22. Verstaan wij Nederlands?

.

Dit boekje heet ‘Mooi kado’. Een ogenschijnlijk simpele titel - maar vergis u niet. Letterlijk betekent ‘Mooi kado’ dat het een mooi kado is. Als u er echter een scheut wrevelige ironie bijvoegt, keert u de betekenis om:

‘Mooi kado...’

Het ligt aan de toon waarop u het zegt. In de spreektaal kunt u met het woordje ‘mooi’ vele kanten op. Als uw instelling ten aanzien van dit geschenk niet al te negatief is, zegt u:

‘Dat krijg je toch maar mooi kado.’

Dan gebruikt u ‘mooi’ in dezelfde zin als:

‘Da's toch maar mooi meegenomen.’

Maar ik heb ook eens een man in een Amsterdamse kroeg horen zeggen:

‘En ik kreeg móói zes maanden gevangenisstraf.’

Nu kunnen u en ik deze nuances natuurlijk moeiteloos van elkaar onderscheiden. Niettemin herhaal ik de hierboven gestelde vraag: ‘Verstaan wij Nederlands?’

Laatst liep ik in zo'n oude, vervallen winkelstraat, waar Amsterdam Oost een smoezelig soort gezelligheid te bieden heeft, 's ochtends een kleine koffiebar binnen, die op een bordje achter het raam ‘Expresso’ beloofde. De smaak viel tegen. De man die het kopje voor me had volgeschonken, keek of de onderneming hem ook tegengevallen was. De eigentijdse inrichting van zijn zaak had er, kort geleden op de openingsdag, stellig leuk uitgezien. Maar er was erg goedkoop materiaal gebruikt, dat nu al kapot ging. Aan de muur hingen grote posters van popsterren en aan de bar zat een vertegenwoordiger van de generatie waarop de baas had gemikt, zonder te raken. Een dunne jongen van een jaar of zeventien in een net genoeg kapot spijkerpak. Hij keek dof in een dood pilsje. Zijn vader was het niet met hem eens. Na een tijdje kwam er net zo'n jongen binnen en zei:

‘Háie!’

‘Haie.’

Hij ging naast hem zitten. De baas schonk een pilsje zonder commentaar. Het was ook dood geboren. Zwijgen. Eindelijk vroeg de eerste jongen:

‘Lopen?’

‘Ja.’

‘Gepikt?’

‘Ja.’

‘Wie?’

‘Smerus.’

‘Opgevoerd?’

‘Sure.’

‘Hoeveel scheurde je?’

‘Negentig.’

De eerste jongen floot niet zonder waardering door zijn voortanden. Hij nam een slokje pils en vervolgde:

‘Kickstarter?’

‘En steppies.’

‘Vijfbak?’

‘Met 'n setje.’

‘En je poorten?’

‘Uitgevijld.’

‘Hogedrukknoppie?’

‘Sure.’

‘En je carburator?’

‘Negentien millimeter.’

‘KS-50?’

‘Ja - waaierkop. En waterkoeling.’

‘FS-één uitlaat?’

‘Nee, 'n expansie.’

‘Sure, dat ze je pikke.’

Het was allemaal Perzisch voor me. De eerste jongen dronk z'n bier uit en zei:

‘Mij te duur, zo'n Zündapp. Hoeveel was je voortandwieltje?’

‘Veertien.’

Weer floot de jongen door z'n voortanden.

‘Ja, dan scheur je negentig. Zag je die smerus niet staan?’

‘Nee, ze zaten achter een bolle brug.’

‘Moest je op de rolbank?’

‘Ja.’

‘Omzetknoppie?’

‘Daar trapten ze niet in.’

‘Slimme vogels.’

‘Ja - schroot.’

Verstaan wij Nederlands?

Toen ze weg waren bekeek ik de aantekeningen die ik tijdens het gesprek had gemaakt en vroeg aan de baas:

‘Waar hadden die jongens het eigenlijk over?’

‘Brommers,’ antwoordde de man op verveelde toon. ‘Met een gewone brommer kun je vijftig rijden. Maar dat vinden die jongens niet hard genoeg. Daarom knoeien ze er net zolang aan tot ze tachtig of negentig halen. En veel meer herrie maken. Maar de politie zet die opgevoerde brommers tegenwoordig op een rolbank en die agenten zijn ook technische specialisten, dus die laten zich niet bedonderen door omzetknoppies en zo. Die nemen zo'n ding in beslag. Dan wordt het schroot. Maar over een paar weken heeft zo'n jongen er weer net zo een. Nee meneer, tegen snelheid en herrie is geen kruid gewassen.’

Daar zijn we dan móói klaar mee.