-14-

Daniël Stewart is een man die er op het eerste gezicht heel jong uitziet. Het eerste wat je van hem denkt is hoe jong hij is, een jongen nog maar. Dit komt doordat hij mager is, met een rechte rug, en zijn haar lang draagt en geen kale plek op zijn kruin vertoont. Helen heeft een theorie dat vrouwen zich om het beste effect te bereiken - en mannen ook, voor zover ik weet - tien jaar jonger moeten kleden dan ze zijn, niet meer en niet minder. Stewart kleedt zich twintig jaar jonger dan hij is en het is te veel, het grenst aan het absurde. Na een tijdje word je je nadrukkelijk bewust van de lijnen op zijn gezicht, zo pijnlijk zichtbaar wanneer hij glimlacht, en het grijs in zijn haar waarop de kleurspoeling niet zo goed gepakt heeft als op de rest - koperkleurige draden, om precies te zijn, tussen het bruin. Maar dit alles terzijde. Hij is aardig, een beetje uitsloverig, intelligent. Hij zit in mijn salon met een hele stapel boeken over zwammen om zich heen verspreid en we wachten tot Helen komt. Hij heeft haar natuurlijk al eens ontmoet. Ik luister met een half oor naar hem en met de andere helft of ik het dieselgeronk hoor van de taxi die haar zal komen brengen.

'Ik zou dit graag precies willen weten,' zegt hij. 'Was het vergif dat Vera Hillyard gebruikte hetzelfde als dat waar de oude vrouw die ze dood in het huisje vond door gestorven was?’

‘Mevrouw Hislop,' deel ik hem mee. 'Vraagt u dat aan mij? Ik weet niet eens dat ze aan een vergiftiging was overleden. Ik weet wel dat ze zwammen voor zichzelf placht klaar te maken - wat ik paddestoelen zou noemen.'

'De uitslag van het onderzoek was "natuurlijke oorzaak". Op de verklaring van doodsoorzaak stond myocardinfarct, wat een soort hartaanval is. Met andere woorden, ze stierf aan een hartstilstand, waar we dus allemaal aan doodgaan. Bij de lijkschouwing werd een aanzienlijke nierbeschadiging gevonden, maar daar werd niets over opgemerkt. Per slot van rekening was mevrouw Hislop bijna tachtig. In het huisje stond een mand met rauwe zwammen en in een steelpan een soort stoofpot van zwammen. Ze werden allebei onderzocht en de zwammen bleken ongevaarlijk.'

Ik vroeg hem of er bij de lijkschouwing giftige zwammen in mevrouw Hislops lichaam waren aangetroffen. Ik dacht dat ik voor dit soort dingen geen belangstelling had - ik lees bijvoorbeeld nooit detectiveverhalen - maar onder het praten ontdek ik dat het me wel interesseert.

'Nee, niets, vandaar de uitspraak. Maar er werd bij het onderzoek veel over giftige zwammen gepraat, hoofdzakelijk, denk ik, omdat men wist dat mevrouw Hislop ermee knoeide. Vera Hillyard getuigde ook bij dat onderzoek, uiteraard. Maar dat wist u.'

'Nee, dat wist ik niet,' zeg ik en ik ben zeer verrast. Dit, omdat ik me herinner dat Vera me wel vertelde hoe ze mevrouw Hislop gevonden had, maar niet dat ze bij het onderzoek was. En toch moest dit beslist een diepe en blijvende indruk op haar gemaakt hebben, beschermd opgegroeide veertienjarige die ze was. De implicaties van het feit dat ze het me niet verteld heeft ontgaan me niet. Bij dat onderzoek zou ze al het gepraat over zwammen en paddestoelen gehoord hebben. Ze zou het opgeslagen hebben om er later rustig over na te denken.

'Ondanks die uitspraak,' zegt hij, 'ben ik er zeker van dat mevrouw Hislop aan een paddestoelenvergiftiging gestorven is en dat het vergif dat ze gebruikte hetzelfde was dat Vera Hillyard bijna dertig jaar later gebruikt heeft. Niemand weet werkelijk wat het was en nu zal niemand het ooit nog weten. Je kunt alleen maar van de symptomen uitgaan en daar een theorie uit opbouwen, oftewel gebruik maken van wat we wél weten en op grond daarvan intelligente gissingen doen.'

'Net als met de oren van keizer Hadrianus,' zeg ik. Daarbij kan hij me niet volgen. 'Ik vraag me af of het een vergif met de naam orellanine is geweest dat het 'm gedaan heeft. Dat wordt aangetroffen in de cortinariussoorten, de gordijnzwammen. De cortinarius is lang als onschadelijk beschouwd en pas in 1962 zijn de eigenschappen van de Cortinarius orellanus door een Pool die Grzymala...

'Mevrouw Hislop had de gewoonte regelmatig vreemde zwammen te eten,' zeg ik. 'U zegt dat er bij de lijkschouwing nierbeschadigingen gevonden zijn. Vera vertelde me dat ze, toen ze haar vond er "helemaal opgezwollen" uitzag. Het kon inderdaad wel maanden later zijn gebeurd nadat ze die, hoe noemt u het, orellanus, gegeten had.' Ik pak zijn veldgids voor paddestoelen en andere zwammen op, lees het betreffende gedeelte en zie onmiddellijk tegenargumenten.

'Ja maar, kijk hier eens, hier staat dat de orellanus in Groot Brittannië nauwelijks of helemaal niet voorkomt. Vera is niet naar Polen gegaan om zwammen te zoeken. En die andere, Cortinarius turmalis, komt hier ook zelden of nooit voor.’

‘Dat weet ik,' zegt Stewart. 'Dat heb ik niet over het hoofd gezien. Maar de purperkleurende gordijnzwam dan, die niet eens in dit boek staat? Hier staat hij wel in.' Hij overhandigt me een dun, plat boekje, uitgegeven door het toenmalig ministerie van Landbouw en Visserij, zo'n tien jaar voor Vera aan haar vergiftigingsactiviteiten begon. 'Cortinarius purpurascens,' zegt hij. 'Schijnt vrij veel voor te komen. Er staat dat hij onder de eetbare paddestoelen is opgenomen, maar dat woord wordt alleen maar gebruikt in de zin dat hij wel eens gegeten is zonder dat er nadelige gevolgen optraden.'

Dit boek, een tweede ervan bedoel ik, heb ik al eens gezien. Hoewel ik weet dat Vera een moordenares was, hoewel ik weet dat ze het voor ze naar het mes greep met vergif geprobeerd heeft, heb ik niettemin die eigenaardige gewaarwording die ze 'het overslaan van het hart' noemen. Het boekje (met de titel Bulletin No. 23, Eetbare en Giftige Zwammen) is plat en donkergroen met een plaatje op de omslag van de gele hanekam, zoals men die op markten in Frankrijk te koop ziet liggen. De verschijningsdatum was 1940, de prijs een halve crown. In het tekstje naast de aquarel van de purperkleurende gordijnzwam wordt in een noot uitgelegd dat de soort zelfs door deskundigen moeilijk te herkennen is en gewaarschuwd dat experimenten niet aan te raden zijn. Maar niets over orellanine, en net als ik dit tegen Stewart wil opmerken, schiet me te binnen wat hij tegen me gezegd heeft, dat de eigenschappen daarvan pas tweeëntwintig jaar na publikatie van het Bulletin No. 23 ontdekt zijn.

'Hij behoort tot de cortinariusfamilie,' zegt hij tegen me, 'en bevat daarom hoogstwaarschijnlijk het nierbeschadigende orellanine.'

Ik staar op het plaatje neer en herinner me glashelder paarse paddestoelen in de bossen bij Sindon gezien te hebben. Ik was er altijd in de nazomer, niet? Lange tijd was ik er alleen in de nazomer of vroeg in de herfst. Anne en ik zwierven dan dikwijls door het bos. Het was dicht bij de zandbank, waar de rivier doorwaadbaar was en er een houten bruggetje overheen voerde, daar waar Vera eens met haar schoolvriendinnetje had zitten babbelen en Kathleen March uit haar kinderwagen geroofd was, daar had ik de cortinarius zien staan, in groepjes bijeen door de bladaarde heen groeiend, dadelbruin met iets van olijf (zoals het in het boekje staat), kleverig en ondoorschijnend, breed uitwaaierend en getekend met een verhoogde, diep-violette rand, de steel vezelig en bleek, de plaatjes blauwachtig, dan weer kaneelkleurig, violet wanneer ze gekneusd werden, breed en dicht opeen staand, het vlees azuurblauw.

Op dit punt komt Helen binnen en wat ben ik daar blij om! De onpasselijkheid van het herinneren van oude, boze dingen stijgt al op in mijn keel. Ze omhelst mij en geeft Stewart een hand. 'Ik heb mijn valium bij me, meneer Stewart, dus kunt u me misschien waarschuwen als u over u-weet-wel-wat wilt praten, dan kan ik er op tijd eentje innemen.'

Stewart vraagt haar alleen om hem Goodney Hall te beschrijven. De mensen die er nu wonen willen hem niet toestaan het te bekijken. Dat zal haar toch niet van streek maken? Ze schudt haar hoofd. De breedgerande hoed die ze draagt, heeft de warme bruinviolette tint van de purperkleurende gordijnzwam, met een tegenrand van donker lila, en ik ben blij wanneer ze hem afzet en haar kleine, witte, pluizige hoofd ontbloot.

'Ik neem geen valium, maar misschien zouden we onze sherry een tikje aan de vroege kant kunnen drinken, lieverd?' In wildere ogenblikken heb ik wel eens gedacht getrouwd te zijn om Helen als schoonmoeder te kunnen hebben. Of was dat niet de reden maar slechts het éne prettige gevolg? Vast en zeker ben ik wél getrouwd omdat ik, jong, onwetend en onervaren als ik was, bang was dat als ik niet binnen de familie trouwde niemand buiten de familie me zou willen nemen. Niemand buiten de familie zou willen trouwen met het nichtje van een vrouw die opgehangen was.

Helen kan zich iets van vijfendertig jaar geleden beter te binnen brengen dan ik. Ik herinner me Edens salon als roze en groen, het hele huis als roze en groen, maar Helen herinnert zich karmozijnrode en gele tinten. Ze herinnert zich dat het behang van Arthur Rackham op de kinderkamermuren vervangen was door een effen donkerblauw, wat het koud in de kamer deed lijken, zelfs in de zomer of zelfs wanneer er een vuur in de haard brandde. En ze herinnert zich de naam van Jamie's kindermeisje: June Poole. Ik sta verbluft dat ik die vergeten was, want was Grace Poole niet de verpleegster en oppaster van Rochesters vrouw? Dat was een heel andere situatie, natuurlijk, Jamie was niet gestoord, noch van het vrouwelijke geslacht of een geheim, hoewel hij wel een tijdje een gevangene was, en in dit drama was geen rol voor een Jane Eyre weggelegd.

June Poole was een meisje uit het dorp, uit Goodney Parva, en de reden waarom ze bevoegd geacht werd om als Jamie's kindermeisje te fungeren, geen slechte reden misschien, was dat ze de oudste van zeven broertjes en zusjes was. Ze had geen ander leven dan dat van kinderverzorgster gekend. Of ze het leuk gevonden had, was iets anders. Vond ze Jamie zelfs maar een leuk kind? Maar daar zegt Helen niets over. Ik weet dat het voor haar uiterst pijnlijk is om over Jamie als kind van vier en vijf te praten. Ik heb haar haar sherry gegeven en ze heeft het over de rododendrontuin op Goodney Hall, beroemd in het hele graafschap en die lente door Eden voor het publiek opengesteld, wanneer mijn man binnenkomt.

Ik vind het heerlijk om te zien hoe verheugd ze zijn elkaar te treffen, en elkaar kussen en op hun gemak met elkaar zijn alsof het de meest natuurlijke zaak ter wereld is. Toch ben ik er nooit helemaal aan gewend geraakt. Ik geloof niet dat hij Stewart mag en het idee van Stewarts boek bevalt hem zeer zeker niet. 'Ik hoop dat u de wetsbepalingen betreffende laster goed in gedachten houdt, meneer Stewart,' zegt hij met een knipoog naar mij achter de rug van de oude jonge man om. In deze periode werden de gebeurtenissen beheerst door ziekten. Eerst was Vera ziek, toen Jamie, en tenslotte Eden. Wat Jamie's ziekte nu precies was, heb ik nooit geweten. Kroep misschien, hoewel hij daar wel oud voor was, bronchitis, pleuritis, ik weet het niet. Maar deze ziekte werd opgegeven als reden om hem niet naar Sindon terug te laten gaan. Vera's brief aan mijn vader, gedateerd 30 maart 1949, is er nog.

'...Eden is zo vriendelijk geweest me uit te nodigen om een paar weken bij hen op Goodney Hall te komen logeren. Tony stuurt morgen een van de wagens om me op te halen...' Arme Vera! Zelfs in haar diepste angst vergat ze haar snobisme niet - in dit geval snobisme uit de tweede hand. 'Jamie is er nu al bijna drie maanden; hij mag nog niet vervoerd worden sinds de ernstige kou met complicaties die hij half februari gehad heeft. Ik mis hem verschrikkelijk, zoals je je wel voor kunt stellen, maar heb moeten aanvaarden wat, naar ik weet, het beste voor hem is. Er is tijdens het heel koude weer zeer zeker geen sprake van geweest dat ze hem konden vervoeren of mee uit nemen, enzovoort. Eden is de hartelijkheid zelve geweest, hoewel ik weet dat je het met mij eens zult zijn dat een andere opstelling van haar ons verbaasd zou hebben. Ze heeft hem met alle mogelijke zorgen omringd en me dagelijks nauwkeurig op de hoogte gehouden van zijn toestand. Het zal fijn zijn een tijdje onder hetzelfde dak met hem te verkeren. We zullen elkaar helemaal opnieuw moeten leren kennen! Tegen de tijd dat die twee weken om zijn, zou hij weer voldoende opgeknapt moeten zijn om met mij mee terug naar Laurel Cottage te gaan...'

Deze regels zijn een meesterwerk in hun soort wat het verbergen van ware feiten en ware gevoelens aangaat. Ze zijn misschien tevens een poging de Voorzienigheid om te kopen of de Furiën te verzoenen. Als ik me dapper houd, als ik doe alsof alles in orde is, dan zal alles ook in orde komen. Maar toch weet ik, Faith, zo weinig en er is niemand in leven die méér weet. Hadden Vera en Eden bijvoorbeeld op dat moment de kwestie van Jamie's toekomst al besproken? Of anders wel die van Jamie's verleden? Had Eden een duidelijke beginselverklaring tegen Vera uitgesproken? Of was die arme Vera - en dit lijkt me het meest waarschijnlijk -al die maanden in spanning gelaten, zonder iets meer af te weten van deze kant van de zaak dan ze die sneeuwrijke dag in februari tegen ons had laten blijken, niet meer dan ze mijn vader in die brief schreef, maar doodsbang dat het ergste gebeuren zou? Ik denk in het licht van Chad Hamners verklaring en mijn eigen herinneringen dat ze vanaf Edens trouwdag geweten heeft dat ze iets te vrezen had, misschien al eerder, vanaf de bekendmaking van haar verloving. Haar angst werd concreet, reëel, geen hersenschim, toen Eden de miskraam kreeg.

Sindsdien heb ik mij dikwijls afgevraagd wat de beide zusters tijdens die twee weken tegen elkaar zeiden wanneer ze samen alleen waren. Tony ging minstens drie keer per week met de trein van Colchester naar Londen. Zonder twijfel kwamen Edens vriendinnen wel op bezoek, mevrouw King zou in- en uitgelopen zijn en June Poole ook. Wanneer ze een wandeling maakten of in de tuin waren en ook bij de maaltijden zou Jamie bij hen zijn. Maar dan de lange uren dat ze alleen waren, alleen met hun tweeën? Bespraken ze de zaak uitvoerig, probeerden ze tot een compromis te komen, een gedeelde toekomst, een gemeenschappelijk leven te scheppen? Of hield Eden het been stijf en pleitte en smeekte Vera? Bespraken ze ooit de identiteit van Jamie's vader? Hen kennend, deze beide zusters, neig ik ertoe te geloven dat ze over niets van dit alles ooit openhartig zijn geweest. Ze zeiden nooit wat ze voelden of van plan waren te doen, maar spraken altijd in halftinten, in halve waarheden, zodat Eden nog steeds aan het voorwendsel zal hebben vastgehouden dat Jamie 'teer' was, 'niet sterk', en Vera doodsbang zal zijn geweest haar tegen zich in het harnas te jagen. Hebben ze herinneringen aan het verleden opgehaald? Dat zal beslist te pijnlijk zijn geweest. Het was toen niet voor hen weggelegd om terug te kijken naar het verre verleden, waarin Vera het leven van de kleine Eden had gered, haar eigen zoon had afgewezen om een moeder voor Eden te zijn, bitter had geschreid toen de oorlog Eden van haar weghaalde, die dagen waarin ze elkaar innig hadden liefgehad - in het verre.

-

Die zomer ging ik voor een gedeelte van de grote vakantie met Andrew naar Walbrooks. Ik ben uiteraard met hem getrouwd. Niet toen, pas een jaar en nog langer later, toen we ons afstuderen achter de rug hadden, hij met zijn goede en ik met mijn teleurstellende matige cijfers. Toen waren we niet eens verloofd. Ik ben enkele maanden verliefd op hem geweest, maar aangezien ik geen Desdemona was, kon ik hem niet liefhebben om de gevaren die hij had doorstaan. De gevaren die hij had doorstaan begonnen me de keel uit te hangen en ik begon er tegenop te zien ooit nog de woorden 'Slag om Engeland' te horen. Als Vera niet wegens moord was opgehangen, zou ik Helens zoon zo elegant als ik kon hebben laten vallen en gehoopt hebben dat we opnieuw niet meer dan nicht en neef zouden worden.

Maar dit is Vera's verhaal, niet het mijne. Wat was ik toen, of op welk tijdstip ook, méér dan een figuur in een van Vera's dromen? Een mogelijke bondgenote tegen Eden? Wat was wie dan ook anders voor haar dan dat?

Ze had het grootste deel van die zomer op Goodney Hall doorgebracht, waarbij ze soms voor een week of enkele dagen naar Laurel Cottage was teruggegaan, maar Jamie was nooit met haar meegegaan. Nu was hij vijf, hij was in mei vijf geworden, en de kwestie van zijn schoolgang was aan de orde gekomen. Natuurlijk werd als vanzelfsprekend aangenomen dat hij naar de dorpsschool van Sindon zou gaan en dat hij daar vermoedelijk op zou blijven tot zijn elfde. Vera zou met Jamie niet doen wat met Francis wel gedaan was. Haar dierbare Jamie zou niet van haar gescheiden en naar kostschool gestuurd worden. En evenmin leek het ons allen waarschijnlijk dat Gerald zich ermee zou bemoeien. Het zou Vera's en alleen Vera's beslissing zijn. Ik denk niet dat iemand van ons nog geloofde - hoewel we het er onder elkaar nooit over hadden - dat Gerald Jamie's vader was. Jamie moest een vader gehad hebben en Chad was het niet, dus had Vera een andere minnaar gehad. Mijn eigen zienswijze, die ik zelfs tegen Andrew nooit onder woorden bracht, was dat een of andere vroeger vriendje van Vera, iemand die ze vóór Gerald gekend had, met verlof naar Engeland teruggekomen was, dat ze elkaar bij toeval ontmoet hadden, en frustratie en nostalgie en misschien een fles wijn van onder de toonbank de rest hadden gedaan. Het klonk niet als iets wat Vera zou doen, maar iemands seksleven klinkt zelden als dat wat je van hem zou verwachten. Vera vroeg Andrew en mij haar te helpen Jamie te ontvoeren. We waren in de oude Mercedes naar Bury St Edmunds geweest, alleen wij tweeën, en reden op de terugweg bij Sudbury Essex binnen over de Stour en gingen ook even in Great Sindon langs. Het kan op die dag geweest zijn dat ik, toen ik bij de zandbank het bos van Sindon binnenwandelde om denneappels voor Helens open haard in de salon te rapen de purperkleurende gordijnzwam uit de bladaarde omhoog zag groeien. Volgens Daniël Stewarts boek groeit de Cortinarius purpurascens in juli en augustus in ieder geval overal, en toen was het juli. Of misschien is het een andere dag, jaren tevoren, geweest toen Anne Cambus en ik door Sindon Wood zwierven, of zelfs jaren later, toen ik er alleen heen ging.

Ik vind het geen prettige gedachte dat, als we op Vera's verzoek waren ingegaan, er misschien nooit een moord gepleegd was. Dat zou trouwens toch niet waar zijn. Alleen als we hadden toegestemd en in onze poging geslaagd waren, had die specifieke ramp vermeden kunnen zijn. En we weten door de latere gebeurtenissen dat we niet in onze poging geslaagd zouden zijn. Vera verwachtte ons niet. We kwamen puur bij toeval langs. Ik was er helemaal voor om door te rijden en het weggetje waar Laurel Cottage aan ligt, links te laten liggen, maar Andrew zei dat het geen goede indruk zou maken als iemand in het dorp ons zag en het aan Vera doorvertelde. Hij was altijd erg bezorgd om de uiterlijke schijn.

