Josefien

Een

Mascha heeft op haar rechterneusvleugel een bol moedervlekje dat erom schreeuwt er je nagels in te zetten. Ze heeft er in haar hals ook nog een paar, als krenten rijzen ze op uit haar bleke huid. ‘Weet je wat ik laatst opeens zag?’ zegt ze, terwijl ze het druipende nagellakkwastje uit het flesje trekt en de eerste vette klodder op Josefiens duimnagel laat neerslijmen. ‘Mijn moeder begint een snor te krijgen. My god. Zou het overerfelijk zijn?’

‘Zeker weten,’ zegt Josefien. Ze zitten bij haar in de tuin, voor het eerst dit jaar in bikini. De proefwerkweek is voorbij. De zomer kan beginnen.

‘Bitch,’ zegt Mascha. Ze smeert de lak secuur uit.

Josefien zwijgt. Ze kijkt naar haar vingers op Mascha’s knie alsof het de hare niet zijn.

De zon brandt. In de ligusterhaag kwettert een mus uitzinnig. Komt dat zien! Hier zitten twee bijna blote meisjes met lange blonde benen en met ronde blonde billen die uit hun nikserige broekjes piepen. Achter de ramen van de omringende huizen staan mannen nu in hun kruis te krabben, achter iedere luxaflex knarst een lelijk mens hoorbaar met haar gele oudewijventanden. Eat your heart out, stelletje bejaarden. Ga maar vast in je kist liggen beschimmelen, game’s over, zo is het leven, en wie jong is kan zich geen mededogen permitteren, die heeft haar hart nodig voor andere zaken.

‘Andere hand,’ zegt Mascha.

Loom volgt Josefien het bevel op.

‘Niet wapperen, Fien.’

Straks zullen ze naar de stad gaan om in de rekken van kledingwinkels te snuffelen. Waar zij passeren zullen fietsers tegen paaltjes opbotsen, automobilisten de macht over het stuur verliezen, voetgangers over hun eigen voeten struikelen en baby’s die in buggy’s zitten te blèren zullen van ontzag meteen hun klep houden. Hun vaste cameraman zal registreren hoe bij hun aanblik links en rechts stumpers ineenzijgen. Hun geluidsman legt het rumoer vast. ‘Momentje, jongens, even cutten.’ Dat is de regisseur. Hij wenkt de visagiste, die dadelijk toesnelt om met een marterharen penseeltje een extra laagje sprankelende gloss op Josefiens lippen te borstelen.

‘Kan het er zo weer mee door?’ vraagt zij, tippend aan haar mondhoek.

‘Kijk nou uit, je bent nog niet droog,’ zegt Mascha. ‘Daar komt je vader trouwens aan.’

Met stijve passen loopt hij door het gras op hen toe, een dienblad met glazen in de hand. ‘Smelten jullie niet? Hebben jullie je wel goed ingesmeerd?’

‘Wat kom jij doen?’ vraagt Josefien verstoord.

‘Even iets met jullie drinken. En ik heb ook van die kaasdingetjes waar jij zo van houdt.’

‘Als je je kleren maar niet uittrekt.’

‘Weet je wat zo gek is,’ zegt hij tegen Mascha. ‘Als Josefien me iets vraagt, denk ik altijd dat ik daar vriendelijk “alsjeblieft, papa” achteraan hoor. Maar zag jij haar lippen bewegen?’

‘Ik wel,’ zegt Mascha. ‘Mijn vader heeft dat trouwens ook. Die merkt de helft van de tijd niet wat ik zeg.’

‘Dat is vast zijn redding. Hier, beauty’s.’ Hij steekt het dienblad naar voren.

Josefien laat haar ogen rollen, opdat Mascha beseft dat zij weet dat Mascha er niet op zit te wachten om door haar vader beauty te worden genoemd. Het heeft iets goors, iets dat maakt dat je vanzelf uitkomt bij bejaardenseks, net als toen in Spanje, met die handdoek waarachter Claire iedere keer haar natte, zanderige badpak uittrok en dat door hem liet oprapen. Met een rood hoofd kwam hij telkens weer overeind. Mind you: mensen met grijs schaamhaar.

Mascha pakt het dienblad aan. ‘Lekker, Aaaaalex. Dankjewel.’

In gedachten reikt Josefien haar vriendin een Gouden Kalf uit. Best zuigende actrice.

‘Ik blijf even staan,’ zegt haar vader. ‘Maar niettemin: proost.’

‘O ja. Daarom ben je niet op je werk. Gaat het al wat beter?’

‘Alles is relatief.’ Hij staart naar de rododendrons en neemt een slok.

Waarom moet hij nu weer zo zielig doen? Aandacht vragen, dat is zijn ding. ‘Nou, pap, gezellig dat je er was, maar Mas en ik waren in gesprek.’

‘Dat behoort tot de natuurlijke orde der dingen.’

Er komt een wee gevoel over haar. Hij zal hier blijven staan, met die zweetplekken in zijn overhemd, zolang het hem goeddunkt.

Er valt een lange stilte. Maar achter de schermen wordt hard gewerkt. De scenarioschrijvers worden met zwepen bewerkt. Gimme something real good, babe.

‘Zeg,’ vraagt de winnares van het Gouden Kalf op onschuldige toon, ‘heb je eigenlijk nog nieuws?’

‘Nieuws?’ zegt haar vader. In het felle zonlicht is te zien dat hij zich vanochtend niet heeft geschoren. Er ligt een stoffig waas van grijze stoppels over zijn wangen.

‘Ja, over Claire?’

Eén ding moet je Mascha nageven: ze schiet uit de heup.

‘O. Claire. Nee. Nee. Dus daar heeft Josefien je over verteld.’

Mascha zit begaan met haar hoofd te schudden. ‘Wat lullig voor je, Alex. Hoelang is ze nu al weg?’

Kom maar op met de eindtune.

Josefiens stiefmoeder is al ruim een week van de aardbodem verdwenen. Claires laatste teken van leven, zegt haar vader, is een handgeschreven briefje aan die hoge pief die haar had uitgenodigd om naar Engeland te komen. Daarin meldt ze dat ze iets aan haar oog mankeert, waardoor ze halsoverkop terug naar huis moet. Op dezelfde dag blijkt ze te hebben uitgecheckt uit haar hotel. En vanaf dat moment: nada.

Haar vader heeft gebeld met het ziekenhuis in het stadje. Claire is er inderdaad bij de afdeling oogheelkunde geweest. Hij heeft de arts gesproken die haar heeft onderzocht. Die had evenmin veel te melden. Een oogzenuwontsteking is een vervelende aandoening, maar niet iets van levensbelang. En Claire had een normale indruk gemaakt, niet verward of overspannen of zo.

De vraag is nu: moet zij als vermist worden opgegeven? Moet er door bevoegde instanties naar haar worden gezocht? Haar vader aarzelt. Het lijkt wel alsof hij niet weet of hij wil dat Claire terechtkomt. Laten we er nog maar een paar nachtjes over slapen, heeft hij gezegd.

Heimelijk bezorgt het Josefien zwellende plofjes van triomf, net popcorn in een hete pan. Ze schaamt zich voor dat gevoel, want is ze niet altijd dol op Claire geweest? Maar de laatste maanden waren natuurlijk behoorlijk ruk. Alleen al daarom komt het nu allemaal fantastisch uit: Rogier die de benen heeft genomen en Claire even hard richting exit. Nog even en alle obstakels zijn uit de weg. Behalve de monsters uit de hel dan.

Bleke Kimberley en lijzige Denise, even braaf van buiten als verrot van binnen. Altijd aan het stoken en sarren als er niemand kijkt. Achterbaks als de neten.

‘Ja, kijk, mama heeft jou wel gedumpt, hoor.’

‘En ons niet.’

‘Dus snap je?’

‘Weet je trouwens hoe mama je noemt?’

‘Klampertje.’

‘Ze zegt altijd: “Zodra Josefien hier op de stoep staat, voel ik me meteen helemaal geclaimd.”’

‘Ze zegt ook: “Josefien bezorgt me het gevoel dat ik ter verantwoording word geroepen.” Je werkt op haar zenuwen. Wist je dat?’

Smiespelsmiespel, iedere vakantie weer. Vroeger, toen ze nog op de basisschool zat, had ze er soms niet van kunnen slapen. Tegen haar moeder durfde ze haar beklag niet te doen. Iets zei haar dat ze zichzelf in een ongunstig daglicht zou plaatsen als ze kritiek had op haar halfzusjes. Het was ook niet zo eenvoudig om mama alleen te spreken. Aan het begin van iedere vakantie dacht ze dat twee weken een zee van tijd was, maar op het laatst waren er altijd opeens nog maar tien minuutjes over, als ze naast elkaar in de auto zaten, op weg naar het station.

Meestal begon haar moeder dan druk te praten over iets wat ze in een boek had gelezen of in een film had gezien. ‘Weet je wat ik laatst las? “Soms gaat het leven de ene kant op, en wij de andere.” Dat heeft die schrijver goed gezien, vind je niet? Als je er even over nadenkt, begrijp je hoe sommige dingen... Ho, je hebt nog maar vijf minuten. Heb je je kaartje bij de hand? Hollen!’

En eenmaal thuis kon ze haar vader evenmin vertellen wat die twee griezels haar allemaal in het oor hadden geblazen (‘Je bent hier alleen maar omdat het van de omgangsregeling moet, hoor.’), want dan zou hij haar nooit meer naar haar moeder hebben laten gaan. ‘Voor je eigen bescherming, Josefien. Je bent geen deurmat.’

