4 Jonker
Valentijn struikelde.
'Opschieten, of we krijgen van Samuel om onze oren!' zei Han terwijl hij zijn vriend voorbijliep.
In de week dat ze inmiddels in Schreiborg dienst deden, hadden de jongens kennis gemaakt met hun grootste vloek: huisknecht Samuel. De oude hofmeester, die de tachtigjarige leeftijd naderde, was al lid van het hertogelijk huishouden van Schreiborg sinds de tijd van Valentijns grootvader. En nog steeds kon hij uitstekend overweg met de karwats.
De ochtend na Emus' vertrek was Han tijdens een boodschap blijven staan om kennis te maken met een paar meisjes uit de stad, en veel te laat teruggekeerd. Met strakke mond had de huisknecht hem staan opwachten en toen hij hem de karwats had laten zien, had Han getracht zich er met een grap van af te maken, want sinds hij zijn vaders landgoed had verlaten had hij geen lijfstraf meer gehad. Toen duidelijk werd dat het de oude man ernst was, had Han slechts zijn schouders opgehaald, maar al gauw kwam hij tot de ontdekking dat de oude Samuel dan wel stokoud mocht zijn, maar dat er aan zijn karwats niets mankeerde. Valentijn had zijn best gedaan dezelfde straf niet te hoeven ondergaan, maar had op de derde dag een puinhoop weten te maken van een aantal taken die hij voor de hertog moest verrichten. Even had hij de vage hoop gekoesterd dat hem vanwege zijn rang een lijfstraf werd bespaard, maar al wat Samuel daarover te zeggen had, was: 'In mijn tijd heb ik je oom de koning nog met de karwats gegeven, jongen.'
De twee jonkers renden over de binnenplaats om zich met het eerste licht bij hun opzichter te melden. De huisknecht liet hun weten of er die ochtend bijzondere dingen moesten gebeuren of dat ze zich op konden gaan stellen voor de deur bij de hertog, respectievelijk diens zoon. Gewoonlijk moesten ze voor Martin en Markus beschikbaar blijven voor het geval ze de jongens ergens voor nodig hadden, maar soms wist de hertog nog iets voor hen te doen wanneer ze al naar bed waren en dan gaf hij zijn instructies via de huisknecht.
Aangekomen in de gang naar het kantoor van de oude Samuel zagen ze hem net de deur openmaken. Het was een heel eenvoudige regel: als ze er niet waren als hij had plaatsgenomen achter zijn grote schrijftafel, dan waren ze te laat en werden ze gestraft.
Ze stormden de gang door en schoten naar binnen op het moment dat de oude man ging zitten. 'Dat was wel op het nippertje vandaag, hè, jongens?' zei hij, een witte wenkbrauw optrekkend.
Han probeerde een glimlach op te brengen, maar zijn poging mislukte. 'Nog iets bijzonders, meneer?'
Met samengeknepen ogen dacht Samuel een ogenblik na. 'Han,' zei hij toen, 'naar de haven om te zien of het postpakket uit Cars vannacht is binnengekomen. Het werd gisteren al verwacht en als het er nog niet is, wil de hertog dat weten.' Han wachtte niet om te horen of Valentijn een bijzondere opdracht kreeg. Als de huisknecht een bevel had gegeven, bleef een eenvoudig hofjonker of een persoonlijke jonker geen moment langer treuzelen. 'Valentijn,' vervolgde Samuel, 'naar je meester.'
Meteen haastte Valentijn zich terug naar de kamer van de hertog. Nu hij niet langer door de nog donkere gangen hoefde te rennen, voelde hij zich ineens doodmoe. Zo'n matineus mens was hij niet en dat opstaan 's morgens vroeg voor zonsopgang begon zijn tol te eisen.
Sinds de ochtend na het welkomstbanket werd het vreemde aspect van zijn verblijf in dit kolonistenkasteel langzaam verdreven door vertrouwde routine: óf hij had haast, óf hij stond te wachten. En de uren liepen van voor zonsopgang tot na het avondmaal. De prins had dan wel verwacht dat het er anders aan toe zou gaan, maar de mate waarin het anders was begon nu toch aan Valentijn te knagen.
Bij de deur van de slaapkamer van het hertogelijk paar bleef hij staan wachten. Uitgaande van de ervaringen van de afgelopen week waren de hertog en hertogin al wakker en konden ze elk moment aangekleed en wel door die deur naar buiten komen. Valentijn draaide zich om, leunde met zijn rug tegen de muur en staarde door een raam dat uitzicht bood op de binnenplaats en het stadje buiten de muur. De oriëntatiepunten in het landschap van Schreiborg werden hem al een beetje vertrouwd, maar het was nog maar amper licht genoeg om er veel van te kunnen zien. Binnen het uur kwam de zon op en werd het stadje gedompeld in helder zonlicht - tenzij het zwaar bewolkt was. Het weer in deze contreien was erg moeilijk te voorspellen, was Valentijn gebleken.
Hij geeuwde en wou dat hij weer op zijn stromatras lag. Nee, verbeterde hij zichzelf, hij wou dat hij weer in zijn bed in Krondor lag. Hij moest toegeven dat de matras door vermoeidheid te tolereren was, maar als comfortabel kon hij hem onmogelijk bestempelen. Valentijn worstelde nog steeds met heimwee, maar alleen op die zeldzame momenten als deze, wanneer hij lang genoeg de tijd had om aan thuis te denken. De rest van de dag had hij het veel te druk.
