28 Herleving

 


Erik huiverde.

Zwartheide ging schuil onder een deken van sneeuw, die echter alweer hier en daar begon te smelten nu de nazomer zich opnieuw liet gelden. Met zijn handen steunend op de muur van het poortgebouw keek Erik naar de weer tot leven komende stad onder hem, waar de soldaten van het Leger van het Oosten de straten schoonveegden en de laatste achterblijvers van het invasieleger die zich hadden verschanst in de uitgebrande gebouwen gevangen namen.  

Tegen zonsopgang was Erik met een patrouille de oostpoort gaan openmaken, die ze probleemloos hadden kunnen bereiken. De weinige eenheden van het vijandelijke leger die nog in de stad waren, gaven hun ruim baan. Na de sneeuwval waren ze te moe, verkleumd, hongerig en ontmoedigd om nog veel tegenstand te bieden. Erik keek naar de eenheden van het Koninkrijkse leger die langzaam de stad binnen marcheerden. Ook zijn eigen mannen druppelden binnen, en Erik verwachtte Jadow, Harper en de andere nog levende sergeants gauw in Zwartheide te zien. Het bericht was gekomen dat ook de dwergen en elfen terug naar huis gingen.

'Von Zwartheide!' klonk een vertrouwde stem.

Erik zag beneden Jadow staan, die naar hem zwaaide. Erik riep: 'Hoe hebben we het ervan afgebracht?'

'Vrij aardig, tot het begon te sneeuwen. Mijn achterste is er verdomme bijna afgevroren!'

Erik rende de trap naast het poortgebouw af en greep de hand van zijn oude vriend. Om het slechte nieuws zo snel mogelijk achter de rug te hebben, vroeg hij: 'Hoeveel?'

'Veel te veel,' zei Jadow. 'Over een paar dagen heb ik pas de exacte aantallen, maar verdomme, het zijn er veel te veel.' Hij draaide zich om en keek naar de cavalerie van Salador, die met wapperende banieren naar binnen reed. 'Twee nachten geleden zijn we Harper kwijtgeraakt.'

'Verdomme,' vloekte Erik.

'We raken door de sergeants heen, Erik.'

'Nou, zorg er dan maar voor dat je in leven blijft.'

'Wat gaan we nu doen?' vroeg Jadow.

'Dat zal de prins ons wel vertellen.'

'Rusten we uit?'

'Ik denk dat Patrick van plan is de indringers door het oosterse leger langs de heuvel naar beneden te laten drijven. Dus zolang je geen tegenberichten krijgt, zoek je een stekje bij het paleis en zorg je dat de mannen dekens en wat te eten krijgen.'  

'Tot uw orders, kapitein,' zei Jadow. 'Dat zullen ze op prijs stellen.'

'Stuur zodra je je hebt ingekwartierd bericht waar je zit,' zei Erik. 'Ik heb nog wat dingen te doen.'

'Tot uw orders, kapitein!' zei Jadow. Hij salueerde, draaide zich om en rende weg.

Erik richtte zijn aandacht weer op de oostpoort, en na een poosje de stoet kleurige uniformen, schone paarden en onbebloede wapens te hebben bekeken, draaide ook hij zich om en begon terug naar de citadel te lopen. 

 


Langzaam kwam de stad weer tot leven. Drie dagen na het bericht dat de laatste indringers veilig aan de andere kant van Ravensburg zaten, hoorde Erik een bekende vrouwenstem op de binnenplaats.

'Erik!'

Met een ruk draaide hij zich om. In de wagen die het kasteel binnenreed zat Kitty achter Ru en zijn vrouw, hun kinderen en de familie Jacoby.  

Erik liep bijna een jonker omver toen hij de trap naar de binnenplaats afrende, en hij werd op zijn beurt bijna omver gekegeld toen zijn vrouw hem in de armen sprong. Hij kuste haar en drukte haar tegen zich aan. Toen hield hij haar op armlengte voor zich en zei: 'Wat doe jij hier?' Hij keek Ru vragend aan. 'Jij zou toch iedereen veilig naar Malachskruis brengen?'