Maar Claire had blijkbaar door hoe akelig het in Enschede kon zijn, zoals Claire wel vaker op eigen houtje dingen wist. Een keer had ze haar op de avond voor de vakantie een pakje gegeven. ‘Misschien heb je hier van de week wat aan.’

Er hadden twee poppetjes in gezeten. Sliertige jute wezens met op elk hoofd een gezichtje geplakt dat uit een vakantiefoto was geknipt. ‘De volgende keer dat die twee je gaan lopen zieken, pak je een speld en prik je ermee in deze poppetjes. Reken maar dat ze meteen een toontje lager zullen zingen.’

Ze had de poppetjes nooit aan haar vader laten zien. Volgens Claire werkten zulke dingen alleen als je ze verborgen hield. Bij daglicht sloegen ze dood als lauw bierschuim.

Dat het op die manier werkte, had ze op haar elfde gretig geloofd. Net zoals ze in de heksenspelletjes had geloofd, in de toverspreuken, in het magische drankje dat eigenlijk gewoon Roosvicee was en in al die andere dingen die gemeen hadden dat niemand ervan mocht weten. Het was spannend geweest om zoveel geheimen met Claire te delen en elkaar veelbetekenend aan te kunnen kijken, zich allebei in stilte verkneukelend. Inmiddels kijkt ze wel uit om zich ooit nog met Claire in een geheim te begeven.

Ze voelt zich rillerig worden in de hete zon en tegelijkertijd oververhit. Pokketuin vol krijsende vogels en glurende buurmannen. Ze heeft er genoeg van. Haar hele leven is een dead-end street. Ze wil een nieuwe start. Een nieuwe kans. Daar heeft ze recht op.

‘Tjiezus!’ zegt Mascha. ‘Wat zit jij opeens vuil te kijken. Zie je dat, Alex?’

Haar vader en haar vriendin nemen haar onderzoekend op boven hun bedauwde glas Spa. De zon, die pal over de sering achter in de tuin heen schijnt, vonkt in hun ogen. Die strijken als zoeklichten langs haar lichaam.

‘Krijg de tering,’ valt ze uit. Ze krabbelt overeind. Ze denkt niet aan haar regisseur of cameraman. Ze checkt niet eens hoe haar haar zit. ‘Ik ga naar Robin!’

‘Fienie, wat is er nou?’ Ook Mascha schiet overeind. Ze ziet er niet uit in die groene bikini, dat is haar kleur helemaal niet, je moet wel een rund zijn om niet te weten wat je kleur is, op welke planeet leef je dan? ‘We zouden toch de stad in? Robin zit echt niet op je te wachten, hoor, die heeft...’

Maar Robin heeft het zelf tegen haar gezegd: ‘Bij mij ben je altijd welkom, Josefien.’ Ze graait haar spullen bij elkaar, zonnebrandolie, nagellak, zonnebril, tijdschrift.

‘Josefien,’ zegt haar vader met stemverheffing, ‘het leven gaat erop vooruit als je een beetje oog voor je medemens hebt. Moet die arme Mascha hier soms alleen met mij blijven zitten?’

‘Zoek het samen lekker uit.’ Ze wringt haar tenen in haar slippers, half bedwelmd van opwinding: het is haar gelukt, ze heeft iedereen een kutgevoel bezorgd. Ze sprint het huis in, de trap op, haar kamer binnen. Ze trekt haar nieuwe blauwe jurkje over haar bikini aan, het is strak en heeft een laag uitgesneden rug. Tas mee, trap af, hollen.

Buiten is het zo warm dat ze vanzelf langzamer gaat lopen zodra ze de straat uit is. En haar tenen zijn nog niet gewend aan haar slippers, het is pas de eerste zomerse dag.

Bij het zebrapad fluit een jongen op een mountainbike naar haar. Met Mascha erbij zou ze iets baldadigs roepen, ‘dream on, loser’, maar nu stapt ze zwijgend door, een zelfbewuste jonge vrouw, dat is ze nu ze op weg is naar Robin, bij Robin is ze zichzelf, niet al levenslang iemands dochter of van oudsher iemands vriendin, maar louter Josefien, zonder ballast of geschiedenis.

Op de hoek van de singel is een ijssalon. Ze aarzelt even. Ze heeft al geen dagen last van haar buik. Zal ze een ijsje nemen? Ze werpt een vlugge blik naar binnen. Als er bekenden zitten, zal ze moeten doorlopen. Iedereen denkt dat ze op dieet is, al maanden. Daar hebben ze respect voor. Moeten ze je niet opeens met een ijsje betrappen, want dan geloven ze je daarna niet meer en moet je weer iets nieuws verzinnen.

De kust is veilig. Ze schiet naar binnen, gewoon iemand die op een warme dag een ijsje gaat kopen, iemand zoals iedereen. Maar haar eigen stem klinkt haar onwennig in de oren als ze een bolletje aardbei en een bolletje vanille bestelt. Ze gaat ermee in een stille hoek zitten.

Het is natuurlijk geen gezicht, in je eentje een ijsje eten. Je gaat ook niet alleen in een café iets drinken. Opgejaagd gooit ze het nog halfvolle kartonnetje in de afvalemmer. Ze hijst haar tas over haar verkeerde schouder waar hij meteen vanaf glijdt en gaat weer naar buiten. In de verte speelt op de markt het carillon. Het is half vier.

Bij de tweede zijstraat moet ze linksaf, en dan is het op de hoek. Ze is er pas één keer eerder geweest, maar ze weet de weg nu al blindelings. Hier is het, bij de groene voordeur. Ze veegt haar handpalmen af aan haar heupen, trekt haar jurkje recht en belt aan.

In de hal hoort ze de bel dingdongen. Het is een klein, oud huis, met klepperende tochtdeuren waarin het glas in lood van kleur is verschoten. Ze luistert of ze drumgeluiden hoort. Durft ze nog een keer te bellen?

Ze heeft geen tel stilgestaan bij de mogelijkheid dat Robin niet thuis zou zijn. Bij het besef dat ze hier voor niets voor de deur staat, springen de tranen haar in de ogen. Tot dit moment had ze nog controle over de dingen.

‘Hé, Josefien,’ zegt Robin. ‘Ik zat in de tuin. Ik wist niet zeker of ik de bel hoorde.’

Met een plof valt alles terug op z’n plaats, het gras tussen de stoeptegels is weer groen, de hemel weer blauw, het verkeer herneemt z’n ronkende vaart, lantaarnpalen richten zich op en bushokjes rechten hun schouders. ‘Hoi,’ zegt ze verlegen.

‘Gezellig,’ zegt Robin na een moment. ‘Tenminste, ik hoop dat je voor de gezelligheid komt en niet voor je cijfer, want ik heb je natuurkunde nog niet nagekeken. Maar ja, de eerste zon missen leek me een veel grotere zonde. Wat jij.’

Ze plukt aan haar jurkje. ‘Ik heb mijn bikini aan.’

‘Nou, kom mee dan.’

Na de felle zonneschijn is de gang een donkere tunnel. Behoedzaam volgt ze het donzige wit van Robins badjas. Links is de woonkamer, waar het drumstel staat. Natuurkunde doceren is wat Robin louter voor de kost doet. Drummen is stukken leuker, maar je verdient er geen plakker mee. Het is anders een superchille band, ze spelen ook op schoolfeesten, niet van die lauwe bejaardencovers waar haar vader zo dol op is, zoals Neil Diamond (‘Niels Diamantvet, Joos’) en dat soort tinnef, maar strakke grunge.

Honderdmiljoen jaar zit ze al op die takkeschool, maar pas doordat ze de laatste weken hulp nodig had bij haar natuurkunde, is ze, per ongeluk haast, tot de populairste docent doorgedrongen.

Rechts is de keuken, zonder mobiles van eendenveren en zonder overal potten tijm, salie en bieslook en manden vol uien en andere troep. En daarachter de tuin, eigenlijk een binnenplaatsje, met een verweerde schutting die overhelt en een zitje van vier plastic stoelen en een tafeltje waarop een pakje shag ligt, naast een bord met het restant van een tosti.

‘Gooi die jurk maar uit,’ zegt Robin. ‘Het is hier altijd meteen Gran Canaria, ik heb hier geen zuchtje wind. Wil je iets drinken? Maar wat heb je aan je voet?’

‘O. Niks. Een blaar.’

‘Ik pak even een pleister.’

Opgelaten gaat ze zitten en trekt haar ene slipper uit. Robin wil natuurlijk horen wat ze hier komt doen. Niemand gaat in de vakantie zomaar bij een docent thuis langs. Maar desondanks voelt ze zich opeens zo ontspannen dat ze in slaap zou kunnen vallen.

‘Hier met die voet.’ Robins krullen kriebelen op haar been.

Ze opent haar ogen en ziet van bovenaf de uitgroei in het lange rode haar. Vertederd mompelt ze: ‘Je moet even in de henna.’

‘Ja, I know, maar ik moet al zoveel.’ Zachte handen wikkelen een pleister om haar rauwe teen. ‘En nu ben ik ook nog EHBO-zuster.’

‘Sorry.’