Bij zijn oom voelde Valentijn zich slecht op zijn gemak. Voor zijn komst naar Schreiborg herinnerde hij zich Martin als een grote man met een paar grote, sterke, maar zachte handen waarmee hij hem op zijn schouders zette wanneer hij in Krondor op bezoek was. Dat was nu bijna veertien jaar geleden. Sindsdien had Martin slechts eenmaal een bezoek aan het prinselijke hof gebracht, maar toen had Valentijn ziek in bed gelegen en was Martin even vijf minuten aan zijn bed verschenen. Nu was de zachte, vriendelijke grote man uit zijn herinnering vervangen door de realiteit van een afstandelijk mens.
In tegenstelling tot Samuel verloor Martin nooit zijn geduld en verhief hij nooit zijn stem. Maar hij kon op zo'n manier naar de jongens kijken dat ze zich het liefste wilden verstoppen in een gat onder de grond. Als Valentijn of Han een taak niet naar behoren hadden vervuld, zei hij niets, maar wendde hij zich af terwijl zijn afkeuring onuitgesproken in de lucht bleef hangen. Het was aan de jongens om hun fouten recht te zetten.
Han had tenminste Markus, die meer dan bereid was hem ervan op de hoogte te stellen dat hij tekortschoot. Een paar stafleden hadden duidelijk gemaakt dat Markus' koele manier van doen voor een deel te wijten was aan het feit dat hij voor Valentijns komst de jonker van zijn vader was geweest en dat hij dus alles wat zij deden aan zijn eigen prestaties afmat. Eenmaal had Valentijn de fout begaan te protesteren dat het niet eerlijk was om hen vermanend toe te spreken omdat ze niet wisten waar iets was en toen had Markus zich omgedraaid en koeltjes gezegd: 'Dan moet je er maar zien achter te komen waar het is, nietwaar?'
De deur ging open en Valentijn schrok wakker. Briana kwam voor haar man uit naar buiten. 'Goedemorgen, jonker,' zei ze glimlachend.
'Mijn vrouwe,' zei Valentijn en maakte een buiging voor haar. Ze moest altijd wat lachen om zijn hofmanieren en dat was een beetje een spelletje tassen hen geworden.
Martin deed de slaapkamerdeur achter zich dicht. 'Valentijn, de hertogin en ik gaan vanochtend samen uit rijden. Laat de paarden opzadelen.'
'Ja, Excellentie,' zei Valentijn en vertrok op een holletje door de gang. Als Briana en Martin met zonsopgang uit rijden gingen, werd het meestal een rit van een uur of drie, had Samuel hem verteld en zodoende wist Valentijn dat ze onderweg naar buiten de keuken aan zouden doen. Hij besloot dat een beetje initiatief vereist was en stormde naar de keuken.
Daar aangekomen zag hij dat de bedienden al hard aan het werk waren met het bereiden van de maaltijden voor de bijna tweehonderd mensen die binnen de muren van kasteel Schreiborg woonden. Meesterkok Megar, een stevig gebouwde oude man, hield vanuit het midden van de keuken toezicht op alle verrichtingen van zijn personeel. Zijn oude echtgenote Magya drentelde heen en weer bij het fornuis, haar nog immer scherpe blik gericht op hetgeen er werd gekookt. 'Meesterkok,' zei Valentijn, 'de hertog en zijn vrouwe gaan vanochtend uit rijden.'
Vriendelijk glimlachend wuifde Megar naar hem. De keuken was de enige plek in het kasteel waar Han en Valentijn altijd hartelijk werden begroet. Weet ik, jonker, weet ik,' zei de oude man, wijzend naar een zadeltas die vol etenswaren werd gestopt. 'Maar het was een goede gedachte. En nu naar de stallen, jij!' voegde hij er met een grijns aan toe.
Vriendelijk nagelachen door de meesterkok stoof Valentijn de keuken uit naar buiten, in de richting van de stallen. Daar was het stil en meteen begreep hij dat Rolf, de eerste stalknecht, nog steeds sliep. Hoe de man aan zijn rang was gekomen was Valentijn een raadsel, al was hem verteld dat hij zijn vader was opgevolgd. Begroet door zacht gehinnik rende hij de stal in. Sommige paarden staken hun hoofd door de deur van hun stalbox om te kijken of hij misschien iets te eten kwam brengen.
Aan het einde van het gangpad botste hij bijna tegen iemand op die daar in het donker stond. Hij keek in een zwart gezicht en een zachte stem zei: 'Stil zijn, jonker.' Stalmeester Fachsaan wees door de deuropening en daar, op zijn matras, lag de lijvige gedaante van Rolf, naar Valentijns idee hard genoeg snurkend om het in de hemelen te laten donderen. 'Het zou toch zonde zijn om zo'n vredig tafereel te verstoren, nietwaar?'
Valentijn deed zijn best niet te grijnzen. 'De hertog en hertogin gaan vanochtend uit rijden, stalmeester.'
Wel, in dat geval...' zei Fachsaan. Hij pakte een emmer water, deed een stap het kamertje in en goot de inhoud leeg over de rustende gedaante.
Met een kreet van pure ergernis schoot Rolf hijgend overeind. 'Aghr! Wat...'
'Sufkop die je er bent!' schreeuwde Fachsaan, ineens zonder een spoor van vriendelijkheid in zijn stem. 'De dag is al half om en jij ligt nog in je bed te dromen over de meisjes in de stad!'