'Nou, daar zijn we ook bijna gekomen,' zei Ru. Hij sprong van de bok. 'Maar toen kwamen we het leger tegen, en gezien de situatie dacht ik dat het geen kwaad kon om erachteraan te rijden.'

'Waar is Luis? En Nathan? Mijn moeder?'

'Nog onderweg,' zei Ru. 'Ik heb hen met een lijst verder naar Malachskruis gestuurd terwijl ik bij het leger bleef. Morgen zullen ze wel hier zijn.' 

'Een lijst? Waarvan?'

'Spullen om mee naar Zwartheide te nemen,' antwoordde Ru. Hij beduidde Karli en de anderen uit te stappen. Daarop gaf hij Erik een klap op de schouder, terwijl Kitty hem op de wang zoende. 'Jij en ik hebben grote financiële verliezen geleden, mijn vriend.'

Erik begon te lachen en gaf Kitty nog een zoen. 'Dat geld dat ik je heb geleend had ik toch nooit verwacht terug te zien.'

'Dat kan wel zo zijn,' zei Ru, 'maar je bent toch een vennoot.' Hij sloeg een arm om Karli's middel en Helen Jacoby kwam naast hem staan. 'We zijn allemaal vennoten.'

'Waarin?'

'Avery, Jacoby & Von Zwartheide! Milo en Nathan zijn in Malachskruis spullen aan het laden die hier nodig zijn en ik verwacht in korte tijd een levendige handel te hebben opgezet.'  

Erik schoot in de lach. 'Ru, jij verandert ook nooit.'

'Jawel, hij is veranderd,' zei Karli. Ze bloosde. 'We krijgen nog een kind.'

Weer lachte Erik. 'Nou, ga maar gauw naar binnen, dan zal ik eens zien of ik ons iets te eten kan bezorgen.'

Terwijl ze naar de veste liepen, keek Erik naar Kitty. 'Je hebt geen idee hoe mooi je eruitziet.'

'Nee,' zei ze, 'maar ik weet wel hoe mooi jij eruitziet.'

'Laten we eerst wat gaan eten, dan laat ik je daarna zien waar ik slaap.' Hij sloeg zijn arm om haar heen en langzaam wandelden ze de veste binnen, genietend van elkanders nabijheid.

 


Erik kwam de kamer binnen en Patrick zei: 'Kapitein! Is je familie onder
gebracht?'  

Iedereen in de kamer begon te lachen. Erik zag Owen, Caelis, Arutha en andere westerse edellieden in de vergaderzaal zitten en ontwaarde Puc en Miranda, staande in een voorvertrek verderop.

'Ja, heer,' antwoordde Erik blozend. De vorige avond had hij Kitty aan de prins voorgesteld. Daarna hadden ze zich teruggetrokken voor de nacht. Pas toen een boodschapper met een oproep van de prins de volgende ochtend op Eriks kamerdeur had gebonsd, had Erik zich uit Kitty's armen losgemaakt.

Nathan, Milo, Rosalyn en de anderen waren gearriveerd en hadden de weg naar de veste gevonden. Ru was al druk aan het handelen, en de prins had Erik erop uitgestuurd om zijn familieleden onder te brengen.

'Ik heb genoeg bestuurlijke en militaire kwesties hier voor me liggen om twee koningen en twaalf hertogen grijze haren te bezorgen, Erik, maar ik wilde er één aan de orde brengen, voordat die nog verder uit de hand loopt.'

De deur ging open en Erik verstijfde toen hij Mathilda onder begeleiding van een soldaat zag binnenkomen. De oude douairière maakte een buiging voor de prins, maar toen haar ogen zich op Erik richtten, brandden ze vol haat.  

'Mijn vrouwe,' zei Patrick. 'Ik heb u hier ontboden om een zekere kwestie uit de wereld te helpen.'

'Hoogheid?' vroeg Mathilda.

'Het is vrij algemeen bekend dat u Erik von Zwartheide een kwaad hart toedraagt -'

'Noem die naam niet!' onderbrak Mathilda. 'Hij verdient het niet om Von Zwartheide genoemd te worden!'

'Mevrouw!' zei Patrick, met zijn hand op tafel slaand. 'Gedraagt u zich! Vanwege uw verdriet kan ik u veel vergeven, maar let op uw woorden!'