Josie Cambus was bij haar. Misschien heb ik die dag voor het eerst van de zoon gehoord die Josie uit haar vorig huwelijk had, want toen we aankwamen had ze over deze zoon zitten praten en over het feit dat hij rechten studeerde. Vera was nog net zo mager als de laatste keer dat we haar gezien hadden en even sterk verouderd. Maar ze scheen haar taaie gezondheid herwonnen te hebben. Al de tijd dat we er waren, kon ze geen seconde stil blijven zitten, maar plukten haar handen voortdurend aan de biesjes langs de armleuningen van haar stoel, en een of twee keer leunde ze met dat vreemde gebaar voorover, haar handen stijf ineendrukkend als probeerde ze ze in elkaar te boren, met vertrokken gezicht.

-

Ongeveer vijf minuten nadat we binnengekomen waren, ging Josie weg.

Vera zei: 'Zijn jullie met een auto gekomen?' alsof je nog op enige andere manier midden op de middag naar Sindon kon komen, wanneer de bus die rond lunchtijd ging al twee uur tevoren vertrokken was en de bus die met theetijd kwam, pas om vijf uur komen zou.

Ze ging naar het raam, als trok ze ons antwoord in twijfel, en keek peinzend naar de Mercedes die tegen haar heg van fuchsia's geparkeerd stond. Ze knikte. Vera bood een meelijwekkende aanblik, op haar tweeënveertigste - uitgeteerd, schonkig, tien jaar ouder om te zien. Hoewel leeg, bewoog haar mond als die van een kauwgomkauwer.

Plotseling begon ze te praten, niet naar aanleiding van iets voorafgaands, maar toch alsof dit alleen maar de voortzetting was van een conversatie die ze al weken voerde. En in zekere zin was het dat ook, want later hoorde ik dat ze een soortgelijk beroep gedaan had op Josie, op de Morrells, en zelfs op Helen, hoewel Helen er tegen ons niets van gezegd had.

'Als we er nu heen gingen,' zei Vera, 'zou Tony niet thuis zijn. Dat weet ik heel zeker. En het is June's vrije middag. Ik heb er zo vaak gelogeerd dat ik precies de bijzonderheden van die huishouding ken. Alleen mevrouw King zou bij Eden zijn en mevrouw King is niet erg sterk, ze moet op zijn minst zestig zijn. We zouden het gemakkelijk voor elkaar krijgen. Ik zou het alléén voor elkaar krijgen als jullie Eden aan de praat hielden. Het zou beslist van een leien dakje gaan.'

Mensen met een obsessie zijn met hun gedachten zo uitsluitend en alleen daarmee bezig dat ze ervan uitgaan dat anderen vanzelf en zonder inleiding weten waar ze het over hebben. Zo was het met Vera ook. Het komt me vreemd voor dat ik niet het flauwste idee had wat ze bedoelde en Andrew ook niet.

'Jamie ophalen, natuurlijk,' zei Vera. Ze klonk ongeduldig. 'Hem naar huis halen. Hem met geweld daar weghalen, 't Is de enige manier.'

We dachten allebei, zo ontdekten we later, dat Vera gek geworden was. Andrew zei: 'Wil hij niet naar huis, Vera? Is dat het?' Hij sprak op zachtmoedige, behoedzame toon. 'Natuurlijk wil hij wel naar huis. Hij is nog maar vijf, nietwaar? Wat weet hij nu? Eden is degene die hem niet wil laten gaan. Dat weet iedereen. Eden wil hem houden, omdat ze zelf geen kinderen kan krijgen.'

'Ho 's even, Vera. Hoor nou eens.' Andrew klonk even ontzet als ik me voelde. 'Dat kan niet waar zijn. Je bent een beetje overspannen, niet? Je ziet er niet goed uit. Maar je moet niet overdrijven. Heeft Eden druk op je uitgeoefend om haar Jamie te laten adopteren? Is dat het?’

‘Druk!' zei Vera. Ze stootte een eng kelig lachje uit en ging handenwringend op het puntje van haar stoel zitten. 'Want je hoeft alleen maar te weigeren. Ze kunnen hem niet van je afpakken. Dat is wettelijk onmogelijk. Dat weet je toch zeker wel?' Ze maakte een ongeduldig, tamelijk heftig heen en weer schuddend gebaar met haar hoofd. 'Jullie hebben de auto en jullie zijn met zijn tweeën en jullie zijn jong en sterk. Jullie zouden Eden aan kunnen. Jij zou mevrouw King in haar kamer op kunnen sluiten en Faith zou Eden aan de praat kunnen houden, terwijl ik Jamie uit de kinderkamer haal en als Eden het ziet voor we weg zijn zou jij Eden vast kunnen houden terwijl Faith en ik er vandoor zouden gaan.’

‘Ik kan niet rijden,' zei ik.

Andrew wierp me een woedende blik toe. Het zal ook wel geklonken hebben alsof ik serieus inging op wat ze zei. 'Hoor eens, Vera,' zei hij. 'Ik denk dat je eens met je dokter zou moeten praten. Iets voor je zenuwen vragen.' De mensen praatten toen nog over zenuwen en niet over neuroses. 'Ga lekker rustig liggen en denk erover na. Wanneer je wilt dat Jamie thuis komt, halen we hem voor je. Goed? Wanneer je maar wilt - je zegt het maar.' Dat vond ik geweldig van hem. Hij trad krachtig op, zo krachtig als ik dacht dat hij altijd was. 'Maar we moeten het wel met open vizier doen,' zei hij. 'Eden de wacht aanzeggen en voet bij stuk houden. Maar we moeten ook beschaafd blijven, niet?' Ze schonk hem een blik vol onuitsprekelijke geringschatting toe. 'Waarom wil niemand me helpen?'

'Je hebt geen hulp nódig, Vera. Of niet in dat opzicht. Je hebt hulp van een dokter nodig, als je het mij vraagt.'

'Ik vraag het je niet. Het enige wat ik van je vraag, wil je niet doen.'

We hadden geen van beiden het gevoel dat we haar in die toestand achter mochten laten, hoewel ik denk dat we allebei een ontzaglijke weerzin tegen de hele zaak begonnen te voelen. We dachten dat we het helemaal begrepen, ziet u, we dachten dat we alles van de druk en de weerstand begrepen. We stelden voor dat ze met ons mee ging naar Walbrooks en Helen en een paar dagen bleef logeren en misschien eens met Helens arts ging praten. Ze wou er niet van horen. Als ze ergens naar toe ging, zou het terug naar Eden zijn om bij Jamie te zijn.

'Maar wil Eden hem echt adopteren?' vroeg ik Helen die avond. 'Het lijkt er wel op, lieverd. Ze kan geen baby krijgen, ze zal nooit kinderen van zichzelf hebben. En ze heeft schijnbaar de afgelopen drie maanden erg hard haar best gedaan om Vera over te halen haar hem officieel te laten adopteren. Dat heeft ze me zelf verteld. Dat ze hem met geweld van Vera weg zou houden, dat is natuurlijk allemaal onzin.'

'Is het dat wel? Wat gebeurt er precies als Vera zegt dat ze hem nu wil hebben en hem op komt halen? Ze heeft geen auto. Ik bedoel, zou Eden hem letterlijk vasthouden? Zou ze hem i.n de kinderkamer opsluiten? Zouden Tony en June Poole haar helpen?’

‘Ik kan wel horen dat Vera met je gepraat heeft.’

‘Nee, dat heeft ze niet,' protesteerde ik. 'Dit alles heeft ze me tenminste niet verteld.'

'Ik denk, lieverd, dat het gewoon zo zit dat Vera geen narigheid wil. Ze wil geen openlijke breuk met Eden. En natuurlijk wil ze die niet - we zijn altijd zo'n nauw verbonden familie geweest.' Ik kon het zelf niet zo zien en zei dat ook. Arthur Longley was niet nauw met Helen verbonden geweest toen ze klein was en hij hertrouwde. Gerald en Vera waren niet verbonden gebleven en Francis was nooit met wie dan ook verbonden geweest. Die beide zusters hadden mijn moeder nooit gemogen en zij hen niet, en mijn vader en Helen hadden niet met elkaar overweg gekund. Wat je nauw verbonden noemt. Andrew zei, tot mijn verbazing:

'Je moet me niet verkeerd begrijpen, maar zou het op de lange termijn niet het beste zijn voor Jamie als Eden hem adopteerde? Vera schijnt de laatste tijd niet helemaal geestelijk in orde. Ze is alleen. Ze heeft het niet breed. Je moet jezelf afvragen hoe ideaal ze eigenlijk als ouder is.'

'Waarom moet je dat jezelf afvragen?' zei ik. Ik haat dat soort zinnetjes. 'Hoe ideaal is welke ouder dan ook? Het gaat er toch zeker om dat ze zijn ouder is en de enige ouder die hij heeft, voor zover iemand weet.' Helen reageerde geschokt. Wanneer ik zeg 'reageerde' bedoelde ik dat ze op Helens speciale manier liet zien geschokt te zijn door een oooh-mondje te maken en haar wenkbrauwen op te trekken. 'Vera hóudt van hem, dat schijn je niet te beseffen. Ze houdt werkelijk hartstochtelijk veel van hem, nietwaar, Helen? Ik geloof niet dat je ze ooit samen gezien hebt, anders zou je niet over ideale ouders praten.’

‘Ik dacht aan het kind,' zei Andrew. 'Ik dacht aan zijn kansen. Op deze manier krijgt hij twee ouders, en jónge ouders. Een mooi huis om in te wonen. Geld voor zijn opvoeding. De goede achtergrond.'

Dat stuitte me tegen de borst. 'Eden haat hem,' zei ze. 'Ze haat kinderen.'

'Nee, dat is niet waar, lieverd,' zei Helen. 'Ik heb ze samen gezien, ik ben er vorige week geweest, en ze is nu net zo dol op hem als Vera.'

Die avond kozen we voor het eerst partij. Niemand zei het openlijk, niemand kwam er ronduit mee voor de dag en zei dat Eden hem zou moeten krijgen of dat Vera hem moest kunnen houden, maar zwijgend kozen we partij. Merkwaardig genoeg sloot Andrew zich aan bij het Vera-kamp, ondanks al zijn aanvankelijke beweringen. Ik denk dat hij het alleen deed omdat hij Eden niet kon lijden en wilde dat ze het lid op de neus kreeg. De generaal stond aan Vera's kant omdat hij sentimentele ideeën over moederschap had. Helen verblufte me door het standpunt in te nemen dat Andrew aangehangen had. In een adoptie door Eden en Tony zag ze ongeëvenaarde materiële voordelen voor Jamie. Bovendien was het op deze manier minder waarschijnlijk dat de familie uiteen zou vallen, vond ze, want Vera zou de helft van haar tijd op Goodney Hall doorbrengen om bij Jamie te zijn, terwijl als Vera won, Eden nooit meer tegen haar zou spreken. Ik herinnerde me de innige zusterliefde die er eens tussen hen bestaan had en verwonderde me.

'Wat jammer toch dat Vera ooit die griep gekregen heeft,' zei Helen, alsof het allemaal daardoor gekomen was. Maar dat dachten we toen allemaal.

Ik moet niet de indruk wekken dat de Vera-Eden-Jamie-kwestie ons bezighield met uitsluiting van alle andere zaken. We dachten er veel aan, we praatten er over, maar we hadden ook andere dingen. Vooral Andrew en ik hadden andere dingen. Van een vriendschap, een nicht-en-neef-schap waren we bezig over te stappen op een liefdesrelatie. Ook Patricia dacht over trouwen, en ze bracht de man met wie ze in Londen samenwoonde voor twee weken mee naar Walbrooks. Niet dat iemand van de oudere generatie wist dat ze met hem samenwoonde, dat was in 1949 niet iets dat je openlijk toegaf, en toen ze bij Helen kwamen logeren kregen ze als vanzelfsprekend aparte slaapkamers. Er werd die nachten in augustus heel wat in het geheim door de gangen van het oude huis van de Richardsons rondgeslopen. Ongeveer een week na dat bezoek van ons aan Laurel Cottage kwam Eden op een ochtend binnenvallen. Ze kwam alleen: Jamie had ze met June Poole en mevrouw King thuisgelaten. Ze was onderweg, zei ze, om Vera op te halen die tot het eind van de maand bij haar op Goodney Hall zou komen logeren. Ik denk dat de kwestie rond Jamie Helen sterk moet hebben beziggehouden, anders zou ze nauwelijks zo uitgebarsten zijn waar wij en Patricia's vriend, Alan, bij waren. Het was alsof ze zich niet meer in kon houden.

'Lieverd, het is werkelijk niet eerlijk tegen die arme Vera om zo door te gaan! Je móet nu eenvoudigweg besluiten wat je wilt en dat ook doen. En dat arme kleine jongetje - wat moet hij niet doormaken?'

Eden was heel kalm en afstandelijk. Ze droeg een japon van fijne Indiase katoen met grote schaduwruiten in marineblauw en geel met een wijde hals en een diep décolleté dat met een kanten ruche was opgevuld. De rok was wijd en aan de lange kant en zo formeel was de mode van die tijd, zelfs voor een ochtendrit door het platteland, dat ze nylon kousen aan had met spitse klinken en donkere naden en zeer hooggehakte schoenen met enkelbandjes van marineblauwe glacé geiteleer. Haar mond en vingernagels waren karmozijnrood geverfd. Het parfum dat ze op had was heel sterk, Emeraude van Coty.

'Ik héb mijn besluit al genomen, Helen,' zei ze. 'Tony en ik weten precies wat we willen. We willen Jamie. Aan onze kant zijn er geen problemen. Vera is degene met wie je zou moeten praten.’

‘Als Vera er niet mee akkoord is, jongedame,' zei de generaal, 'zul je het uit je hoofd moeten zetten. Dat weet je wel, neem ik aan?' Ik kon zien dat Eden het heel vervelend vond dat hij 'jongedame' tegen haar zei, net zoals ik het vervelend vond wanneer hij het tegen mij zei. Het was een term die hij tegen Patricia en Eden en mijzelf bezigde wanneer hij niet erg ingenomen met ons was. 'Ik wil niet in bijzijn van jan en alleman over privédingen praten,' zei ze.

'O, lieverd, jan en alleman! Hoe kun je dat nu zeggen? We zijn hier toch allemaal familie.'

Eden beschouwde Alan niet als familie, hoewel ze niet helemaal voldoende lef had om dat te zeggen. 'Hoe dan ook, het is iets privé tussen Vera en mij.'

'Niet wanneer je je zuster ermee van streek maakt,' zei de generaal. Het was niet duidelijk of hij Vera of zijn eigen vrouw met 'zuster' bedoelde. Ik bemoeide me er nu ook mee, met onheilig plezier, want ik wist dat Eden dat van mij nog het ergerlijkst zou vinden. Nu, van mijn moeder zou ze het nog ergerlijker vinden. 'Waarom kun je niet gewoon zomaar een baby adopteren?' zei ik. 'Waarom kun je niet naar een adoptiebureau gaan? Ik zou gedacht hebben dat je een kleine baby zou willen hebben. Jamie is vijf.'

'Ik ben er heel goed van op de hoogte hoe oud Jamie is, Faith. Bedankt dat je ook een duit in het zakje doet. Wat het jou aangaat, begrijp ik niet helemaal.'

'Maak nu alsjeblieft geen ruzie, lieverds,' riep Helen. 'Ik begrijp best dat je je eigen neefje liever hebt, Eden. Dat begrijp ik heel goed. Het is sowieso een lief jongetje, het is een schatje en - je zou hem naar Eton kunnen sturen!'

Dit was zo absurd dat we moesten lachen en de lucht enigszins opklaarde.

Eden zei, nog glimlachend: 'Aangezien jullie het onderwerp ter sprake brengen, kan ik jullie net zo goed vertellen dat het allemaal al rond is. Ik wou het pas aankondigen wanneer alle bijzonderheden geregeld waren. We houden Jamie inderdaad, hij wordt onze zoon, 't is alleen een kwestie van een paar formaliteiten. En natuurlijk komt Vera net zo vaak als ze wil bij ons logeren tot ze aan de nieuwe situatie gewend is.'

We waren allemaal een tikje verbijsterd. Ik geloof niet dat we, tot welk kamp we ook behoorden, hadden voorzien dat er zo snel zo iets gebeuren zou. En ik herinnerde me hoe Vera ons gesmeekt had Jamie te kidnappen. Het was nog maar een week geleden dat ze een beroep op Andrew en mij gedaan had om haar te helpen. 'Maar Vera houdt van hem,' zei ik. 'Hij is alles voor haar.' Eden kon me wel wat doen. Dat schonk me juist moed. 'Des te meer reden voor haar om het beste voor hem te willen.’

‘Je weet dat dat niet opgaat. Niemand is zo opofferend.’

‘Ik ga er niet over met je in discussie, Faith. Je bent nog niet oud genoeg om het te begrijpen. Wat mij betreft zit je nog steeds min of meer op school.'

'Ik weet heus wel wat liefde is,' zei ik. 'Vera vroeg Andrew en mij vorige week om Jamie bij jou weg te halen. Ze suggereerde dat je hem tegen haar wil vasthield.’

‘O, Faith,' zei Helen.

Andrew viel me af. Hij zei geen woord. Zijn vader vroeg hem ernaar. Hij zei: 'Is dat waar?' en Andrew haalde alleen zijn schouders op. Maar als hij me gesteund had, als we hen allen hadden kunnen overtuigen, wat hadden we dan nog kunnen doen? Patricia verliet de kamer en nam Alan mee. Ze zei: 'Kom mee, Alan, laten we naar buiten gaan.'

'Denken jullie werkelijk,' zei Eden met oneindige hoon in haar stem, 'dat Vera bij me zou komen logeren, dat ik haar nu zou gaan ophalen, als ze er tegen was dat we Jamie adopteren? Denken jullie dat? Denken jullie dat ze het zou toelaten als ze ertegen was? Waarom zou ze Jamie dan niet gewoon oppakken en met hem het huis uitlopen? Of denkt Faith dat ik hem gevangen houd?'

Daar hadden we geen antwoord op. Eden vertrok kort daarop en nam op koude toon afscheid van ons allemaal. Na haar vertrek was de generaal boos op me en noemde me een stokebrand. Ik maakte een ontzaglijke ruzie met Andrew waarbij ik hem tenslotte dwong toe te geven dat Vera ons gevraagd had Jamie te ontvoeren. Ik kreeg hem er ook toe dit aan zijn ouders te vertellen, hoewel hij de waarheid sterk verzachtte en bijstelde en de indruk wekte dat Vera hysterisch was en psychiatrische behandeling nodig had.

Helen was hier buitengewoon ontdaan over. De mensen accepteerden geestesstoornissen toen niet zo gemakkelijk als tegenwoordig. Ze moesten altijd volhouden dat er nooit zoiets in hun familie was voorgekomen. Dat zei Helen ook, maar in haar ontzetting over het idee dat Vera geestelijk in de war was scheen ze er op uit om juist alles daarop terug te voeren. Ze zei echter wel dat ze absoluut zelf poolshoogte zou gaan nemen. Ze zou over een dag of twee naar Goodney Hall gaan en onder vier ogen met Vera praten.

Ik had graag met haar mee gewild, maar dat wilde ze niet. Hoewel ze het niet helemaal zo zei, kreeg ik de indruk dat ze vond dat ik Eden alleen maar tegen de haren in zou strijken. De Chatterissen hadden geen bezuinigingsideeën waar het de telefoon betrof, dus belde ik mijn vader op en polste hem over Vera en Jamie. Hij had nooit helemaal goed met een telefoon om leren gaan, aangezien hij er te laat in zijn leven aan had moeten wennen, en hij had altijd de neiging zich meer tot de hoorn te richten dan tot de persoon aan het andere eind van de lijn. Hij sprak over de telefoon alsof alles wat hij zei opgenomen werd voor mensen die niet aan Engelse klanken gewend waren. Hierdoor, en doordat hij vond dat ik, net als Eden, te jong was om me met deze kwestie te bemoeien en het bovendien als te aanmatigend voor een nichtje beschouwde, bleef ons gesprek onbevredigend. Hij bleef maar zeggen dat hij het op geen stukken na kon volgen, maar dat Vera en Eden vast wel wisten wat ze deden. Het voornaamste was dat ik niet op slechte voet met mijn tantes kwam te staan. Helen kwam terug, met een heel opgewekt gezicht. Vera was volkomen normaal, ze kon zich niet indenken wat Andrew bedoeld had. Zij en Jamie maakten op het moment dat Helen aankwam samen een wandeling naar Goodney Parva. Als dat niet voldoende was om de gedachte dat Jamie gevangen zat uit de weg te ruimen! Vera was met hem teruggekomen en had hem naar boven gestuurd, naar June Poole, en had met Helen gepraat over het feit dat Jamie gauw naar school zou gaan, naar de dorpsschool van Goodney Parva, met ingang van september. 'Ik vroeg haar of ze ook daar zou logeren, maar ze zei nee, ze zou eind augustus weer op Laurel Cottage terug zijn. Toen kwam ik op de proppen met de vraag of het waar was dat Eden en Tony Jamie wettelijk gingen adopteren. Ze zei dat ze niets wist van 'wettelijk adopteren', maar dat ze hem wel gingen houden, dat hij bij hen zou blijven wonen. Ik vroeg haar waarom. Ze zei niets, trok alleen een gezicht. Ze zat een van die bespottelijke kussenslopen te borduren, je weet wel hoe Eden en zij daar altijd mee bezig zijn, lieverd, net alsof ze, hoe heet het, arbeidstherapie hebben. Ze naaide gewoon door, zonder me aan te kijken.’

‘Ben je nog aan de kernvraag toegekomen?' vroeg de generaal. 'Heb je haar gevraagd of ze dat wel wilde?'