‘Ach, kind.’ Robin geeft haar een kneepje in haar knie en lacht, met kuiltjes in haar wangen. Er gaat iets aanstekelijks van Robin uit, ze is een positivo waar je nou eens niet misselijk van wordt, en ze gebruikt die waanzinnige producten van LaPrairie, dat kun je aan haar huid zien, en ze draagt zowel Uggs als Manolo’s, ze is eigenlijk een soort Mascha maar dan in een verbeterde, volwassen vorm en ze heeft ook precies dat zorgeloze dat alleen volwassenen hebben. ‘Teentje oké?’

Ze heft haar voet. ‘Ik zie er niet uit, zo.’

‘Meisje met pleister. Alleen op jouw leeftijd, Josefien, kan het je zoveel schelen welke indruk je op de wereld maakt. Sorry, moment.’ Ze haalt een blatende telefoon uit de zak van haar badjas, werpt er een blik op en wendt zich af.

Het is gewoon bizar warm. Haar rug en haar benen plakken aan de plastic tuinstoel. ‘Ik heb nieuws, hoor,’ zegt ze zachtjes. ‘Mijn vader en mijn moeder gaan weer trouwen.’

‘Dat is goed, liefie,’ zegt Robin opgewekt in haar telefoon. ‘Hoe laat ben je hier? Prima. Tot zo!’

Josefien gaat rechtop zitten. ‘Moet je oefenen met de band? Moet ik weg?’

‘Mijn vriend komt eraan. Maar we hebben nog wel tien minuutjes.’

‘O.’ Ineens barst ze uit: ‘Claire is verdwenen. Weet je wel, mijn stiefmoeder?’

‘Wacht even.’ Robin krabt in haar krullen. ‘We hebben zoveel leerlingen uit samengestelde gezinnen. Ben jij dat geval... nee, dat was Thomas, echt sneu. Maarre, daar zit je dus over in? Kom je dat bespreken?’

‘Claire moest voor haar werk naar Engeland, en nu hebben we al meer dan een week niets van haar gehoord.’

Robin denkt na. Dan zegt ze: ‘Misschien wil ze van je vader af? Jij kunt het niet helpen als ze genoeg van hem heeft. Dan laat ze hem in de steek, en dat heeft niks met jou te maken. Dus trek het je niet persoonlijk aan, hoor. O dropje, wat kijk je nou somber?’

Ze vecht tegen haar tranen. Robin kijkt tersluiks op haar horloge, ziet ze.

‘Ik moet weg, hè?’ Vlug staat ze op, voordat ook Robin haar een klamper gaat vinden.

Robin spreidt haar armen. ‘Nou, tot gauw dan, hè. Je weet: bij mij kun je altijd terecht.’

Er is niks aan de hand, zegt ze tegen zichzelf. Er is helemaal niks om je druk over te maken. Behoedzaam blijft ze in de schaduw, daar is haar pleister ook minder zichtbaar. Ongemerkt is ze naar het park gelopen. Het is er nog koel. Het ruikt er gronderig. In een boom hangt een plastic tas te wachten op de wind om zijn reis te kunnen vervolgen. Misschien waait hij uiteindelijk, stukje bij beetje, wel naar Duitsland of België. Weg, weg van hier.

Als ze dwars zou doorsteken, komt ze uit bij de grote kastanje die op de open plek pal bij Claires atelier staat. Ze mocht er vroeger nooit komen. ‘Dit is een werkplaats, Josefien, geen kinderdagverblijf.’ Alleen wanneer ze op de dag na haar verjaardag bij de dikke boom was gefotografeerd, gingen ze er met z’n drieën taartjes eten. Die stonden dan al klaar op de houten tafel. ‘Kijk, dat zijn wij,’ zei Claire elk jaar weer. ‘Die grote, dat ben ik natuurlijk.’

Het atelier was een magische plek vol bonte lappen, over elkaar geplakte schetsen en foto’s, manden met kleurige kluwens wol als nesten waarin exotische vogels hun eieren hadden gelegd, kasten waarvan de laden verleidelijk half openhingen, vol nijptangen en ander gereedschap. Alles leek gemaakt om mee of in te spelen, het weefgetouw, de trapnaaimachine, de hoge stellingen met pluizige kapok. Maar Claire zei dat wie hier een voorwerp aanraakte, laat staan het een centimeter durfde te verplaatsen, een knieschot zou krijgen.

Met het taartje onder de tafel zitten mocht wel. Daar lagen stukjes stof, draadjes, snippers papier, potloden met gebroken punt, een uitgedroogde lijmkwast die naar een sterk soort afwasmiddel smaakte. Onvermoeibaar sorteerde zij al die vergeten dingen op kleur, maat, vorm. Eindeloos schoof ze ze over de stoffige vloer heen en weer, terwijl uit de boventafelse wereld vage, lome stemmen klonken, totdat ze bijna lodderig was van geluk en haar handen pikzwart zagen. En dan ineens de siddering die haar vaders uitroep veroorzaakte: ‘Zeg, maar waar is onze Josefien gebleven?’

Claire: ‘Volgens mij is ze er niet meer.’

Haar vader: ‘Joooosefien? Zou ze al naar huis zijn?’

Claire: ‘Ja, vast. Zullen wij dan ook maar gauw gaan?’

Het stapstapstap van hun voeten naar de deur. De vergeten dingen onder de tafel werden er rusteloos van. Wat zouden papa en Claire verrast zijn als zij nu tevoorschijn sprong! Nog even wachten. Eerst moesten ze de deur opendoen en dan...

Maar zo lang hield ze het nooit vol. ‘Ik ben hier!’ gilde ze, duizelend van opluchting. ‘Hier ben ik!’ En met uitgestrekte armen stortte ze zich in hun richting, haar benen slap en prikkerig van het lange opgevouwen zitten.

‘Kijk nou toch eens,’ zei Claire. ‘Daar hebben we onze Josefien weer.’

Twee

Het blijft mooi weer. Na een paar dagen in de tuin zijn ze bruin genoeg om naar het zwembad te kunnen. Daar liggen ze op hun buik in het nog drassige gras van de zonneweide en smeren ze elkaar beurtelings in. Het is er druk en lawaaierig nu voor de middelbare scholen de vakantie al is begonnen.

‘Niet kijken,’ zegt Mascha, ‘maar die hunk daar lijkt Daan wel.’

Josefien draait haar hoofd om. Het is Daan.

‘Zie je die slet met wie hij is?’ Mascha drukt zich op haar handen omhoog.

Josefien petst haar vriendin terug op haar handdoek. ‘Straks ziet hij ons!’

‘Dat haar! Ze heeft haar tot op haar billen! Ik heb nog nooit zulk lang haar gezien! En nu draait ze zich om! Nou ja! Ik dacht dat hij van kleine tieten hield. Dat zei hij toch tegen jou? Wat een gore leugenaar. Er bestaat niet eens een cupmaat voor die van haar. Niet kijken, Fienie, want dan word je gek.’

Alles in haar trekt zich samen. Ze wil als een tor in het gras verdwijnen en daar een gat graven of aan ondergrondse wortels knagen.

‘Van die opgebonden Tiroler jodelmemmen. Ze kan zo in een pornoversie van The Sound of Music. Jongejonge. Jongejonge.’

Ze ging bij de MediaMarkt een geheugenkaartje kopen, en hij had haar geholpen, raar woord trouwens, hij had haar aankoop gewoon op de kassa afgeslagen, in zijn rode MediaMarkt-shirt. ‘Doei, bedankt.’

En toen werkte die kaart niet, of die kaart paste niet, dus zij terug. En toevallig belandde ze weer bij zijn kassa. Alleen bestaat toeval niet. Ze had verstopt achter een stelling gewacht totdat hij vrij was. Leuke ogen, brede schouders, maar vooral de intieme manier waarop hij had gezegd: ‘Doei, bedankt’, alsof zij er echt toe deed, als enige van al zijn klanten.

En de rest was vanzelf gegaan. Daan zou haar wel even wegwijs maken. Voor ze het wist, zat hij al op de rand van haar bed naar haar laptop te turen. Het was zo eenvoudig nog niet. Hij moest een paar keer terugkomen. En voor wat, hoorde wat. Dat leek haar tenminste logisch, en hij was er niet op tegen geweest.

‘Nou doei, bedankt.’

Het had natuurlijk andersom gemoeten. Hij had háár niet moeten dumpen, maar zij hem, daar was ze nou eindelijk weleens voor aan de beurt geweest. Ze was helemaal overstuur geraakt. ‘Trek het je niet zo aan,’ had hij gezegd. ‘Er is vanavond vast nog wel iets leuks op tv.’

Ze was bij Mascha gaan slapen. Die had de hele nacht troostend in haar haren gekroeld en over haar rug gestreeld. Pas tegen de ochtend waren ze afgemat in slaap gevallen, maar toen was haar vernedering compleet herzien, herschikt en volgens de oorspronkelijke bedoeling her­schreven. Zij was haar maagdelijkheid tenminste kwijt. ‘Echt, je ziet er meteen een stuk beter uit, je hele uitstraling is anders. Het stond laatst toch in je horoscoop dat je ergens je voordeel mee ging doen? Je hebt die gozer gewoon gebruikt. Dat voelt hij ook wel, hoor. Reken maar dat hij baalt.’

Lean & mean zijn, dat was Mascha’s motto. In elk geval leaner & meaner dan de rest. Maar anderhalve maand later had zelfs Mascha geen raad geweten.

‘Iedereen heeft recht op z’n eigen fouten, meiske,’ had Claire gezegd. ‘Van andermans fouten leren we helaas niks. Zand erover. Hoe gaan we het oplossen? Dat is nu de enig belangrijke vraag.’