De oude vrouw beet bijna het puntje van haar tong af, maar ze neeg haar hoofd ietsjes.

Op ijskoude toon vervolgde Patrick: 'Wijlen uw man heeft nadrukkelijk geweigerd Erik die naam te ontzeggen! Sterker nog, hij heeft hem verdiend! U ziet af van uw kwade bedoelingen met kapitein Von Zwartheide. Hij is mijn vazal, en als hem ook maar iets overkomt waarbij het spoor terugleidt naar u, mevrouw, kunnen uw rang noch uw familiebetrekkingen u mijn toorn besparen. Is dat duidelijk?'  

'Ja,' antwoordde ze op even ijzige toon als die van de prins. Toen keek ze Erik aan en met amper beheerste woede zei ze: 'Nou, bastaard, nu is er niets meer wat je kan tegenhouden, hè? Manfred is dood en jij bent de enige van Otto's bastaards die zijn naam draagt, dus je vriendje hier kan je nu mooi tot baron benoemen.'

'Mevrouw! Hoe durft u!' Patrick gaf de bewaker een teken Mathilda af te voeren.

'Hoogheid,' zei Erik. 'Neemt u mij niet kwalijk, maar laat haar nog even blijven. Ik heb haar iets te vertellen.'

Patrick was er zichtbaar niet blij mee, maar hij zei: 'Ga je gang.'

Erik keek Mathilda aan. 'Mevrouw, u hebt mij mijn hele leven gehaat zonder mij ooit te kennen. Ik kan dat alleen maar wijten aan mijn vaders zwak voor andere vrouwen, maar in de korte tijd dat ik u nu ken, kan ik hem dat niet meer kwalijk nemen.' Ze zond hem een giftige blik. 'Maar als u een vriendelijke, liefhebbende echtgenote was geweest, zou hij misschien net zo goed zijn heil buiten de echtelijke sponde hebben gezocht en valt u niets te verwijten. Dat maakt niet uit. Mijn vader is dood en uw zoons eveneens. Maar ik word niet de volgende Baron van Zwartheide.' Hij staarde de oude vrouw recht in de ogen en hield haar blik vast. 'U hebt een kleinzoon.'  

'Wat?' riep Mathilda uit. 'Wat is dit voor een onzin?'

'Niks onzin,' zei Erik. 'Het is Stefans zoon.'

Mathilda's hand ging naar haar mond en haar ogen werden vochtig. 'Waar is hij?'

'Hier, in het kasteel.'

'Wie is zijn moeder? Ik wil hem zien!'

Erik wenkte een wachter en zei: 'Ga naar de herberg aan de andere kant van de brug. Daar vind je Milo, de herbergier uit Ravensburg, en zijn dochter Rosalyn. Breng hen en de kleine hier.'

'Ergens anders, kapitein, als je het niet erg vindt,' greep Patrick in.

'Breng hen naar de grote zaal,' zei Erik.

'Mevrouw, wilt u daar op hen wachten?' vroeg Patrick. 'Ik stuur Erik straks achter u aan.'

Nadat Mathilda was vertrokken, zei Patrick, Prins van Krondor: 'Kapitein?'  

'Hoogheid?' reageerde Erik.

'Daarginds,' zei Patrick, 'slechts een paar mijl buiten de muren van deze stad, ligt de nieuwe westgrens van het Koninkrijk der Eilanden. Ik ben de Prins van Krondor, maar Krondor is niet meer! Alle aanwezigen hier mogen dan weten van de verschrikkelijke verwoesting die we hebben vermeden, maar deze oorlog is nog lang niet voorbij. Ik heb een opdracht voor je, als je die op je zou willen nemen.'

'Heer?'

'Herover het Westelijke Rijk. Geef me mijn vorstendom terug!'

Erik keek naar Caelis, die het hoofd schudde. 'Ik ga naar huis,' zei de elf zacht terwijl hij een blik door de kamer wierp naar het zijvertrek waar Puc en Miranda op het balkon stonden toe te kijken. 'Ik heb een belofte gedaan.'

'Jij bent de nieuwe Adelaar van Krondor, Erik,' zei Owen. Als met stomheid geslagen keek Erik hem aan.