'Ja, dat heb ik, lieverd. Je hoeft me niet te ondervragen. Ze zei heel kalm dat het absoluut gebeurde zoals ze wilde en dat we er maar niet meer over moesten praten. Ik geloof niet dat ze ook maar enigszins gestoord is, Andrew, echt niet. Ze is eerder lethargisch, als je begrijpt wat ik bedoel.'

Mijn vader schreef me een brief. Daarin verklaarde hij er het grootste vertrouwen in te hebben dat zijn zusters deden wat juist was, dat ze hun plicht vóór persoonlijke motieven lieten gaan. Ze waren naar behoren opgevoed en dat was iets dat hen altijd te stade zou komen. In onze familie kwamen geestesziekten niet voor, beslist niet, dat moest ik van hem aannemen. Het laatste wat hij wilde, was dat ik me over dat soort dingen ongerust zou maken. Hij achtte het echter wel waarschijnlijk dat mijn moeders antipathie tegen zijn zusters, die hij aan jaloezie toeschreef, me beïnvloed had en me tegen hen bevooroordeeld had gemaakt. Het deed hem bitter verdriet als hij erover nadacht dat iemand er bijna in geslaagd was de genegenheid en bewondering die ik, naar hij wist, voor Vera en Eden voelde, te ondermijnen. Enzovoort. Wilde ik niet een paar dagen voor ik naar huis kwam bij hen gaan logeren? Tenslotte hoefde ik mijn verblijf bij Helen, die maar voor de helft mijn tante was, niet te verlengen. Niets had me ertoe kunnen verleiden op Goodney Hall te gaan logeren, vooropgesteld dat ik uitgenodigd was. Eden vroeg me natuurlijk niet om te komen logeren. Omdat Eden nu eenmaal Eden was, zou ze ongetwijfeld een schriftelijke verontschuldiging van mij verwachten voor ze me zelfs maar op de thee zou vragen. Ik bleef ongeveer drie weken op Walbrooks en ging toen naar mijn ouders, na de belofte dat ik in september terug zou komen en dat ik bij het begin van het herfsttrimester met Andrew naar Cambridge zou gaan. Ik kon mijn vader maar niet duidelijk maken waarom ik niet naar Eden en Vera gegaan was. Ik begon het moe te worden het steeds maar weer uit te leggen, vooral waar ik begon te vermoeden dat er dingen waren die buiten Vera en Eden niemand van ons wist, en dat het geen zin had om zonder die wetenschap tot handelen over te gaan. Gaan zitten gissen wat het zijn kon had ook geen zin. Er kwam een brief van Vera, maar die is niet bewaard gebleven. Waarom weet ik niet, aangezien we in september zeer bepaald geen kolenvuur aan hadden. Ze schreef mijn vader dat ze aan het eind van de week naar Sindon terug zou keren (ze was al twee weken langer gebleven dan oorspronkelijk afgesproken) en dat Gerald wilde scheiden. Hij had een vrouw ontmoet met wie hij wilde trouwen en zou Vera gronden voor echtscheiding verschaffen. In die tijd moest een vrouw bewijzen dat er een echtelijk vergrijp gepleegd was, overspel of verlating of wreedheid, om van haar man te kunnen scheiden - het mislukken van het huwelijk was niet genoeg.

'Ze is beter af zonder hem, hij heeft haar walgelijk behandeld,' zei mijn vader.

Eden werd op een ongelukkig moment voor de huishouding op Goodney Hall ziek. June Poole was voor een week met vakantie. Tony's vader had een lichte hartaanval gehad en Tony verbleef in Yorkshire. Deze dingen hadden niet zo gearrangeerd kunnen zijn. Het was een toevallige samenloop van omstandigheden. Wat Eden mankeerde werd niet duidelijk en bleef dus een mysterie. Het was geen kou of griep. Zou het, opperden we, weer een miskraam zijn? Tegen de tijd dat ik weer op Walbrooks was, was ze opgenomen.

Vera bleef op Goodney Hall achter met Jamie, met mevrouw King, de huishoudster, en een vrouw uit het dorp die tweemaal per week kwam schoonmaken. Op een regenachtige avond, twee dagen voor ik naar Cambridge terugging, vertelde ze me wat er gebeurd was. Ik had me half naar mijn vaders verzoek geschikt en logeerde twee nachten bij haar, niet op Goodney Hall, maar op Laurel Cottage. Boven lag Jamie in zijn pas opgeknapte kamertje te slapen. Ergens in de nacht zou Francis terugkomen. Tot Vera's ontsteltenis en boosheid had hij van haar afwezigheid gebruik gemaakt om aangenaam in haar huis te verpozen met een meisje, naar ze zei een barjuffrouw die hij in Ipswich had opgedaan. Het dorp sidderde op zijn grondvesten van het schandaal en het geroddel. Het meisje was vertrokken en de volgende dag zou ook Francis vertrekken, maar ze verwachtte hem die nacht wel terug - in de kleine uurtjes, ongetwijfeld. 'De dokter zei dat Eden naar het ziekenhuis moest of dat hij anders niet verantwoordelijk was voor wat er gebeurde,' zei Vera. Ze liet haar stem een beetje dalen met een blik om haar heen, alsof het huis vol mensen was die haar misschien zouden horen en aanstoot zouden nemen. 'Ze kon niet plassen. Ze kon eenvoudig niet urineren. De dokter zei dat wat het ook was haar nieren had aangetast. Ik geloof vast dat het kwam door wat het ook was dat ze met haar gedaan hebben toen ze de baby verloor. Hoe dan ook, we zullen het daar maar niet over hebben. Het is niet iets waar ik in jouw bijzijn over hoor te praten. Ze lieten een ambulance voor haar komen. Ik heb Tony bij zijn vader gebeld en hij zei dat hij dadelijk naar huis zou komen. Jamie zat op school. Hij was net twee weken tevoren voor het eerst naar school gegaan. Ik heb niets tegen mevrouw King gezegd. Ik heb onze koffers gepakt, die van Jamie en mij, we hadden zoveel spullen gekregen zo langzamerhand, je zou het niet geloven, en ze in de hal laten staan met een briefje voor mevrouw King of ze ze wilde laten versturen. Ik ben naar het dorp gelopen en heb Jamie van school opgehaald, en we zijn gewoon samen ontsnapt. Het was echt grappig, we hebben wat gelachen. Het was zo geinig, net een streek uit je kindertijd. Ik moest er alsmaar aan denken hoe nijdig Eden zou zijn. En het is haast niet te doen om zonder auto van Goodney naar Sindon te reizen. We moesten drie verschillende bussen nemen en het was acht uur voor we thuis waren. En toen vond ik Francis natuurlijk hier; het hele huis was een verschrikkelijke puinhoop. Ik was doodop, maar het kon me niet schelen. Ik heb Jamie in mijn bed te slapen gelegd en ben een uur later naast hem gekropen en zo hebben we de hele nacht geslapen, het was zo heerlijk.'

De volgende dag kwam Tony. Hij zei tegen Vera dat hij niet begreep waarom ze niet gewoon op Goodney Hall gebleven was. Vera had gelachen en hem meegedeeld dat ze niet terugkwam. En Jamie kwam ook niet terug en als hij dacht dat ze Eden in het ziekenhuis ging opzoeken, kon hij het wel vergeten. Ze was niet van plan uit te gaan om hem de kans te geven binnen te dringen en haar Jamie te ontstelen. Tony moet ontzet geweest zijn, zo'n conventionele, stijve man als hij. Hij wist ook niet waar ze het over had, dat wist hij toen werkelijk niet. Eden had hem op dat moment niets anders verteld dan dat ze Jamie wilde adopteren. Hij had toegestemd, vermoedelijk om haar haar zin te geven. Vera vertelde me dit allemaal met glinsterende ogen, soms lachend bij de gedachte aan hoe ze Eden te slim af was geweest, hoe handig ze het had aangepakt. Ik werd bekropen door het onaangename gevoel dat ze gek aan het worden was. Ik voelde me slecht op mijn gemak bij haar. Maar ik had toen geen idee, niemand had enig idee, dat zijzelf verantwoordelijk voor Edens ziek-worden was. Ik dacht dat ik alles begreep, dat Eden Vera onder druk had gezet om haar Jamie te laten adopteren, op grond van het argument dat het in Jamie's belang zou zijn, en dat Vera, hoewel verscheurd door haar liefde voor Jamie, ermee had ingestemd, maar zich later bedacht had en haar kans had aangegrepen toen die zich voordeed. Waar ik geen ogenblik bij stilstond was het effect dat dit alles op het kind zou kunnen hebben. Ik was te jong, denk ik.

De volgende dag kwam ik Francis tegen. Hij woonde meestal bij zijn vader en zou aan een cursus voor doctorandi aan de universiteit van Londen beginnen. Hij was op Laurel Cottage neergestreken, omdat Gerald het nooit goed gevonden zou hebben dat hij een meisje naar zijn huis had meegenomen voor de nacht. Geralds eigen relaties met zijn nieuwe vriendin lagen wat gevoelig en hij zou het bewijsmateriaal voor zijn scheiding leveren met een meisje dat hij speciaal daarvoor aantrok. Ik had Francis niet meer gezien sinds Edens trouwdag, waarop ik hem en Chad bij verrassing in het kaarsverlichte duister had gezien en ik voelde enige gene.

'Ze hoorde krankzinnig verklaard te worden,' zei Francis. 'Ze doet hetzelfde met dat joch als met mij indertijd.’

‘Nauwelijks,' zei ik. 'Jou schijnt ze de deur uit geduwd te hebben. Ze doet haar best om Jamie bij zich terug te krijgen.' "t Is allemaal symptomatisch. Ze is een paranoïde schizofreen.' Jamie was de kamer binnengekomen. Hij was heel stil. Het was me opgevallen hoe buitengewoon stil en 'zoet' hij geworden was. 's Nachts sliep hij vanaf het moment dat Vera hem om zes uur in bed legde tot 's morgens vrij laat. Die morgen was het over negenen geweest. Hij kwam binnen met een klein tractortje met rubber rupsbanden in zijn hand en reed dit geval vervolgens de hele kamer rond, over stoelruggen, boekenplanken, vensterbanken, het langzaam voortduwend met een schijnbaar intense concentratie op wat hij aan het doen was.

'Nou,' zei Francis. 'Ik lust dat joch niet. Waarom zou hij het niet rot hebben? Daar gaat het niet om. Ze is ziek in haar hoofd, haar geest is in de knoop geraakt. Ik zou graag het genoegen hebben haar op te bergen. Dat zou nog eens een grotesk gebeuren zijn, niet? Je eigen moeder in het gekkenhuis stoppen.' Hij kon me niet meer intimideren. Evenmin kon het me schelen wat hij van mij dacht. Ik van mijn kant voelde een soort onverschillige weerzin.

'Waarom al die moeite?' zei ik. 'Wat schiet jij er mee op? Jij woont hier niet. Jamie en zijn toekomst liggen jou helemaal niet zo na aan het hart.’

‘Ik zal je zeggen wat zijn toekomst zijn zal. Eden zal beter worden en hierheen komen om hem terug te halen en dan heeft zij geen been om op te staan. Je zult het zien.'

'Nee hoor. Ik zal hier ook niet zijn. En je hebt het mis. Vera zal hem nooit terug laten gaan. Ze verliest hem nooit langer dan vijf minuten uit het oog. Ze komt zo hier om te kijken waar hij is.' Hij glimlachte en schudde langzaam zijn hoofd. Hij heeft half-geloken ogen, mijn neef Francis. Toen hij twintig geweest was werd het opvallender, alsof de oogbollen meer uit waren gaan puilen en de oogleden zich moesten uitrekken om er overheen te sluiten, waarbij ze tegelijk een paarsachtige kleur aannamen als van een verkleurende blauwe plek, net oogschaduw. De oogleden zakten omlaag en hij glimlachte.

'Ik heb je gezegd dat ze geen been heeft om op te staan. Eden komt hem halen zodra ze het ziekenhuis uit is.' Hij keek naar het kind. Hij keek hem met een doordringende blik aan en Jamie bleef die tractor over de vensterbank voortduwen, omhoog over de omlijsting van de deur. 'Ik zou hem zelf naar Goodney brengen, als ik er maar op kon vertrouwen dat die sukkel van een Tony hem in z'n kladden zou houden.’

‘Zou je dat echt doen?’

‘Wat ben jij toch naïef,' zei hij.

Dat waren we allemaal. Ik ging geloven dat de familie er voor was dat Eden Jamie hield, omdat iedereen openlijk of in het geheim de overtuiging huldigde dat Vera psychisch onevenwichtig was. Dit leek mij onrechtvaardig. Ze had niet liever, zachter, zorgzamer voor hem kunnen zijn. Pas terug in Cambridge viel het me op een dag, toen ik over Vera en haar problemen nadacht, in dat Jamie tijdens mijn verblijf op Laurel Cottage niet naar school was geweest. Goed, ik was er maar twee dagen en twee nachten geweest, maar het trimester van de dorpsschool was al begonnen. Was hij niet al twee weken in Goodney Parva naar school geweest voor Vera hem meegriste? Maar misschien was het alleen omdat Vera hem niet op de school van Sindon had kunnen krijgen.

Op Laurel Cottage ontmoette ik Josie Cambus opnieuw. Anne was op de kweekschool in Londen en we hadden elkaar de week tevoren nog een tijdje gesproken. Ze had me verteld dat ze haar stiefmoeder aardig was gaan vinden. Ik had nog nooit zo'n innige vriendschap tussen Vera en iemand anders meegemaakt. Zij en mevrouw Morrell hadden elkaar altijd mevrouw Hillyard en mevrouw Morrell genoemd, en wat Chad Hamner betrof - die had eigenbelang bij zijn vriendschap gehad. Maar Josie en Vera zagen elkaar vrijwel dagelijks. Ze namen elkaar in vertrouwen - hoewel niet volledig, zoals ik later ontdekken zou. Josie was de enige aan wie Vera Jamie wilde toevertrouwen. Intens als Vera in haar weinige affecties was, scheen ze op Josie de liefde te hebben overgedragen waarmee ze eens Eden overladen had. Op Josie en wat ze allemaal deed en kon was ze trots, waarbij ze tegelijk die arme Donald Cambus afkraakte en beweerde dat hij zijn tweede vrouw volkomen onwaardig was, haar niet verdiende, en ondankbaar was. Josie was een voortreffelijk kokkin, een Cordon Bleu-kokkin volgens Vera, ze zong in het kerkkoor, maakte zeer verdienstelijke aquarellen, gaf les aan een yogaklasje voor iemand ooit van yoga gehoord had. Vera schepte onophoudelijk over haar op. Wat Josie in Vera zag, heb ik nooit geweten en hoewel ik later alle gelegenheid kreeg om het te vragen, heb ik dat nooit gedaan. Al ben ik nooit zo van Josie gaan houden als van Helen, ik mocht haar heel graag. Ik kon goed met haar overweg. Maar met haar heb ik slechts die éne keer over Vera gepraat, en daar was mijn vader bij. We hadden alle drie - wat een vreemd trio vrienden in de dronkenschap! - met opzet te veel gedronken zodat we zonder te veel verdriet, zonder te veel beschamend hartzeer, van de enige getuige konden vernemen wat er op het eind gebeurd was. Josie getuigde op Vera's proces, maar ik was er niet bij, ik las toen geen kranten, en heb nu pas het verslag van de zitting gezien.

-

Ze is al tien jaar dood. Toen ik haar leerde kennen was ze ongeveer vijftig, een lange, forsgebouwde, donkere vrouw die pas grijze haren begon te krijgen toen ze over de zeventig was. Ze had een heel mooie stem - ik bedoel haar spreekstem, want ik heb haar nooit horen zingen - en ze was een van die mensen die een sterk rustgevende uitstraling hebben, heel soepel in de omgang zijn, zodat je je in hun gezelschap kunt ontspannen en nooit het gevoel hebt dat ze verwachtingen van je hebben waar je van je leven niet aan kunt voldoen. Die twee eigenschappen heeft haar jongste zoon geërfd, evenals haar knappe Spaanse uiterlijk, hoewel hij door en door Engels is, net als zijn moeder was. De avond voor Andrew en ik terug naar college moesten, bood Josie, die een eigen auto had, aan me naar Stoke-by-Nayland te rijden. Vera wilde niet met ons mee, hoewel Helen haar wel had uitgenodigd. Ze zei dat de weg naar Stoke door Goodney liep. 'Goed, dan gaan we niet zo,' zei Josie. 'Dan nemen we de langere weg er omheen.'

De wegomleggingen waarbij landweggetjes tot snelwegen werden zodat de dorpen ongemoeid bleven, waren toen nog niet gerealiseerd. Als je niet door Goodney reed zou je kilometers om moeten rijden, dwars door Langham en Higham. Hier wees Vera ons op. 'Ik zou de bordjes zien,' zei ze, waaruit wij mochten opmaken dat ze het zelfs van het lezen van de naam 'Goodney Parva' te kwaad zou krijgen. 'Maar drink jij maar even een kop thee bij Helen. Ik zou graag willen dat Helen je zag.' Dit was heel Vera-achtig. Het was niet dat ze wilde dat Josie Helen zag, maar dat Helen Josie zag, net zoals ze in het verre verleden met Eden en in het meer recente met Jamie had willen pronken.

Waarom hebben we in de auto niet over Jamie en zijn toekomst gepraat? Want dat hebben we niet, hoewel hij onze gedachten sterk in beslag moet hebben genomen. Misschien vond Josie me te jong. Niet te jong om over dit onderwerp te praten, maar te jong om er belangstelling voor te hebben. Ze vroeg me in plaats daarvan naar mijn laatste jaar op college, naar wat ik wilde gaan doen.

Pas toen we op Walbrooks arriveerden en Helen, die de stoep af kwam lopen toen ze de auto hoorde al op ons toe kwam om ons te begroeten, zei Josie: 'Ik zou er heel wat voor geven om te horen dat de Pearmains besloten hadden om toch maar naar Zuid-Afrika te emigreren.'

'Ik wist niet dat ze daar over dachten,' zei ik. 'O ja, maar nu niet meer, vrees ik,' en toen stond ze al hoe-maakt-u-het tegen Helen te zeggen en haar de hand te schudden. Vlak na Kerstmis kreeg mijn vader een brief van Vera waarin ze hem om toestemming vroeg, als eigenaar van eenderde van Laurel Cottage, om het huis te verkopen en ergens anders te gaan wonen. Deze brief bestaat niet meer en ik herinner me er alleen de strekking van. Hij en mijn moeder hadden in de herfst een weekend bij Vera gelogeerd en tijdens dat bezoek Eden in het ziekenhuis opgezocht. Ze lag weken, maanden zelfs, in het ziekenhuis, terwijl ze probeerden uit te zoeken wat er met haar aan de hand was. Ik weet niet wat er dat weekend gebeurd is. Is Vera bijvoorbeeld met hen meegegaan naar het ziekenhuis? Hebben ze Tony ontmoet? Is er iets omtrent Jamie's toekomst besproken? Mijn moeder schreef me alleen dat ze geweest waren, dat ze bij Vera hadden gelogeerd, dat Eden nog minstens een maand in het ziekenhuis zou blijven en dat het het hele weekend geregend had. Vera's brief wierp de knuppel in het hoenderhok. Mijn moeder moest voor een zekere tijd een wapenstilstand hebben afgekondigd om bij Vera te kunnen logeren en Eden te bezoeken, maar nu was het weer oorlog.

'Als dat huis verkocht wordt, halen wij ons aandeel eruit en dan kan zij met de rest een onderkomen voor zichzelf kopen.' Mijn vader ging onmiddellijk in de oppositie: 'Wat kan die arme Vera in vredesnaam kopen met duizend pond?’

‘Laat Eden dan maar bijspringen. Die zwemt in het geld. Waarom zou jij je zuster moeten subsidiëren, terwijl ze een man heeft die goed geld verdient in het leger en een zoon die oud genoeg is om haar te steunen en ik niet eens een ijskast heb?' Op zijn eigen manier had mijn vader er ook bezwaar tegen dat Vera zou verhuizen. Op dit ene punt waren ze het althans met elkaar eens. Ze had haar hele leven in Sindon gewoond, zei hij, de jaren in India vergetend, al haar vrienden woonden daar. Met 'al haar vrienden' bedoelde hij josie, en ik vroeg me inderdaad af hoe ze er tegenover zou staan om Josie achter te laten. 'Waarom wil ze toch verhuizen?' zei hij maar steeds. Ik was akelig bang dat het antwoord zou zijn: Om Jamie buiten bereik van Eden te brengen. Eden lag nog steeds in het ziekenhuis, hoewel het beter met haar ging en verwacht werd dat ze binnenkort naar huis zou kunnen. Ze waren er niet achter gekomen wat er met haar nieren fout gegaan was. Ze functioneerden nu weer normaal, want Eden was au fond heel sterk en gezond. Zou ze, weer thuis uit het ziekenhuis doen wat Francis had voorspeld, en naar Laurel Cottage komen, misschien met mevrouw King en June Poole als ondersteunende achterhoede, en Jamie terugsnaaien? Het scheen een onwerkelijk idee, iets wetteloos, primitiefs, vergelijkbaar met het gappen van je buurmans vee. Maar toen ik in Essex was, had iemand me verteld van een veediefstal op een boerderij in de buurt en die had vlak voor de oorlog nog plaatsgevonden. Waarom dan ook niet een kidnapping? 'Waarom wil ze toch verhuizen?’