Sputterend kwam Rolf overeind naar een zittende positie en toen hij Valentijn zag, kneep hij even zijn ogen tot spleetjes, alsof de jongen de oorzaak van zijn ellende was. Toen werd hij helemaal wakker en zag hij de stalmeester, en op slag veranderde zijn houding. 'Neem me niet kwalijk, meester Fachsaan.'
'Hertog Martin en vrouwe Briana hebben hun paarden nodig! Als ze niet gezadeld en wel klaar staan tegen de tijd dat mijn heer en vrouwe op het bordes van de veste verschijnen, spijker ik je oren aan de staldeur!'
Met een zuur gezicht stond de zwaargebouwde man op, maar het enige wat hij zei was: 'Meteen, meester Fachsaan.' Zijn blik ging omhoog naar de hooizolder. 'Tom! Sam!' schreeuwde hij. 'Stelletje luilakken! Opstaan! We moeten aan het werk! En ik heb jullie nog zo gezegd me op tijd wakker te maken!'
Van de zolder klonk slaperig gekreun en een ogenblik later klauterden er twee jongemannen de ladder af. Beide mannen, ongeveer halverwege de twintig met zo te zien een jaar verschil in leeftijd, leken onmiskenbaar veel op Rolf. Vloekend stuurde hij hen op een holletje weg om de aangewezen paarden te gaan halen, waarna hij zich weer omdraaide naar Fachsaan. 'Binnen de kortste keren staan ze klaar, stalmeester Fachsaan.'
Valentijn zag Fachsaan naar het drietal kijken. 'Zo op het eerste gezicht zou je het niet zeggen, jonker,' zei de stalmeester, 'maar ze kunnen ongewoon goed met de paarden overweg. Rolfs vader was de eerste stalknecht van stalmeester Algon toen ik klein was.'
'Houdt u daarom Rolf aan?' vroeg Valentijn.
Fachsaan knikte. 'Je zou het nooit van hem denken, maar hij was erg dapper toen het kasteel tijdens de Oorlog van de Grote Scheuring door de Tsurani werd belegerd. Vaak genoeg bracht hij water naar de soldaten - waar ik er één van was - regelrecht het strijdgewoel in, gewapend met niet meer dan twee emmers.'
'Echt waar?'
Er verscheen een brede grijns op Fachsaans gezicht. 'Echt waar.'
Valentijn begon te blozen. 'Daar moet ik toch eens mee ophouden.'
Fachsaan gaf hem een klap op zijn schouder. 'Daar kom je wel overheen.' Kijkend naar Rolf en zijn zoons die bezig waren de paarden het tuig om te gespen, voegde hij eraan toe: 'En ik heb erg met Rolf te doen sinds zijn vrouw is overleden. Zij was zijn enige vreugde in zijn leven. Hij en zijn zoons hebben alleen nog elkaar en de stal. Ze hebben wel hun eigen kamers in de bediendenvleugel, maar ze slapen meestal hier.'
Op dat moment besefte Valentijn dat hij bediening altijd als vanzelfsprekend had aangenomen. Van sommige bedienden in Krondor wist hij niets. Op een of andere manier had hij altijd maar verondersteld dat bedienden gewoon verdwenen in een bediendenkast, waar ze rustig bleven zitten tot iemand hen weer nodig had. Uit zijn mijmeringen ontwakend zei hij: 'Ik kan maar beter weer teruggaan naar de hertog.'
'De paarden staan zo klaar,' antwoordde Fachsaan.
Valentijn repte zich terug naar de keuken, waar hij inderdaad Martin en zijn vrouw trof, bezig met het controleren van de proviand, waar ze al snel hun goedkeuring aan verleenden. Briana beduidde een paar bedienden haar te volgen en verliet de keuken. Martin vertrok naar de wapenkamer. Zonder een woord liep Valentijn achter hem aan. Na een korte wandeling door de gangen bereikten ze het wapenmagazijn, en de gardist die daar op wacht stond salueerde en opende voor hen de deur.
Binnen wachtte Martin tot Valentijn een lamp had aangestoken om de altijd in duisternis gehulde kamer te verlichten. Rondom werd het schijnsel uit de lamp fonkelend weerkaatst op blinkend gepoetst metaal. Langs alle muren stonden rekken met zwaarden, speren, schilden en helmen. Vooruitlopend op Martins wensen haastte Valentijn zich naar een andere deur en deed die voor hem open.
Martin betrad de kleine ruimte waar zijn persoonlijke arsenaal was opgeslagen, pakte een langboog van de muur en gaf hem aan Valentijn. Vervolgens vulde hij een koker met pijlen, langer dan Valentijn ooit had gezien. Aangezien de soldaten in Krondor gewapend waren met kruisbogen of kleine ruiterbogen voor mannen te paard, had hij nog nooit een langboog gezien, maar hij kende de verhalen over de kracht van het wapen en wist dat een geoefend schutter zijn stalen punt zelfs dwars door de platen van een harnas kon jagen.
Zijn oom had nog gediend als jachtmeester van Valentijns grootvader, wist hij, in de tijd dat Martins afkomst alleen bekend was aan de meest vertrouwde raadslieden van de oude hertog. Vlak voor zijn dood had heer Borric zijn oudste zoon erkend, hem verheffend in de adelstand om mettertijd de titel Hertog van Schreiborg van zijn vader te erven. Maar voor die tijd had Martin al bekend gestaan als een van de beste boogschutters van het Westelijke Rijk.