Er klinkt geplons en in de verte schreeuwen kinderen het uit van plezier. Iemand rent in een druipend badpak voorbij; de koude druppels doen haar opschrikken. Hopelijk blijft Claire voor altijd weg. Dan zullen de pijnlijke herinneringen ook vanzelf verdwijnen. Ze kan haar stiefmoeder niet meer onder ogen komen of ze beseft weer wat er is gebeurd. En Claire wil het maar blijven herkauwen en oprakelen. ‘Erover zwijgen is geen optie, Josefien. Dan gaat zoiets alleen maar aan je knagen.’ Ja, da-hag! Als Claire haar besluit had gerespecteerd en niet zo op haar had zitten inpraten, zou zij zich nu niet de hele tijd zo waardeloos voelen.

‘Nee,’ hijgt Mascha, ‘weet je wie daar bij het diepe rondscharrelt? Hou je kop laag. Je vader.’

‘Hij moet van de dokter elke dag zwemmen. Voor zijn je-weet-wel.’

‘Dat hij van Claire in die zwembroek mag lopen.’ Mascha springt overeind. ‘Alex! Hé, Alex? Josefien en ik liggen hier!’

‘Stil nou!’ Maar uit haar ooghoek heeft ze al gezien dat Daans hoofd hun kant op zwenkt. Lauw zwaait hij even naar haar. Zijn vriendin tikt hem op zijn knie. Wie is dat? Ken ik haar? O wacht eens, is dat soms dat mokkel dat zó graag wilde dat ze zelf maar meteen haar kleren voor je uittrok?

Haar wangen branden. Het kan niet anders of ze zitten nu allebei met een spottend lachje naar haar te kijken.

‘Hij hoort me niet,’ zegt Mascha. ‘Jammer, anders had hij mooi iets te drinken voor ons kunnen halen.’

‘Laten we naar huis gaan.’

‘Waarom? O, daarom. Laat mij maar even.’ Mascha stelt zich wijdbeens op, werpt een blik als een vlammenwerper richting Daan en schreeuwt: ‘Hé, Daan! Ga jij die dikke del even ergens anders zitten tongen! We worden nog vegetarisch als we ernaar moeten blijven kijken! Optiefen!’ Ze zwaait met haar armen. ‘O, shit, nu hoort je vader me wel.’

Daar komt hij al in een sukkelpas op hen af. Zijn bovenlichaam is vlekkerig verbrand, zijn magere benen zijn nog melkflessen. Er spant een zwembrilletje om zijn schedel, de dopjes maken deuken in zijn voorhoofd, het is net alsof hij twee paar ogen heeft. ‘Meisjes!’ zegt hij. ‘Is er wat? Waarom sta je zo te gillen, Mascha?’

Her en der zijn bezonnebrilde hoofden van handdoeken omhoog gekomen. Mensen kijken zogenaamd neutraal toe, maar om hun lippen ligt het begin van een sensatiebelust glimlachje. Iedereen, maar dan ook iedereen, lust je rauw.

‘Niks, pap,’ sist ze. ‘Ga nou maar lekker zwemmen.’

Hij kijkt om zich heen, zoekend naar onraad, alsof hij tussen de glanzende, uitgestrekte lichamen een seriemoordenaar vermoedt. Straks valt zijn blik nog op Daan. Nee, die herkent hij nooit zonder zijn MediaMarkt-petje.

‘Soms schreeuw ik het gewoon uit,’ verklaart Mascha. ‘Het overvalt mezelf ook. Misschien heb ik wel gilles-de-la-dinges.’

‘Je hebt in elk geval meer energie dan goed is voor ons allemaal,’ zegt hij. Omzichtig gaat hij van het ene been op het andere staan. ‘Maar ik dacht dat jullie vandaag naar Zandvoort zouden gaan, om kennis te maken bij die strandtent waar jullie willen gaan werken?’

‘Dat is morgen.’

‘Weet je het zeker, Josefien?’

Mascha en zij wisselen een blik. Van deze afspraak hangt hun hele zomer af, ja? Met aan het einde ervan een witte en een zwarte Vespa, ja? Denkt hij nu echt dat ze deze afspraak zouden vergeten?

‘Het was toch op woensdag?’ informeert hij.

‘Ja,’ zegt ze ongeduldig. Dan ziet ze achter hem Daan en zijn dikke del in een deuk liggen. Ze voelt dat ze van kleur verschiet. Ze staat compleet voor schut met haar vader. Wie staat er nou met haar váder op de zonneweide te praten, in zo’n zwembroek nog wel, een bermuda van vier modes geleden. ‘Waar is je handdoek? Je moet iets om je heupen slaan, pap. Anders... anders verbrand je nog.’

‘Ach, schat nou toch.’ Hij knijpt zijn ogen even samen. ‘Je vader kan wel tegen een zonnetje, hoor. Maar als jullie op woensdag naar Zandvoort...’

Kreunend komt Mascha tussenbeide. ‘Hoe hadden wij nou moeten weten dat dat vandaag is? Die kutvakantie ook.’

‘Ik zou maar snel bellen,’ zegt haar vader.

‘Kun jij dat niet doen? Papa, alsjeblieft, als jij die gozer in Zandvoort nou even belt?’

‘En wat zeg ik dan? Josefien en Mascha moeten zich helaas laten verontschuldigen, maar ze zijn volwassen personen die uw etablissement beslist recht zullen doen? Ze staan erom bekend dat ze zich strikt, stipt en punctueel aan hun afspraken houden? Nee, Josefien. Nee. Jullie zijn zelf verantwoordelijk voor jullie eigen stommiteiten. Prettige dag nog.’

En daar gaat hij, met zijn middeleeuwse zwembroek en die rare stijve passen van hem, openlijk nagestaard door Daan en zijn del. Bij het bassin laat hij zich stumperig van het trapje zakken, terwijl strakke gasten pal over zijn hoofd joelend in het water duiken.

‘Heb ik dat nummer wel in mijn telefoon?’ Mascha grabbelt in haar tas.

‘We gaan. We bellen zo wel. We zijn nou toch al te laat.’ Ze staat op, pakt haar handdoek en rent weg, maar niet snel genoeg. Daans vriendin giert het uit: ‘Hé, schoonheid! Wat lijk jij sprekend op je vader, zeg.’

Barry van de Blue Mojito reageert niet erg relaxed als ze hem bellen. Wat hem betreft kunnen ze het schudden met hun baantje.

‘Die flipt al om niks,’ zegt Mascha. ‘Blij dat we daar vanaf zijn. Hij spoort voor geen meter.’

‘Maar als ik in de vakantie geen werk heb, moet ik naar Enschede,’ zegt Josefien. Ze zitten op een rietgevlochten stoel achter een rietgevlochten tafeltje op het terras van hun favoriete café in de stad. Ze hebben nog niet eens de tijd gehad om zich na het zwembad te verkleden. Het is zogenaamd vakantie, maar ze worden nog steeds compleet geleefd.

‘Eén,’ zegt Mascha, haar wijsvinger omhoog stekend, ‘die sukkel Rogier is weg. Twee: Claire ben je ook kwijt. Dus: je ouders kunnen hertrouwen. Dat was toch het plan? Jij hoeft helemaal nooit meer naar Enschede, miepie.’

‘Ja, maar ze doen er zo lang over!’

‘Alzheimers,’ zegt Mascha.

Ze drinken van hun ijsthee en staren naar het puntje van hun neus.

‘Sommige mensen hebben hobby’s,’ zegt Mascha. ‘Snap jij dat?’

‘Ik vind slapen wel vet.’

‘Dat wel, ja.’

‘Trouwens, hoe komen we zonder werk aan een scooter?’

Met een zwenkende beweging komt Mascha overeind. Ze strekt haar armen boven haar hoofd. ‘Voulez-vous coucher avec moi, ce soir,’ zingt ze hees, haar heupen traag bewegend. Draaiend om haar as begint ze tussen de tafeltjes te cirkelen.

‘Twee keer twee kroketten met brood!’ roept een ober met een vol plateau op schouderhoogte. ‘Ga eens even ergens anders aandacht vragen, mop.’

Met een bons gaat Mascha weer zitten. ‘Chagrijn.’

Visagie, schiet eens op. Visagie naar Mascha!

Camera, hou Josefien ondertussen in de gaten. Camera!

Clapboard? Clapboard, waar blijf je? Ja, en nu inzoomen.

Een jonge moeder parkeert een buggy met een baby erin naast hun tafeltje, buigt zich voorover, haalt het kindje er geroutineerd uit, gaat ermee zitten en maakt een paar knopen van haar bloes los.

Off-screen zegt Mascha: ‘Dat kan er ook nog wel bij.’

Close-up van smakkende baby.

Ober, off-screen: ‘Mijn collega komt zo bij u.’

‘Gadsamme, wat een lelijk kind,’ zegt Josefien hard terwijl ze met soepele polsen haar haren achterover harkt.

‘Daar zou je toch niet eens dood mee gezien willen worden?’ Uitdagend kijkt Mascha om zich heen.

De moeder, die blijkbaar met haar hoofd elders vertoeft, werpt hun een weeë, dankbare glimlach toe.

Dat doet de deur dicht. Bijna huilend van het lachen storten ze tegen elkaar aan. Zweetdruppels verschijnen op hun voorhoofd. Al hadden ze er twee Vespa’s mee kunnen verdienen, ze kunnen niet meer ophouden met lachen.