‘Schrijft ze dat niet in haar brief?' vroeg mijn moeder. Hij had het hardop voorlezen opgegeven, ten langen leste verslagen door haar niet aflatend sarcastisch commentaar. 'Ze schrijft dat ze eens wat anders wil.'

Eden zou geraadpleegd moeten worden. Zij bezat het derde aandeel in Laurel Cottage. Ze had een kamer voor haar alleen in het ziekenhuis en hij had haar kunnen bellen, maar natuurlijk wilde hij dat niet. Hij schreef in plaats daarvan een brief waarin hij haar vroeg haar mening te geven. Tony was degene die terugbelde. Eden was thuis, hij had haar die middag opgehaald. Ze zat nu pal naast hem de kruiswoordpuzzel uit de Daily Telegraph op te lossen... Hij nam haar in februari mee naar Majorca om bij te komen. Tegenwoordig klinkt dat heel gewoontjes. Majorca is het oord waar iedereen heen gaat die zich niets beters veroorloven kan, maar in 1950 was het nog een ongerept, praktisch onbekend eiland in de Middellandse Zee. Ik had er maar net van gehoord. Ze gingen naar Formentor, het vakantie-oord van Franse filmsterren. Vera's huis? Laurel Cottage, moest hij zeggen? Nee, ze hadden geen woord gehoord over plannen om het te verkopen. Eden kwam aan de lijn en begon met hem de oplossing van een opgave te vragen. Ze vond niet dat Vera moest verkopen. Ze moest er tenminste eerst nog eens over nadenken. Hij moest haar zeggen er nog eens over na te denken en wanneer zij, Eden, uit Majorca terugkwam konden ze het er nog wel over hebben. 'Ze heeft geen zin haar knappe hoofdje te vermoeien met haar zusters problemen nu ze rijk is,' zei mijn moeder. In een aanval van woede verfrommelde mijn vader de brief en gooide hem in het vuur, wat de reden is dat hij niet meer bestaat. Dat telefoontje stelde me wat gerust. Ik moet niet de indruk wekken dat ik me constant zorgen om Vera en Jamie maakte, zo altruïstisch was ik niet, maar het zat me soms wel dwars. Onder andere wilde ik niet dat Francis gelijk zou krijgen. En nu zag het daar ook niet naar uit. Eden zou niet lui thuis rond lummelen en plannen maken voor een vakantie die nog bijna een maand in het verschiet lag, en die vakantie afwerken, die op zich ook al ruim een maand duurde, als ze van plan was haar aanspraken op Jamie te hernieuwen. Zo redeneerde ik. Ik had niet gedacht aan de jager die zich van de dichtgestopte konijnenholen verwijdert om op zijn gemak de lunch te gebruiken, aan de kat die met een gerust hart van het muizegat weg kan gaan zolang het nog licht is.

-15-

Om de zoveel weken gaan Helen en ik samen Gerald op zoeken. Hij is zeven jaar jonger dan Helen, maar het is een arme, gebroken, oude man, die slurpt en ondanks zijn gehoorapparaat niet horen kan en de hele dag in een rolstoel zit, terwijl Helen het vertrek waar hij zit binnendanst, met nog steeds snelle en gracieuze bewegingen, nog steeds scherp van gehoor, hoewel er wel een waasje over haar ogen ligt, zodat ze ze half toeknijpt om je te kunnen identificeren en de laatste keer dat we er waren, even tegen een andere oude man praatte, omdat ze hem voor haar zwager aanzag.

Ik weet nauwelijks waarom ik ga. Ik heb Gerard tijdens zijn huwelijk met mijn tante alleen uit de verte gekend. Hij is nooit met de vrouw getrouwd over wie hij Vera schreef, toen hij haar om een scheiding vroeg. De terechtstelling is haar vermoedelijk te machtig geweest, trouwen met Vera Hillyards weduwnaar was een gedachte die ze niet aankon. Het gebeurde is ons allemaal te machtig geweest, heeft mij een uit paniek gesloten huwelijk ingedreven, Patricia's geliefde op de vlucht doen slaan, volgens Helen de generaal de dood ingejaagd, vernietigd wat er nog van het huwelijk van mijn ouders resteerde, zodat ze vreemden werden die zelden meer het woord tot elkaar richtten. Maar Helen heeft nooit het contact met Gerald verloren. Zij kende hem natuurlijk al toen hij nog een lage officier was, lang voordat hij Vera leerde kennen. Toen hij het huis, dat hij in Highgate gekocht had, aan Francis had overgedragen en in het Baron's Home for Retired Officers trok, begon ze hem daar eens per week op te zoeken. Hij koos het Baron's Home omdat het in Baron's Court lag, niet te ver van Helens flat in Kensington. Ze gaat er nu minder vaak heen, vanwege haar hoge leeftijd, en misschien ga ik wel met haar mee, omdat het mij niet zo'n goed idee lijkt dat iemand van negentig alleen door Londen rondrijdt.

Baron's Home is een Victoriaans gebouw van rode baksteen met een witte omlijsting rond ramen en deuren en ligt op een lawaaierige plek aan een van die straten met eenrichtingsverkeer waardoorheen een stroom van verkeer zich zuidwaarts beweegt om de rivier over te steken. De voorgevel is van de zwaarste dubbele beglazing voorzien die ik ooit ergens gezien heb, maar aan de achterzijde ligt een grote ommuurde tuin waar schitttende vijgebomen die zich bij het vuil en de kwalijke dampen heel wel schijnen te bevinden langs de muren staan. De bewoners zijn hoofdzakelijk mannen, hoewel niet uitsluitend, wat me altijd weer verbaast. Natuurlijk weet ik wel dat er zich tijdens de Tweede Wereldoorlog ook vrouwelijke officieren in de strijdkrachten bevonden, maar ik vind het nog steeds vreemd dat twee van hen hier tussen de veteranen van de Woestijnoorlog en de helden van de landingen in Normandië terechtgekomen zijn. Allen zitten het grootste deel van de dag in een grote salon met openslaande deuren naar de vijgentuin. De televisie wordt nooit afgezet, hoewel niemand er anders dan zeer terloops naar schijnt te kijken, maar als je voor het toestel langs loopt of probeert het op een andere zender te zetten, stijgt er een verontwaardigd gemompel op. Niets in het vertrek wijst erop dat deze mensen oud-militairen zijn (oud-marinemensen, oud-luchtmachtmensen), geen kaart, geen wandversieringen, geen oorlogsboek. Niemand draagt een regimentsdas en medailles worden al helemaal niet gedragen. Een van de oude mannen heeft het Victoriakruis maar hij is de kleinste en verlegenste van hen allemaal en eens zag ik hem opstaan en wegsluipen toen 'Een Brug te Ver' op de televisie kwam. Gerald is nog steeds mager, maar nu zeer verschrompeld, en zijn huid is gerimpeld als leer dat lang onder water gelegen heeft. Hij is seniel. Hij is alles vergeten, niet alleen de dingen van kort geleden, maar ook die uit het verre verleden. Misschien maar goed ook. Volgens de vrouw die dit tehuis leidt, vindt hij het heerlijk om ons te zien, zijn onze bezoeken hoogtepunten in zijn leven, maar daar geeft hij geen enkel blijk van. Hij glimlacht nooit. Tijdens de hele duur van ons bezoek houdt hij zijn blik op de televisie gericht. Wanneer we binnenkomen, wanneer we naast hem, zelfs over hem heen gebogen staan, slaat hij één keer zijn ogen op en zegt: 'Ah, Helen!'

Mij herkent hij niet. Hij heeft me nooit herkend. Hij houdt me voor een dochter van Helen, niet Patricia, maar een dochter van wie hij de naam vergeten is. Ik heb vroeger wel geprobeerd met hem te praten, maar dat heb ik opgegeven. Wat hij wel prettig vindt is dat ik zijn hand vasthoud. Hij legt zijn rechterhand met de palm naar boven in zijn schoot, neemt met zijn andere mijn hand vast en legt die in de open handpalm en omklemt hem tenslotte heel vast. Zo blijven we het hele bezoek met onze handen ineen zitten. We zeggen helemaal niets, want het lijkt tactloos om met elkaar te praten. Gerald zit met zijn gezicht naar de televisie, dikwijls met zijn ogen dicht. Ik staar door de openslaande deuren naar de hoge, bruine achterzijde van de huizen erachter, de smalle kloven ertussen waardoorheen je af en toe een rode bus voorbij kunt zien rijden, de tuinen waar niets anders groeit dan planten en bomen die lelijk en taai genoeg zijn om lood en benzinedampen, vervuiling en uitdroging te weerstaan. Halverwege ons bezoek komt de thee voor de bewoners en een kopje thee voor ons, hoewel we om mysterieuze redenen nooit cake of een koekje aangeboden krijgen.

Gisteren kwam er net toen de thee arriveerde en wij onze kopjes elk met een in papier verpakt suikerklontje op het schoteltje overhandigd gekregen hadden, een man het vertrek binnen die zoekend om zich heen keek. Hij bleek op zoek naar Gerald en besefte niet dadelijk dat hij in de rolstoel tussen de twee vrouwen zat. Toen het tot hem doordrong, kwam hij op ons toe, al even glimlachloos als zijn vader. Het was Francis. Vijfentwintig jaar geleden had ik hem voor het laatst gezien. Ik kwam hem met zijn vrouw en kinderen Giles en Elizabeth bij die gelegenheid toevallig tegen bij het openluchttheater in Regent's Park. Ik heb Liz en de kinderen daarna vaker ontmoet, maar Francis niet, want kort na ons treffen in Regent's Park had hij hen verlaten en was hij naar Zuid-Amerika vertrokken om daar naar torren te zoeken. Francis heeft twee populair-wetenschappelijke boeken over het insektenleven gepubliceerd. Ik heb hem nog geschreven om hem te feliciteren met het succes van die boeken. Ik had het met veel genoegen gelezen en er niets van Francis in terug kunnen vinden, maar hij heeft mijn brief niet beantwoord.

Hij lijkt nu sterk op Vera. Het Anthony Andrews-uiterlijk is vervaagd, de Sebastian Flyte-uitstraling verdwenen. Hij is mager tot op het uitgeteerde af - hoe zou dat anders kunnen met die ouders? - en misschien komt het doordat hij entomoloog is, dat de vergelijking met een bidsprinkhaan zich aan me opdrong. Francis heeft iets uitgedroogds, verschrompelds, afgeleefds over zich, een tot-grijs-uitgebleekt-tintje als dat van een dode boom waarvan de bast is afgevallen en het hout door het weer geteisterd. Ik denk dat ik hem alleen herkende, omdat deze bezoeker niemand anders kon zijn.

Helen ging in een lege armstoel zitten om hem de stoel naast zijn vader te geven. Hij kuste haar en hield zijn gezicht iets langer tegen het hare dan bij een niet meer dan formele kus gebruikelijk is. Ik herinnerde me dat hij haar altijd graag gemogen had. Francis is zo'n man die de ene vrouw met een kus en de andere die hij even goed kent met een onverschillige blik begroeten kan. Hij droeg een grijsfluwelen pak, heel oud en sjofel, met een buitengewoon duur, nieuwuitziend overhemd, een das van Per Spook (dacht ik) en schoenen van Trickner. Hij maakt de indruk welgesteld te zijn, waarbij het pak alleen de excentriciteit van een rijk man vertegenwoordigt. Helën vertelde me naderhand dat hij hertrouwd is, deze keer met de weduwe van een in Ierland vermoord parlementslid dat miljonair was. Ik vroeg haar waarom ze me dat niet eerder had verteld. Ze was het vergeten, zei ze, evenals de naam van de nieuwe vrouw en bijna alle bijzonderheden over haar. Als ik. haar nu naar de naam van zijn eerste vrouw gevraagd had, en waar ze getrouwd waren en wanneer... Ik vroeg: 'Hoe gaat het met je, Francis?'

'Het gaat mij wel.' Ik weet niet waarom het geaffecteerd klinkt dat hij niet 'goed' maar 'wel' zegt, maar dat doet het. Als hij ooit een brief schrijft, gebruikt Francis waarschijnlijk geen andere aanhef dan de naam van de geadresseerde, zonder 'beste' of zo ervoor. Hij vroeg mij niet hoe ik het maakte. Hij ging naast zijn vader zitten en nam tot mijn stomme verbazing diens andere hand in de zijne.

Doet hij dat altijd? Zit Gerald altijd hand in hand met alle bezoek onder de negentig? Met Helen doet hij het nooit. Of is het omdat Francis, die in mijn ogen niet tot liefde in staat was en in de liefde van Chad Hamner alleen die voor het kwaad, van zijn vader houdt? Mensen zijn een mysterie, een ondoorgrondelijk raadsel. Gerald heeft nooit zijn naam veranderd. Hillyard was zijn naam, niet de hare, en hij heeft eraan vastgehouden, maar Francis, die zich nooit om iemands mening scheen te bekommeren, die de algemene opinie aan zijn laars lapte, heeft zichzelf vanaf de dag van zijn moeders arrestatie Hills genoemd, in afwachting van het ergste, zoals hij altijd het ergste verwachtte; en bij het doceren op de universiteit, het schrijven van zijn boeken, het verzamelen van zijn torren is hij professor Frank Loder Hills. Zo zaten we daar, elk een hand van Gerald vasthoudend, met Geralds heftige greep om onze handen, want hij grijpt je hand echt vast, knijpt de zijne steeds strakker om je ingesloten vingers tot de steeds erger wordende pijn het tijdstip aangeeft om op te staan en te vertrekken. Gerald verslapte zijn greep op mijn hand niet toen hij ook die van Francis vast moest houden, maar hield hem des te steviger omklemd, zodat hij zwak en beverig als hij is, toch onze handen neer scheen te drukken in voorbereiding op een reuzensprong uit de rolstoel. Ik dacht aan Vera en aan dat eigenaardige gebaar van haar, dat voorovergebogen als met verpletterende kracht ineendrukken van haar handen, alsof ze wilde verhinderen dat de pijn er uit stroomde. Denkt Gerald nu nog ooit aan haar? Herinnert Francis, die ook blond, en rimpelig en verdroogd is, hem niet aan haar, met die ogen van datzelfde heldere hemelsblauw? Soms, ook nu nog, moet hij er toch zeker nog wel eens aan denken hoe ze geprobeerd heeft hem het kind van iemand anders in de maag te splitsen, een kind met een even donkere huid als die van zijn Portoricaanse vader. Ik was dat van de ogen vergeten, vergeten hoe ik als tiener geprobeerd had me te herinneren of te achterhalen welke kleur Geralds ogen hadden. Maar toen Daniël Stewart aan zijn boek begon, herinnerde ik het me weer en lette er bij mijn volgend bezoek aan Gerald, gisteren, speciaal op. Ze zijn blauw. Ze zijn donkerder dan die van Francis, van een diep korenbloemblauw.

We gingen tegelijkertijd weg uit het Baron's Home for Retired Officers, met ons drieën, Helen en ik namen een taxi naar huis, Francis liep door naar het dichtstbijzijnde parkeerterrein, waar hij zijn auto had neergezet. Hij praatte even met Helen, niet over de familie, niet over zijn vader, maar notabene over een Russische science fiction film die op het ogenblik in onze buurtbioscoop draait, in de Paris-Pullman. Kennelijk is dat nu ook zijn buurtbioscoop, aangezien hij en zijn vrouw een huis aan Cresswell Place gekocht hebben.

Ik nam niet aan deze conversatie deel, maar keek uit naar een taxi. Aan de overkant van de straat zag ik een oude man in de deuropening van een winkel staan, zo'n winkel waar niet veel publiek komt; in de etalage lagen keramische tegels uitgestald. Hij scheen gespannen naar ons te kijken, of liever naar Francis, die met achterovergegooid hoofd lachte om iets dat Helen had gezegd. De man was tamelijk klein, had grijs haar en was gekleed in een te lange regenjas zonder ceintuur, een man met een onopvallend gezicht, met ogen die zelfs op die afstand vol droefheid leken. Ik kreeg kramp in mijn borst. De echo was toen nog niet verstorven, de stem nog niet verstomd...

Francis zei tegen me: 'Je hebt Stewart de helpende hand met dat boek van hem geboden, hoor ik '

'Ja.'

'Dat soort dingen is zó vulgair en ongewenst.’

‘Vulgair misschien wel, maar ongewenst niet. Zijn uitgevers hebben hem gevraagd het te doen.'

'Als hij mijn naam gebruikt, dat wil zeggen als hij mijn identiteit bekend maakt, doe ik hem een proces aan. Zeg hem dat maar.’

‘Moet ik hem dat zeggen?'

'Dat zei ik. Het zou me tot voorwerp van haat, spot en minachting maken, alle drie de gronden voor een aanklacht wegens laster. Die man van je is advocaat, niet? Vraag 't hem maar.’

‘Dat zijn twee opdrachten die je me binnen vijf minuten hebt gegeven, Francis of Frank of hoe je jezelf ook noemt,' zei ik. "t Is maar goed dat we elkaar maar eens in de vijfentwintig jaar tegenkomen.'

Er kwam een taxi. Terwijl Francis Helen erin hielp, keek ik nog eens naar de overkant en zag dat er zich een vrouw bij de man in de deuropening gevoegd had, dat hij haar kuste, dat ze nu arm in arm wegliepen in de richting van Blythe Road. Welk verlangen in mij naar romantisch drama, zelfs van het tragische soort, had me ook maar een ogenblik doen geloven dat dit Chad Hamner was? Er was niet de geringste gelijkenis, niet de minste mogelijkheid dat Chad er door het verouderingsproces zo uit had kunnen gaan zien. Ik wist zeker dat als de man dicht genoeg langs me heen gelopen was, ik zulke gladde oorlelletjes als die van een kind gezien zou hebben.

En plotseling wist ik, hoewel er tussen die beide openbaringen geen verband bestond, absoluut zeker dat datgene wat Francis zo vertoornd tegemoet zag, wat zijn blik door woede deed verduisteren, toen hij me aankeek, nooit gebeuren zou.

'Je hoeft je geen zorgen te maken,' zei ik. 'Stewart schrijft dat boek niet.'

'Hoe kom je daarbij?'

'Tegen de tijd dat ik klaar ben hem de helpende hand te bieden, zoals jij het noemt,' zei ik, 'zal hij het niet meer willen.'

-

Die keer dat Francis tijdens Vera's afwezigheid dat meisje meenam naar Laurel Cottage bleef het laatste bezoek dat hij ooit aan Sindon bracht. Het komt me vreemd voor dat iemand die later entomoloog werd als kind, voor zover ik ooit bemerkt heb, niet de minste belangstelling voor insekten aan de dag legde. Hij trok zelfs geen vliegen de vleugels uit, iets wat men wel van Francis verwachten zou. Bij zijn vertrek naar de universiteit van Londen voor zijn postdoctorale studie keerde hij Sindon voor altijd de rug toe, waarbij hij, naar ik later horen zou, een groot aantal bezittingen achterliet, voor een deel zeer waardevolle, waaronder ook geschenken van Chad. En Chad zelf, die (hoe argeloos hij ook mocht beweren in dit opzicht te zijn geweest) Vera als dekmantel had gebruikt en heel wat mensen abusievelijk had doen geloven dat zij een verhouding hadden, ging na Francis' vertrek niet één keer meer naar Laurel Cottage. Dat bezoek met Oudjaar, toen Vera ziek bleek, was bijna de laatste keer. Francis ging naar het Queen Mary College en Chad ging hem zo gauw hij kon achterna en versloeg vergaderingen van vrouwenorganisaties en kerkbazars in Willesdon en trok in die kamer bovenin dat huis waar Francis hem op een gegeven moment van de trappen gooide.

Vera was alleen. Maar ze had Josie. Ze had Jamie. Heel dikwijls had ze ook Helen. Toen Eden naar Formentor vertrokken was, ging mijn vader naar Sindon en bleef er een nacht logeren; de bedoeling van dit bezoek was een poging te doen Vera van haar idee om te verhuizen af te doen zien. Zonder zijn toestemming en die van Eden kon ze natuurlijk helemaal niet verhuizen, maar mijn vader wilde het graag haar eigen keuze laten lijken. Ze vertelde hem tamelijk bedroefd dat ze eigenlijk nooit geloofd had dat hij en Eden hun toestemming zouden geven, nee, van Eden had ze het wel zeker geweten. Het was maar een gokje geweest dat ze toch de moeite van het doen waard had gevonden, zei ze. Dit gesprek werd later aan mijn moeder oververteld, die het weer ergens tussen Vera's arrestatie en haar proces aan mij vertelde. Mijn vader had Vera gevraagd waarom ze wilde verhuizen, maar ze had niet meer willen zeggen dan dat ze Sindon beu was. Hij wist dat ze haar werkelijke motieven verborgen hield. 'Ze heeft gedacht dat ze Eden kon ontvluchten,' zei mijn moeder. 'Ze heeft gedacht te kunnen ontsnappen met Jamie. De uiteinden der aarde zouden nog niet ver genoeg geweest zijn; Eden had toch immers het geld aan haar kant.’

‘En het recht, neem ik aan,' zei ik.

Toen ze, zoals ze al vermoed had, bot bij mijn vader en Eden ving, probeerde Vera Gerald ertoe te bewegen hen uit te kopen, om hun aandeel in het huis voor haar te kopen. Ze zei tegen mijn vader dat ze dat zou doen en vermoedelijk heeft ze het ook gedaan. Als hij een scheiding wilde, moest hij ervoor betalen, zei ze. Geen uitkopen, geen scheiding. Ik denk dat mijn vader nogal ontzet was een van zijn zusters, een van die juwelen van deugdzaamheid en rechtschapenheid die ze in zijn ogen waren, zo te horen praten. Dat zei mijn moeder althans. Maar dat was ook van haar te verwachten, niet?

