IV
Soms heb je het geluk mee. Zo voelden wij ons in ieder geval. Fortuinlijk. Dat bracht een immense vreugde en een gigantische opluchting met zich mee. Het was bovendien heel fijn om nu eindelijk te weten wat Blackie mankeerde. Maar het was een nog grotere bevrijding te weten dat hij de beste kans kreeg om er wat aan te doen. De wanhoop was verdwenen. Hij zou nu echt weer de oude te worden. Zonder een operatie had hij geen enkele kans, zei Sue.
De poging het ependymoom te verwijderen was een ingrijpende en ongewone aangelegenheid. Tijdens het opereren zou kunnen blijken dat de tumor groter was dan de CT-scan had laten zien. Of dat het te moeilijk was hem zonder ernstige hersenbeschadiging weg te nemen. In zo’n geval zouden ze Blackie in de operatiekamer laten inslapen. En als de operatie wel gelukte en hij het overleefde – waarschijnlijk een kans van een-op-een – zou zijn herstel veel tijd vergen en niet gemakkelijk zijn. Of hij uiteindelijk genoeg zou herstellen om een normaal leven te leiden, was niet te zeggen. Daarmee moest rekening worden gehouden.
Het draaide er dus om dat het risico groot was, en als je dat in ogenschouw nam, was het niet logisch om te denken dat we enorm boften. Toch overheerste dat gevoel bij ons hele gezin. De operatie was de beloning voor alle moeite die we hadden gedaan om Blackie al die dagen in leven te houden die nodig waren geweest om tot een diagnose te komen. Voor mij smolten geluk en opluchting en tevredenheid op een heel speciale manier samen. Ik had eindelijk het gevoel dat ik al het mogelijke had gedaan. Wat er ook gebeurde, ik kon het met opgeheven hoofd tegemoet treden. Zijn toekomst was nu in handen van de experts. Van nu af aan zouden zij verantwoordelijk voor hem zijn. Ik droeg de verzorging en behandeling van Blackie, van zijn leven en zijn ziekte, over aan de beste mensen die een zo zware last op zich konden nemen. Hoe klein zijn kansen ook waren, toch was ik opgelucht dat hij die kreeg.
In zekere zin waren we het weekend voor de operatie gewoon gelukkig. We verzorgden Blackie als altijd, bekwaam en teder, maar met een nieuw soort blijheid. Ik moest hem maandagochtend om elf uur in Werribee afleveren, wat betekende dat ik voor tienen van huis moest. Ik stond al vroeg klaar. De familie had met optimistische glimlachjes en knuffels afscheid van hem genomen. Ik droeg hem naar de achtertuin, zijn grondgebied. Hij was daar zo graag geweest, en nu was er een mogelijkheid dat hij het nooit meer terug zou zien. Ik zette hem op die milde, zonnige ochtend voorzichtig op het gras en zag hem een paar wankele, onzekere stapjes zetten, waarbij hij de korte halmen van het buffelgras met zijn aarzelende pootjes omlaag drukte. Daarna gingen we naar de voortuin. De hekken waren dicht en ik liet hem een paar minuten vrij rondscharrelen. In de herfst ligt ons gazon bezaaid met de bladeren van een enorme amberboom, en Blackie kwam met slepende staart in een grote hoop terecht. Hij deed aan een surfer denken die de hoge golven niet aankon. Hij viel en stond weer op. Ik riep hem, waarop hij zich omdraaide. Hij was bekaf, en hij slofte naar een leeg stukje gazon terug. Bij het hek zocht hij een oud nestje van lang gras op. Hij snuffelde onder de struiken om het te vinden en staarde wezenloos tussen de roomkleurige spijlen door. Huilend pakte ik hem op. We moesten gaan.
Sue nam me mee naar een kleine spreekkamer waar ik nog niet eerder was geweest, en daar zetten we Blackie op de behandeltafel. We stonden op het punt ons in onbekende wateren te begeven, zei ze. Tijdens de operatie zou kunnen worden besloten dat het voor Blackie niet eerlijk zou zijn om ermee door te gaan. Ze zouden bijvoorbeeld een stukje van de tumor afnemen om de aard ervan vast te stellen. Dan zouden ze weten wat het was en in hoeverre het weefsel aan de hersenen vastzat, wat kon betekenen dat verder opereren geen zin zou hebben. Er zouden heel moeilijke beslissingen moeten worden genomen, zei ze. Zij zou niet bij de operatie aanwezig zijn, maar Blackie zou in de beste handen zijn.