'Dat wil zeggen,' zei Patrick, 'zodra je mijn stad hebt heroverd.' Op bittere toon voegde hij eraan toe: 'Of wat ervan over is. We zullen de stad heroveren en opnieuw opbouwen. Dat is je eerste opdracht. We overwinteren hier, bereiden ons voor en trekken in het voorjaar naar Krondor. We verdrijven de restanten van het invasieleger en beginnen overnieuw. Daarna zien we wel verder.'

De taak die Erik voor zich zag liggen was ontzaglijk.

'Maar voor we beginnen, kan je samen met je vrouw genieten van een rustige winter,' zei Owen.

Een tijdlang bleef Erik zwijgend staan. Toen knikte hij en zei: 'Hoogheid.'  

Iedere mogelijke genoegdoening over het feit dat Erik nu het bevel voerde over Caelis' Bijzondere Eenheid, ging al snel verloren toen de prins verder sprak. 'Arutha,' zei hij, en heer Vencar kwam naar voren vanuit de hoek waar hij had gestaan. 'Ik heb een nieuwe Hertog van Krondor nodig en dat ben jij. Zodra ik bericht heb gestuurd zal mijn vader die keus bekrachtigen. Jij en die zoons van je gaan erg belangrijk voor mij worden. O, trouwens, James en Dashel zijn nu Hofbaronnen.'

Arutha maakte een buiging. 'Hoogheid.' Hij was er duidelijk trots op de functie te gaan vervullen die zijn vader had bekleed. In de lijnen op Arutha's gezicht zag Erik het verdriet om de dood van zijn ouders en oom, maar toen hij plotseling grijnsde, ving Erik een glimp op van Arutha's vader. 'Ik denk dat de jongens hun nieuwe titel wel amusant zullen vinden,' zei hij.  

Glimlachend keek Patrick hem aan. 'Ongetwijfeld.' Hij richtte zijn aandacht op de lijst die voor hem lag. 'Grijslok, jij bent de nieuwe Ridder-Maarschalk van Krondor, tot ik een betere heb gevonden.'  

'Dat zal niet zo moeilijk zijn, Hoogheid, dus wilt u daar niet al te lang mee treuzelen?'

Patrick zei op zachte toon: 'Nou, hoop toch maar van wel, want zodra ik iemand vind, heb ik met jou nog een appeltje te schillen over de manier waarop je mij in mijn kladden hebt gegrepen. Ik heb het er niet zo op om in mijn nekvel te worden gepakt, ook al had je gelijk.'

'Begrepen, Hoogheid,' zei Owen ernstig.

'Vervolgens moeten we zien uit te vinden of we nog iets van een marine hebben, voordat het voorjaar wordt,' zei Patrick. 'Erik, stuur wat van die zwarthemden van je naar Sarth en laat hen daar rondneuzen om te zien of er nog schepen van ons over zijn.'

'Als we die vinden, Hoogheid,' zei Erik, 'waar moeten ze dan naar toe? Ylith?'

Patrick keek op een landkaart. 'Nee, ik wil zo snel mogelijk de handel met de Verre Kust en de Avondroodeilanden herstellen. Zeg hun te gaan naar de haven die heer Vykor in de Baai van Shandon heeft aangelegd. Dat was oorspronkelijk een tijdelijke ankerplaats, maar daar zullen we een permanente van moeten maken.' Patrick was verteld dat de haven van Krondor onbevaarbaar was en dat nog minstens een jaar zou blijven. 'En zo zullen we hem ook noemen: Vykorhaven.'

 


Buiten de zaal keken Miranda en Puc toe. Op een gegeven moment verliet Caelis de vergadering en kwam naar hen toe. 'Vader en ik vertrek
ken vanavond.' Hij keek Miranda aan. 'Je zei dat ik je nog iets anders moest beloven.'  

'Ja,' zei Miranda. Ze liet Puc los en nam Caelis apart. 'Er is een vrouw in Elvandar. Haar naam is Ellia.'

'Die ken ik niet,' zei Caelis.

'Ze komt van over zee. Haar man is gestorven en samen met haar zoons voelt ze zich alleen in een vreemd oord.'