Hij zei haar dat als Gerald aanbood zijn aandeel over te nemen hij het hem wel verkopen zou, maar wat Eden betrof kon hij geen toezegging doen. 'Je moet haar overhalen, je moet haar overhalen,' riep Vera en greep hem bij zijn arm, maar daarop wendde ze zich weer af met de opmerking dat het te laat zou zijn, het was allemaal te laat. Mijn moeder zei dat Vera toen iets raadselachtigs tegen hem zei, iets dat we later meenden te begrijpen, hoewel hij dat op dat moment natuurlijk niet deed.

'Waarom heb ik het op deze manier aangepakt?' zei ze. 'Ik had het zelf kunnen doen wanneer ik maar wilde.' Eden en Tony bleven veel langer op Majorca dan iedereen verwacht had. Ze waren van plan geweest een maand weg te blijven, maar het werden er bijna drie. Ik veronderstel dat het toen ze wilden vertrekken warm weer en mooi op het eiland was geworden, zodat ze maar zijn blijven hangen. We kregen briefkaarten en Helen kreeg briefkaarten, maar volgens mijn moeder - hoe kon zij dat weten? - kreeg Vera er geen. Ze kwamen halverwege april terug. Ik logeerde op Walbrooks. Ze kwamen op een zaterdag thuis, ongetwijfeld uitgeput na de luchtreis van Palma naar Barcelona, daarna de treinreis van Barcelona naar Parijs, en van Parijs naar Calais, dan de boot naar Dover, de trein naar Victoria Station, een taxi door Londen heen naar Liverpool Street, en de trein naar Colchester. Maar de maandagmorgen daarop was Eden in Sindon, op Laurel Cottage, geheel gereed om Jamie mee te nemen.

-

Vera was niet gewaarschuwd dat ze kwam. Ze wist alleen dat Eden en Tony thuis waren, omdat Helen (zoals het mij verteld is) gebeld had en haar ervan op de hoogte had gebracht, en deze was zelf heel verbaasd geweest dat Vera nergens van wist. Ze had een hele dag gehad om zich voor te bereiden - nu ja, eigenlijk had ze zich maanden kunnen voorbereiden. Ik heb gezegd dat Josie de enige was aan wie ze Jamie wilde toevertrouwen, maar de waarheid was dat ze nauwelijks van zijn zijde week. Josie had de laatste anderhalf jaar waarschijnlijk maar één keer op hem gepast en dat was geweest toen Vera naar de bruiloft van een familielid van de Naughtonkant ging.

Vera loog tegen Josie. Ze vroeg haar Jamie mee te nemen omdat haar advocaat op bezoek kwam om haar over de scheiding te spreken. Heeft Josie dit echt geloofd? Tegen die tijd had haar eigen zoon al een praktijk en ze moet geweten hebben dat advocaten gewoonlijk geen kilometers lange reizen de provincie in maken om onbelangrijke cliënten om negen uur in de morgen op te zoeken. Want Vera verwachtte Eden al zo vroeg in de ochtend en op dat uur had ze hem al bij Josie gebracht. Toen ik dit verhaal voor het eerst hoorde, dacht ik aan Mozes die door zijn moeder tussen de biezen verstopt werd en ik zocht het verhaal op in Exodus en ontdekte dat het zo helemaal niet gegaan was. Ze had een bootje uit biezen voor hem gemaakt en hem tussen de gele bloemen in het riet gelegd, lissen vermoedelijk. Maar het verstoppen van Jamie leek hier niet erg op, aangezien hij al vijf was en geen zuigeling meer. Hoewel hij wat zijn afhankelijkheid van Vera betrof jong voor zijn leeftijd was. Tegen twaalf uur huilde hij en jammerde om haar, en Josie kon er niet goed tegen en bracht hem naar huis. Als er werkelijk een advocaat op bezoek geweest was en hij was om negen uur gearriveerd dan zou hij om twaalf uur toch wel vertrokken zijn.

Vera had zich verrekend. Vermoedelijk kwam het doordat Eden het als de natuurlijkste zaak van de wereld beschouwde laat op te staan. Ze kan niet veel omhanden gehad hebben. In plaats van om negen uur arriveerde ze om elf uur. Zelfs nu nog denk ik er niet graag over na in wat voor gemoedstoestand Vera die twee uur verkeerd moet hebben. In ieder geval was Jamie er tenminste niet. Het laat zich niet moeilijk raden wat Vera gezegd zal hebben, niet als je haar kende zoals ik.

'Ik heb hem ergens verstopt waar jij hem nooit zult vinden!' En toen kwam Josie. Ze trof Vera en Eden daar alleen met hun tweeën aan, recht tegenover elkaar gezeten in de woonkamer, elk met iets onverzettelijks over zich alsof het een belegering betrof. Vera stak haar armen naar Jamie uit toen ze hem zag en hij stortte zich erin. Eden uitte een soort smalend lachje en zei: 'Jullie hebben deze roerende scène zeker geoefend.'

Dit weet ik allemaal omdat Josie Helen bijna dadelijk na Edens vertrek opbelde. Ze was zeer boos en zeer uit haar doen en ze loosde het een en ander tegen mij voor ik haar Helen gaf. Eden was tenslotte zonder Jamie vertrokken, maar niet zonder de toezegging dat ze terug zou komen.

Vera had toen ze Josie zag een beroep op haar gedaan om Eden fysiek te beletten Jamie mee te nemen. Ze schijnt op dit tijdstip alles in fysieke termen vervat te hebben, alsof actie, het aanwenden van energie, de zaak zou redden, terwijl dat met argumentatie en het gebruik van rede niet zou lukken. Daar stak wel wat in, lijkt me. 'Ik zal Jamie vasthouden terwijl jij haar de deur uitwerkt,' was wat Vera volgens Josie gezegd had.

Dit had Josie zeer geschokt. Ze had tegen Vera gezegd dat ze er niet over piekerde mee te doen aan wat ze voorstelde. Er kon geen sprake van zijn dat Eden Jamie van zijn moeder afpakte. Ze had nog nooit van zoiets gehoord, zei ze. Nee, dat wil ik wel geloven. Ze vroeg Eden - op zeer strenge en scherpe toon, naar ik begrepen heb - hoe ze in vredesnaam op het idee kwam dat ze het recht had Jamie met geweld van zijn moeder en zijn thuis weg te halen?

'Hij wordt hier niet verzorgd zoals het hoort,' zei Eden. 'Hij heeft geen vriendjes van zijn eigen leeftijd. Hij wordt afgezonderd gehouden als een kluizenaar. Hij is bijna zes en hij is alleen maar die twee weken dat hij bij mij was naar school geweest. Ze verwaarloost hem - kijk eens naar zijn schoenen!'

Het was zo dat Vera arm was, ze kreeg elke week een zeer iel bedragje van Gerald en had verder niets. Wat er aan Jamies schoenen mankeerde weet ik niet, het kan beslist niet veel anders geweest zijn dan dat ze niet geschikt waren voor de tijd van het jaar of dat er de verkeerde kleur veters in zaten. Verwaarloosd is hij nooit, eerder het tegendeel; het had hem goed gedaan als hij wat meer aan zichzelf overgelaten was geweest. In ieder geval ging Josie hier niet op in. Ze zei dat als Eden Jamie wilde adopteren dat dan door juristen in het gerechtshof beslist moest worden, en niet op deze wijze bevochten.

'Laat haar weggaan,' zei Vera met Jamie in haar armen. 'U hoort wat ze zegt,' zei Josie. 'U kunt beter gaan.' De haat tussen hen hing in het vertrek als gifgas, zei ze tegen Helen. 'Kwade vibraties' noemden we dit soort dingen later. Het was vreselijk om zusters zo tegenover elkaar te zien staan, zei ze. Hoe zou ze het gevonden hebben als ze hen, zoals ik, nog vóór die tijd samen gezien had, zoals ze vroeger waren? 'Ik ga nu, maar ik kom terug,' zei Eden.

Dit was voor Josie de eerste keer dat ze Eden ontmoette. Ze was niet in het minst geïntimideerd door haar rijkdom en wat Vera haar 'macht' noemde.

'Als dit nog eens gebeurt,' zei ze, 'bel ik de politie.' Helens reactie op het verhaal was dat ze zich door Andrew naar Laurel Cottage liet rijden en Vera en Jamie mee terugnam naar Walbrooks. Eenmaal daar aangekomen deed ze haar best een verklaring voor de hele kwestie uit Vera los te krijgen. We waren er allemaal bij. De toestand was te ernstig geworden om de schijn nog op te houden of mensen vanwege hun leeftijd erbuiten te houden.

Vera was nu kalm, bijna koeltjes. Ik denk dat ze zich op Walbrooks veilig voelde en dat moet wat daarna gebeurde des te erger voor haar gemaakt hebben. Het was een mooie dag, heel warm voor april, en we zaten in de grote salon waar Edens trouwreceptie gehouden was, met de tuindeuren open en in een zee van zonlicht. Het uitgestrekte, tot aan het meertje reikende gazon werd overal langs zijn randen opgesierd door kluitjes narcissen en dicht bij het huis stonden blauwe scilla's en die kleine scharlakenrode tulpjes die mooier zijn dan orchideeën.

'Als je Eden duidelijk en beslist vertelt dat ze al die ideeën over het adopteren van Jamie uit haar hoofd moet zetten, zal ze er vanaf moeten zien,' zei Helen tegen Vera. 'Misschien kun je haar beter schrijven, lieverd. Waarom zouden we niet nu meteen een brief opstellen, een absoluut onverbiddelijke, dan kun je die versturen. Faith en Andrew wandelen wel even naar het dorp om hem voor je op de bus te doen, niet, lieverds? Dan heeft Eden hem morgenochtend.'

Vera leek niet al te verrukt van dit idee. Het zou 'niets helpen', zei ze. Het zou 'de zaak alleen maar erger maken'. 'Maar waarom dan, Vera?' hield Helen aan. 'Heb je toen je ziek was Eden een of andere belofte gedaan dat ze Jamie kon krijgen en durf je daar nu niet op terug te komen? Is dat het? Want daar moet je je dan niets van aantrekken, dat moet je gewoon vergeten.'

'Natuurlijk heb ik dat niet beloofd,' zei Vera. 'Zou ik zoiets beloven?'

De generaal had het land aan Eden. Hij was er helemaal voor om naar de rechter te stappen.

'Als ik mijn advocaat erbij haalde,' zei hij, 'weet ik wel wat hij zou doen. Hij zou ons met z'n allen op laten draven in een kort geding en de rechter uitspraak laten doen. Hij zou een gerechtelijk bevel vragen om die kleine harpij te beletten ooit nog binnen een kilometer van jou en de jongen te komen.’

‘Kom, generaal,' zei Helen, "t is ook mijn zus, weet je.’

‘Alleen half,' zei hij, en vergat dat dat ook voor Vera opging. Maar die dag en de volgende gebeurde er verder niets. Eden was opnieuw ziek geworden. Deze keer was het iets anders, niet haar nieren. Bij Vera's proces zei de aanklager dat Vera een tweede poging had gedaan haar te vergiftigen door haar die maandagochtend op Laurel Cottage een of andere schadelijke stof toe te dienen in een kop koffie. De twee daartegen aan te voeren argumenten lijken mij dat Eden deze keer misselijk was en diarree had, wat in elk geval op een ander soort vergif zou wijzen, en ten tweede dat men zich eenvoudigweg niet voor kan stellen dat Eden onder deze omstandigheden iets zou willen eten of drinken. We kwamen dat van Eden te weten doordat Helen opbelde om 'het eens goed met haar uit te praten'. Er viel helemaal niets te praten. Mevrouw King kwam aan de telefoon en zei dat Eden in bed lag en ze de dokter had laten komen. Vera lachte toen Helen het haar vertelde en zei op een haast krankzinnige toon dat God niet met zich liet spotten. Ze praatte veel op die manier, of in losse opmerkingen zonder enig verband, ongeveer zoals Ophelia. Ze bleef op Walbrooks logeren, waarbij haar manier van doen alterneerde tussen een bijna katatonische rust en drukke, opgewonden uitbarstingen van energie. Ik zou enkele dagen later naar mijn ouders gaan en Andrew zou me voor de rest van onze vakantie gezelschap houden. Het was ons laatste trimester en de afstudeer-examens naderden dreigend. Nu had ik voor het eerst het gevoel gewoon niet snel genoeg van Walbrooks weg te kunnen naar Londen. Een van de dingen die Vera tijdens een van haar energieke buien deed, was aanbieden alle keukengordijnen voor Helen uit te leggen. Ze waren verkeerd gewassen en gekrompen. De keuken van Walbrooks had vijf ramen, dus het zou een heel werk zijn. Sindsdien moet ik altijd aan Vera denken bij het zien van een vrouw die aan een groot stuk zit te naaien met de stof op de manier van een tapijtwerkster over haar knieën gedrapeerd, met het hoofd gebogen en op en neer gaande gekromde vingers. Misschien is dat de reden dat ik nooit iets naai, en er nooit een moment over gedacht heb om mijn eigen gordijnen te maken. Die vrijdagochtend vertrokken Andrew en ik naar Londen in de vijfdehands wagen die Andrew gekocht had, een oude Morris Ten. Helen zei ons niet te wachten tot Vera ook wegging. Zij en de generaal zouden haar naar huis brengen. Ze had zo'n gevoel, zei ze, dat we nu niets meer over Edens aanspraken op Jamie zouden horen.

Het was afgelopen, het was maar een probeersel geweest. De generaal had waarschijnlijk de spijker op de kop geslagen toen hij dat zei over beloften die gedaan waren toen Vera ziek en zwak was.

Dus gingen we, opgelucht maar zonder reden om ons opgelucht te voelen. Ik vertelde mijn vader niets van de hele zaak en Andrew zei ook niets, ofschoon we niet afgesproken hadden het onderwerp te vermijden. Ik denk nu dat we allebei het gevoel hadden, dat wij, toeschouwers, allemaal het gevoel hadden dat hier zo veel meer achter stak dan men op het eerste gezicht zou zeggen. Zo veel weggestopte geheimen hadden ermee te maken, zoveel dingen die met opzet voor ons weggehouden waren, dat we ons belachelijk zouden maken als we een mening uitspraken en gedragswijzen adviseerden. Andrew en ik spraken er die paar dagen zelfs niet met elkaar over, maar toen we in de trein zaten die ons naar Cambridge terugbracht, alleen met ons tweeën in de coupé, zei hij plotseling tegen me als iemand die een bekentenis doet: 'Ik heb je dit nog niet verteld, ik heb 't aan niemand verteld, ik wilde geen onrust zaaien. Het heeft me na al dat gepraat over advocaten en gerechtelijke bevelen wel dwarsgezeten. Toen we nog thuis waren heb ik de dag voor we weggingen June Poole bovenaan ons laantje gezien.'

'Laantje' zeggen ze in dat deel van het land tegen een landweg. Deze liep van de grote weg naar het huis, langs de bij Walbrooks horende huisjes, langs een dichtgetimmerd huis waar al twintig jaar niemand meer in woonde, langs schuren en de stallen. 'Ze kan bij een van de huisjes geweest zijn, weet je. Ze zou daar een nicht of een tante kunnen hebben. Het lijkt mij altijd haast alsof iedereen daar familie is van iedereen.'

Andrew zei: 'Ze had haar rug naar me toe, ze liep weg, maar ik had het gevoel dat ze net binnen de heg gestaan had, dat ze had staan wachten. En dat ze mij toen zag.'

'Ik vroeg hem hoe hij zo heel zeker kon weten dat zij het was. Hoe ver weg had ze gestaan?

Hij was blij zich aan een strohalm te kunnen vastklampen. Minstens honderd meter, meer misschien. Als hij erop had moeten zweren - nou, dan had hij dat niet kunnen doen. Dit bleek later ook niet van hem verlangd te worden, maar hij kwam er dichter bij dat hij ooit had kunnen denken, toen hij die dramatisch lijkende verklaring aflegde. Ik vond dus niet dat hij het zijn vader moest vertellen?

'Wat zou dat voor zin hebben?' vroeg ik.

Dit alles herinnert me nu aan Sunny Durham en de moord in Kirby Theiston, hoewel ik nauwelijks weet waarom. Er zijn maar weinig punten van overeenkomst. Toentertijd dacht ik aan Kathleen March, die terwijl ze onder Vera's hoede was, ontvoerd was en vermoord. Was het werkelijk June Poole die Andrew gezien had en had ze staan wachten in de hoop Jamie mee te kunnen grissen?

-

Ik heb Vera nooit teruggezien. Die vrijdagochtend kuste ik haar plichtsgetrouw ten afscheid, of liever gezegd, we legden onze wangen tegen elkaar en kusten in de lucht.

'Doe je vader de groetjes van me,' zei ze. 'Misschien kom ik bij verrassing een van deze mooie dagen wel naar Londen toe.' Dat was het laatste wat ze tegen me zei, afgezien van 'tot ziens'. Longleys zeggen nooit 'dag' - heb ik dat al gezegd? Er rust een verbod op, even streng als het taboe op het eten met je rechterhand.

'Tot ziens,' zei Vera en wuifde; ze stond naast Helen op het pad en wuifde. 'Tot ziens!' Jamie wuifde ook, met beide handjes in de lucht en zijn vingers open en dicht knijpend zoals ik een Amerikaanse professor tijdens een lezing eens heb zien doen om aanhalingstekens aan te geven. De laatste keer dat ik omkeek, liepen hij en Vera hand in hand terug naar het huis.

De rest weet ik van Helen en Josie. De generaal reed Vera 's middags terug naar Sindon, ervan overtuigd dat alles in orde was en dat een groot deel van wat er gebeurd was zich alleen in Vera's, zo niet in Josie's verbeelding had afgespeeld. Hij bleef nog een half uurtje en ging toen naar huis terug. Helen belde Vera de volgende dag en vond dat ze opgewekt en kalm was. Ze belde Eden. Eden maakte het veel beter, verwachtte zes mensen voor de lunch, en weigerde het toekomstig voogdijschap over Jamie te bespreken. Er viel niets te bespreken, zei ze, het was allemaal al geregeld. Helen vatte dit op als teken dat Eden het opgegeven had en zich vanuit haar verslagen positie uit de hoogte gedroeg. Op zondag gebeurde er niets. Ik heb wel eens geprobeerd me een dag uit Vera's en Jamie's leven samen in deze periode voor te stellen. Dat is geen gemakkelijke opgave, want ik heb zelf nooit zo'n leven geleid, een leven alleen, in een afgelegen buitendorp, met slechts weinig vrienden, zonder auto, in nette armoede. Vera had het zich niet kunnen veroorloven zes mensen voor de lunch te vragen, zelfs als ze het gewild had. Wat deden ze? Ik twijfel er niet aan of ze stonden vroeg op, Vera om in huis allerlei karweitjes te doen, het afstoffen en poetsen dat als ik er logeerde elke dag gedaan werd, Jamie om met zijn speelgoed te gaan spelen. Dan de Sunday Express voor Vera, een wandeling misschien; de lunch, altijd een stukje gebraden vlees, een minuscuul klein stukje, het rantsoen van de hele week in 1950, gebakken aardappelen, aardappelpuree met een korstje, een groene groente, en als toetje een jamgebakje of custardvla met vruchtjes. Daarna weer een wandeling? Een dutje? De radio? Met naai- of breiwerk, natuurlijk. Ze zou hem een verhaaltje voorlezen, ettelijke verhaaltjes misschien, met hem praten en spelen. Maar nog steeds blijft de verbeelding getart door de opgave om die lange uren in te vullen, vooral wanneer het koud of nat weer was of vroeg donker werd. Vera las nooit iets, afgezien van de kinderboeken waar ze uit voorlas. De boekenkast in de woonkamer was gevuld met een verzameling van iemand die niet las, series schoolboeken en gekregen boeken waar ze vast niet blij mee zal zijn geweest. Als ik mijn ogen dicht doe, kan ik nu nog die boekenkast voor me zien. Ik zie Jamie zijn speelgoedtankje over de onderste plank en over de ruggen van de boeken voortrollen. Stond het Bulletin No. 23, Eetbare en Giftige Zwammen er toen ook al in? Ik geloof het niet. Ik kan wel voor me zien wat er wél in stond: Precious Bane, Anthony Adverse, Sesame and Lilies, dat was een prijs op school geweest, Black Bartlemy's Treasure, Frohawks Complete Book of British Butterflies... Had ik dus ongelijk toen ik zei dat Francis als kind geen belangstelling voor entomologie aan de dag legde? Was dit een boek van Francis? Kon het dan zijn dat het boek over zwammen ook van hem was en in die tijd boven, op de boekenplank in zijn kamer stond? Wuthering Heights, The History of Mr. Polly, Lamb's Tales... en is die donkergroene rug daarnaast misschien het Bulletin No. 231 Het kan niet op twee plekken tegelijk gestaan hebben. Misschien was het toen helemaal niet eens in huis. Maar ik weet dat ik het eens daar in die boekenkast in Vera's zitkamer heb gezien, donkergroen met de gele hanekam op de omslag en de fascinerende mycologische wetenswaardigheden binnenin.