Hij lag in zijn reismandje met zijn uitdrukkingsloze snuitje vlak bij het deurtje. Met zijn zwavelgele ogen staarde hij zonder te knipperen door het traliewerk. Sue en ik keken eerst naar hem en toen naar elkaar. Ze glimlachte zwakjes en een beetje verlegen en stond even op haar voeten te schuifelen. Omdat het zo onzeker was hoe het zou verlopen, wilde ze graag iets van me gedaan hebben. Zou ik er schriftelijk toestemming voor willen geven dat de kliniek over Blackie mocht beslissen? Als ze op een gegeven ogenblik tot de conclusie zouden komen dat hij te veel te lijden had of dat hij geen redelijk leven meer zou hebben, dan zouden ze me dat vertellen en hem laten inslapen. Soms waren baasjes niet in staat het beste voor hun dieren te kiezen, zei ze. En op deze manier zouden ze zeker weten dat er in Blackies belang werd gehandeld. Natuurlijk, zei ik. Mooi zo. Ze liep de kamer uit om papier en pen te halen.
Ik praatte met Blackie, vertelde hem hoeveel we allemaal van hem hielden en dat het allemaal goed zou komen. Alles zou weer in orde komen. Oom papa zou hem gauw weer komen opzoeken. Door de tralies heen streelde ik zijn kopje. Sue kwam terug met een velletje papier met een logo erop. Ze haalde een zwarte balpen uit haar zak, aarzelde even boven het vel en zei: ‘Oké, wat moeten we erop zetten?’ Ze begon vlak onder het logo van de universiteit te schrijven: ‘Hierbij geef ik, Stephen Downes, toestemming aan de staf van het UMVCH om een hersenoperatie bij Blackie te verrichten en in zijn beste belang te handelen.’ Ze gaf me de pen. Het was een simpele, eerlijke verklaring. Wat zij me wilde laten ondertekenen was heel duidelijk. Absoluut niet opdringerig, maar gewoon praktisch. Het ging om wat het beste voor Blackie was. Ik zette er mijn handtekening en de datum onder.
Het kwam erop neer dat ik hem formeel aan hen overdroeg, en ik besefte dat dat een opluchting was, feitelijk een afsluiting van mijn aandeel in Blackies levensverhaal. In zekere zin leek het alsof ik afstand deed van een grote en innig geliefde vriendschap. Het was alsof ik de band tussen ons doorsneed, zodat de nieuwe verantwoordelijkheden op de schouders van anderen kwamen te liggen. Wat weer hoop met zich meebracht. Ik had officieel afstand van hem gedaan. Sue en ik speelden onze rol met een strak gezicht. Het deed aan krijgers bij een wapenstilstand denken. Het gaf me rust.
Dat is het dan zo’n beetje, zei ze. Ze zou me morgenmiddag bellen – na de operatie. Ik was zenuwachtig, een beetje overdonderd door het formele gebeuren, en natuurlijk van streek door het ondertekenen. Het zou beter zijn geweest om gewoon afscheid van Blackie te hebben genomen. Ik zwaaide naar hem, streelde hem nog een keer over zijn snuit, wenste hem alle geluk en droeg hem op te vechten. Het komt allemaal goed, verzekerde ik hem.
Sue en ik waren al een paar meter door de gang gelopen voordat ik mijn gevoel van onvoorwaardelijke liefde terugvond. Sue, zei ik, ik heb niet echt goed afscheid van hem genomen. Ik vroeg of ze het erg zou vinden als ik nog een minuutje naar binnen ging. Natuurlijk vond ze dat niet erg. Ik ging weer naar Blackie en liet me op mijn knieën voor het reismandje vallen. Ik deed het deurtje open. Veel geluk, maatje, zei ik terwijl ik een van zijn voorpootjes tussen mijn vingers nam. Ik boog me naar hem toe en hield zijn snuitje tegen mijn gezicht. Hij murmelde zo zacht dat het nauwelijks hoorbaar was. Ik gaf hem een kus en deed het deurtje dicht. We hielden allemaal heel veel van hem, zei ik nog. Daarna ging ik weg. Sue liet me via een branddeur halverwege de gang uit zodat ik niet door de receptie hoefde. Ik trilde van top tot teen, ook al wist ik dat dit het allerbeste voor Blackie was.
Het verhaal van Jason Mouatt kwam me bekend voor. Hij wist feitelijk niet precies waarom hij dierenarts was geworden, laat staan dat hij wist waarom hij voor chirurgie had gekozen. Ja, zijn broer en hij hadden in hun jeugd katten en honden gehad. Toch hadden die hem er niet toe aangezet de rest van zijn leven dieren beter te maken. Maar bij het doorlopen van de middelbare school werd het hem duidelijk dat hij het liefst dieren wilde behandelen. Hij wist niet waarom. Zijn ouders hadden er niets mee te maken. Zijn moeder was huisvrouw aan de rand van Brisbane, en zijn vader was radiotechnicus bij ABC-radio. Met zijn eindcijfers kon hij medicijnen gaan studeren, maar de psychologische belasting die het behandelen van mensen met zich mee zou brengen, stond hem niet aan. Wanneer je dieren als patiënt had, was het speelveld te overzien. Je begon met wat je zag en wat je wist. Je hoefde geen boekdelen door te bladeren op zoek naar wat een heleboel andere mensen je konden vertellen – andere artsen, familieleden, en soms zelfs de patiënten zelf. Dus ging hij naar de veterinaire universiteit.