Nadat de hertog Valentijn de pijlenkoker had gegeven, bekeek hij een aantal snijwerktuigen dat op een tafel lag uitgestald, koos er twee lange jagersmessen uit en gaf ze aan Valentijn. Daarop zocht hij nog een boog uit, deze voor hertogin Briana, en gaf ook die aan Valentijn. Een koker met pijlen voor de kortere boog was zijn laatste keus en ze verlieten de wapenkamer.
Op de binnenplaats stond vrouwe Briana al te wachten bij de twee paarden. Valentijn hoefde niet te worden verteld dat de hertog en zijn vrouw niet zomaar een ochtendritje wilden maken, doch op jacht gingen en waarschijnlijk de rest van de dag waren verdwenen - of langer, indien ze besloten in het woud te overnachten.
Met ploffende tred kwam Han aangerend. Buiten adem bleef hij voor de hertog staan en zei: 'Excellentie, nog geen bericht over de pakketboot uit Cars.'
Martins gezicht betrok. 'Laat Markus een briefje schrijven aan heer Bertram in Cars met de vraag of de boot om een of andere reden is teruggegaan naar Cars en laat het per postduif verzenden.'
Na een snelle buiging rende Han alweer weg, maar Martin hield hem staande door te zeggen: 'Enne, jonker...'
Han draaide zich om. 'Excellentie?'
'De volgende keer dat je om een boodschap naar de haven wordt gestuurd, neem dan een paard.'
Schaapachtig grijnzend maakte Han nog een buiging. 'Ja, Excellentie,' zei hij en snelde weg om Martins bevelen uit te voeren.
Zonder te wachten op overbodige assistentie steeg Briana op en Valentijn gaf haar een boog, een pijlenkoker en een mes. Zodra Martin te paard zat, gaf Valentijn de rest van de wapens aan de hertog.
'Het kan zijn dat we morgen met zonsondergang pas terugkomen, jonker,' zei Martin.
'Excellentie?' zei Valentijn.
'Het is vandaag zesdag, voor het geval dat aan je aandacht was ontsnapt.' Dat was het geval. 'Je hebt de middag voor jezelf. Vraag meester Samuel maar om nadere instructies tot we terugkomen.'
'Ja, Excellentie.'
Ze reden de binnenplaats af en hen nakijkend slaakte Valentijn een zucht. Zesdag: vanouds een halve dag vrij voor de kinderen van ieder kasteel of paleis. Zevendag was een dag voor contemplatie en devotie, al was het Valentijn wel opgevallen dat er in Krondor op zevendag genoeg bedienden waren om hem op zijn wenken te bedienen. Han en hij waren de vorige week op zevendag in Schreiborg gearriveerd, dus hij had geen idee wat hij kon verwachten van zijn eerste vrije uurtjes sinds hij van boord was gekomen.
Geschreeuw van jongensstemmen galmde over de kleine binnenplaats naast het kasteel, vlak bij de prinsessentuin, een kleine tuin die vroeger het domein was van Valentijns tante, prinses Carlina, in de tijd dat ze nog in Schreiborg woonde, en nu nog steeds zo werd genoemd.
Er was een ruw partijtje voetbal bezig, met een van de soldaten uit de garde als scheidsrechter. De ploegen bestonden uit de zonen van de kasteelbedienden, een paar hofjonkers en twee nog wat jeugdiger jonkers. In het zand was met kalk een speelveld afgebakend en aan weerszijden deed een versleten net dienst als doel. Het mocht dan niet het evenbeeld zijn van het smaragdgroene grasveld in het professionele stadion van Krondor, maar het was en bleef een voetbalveld.
Vanaf hun zitplaatsen op een laag muurtje langs de rand van de tuin keken Margreet, Adelinde en Markus toe. Aan de overkant van het veld zaten Nakur en Ghuda te midden van een groepje soldaten naar het spel te kijken. Beiden zwaaiden naar Valentijn. Hij zwaaide terug.
Valentijn had zich de hele ochtend het vuur uit de sloffen gelopen voor huisknecht Samuel, tot hij eindelijk naar de keuken mocht voor een snel middaghapje dat Magya voor de jonkers had gemaakt. Daarna was hij vertrokken om te zien wat hij met zijn vrije tijd zou gaan doen. Hij had er net over lopen denken om terug naar zijn kamer te gaan voor een dutje toen de geluiden van het spel zijn aandacht hadden getrokken.
Markus knikte naar hem en de meisjes glimlachten hem allebei toe. Met een sprongetje nam hij naast Margreet plaats op de muur en boog zich voorover om Markus' groet te beantwoorden. Toen keek hij naar Adelinde die, nog steeds vriendelijk glimlachend, tegen hem zei: 'Ik heb u niet veel gezien, Hoogheid, behalve dan wanneer u dringend op weg was ergens heen.'
Van het kijken naar Adelinde werden Valentijns oren kokendheet. 'De hertog houdt me druk bezig, mijn vrouwe,' zei hij en richtte zijn aandacht op het spel. Het gebrek aan vaardigheid op het veld werd ruimschoots gecompenseerd door enthousiasme.
'Hoe ging het met voetballen in Krondor, jonker?' vroeg Markus, de nadruk leggend op de laatste woorden. Terwijl hij het zei, legde hij een hand op die van Adelinde.