Daar heb je nou een vriendin voor.

Mascha snuit haar neus in een papieren servetje. ‘Gaan we een broodje bestellen?’

‘En mijn dieet dan?’ zegt Josefien, ineens nors. Haar buikpijn is terug. Ze kan het zelf niet geloven, maar haar buikpijn is er weer. Wat is dit voor een hel en waarom moet ze nu nog aan Claire denken ook? Fuck Claire, met haar redeneringen.

‘Ik neem een clubsandwich.’ Mascha wenkt de ober. ‘Of kun jij dat niet aanzien?’

‘Boeit me echt niet,’ zegt ze. Ze vist het schijfje citroen uit haar ijsthee en zuigt erop. Het is een hele uitkomst om te kunnen zeggen dat je vanwege een dieet niks mag eten. Als je zou uitleggen dat je geen hap door je keel krijgt omdat er een gat zo groot als een volleybal in je buik zit, zou iedereen maar vragen gaan stellen. Zelfs Mascha weet niet hoe kut ze zich voelt.

Het laatste stuk naar huis fietst ze alleen. Haar vader krijgt vast een hartverzakking als hij hoort dat Mascha en zij geen nieuwe afspraak met Barry hebben kunnen maken. Je gaat niet de hele vakantie lopen niksen, Josefien.

Als ze nou eens tegen hem zegt dat ze haar kamer gaat schilderen? Nee, echt, pap, deze keer meen ik het. Ze begint sneller te ademen. Ze gaat haar kamer helemaal opknappen, en daarna nodigt ze haar moeder uit om te komen kijken. Het is briljant. Dit zal eindelijk schot in de zaak brengen. Van opwinding gaat ze op de trappers staan.

Haar moeder zal een zelfgeschilderde kamer toch wel belangrijk genoeg vinden om hierheen te komen? Nee, ze moet iets dringenders verzinnen. Ze stapt af, haalt haar nieuwe telefoon uit haar tas en toetst halsoverkop het nummer in.

‘Mama! Met mij.’

‘O, Josefien. Waarom bel jíj nou? Is er iets?’

Van de zenuwen begint ze te ratelen. ‘Ik had je al eerder willen bellen. Papa is gevallen, hij heeft zijn stuitje gebroken, hij kan niks meer en Claire is er niet en nou moet ik alles... Kun je langskomen om te helpen?’

‘Dat heeft hij weer,’ zegt haar moeder na een korte stilte.

‘Ik doe de was en de vaat en ik haal de boodschappen en...’

‘Hij kan toch thuishulp krijgen? Wat? Nee, Denise, even wachten. Josefien, dat kan ik van hieruit toch niet oplossen? En waar is Claire dan?’

‘Op reis,’ zegt ze ontwijkend.

‘Laat haar maar naar huis komen, dan. Je vader is haar verantwoordelijkheid, niet de mijne. Mijn leven is op het moment niet zo makkelijk, Josefien. Denise, ik zei, even wachten. Ik moet nog maar zien hoe ik het hoofd boven water houd.’

‘Sorry, mama.’

‘Wanneer heeft je vader mij voor het laatst een dienst bewezen? Nou ja, weet je wat? We bellen later nog wel even, op een rustiger ogenblik. Dag voor nu!’

Verloren staat ze naast haar fiets. Het gesprek heeft haar warm en bezweet gemaakt. Ze had beter moeten bedenken hoe ze het zou aanpakken. Nu vindt haar moeder haar vast iemand die geen rekening met anderen houdt. Maar het ergste is dat ze ineens begint te betwijfelen of Rogiers vertrek wel nieuwe deuren heeft geopend.

Claire, natuurlijk Claire weer, altijd Claire, heeft haar nog gewaarschuwd.

‘Wat bazel je nou, Josefien? Doe niet zo infantiel. Ze zijn niet voor niks gescheiden. En wat denk je trouwens dat jij ermee zou opschieten als ze weer bij elkaar kwamen?’

Ze zou de monsters uit de hel het nakijken geven. Na al die jaren zou zij eindelijk aan het langste eind trekken. De tranen zouden haar zelfvoldane halfzusjes uit de ogen spatten. Nachtenlang zouden ze snotterend wakker liggen. Gillend van angst zouden ze om mama’s hals gaan hangen. ‘Hè, meiden, klamp niet zo.’

Maar Claire had haar niet eens de kans gegeven om dit schitterende vooruitzicht uit de doeken te doen. Ze had het gesprek afgekapt. ‘Vergeet je niet iets? Je vader is met mij getrouwd. En laatst, met dat ongelukje van je, leek je me nog hard nodig te hebben.’

‘Hoezo?’ had ze boos gezegd. ‘Toen was je er alleen maar op uit om je eigen zin door te drijven, hoor.’

Ze fietst langzaam naar huis, zet haar fiets in de schuur en gaat door de keukendeur naar binnen. Op het aanrecht staan Claires potten met kruiden er verflenst bij. En die stoffige schelpen in de vensterbank, die heeft ze nou ook wel gezien. Een keuken hoort hygiënisch en functioneel te zijn, zoals bij Robin en andere normale mensen. Haar vader zal straks verrast zijn als ze de boel hier heeft uitgemest.

Snel pakt ze een vuilniszak en begint die te vullen. Weg met de plakkerige slang van uitgeblazen eieren, de mobile van veren, de bergen kunstig opgestapelde kiezels, de ontkiemende avocadopitten, de gedroogde hortensia’s, de mand met dennenappels. En op haar eigen kamer wil ze één mintkleurige muur en verder alles wit.

Ze denkt: ik voel me best goed.

Ze hoort het slot van de voordeur klikken. ‘Papa? Raad eens wat ik...’

‘Hallo, Josefien,’ zegt Claire. Met haar koffer in de hand komt ze de keuken binnen. ‘Daar ben ik weer.’

Drie

De overvolle vuilniszak glipt uit haar handen en kapseist. Eierschalen, eendenveren en dennenappels rollen als in een vertraagd filmbeeld over de keukenvloer.

Met een bons zet Claire haar koffer midden in de troep neer. Ze ziet er energiek en kordaat uit. Om haar heen lijkt de lucht te trillen. Lichtdeeltjes vonken in haar haar, dat kroezig tegen haar voorhoofd kleeft. Ze slaat de armen over elkaar, kijkt om zich heen en glimlacht vaag, als iemand die haar vermoedens bewezen ziet en daar niet ontevreden over is. Dan zegt ze op haar gemak: ‘Wat ben ik toe aan een bad. Van reizen word je altijd zo plakkerig, vind je ook niet?’

Nog steeds kan Josefien geen woord uitbrengen.

‘Is je vader nog op kantoor?’ Claire loopt naar de koelkast, werpt er een blik in en sluit hem weer. Op een of andere wijze slaagt ze erin om met die ene handeling duidelijk te maken wie er hier de baas is. Als ze met haar vingers zou knippen, zouden de potten kruiden uit de vuilniszak tevoorschijn springen, hun vaste plaats op het aanrecht innemen en hun verfomfaaide blad in vorm schudden.

Buiten is er kennelijk een wolk voor de zon geschoven, want het lijkt opeens een stuk donkerder. Josefien heeft de impuls zich om te draaien en weg te rennen, maar de verbinding tussen haar spieren en haar hersens is verbroken.

‘Is alles goed met hem?’ In het voorbijgaan verplaatst Claire de fluitketel een fractie en hangt een theedoek recht. Het schijnt haar niet te bevreemden dat ze geen antwoord krijgt.

Misschien is ze niet echt hier en is er iets met de dimensies gebeurd, een zwart gat of iets dergelijks. Robin zou het vast kunnen verklaren. De gedachte aan Robin werkt als een verkoelend compres op een koortsig voorhoofd.

‘En met jou ook?’ Claire kijkt haar voor het eerst rechtstreeks aan. ‘Nog steeds op dieet? En een beetje aan het opruimen, zie ik? Zit je soms iets dwars? Dan gaan mensen vaak schoon schip maken, als iets ze dwarszit.’

Josefien deinst achteruit. Naar dit rimpelloze, blakende gezicht heeft ze gekeken zolang als ze zich kan herinneren. Maar het is alsof ze het voor het eerst ziet. Alle bekende vlakken lijken zich scherper en hoekiger tot elkaar te verhouden, zelfs Claires tanden wekken de indruk nog rechter dan voorheen in het gelid te staan. Bovenal is er meer Claire dan anders, nóg meer, louter door het verschrikkelijke weten dat haar blik uitstraalt en dat het mes van de buikpijn meteen heen en weer doet flitsen.

Het is niet eerlijk. Ze had weg moeten blijven. Dan had hun geheim ook niet langer bestaan, dan was het vanzelf verdampt.

Claire fronst even, bijna onmerkbaar, alsof ze haar gedachten raadt. ‘Ik heb een cadeautje voor je,’ zegt ze uitgesproken onvriendelijk. Ze loopt naar haar koffer, ritst een vak open en haalt er een plat pakje uit. ‘Ik vond het zó toepasselijk. Ik móést het gewoon voor je kopen. Zo zie je maar, je bent geen tel uit mijn gedachten geweest.’ Ze gooit het cadeau op de keukentafel zoals iemand een valse hond een biefstuk toewerpt. ‘En nu ga ik eerst in bad.’