Op zijn tweeëndertigste stond hij op Werribee aan het hoofd van de afdeling chirurgie voor kleine dieren. Hij was al elf jaar dierenarts en had zich de afgelopen vijf jaar als chirurg gespecialiseerd. De chirurgische kant van diergeneeskunde had hem als student al aangetrokken. Na zijn studie aan de universiteit van Queensland had hij een praktijk in Brisbane geopend. Wanneer hij maar kon studeerde hij chirurgie, waarbij hij door gespecialiseerde chirurgen werd opgeleid. Hij had zijn opleiding met een schriftelijke cursus afgesloten. Opereren op afstand? Je kon heel wat leren van de illustraties in lesboeken. Het was vermoedelijk wel verstandig om dat eerst te doen voordat je met messen in de weer ging. Voor hij het wist was hij aan de universiteitskliniek en het ziekenhuis in Brisbane verbonden. In Werribee ging het net zo. De aanvoer van patiënten was groot en gestaag. Net als in Werribee.
Jason verricht elke dag en vijf dagen per week urenlang operaties. Hij is heel beheerst, maar door de voortdurende drukte was hij zo mager als een lat geworden. Zijn lengte is onder het gemiddelde, maar hij komt veel langer over. Hij heeft een zachte stem en begin zijn zinnen vaak met ‘Ik denk…’ Met zijn korte blonde haar en de kristalheldere blauwe ogen met de verlangende blik erin zou hij als smachtende tiener zo kunnen meespelen in een Zweedse film voor bijna-volwassenen. Je zou haast niet geloven dat hij de vader van twee zonen en twee dochters is, allemaal onder de negen jaar. (Zijn vrouw werkt parttime als dierenarts.) Hij heeft forse handen, sterk, schoon en in alle opzichten volmaakt. Mooie handen. Bij een ander type mens zouden ze het verkeer tot stilstand kunnen brengen of een tandenborstel in een tv-reclame vasthouden. Een voetbal ook, trouwens.
Hij had besloten Blackie te opereren omdat er eigenlijk geen andere optie was. De kans op herstel viel in de categorie ‘nauwelijks mogelijk’, ‘dat moeten we afwachten’, ‘grensgeval’, ‘goed’ en ‘uitstekend’. Bij de operatie was het ‘we zullen moeten afwachten’. Als ze het niet deden, was er geen schijn van kans op herstel. Maar er kwam wel meer bij een operatie kijken. Ze zouden wat uitwijkmogelijkheden inprogrammeren, wat neerkwam op een nieuwe aanpak bij het snijden in een van de moeilijkste gebieden. Allereerst zouden ze een endoscoop gebruiken die op een tv-monitor was aangesloten. Ze hadden niet de beschikking over zo’n superduur, flitsend apparaat met een flexibele sonde. Die van hen was 4mm dik en van roestvrij staal. Meestal staken ze die in de gewrichten van paarden. Maar ze zouden die dit keer ook gebruiken om in Blackies hersenen te kunnen kijken. Als de geheimzinnige massa die op de CT-scans was verschenen zich had vertakt of diep in de hersenen was ingebed, zouden ze Blackie laten inslapen. Maar stel dat het gemakkelijk te onderscheiden was – een compact gezwel met gladde randen – dan zouden ze proberen de tumor te identificeren. De meeste kankergezwellen in de hersenen bestaan uit akelige, zich snel vermenigvuldigende cellen. Zoals het zich bij Blackie liet aanzien bestond er een kleine kans dat de tumor uit astrocyten bestond, meestal veel kwaadaardiger dan wanneer die uit ependymcellen bestond. (Je zou astrocyten kunnen zien als ondersteunende cellen die als steiger dienen voor de materie die denkt.) Als Blackie een astrocytoom had, zouden ze hem eveneens laten inslapen. Het was niet nodig Jason eraan te herinneren dat de kat vooropstond. Als Blackie weinig of geen kans had, zouden ze de stekker er meteen uit trekken.
Maar als alles goed ging en er een diep weggestopt ependymoom werd gediagnosticeerd, zou Jason verdergaan. Hij zou dan vrijwel alleen op zichzelf kunnen vertrouwen, want Australië kende geen neurochirurgen in de diergeneeskunde. Uiteindelijk bleek hij wereldwijd maar één artikel te hebben gevonden waarin Blackies operatie werd beschreven. Merkwaardig genoeg was het in oktober 1999 in het Australian Veterinary Journal gepubliceerd. Een team van de universiteit van Sydney had met succes een ependymoom in het derde ventrikel van een kat weten los te pellen. Het was kleiner dan dat van Blackie en misschien gemakkelijker bereikbaar. De kat had het goed doorstaan, en was weer gezond en wel. Dat bemoedigde Jason. Er waren waarschijnlijk al vele pogingen gedaan tumoren diep uit de hersenen van katten weg te nemen, vooral in de Verenigde Staten. Je kon ervan uitgaan dat het daar regelmatig gebeurde. Maar het ontbreken van artikelen betekende vermoedelijk alleen dat chirurgen niet altijd hun mislukkingen publiceerden, en bovendien was er in Amerika voor katten en honden een alternatief – radiotherapie. In Australië was dat niet het geval.