Die specifieke zondag - ik weet niet meer of het regenachtig of mooi weer was - was ik in Cambridge. In die periode was ik bezig mijn familie te 'ontgroeien' en wel met horten en stoten, onder andere besluitend dat ik mij als weldra onafhankelijk persoon in de toekomst niet meer met mijn vaders zusters in zou laten, en ook spijtig overwegend dat als ik Andrew opgaf een breuk met Helen onvermijdelijk zou zijn. Aangezien ik heel wat over dit alles nadacht, dacht ik er die zondag waarschijnlijk eveneens over na, tussen het herlezen van Spensers Fearie Queene en mijn afspraak met Andrew in. Ik geloof echter niet dat ik Vera zag als een stakker die in het ergste soort samenvallen van 's mensen lotsbeschikkingen verstrikt geraakt was. Net als wij allemaal meende ik dat zij en Eden hun geschillen hadden opgelost. En aangezien ik mezelf in die dagen graag als een levendige intellectuele feministe beschouwde, vrees ik dat ik hun kleingeestig gekibbel waarschijnlijk ook beneden mijn waardigheid achtte. Daar zou ik mijn straf voor krijgen. Moord reikt ver binnen een familie, en plakt een overdruk van het Kaïnsteken op een dozijn voorhoofden, en hoewel het vager is naarmate het een verder verwijderd familielid betreft, is het er toch en brandt zich in de hersenen. Een vraag, een toevallig woord, zal het aan het licht brengen, zoals onzichtbaar schrift flakkerend zichtbaar wordt wanneer men het boven vuur houdt. Alleen door de tijd slijt hij weg, en wordt het mogelijk in een zekere gemoedsrust terug te reiken in het verleden.

-

Het werd maandag. Vera overwoog te vluchten. Later op de dag vertelde ze Josie dat ze erover gedacht had te vluchten. Ze was zelfs begonnen een tas te pakken en Jamie's kleren en enkele van zijn boeken en speeltjes bijeen te zoeken. Ze zag zichzelf als een refugié - hoe onwetend we daarvóór ook mochten zijn geweest, de afgelopen jaren hadden we wel geleerd wat refugié's waren -op de vlucht voor een binnenvallend leger, zich niet bekommerend om wat ze achter liet, en alleen de éne kostbaarheid die ze bezat meenemend. Maar waar kon ze heen en waar moest ze van leven? Ze had geen geld en geen mogelijkheid om het te verdienen en ze had niets te verkopen.

Om tien uur arriveerde Eden met June Poole en mevrouw King, June droeg de grijze jurk waar we haar in gezien hadden en een grijze vilten hoed, de vereiste kleding voor een kindermeisje. Mevrouw King had een doos Black Magic chocolaatjes bij zich. In de lente van 1950 was snoep nog op rantsoen (en zou dat nog jaren blijven), dus zouden deze chocolaatjes als een zeldzame heerlijkheid beschouwd worden, zij het als een tamelijk ongeschikte keuze als omkoopmiddel voor een kind van zes. Het was een zonnige ochtend, heel warm, en ze vonden Jamie in de achtertuin van Laurel Cottage spelend in een zandbak die Vera dicht bij het huis voor hem had ingericht. In mijn kindertijd en in die van Eden was de zandbak achterin de tuin geweest, bij het schuurtje, dat nu in mijn gedachten onherroepelijk verbonden was met de minnarijen van Chad en Francis - maar dit zou voor Vera te ver weg geweest zijn. Ze moest een oogje op hem kunnen houden. Ze zag al gauw wat er gebeurde, want ze stond in de keuken de was te doen. Het was maandag, dus deed Vera de was. Het zou de verschrikkelijkste dag van haar leven worden, en ik denk dat ze dat ook wist, maar het was maandag en dus wasdag. Door het raam zag ze wat er gebeurde. June Poole zat in haar grijze uniform gehurkt op de rand van de zandbak met haar arm om Jamie heen en mevrouw King stond over hem heen gebogen en liet hem de chocolaatjes zien. Hoe had Eden hen in haar privé-legertje in kunnen lijven? Door hen van de juistheid van haar zaak te overtuigen, ongetwijfeld.

Vera zag Eden niet meteen. Ze rende met druipende handen het huis uit om letterlijk opgevangen te worden door Eden die op het pad langs de achterdeur stond.

Eden pakte haar bij de schouders en zei: 'Kom, Vera, wees nu verstandig. Je weet toch dat je het tegen ons aflegt, dus waarom laat je hem nu niet gewoon gaan zonder een scène te maken?' Vera gaf een gil, worstelde zich los en schoot onder Edens armen door. Ze rende naar Jamie toe, maar June had Jamie opgepakt en droeg hem in de richting vanwaar ze gekomen waren. 'Goed zo, June,' zei Eden. 'Zet hem maar zo vlug mogelijk in de auto en dan zijn we weg.'

Op dit ogenblik arriveerde Josie die, zoals op de meeste ochtenden, langs kwam om te zien of Vera nog boodschappen moest hebben, of alleen maar voor een babbeltje en een kop koffie. Eerst geloofde ze haar ogen niet. Zo gaat het wanneer we getuige zijn van sensationele gebeurtenissen die binnen het leven van alledag onwerkelijk lijken. Josie dacht dat er iemand een toneelstukje opvoerde, dat het een spelletje was. Maar dat idee had ze maar een paar seconden. Ze kon zien dat Vera zich aan June vastklemde en weggesleurd werd door de gezamenlijke krachtsinspanning van Eden en mevrouw King. Ze hoorde Vera gillen en huilen. Josie schreeuwde tegen Eden: 'Wat bent u in vredesnaam aan het doen?'

Eden zei: 'Houdt u zich hierbuiten, alstublieft, mevrouw Cambus. Dit is iets tussen mijn zus en mij.'

'Laat ze hem niet meenemen, Josie!' gilde Vera. 'Hou ze tegen!' Jamie was nu in de auto. Hij gilde ook. Twee of drie van Vera's buren kwamen naar buiten, hoewel ze geen buren vlak naast zich had wonen, het was niet zo als het in een straat in Londen zijn zou. Josie's eerste gedachten gingen uit naar Vera die ze in haar armen probeerde te nemen, maar Vera gooide zich op de auto en sloeg met haar handen tegen de raampjes en schreeuwde Jamie's naam.

Eden sprong in de bestuurdersstoel. Josie dacht dat ze de deur dicht zou slaan met Vera's hand ertussen. Ze miste de hand net. Ze startte de motor met een luid gebrul, en keek nog eenmaal om naar Josie. Het vreselijke ervan, zei Josie, was dat de tranen Eden over het gezicht stroomden. Mevrouw King en June zaten achterin en hielden de nu bijna uitzinnige Jamie in bedwang die wild spartelend 'mammie, mammie!' krijste.

Eden reed weg en Vera zou tegen de grond geslagen zijn als Josie haar niet opgevangen had. Met een arm om haar heen en Vera's hoofd tegen haar schouder geleund leidde Josie haar terug het huis in.

-16-

Met de post van vanmorgen is van Daniël Stewart een deel van de transcriptie van Vera's proces gearriveerd. Tot nu toe heb ik mezelf onwetend gehouden van wat er die week in de zomer van 1950 in het Centraal Gerechtshof voorgevallen is. Mijn vader is ook in onwetendheid ervan gestorven. Wat we in plaats daarvan kregen was een verslag uit de eerste hand, van Josie zelf, van hetgeen er die maandag op Goodney Hall gebeurde. Maar met het verhaal over de avond die Josie en mijn vader en ikzelf bijeen gezeten in onze woonkamer doorbrachten met elke een flinke whisky achter de kiezen en meer voor de boeg zal ik nog even wachten.

Stewart vraagt me 'uw eigen kanttekeningen te plaatsen als u wilt, mevrouw Severn.' Wat voor kanttekeningen kan ik plaatsen? Ik ben er niet bij geweest. Ik was in Cambridge en dat kwartaal heb ik niet één krant gelezen. In Londen zei mijn vader de Daily Telegraph op, vanaf de dag waarop Vera voor de politierechter verscheen tot een week na afloop van haar proces, en bemerkte toen hij de krant na dit tijdsverloop weer in huis kreeg dat het kruiswoordraadsel te moeilijk geworden was om het ooit nog helemaal op te lossen. Ik probeerde Vera uit mijn gedachten te sluiten, mezelf van haar los te maken, maar niettemin deed ik minder goed examen dan van me verwacht werd. Die ene alinea die ik gelezen had voor ik kranten uit mijn gezichtsveld verbande, achtervolgde me en schoof dikwijls tussen mijn ogen en andere gedrukte pagina's van meer literaire aard.

Vera Ivy Hillyard, 43, woonachtig aan Bell Lane, Great Sindon, Essex, is vandaag in het hof van de politierechter van Colchester verschenen op aanklacht van moord op haar zuster, Edith Mary Pearmain...

Andrew en ik trouwden in paniek, om het in de familie te houden. Zoveel mensen wisten dat Vera en Eden tantes van ons waren. Ik stelde me voor hoe ze roddelden en hoe hun roddel tentakels uitstrekte helemaal tot in Londen, tot in Cambridge. Mijn besluit om mijn familie af te schudden, om haar achter mij te laten als de versleten, niet langer nuttige huid van een slang, moest ik laten varen. Wat zij gedaan hadden, maakte dat onmogelijk. Ik zat met ze opgescheept, was met de andere broers en zussen, nichten en neven, in een soort getto beland. Het komt me nu voor dat ik met Andrew getrouwd ben om mezelf te redden, ongeveer net zo als iemand trouwen kan om burgerrechten te krijgen of om te voorkomen dat hij wordt gedeporteerd. Of misschien was het een kwestie van de blinde die de blinde, of de invalide die de gehandicapte trouwde. Ons huwelijk hield twee jaar stand voor we met wederzijds goedvinden uit elkaar gingen. Kort na onze scheiding trouwde hij met iemand anders die Helen al snel een kleindochter schonk. Helen was toen al weduwe en Walbrooks was verkocht en Tony God mag weten waarheen in het Verre vertrokken, na met goedkeuring van hogerhand Jamie op een kostschool geplant te hebben. Jamie was als minderjarige onder toezicht van Justitie geplaatst en was nu net als Melchizedech, de priester-koning, zonder vader, zonder moeder, en zonder afstamming.

Erger dan ik ooit van iemand heb horen zeggen, eigenlijk.

-

Volgende week ga ik naar hem toe. Hij zal de beloofde maaltijd voor me koken en we zullen in de warme Florentijnse avondschemering in zijn tuin zitten en - aantekeningen vergelijken. Ga ik in de tussentijd deze transcriptie lezen? Waarom zou ik mezelf de steek van pijn bezorgen, het onvermijdelijk vertrekken van het gezicht dat dat ongetwijfeld veroorzaken zal? Zou ik als we nu in de jaren veertig leefden en er een vuur in mijn haard brandde niet net zo doen als mijn vader deed met de brieven die hij in de winter kreeg en deze vellen papier in het vuur laten vallen? Ah, maar dan, zo breng ik mezelf in herinnering, had hij ze altijd eerst gelezen, en dikwijls vele malen ook, aangezien ze van die afzendster kwamen.

Dus hier gaan we dan. Het is tenminste niet een volledig verslag, alleen de hoofdpunten eruit, schrijft Stewart. Josie was hoofdgetuige voor de verdediging en dit is een deel uit haar verklaring. Vera's advocaat had haar gevraagd te beschrijven wat er gebeurde nadat Eden en haar rotgenotes Jamie hadden meegenomen.

Josephine Cambus: Ik liep samen met haar het huis weer in. Ze was hysterisch en jammerde en huilde. Er was een beetje cognac in huis en ik gaf haar wat in een glas met water erbij. Ik zei dat ik de politie zou bellen, maar ze antwoordde dat dat geen nut zou hebben. Dus zei ik dat ik er met mijn zoon over zou spreken. Die zou wel weten wat te doen.

Rechter Lambert: Is uw zoon bij de politie?

Mevrouw Cambus: Nee, Edelachtbare, hij is advocaat.

Verdediger: Heeft u uw zoon gesproken, mevrouw Cambus?

Mevrouw Cambus: Ik probeerde het. Ik had de telefoniste zijn nummer al gevraagd. Vera, mevrouw Hillyard, nam me de hoorn uit de hand. Ze zei dat advocaten en politie niets uit zouden kunnen richten.

Verdediger: Heeft u haar gevraagd waarom niet?

Mevrouw Cambus: Ze zei dat alleen zij en haar zus wisten hoe de zaak in elkaar stak. Zo zei ze het. Ze zei dat ze naar Goodney Hall zou gaan om met haar zus en haar man te praten. Het was belangrijk, zei ze, dat ze met de man van haar zus praatte, en ze zou zo nodig op de stoep wachten tot hij thuiskwam. Ze was toen heel rustig. Ze leek vrij gelaten. Ze leek...

Rechter Lambert: Het doet er niet toe wat ze leek, mevrouw Cambus. De jury wil weten wat u gezien en gehoord heeft, niet wat u veronderstelde. 

Verdediger: Is mevrouw Hillyard toen naar Goodney Hall gegaan en bent u met haar meegegaan?

Aanklager: Edelachtbare, stelt mijn confrère geen enigszins suggestieve vragen?

Rechter Lambert: Misschien wel, ja.

Verdediger: Neemt u mij niet kwalijk, Edelachtbare. Ik zal de vraag anders stellen. Wat deed mevrouw Hillyard toen, mevrouw Cambus?

Mevrouw Cambus: Ze deed haar jas aan en pakte haar handtas en zei dat ze de bus naar Bures zou nemen en daar op de bus naar Goodney wachten, tenzij ik haar er met de auto heen wilde brengen. Ik voelde er niet veel voor om te gaan, ik wilde niet bij de zaak betrokken worden, maar ik stemde erin toe haar erheen te brengen, met in mijn achterhoofd het idee om niet naar binnen te gaan, maar haar daar af te zetten en weer naar huis te gaan. Ik ging naar huis en haalde mijn auto en reed haar naar Goodney Hall. Toen we er waren, smeekte ze me voor haar naar de deur te gaan, met als reden dat als zij ging ze haar niet binnen zouden laten.

Verdediger: En heeft u toen ook gedaan wat ze vroeg?

Mevrouw Cambus: Eerst weigerde ik, ik wilde niet, maar tenslotte heb ik het gedaan. Meneer Pearmain deed open. Ik zei...

Verdediger: U mag ons niet vertellen wat meneer Pearmain tegen u zei, tenzij mevrouw Hillyard erbij was. Was ze erbij?

Mevrouw Cambus: Nee, ze zat in de auto.

Verdediger: Juist. Wat deed u naar aanleiding van hetgeen meneer Pearmain tegen u zei?

Mevrouw Cambus: Ik liep naar de auto terug en liet mevrouw Hillyard eruit komen en toen gingen we samen met meneer Pearmain het huis in. Er was toen niemand anders te zien. We gingen een kamer binnen die ze, naar ik meen, de salon noemen. Mevrouw Hillyard zei dat ze meneer Pearmain iets onder vier ogen vertellen moest, iets dat ze wilde dat hij weten zou, en of ik even de kamer uit wilde gaan? Ik zei dat ik naar huis ging, ik had geen reden om te blijven maar ze smeekte me op haar te wachten, alleen eventjes naar buiten te gaan. Meneer Pearmain zei dat hij dacht dat hij wel wist wat ze wilde zeggen, maar hij wist het al, zijn vriend had het hem een paar dagen eerder verteld. Op dat moment kwam mevrouw Pearmain binnen en zei tegen mevrouw Hillyard: 'Ik heb hem alles verteld...'

Ik legde de transcriptie neer. Ik had dit soort teksten al eerder gelezen, doordat mijn echtgenoot ze me liet zien, en in Geruchtmakende Processen in Groot-Brittannië. Ze lijken allemaal sterk op elkaar, hebben allemaal die onwezenlijke sfeer waarin mensen spreken alsof ze geprogrammeerd zijn in een taalgebruik dat uitsluitend voor deze omgeving gereserveerd is. Toch wordt me verteld dat transcripties waarheidsgetrouwe en woordelijke verslagen zijn van hetgeen er gezegd is. Vreemd... Maar vanaf dit moment was Josie trouwens haar eigen verslag aan ons begonnen in de stille, intieme, tamelijk benauwde sfeer van de te warme woonkamer van mijn ouderlijk huis. Daar begon ze met precies te herhalen wat Eden gezegd had toen ze die ochtend in april de 'Chinese' salon binnenliep.

'Op die manier zul je je zin niet kunnen krijgen, Vera. Ik heb Tony alles verteld. Ik heb hem verteld dat Jamie mijn zoon is.'

-

We wisten het, natuurlijk. Toen wisten we het al. De naakte feiten hadden ons wel bereikt, al hadden we verkozen een struisvogelpolitiek ten opzichte van het proces te voeren. Van Josie wilden we de bijzonderheden horen, de subtiele bijkomstigheden die de naakte feiten in vriendelijke, versluierende vermomming kleedden. Zonder ons aan te kijken maar vooroverleunend in haar stoel in het vuur starend, zei ze:

'Vera gaf een kreet. Ik heb het nooit met mezelf eens kunnen worden of het een kreet van ontkenning was of niet. Tony - onder die naam heb ik hem nooit gekend, maar zo noem ik hem maar - Tony keek grimmig. Hij zag er diep ongelukkig uit. Hij bleef daar maar met zijn ogen bijna dicht staan knikken. Uw zuster  Edith, Eden bedoel ik - zei: 'Hij is mijn kind. Vera heeft alleen maar voor hem gezorgd. Ze heeft het zelf aangeboden, dat geef ik toe, dat was heel mooi van haar, een ontzettend royaal gebaar, maar er is nooit enige sprake van geweest dat ze hem voorgoed kon houden'. 'Leugenaarster!' zei Vera. Tony geneerde zich dood. Hij lijkt me de soort man die zich in een tragische situatie op de eerste plaats geneert. Hij zei: 'Dit wil mevrouw Cambus toch allemaal niet horen. Dit is een privé-kwestie, laten we die dan ook binnenskamers houden.’

‘O nee, dat gaat niet,' zei Vera. 'Iedereen zal het moeten weten. Ik sta niet toe dat je het stil houdt. Ik zal het van de daken schreeuwen wat ze voor me geweest is, een adder in het gras, een gemene kwelgeest. Ik wil mijn jongetje zien,' zei ze. 'Waar is mijn jongetje?’

‘Het is jouw jongetje niet,' zei Eden. 'Het is mijn jongetje. Hij wordt de zoon van mij en Tony. We gaan hem wettelijk adopteren.’

‘Hoe kun je je eigen kind nou adopteren?' zei Vera, en dat was de enige keer dat je zou kunnen zeggen dat ze Eden iets toegaf'. Hoewel je natuurlijk je eigen kind inderdaad kunt adopteren als het een onwettig kind is, daar heb ik mijn zoon naar gevraagd.

Vera begon Eden uit te schelden. Ik neem niet aan dat u precies wilt weten wat ze zei, woordelijk, bedoel ik?' Mijn vader schudde zijn hoofd. 'Alleen de strekking,' zei hij. 'Wel, ik veronderstel dat je het aantijgingen van Edens moreel niveau zou kunnen noemen. Eden vond het heel vervelend. Tony zag eruit alsof hij flauw ging vallen, maar Eden was volkomen kalm. Ze vertelde ons de hele zaak, Tony en mij bedoel ik. Ik ben ervan overtuigd dat hij de details nog niet eerder gehoord had. Hij ging zitten en steunde zijn hoofd in zijn handen.' Het verhaal waar Eden mee kwam luidde dat ze in de herfst van 1943 ontdekt had zwanger te zijn. Ze deed geen poging om te zeggen van wie. Vera was degene die ertussen kwam met de opmerking dat ze met een half dozijn mannen had opgetrokken, onder wie een Amerikaans soldaat en een uit het Spaanse deel van Harlem afkomstige Portoricaan die toentertijd de mooiste man van Londonderry was. Josie had de indruk dat Vera dit bij de eerste keer dat Eden haar hart uitstortte in de biecht verteld moest zijn. Het was waar dat Jamie, ofschoon licht van haar, ogen had van een warme zuidelijke kleur bruin en een licht olijfkleurige huid die nooit verbrandde in de zon. Eden had zelf geprobeerd Vera te doen geloven (en Vera had het toen ook geloofd) dat ze een hartstochtelijke verhouding had gehad met een marineofficier die omgekomen was toen de Lagan in september 1943 door een torpedo getroffen werd. Wie kon er die andere marineofficier vergeten van wie eens beweerd was dat hij Edens geliefde of bewonderaar was, degene die de hoofdrol gespeeld had bij Francis' meest opzienbarende streek, degene die eveneens met zijn schip ten onder was gegaan? Vera en Eden, de stakkers, waren snobs tot aan het bittere eind.

Ze had het al aan Francis verteld, voor ze het aan Vera vertelde, daar ben ik zeker van. Dat is precies wat ze gedaan zou hebben, en Francis' cryptische uitlatingen tegen mij op de ochtend voor de eerste ontvoeringspoging bevestigen het. Francis heeft haar vermoedelijk verteld waar ze een abortus kon krijgen, dat soort dingen wist hij. En misschien heeft hij haar het geld ervoor gegeven, of een deel ervan. Francis had altijd geld. Ik denk dat hij zichzelf prostitueerde. Om de een of andere reden heeft ze dus geen abortus laten plegen. Heeft ze het er met Vera over gehad en heeft Vera haar bepraat om ervan af te zien, Vera die graag een kind wilde en dat ook tegen Helen gezegd had, maar zelf niet zwanger kon worden? Eden moet al maanden, jaren zelfs voor een van ons ervan wist uit de WRNS gegaan zijn. Ze ging naar Laurel Cottage en verstopte zich daar.

