stapten uit. Buiten, achter het lage witte hek, stond een rijtuig met twee paardjes te wachten. Onze komst was kennelijk een belangrijke gebeurtenis, want de stationschef en de kruiers zwermden om ons heen om onze bagage te dragen. Het was een lieflijk, eenvoudig en landelijk plekje en ik was dan ook verbaasd dat er bij de uitgang twee mannen in donkere uniformen stonden die op hun geweren leunden en ons goed bekeken toen we voorbij kwamen. De koetsier, een knokig klein kereltje met een streng gezicht, groette sir Henry Baskerville, en na enkele minuten reden we snel over de brede witte weg. Golvende weilanden rezen aan beide kanten van ons omhoog en er waren oude huizen met puntige geveltjes te zien tussen het dikke, groene gebladerte. Maar achter het vredige en zonverlichte landschap stak, donker tegen de avondhemel, het lange, droefgeestige silhouet van de heide omhoog, onderbroken door de puntige en onheilspellende heuvels.
Het rijtuig sloeg een zijweg in en slingerde zich omhoog door lanen die diep waren uitgesleten door ontelbare wagenwielen, met hoge bermen aan beide kanten, vol druipend mos en vlezige tongvarens. Bronskleurige adelaarsvarens en gevlekte braamstruiken glommen in het licht van de ondergaande zon. Terwijl we omhoog bleven klimmen, staken we een smalle granieten brug over en reden we langs een rumoerige beek die schuimend en bulderend tussen de grijze rotsblokken omlaag stroomde. De weg en de beek liepen door een dal vol dwergeiken en dennenbomen. Bij elke bocht slaakte Baskerville enthousiaste kreten; hij keek geestdriftig om zich heen en stelde voortdurend vragen. Hij vond alles prachtig, maar volgens mij lag er een zweem van triestheid over het landschap dat zo duidelijk de tekens droeg van het ten einde lopende jaar. Gele bladeren bedekten de lanen en dwarrelden op ons neer. Het geratel van de wielen verstomde toen we door grote hopen rottende bladeren reden -het leek me een triest cadeau van de natuur om die voor het rijtuig van de Baskerville-erfgenaam te strooien.
'Hee!' riep dokter Mortimer, 'wat gebeurt hier?'
Voor ons lag een steile helling begroeid met heiplanten,
een uitloper van de heide. Op de top ervan, hard en duidelijk als een ruiterbeeld op zijn sokkel, stond een soldaat te paard, donker en ernstig, zijn geweer klaar om te schieten. Hij hield de weg waarover wij gingen in de gaten.
'Wat is er aan de hand, Perkins?' vroeg dokter Mortimer.
Onze koetsier draaide zich om op zijn bank.
'Er is een gevangene ontsnapt uit Princetown, meneer. Hij is al drie dagen voortvluchtig en de gevangenisbewakers houden iedere weg en ieder station in de gaten, maar hij is nergens te vinden. De boeren hier uit de buurt vinden het maar niks, meneer, dat is duidelijk. '
'Maar ze krijgen toch vijf pond als ze inlichtingen kunnen verstrekken?'
'Ja, meneer, maar de mogelijkheid om vijf pond te krijgen is niks vergeleken met de kans dat je keel wordt afgesneden. Weet u, dit is geen gewone veroordeelde. Deze man is voor niets en niemand bang. '
'Maar wie is hij?'
'Selden, de moordenaar van Notting Hill. '
Ik herinnerde me de zaak heel goed, want Holmes had er veel belangstelling voor getoond vanwege de buitengewone wreedheid van de misdaad en de grote onmenselijkheid die alle daden van de moordenaar hadden gekenmerkt. De verzachting van zijn doodvonnis was te danken aan twijfels over zijn verstandelijke vermogens, zo wreed was zijn gedrag. Ons rijtuig was op de top van een heuvel aangekomen en voor ons lag de uitgestrekte heide, met verspreid daarover oneffen steenhopen en rotsige pieken. Er kwam een koude wind vandaan die ons deed huiveren. Daar ergens op de verlaten vlakte hield zich die duivelse man verbogen, verscholen in een hol als een wild beest, zijn hart vol haat tegen wat hem had uitgestoten. Dit maakte het grimmige, tot de verbeelding sprekende karakter van deze kale woestenij, de koude wind en de donker wordende lucht, helemaal compleet. Zelfs Baskerville werd stil en trok zijn overjas dichter om zich heen.
We hadden het vruchtbare platteland achter en onder ons gelaten. We zagen het nu van bovenaf: de schuine stralen van de laag staande zon veranderden de beken in gouden draden en schenen op de rode, vers omgeploegde aarde en de brede strook bosland. De weg voor ons werd kaler en wilder en voerde over enorme rode en olijfgroene hellingen die bestrooid waren met gigantische keien. Af en toe passeerden we een huis, met stenen dak en muren waarop geen enkele klimplant groeide die de harde omtrekken zou kunnen verzachten. Plotseling keken we neer in een komvormig dal met magere eiken- en dennenbomen die door de kracht van jarenlange stormen scheef en neergebogen stonden. Twee hoge, smalle torens staken boven de bomen uit. De koetsier wees ernaar met zijn zweep.