Het uitpellen (chirurgenjargon) van hersentumoren stond op Jasons cv vermeld. Hij had verscheidene meningiomen aan het oppervlak van kattenhersenen verwijderd. Maar hij en zijn vijf collega’s van Werribee kregen zelden de kans om diep de hersens binnen te dringen. Meestal hielden ze zich daar verre van. Een jaar voor Blackie hadden ze een zeven jaar oude reu geopereerd. Jason had zijn hersenen middendoor gesneden om bij een gezwel in het derde ventrikel te kunnen komen. Dat was uit een van de hersenvliesplexuscellen ontstaan. (Die maken het ruggenmergvocht aan.) Hij wist de tumor te verwijderen, maar een paar dagen later kreeg de patiënt longontsteking. Hij kon zijn eigen slijm niet goed doorslikken, moest braken en kreeg vocht in zijn longen. Dus hadden ze hem liever laten inslapen dan hem nog langer te laten lijden. Enkelen van Jasons collega’s waren uit principe tegen operaties die diep in de hersenen moesten plaatsvinden, waarbij vooral de kosten en de betrekkelijk korte levensduur van kleine dieren een rol speelden. Jason wierp tegen dat een operatie als die van Blackie tien jaar geleden nooit zou zijn uitgevoerd. Vooropgesteld dat de patiënt niet hoefde te lijden, zouden de chirurgen door de praktijkervaring en de betere technologie hun techniek kunnen verbeteren. Dat was toch niet verkeerd. Hij zou in ieder geval wel opereren.
Toen Michelle Goerke Blackie op de ochtend van zijn operatie kwam onderzoeken en wegen, vond ze hem ‘echt een schatje’. Ze babbelde tegen hem en hij gedroeg zich uitermate vriendelijk tegenover haar. Dat lijkt misschien niet bijzonder, maar je moest de verhalen eens horen die dierenartsen over hun ontmoetingen met zich niet zo aardig gedragende katten weten te vertellen. Bovendien had Blackie alle recht om kortaangebonden te zijn; hij had vermoedelijk een knallende koppijn.
Michelle, een paar maanden ouder dan Jason, had een zware dag voor de boeg. Ze was als anesthesist aan de universiteit verbonden en zou vermoedelijk langer met Blackie bezig zijn dan Jason. Ze was de zoveelste ervaren arts die veel te jong leek voor haar verantwoordelijkheden (ze gaf ook nog les en hield lezingen) en had wat je noemt een leuk figuurtje, een smetteloze huid en kort donker haar. Ze studeerde aan de Murdoch University in Perth, waar ook Sue een paar jaar eerder had gestudeerd.
Net als bij Sue en Jason waren het ongetwijfeld haar genen geweest die hadden bepaald dat ze dierenarts zou worden. Uiteindelijk was haar moeder van beroep organiste – Bach en Buxtehude – en haar vader had een drukkerij. (Haar zussen hadden muziek en handelswetenschappen gestudeerd.) Maar de kleine Michelle had een behoorlijk willetje, vooral waar het dieren betrof. Het was haar ouders opgevallen dat dieren haar al op heel jonge leeftijd aantrokken. De meeste meisjes van vijf wilden een pop van de kerstman, maar Michelle vroeg een Bug Catcher, waarin ze rupsen en andere insecten ving en bewaarde. Het was een harde les voor het kleine kind toen uit sommige prachtexemplaren enge motten tevoorschijn kwamen. Ze beweert dat ze in de tweede klas al had besloten dierenarts te worden. Ze hadden een uitstapje naar de bibliotheek gemaakt, en terwijl haar schoolvriendinnetjes naar de planken met sprookjes gingen, viel Michelles keus op een boek met de titel Laten we naar de dierenarts gaan! In tegenstelling tot Michelle deden heel veel kinderen werkervaring op in veterinaire klinieken zonder ooit zelf dierenarts te worden.
Tijdens de barbecue op haar laatste dag op de universiteit stelde een van haar professoren voor dat ze een opleiding voor anesthesist zou gaan volgen. Er zat een onverwacht goede kant aan: het bleek de moeite waard en een springplank naar grotere dingen te zijn. En net als in Werribee bleef ze ook aan het ziekenhuis verbonden, waar ze eerst assistent werd en daarna een vaste aanstelling kreeg. In 1998 besloot ze naar Melbourne te gaan, dat veel groter was en waar veel meer – en ook veel interessantere – patiënten waren.