Heden ten dage kunnen wij, zelfs mensen van mijn leeftijd, maar moeilijk begrijpen hoe verschrikkelijk het voor een conventioneel meisje uit de middenklasse in 1944 nog was om een onwettig kind te krijgen. En Eden had zich altijd zo op de borst geslagen, had zichzelf en was ook door die PR-dame in hart en nieren, haar zus, altijd voorgesteld als zo'n toonbeeld van deugdzaamheid. Ze had onmogelijk haar broer kunnen schrijven om hem dit vreselijke te bekennen, het aan haar halfzuster en diens man kunnen vertellen, het bekend laten worden in Sindon waar ze het lieve, ernstige, wees geworden jonge meisje geweest was. Maar als haar zus, die oudere zus die een moeder voor haar geweest was, zwanger zou lijken, in het kraambed zou lijken te liggen en met een baby zou verschijnen...?

Niet alles hiervan vertelde Josie ons die winteravond. Voor een deel heb ik het aaneengepast op grond van wat ik zelf wist, van dingen die ik had gezien en waargenomen en toen niet verklaren kon, van mijn verbeeldingskracht en van mijn bekendheid met die twee vrouwen, mijn tantes, mijn dode tantes van wie de een door de ander was vermoord.

Vera heeft Eden haar aanbod misschien gedaan vanuit haar liefde voor haar, uit puur altruïsme en vanuit de wens haar reputatie te beschermen. Ook kan ze het gedaan hebben omdat ze een baby wilde hebben. Na zo allertreurigst gefaald te hebben met Francis wilde ze het nog eens proberen. Of, en dit is het meest waarschijnlijk, het waren die dingen allebei. Ze heeft het als in het voordeel van iedereen gezien. Wie zal nu weten wat er tussen hen gezegd is? Heeft Vera werkelijk beloofd het kind alleen bij zich te zullen houden tot Eden hem zelf wilde hebben? Of heeft ze hem onvoorwaardelijk overgenomen, als volledig haar eigen kind? Eden zei ja op het eerste. Vera zei niets, zei Josie. Ze zat er als versteend bij en luisterde.

Het kind werd in een verpleegtehuis in Colchester geboren, dat wat het jaar daarop gebombardeerd was, waarbij alle administratie verloren was gegaan. Eden was er als mevrouw Hillyard heengegaan, zei ze. Ze ging ook als mevrouw Hillyard naar een arts voor zwangerschapscontrole. Vera ging toen ze in de kliniek lag in een pension in Felixstowe logeren. Ze hadden het als volgt afgesproken: Eden verliet het verpleegtehuis in een taxi met de baby. Vera vertrok uit Felixstowe en ze troffen elkaar in Colchester in de zaal van het George Hotel en lieten zich daarop met hun drieën in een andere huurauto naar huis rijden. Vera lachte honend toen Eden dit zei, alsof er geen absurder verzinsel mogelijk was.

'Eden ging de kamer uit,' zei Josie, 'en kwam terug met een lange enveloppe met iets erin. Het was een geboorteakte, Jamie's geboorteakte.'

'Heeft u hem gezien?' vroeg ik haar.

'O ja, ik heb hem gezien. Hij stond op naam van James Longley, moeder Edith Mary Longley, vader onbekend. Vera graaide hem uit mijn handen. Ze zei dat hij vals was. Toen zei ze dat Eden een valse aangifte bij de ambtenaar van de burgerlijke stand had gedaan en dat dat een ernstig vergrijp was waar jaren gevangenisstraf op stond. Dat was natuurlijk bespottelijk. Daar lag de geboorteakte, met de feiten er duidelijk op. Vera had hem zelf nooit eerder gezien. Ik denk dat ze er niet naar durfde kijken, zelfs niet durfde vragen of ze hem mocht zien. Ze wist maar al te goed wat er op stond.'

'Maar als ze deze afspraken hadden gemaakt,' zei ik, 'dan moeten ze toch ook hebben afgesproken dat er een valse aangifte gedaan moest worden. Waarom is Vera, die toch helemaal gezond was, die niet net uit het kraambed was opgestaan, niet zelf aangifte gaan doen?'

Dat kon Josie ons niet vertellen, maar ik meende het antwoord wel te weten. Ik kon me voorstellen hoe het gezeten had. Het was niet zozeer omdat Eden het zekere voor het onzekere had genomen en voorzorgsmaatregelen had getroffen om gedekt te zijn ingeval ze op een dag Jamie terug zou willen hebben, dan wel omdat ze eenvoudigweg geen valse aangifte hadden durven doen. Er hangen strenge waarschuwingen tegen op gemeentehuizen. Is ze er heen gegaan met het vaste voornemen Jamie als zoon van Vera Hillyard en Gerald Hillyard aan te geven, maar is de moed haar in de schoenen gezonken toen ze er eenmaal was? Maar dat is geen antwoord op de vraag: waarom is Vera zelf niet gegaan? Hoogstwaarschijnlijk omdat Eden haar te vlug af was, een paar dagen nadat ze in Sindon terug waren alleen weg ging en toen ze terugkwam Vera voor een fait accompli stelde. 'Vera had de akte in haar handen,' zei Josie, 'en ze probeerde hem te verscheuren. Die dingen zijn van extra sterk papier en je verscheurt ze niet gemakkelijk, maar het lukte haar toch er een stukje af te trekken voor Tony hem van haar afpakte. Het zou trouwens toch niets geholpen hebben om hem te vernietigen. Ze zouden er op Somerset House altijd een duplikaat van in de archieven hebben.'

Dus nam Vera Jamie als haar eigen zoon bij zich en Eden vertrok naar Londen naar die betrekking als gezelschapsdame van de oude Lady Rogerson die ze al geregeld had. Hoeveel gemakkelijker zou alles voor Vera geweest zijn als Jamie slechts een maand eerder geboren was. Gerald zou nooit een baby die pas na tien-en-halve maand gekomen was geaccepteerd hebben. Als ze hem de waarheid had verteld, zou hij dan geweigerd hebben haar Jamie voor haar eigen kind door te laten gaan? Misschien. Misschien zou hij zelfs rondverteld hebben dat Eden Jamie's echte moeder was. In zeker opzicht was Vera, denk ik, toen ze Gerald eenmaal kwijt was, er niet ongelukkig mee dat de mensen vermoedden dat Chad haar minnaar en de vader van Jamie was. Dat gaf haar identiteit, het gaf haar jeugd. En ze had Jamie. Ze heeft onmogelijk kunnen voorzien dat ze zo innig van hem zou gaan houden. Eden kwam vrijwel nooit in haar buurt. Ze vroeg niet naar Jamie, ze wilde niets weten. Er bestaat een joods mopje van een man die van een vijand zegt: Waarom heeft hij toch zo het land aan mij? Ik heb hem nooit goed gedaan. Stond Eden nu ook zo tegenover Vera? Vera had haar te veel goed gedaan, had haar een uitzonderlijke dienst bewezen. Het was te veel voor haar, ze kon het niet hanteren, de schuld drukte te zwaar, en ze zette die om in wrevel jegens Vera. En toen ontmoette ze Tony en raakte met hem verloofd. Ze zou nu meer baby's krijgen, moet Vera gedacht hebben. Het was nu allemaal in orde, Vera was veilig, want Eden zou nooit willen dat haar man van Jamie wist. Maar toen er geen baby's kwamen, toen er een miskraam volgde, het gevolg van een buitenbaarmoederlijke zwangerschap, en de kansen op een goed verlopende zwangerschap, een bevalling á terme, verkeken leken, wat toen? Toen begon Vera bang te worden. Ze had de geboorte-akte dan misschien nooit gezien, maar ze zou wel geraden hebben wat er op stond. Als Eden aanspraak op Jamie maakte, zou ze, zoals Francis tegen mij gezegd had, geen been hebben om op te staan. Misschien maakte Edens duidelijke onverschilligheid jegens Jamie het voor haar nog moeilijker. Die zou Eden niet beletten hem terug te nemen om een zoon te hebben, om een erfgenaam voor Tony en zijn winkelketen te hebben. 'Vera sprong heel plotseling overeind,' zei Josie, 'en rende de kamer uit. Niemand verwachtte het, Eden nog het minst. Eden zat er zo zegevierend bij, zie je, met haar huwelijk wel aan scherven, haar familie van haar vervreemd, maar niettemin triomfantelijk, onaantastbaar, als u begrijpt wat ik bedoel. Dat gevoel had ik tenminste. Ze stond heel langzaam op en zei: 'Ze zal hem wel zijn gaan zoeken. Ik weet niet precies waar hij is.' We liepen achter haar aan. Ik heb dikwijls gewenst dat ik het niet gedaan had. Wat had ik er trouwens mee te maken? Ik was alleen maar Vera's vriendin die haar naar het huis gereden had. Ik had naar huis moeten gaan en ik weet niet waarom ik dat niet gedaan heb. Het was geen ongezonde nieuwsgierigheid, ik had meer dan genoeg openbaringen en blootleggingen van de ziel gehad. Ik zal wel het gevoel gehad hebben dat ik Vera niet daar in het huis van haar vijanden in de steek moest laten - want het waren allemaal haar vijanden, niet? Tot aan June Poole toe, die vazal van Eden. Ik kon mijn vader niet aankijken, noch hij mij... Op een eigenaardige, onverstandige manier, had hij zijn idealisering van Longleyvrouwen, belichaamd in zijn moeder, daarop in zijn zusters, tot een hoeksteen van zijn leven gemaakt. Ze was geheel gegrondvest op illusies, zoals een geïdealiseerd beeld meestal is, en het was heel dwaas van hem geweest om zijn huwelijk ervoor op te offeren, om zich belachelijk te maken door zijn zusters eigenschappen toe te kennen die ze niet alleen niet bezaten maar die het tegendeel waren van die welke ze wél bezaten. Maar wat had ik met hem te doen! Hij had nu weinig meer, omdat zijn wereld geheel gewijzigd was. Hij moest zelfs de manier waarop hij zijn vrouw en dochter zag herzien, omdat hij tot nu toe door een Longleybril tegen hen aangekeken had, waarbij het ene glas Vera en het andere Eden was. Hij had hen alleen in het licht van vergelijking en tegenstelling gezien. Ik wil dit wel voor mijn moeder zeggen, en het is iets dat haar zeer tot eer strekt, dat ze vanaf het moment van de moord en Vera's arrestatie geen onvertogen woord over een van zijn beide zusters gezegd heeft, en dat wanneer ze wel over hen sprak het altijd met deernis was. Niettemin veranderde ze in een zwijgzame vrouw.

Josie vertelde ons de rest van het verhaal. Ze sprak door tot het einde en maakte haar verslag af. Jamie was boven, in de kinderkamer. Hij was al oud om in een kinderkamer te verblijven, hij was al oud om een kinderkamer te hébben, maar die twee hadden hem samen elk op een andere manier klein gehouden. Het was een mooie kamer, wist Josie nog. Ze was er uiteraard nooit eerder geweest, had de kamer nooit met het behang van sprookjesmotieven en het tapijt met de klimopbladeren gezien. Het nieuwe tapijt was lichtbeige en het meubilair wit. Jachten zeilden in een fries langs de muren voort over lichtblauwe golfjes en boven de zeilen vlogen zeemeeuwen. Er hing een plaat van De Jongensjaren van Raleigh, en een van Stubbs paarden, en nog een van de Koene Strijder.

Het was geen koude dag, maar het was pas april en er brandde een vuur met een haardscherm ervoor. June Poole stond achterin het vertrek linnengoed op te vouwen. Jamie stond op het blauwwitte kleedje voor het vuur en Vera lag voor hem neergeknield. Josie had de indruk dat hij niets omhanden had gehad, helemaal niets aan het doen was geweest toen Vera binnenkwam, er alleen maar wat gestaan of gezeten had, verbijsterd door de gewelddadige gebeurtenissen die hij pas had meegemaakt. Ze stormden de kamer binnen - Eden, Tony, Josie, en mevrouw King, hoewel niemand scheen te weten waarom en op welk moment de laatste zich bij hen gevoegd had.

Eden zei: 'Als je niet maakt dat je wegkomt, laat ik je eruit zetten,' en keek naar mevrouw King en June. Mevrouw King deed niets, maar June Poole legde de kussensloop waarmee ze in haar handen stond neer en kwam op ons toe, op een nogal dreigende manier leek me. Tony zei: 'Eden, dit moet ophouden,' en Eden zei: 'Ik ben het volkomen met je eens. Ik laat het nú ophouden,' en ze stak haar armen uit om Jamie op te pakken. Ik zal nu verder de transcriptie citeren. Dat is tenslotte de officiële versie, en wat Josie voor het gerecht zei, ging een halfjaar vooraf aan wat Josie tegen ons zei.

Verdediger: Wat gebeurde er toen, mevrouw Cambus?

Mevrouw Cambus: Mevrouw Hillyard had een mes in haar hand.

Verdediger: Hoe bedoelt u, ze had een mes in haar hand? Pakte ze het mes ergens op? Had ze het meegenomen?

Mevrouw Cambus: Dat moet haast wel. Ze haalde het uit haar tas. Het was een lang keukenmes. (Men liet mevrouw Cambus een mes zien, Bewijsstuk B.)

Verdediger: Is dit dat mes?

Mevrouw Cambus: Zo zag het er wel uit, ja.

Verdediger: Had u het al eens gezien?

Mevrouw Cambus: Moet ik die vraag beantwoorden?

Rechter Lambert: Zeker moet u dat.

Mevrouw Cambus: Nu dan, ja, ik had het al eens gezien.

Verdediger: Waar?

Mevrouw Cambus: In mevrouw Hillyards keuken. Ze gebruikte het om groente mee te snijden. Ik heb het haar zien slijpen met een steen.

Verdediger: Mevrouw Hillyard haalde dus een mes uit haar tas. Wat gebeurde er toen?

Mevrouw Cambus: Mevrouw Hillyard haalde met het mes uit naar mevrouw Pearmain. Iemand pakte de kleine jongen op, mevrouw King denk ik dat het was, ja, het was mevrouw King. Ze pakte het jongetje op en droeg hem de kamer uit. Meneer Pearmain probeerde mevrouw Hillyard vast te grijpen. Ze stak hem in de arm, in de rechterarm. Toen viel ze mevrouw Pearmain aan en verwondde haar in de hals en de borst. Er was een heleboel bloed, overal bloed. Mevrouw Pearmain gilde en viel voorover, ze viel op handen en knieën neer, ze bloedde verschrikkelijk.

Het bloed spoot over de blauwe muren en de jachten en de golfjes en de zeemeeuwen. Eden braakte bloed en stierf. Ze rolde dood om op het kleedje voor het haardvuur. Vera wilde met het mes de hand aan zichzelf slaan, en deed het ook bijna, maar June Poole greep haar armen beet en bond haar vast met de ceintuur van haar eigen jurk.

-17-

Daniël Stewart gaat in plaats van Vera's verhaal een kritische beschouwing over de zaak van Kirby Theiston schrijven, waarin hij verband legt tussen de moord op Sunny Durham en de verdwijning van Kathleen March. Dit wordt een revaluatie in het licht van het nieuwe bewijsmateriaal dat hij tijdens het onderzoek naar mijn familie gevonden heeft. En hij zal veel van wat ik hem verteld heb kunnen gebruiken wanneer hij schrijft over de rol die Vera in het geheel gespeeld heeft. Ik geloof dat hij er wel blij mee is, heel opgewonden zelfs, en opgelucht van de Longley- en Hillyard-ingewikkeldheden af te zijn. Ik had het dus bij het rechte eind - hoewel ik op het moment zelf niet volkomen zeker van mijn zaak was - toen ik tegen Francis zei dat het verhaal over zijn moeder nooit geschreven zou worden. De transcriptie van het proces heb ik na tweemaal lezen vernietigd. Ik zou er op regenachtige middagen of avonden op morbide wijze weer toe aangetrokken kunnen worden en ik stel er geen prijs op om zo rechtstreeks aan de ellende van die arme Vera herinnerd te worden, of, langs indirecte weg, aan mijn eigen falen, mijn jammerlijke eerste huwelijk, mijn slechte afstudeerprestaties, gevolgen van een doodsangst dat Vera's beruchte naam me mijn hele leven zou achtervolgen. Op mijn tweeëntwintigste had ik even weinig inzicht in de toekomst als Francis' dochter Elizabeth nu in het verleden heeft, met mijn geloof dat de naam Vera Hillyard in de jaren tachtig met iets anders dan onverschilligheid aangehoord zou worden. Daar wij geen open haarden of stookketels bezitten, heb ik de transcriptie aan mijn echtgenoot gegeven en hij heeft dit uitzonderlijk opwindend en exotisch hapje aan de papiervernietiger op zijn kantoor laten voeren. Als de beklaagde in een moordzaak was Vera niet verplicht een verklaring af te leggen en dat deed ze ook niet. Misschien heeft haar raadsman het haar afgeraden, in de wetenschap dat wat ze ook zou zeggen haar alleen nog maar verder zou belasten, of anders had Vera zelf niets tot haar verdediging aan te voeren en geen argumenten om naar voren te brengen. Josie had ons van Vera's volledige apathie verteld, hoe ze toen ze haar in de gevangenis opzocht in een soort toestand was weggezakt waarbij ze zich in zichzelf had teruggetrokken en in een diep zwijgen had gehuld. Ik ben er zeker van dat ze dood wilde. Het alternatief zou uit jaren gevangenisstraf bestaan hebben en in die jaren zou ze dagelijks gekweld zijn geweest door de wetenschap dat Jamie daar buiten de gevangenis was en onder de minder dan liefdevolle hoede van iemand anders. Haar advocaat kwam natuurlijk wel met een verdediging op de proppen. Ze had haar zuster alleen bang willen maken en daarna alleen willen verwonden. Maar ze was door razernij bevangen geraakt en had telkens en telkens weer toegestoken...

Nog iets anders heeft Stewart ertoe gebracht van zijn project af te zien, namelijk de twijfel die nog steeds in de kern van de kwestie blijft bestaan, want als het waar is dat een vleugje geheimzinnigheid rond de vraag wat er nu werkelijk gebeurd is een boek van dit soort aantrekkelijker kan maken, is de onbeantwoorde vraag altijd wie het gedaan heeft of hoe het gedaan is. In Vera's geval bestaat daar geen twijfel oyer. De onzekerheid draait om iets heel anders, om een bizarre kwestie van ouderschap, het soort twijfel dat men zelden tegenkomt in welke familie en in welk milieu ook, en waarover geen uitsluitsel te krijgen is, hoeveel onderzoek er ook aan besteed wordt.

Het geheugen is een onvolmaakt instrument. We hebben ons erbij neergelegd dat we ons dingen niet herinneren. Het is de ons door een niet aan het wankelen te brengen autoriteit van buitenaf opgedrongen wetenschap, dat een voorval dat we ons wél herinneren nooit plaatsgevonden heeft, die we zo moeilijk kunnen accepteren.

Jamie vertelde me toen we na het eten in zijn tuin zaten dat Edens bloed die dag over hem heen gespetterd was en zijn kleren had bevlekt. Het was het enige dat hij zich herinneren kon. Maar toen hij de transcriptie van het proces las, zag hij dat hij zich vergist had. Hij herinnerde zich iets dat nooit gebeurd was, want mevrouw King had hem weggedragen voor Vera toestak met haar mes, seconden eerder al. Die tic die hij gehouden heeft, dat wegvegen van bloed, berust dus op inbeelding.

Jamie is verhuisd naar een klein huisje achter een hoge muur in de Orti Orcellari. In deze muur is een hek, een van die smeedijzeren hekken met een ijzeren plaat erachter, en erboven staan geflankeerd door twee door een stenen guirlande van laurierbladeren met elkaar verbonden urnen deze regels van Dante ingegraveerd:

Ahi, quanto nella mente mi commossi,

quando mi volsi per veder Beatrice,

per non poter vedere; ben ch'io fossi

presso di lei, e nel mondo felice!

Is ook Jamie ontdaan en in grote geestelijke verwarring gebracht door nogmaals geconfronteerd te zijn met datgene wat hem achtervolgt? Door het zien en niet zien? Zonder zich uit te spreken als aanhanger van de schoonschijnende psychotherapeutische theorieën van laat-maar-boven-komen-en-het-zal-weggaan, zegt hij tegen me dat hij blij is de transcriptie gelezen te hebben. Het heeft hem de hele geschiedenis tenminste onder ogen doen zien. Ze is niet langer een spookbeeld, een duister kwaad, een half-verbeeld iets, maar is in het daglicht getreden, en niet erger gebleken dan wat hij zich voorstelde en niet minder erg, alleen maar precies wat er gebeurd is. Om het jargon van die leerstellingen te gebruiken, hij is de confrontatie aangegaan.

Hij lacht net zoveel als altijd, veegt nog even vaak langs zijn schouder - hoewel nu met een ongeduldig hoofdschudden en een bewust tegenhouden van zijn hand halverwege het gebaar - en heeft zoals hij beloofd had voor me gekookt, heerlijke schotels: farfalle con asparaghi, manzo per un dio bondo (rundvlees met druiven, rundvlees voor een blonde god, die de gedachte aan Francis doet opkomen), crema d'arancia en amaretti. Nu maakt hij de saus voor de manzo, op het laatste ogenblik, kennelijk is dat van essentieel belang om de smaak precies goed te krijgen, en terwijl hij voor het fornuis staat vertel ik hem dat de schilderijen die Francis van die absurde titels heeft voorzien uit het Hotel Cavour verdwenen zijn. Want daar logeren we nu ook, Louis en ik, en ik heb in die slaapkamer gekeken en gezien dat hun plaats is ingenomen door onschuldige en zelfs aardige aquarellen van Venetië. Francis' nieuwe boek en dat van Jamie zelf liggen broederlijk naast elkaar op de keukentafel, allebei pas verschenen, allebei vers van de binder en in een glanzende veelkleurige omslag gestoken: Nymphs, Naiads and Mayflies en Cucina Ben Riuscita. En er komt een vredig gevoel over me, het gevoel dat alles tenslotte tot voleinding gekomen is.