Voor geen goud raakt ze dat pakje aan. Ze moet haar vader bellen. ‘Kom gauw thuis, Claire is terug en ze doet zo... eng.’ Met ingehouden adem volgt ze haar voetstappen in de gang, op de trap. Na enkele ogenblikken begint er water in de badkuip te plenzen.

Bij de gedachte dat haar stiefmoeder zometeen als een grote, bleekroze zeekoe in het badschuim drijft, houdt ze het in huis niet meer uit. Ze rent de tuin in, holt naar de schuur en gaat daar op de bagagedrager van haar fiets zitten. Ze vecht tegen de aandrang op haar nagels te bijten.

Verbeeldt ze het zich alleen maar omdat ze werd betrapt bij het weggooien van Claires spullen, of hangt er echt iets vreemds om haar stiefmoeder heen? Maar wat dan precies? Of komt het alleen maar door haar onverwachte verschijning? Ze heeft zelf vaak genoeg meegemaakt dat mensen overdonderd zijn als Claire ergens opduikt. Dat buit ze weleens uit ook, als ze op school niet eerlijk is behandeld, of zo. ‘Die docent heeft echt de pik op me, Maan, kun jij niet eens...’

Ze heeft de grootste bullebakken sprakeloos naar Claire zien staren, de gemeenste etters tegen haar horen uitbreken in machteloos gestotter. En dan moet ze altijd aan hetzelfde denken. Aan die keer, langgeleden, toen ze samen door een sneeuwbui liepen, want in want. Waar ze naartoe gingen of waar ze vandaan kwamen weet ze allang niet meer. De herinnering bestaat alleen maar uit het beeld dat ze samen door de vallende vlokken slenterden en er opeens, in de betoverde wereld waarin geen ander geluid te horen was dan het kraken van de sneeuw onder hun voeten op de stoep, luid gebrom klonk en er op de rijweg traag een soort voorwereldlijk monster voorbijschoof dat alle sneeuw onverbiddelijk opzij duwde.

Hoe vaak heeft Claire niet als een sneeuwruimer wegen voor haar schoongeploegd, moeiteloos obstakels terzijde schuivend, alleen maar door ergens te verschijnen en alles en iedereen met haar aanwezigheid te verpletteren? Ze is haar stiefmoeder de afgelopen tien dagen gewoon een beetje ontwend geraakt, dat moet de reden zijn waarom ze net zo op haar benen stond te trillen.

Ze is niet van plan nog langer als een bange larf in de schuur te blijven zitten. Ze springt van haar fiets en gaat naar buiten. Op hetzelfde moment komt haar vader achterom, een plastic tas in de hand. Zie je wel dat hij best zelf een boodschapje kan doen. Of had hij geen zin om het haar weer te vragen?

In gedachten verzonken loopt hij over het tuinpad langs de rododendrons. Even kan ze hem onopgemerkt observeren. De groeven bij zijn neus lijken dieper dan anders. Hij loopt alsof iedere stap een ingewikkeld probleem is. Plotseling gaat haar hart naar hem uit op een manier die ze zelf niet kan verklaren en ze is blij dat ze goed nieuws voor hem heeft. Ze rent op hem af. ‘Claire is er weer!’

Stokstijf blijft hij staan.

‘Ze mankeert niks, hoor.’ Ze pakt de tas van hem over.

‘Zo,’ zegt hij toonloos.

‘Ze zit in bad.’ Ze stompt hem tegen zijn arm. ‘Hé, hoor je me wel?’

‘Ja. En, zei ze nog wat?’

‘Ze vroeg waar je was. En of het goed met je ging.’

Er verschijnt een uitdrukking op zijn gezicht die ze niet begrijpt. Ze had gedacht dat hij... ‘Ben je niet blij?’

Hij slaat zijn ogen neer en wrijft over zijn neus. Als hij weer opkijkt, ziet ze tot haar afgrijzen dat hij zowat in tranen is.

Onzeker zegt ze: ‘Ik schrok me te pletter toen ze opeens...’ Wat staan ze hier raar, midden in de tuin. Onwillekeurig kijkt ze naar het beslagen badkamerraam. Het zit dicht. Claire kan hen in elk geval niet horen. Er trekt een rilling langs haar rug. Wat heeft ze zichzelf daarnet willen wijsmaken? Er is wel degelijk iets aan de hand, iets dat bestaat uit het spul waarvan benauwde dromen worden gemaakt.

Haar vader haalt een paar keer diep adem. Dan zegt hij: ‘Het zal je niet zijn ontgaan dat ik boos was omdat Claire al die tijd niets van zich heeft laten horen.’

‘O,’ zegt ze verbaasd.

‘Ik was boos en ongerust, en nou kan ik niet à la minute blij zijn. Snap je? Er moet eerst het een en ander worden uitgepraat.’

‘Nou, ga dat dan maar doen.’

Hij aarzelt even. ‘En er is nog iets. Ik wilde je er niet mee belasten, maar ik kan het je toch maar beter vertellen voordat je ons erover hoort praten. Vlak voordat ze wegging, kwam ik erachter dat Claire...’ Opnieuw lijkt het alsof hij zal gaan huilen.

Gegeneerd kijkt ze van hem weg. De tas met boodschappen begint steeds zwaarder te worden.

Hij schraapt zijn keel. ‘Claire heeft... ze heeft buiten mij om... ze heeft zonder dat ik het wist een abortus gehad.’

Ze voelt het bloed naar haar wangen vliegen. ‘Wat gemeen!’ roept ze schel. Dat had Claire haar ook weleens kunnen vertellen! Ze heeft er met geen woord over gerept. Je neemt iemand in vertrouwen en dan krijg je dit.

‘Ja, dat vind ik ook,’ zegt haar vader. ‘Ik vond toevallig een oude agenda van haar, anders had ik het niet eens geweten. Ik heb nog geen gelegenheid gehad om het met haar uit te praten. Dus als jij vanavond...’ Hij maakt een vaag gebaar van ophoepelen.

In een van de buurtuinen koert een duif, een vredig zomernamiddaggeluid. Maar Josefiens hart begint te bonken alsof het haar schopt. Claire zal haar zeker verraden. Als haar vader haar straks op zijn methodische manier met vragen en verwijten gaat bestoken, zal ze vroeg of laat bits en triomfantelijk tegelijk zeggen: ‘Wat zanik je nou, Axel, je eigen dochter is geen haar beter dan ik, als je dat maar weet.’

‘Misschien moet je helemaal niks uitpraten, dat maakt alles soms alleen maar erger, Mascha’s moeder zei het laatst ook toen ik en Mas stront hadden, ze zei dat we maar beter konden accepteren dat we niet overal hetzelfde over denken.’

‘Wat een grote, verstandige dochter heb ik. Maar in dit geval neem ik het heel hoog op, Josefien.’

Haar hart dreunt nog harder. Hij zal het ook in haar geval hoog opnemen, nog hoger zelfs wellicht. Zij is zijn dochter. Hij moet trots op haar kunnen blijven. Anders raakt ze de bodem onder haar bestaan kwijt: de wetenschap dat ze in zijn ogen goed is zoals ze is. Haar moeder heeft het altijd te druk met haar eigen leven om veel aandacht aan haar te kunnen besteden, logisch natuurlijk, maar haar vader heeft best opgemerkt dat hun dochter de moeite waard is, in elk geval niet de kwaadste is en zelfs heus wel leuke kanten heeft. Er is geen andere vader die bij schooluitvoeringen altijd zo hard in de aula zit te klappen als hij. Toen hij vorig jaar niet naar de musical kon komen waarin zij in het achtergrondkoor zong, had iedereen het meteen gemerkt: het applaus was maar mager geweest.

O, ergens heeft ze dit moment altijd uit haar ooghoek zien naderen, al sinds ze een klein kind was: het was onvermijdelijk dat ze een keer een fout zou maken, en dat dan ook hij zijn handen van haar af zou trekken. Op straat zullen de mensen haar nawijzen: ‘Zelfs haar eigen ouders moeten haar niet.’

‘Ach lieverd, ik geloof dat ik je helemaal overstuur maak. Kom eens hier.’ Hij trekt haar met boodschappen en al tegen zich aan. ‘We komen er wel uit, we komen er heus wel uit.’

Ontredderd leunt ze tegen hem aan. Hij ruikt nog een beetje naar het zwembad en ook naar die rokerige thee waar hij zo gek op is. Hij moet van haar houden, anders weet ze niet wat ze moet beginnen.

Tussen hen in kraakt de verpakking van het een of ander. Verderop mengt een tweede duif zich in het gekoer. En door de open keukendeur komt het huiselijke gekletter van aardewerk. Ze horen het allebei en verstrakken. Claire is klaar met haar bad. Ze staat bij het aanrecht op haar dooie akkertje een van haar tussendoortjes klaar te maken.

Haar vader drukt haar nog dichter tegen zich aan. Met gedempte stem zegt hij: ‘Nog één ding. Rare vraag misschien, maar denk je weleens... Heeft Claire je ooit het gevoel bezorgd dat ze... Zou ze je kwaad kunnen doen, denk je?’

Ze knikt, niet tot spreken in staat. Claire kan haar te gronde richten.

‘Waarom denk je dat?’

In het nauw gedreven knikt ze alleen nog maar harder.

‘Josefien!’ Claire stapt naar buiten, een ongeduldige trek op haar gezicht. ‘O, dag Axel. Ik dacht al dat ik jullie hoorde. Josefien, je hebt je cadeautje nog niet eens uitgepakt.’