Zij en Jason werden een team – ze hadden zelfs al eerder samen hersentumoren weggenomen. Het was voor haar belangrijk te weten wat hij van plan was. Hoeveel tijd de operatie volgens hem in beslag zou nemen, en hoeveel tijd hij nodig dacht te hebben om de schedel te openen en de druk binnenin te verlichten, want dat was van cruciaal belang. Michelles verdovingsmiddelen zouden invloed hebben op de werking van de hersenen, en zieke hersenen hadden het sowieso al zwaar te verduren. En dan hebben katten nog een extra probleem. Als ze langer dan drie uur onder narcose worden gehouden kost het moeite hun lichaamstemperatuur op peil te houden. Dat heeft met hun geringe omvang te maken. Als je ze te lang onder verdoving houdt, lopen ze steeds meer risico. Toen Michelle de CT-scan zag waarop Blackies tumor vrijwel het hele derde ventrikel leek te vullen, snakte ze even naar adem. Het verraste haar, niet omdat ze het schokkend vond of nu extra bang was voor de afloop van de operatie. Ze had nog nooit een tumor uit het derde ventrikel bij een kat zien verwijderen. En al helemaal niet eentje van zo’n omvang. Maar ze herinnerde zich dat Jason een heel zorgvuldige chirurg was, ook al zou hij zich voornamelijk in onbekende chirurgische wateren begeven. Ze vertrouwde in ieder geval op zijn bekwaamheid.
Ze controleerde haar eigen apparatuur die voornamelijk bestond uit rijen elektronische monitoren en ondersteunende apparaten voor de vitale lichaamsfuncties, die in de operatiezaal als schoenendozen op elkaar zouden worden gestapeld. En ze stelde een lijst samen van alle medicijnen die ze – eventueel – nodig had, met vermelding van de exacte doses. In zieke hersenen is de druk verhoogd omdat ze in een niet-meegevende schedel zitten opgesloten. Tumoren nemen ruimte in beslag. Michelle was zich er maar al te goed van bewust dat als ze ook maar iets verkeerd deed, de hersenen konden ‘exploderen’ nog voordat Jason de eerste incisie had gemaakt. Sommige medicijnen kunnen bij dieren attaques veroorzaken en andere kunnen de intracraniële druk verhogen, tenzij de patiënt zeer zorgvuldig wordt beademd.
Rond tien uur op de ochtend van de operatie begon Michelle Blackies grote dag met hem onderhuids midazolam in te spuiten. Net als valium en fenobarbital werkt het licht verdovend en zorgde het ervoor dat Blackie niet angstig zou worden voor het inbrengen van katheters in de bloedvaten – wat voor katten een traumatische ervaring kan zijn. Bij Blackie zouden het er twee worden: eentje in de slagader aan de binnenkant van zijn rechtervoorpoot, en een tweede in de slagader aan de binnenkant van zijn rechterdijbeen. Die hadden elk hun eigen bedoeling. Via de katheter in de voorpoot kon Michelle gemakkelijk intraveneus het eerste narcosemiddel toedienen. Het zou ook vloeistoffen en medicijnen bevatten die de intracraniële druk bij Blackie tijdens de operatie zou verlagen. De dijbeenslagader gaf de exacte bloeddruk en het koolzuurniveau in het bloed naar de hersenen aan. Bij hersenoperaties moeten die dingen precies kloppen. Vooral het koolzuurniveau moet dan een beetje lager dan normaal worden gehouden.
Maar Blackie zou ook op andere monitoren worden aangesloten. Een ervan was een knijpertje dat aan zijn tong zou worden geklemd, zoals je vaak genoeg in ER ziet doen. In feite is het hetzelfde instrument. Het schijnt een lichtje door de huid om te laten zien hoeveel zuurstof het bloed opneemt. Je moet ervoor zorgen dat het boven de negentig procent blijft. Een bloeddrukband vormde een extra beveiliging.
Wanneer hij via de katheter in zijn voorpoot eenmaal met alfaxalone onder narcose was gebracht, zou er een slang in zijn luchtpijp worden gebracht om hem buiten westen te houden. Daardoor zou isofluraan stromen, een narcosegas van honderd procent zuurstof. Aan die buis zou nog een andere monitor worden aangesloten die moest aangeven hoeveel koolzuur Blackie uitademde. Als Blackie eenmaal onder zeil was, zou hij kunstmatig worden beademd. Al die buizen en draden liepen naar de lichtbakken waarop puntjes en cijfers, bobbeltjes en knopjes in groen en oranje zouden oplichten die elk hun eigen betekenis hadden.
Met het onder narcose brengen van Blackie, het scheren van zijn kop en poten en het inbrengen van de dijbeenkatheter verstreek bijna een heel uur. Jason naaide Blackies ogen met een draadje door de oogleden dicht. Op die manier zou er geen druppeltje ontsmettingsmiddel in zijn ogen kunnen raken en zouden ze mooi vochtig blijven.