Caelis kneep zijn ogen tot spleetjes. 'Een tweeling?' vroeg hij.

'Ja.'

'Die heb ik gezien,' zei Caelis. 'Ze waren de andere kinderen voetbal aan het leren. Het zijn prachtkinderen.'

'Ik ken de gebruiken van jouw volk alleen van wat ik van jou heb gehoord, maar ik bespeur iets in haar. Jullie twee hebben veel gemeen. Zoek haar eens op, dat is alles wat ik je vraag.'

'We zijn beiden thuis,' zei Caelis, 'en tegelijkertijd buitenstaanders.'

Miranda raakte zijn wang aan. 'Maar niet lang meer, denk ik.'

Tomas kwam de trap af en zei: 'Zoon, het is tijd om te gaan.'

'Ja, vader,' zei Caelis.

Puc liep naar zijn jeugdvriend en zei: 'Laat het niet weer jaren duren voordat we elkaar terugzien.'

'Akkoord,' zei Tomas. Ze omhelsden elkaar. 'En jij? Ga je terug naar het Tovenaarseiland?'

'Nee. Miranda en ik kunnen hier veel doen om te helpen, voorlopig althans.'

'Als je tijd hebt, kom dan eens langs.'

'Zullen we doen.'

Tomas en Caelis vertrokken en Miranda kwam weer naast Puc staan.

Na een korte stilte zei ze: 'En?'

'Wat?' vroeg Puc.

'Heb je niet iets te zeggen?'

Puc begon te lachen. 'Zoals?'

Ze stompte hem op de borst. 'Mannen! Waarom zijn jullie allemaal zulke domkoppen?'

Puc greep haar beet en trok haar naar zich toe. 'Wat wil je dan dat ik zeg? Jij bent mijn leven, Miranda. Jij vult een leegte op waar ik nooit meer geluk dacht te kennen. Blijf bij me. Trouw met me.'

'Eén ding,' zei Miranda.

'Wat dan?' vroeg hij, half plagerig, half bezorgd.

'Ik wil een kind.'

Pucs mond viel open van verbazing en hij deed een stap achteruit. 'Een kind?' Hij knipperde met zijn ogen. 'Hoe dan? Je bent tweehonderd jaar oud!'

'De Levenssteen,' zei ze met een grimas. 'Ik ben weer jong en klaar voor het moederschap.' Ze pakte met haar handen de voorkant van zijn gewaad en trok hem naar zich toe. Hem kussend zei ze: 'Tenzij je liever hebt dat ik iemand anders zoek.'

'Nee!' zei hij. 'Het is alleen -'

'Ik weet het,' zei ze zacht. 'Maar ik heb er altijd spijt van gehad dat ik geen kinderen heb gekregen en nu heb ik de kans weer.' Enigszins teneergeslagen schudde ze haar hoofd. 'Mijn lief, ik weet dat je lijdt onder het verlies van je kinderen, en je hebt gesproken over het verdriet dat het je doet om hen te overleven, maar deze keer wordt het anders, dat beloof ik je.'  

Hij keek haar in de ogen. 'Daar twijfel ik niet aan.'

'Mooi,' zei ze en nam hem mee de trap af naar het verblijf dat Manfred aan hen had toegewezen. 'Laten we er dan maar gauw eentje gaan maken.'

Puc lachte.

 


Ru, Nathan en de anderen waren met Erik meegegaan naar de veste toen Rosalyn, Milo en Gerd waren ontboden. Ze gingen naar binnen, Ru met zijn gebruikelijke bravoure, de anderen bedeesder. Van hen was alleen Ru ooit in de audiëntiezaal van een groot heer geweest en ondanks het feit dat het vertrek wat te lijden had gehad van de afgelopen belegering, waren ze onder de indruk van de oude luister.

Langzaam liep Mathilda op hen toe en bleef staan voor Rosalyn, die het kleine jochie op haar heup droeg. Gerds aandacht werd onmiddellijk getrokken door de halsketting van de barones en hij graaide ernaar. Met zachte drang hield Rosalyn hem tegen, maar Mathilda zei: 'Nee, laat hem er maar mee spelen.'