Er staan geen bloemen in Jamie's tuin. Natuurlijk niet, het is een Italiaanse tuin. Tussen de natuurstenen tegels groeien oxalis en arenaria met hun eigen kleine bloemetjes, maar verder bestaat de tuin uit de donkere mostinten van altijd groene planten en het verweerde grijs van natuursteen. In urnen die me herinneren aan die er op het terras van Goodney Hall stonden groeien planten die misschien aspidistra's zijn en ook de vetplanten met de puntige bladeren die vrouwentongen genoemd worden, met sliertige klimop eronder. Er is een klein stilstaand watertje vol lelies en zonder vis, en tegen de muren en achter de muren en in de holtes in het natuursteen en baksteen zitten katten, de verwilderde katten die men overal in Italiaanse steden vindt. Soms horen we ze, horen hun lijfjes tussen een tak en een kapotte zuil doorglijden en we zien hun ogen wanneer het duister valt. Jamie heeft een lamp op tafel gezet waar de motten op af komen, en ik weet weer hoe Vera me vroeg haar een tijdje rustig in het schemerdonker te laten zitten en niet het licht aan te doen, want dan zouden de motten naar binnen vliegen.

'Vertel me eens over mijn moeder,' zegt hij tegen me; zijn manier van doen is kalm, zijn stem vast.

Dat is een beetje een strikvraag, niet? Ik herinner me wat hij op de Engelse begraafplaats tegen me zei, dat zijn moeder een goede kokkin was. Volgens het bekende gezegde weet men wel altijd wie de moeder van een kind is, maar staat het vaderschap nooit volledig zeker vast. Ik raap mijn moed bijeen en zeg tegen hem dat het minder gebruikelijk is om in onzekerheid te verkeren over de vraag wie je moeder is.

'Ik verkeer niet in onzekerheid,' zegt hij. 'Wat de familie ook denken mag, wat de hele wereld ook denken mag, ik weet dat Vera Hillyard mijn moeder was.'

Hoe kan ik met hem in discussie gaan? In zeker opzicht zou het aanmatigend van me zijn om in discussie te gaan. Ik weet niet eens zeker of ik dat wel wil. In de schemering, het donker nu, met de motten rond de lamp, vertel ik hem over Vera, de aardige dingen, waarbij ik mijn herinneringen zorgvuldig schift: hoeveel ze van hem hield, haar toegewijde zorg, haar onbaatzuchtige liefde voor Eden, haar kwaliteiten als huisvrouw, haar gedisciplineerde leven. Uit mijn beschrijvingen komt ze naar voren als een volmaakte vrouw, volgens een nobel plan ontworpen. Verdwenen is de scherpe tong, het snobisme, de vooroordelen, de preoccupatie met onbenulligheden, de kilte. Zulke dingen als de regel betreffende het eten met de linkerhand en het drinken met de rechter, noem ik niet. Ik zeg niets over haar angst voor en weerzin tegen Francis. En misschien wogen die deugden van Vera ook wel ruimschoots op tegen haar gebreken en is het niet ver bezijden de waarheid wanneer ik tegen Jamie opmerk dat haar meer onrecht is aangedaan dan zij zelf heeft begaan.

'Ik ben blij dat Stewart dat idee heeft laten schieten,' zegt hij. 'Zijn boek zou natuurlijk vanuit die andere overtuiging geschreven zijn, of hij zou op zijn minst zijn laatste hoofdstuk hebben gewijd aan pro's en contra's die eigenlijk helemaal niet bestaan. Misschien schrijf ik een dezer dagen zelf nog wel een boek over haar. Zou jij me daar dan bij helpen?’

‘Nee, Jamie,' zeg ik. 'Nee, ik denk van niet.' Achter de donkere bomen in de tuinen van de Orcellari komt een fraaie maan op. Ik zeg tegen Jamie dat het mijn tijd wordt en we kibbelen even, omdat hij absoluut met me mee wil lopen naar de taxistandplaats bij de Santa Maria Novella en ik beslist terug wil wandelen naar de Via Cavour. Deze keer kussen we elkaar bij het afscheid en ik heb de gewaarwording door een bruine beer geknuffeld te worden. Maar de illusie verdwijnt snel wanneer hij terugstapt om zich wild het onzichtbaar bloed van de schouder te vegen. Uiteindelijk loopt hij in ieder geval de straat met me uit. Van daaraf zijn de straten licht en druk en verdringen de mensen zich op de Piazza della Stazione, en hij laat zich door mij overtuigen dat ik geen gevaar zal lopen. Het buiten het Otello hangende menu leidt zijn aandacht af. Ik kijk nog eens om en zie hem het nog steeds bestuderen, helemaal alsof hij volstrekt zonder zorg en zonder geschiedenis is.

Mijn man heeft me gezegd me een stukje tegemoet te zullen lopen en daar komt hij al van de hoek van de Via Nazionale op me toe. Na al die jaren is het nog steeds fijn mijn hart even te voelen overslaan wanneer we elkaar zien en wuiven. Hij heeft zijn avond doorgebracht met een zakenman, een Engelsman die zich echter in Florence gevestigd heeft, bezig met het opstellen van een aanklacht wegens smaad tegen een krant. Louis is gespecialiseerd in processen, of liever, zoals hij zelf zegt, in de mensen ervan weerhouden om aan een proces te beginnen. Hij is de man naar wie ik ben toe gegaan om me vrij te laten maken van Andrew, en daar heb ik toen Josie's zoon voor uitgekozen omdat hij de enige advocaat was wiens naam ik kende. Ik ging naar hem toe om uit de ene val verlost te worden en liep onmiddellijk in de andere, zij het deze keer met de nooit gelogenstrafte overtuiging dat we samen gelukkig zouden worden. Van de regen in de drup. Maar nog steeds prijs ik mijzelf gelukkig.

Ik neem zijn arm. Ik vertel hem over Jamie en wat Jamie gezegd heeft.

'Wat denk jij?' vraag ik.

'Over wiens kind Jamie nu eigenlijk was? Van Edith Pearmain toch zeker.'

'Dat,' zeg ik, 'heb ik jarenlang niet geloofd, en toen jarenlang weer wel.’

‘Waar het om gaat,' zegt Louis wanneer we bij het hotel komen, 'is dat het er in de zaak tegen je tante Vera in feite niet toe deed. Of moet ik zeggen dat het van beide partijen verstandig was dat ze zich niet met de vraag hebben ingelaten. Dat was rechtvaardiger.'

'Hoe kun je dat nu zeggen!'

'Denk maar eens aan Edith Thompson, in de jaren twintig. Ze was beslist onschuldig aan de moord op haar man. Hij werd doodgestoken door Bywaters, en niet door haar toedoen. Maar Bywaters was haar minnaar, ze was een getrouwde vrouw, en dat heeft haar de kop gekost. Denk maar aan Ruth Ellis, een paar jaar na Vera Hillyard. De morele opvattingen waren toen nog steeds niet veranderd. Het is wel gezegd dat Ruth Ellis niet opgehangen is omdat ze haar minnaar had doodgeschoten, maar omdat ze een minnaar had. Als de verdediging had aangevoerd dat Jamie in werkelijkheid Vera's kind was - in plaats van stilzwijgend te laten aannemen dat hij het kind van Edith was - had ook moeten worden verduidelijkt dat Jamie niet van Gerald Hillyard was. Begrijp je het nu?'

'Uiteindelijk heeft het niets uitgemaakt.'

'Nee. Er bestaat geen zwaardere straf dan ophanging. Maar het had verschil kunnen maken, daar had wel kans op bestaan.' Louis kijkt me met één wenkbrauw opgetrokken aan. 'Hij was toch het kind van Edith - eh, Eden?'

'Ik weet het niet. Niemand zal het nu ooit meer weten.'

-

Ik weet het niet. En dat blijft de kern van het mysterie dat Daniël Stewart is blijven frustreren en hem heeft doen afhaken. Het is misschien wel het meest waarschijnlijk dat Eden Jamie's moeder was, maar er pleit ook veel tegen, nietwaar? Ze is zeer zeker wel ergens in de zomer van 1943 zwanger geworden, en de eerste naar wie ze in haar ellende heenging was Francis. Er hadden altijd intieme, geheime dingen tussen hen bestaan, duistere dingen. Maar als Francis haar de naam van een aborteur en het geld voor een abortus, of een deel van het geld, gegeven heeft, waarom heeft ze die abortus dan niet laten uitvoeren? Omdat ze bang was, omdat Vera het haar uit het hoofd praatte? Volgens Stewart is er een lijkschouwing op Edens lichaam uitgevoerd, maar niet om na te gaan of ze ooit zwanger was geweest - dat wil zeggen, een zwangerschap volledig had uitgedragen. En er bestaat een heel goed argument voor dat ze die abortus wél gehad heeft. Eden had in 1948 een miskraam tengevolge van een buitenbaarmoederlijke zwangerschap. Een van de hoofdfactoren die aan het ontstaan van een buitenbaarmoederlijke zwangerschap bijdragen, ofwel aan het zich innestelen van de vrucht in een van de eileiders in plaats van in de baarmoeder, is een slecht uitgevoerde eerdere abortus die een infectie en daardoor verstopping van een eileider veroorzaakt heeft. Natuurlijk zijn er ook andere mogelijke oorzaken, zoals gonorroe (in overeenstemming met mijn moeders scandaleuze toespeling) en een eerdere, onzorgvuldig begeleide bevalling. De mogelijkheid van de geslachtsziekte kunnen we misschien niet helemaal uitsluiten, maar die van de onzorgvuldig begeleide geboorte beslist wel. Het verpleegtehuis waar Jamie geboren werd, uit welke der beide vrouwen ook, stond goed bekend. Ik heb nooit kritiek op het personeel daar wegens nalatigheid in welke vorm ook vernomen. Dus misschien heeft Eden zich wel degelijk laten aborteren van de baby van een of andere Amerikaanse dienstplichtige uit Londonderry - en later bitter spijt van haar besluit gekregen. Want die herfst hoorde ze dat haar zuster, haar veel oudere zuster, een kind verwachtte, en bijna benijdde ze haar. Maar het was niet Geralds kind, zoveel is wel duidelijk. Is het gegaan zoals ik vroeger al geloofd heb? Heeft Vera een oud vriendje ontmoet dat met verlof thuis was en zich in haar eenzaamheid aan hem gegeven? Anne Cambus heeft me eens verteld (niet in enig verband hiermee) dat een familie uit Sindon, de Warners, hun donkere uiterlijk te danken hadden aan het feit dat de grootvader van de kinderen, een oude varensgezel die ik als kind nog gekend had, een vrouw uit Agadir getrouwd had en mee naar Engeland genomen. Twee van hun zoons waren tijdens de oorlog in het leger, beiden als officier. Is dit te ver gezocht? Ben ik absurd? Misschien wel. Vera heeft Jamie gezoogd, aan haar eigen borst gehad. Ik heb het gezien. Daar kan ik me niet in vergissen. En sindsdien heb ik in kranten en tijdschriften verhalen gelezen - er is naar ik meen een heel boek over het onderwerp geschreven - over vrouwen die bij het adopteren of overnemen van andermans baby de borstvoeding bij zichzelf hebben opgewekt. Door hun innige liefde en vaste wil en door het kind steeds maar weer aan de droge borst aan te leggen is het hen gelukt. Dus waarom dan Vera niet? Zij was precies de vrouw om zoiets voor elkaar te krijgen, fel, gewetensvol, met een aanleg voor het ontwikkelen van obsessies, voortgedreven door een geheel eigen opvatting van haar plicht. Bij het overnemen van Edens kind kan ze hem zeer goed aan haar borst hebben aangelegd, hem hebben laten zuigen, op een dag een druppel melk uit de tepel hebben zien komen, en toen om een aantal uiteenlopende redenen volgehouden hebben: om hem meer tot haar eigen kind te maken, te doen wat het beste voor hem was, en om twijfels bij anderen of hij wel haar kind was in slaap te sussen.

Maar het is waarschijnlijker, nietwaar, dat Jamie haar natuurlijke kind was en de melkafscheiding opgetreden is tengevolge van de lediging van dé baarmoeder, zoals dat normaal gesproken gebeurt. Vera was een preutse, burgerlijke vrouw, die een gezicht getrokken en 'Jakkes!' gezegd zou hebben als men haar van het boek van de vrouw die zelf haar borstvoeding op gang had gebracht verteld had. Ze had Francis niet zelf gevoed, hoewel ze heel jong was toen hij geboren werd en het voeden van een baby haar toen gemakkelijker gevallen zou zijn. Ze zou nooit geprobeerd hebben een kind dat niet haar eigen kind was de borst te geven, want het zou geen moment bij haar opgekomen zijn. U zult zeggen, als Jamie Vera's eigen zoon was, waarom liet ze Eden dan zichzelf op zijn geboorteakte als zijn moeder vermelden? Het antwoord hierop kan zijn dat het helemaal niet zo gegaan is, dat ze er niets van geweten heeft, tot het te laat was. Of natuurlijk kan deze valse aangifte ook haar goedkeuring gehad hebben. Per slot van rekening had ze in haar eigen ogen iets vreselijks gedaan. Ze had een kind gekregen van een man die niet haar echtgenoot was. Dat was al erg genoeg. Moest ze haar vergrijp nog verergeren door haar man te vertellen dat Jamie van hem was? Ze had ook niet de moed om te bekennen dat hij dat niet was. Waarom zou ze Eden niet laten doen wat ze aangeboden had, en haar Jamie als haar eigen kind aan laten geven, gewoon voor alle veiligheid? Geen van tweeën wilde hem op dat ogenblik trouwens hebben, hij was een last voor hen allebei, maar ze waren elkaar wederzijds zeer toegedaan. Eden zou dit groots gebaar voor haar maken, zodat ze ooit - wanneer en indien Gerald terugkwam, als hij haar trouw in twijfel trok, als het kind erg weinig op hem of erg veel op iemand anders leek -Gerald dat geboortebewijs kon laten zien en verklaren dat ze Jamie als haar kind had aangenomen terwille van Eden. Ze heeft toen hij geboren werd niet kunnen voorzien hoeveel ze van hem zou gaan houden of dat Eden hem ooit zelf weer zou willen hebben.

Dus was Jamie Vera's zoon, zoals ook zijn eigen overtuiging is, en berustte haar angst hem te verliezen alleen maar op een valse verklaring op een geboorteakte. Niet één keer heeft ze, voor de rechtbank of ten tijde van de moord of daarvoor of tegen Helen of tegen mijn vader wanneer dezen haar in de gevangenis bezochten ooit toegegeven dat Eden de waarheid had gezegd en dat Jamie haar zoon was. Niet één keer heeft ze gewankeld in haar bewering Jamie's moeder te zijn.

Maar toch moet hij Edens kind zijn. Waarom zou ze toen anders de WRNS uitgegaan zijn om zonder iemand in de familie ervan te vertellen praktisch te verdwijnen vanaf de herfst van 1943 tot de zomer van 1945? Zou iemand bij haar volle verstand een valse aangifte bij de ambtenaar van de burgerlijke stand doen, en dan nog wel een die inhield dat zij de ongehuwde moeder was van een onwettig kind, alleen om een zuster eventuele toekomstige onaangenaamheden met haar man te besparen? Ze kon toen niet hebben voorzien dat ze eens een kind zou willen adopteren. En ook een toen nog niet in het zicht zijnde echtgenoot kan een rol gespeeld hebben. Ze was bang voor de risico's van een abortus, durfde het niet aan het kind niet te laten komen, durfde niet tegen de ambtenaar van de burgerlijke stand te liegen, klemde zich vast aan Vera als een drenkelinge, aan haar zuster-moeder-redster Vera, die aangeboden had de baby van haar over te nemen en groot te brengen als haar eigen kind. Jamie was Edens zoon. Ze zou nooit beweerd hebben van wel als het niet zo was, voorzichtige, koel berekenende echtgenootjaagster die ze was. Dat waren nog de dagen waarin mannen van hun bruid verwachtten dat ze maagd was, althans de mannen waar Edens voorkeur naar uitging. In elk geval wilden ze geen moeder van een onwettig kind. Zo draaien we eindeloos in hetzelfde kringetje rond, zonder ooit definitief uitsluitsel te krijgen. De afgelopen lange jaren ben ik te weten gekomen wat anderen denken dat de waarheid is. Deze overtuigingen zijn allemaal met elkaar in strijd. Helen is voor Eden. Jamie was Edens zoon, zegt ze, en houdt even beslist aan deze zienswijze vast als Jamie zelf aan de tegengestelde. Vera zou nooit zo bang voor Eden geweest zijn, stelt ze, als ze werkelijk Jamie's moeder was en de twijfel uitsluitend op een fout in een geboortebewijs berustte. Gerald heeft Helen echter eens deelgenote gemaakt van zijn stellige overtuiging dat Jamie Vera's kind was, want als hij het kind van Eden was geweest en Vera alleen voor hem zorgde om haar zuster een dienst te bewijzen, zou ze niet eens gewacht hebben tot hij thuiskwam om dit te vertellen, ze zou het hem dadelijk geschreven hebben. Ik zou hem niet tot een dergelijke subtiele karakteranalyse in staat geacht hebben, maar ja, hij zei tegen Helen dat Vera aangezien ze Vera was hem eerder verteld zou hebben dat Jamie Edens kind was terwijl hij in werkelijkheid haar eigen zoontje was dan dat ze hem voor haar eigen kind door liet gaan terwijl hij dat niet was teneinde Eden te beschermen. Wat ze hem nu wél vertelde? Niets. Ze weigerde zich over de identiteit van Jamie's vader uit te laten en dit was uiteindelijk de reden waarom hij haar verliet.

Francis heeft tegen Chad gezegd (en Chad heeft dat weer tegen Stewart gezegd) dat hij zeker weet dat Jamie Edens kind was. Ze kwam in de herfst van 1943 naar hem toe met het verhaal dat ze zwanger was en vroeg hem om het geld voor een abortus. Hij bezorgde haar het geld, onder voorwaarde dat hij het terug zou krijgen als ze van gedachten veranderde. Ze had tegen hem gezegd dat ze wel wist dat ze zich moest laten aborteren, maar ze was er doodsbang voor, ze was bang dat de aborteuse haar dood zou laten bloeden of haar zo zou verminken dat ze nooit meer kinderen zou kunnen krijgen. Maar hij zag haar pas ruim een jaar later weer, en het geld heeft hij nooit teruggekregen. Chad zelf heeft er nooit aan getwijfeld of Jamie was Vera's kind, want net als ik trof hij haar eens met de baby aan haar borst. Josie, mijn schoonmoeder, heeft altijd gezegd dat Jamie Vera's kind was op grond van het argument dat Vera tijdens de lange uren waarin ze bijeen zaten en Vera over haar angsten praatte anders wel had toegegeven dat hij Edens kind was en niet het hare. Maar Tony was er weer van overtuigd dat Jamie het kind van zijn vrouw was, wist zeker dat ze nooit het risico zou hebben genomen man en huis door zo'n bekentenis te verliezen als die niet op waarheid berustte. En Anne Cambus kan zich herinneren dat ze tijdens de lente van 1944 eens langs Laurel Cottage gekomen was en Eden voor een kort moment de voordeur uit zag komen, waarbij de evennachtswind haar jurk tegen haar gezwollen lichaam had gedrukt voordat ze weer naar binnen vluchtte. Maar Anne is niet honderd procent zeker van deze herinnering, ze zou niet willen zweren dat het Eden was die ze zag en niet Vera, en zij en ik hebben ons afgevraagd of ze net als Jamie onbewust het verleden vervormd heeft.

-

We zijn uit Italië terug en de gebruikelijke berg post ligt ons op te wachten, ditmaal evenveel voor mij als voor Louis, want Daniël Stewart heeft me alle brieven en foto's teruggestuurd. Ik stel het openen van de drie luchtkussenenveloppen uit tot de volgende dag, tot ik alleen ben. Maar deze keer zijn er geen tranen, alleen een gevoel van een zekere droevige nostalgie, van dwaasheid en verspilling.

Hier heb ik Edens brief vol verwijt, waarin ze mijn vader over mijn onhoffelijkheid op de vingers tikt, en dit is die van Vera waarin ze hem vertelt van haar voornemen om in Laurel Cottage te gaan wonen om Eden daar een thuis te bereiden. Op de foto van Vera met Francis op haar knie heeft Vera bruine spikkels op haar haar, bloedvlekjes van mijn vaders vinger die hij gesneden heeft toen hij die foto uit zijn lijst rukte. De zielvol blikkende Eden uit het atelier van de fotograaf uit Londonderry ligt tussen de stralende Eden in haar aronskelkachtige trouwjapon en Vera en Gerald met de koepel en de banyan boom. Ik ga naar boven en pak de kist en leg alles terug, het allerlaatst, bovenop de stapel, de foto van ons allen in de zomer in Vera's tuin, een in saamhorigheid verenigde familie, allemaal met een argeloze glimlach op ons gezicht, nog zonder enig vermoeden van al die geboorten, huwelijken en sterfgevallen die komen zouden.

~~~