De hersenen zijn een uiterst merkwaardige substantie. Je kunt er hele stukken van kwijtraken zonder er ook maar iets van te merken. Maar diepgelegen regionen zijn van het grootste belang voor het functioneren van een dier. En voor zijn zintuigen. En rechts in het midden van de hersenen liggen de diepste holten die je je maar kunt voorstellen. Je zou ze kunnen zien als onderaardse grotten in een berg vol kennis en gevoel. De kat heeft net als de mens vier van die kamers. Dat zijn de ventrikels. De vloeistof die zij aanmaken en wegpompen voedt het zenuwstelsel. Het bestaat voor het grootste deel uit een zoute oplossing, vermengd met voedingsstoffen zoals proteïne en glucose, en sporenelementen zoals kalium. De grootste ventrikels, de lateralen, liggen naast elkaar. Die zijn lang en onregelmatig gevormd en staan in verbinding met het derde ventrikel, dat eronder ligt. Het is niet gemakkelijk de twee lateralen en het derde ventrikel te omschrijven, maar ze doen een beetje denken aan een op zijn kop liggende catamaran waarbij een logge kiel onder het water zit in plaats van omhoog te steken. Het vierde ventrikel ligt meer naar de achterkant van de hersenen, in de hersenstam, en is door een heel dun aquaductje met het derde ventrikel verbonden. Dat ventrikel is smal en langer, en is bevestigd aan een miniem tunneltje dat door het hele ruggenmerg loopt. De binnenkant van de ventrikels zijn afgezet met ependymen, dezelfde cellen waarmee de binnenkant van het ruggenmergkanaal is gevoerd. Tumoren die uit ependymen ontstaan zijn wel vaker weggenomen en nooit meer teruggekomen. Maar hersentumoren kunnen onvoorspelbaar zijn; de omschrijving ‘goedaardig’ en ‘kwaadaardig’ zegt soms niet veel.
Jason wist dat allemaal natuurlijk. Ondertussen hielp hij Michelle Blackie in de juiste houding voor de operatie vast te binden. Hij lag op zijn buikje, met een kussentje onder zijn kin. Onder hem lag een warmtematje, met daarop een vachtje. Het enige wat niet was afgedekt was de rechterkant van zijn schedel, waar geopereerd moest worden. Vlak bij de hoge roestvrijstalen operatietafel stond een barkruk met een bruine vinyl zitting. Daarop zou Michelle de komende uren zitten toekijken en haar best doen om Blackie in leven te houden. Bruce Christie zou Jason assisteren. Hij was een ervaren, gespecialiseerde chirurg die al jarenlang in Werribee en overzeese universiteitsklinieken had gewerkt. Hij was zelfs een van Jasons docenten geweest toen die zich in chirurgie was gaan specialiseren. Jason had inmiddels veel meer ervaring met het binnendringen van de hersenen dan Bruce. De assistent van Michelle was een anesthesielaborant die ervoor moest zorgen dat de apparaten hun werk bleven doen en die in geval van nood een handje kon helpen. Jason en Bruce werden bijgestaan door twee operatieverpleegkundigen, en de komende twee uren zouden studenten en andere stafleden in en uit lopen om het verloop van de operatie gade te slaan.
Het team, geboend en gekleed, leek klaar om elk medisch drama aan te pakken dat ’s werelds ziekenhuizen voor mensen hun wilden voorleggen. Hun haar en gezicht gingen geheel of gedeeltelijk schuil onder en achter lichtblauwe, dunne mutsen en maskers. De operatiekleding was net zo groen als de gordijnen. Ze trokken een paar rubberhandschoenen aan – soms zelfs twee paar tegelijk. Jason droeg gemakkelijke gympen; hij zou tijdens de hele operatie staan. Bruce, die uiteraard ouder was dan Jason, had een bril met vergrootglazen op, waardoor hij zo uit een tekenfilm leek gestapt. Jason had nog zulke goede ogen dat hij zoiets niet nodig had.
Precies om twaalf uur maakte Jason de eerste incisie vanaf de brug van Blackies neus naar de achterkant van de schedel. Met cauterisatie-forcepsen die sterke radiogolven uitzonden brandde hij de uiteinden van de bloedvaten dicht. Vervolgens schraapte hij de dunne laagjes vet en spierweefsel weg en legde het witte bot van de rechterkant van de schedel bloot. Hij pakte een pneumatische boor van glanzend roestvrij staal, die zo dik was als een bezemsteel, eenzelfde als door tandartsen wordt gebruikt. Ze draaien op hoge snelheid. Je kunt er, zoals Jason deed, een gatenboortje op bevestigen, waarmee hij heel voorzichtig en nauwkeurig een ovaal gat van vijf bij drie centimeter in het bot boorde. Daarna haalde hij het stukje bot weg. Meteen perste zich hersenweefsel naar buiten. De heuvels en dalen – gezegend met de fraaie namen gyrus en sulcus – van normale hersenen waren vanwege de zwelling bijna in een vlakte veranderd.