'Zijn tandjes komen door,' zei de jonge moeder zacht. Rudolf, haar man, legde geruststellend een hand op Rosalyns schouder.

Mathilda's ogen liepen vol tranen toen ze zei: 'Wat lijkt hij op zijn vader.'

Rosalyn begon te blozen. 'Het is een lief kind.'

Mathilda draaide zich om naar Erik. 'Wat stel je voor?' Haar houding was weer beheerst en bevelend.

'Ik stel helemaal niets voor,' zei Erik. 'Stefan was baron toen hij Gerd verwekte.' Hij zag dat Rosalyn haar ogen neersloeg toen ze aan de verkrachting werd herinnerd, en Rudolfs hand verstrakte iets, ter geruststelling. 'Voor mij is het volstrekt duidelijk dat Gerd Baron van Zwartheide is.' Toen werd zijn stem hard als staal. 'En Patrick benoemt mij tot baronie-regent.'  

De ogen van de vrouw werden groot en Erik kon bijna haar gedachten lezen: dit was een list van Erik om de macht over de baronie te grijpen. Voordat ze iets kon zeggen, vervolgde Erik: 'Maar ik heb plichten in het Westen, dus moet ik iemand anders aanwijzen om de zaken in de baronie te regelen.' Hij ging recht voor zijn nemesis staan. 'U regeert hier, mijn vrouwe. Laat Rosalyn en haar man hier of in de stad wonen, waar ze willen, en bezoek de jongen dagelijks. U maakt van hem de volgende Baron van Zwartheide.' Op zachte maar dreigende toon voegde hij eraan toe: 'En zorg dat u het er beter van af brengt dan met Stefan, want anders kom ik terug.' Hij keek de vrouw aan, wier gezicht een strak masker was. 'Manfred was best een goed mens. Ondanks uw geschillen met hem had hij een goede leraar voor de jongen kunnen zijn. Behandel Gerd zoals u uw zoons had moeten behandelen, dan hebben wij geen reden voor onenigheid. Maar zodra hem ook maar iets overkomt, ben ik meteen terug. Is dat duidelijk?'

Mathilda keek langs Erik heen en zag het kind lachen. Ze stapte naar hem toe. 'Laat mij hem even vasthouden.'

Rosalyn gaf Gerd aan de oude vrouw: 'Gerd, dit is je grootmoeder,' zei ze.

Erik verliet de zaal en Ru kwam achter hem aan. 'Gaat dit lukken, denk je?' vroeg Ru buiten.

'Dat is haar geraden,' zei Erik. Hij draaide zich om naar zijn vriend. 'De komende tijd ben jij hier de enige vlieg op een verse mesthoop, dus als er iets gebeurt waarvan ik moet weten, stuur me dan bericht.'

Ru grijnsde. 'En waar ben jij dan in de tussentijd?'

Glimlachend schudde Erik zijn hoofd. 'Een Koninkrijk aan het heroveren, naar het schijnt.' 

 


De heraut blies op de trompet en Patrick zei: 'Nou, laten we maar eens gaan praten.'

Die ochtend was het bericht gebracht dat er een grote krijgsmacht van zware cavalerie vanuit het zuiden naderde, ploeterend langs de wegen ten westen van Dorgin, aangezien het de vorige dag hard had geregend. De verkenners vertelden dat de naar Zwartheide trekkende strijdmacht de Keshische banier voerde. Nu de avondzon onderging, stonden ze buiten de poort. Patrick reed er met Erik, Owen, Puc en Arutha naar toe om te zien wat het Keshische leger zo ver in het noorden te zoeken had.

'Misschien kwamen ze helpen,' opperde Nakur, mee wandelend naast Pucs paard.

'Om de een of andere reden heb ik daar mijn twijfels over,' zei Puc. Toen ze bij de Keshiërs arriveerden, zei een van de mannen van Zwartheide, optredend als heraut: 'Wie dient zich aan bij Krondors Prins?'

'Hoogheid, mijne heren,' sprak de Keshische heraut, 'het is mij een eer aan u voor te stellen: heer generaal Beshan Solan.'