Het bezitterige gebaar ontging Valentijn niet. Ineens verlegen antwoordde hij: 'In Krondor hebben we beroepsspelers die worden betaald door de gilden, de kooplieden en een paar edelen.'
'Hoe ging het met jouw voetbalspel, bedoelde ik. Speel jij ook?'
'Niet zo veel,' zei Valentijn.
Markus keek even naar Valentijns voet en knikte. Dat gebaar nam Valentijn hem niet bepaald in dank af. Hij ergerde zich mateloos aan de houding van zijn neef.
Margreet keek van haar broer naar Valentijn en de uitdrukking op haar gezicht veranderde van neutraal naar licht geamuseerd toen Valentijn zei: 'Maar als ik tijd had om te spelen, was ik wel erg goed.'
Markus kneep zijn ogen tot spleetjes. 'Ook met je voet?'
Valentijn voelde dat hij rood werd en plotseling werd hij kwaad. 'Ja, ook met mijn voet!'
Op dat moment verscheen Han, met in zijn handen een homp brood en een stak kaas. Markus keek heel even naar hem. Tot morgenochtend vroeg kon Han met zijn tijd doen wat hij wilde.
Achteloos wuivend naar niemand in het bijzonder vroeg Han: 'Hoe staat het er voor?'
Valentijn sprong van het muurtje. 'We gaan spelen.'
Maar Han schudde zijn hoofd. 'Ik ben aan het eten.'
'Ik hou de stand wel gelijk,' zei Markus met een glimlach.
Ongegeneerd grijnzend nam Han met een achterwaarts sprongetje plaats op de plek die Valentijn zojuist had verlaten, naast vrouwe Margreet. 'Maak ze af, Tijn,' zei hij opgewekt.
Valentijn trok zijn tuniek uit en voelde de warme zon en de koele oceaanlucht op zijn blote huid. Hij kende vrijwel niemand op het veld -alleen twee van de hofjonkers bij naam - maar het spel was hem vertrouwd. Geïrriteerd door Markus' manier van doen als hij was, moest hij zijn woede ventileren.
Een paar tellen later ging de bal over de lijn. Markus liep erheen en pakte hem op. 'Ik gooi in,' zei hij.
Valentijn rende het veld op, keek rond en gebaarde een keukenhulp naar zich toe. 'Hoe heet je?' vroeg hij.
'Richard, Hoogheid.'
Met gefronst voorhoofd schudde Valentijn het hoofd. 'Niks Hoogheid. Ik ben de jonker van de hertog. Wie zijn er bij ons?'
Vlug wees Richard de andere zeven jongens van de ploeg aan. Valentijn zei: 'Ik dek Markus.'
Richard knikte grijnzend. 'Niemand zal u dat voorrecht betwisten, jonker.'
Ineens sprong Valentijn naar voren om een jongen de pas af te snijden die Markus' ingooi wilde aannemen. Door zelf bijna buiten het veld te vallen wist hij de bal naar een verraste medespeler te schoppen. Na een korte aarzeling was de strijd geopend.
Han bulderde van het lachen. 'Valentijn kan inworpen afpakken als de beste,' zei hij tegen de meisjes.
Margreet keek naar haar neef, die van het harde speelveld overeind krabbelde en zich rennend in het spel stortte. 'Dat zal best pijn hebben gedaan,' zei ze.
'Kan hij wel hebben,' reageerde Han nonchalant. 'Iemand zin om te wedden?' vroeg hij met een blik op de meisjes naast hem.
De twee meisjes keken elkaar aan. 'Wedden?'
'Wie er wint,' zei Han terwijl hij keek naar Markus, die behendig de bal voor de voeten van een speler wegtikte, zodat een van zijn ploegmaatjes hem kon overnemen.
Adelinde schudde haar hoofd. 'Ik weet niet wie de beste is.'
Margreet gaf op onbetamelijk snuivende wijze blijk van haar minachting. 'Geen van beide kanten is de beste, maar die twee daar zijn bereid elkaar af te maken om er niettemin achter te komen.'
Hoofdschuddend keek Adelinde toe terwijl Valentijn van een van Markus' ploeggenoten van achteren een dreun kreeg, buiten het blikveld van de scheidsrechter, zodat er geen strafschop werd gegeven. De jongen gaf met zijn arm een stoot tegen Valentijns hoofd dat hij er sterretjes van zag. Medelijdend schudde Markus zijn hoofd terwijl Valentijn tot zichzelf kwam en overeind sprong. De jongen die Valentijn had gevloerd was ergens verderop op het veld. 'Overal op bedacht zijn,' riep Markus hem toe. Weinig fijnzinnigheid in dit spel.'
'Heb ik gemerkt,' antwoordde Valentijn.
Toen waren beide jongens weer op weg naar de bal.
'Wat lijken die twee verdomd veel op elkaar, hè?' zei Han.
'Het zouden best broers van elkaar kunnen zijn, ja,' beaamde Adelinde.
Te midden van het strijdgewoel deden Markus en Valentijn allebei hun uiterste best de bal te bemachtigen of hem voor de voeten van de ander weg te trappen, elkaar opzij duwend of met de ellebogen in de ribben stompend.
De twee meisjes opnemend zei Han: Willen jullie nog wedden?'
Margreet keek hem aan met een scheve glimlach. Wat is de inzet?'