Jason koos een rudimentair heuveltje uit, een gyrus, en stak er heel langzaam een naald in die aan een plastic konisch buisje vastzat. Hij was hooguit 5 of 6 mm diep toen het ruggenmergvocht in het buisje begon te lopen. Hij zat in de ventrikels. Hij pakte een kleine scalpel, maakte een incisie van 4 mm en verving de naald door de endoscoop. Heel behoedzaam duwde hij die door de hersenen, waarbij hij eerst in het rechter laterale ventrikel drong en daarna in de derde. Hij en Bruce hielden een tv-monitor in het oog. Een kleurenscherm, dat spreekt haast vanzelf. Het beeld was vertroebeld omdat bloed zich met het hersenvocht mengde. Met behulp van de endoscoop begonnen ze de holte met een koele zoutoplossing te spoelen om zo een beter beeld te krijgen. Al snel begon zich een fantastische film af te spelen. Jason vergeleek het met wandelen op de maan. De sonde liet eerst de wanden van het ventrikel zien, en iets wat aan een zenuwvlechtwerk deed denken. Dat soort dingen zag je meestal alleen op de ontleedtafel. Hier waren het met bloed gevulde kanaaltjes. Levend weefsel. In situ, zoals vakmensen het in het Latijn noemen. Het was een pure ontdekkingsreis. Een nieuwe planeet. Michelle en Bruce keken vol verbazing toe.
‘Let op de tijd,’ waarschuwde Jason Michelle. ‘Geef me twintig minuten… niet meer.’ Het was nauwelijks een routineklus te noemen, en de leerboeken adviseerden op z’n hoogst een paar minuten met een sonde zo dik als een schroevendraaier in de hersenen te zitten. Jason en Bruce hielden de monitor in de gaten. Michelle staarde met tussenpozen naar het scherm, omdat ze haar eigen apparatuur ook in de gaten moest houden. Ze keek geboeid toe.
En toen vonden ze het. Een grote, rode massa, een bol, maar met een onregelmatig oppervlak, leek los in het ventrikel te zweven. Hij moest ergens aan de wanden of aan de bovenkant van de holte vastzitten, maar ze konden niet goed zien hoe omdat ze de endoscoop niet te veel konden bewegen. Jason was opgetogen. Hij haalde de endoscoop eruit en maakte een incisie van zo’n 2 cm over het boorgat. Toen ze eindelijk zover waren dat Bruce de zijkanten kon terugtrekken, was er een tunnel van ongeveer anderhalve centimeter in diameter ontstaan waardoor moest worden geopereerd. Het was doodstil, met uitzondering van af en toe wat medische termen. Helend Latijn.
Jason bracht snel een forceps in, waarna hij Jenny Charles belde, de patholoog. Ze wist al wat haar stond te wachten. Voor aanvang van de operatie had ze zelfs een nieuwe manier gevonden waarop een vers specimen snel microscopisch kon worden onderzocht. Ze zouden haar zo meteen iets brengen waarvan ze meteen de uitslag wilden weten. Bruce richtte de endoscoop zodanig dat het licht in de tunnel scheen. Met de forceps knipte Jason een stukje van de tumor af. Jenny nam het mee naar haar laboratorium dat een paar gangen verderop lag. Ze plette het, trok het uit elkaar, deed er druppeltjes kleurstof op en tuurde vervolgens door haar microscoop. Nog geen kwartier later verscheen ze weer in de OK. Het zag er goed uit, zei ze. Mensen die ziekten uit een speldenprik weefsel diagnosticeren, gaan van nature nogal nauwgezet te werk. Zij koos haar woorden dan ook uitermate zorgvuldig. Blackies tumor leek ‘het meest’ met een ependymoom overeen te komen.
Michelle, Jason en Bruce waren te druk bezig om haar een high five te geven, maar vanbinnen lachten ze. We gaan verder, zei Jason. Michelle hield haar uitdraaien in het oog – Blackies hersenen stonden inmiddels behoorlijk onder druk – en ze was heel optimistisch. Jason was dat in wat mindere mate. Ze hadden een massa gevonden die ze konden zien, het leek een ependymoom te zijn dat redelijk vrij lag van het omringende weefsel en niet was ingebed. Jason vond dat hij moest doorzetten.
Bij ieder bezoek aan de tandarts wordt je mond volgepropt met een la vol matstalen, dun, zeskantig gereedschap, dunner dan een pen en allemaal met een ander uiteinde. Er zijn minuscule spateltjes van hooguit 4 mm dikte. En er zijn haakjes die in schoteltjes eindigen. Weer andere hebben een speerpunt en dan zijn er nog de curettes die aan piepkleine ijslepels doen denken. Niets daarvan is scherp, en stuk voor stuk zijn ze teer. Dat was het gereedschap dat Jason in gebruik nam. Hij stak er enkele in de tunnel en de volgende drie kwartier was hij bezig zijn weg rond de tumor te vinden. In zijn poging het kwaadaardige weefsel van het gezonde te onderscheiden om het te kunnen wegnemen ging hij niet volgens een bepaald principe te werk.