'Generaal,' zei prins Patrick. 'Mogen wij informeren naar de reden van uw aanwezigheid in ons Koninkrijk? Bent u wellicht de weg kwijt?'

'Hoogheid,' zei de generaal. 'Laten we het kort houden. Het is vies weer en ik wil graag terug naar mijn kamp. We hebben de invasie van dichtbij gevolgd, aangezien u ons op opmerkelijk openhartige wijze voorzien hebt van informatie aangaande de vijand, hun troepenplaatsing en hun intenties. Wij hebben echter verliezen geleden, aangezien de vijand heeft getracht diverse door onze troepenmachten bezette gebieden in te nemen. Derhalve heeft mijn meester, Zijne Hoogst Keizerlijke Majesteit, besloten dat de voormalige grenzen tussen Groot Kesh en uw Koninkrijk voor ons niet langer aanvaardbaar zijn.'  

Patrick leek op het punt te ontploffen. 'U waagt het mijn eigen Vorstendom binnen te rijden om mij te vertellen dat het keizerrijk gebieden wil annexeren die buiten de gesloten verdragen vallen?'  

'In één woord: ja.'

'Nou, generaal, kijk eens rond. Wellicht valt het u op dat het overgrote deel van het Leger van het Oosten momenteel in Zwartheide is. Komend voorjaar kan ik de mannen net zo makkelijk zuidwaarts als westwaarts sturen. Ik weet zeker dat ik mijn vader ervan kan overtuigen een jaartje te wachten alvorens het Westelijke Rijk te heroveren, teneinde eerst wat Keshische avonturiers terecht te wijzen.'

Aan het leerachtige gezicht van de generaal was te zien dat hij daarvan niet onder de indruk was. 'Hoogheid, met alle respect, maar uw Westerse Leger is uiteengeslagen en gedecimeerd. Uw Oosterse Leger kan hier zo lang niet blijven omdat u anders langs uw oostgrenzen problemen krijgt. U hebt geen noemenswaardige marine meer tot uw beschikking. Om kort te zijn: u kunt beslist Groot Kesh voor korte tijd de nodige moeilijkheden bezorgen, maar wat schiet u daar op de lange termijn mee op?' Hij haalde een opgerold perkament te voorschijn. 'Dit zijn de voorwaarden voor een verdrag dat mijn Keizerlijke Meester uw vader aanbiedt.'  

Puc knikte en een van de soldaten nam de tekstrol van de Keshische generaal aan. Daarop knikte Patrick naar Arutha, die het perkament in ontvangst nam, openmaakte en las. 'Allemachtig!' zei hij na een tijdje. 'Mijn heer?' vroeg Patrick.

'Ze willen het allemaal. Wij houden alles vanaf de plek waar we zitten tot het Oosten. Kesh eist alle gebieden op tussen het Grote Sterremeer en de Tanden van de Wereld ten westen van de Calastiusbergen.'

'Onze historische grenzen, zoals u weet,' zei de generaal, 'voordat we tijdens de onfortuinlijke oorlog met de rebelse Confederatie in het zuiden werden gedwongen onze erfgronden te verlaten.'

'Erfgronden!' riep Patrick uit. 'Dat zijn het zelfs in de ergste ijldromen van uw zwakzinnigste monarch nooit geweest, generaal.'

'En Queg en de Vrijsteden van Natal dan?' vroeg Arutha.

'Mettertijd zal Kesh tegen haar recalcitrante kinderen optreden,' antwoordde de generaal.  

'Als u zo vriendelijk wilt zijn even te wachten, mijn heer, dan schrijf ik een antwoord aan uw Keizerlijke Meester,' zei Patrick. 'En u mag Diigaí van mij zeggen dat de officiële oorlogsverklaring van mijn vader binnenkort arriveert.'  

'Hoogheid?' zei Nakur.

'Wat?' blafte Patrick, duidelijk op het punt in woede uit te barsten.

'Ik denk dat ik kan helpen.'

'Wat heb je in gedachten?' vroeg Puc.

'Let op!' Nakur haalde de Tsuranese transportbol uit zijn rugzak en verdween.

'Wat voert dat rare mannetje in zijn schild?' vroeg de prins.