Haar vader zegt afgemeten: ‘Claire. Goede reis gehad?’

‘O jee. Ik hoor het al. De baas is boos.’

‘Ja, wat dacht je dan. Ik zou je haast vragen wat je hier komt doen.’

Claire kijkt om zich heen, naar de hagen die ze heeft geplant, naar de serre die ze heeft bedacht, getekend en met haar eigen handen heeft gebouwd. ‘Ik woon hier,’ zegt ze. Met een glimlach draait ze zich om en gaat weer naar binnen.

Er is nog steeds niet gekookt, er is nog steeds niet gegeten. Op haar kamer zit ze gespannen te luisteren of ze iets kan opvangen van wat er zich beneden afspeelt. Ze hoort geen hysterisch geschreeuw. Er wordt niet met huisraad gesmeten of met deuren geslagen. Ze durft het bijna niet te hopen, maar het lijkt alsof haar vader haar advies heeft opgevolgd. Hij zit vast alweer ontdooid te luisteren naar Claires verhalen, drankje erbij. Ze heeft nog nooit meegemaakt dat hij langer dan een paar minuten kwaad is. Het gevaar lijkt geweken.

Ze stuurt een sms’je naar Robin. ‘Claire is terug,’ schrijft ze. Ze denkt even na en voegt eraan toe: ‘Eind goed, al goed.’ Daar is ze nog lang niet zeker van, maar het kan nooit kwaad om een gunstige voorstelling van zaken zo duidelijk mogelijk onder woorden te brengen. De energie die je de wereld in stuurt, positief of negatief, komt volgens Claire altijd in drievoud bij je terug. Dat is de Wet van Drie, van wicca. Er hoort een wiccaliedje bij, dat Claire vroeger vaak voor het slapengaan voor haar zong:

Houd de Wet van Drie in ere:

Driemaal zullen uw daden wederkeren.

Leer deze Wet, en leer hem goed

dat wat je zaait, je ook oogsten moet.

In de wicca hadden ze ook een Drievoudige Godin, belichaamd door een maagd, een moeder en een heks, de meest archetypische verschijningsvormen van de vrouw of zoiets, zelfs nu snapt ze nog niet helemaal hoe iemand drie dingen tegelijk kan zijn, maar het ging dan ook over een godin, en niet over iemand van vlees en bloed.

Haar telefoon biept. Robin antwoordt: ‘Ben hartstikke blij voor je.’

Ze voelt dat ze een kleur van plezier krijgt, niet alleen vanwege de snelle reactie, maar ook omdat Robins energie, vermengd met de hare, nu drievoudig versterkt in de kosmos aan het werk gaat. Vlug sms’t ze Mascha. ‘Claire is terug. Eind goed, al goed.’ Baat het niet, dan schaadt het niet.

Ineens heeft ze er alle vertrouwen in. Ze rekt zich grondig uit, woelt haar haren in model en opent de deur van haar kamer. Van beneden komt nog steeds geen geluid. Met zo veel mogelijk kabaal stampt ze de trap af. Ze wil niet midden in een bejaardenseksonderonsje vallen.

In de keuken staat haar vader in een pan op het fornuis te roeren. Eén blik op zijn rug en ze beseft dat hij nog steeds woedend is. Claire zit in de schaduw op het terras, haar grote blote benen uitgestrekt, een bijna leeg wijn­glas in de hand. De zon is allang achter de sering verdwenen.

Om zich een houding te geven pakt ze het cadeautje van de keukentafel. Het voelt alsof er een T-shirt of iets dergelijks in zit. Claire heeft meestal best een coole smaak. Ze scheurt het papier open. Er valt een lelijke zwarte cape met een rode voering uit. Iets uit een feestwinkel.

‘Leuk, hè?’ zegt Claire zonder om te kijken. ‘Is de maat goed?’

Met tegenzin slaat ze de cape over haar schouders. De nylon stof knispert van de statische elektriciteit. Om niet flauw te zijn spreidt ze haar armen en zegt in het wilde weg: ‘Tadaa! Dracula’s dochter!’

Haar vader draait zich om. Verrassend snel voor iemand met een gebroken stuitje schiet hij op haar toe, rukt de cape af, propt hem in elkaar en gooit hem naar buiten, waar hij als een reusachtige, vleugellamme kraai half op Claires benen landt. ‘En wat moet dit nou weer voorstellen, Claire?’

‘Geintje,’ zegt Claire. Ze komt loom overeind, stapt over de cape en leunt tegen de deuropening. ‘Dat kan onze Josefien wel hebben. Toch, Joos?’ Ze geeft haar een samenzweerderige knipoog: alle geintjes die wij samen hebben gedeeld, Josefien.

Ze begrijpt niet wat er gebeurt, maar het moet eng zijn want haar keel wordt droog. Onzeker bijt ze op de binnenkant van haar wang.

‘En zal ik nu maar eens ter zake komen, Axel?’

Haar vader staat erbij alsof hij op een paal gespietst is, zijn armen in een vogelverschrikkershoek van zijn schouders hangend. Met stijve kaken brengt hij uit: ‘Dat lijkt me geen overbodige luxe. Jij denkt blijkbaar dat je hier naar ­eigen believen kunt gaan en komen. Je hebt ons zonder enig bericht in zak en as laten zitten en nu kom je...’

‘Van jullie heb ik anders ook niet veel gehoord. Eens even denken: in totaal twee berichten op mijn voicemail. Josefien die mij opdroeg boodschappen te komen doen en jij die me toesnauwde dat ik moest ophouden met “die nonsens”. Ik had eerder telefoontjes verwacht in de trant van “Was je opening een succes?” of...’

‘... en nu kom je hier doodleuk weer aanzetten en je weigert antwoord te geven op de vragen die ik je al anderhalf uur stel – maar ho eens even, je was helemaal niet bij die opening, je mankeerde zogenaamd iets.’

‘Ik mankeer wel degelijk iets,’ zegt Claire met een verontwaardigd gezicht. ‘En verder had ik geen zin om alles twee keer te moeten vertellen, dus heb ik rustig zitten wachten totdat onze prinses op de erwt zich weer zou vertonen.’

Josefien heeft het gevoel dat ze iedere afzonderlijke haarwortel in haar schedel kan onderscheiden. Prinses op de erwt, zij?

‘Zullen we er even bij gaan zitten? O nee, dat kan je papa momenteel niet.’

‘Ik haal zijn siliconenband wel!’ Dan klimt ze op zijn werkkamer uit het raam en duikt ze onder bij Robin. Misschien kan ze als roadie mee met de band. In de vakantie zijn er vast extra mensen nodig.

‘Laat maar,’ zegt Claire. Ze rolt zich los van de deurpost. ‘We doen wel een staande vergadering. Nou, geachte familie. In Engeland bleek dat ik een oogontsteking heb waardoor ik voorlopig geen kleur meer kan zien. Eerst was ik in paniek. Maar ik moet zeggen dat het je ook iets oplevert als je veroordeeld bent tot een zwart-witte kijk op de dingen. Axel, schenk ons eens in. Zullen we er gezamenlijk op drinken?’

‘Waarop?’ vraagt haar vader. Hij is naast Josefien komen staan en heeft een arm stevig om haar schouders geslagen. Ze moet ineens denken aan hoe ze vroeger samen die lange, lange fietstochten maakten, zij voorop bij hem in het zitje. Soms zat hij dan uren tegen haar achterhoofd te praten, even zachtjes murmelend als de beekjes waar ze langs reden, en al was ze te jong geweest om er een woord van te begrijpen, het had geklonken alsof hij aan haar genoeg had om gelukkig te zijn.

‘Op het feit dat mijn ogen zijn geopend,’ zegt Claire. ‘Hm, misschien is dat leuker voor mij dan voor jullie. En, Axel, je wilt trouwens niet weten wat een fantastische seks ik in Engeland heb gehad.’

Ze voelt dat haar vaders lichaam in protest komt. Met schrille stem zegt ze: ‘Hier hoef ik niet naar te luisteren, hoor.’

‘Nee, dat is ook zo. Laten we het liever hebben over iets wat voor ons allemaal interessant is. Wat een team zijn jullie samen toch. Twee handen op één buik. Vader en dochter.’ Claire kijkt dromerig en een beetje geamuseerd. ‘Zeldzaam, hoor. Hé, Axel, je soep brandt aan. Mag ik?’ Ze stapt naar het fornuis en draait de gaspit uit. Het wordt ontzettend stil.

‘De feiten,’ zegt Claire, ‘zijn simpel. Voordat ik wegging, Axel, heb je me laten weten hoe je over me denkt. Dat was niet mis. Volgens jou had ik beter niet kunnen bestaan.’

‘Je vergeet de context,’ zegt haar vader. Hij ziet rood van onderdrukte woede.

‘En Josefien denkt er blijkbaar net zo over. Die wil me zelfs zo dringend kwijt dat ze al is begonnen mijn spullen uit ons huis te verwijderen. Ze wil alleen maar dat jij en haar moeder weer bij elkaar komen. Ik heb haar de afgelopen maanden amper over iets anders gehoord. Heel hartelijk van je, Josefien. Godsallemachtig gezellig.’

‘Ik bedoelde alleen maar...’ Verward buigt ze haar hoofd.

‘Het was meer dan duidelijk wat je bedoelde. Uit jullie gedrag kan ik maar één ding concluderen. Kennelijk hebben jullie schoon genoeg van me.’