Het begon behoorlijk te bloeden en Bruce en hij moesten onophoudelijk blijven spoelen en wegzuigen. Soms kon het goede weefsel ternauwernood van het kwaadaardige worden onderscheiden. Het normale hersenweefsel had maandenlang zo onder druk gestaan dat het op iets tussen pap en jam was gaan lijken. Ze moesten dus uitermate behoedzaam te werk gaan, zelfs met dat mini-instrumentarium. Bovendien was het verre van eenvoudig om onder in de tunnel te moeten opereren. De tumor was flink doorbloed en regelmatig barstten er haarvaatjes.
Eindelijk wist Jason hem los te krijgen. Met zijn forceps trok hij hem door de tunnel. Door het nauwe aquaduct spoot ruggenmergvocht van het vierde naar het derde ventrikel. Het gezwel had dat vrijwel zeker geblokkeerd, dacht hij. Hij legde het op een gaasje. Het had de omvang van een grote groene erwt, zag er wit uit, en deed een beetje aan een heel kleine hersenmassa denken. De gyrussen en sulcussen waren goed te zien. Had dit nu al die ellende veroorzaakt? Iets wat zo onbeduidend was? Kennelijk wel. Toegegeven, goed doorbloed en bungelend aan de bovenkant van het ventrikel zou het wel wat groter zijn geweest, maar toch!
Jason en Bruce bleven nog een paar minuten spoelen en wegzuigen in een poging enkele los rondzwervende kwaadaardige cellen weg te halen. Uiteindelijk zagen ze alleen nog normaal ogend hersenweefsel, ze haalden hun instrumenten eruit en begonnen Blackie dicht te maken. Ze waren heel tevreden over wat ze hadden gedaan. Aan de andere kant waren ze niet al te blij met de tijd die het had gekost om de tumor weg te halen. De randen van de incisie waren wat te zacht en Blackie kon er in de toekomst misschien nadelen van ondervinden in zijn pootjes of in het gevoel links – de tegenovergestelde kant. Maar dat was een geringe prijs voor je leven! Het had ook nogal flink gebloed, wat nooit zo best was. Er zouden bloedpropjes kunnen ontstaan, wat een attaque tot gevolg kon hebben. En ze hadden recht boven de thalamus en de hypothalamus geopereerd, kleine gebieden in de hersenen die zo’n groot deel van een dier controleren: de warmteregeling, het gevoel, de eetlust, de motorieke controle… Te veel eigenlijk. Er waren redenen genoeg om niet meer dan gematigd optimistisch te zijn. Meer konden ze niet zeggen. De operatie had twee uur en een kwartier geduurd.
Michelle had Blackie vrijwel meteen uit de narcose. Een uur na de operatie ademde hij alweer zelfstandig. Zijn koolzuurniveau was goed, zijn bloeddruk stabiel, en hij kreeg geen epileptische aanvallen, hetgeen op schade aan zijn zenuwstelsel zou hebben gewezen.
Ik was in het kantoor van een uitgever en een redacteur, waar de bureaus en de tafels bezaaid waren met boeken, manuscripten en foto’s, en zat met hen te praten, toen mijn mobieltje ging. Het was Sue. De operatie was goed verlopen. Jason wist zo goed als zeker dat hij de hele tumor had weten weg te nemen. Blackie herstelde zich uitermate snel. Ik was buiten mezelf van blijdschap. Vreemd genoeg had ik niet anders verwacht. Het was fantastisch om dat te horen, zei ik tegen haar, en ik bedankte haar en Jason en Michelle voor alles wat ze hadden gedaan. Jason zou me diezelfde avond nog bellen om me alles te vertellen.
Michelle maakte foto’s van Blackies herstel. (Ze had ook de operatie gefotografeerd.) Een paar uur na de operatie zakte Blackies kopje opzij en waren de pupillen ongelijk van omvang. Dat waren geen goede tekenen, want ze duidden op een abnormale hersenfunctie. Maar onder deze omstandigheden was dat te verwachten. Een tijdje later, nadat ze hem medicijnen hadden toegediend om de zwelling van de hersenen te doen afnemen, waren de pupillen min of meer identiek van omvang en hield hij zijn kopje weer rechtop. Achttien uur nadat Jason de wond had gedicht, lag Blackie met gekruiste voorpootjes op zijn buik. Hij hield zijn kopje hoog en recht, had zijn oortjes gespitst, en was kennelijk weer meester van zijn wereldje. Er lag een uitdrukking op zijn snuit, zo van: dachten jullie mij voor het lapje te kunnen houden? Je zag het gewoon aan zijn snoetje. Echt waar!