'Simpel,' zei Han, zo achteloos mogelijk. 'Ik heb gehoord dat er over twee weken een feest is. Dan hebben jullie een begeleider nodig.'
Er verscheen een pretlichtje in Margreets ogen en even wierp ze een blik op Adelinde. 'Wij allebei?'
Han schaterde het uit. 'Waarom niet? Dan worden ze allebei razend.'
Margreet lachte hardop. 'Mooie vriend ben jij.'
'Ik ken Valentijn,' zei Han, nonchalant zijn schouders ophalend, 'en als ik me niet vergis, staan Markus en hij nog maar aan het begin van een zeer langdurige en mogelijk kleurrijke rivaliteit.' Hij keek Adelinde recht aan en zei: 'Volgens mij zijn ze allebei smoorverliefd, mijn vrouwe.' Adelinde was zo hoffelijk om te blozen, maar aan haar gezicht was te zien dat het niets nieuws voor haar was.
'En wat zijn jouw ambities, jonker?'
Margreets openhartige vraag overrompelde Han volkomen. 'Wel, eh, geen, denk ik,' zei hij verward.
Op zeer vertrouwde wijze klopte Margreet hem op zijn been en Han merkte dat hij nu degene was die bloosde. 'Als jij het zegt, jonker,' zei de dochter van de hertog.
Han werd helemaal warm van die hand op zijn dijbeen en ineens voelde hij zich slecht op zijn gemak zo vlak naast haar. Nog nooit had hij het moeilijk gevonden een praatje te maken met de jongere vrouwen uit de huisstaf van de Prins van Krondor, noch bij de dienstmeisjes, die in het nadeel waren vanwege hun gebrek aan rang, noch bij de dochters van de edellieden, die in het nadeel waren vanwege hun jonge leeftijd. Maar Margreet toonde zich in geen enkel opzicht het verlegen, onervaren meisje. Er was iets onmiskenbaar wereldwijs aan dit meisje, dat bijna even oud was als Han en Valentijn.
Met verdeelde trouw keek Adelinde naar de wedstrijd, maar Margreet toonde weinig interesse. Rondkijkend zag ze Anthonie achter hen in de tuin staan en wuifde naar hem om te komen.
De jonge magiër kwam op hen toe lopen en maakte een onhandige buiging. Margreet glimlachte hem toe. Anthonie, hoe is het met je?'
'Goed, mijn vrouwe,' zei hij zacht. 'Ik dacht een beetje van de zon en de frisse lucht te genieten en wat van de wedstrijd te zien.'
'Ga maar naast Adelinde zitten,' gebood Margreet met humor in haar stem. 'Ze heeft steun nodig. Er zijn daar twee idioten ter ere van haar bloed aan het vergieten.'
Adelinde werd knalrood. 'Dat is niet leuk, Margreet,' zei ze op koude toon. Erg goed bevriend waren de meisjes nooit geweest. Margreet had het grootste deel van haar jeugd doorgebracht met haar broer en diens baldadige vrienden. De weinige meisjes uit de stad - dochters van de rijkere kooplieden - die waren uitgekozen om haar gezelschap te houden, waren al even ontsteld geweest als Margreets leermeesteressen wanneer de hertogsdochter zich onverschillig toonde voor de dingen die jonge edelvrouwen nu eenmaal moesten leren. Haar moeder had vroeger als krijger geleefd en had weinig nut gezien in de dingen die ze Margreet probeerden bij te brengen, met uitzondering van lezen en schrijven, en vaak had ze haar dochter een bestraffing bespaard wanneer ze haar borduurwerk had verwaarloosd om te gaan paardrijden of jagen. Adelinde was gewoon de meest recente van een lange reeks gezelschapsdames voor de ongemanierde dochter van de hertog, die niets beter bij Margreet paste dan haar voorgangsters, behalve dan dat ze haar minder op de zenuwen werkte dan de anderen. Doorgaans gaf Adelinde blijk van een goed gevoel voor humor, dat echter op het ogenblik danig op de proef werd gesteld door haar vriendin, die op vrolijke toon zei: 'Ik vind van wel.'
Han glimlachte, blij dat de aandacht niet meer op hem was gevestigd. Terwijl Margreet naar de wedstrijd keek, bestudeerde hij haar profiel. Op het eerste gezicht was ze niet erg knap, maar ze had iets koninklijks over zich, iets nobels en trots - niet de aanmatiging van een ijdele hofdame, maar eerder dezelfde oprechte houding die haar moeder had: van een vrouw die niet twijfelde aan haar eigen kunnen of haar plaats in de wereld. Ineens voelde Han zich hoogst onbeholpen.
Het spel ging op en neer over het veld en Han ontdekte dat Valentijn ergens in de afgelopen vijf minuten een bloedneus had opgelopen. Het veld afspeurend naar Markus zag hij dat de hertogszoon niet al te ver bij Valentijn vandaan was en dat zijn linkeroog was opgezwollen.
Toen ving hij Nakurs blik vanaf de overkant van het veld en het kleine mannetje rolde zijn ogen hemelwaarts, met een vinger tegen zijn hoofd tikkend om aan te geven dat er iemand gek was. Met een gebaar vroeg Han wie en Ghuda, die de uitwisseling had gevolgd, gaf aan dat ze dat allebei waren. Han schoot in de lach.
Wat is er?' vroeg Margreet.
'Het gaat er hier wel ruw aan toe, hè?'