'Dat weet ik niet,' antwoordde Puc, 'maar gewoonlijk weet hij met onverwachte resultaten op de proppen te komen. Ik denk dat het loont om even te wachten.'

'Goed,' zei Patrick.

Een paar minuten later was Nakur terug. 'Kijk eens naar het zuiden,' zei hij.

Het hele gezelschap van officieren van beide kanten voldeed aan Nakurs verzoek, en de zuidelijke hemel werd door een enorme zuil van robijnrood licht doorboord.  

'Wat is dat?' vroeg de generaal.

'Dat is Sterrewerf,' zei Puc.

'Sterrewerf!' riep de generaal uit. 'Dat is onmogelijk! Sterrewerf ligt hier honderden mijlen vandaan.'

'Niettemin komt dat licht van Sterrewerf,' zei Puc.

'Een demonstratie van onze macht,' legde Nakur uit. 'Om u te laten weten dat er daar zevenhonderd magiërs uiterst verbolgen zijn over de manier waarop u landsverdragen eert.'

'Zevenhonderd?' merkte Puc op. 'Ik dacht dat het er maar vierhonderd waren.'  

Nakur grijnsde. 'We hebben wat oude Tsuranese vrienden voor een bezoek uitgenodigd.'

Puc wierp een blik ten hemel. 'Driehonderd zwarte gewaden?'

'Nou ja, misschien een paar minder.'

'Zevenhonderd magiërs?' vroeg de generaal.

'Uiterst verbolgen magiërs,' zei Erik.

'En één uiterst verbolgen prins, met het Leger van het Oosten in een kamp tien mijl hiervandaan!' voegde Patrick eraan toe. 'Komend voorjaar kunt u een oorlog op twee fronten tegemoet zien, generaal. En na deze kleine demonstratie wilt u niet eens meer weten wat dat voor het keizerrijk betekent.'  

De Keshische generaal keek rond. 'Wat is uw voorstel, Hoogheid?' vroeg hij uiteindelijk.

'We houden het simpel,' zei Patrick. 'U trekt zich terug tot de oude grens en komend voorjaar kunnen mijn vaders diplomaten en die van uw keizer helemaal van voren af aan beginnen met de onderhandelingen over de grens tussen ons beider rijken.'  

'De oude grens!'

'Ja,' riep Patrick uit. 'Wij nemen Shamata terug!' Hij schreeuwde het zo hard dat zijn paard volledig in het rond draaide. 'Denk daar maar over na als u op weg gaat naar het zuiden. En met zonsopgang kunt u maar beter al op weg zijn, want anders roep ik mijn leger en marcheer ik zelf die kant op, of het nu regent of niet! Hebt u dat begrepen?'

De generaal wierp een blik over zijn schouder naar het rode licht aan de hemel. 'Ik heb het begrepen, Hoogheid.'

'Mooi!' Patrick keerde zijn paard en reed weg, met Erik en Grijslok aan zijn zij.

Puc bleef wachten tot de Keshiërs waren vertrokken in de richting van waaruit ze waren gekomen. Toen ze als enigen waren achtergebleven, Puc op zijn paard en Nakur naast hem, vroeg Puc: 'Nakur, wat heb je Chalmes en de anderen beloofd om die stunt uit te halen?'

Nakur glimlachte. 'Ik heb hun Sterrewerf gegeven.'

'Je hebt wát?' vroeg Puc.

'Nou, je had toch gezegd dat ik iets moest verzinnen?'

'Heb jij mijn hertogdom weggegeven?' vroeg Puc zacht.

'Ik moest wel,' antwoordde Nakur. 'Onafhankelijkheid van zowel het Koninkrijk als Kesh was het enige waar ze naar mijn idee voor zouden vechten. En de Tsurani hebben ook het liefst een neutrale route naar Midkemia, wat de reden was dat ook zij bereid waren te helpen. Bedenk maar zo: je was Sterrewerf hoe dan ook kwijt geraakt, of aan de magiërs, of aan het keizerrijk. Zo is het beter, denk ik.'

'Maar je hebt een heel hertogdom weggegeven! Wat moet ik de koning vertellen?'

Nakur haalde zijn schouders op. 'Je verzint wel iets,' zei hij met een grijns.