Mayerling
Mayerling is een gehucht, dat in een dal van het Wienerwald
ligt, als een duiveëi in een adelaarsnest. Uit Wenen rijden ze er
de vreemdelingen met autobussen vol naar toe, want in het
jachthuis, dat de kern van het plaatje vormt, heeft, zoals u weet,
een der meest spectaculaire zelfmoorden uit de geschiedenis
plaatsgevonden. Kroonprins Ru-dolf, de mooie zoon van keizer Franz
Jozef, een melancholicus, die leed onder een slecht huwelijk,
drankzucht en diepgaande politieke meningsverschillen met zijn
vader, ging er samen met zijn maîtresse, de lieftallige barones
Vetsera, vrijwillig de dood in. Het was nacht toen de schoten
vielen. Het bed, waar deze hooggeplaatste romance zo tragisch
eindigde, was sindsdien pièce de milieu van vele boeken en films en
het met bloed bevlekt doelwit van een uitstapje, dat elke toerist
in Wenen maakt.
'Daar ligt Mayerling, ' zegt de gids, als de autobus op de heuvel
staat. 'In dat grote huis met dat torentje is het gebeurd. Nooit
kon met zekerheid worden vastgesteld of het moord of zelfmoord was.
'
Uit het internationaal gezelschap stijgt een oppositioneel gemompel
op.
De gids schenkt ons een begrijpende glimlach en, voegt er op de
milde toon van een vader, die kinderen hun zin geeft, aan toe: 'De
keizer geloofde aan zelfmoord. Maar over het gebeurde ligt een
sluier. '
Natuurlijk want Rudolf ligt in de kapucijnenkerk. Zijn baronesje
werd een uur buiten Wenen, in een dorp, tussen boeren en boerinnen
aan de aarde toevertrouwd.
'Als we nu uitstappen, zullen we ons te voet naar het jachthuis
begeven, ' zegt de gids. 'Maar één ding — de slaapkamer kunt u niet
bezichtigen. '
'Why not?' roept een Amerikaanse dame verongelijkt. Ik denk dat ze
er speciaal voor overgekomen is.
'De slaapkamer is er niet meer, ' antwoordt de gids geduldig.
Want de keizer heeft het huis, na het drama, geschonken aan de
karmelietessen, een zeer strenge vrouwenorde, die hij opdroeg veel
voor de ziel van zijn arme Rudolf te bidden. De katholieken doen
zelden half werk. Aan de zijkant, waar zich het slaapvertrek
bevond, heeft men een enorme hap uit het gebouw genomen. In het
vrijgekomen stuk werd een kerkje geschoven, zorgvuldig zó
geconstrueerd, dat het hoogaltaarprecies op de plaats is komen te
staan, waar de zonde werd begaan.
'Alleen deze kapel mogen wij bezichtigen, ' zegt de gids. 'In de
rest van het huis wonen de zusters, die geen enkel contact met de
buitenwereld mogen onderhouden, nooit spreken, nooit uitgaan, ja
zelfs de diensten alleen maar achter een tralievenster mogen
bijwonen. '
We gaan binnen en stuiten op een rijk versierd hek, dat dicht is.
De gids rammelt eraan. In de kerk verschijnt nu een klein
dienstbode-achtig wijfje met een oranje pullover aan, maakt een
routineknicks voor het altaar en komt naderbij. Achter de tralies
zegt ze tegen de gids: 'De mensen mogen er wel in. Maar ik moet het
uitleggen. '
'Maar wat een onzin... ' begint de man.
'De moeder-overste heeft het bevolen, ' zegt ze streng.
Er wordt schouderophalend berust en het hek gaat open.
'De kamer, waar de tragedie zich heeft afgespeeld, bestaat niet
meer, ' heft het vrouwtje aan.
'Héb ik al verteld, 'interrumpeert de gids landerig.
De oude is even uit het veld geslagen. Dan springt ze over alle
inleidingen heen meteen in de kern van de affaire, wijst met een
priemend vingertje naar de top van het altaar en kraait
triomfantelijk: 'Daar was het bed!'
En ten gerieve van andere nationaliteiten: 'Thie Bed! Le lit!'
Ze laat haar arm weer zakken en vervolgt zakelijk: 'Voor vijf
Schilling kunt u een brochure over het gebeurde bij mij kopen, die
wij hier zelf hebben gemaakt. De orde is arm... '
Terwijl we er allemaal gretig een kopen — Gnade über Mayerling heet
het werkje — zegt ze nog: 'De glas-in-loodramen zijn een geschenk
van Rudolfs vrienden. ' Dat waren de uitbundige jongens, met wie
hij, drie jaar lang, het ene feest na het andere vierde in dezelfde
vertrekken waar nu de nonnen de nagalm van die gelagen lopen weg te
zwijgen.
'Mogen ze er nu nooit eens uit?' vraagt een lief Frans meisje, als
we terug zijn in de bus.
'Tja, ze mógen natuurlijk wel, ' zegt de gids. 'De staat zal ze
niet straffen. Ze worden alleen geëxcommuniceerd. '
'Tóch zou ik er niet inblijven, ' zegt het meisje huiverend.
Je hoeft haar maar aan te kijken om te zien dat ze er zelfs nooit
in zou gaan.
'De berg, die u daar in de verte ziet... ' begint de gids. Hij
stokt, kijkt de bus rond en vraagt: 'Zijn hier Zwitsers?'
Er blijkt er niet één aan boord.
'Die berg is 2000 meter hoog, ' besluit hij nu.
En naast mij plaatsnemend zegt hij ernstig: 'Als er Zwitsers bij
zijn, maak ik 'm altijd wat hoger. Want die mensen kijken altijd zo
van: poeh, wat is nou 2000 meter... '