Onbetamelijk hard lachend voor een dame zei Margreet: 'Alleen als ze iets te bewijzen hebben, Han.'
Han had Valentijn nog nooit zo agressief zien spelen. Normaal gebruikte hij altijd zijn hoofd en zijn aangeboren snelheid, bij welke sport die hij ook beoefende, maar nu denderde hij vol overgave over het veld, spelend als een bezetene.
Markus maakte zich los van Valentijn om de bal te onderscheppen en stormde naar het doel aan de andere kant van het veld. Valentijn zat hem op de hielen en de toeschouwers juichten om het schouwspel. Margreet schaterde en Adelinde hield haar handen ineengeklemd op haar schoot, haar gezicht openlijk bezorgd. Ook Han begon te juichen, maar het geluid verstierf in zijn keel. Valentijn liep mank en Han wist dat hij Markus niet kon inhalen. Valentijn spande zich tot het uiterste in, zich dwingend door te gaan, maar er was iets mis met de manier waarop hij liep.
Han sprong van het muurtje en Margreet vroeg: 'Wat ga je doen?'
Zonder haar te antwoorden rende hij naar de andere kant van het veld, waar Valentijn op de grond viel, genegeerd door de andere spelers terwijl Markus behendig het winnende doelpunt maakte. De scheidsrechter gaf het eindsignaal en de wedstrijd was afgelopen. Terwijl de winnaars zich rond Markus verdrongen, kwam Han bij Valentijn aan. Neerknielend naast zijn vriend zei bij: 'Valentijn! Wat is er?'
Het gezicht van de prins was verwrongen van pijn. Hij was lijkbleek en de tranen liepen over zijn gezicht. Grijpend naar zijn linkerbeen hijgde hij amper hoorbaar: 'Help me overeind.'
'Nee, man, je bent gewond.'
Valentijn greep Han bij zijn tuniek. 'Help me overeind,' zei hij woest fluisterend, zijn stem schor van pijn. Han pakte hem bij een arm en trok hem omhoog.
Inmiddels kwamen Markus en de jongens naar hen toe en van de andere kant van het veld naderden Nakur en Ghuda. 'Is alles goed met je?' vroeg de zoon van de hertog.
Met een geforceerd glimlachje zei Valentijn: 'Ik heb mijn enkel verzwikt, meer niet.' Zijn stem klonk Han onherkenbaar in de oren en de jonker keek in het krijtwitte gezicht van zijn vriend. 'Han helpt me wel even terug naar mijn kamer. Ik red me wel.'
Voordat Markus iets terug kon zeggen keek Nakur de prins door de spleetjes van zijn ogen aan. 'Heb je iets gebroken?'
'Nee, ik mankeer niets,' zei Valentijn.
'Ik heb anders lijken gezien die er beter uitzagen,' zei Ghuda daarop. 'Laat mij je maar naar je kamer brengen.'
Voordat de oude huurling in beweging kon komen, pakte Anthonie Valentijns andere arm. 'Ik help hem wel,' zei hij.
In de tussentijd waren de meisjes naast Markus verschenen en Margreet keek haar neef aan. 'Gaat het met je?' vroeg ze, alle sarcasme vergeten.
Valentijn forceerde een glimlach. 'Ja, hoor.'
Naast de dochter van de hertog stond een stille Adelinde. Met een zorgzaam gezicht keek ze toe hoe Valentijn werd weggebracht, ondersteund door Han en Anthonie. Tussen hen in hobbelde hij mee, tot ze om de hoek van de tuin waren, waar hij prompt flauwviel.
In zijn kamer kwam Valentijn bij. Anthonie en Han lieten hem voorzichtig op zijn stromatras zakken en Han vroeg: Wat is er gebeurd?'
'Iemand is op mijn verkeerde voet gaan staan en ik voelde iets breken,' zei Valentijn. Hij was nog steeds bleek en het zweet liep over zijn gezicht.
'Die laars moet uit,' zei Anthonie.
Valentijn knikte en zette zijn tanden op elkaar terwijl ze zijn laars uittrokken. Zijn hoofd tolde van de pijn, maar hij bleef bij bewustzijn.
Nadat Anthonie de misvormde voet had onderzocht, zei hij: 'Ik denk niet dat er iets gebroken is, maar wel ontwricht. Kijk dit maar eens.'
Toen Valentijn op zijn ellebogen overeind kwam, zag hij waar Anthonie naar wees: een lelijke paarse plek die de halve bovenkant van zijn voet in beslag nam. Anthonie zette er zijn duim in en Valentijn schreeuwde het uit van de pijn, maar de magiër bleef duwen. Toen klonk er een plop, gevolgd door een verbaasde kreun van Valentijn, en hij bewoog zijn voet, wiebelend met zijn rudimentaire tenen. Voorzichtig zette Anthonie de voet neer en met een diepe zucht liet Valentijn zich achterover vallen.
'Ik zal een bediende naar de haven sturen voor een emmer zeewater,' zei Anthonie. 'Zet daar je voet een half uur in te weken en hou hem de rest van de dag omhoog en warm. Je hebt er nog wel een poos last van, maar ik denk dat je er redelijk op kunt lopen. Ik vraag de hertog wel om je morgen vrijaf te geven en je voorlopig een beetje te ontzien. De komende dagen zul je behoorlijk mank lopen, mijn vriend.' De jonge magiër stond op. 'Morgenochtend kom ik nog wel even naar je kijken.'