'Baskerville Hall, ' zei hij.
Sir Henry was opgestaan en staarde ernaar met rode wangen en glanzende ogen. Enkele minuten later bereikten we de hekken van de portierswoning, een indrukwekkend lijnenspel van smeedijzer, met verweerde pilaren vol korstmossen aan iedere kant en daarop de zwijnshoofden van de Baskervilles. De portierswoning was een bouwval van zwart graniet en kale dakspanten, maar ertegenover stond een nieuw pand, half afgebouwd, het eerste resultaat van sir Charles' goud uit Zuid-Afrika.
Door de toegangspoort reden we de oprijlaan in, waar de wielen opnieuw tot zwijgen werden gebracht door de gevallen bladeren, en waar de oude bomen hun takken als een sombere tunnel boven onze hoofden omhoog staken. Baskerville huiverde toen hij de lange, donkere laan inkeek waar aan het andere eind het huis stond te glimmen als een geest.
'Is het hier gebeurd?' vroeg hij zachtjes.
'Nee, nee, de taxuslaan is aan de andere kant. '
De jonge erfgenaam keek bedrukt om zich heen.
'Het is geen wonder dat mijn oom op een plek als deze het gevoel had dat hem ellende te wachten stond, ' zei hij. 'Iedereen zou hier bang zijn. Ik zal binnen zes maanden een rij elektrische lichten laten aanbrengen, en u zult het hier niet herkennen met duizend kaarsensterkten Swan en Edison voor de voordeur. '
De oprijlaan ging over in een uitgestrekt grasveld en toen stonden we voor het huis. In de vallende schemering kon ik nog zien dat het centrale deel een imposant pand was met een aangebouwd portaal. De hele gevel was begroeid met klimop, die her en der was weggeknipt waar een raam of een familiewapen de donkere sluier doorbrak. Vanuit dit centrale blok staken de twee antieke torens omhoog, voorzien van kantelen en talloze schietgaten. Rechts en links van de torens bevonden zich modernere vleugels van zwart graniet. Mat licht scheen uit de ramen en uit de hoge schoorstenen op het steile dak kwam slechts een enkele zwarte rookkolom.
'Welkom, sir Henry! Welkom op Baskerville Hall!'
Een lange man stapte uit de schaduw van het portaal om de deur van het rijtuig open te maken. Tegen het gele licht in de hal was het silhouet van een vrouwenfiguur te zien. Ze kwam naar buiten en hielp de man onze bagage uit te laden.
'Vindt u het niet erg als ik direct naar huis rijd, sir Henry?' zei dokter Mortimer. 'Mijn vrouw wacht op me. '
'Wilt u niet bij ons blijven dineren?'
'Nee, ik moet echt gaan. Er ligt zeker werk op me te wachten. Ik zou u graag het huis willen laten zien, maar Barrymore is een betere gids dan ik. Tot ziens, en aarzel niet om me dag en nacht te laten halen als ik u ergens mee van dienst kan zijn. '
Het geluid van de wielen stierf weg langs de oprijlaan terwijl sir Henry en ik de hal binnengingen. De deur sloeg galmend achter ons dicht. We bevonden ons in een mooi vertrek, groot, hoog en voorzien van enorme eikenhouten balken die zwart van ouderdom waren. In de grote ouderwetse open haard knapperde en knetterde een houtvuur achter de hoge haardijzers. Verkleumd door onze lange rit strekten sir Henry en ik onze handen ernaar uit. Daarna keken we om ons heen naar het hoge smalle raam van oud glas-in-lood, de eiken lambrisering, de hertenkoppen, de familiewapens aan de muren; in het zwakke licht van de centrale lamp zag alles er vaag en somber uit.
'Het is precies zoals ik me had voorgesteld, ' zei sir Henry. 'Is het niet absoluut het toonbeeld van een oud familiehuis? En dan te denken dat dit dezelfde hal moet zijn waarin mijn bloedverwanten vijfhonderd jaar hebben gewoond. Alleen die gedachte al maakt me stil. '
Ik zag dat zijn donkere gezicht verlicht werd door een kinderlijk enthousiasme terwijl hij rondkeek. Hij stond in het licht, maar lange schaduwen rekten zich uit langs de muren en hingen als een zwart baldakijn boven hem. Barrymore had de bagage naar onze kamers gebracht en was binnengekomen. Hij stond voor ons met de onderdanige houding van een goed getrainde bediende. Hij was een opmerkelijke man, lang, knap, met een rechte zwarte baard en bleke, voorname gelaatstrekken.
'Wilt u meteen dineren, meneer?'
'Is het al klaar?'