'Ben jij behalve de raadsheer ook de heelmeester van de hertog?' vroeg Han.
Anthonie knikte. 'Ja, dat klopt.'
'Ik dacht dat genezers priesters waren,' zei Han.
'Meestal wel,' zei Anthonie glimlachend, 'maar sommige magiërs zijn ook goed in het helen van mensen. Ik zie je morgen, Valentijn.'
Voordat de magiër kon vertrekken zei Valentijn: 'Anthonie?'
De magiër bleef staan en keek op Valentijn neer. 'Ja?'
'Bedankt.'
Even bleef Anthonie roerloos staan, toen verscheen er een glimlach op zijn gezicht en hij zag er niets ouder uit dan Valentijn of Han. 'Ik weet het.'
Nadat Anthonie de deur achter zich dicht had getrokken, draaide Han zich om naar zijn vriend. Wat weet hij?' Hij pakte het krukje en ging zitten. Van ergens uit zijn tuniek pakte hij een appel, brak hem doormidden en gaf de ene helft aan Valentijn.
Kauwend op de appel zei Valentijn: 'Hij weet dat Markus en ik elkaar voorlopig nog een tijdje voor de schenen zullen schoppen.'
'Dat was geen spelletje meer, Tijn, dat was oorlog. Je hebt vandaag in één helft meer opstoppers gekregen dan in heel het vorige seizoen bij elkaar en dat waren dertien wedstrijden. En ik heb je ook nog nooit zien werken met je schouders en je ellebogen. Jullie waren niet aan het voetballen, jullie waren elkaar aan het afmaken.'
Valentijn slaakte een zucht. 'Hoe ben ik hierin verzeild geraakt?'
'Je was zo ongemanierd om je oog te laten vallen op hetzelfde meisje als waar Markus achteraan zit, en ook al hang jij hier de jonker uit, hij weet dondersgoed dat jij een koningsprins van het Koninkrijk bent en hij alleen maar de zoon van een hertog is.'
'Alleen maar de zoon van een hertog?'
Han schudde zijn hoofd. 'Soms kan je zo dom zijn, mijn vriend.' Wuivend met zijn hand zei hij: 'Als Markus een willekeurige stad - met uitzondering van Krondor en Rillanon — kwam binnenzeilen, braken de meisjes hun nek om bij hem in de gratie te komen. Hier aan de Verre Kust is hij de meest begeerde vrijgezel: familie van de koning en zo. Maar jij, bedeesde jongen, bent de meest begeerde vrijgezel ten noorden van het Keizerrijk Groot Kesh, nu je broers zijn getrouwd en jij de broer bent van onze volgende koning. Onze lieftallige vrouwe Adelinde mag dan smoor zijn op Markus, maar zodra jij binnen komt wandelen, zal ze er eerst eens goed over nadenken waar ze nu eigenlijk mee bezig is.' Schokschouderend voegde hij eraan toe: 'Zo gaat dat nu eenmaal.'
Bij het horen van Adelindes naam slaakte Valentijn een zucht. 'Denk je dat ze dat is?'
'Wat?'
'Verliefd op Markus?'
Han haalde zijn schouders op. 'Weet ik niet.' Toen verscheen er een grijns op zijn gezicht. 'Maar daar kan ik wel achter komen.'
'Nee, niet doen,' zei Valentijn. Als jij overal gaat lopen rondvragen, komt ze erachter.'
'Ha! Je bent bang dat ze erachter komt dat je haar leuk vindt!' Han lachte zijn vriend uit. 'Maak je daar maar geen zorgen over, beste makker. Het is al te laat.'
Valentijn kreunde. 'Denk je?'
'Weet ik zeker,' zei Han. 'Iedere keer als ze naar je kijkt, zie jij eruit alsof je gaat flauwvallen. Hoe dacht je dat Markus het wist? Hij is er niet blij mee.'
'Het is een ijskoude,' zei Valentijn, half bewonderend, half uit afkeer.
Han knikte. 'Jullie lijken veel op elkaar, maar hij houdt zich beter in dan jij'
'Ja,' zei Valentijn, 'iedereen zegt steeds dat wij zo op elkaar lijken, maar ik zie het niet.'
'Ga jij nou maar met je poot in het water zitten,' zei Han. 'Hou hem goed warm en ga lekker slapen.' Hij stond op. 'Ik breng je vanavond wel wat te eten uit de keuken.'
'Waar ga je heen?'
'Terug naar de tuin om Adelinde te zoeken.'
'Wat! Jij ook al?' kreunde Valentijn.
Han zwaaide met een hand. 'Vergeet het maar. Mijn interesse gaat uit naar Margreet.'
'Waarom?' vroeg Valentijn.
Han bleef staan bij de deur. 'Nou, om te beginnen is Markus haar broer en al is een huwelijk tussen een neef en nicht van den bloede niet vreemd, in jouw geval twijfel ik er ernstig aan. En trouwens, volgens mij hou ik van haar.'
Van verrassing gingen Valentijns wenkbrauwen omhoog. 'Ja, vast.'
'Nee, dat meen ik. Ik krijg buikpijn van haar.' Zonder een nader woord liet hij Valentijn alleen.
Lachend liet Valentijn zich op zijn rug vallen, maar al gauw was zijn pret verdwenen, want hij wist precies wat Han bedoelde. Van Adelinde kreeg hij de gekste maagkrampen die hij ooit had ervaren.