'Over enkele minuten, meneer. Ik heb in uw kamers warm water neergezet. Mijn vrouw en ik, sir Henry, blijven natuurlijk graag bij u tot u enigszins ingeburgerd bent, maar u zult begrijpen dat onder de nieuwe omstandigheden dit huis behoorlijk wat personeel nodig zal hebben. '
'Welke nieuwe omstandigheden?'
'Ik bedoelde alleen, meneer, dat sir Charles een zeer teruggetrokken leven leidde en wij in zijn behoeften konden voorzien. U zult natuurlijk meer gezelschap willen en dus zijn er veranderingen in uw huishouding nodig. '
'Wilt u zeggen dat uw vrouw en u weg willen gaan?'
'Pas als dat u uitkomt, meneer. '
'Maar uw familie is generaties lang bij ons geweest. Dat is toch zo? Ik zou het jammer vinden als ik mijn leven hier moest beginnen met het verbreken van een oude familierelatie. '
Ik meende een teken van emotie op het witte gezicht van de butler te bespeuren.
'Dat vinden ik en mijn vrouw ook, meneer. Maar om de waarheid te zeggen, meneer, waren we allebei erg gehecht aan sir Charles en zijn dood heeft ons geschokt. Het is voor ons erg pijnlijk geworden om hier te wonen. Ik ben bang dat we ons nooit meer op ons gemak zullen voelen op Baskerville Hall. '
'Maar wat willen jullie gaan doen?'
'Ik twijfel er niet aan, meneer, dat we erin zullen slagen een zaak te beginnen. Dankzij de vrijgevigheid van sir Charles hebben we de middelen om dat te doen. En nu, meneer, kan ik u misschien het beste naar uw kamers brengen. '
Via een dubbele trap had men toegang tot een vierkante galerij met balustrade die rond het bovenste deel van de oude hal liep. Vanaf dit centrale punt strekten zich twee gangen uit over de hele lengte van het gebouw, waaraan alle slaapkamers lagen. Mijn eigen kamer bevond zich in dezelfde vleugel als die van Baskerville en was er bijna naast. Deze kamers bleken veel moderner te zijn dan het centrale deel van het huis, en het lichte behang en de talloze kaarsen slaagden er enigszins in de sombere indruk die ik bij onze aankomst had gekregen, te verwijderen.
Helaas was de eetkamer die achter de hal lag een ruimte vol schaduwen en droefgeestigheid. Het was een lang vertrek met een opstapje dat het podium waar de familie zat, afscheidde van het lagere deel dat gereserveerd was voor hun ondergeschikten. Aan een kant keek er een minstreelgalerij over uit. Boven onze hoofden strekten zich tegen het zwart berookte plafond dikke donkere balken uit. Met het licht van rijen brandende toortsen en de kleur en de grove hilariteit van een ouderwets banket zou het er misschien vrolijker hebben uitgezien, maar nu werden we, twee in het zwart geklede heren in de kleine cirkel licht van de getemperde lamp, stil en ingetogen. Een vage rij voorouders in alle mogelijke tenues, van de Elizabethaanse tijd tot die van het Regency, keek op ons neer en ontmoedigde ons door het stilzwijgend gezelschap. We spraken weinig en ik was in ieder geval blij toen de maaltijd voorbij was en we ons konden terugtrekken in de moderne biljartzaal om een sigaret te roken.
'Het is waarachtig geen vrolijke omgeving, ' zei sir Henry. 'Ik neem aan dat het wel went, maar op dit moment voel ik me niet zo op mijn gemak. Het verbaast me niet dat mijn oom het op zijn zenuwen kreeg toen hij alleen in dit huis woonde. Als u het ermee eens bent, gaan we vanavond vroeg naar bed, en misschien ziet morgen er alles wat vrolijker uit. '
Voor ik naar bed ging trok ik de gordijnen open en keek ik uit het raam. Het zag uit over het grasveld dat voor de haldeur lag. Daarachter kreunden en zwaaiden twee struiken in de aanzwellende wind. Een halve maan brak door de wolkensluiers heen. In het koude licht daarvan zag ik achter de bomen een rij rotsblokken en de brede helling van de trieste heide. Ook deze laatste impressie maakte me niet vrolijker, en dus sloot ik de gordijnen.
Maar dat was nog niet alles. Ik voelde me moe en toch wakker, draaide me onrustig van de ene op de andere zij en probeerde tevergeefs in slaap te komen. Ergens sloeg elk kwartier een klok, maar verder lag er een doodse stilte over het huis. Toen, midden in de nacht, hoorde ik plotseling een geluid, duidelijk en resonerend. Het was onmiskenbaar het huilen van een vrouw, de gedempte, gesmoorde snik van iemand die wordt verscheurd door een onbedaarlijk verdriet. Ik ging rechtop in bed zitten en luisterde aandachtig. Het geluid kon niet van ver komen en was zeker in het huis. Met gespannen zenuwen wachtte ik nog een halfuur, maar behalve het slaan van de klok en het geritsel van de klimop was er geen ander geluid meer te horen.