Toonloos zegt haar vader: ‘Misschien hebben we daar wel reden voor. Josefien vertelde me net dat ze soms bang is dat jij haar kwaad wilt doen.’

Er kruipt een blos uit Claires hals omhoog. Even slaat ze haar ogen neer. ‘Kijk eens aan,’ zegt ze dan, blijkbaar niet van zins die beschuldiging te weerspreken. ‘Als ik het niet dacht. Jullie willen niets liever dan een boze stiefmoeder in me zien.’ Ze draait zich om naar het fornuis en draait het gas onder de pan soep weer aan. Ze roert er even in, loopt naar de broodtrommel en begint onaangedaan brood te snijden. ‘Wie dekt de tafel?’ vraagt ze.

‘Ik was nog niet uitgesproken,’ zegt haar vader.

‘Wat mij betreft wel. Ik leg jullie geen strobreed in de weg. Meeste stemmen gelden. Dus als jullie zo graag een boze stiefmoeder willen, dan krijgen jullie een boze stiefmoeder.’

Vier

Ze zitten in het park achter een bosje eikenhakhout. Mascha heeft een verrekijker van thuis mee; met haar ouders gaat ze dikwijls naar Terschelling. Het was haar idee. Josefien heeft nu al spijt dat ze erop in is gegaan.

‘We moeten toch weten wat ze in haar schild voert?’ vraagt haar vriendin strijdlustig.

‘Misschien maakte ze alleen maar een grapje. Je kent Claire.’

‘Waarom is je vader vannacht dan op de bank gaan slapen? Hij is met haar getrouwd, hij weet waartoe ze in staat is.’ Mascha steekt een kauwgumpje in haar mond, kauwt een paar momenten heftig en brengt de kijker weer naar haar ogen. ‘Ze zit te tekenen.’

‘Ze ontwerpt gewoon een nieuwe quilt,’ zegt Josefien gespannen. Door Claire te bespieden zetten ze iets in gang dat te groot voor hen is, dat weet ze met een duistere, ontzagwekkende zekerheid. Ze snapt niet waarom Mascha er zo op is gebrand haar stiefmoeder ergens op te betrappen. Ontelbare kopjes thee en glazen cola light heeft Claire voor haar ingeschonken. Ze wou dat ze niks had gezegd over de dekens op de bank vanochtend.

Ze voelt zich ijl in haar hoofd, alsof ze koorts heeft. Wanneer zal tussen Claire en haar vader het gevreesde onderwerp ter sprake komen? Een deel van haar vertrouwt er nog steeds op dat Claire haar niet zal verraden. Dat heeft ze immers beloofd. Erewoord. Ze heeft nog nooit meegemaakt dat Claire een toezegging niet nakwam. Maar ja, tot nu toe ging het steeds om luchtige beloftes. ‘Ik help je wel met dat werkstuk.’ Laatst nog, toen ze voor CKV iets met fotografie had moeten doen. Het was de bedoeling dat het autobiografisch zou zijn. Claire had bedacht dat ze haar eigen voeten zou kunnen fotograferen, in telkens een paar andere schoenen uit haar collectie. Het was echt megagoed uitgepakt. ‘Je hebt talent,’ had Claire peinzend gezegd. ‘Het is niet te geloven, maar je hebt werkelijk talent.’ En zelf had ze toen ietwat verbaasd gedacht: ik besta. Ik besta echt.

Mascha veert op. ‘O, wacht, ze haalt iets uit een plastic zak. Stofjes, zo te zien.’

‘Laten we opzouten.’

‘En dan?’ zegt Mascha. Met haar vrije hand trekt ze een lange draad kauwgom uit haar mond.

Josefien slaakt een zucht. Ja, en dan? Hoe overbrug je de tijd tussen nu en het moment dat je een volwassene zonder zorgen bent en niemand je meer iets kan maken? Het liefst zou ze zich achterover in het gras laten vallen en daar als een boomstronk seizoen na seizoen blijven liggen totdat het zover is. Tussen haar vingers zouden paddenstoelen groeien en in haar haren zouden brutale veldmuizen hun holletje maken. Op een dag zou er eindelijk genoeg tijd verstreken zijn en zou er een nieuwe versie van haarzelf opstaan, scherp en alert, strak en vastberaden, zonder een spoortje twijfel. In haar hoofd weerklinkt Claires stem: ‘Weet je het zeker, Josefien? Denk erom, dit besluit kun je nooit meer terugdraaien. Hier zit je levenslang aan vast.’

Verhit komt ze overeind. ‘We gaan.’

Zonder de kijker te laten zakken zegt Mascha: ‘Je lijkt wel een echoput. “We gaan. We gaan. We gaan.” Ga zitten, anders ziet ze je. Ze is iets aan het knippen. Met een hele zooi spelden in haar mond.’

Ondanks zichzelf vraagt ze: ‘Kun je zien wat het wordt?’

‘Nee, maar het vloekt in elk geval ontzettend.’

‘Ze is in Engeland kleurenblind geworden.’

‘Echt? Kan dat zomaar? Nu staat ze bij een kast met... Zie jij wat er in die kast zit?’ Met malende kaken steekt Mascha haar de kijker toe. Ze heeft blossen van opwinding. Haar vader is bedrijfsjurist, haar moeder counselor. Bij haar thuis is het een dooie boel. Al het drama in haar leven moet van Josefien komen.

In plaats van de kijker aan te pakken, wroet ze in haar tas, vindt haar flesje water en neemt een paar teugen.

Mascha zegt kattig: ‘Dan zal ik het vuile werk wel weer opknappen.’

‘Het was jouw idee.’

Af en toe loopt er iemand met een hond voorbij of rinkelt er ergens een fietsbel. En de witte plastic zak die ze eerder van de week zag, hangt nog steeds aan z’n boomtak. Het kan ook een andere zak zijn. De hele wereld is bezaaid met draagtasjes die uitproberen hoe ver ze kunnen vliegen.

Naast haar begint Mascha steeds sneller te kauwen, met het geluid van een kat die een schoteltje melk oplebbert. ‘Moet je nou zien. Ze steekt een sigaret op. Ze rookt toch helemaal niet?’

‘Alleen thuis niet. Mijn vader vindt het goor.’

‘Houdt ze dan rekening met wat hij vindt?’

Ze schuift wat dichterbij. ‘Hoe vind jij eigenlijk dat ze eruitziet? Net zoals anders, of...’

‘Volgens mij heeft ze haar tanden laten bleken.’

‘Nee, ik bedoel meer...’

‘Nu je het zegt. Ze ziet er eigenlijk hartstikke goed uit. Zou ze verliefd zijn?’

‘Ze had daar wel een scharrel, zei ze.’

Mascha laat de kijker weer zakken. ‘Zei ze dat gewoon? Hoe reageerde je vader?’

Ze haalt haar schouders op. Dit is een gebied dat ze niet wenst te betreden. Want als ze dat wel doet, zal ze ook moeten nadenken over wat ze zag toen ze een keer bij wijze van verrassing onaangekondigd naar haar vaders kantoor was gegaan.

Mascha zit weer te turen. ‘Nou ja, hartstikke goed, hartstikke goed... Beter dan normaal, zal ik maar zeggen. Ze ziet er natuurlijk niet uit.’

Met een knap die ze zelf kan horen sluit Josefien haar mond. Nog maar een paar weken geleden heeft Mascha bij Claire zitten uithuilen omdat ze van haar ouders zelf haar scooterrijbewijs moet betalen. Claire had het gejammer aangehoord zonder ook maar haar wenkbrauwen op te trekken. Uiteindelijk had ze gezegd wat ze ook Josefien zo vaak op het hart bindt: ‘Als je je tekortgedaan voelt, moet je niet het slachtoffer uithangen, maar iets verzinnen waarmee je iedereen te slim af bent. Nooit als een lam ter slachtbank gaan.’

‘En nou begint ze met die spelden...’

‘Weet je wat jij doet, Mas?’ zegt ze schel. ‘Je zoekt het maar uit.’

Thuis neemt ze eerst een douche van minstens een half uur. Haar vader is er toch niet om te protesteren, die zal wel weer naar het zwembad zijn gegaan, zonder enig benul van hoe zijn zwembroek eruitziet. Zouden Claire en hij nog hebben gepraat?

Na het douchen trekt ze tot en met haar ondergoed brandschone kleren aan. Dan gaat ze op haar blote voeten naar beneden. In de keuken hangt nog steeds een voelbare spanning. Het is alsof het fornuis, de koelkast en zelfs de broodplank op het aanrecht bars met hun rug naar haar toe staan. Ze pakt een appel van de fruitschaal, ze is flauw van al het water drinken. Ze heeft de hele dag nog niets gegeten. Maar terwijl ze de appel opwrijft aan haar T-shirt, komt haar buikpijn weer opzetten en ze legt hem terug.

Het gerinkel van de huistelefoon doet haar schuldig opspringen. Ze kijkt op de display. Het is Claire. Ze snakt naar adem. Waarom belt Claire naar huis?

Bijna buiten haar eigen wil om drukt ze op de antwoordtoets.

‘Hallo, Josefien,’ zegt haar stiefmoeder zachtjes. ‘Ben je weer thuis?’

Nu stokt de adem haar helemaal in de keel. Het kan niet anders of Claire heeft haar en Mascha in het park gezien. Al zaten ze nog zo diep in het struikgewas verborgen, de zon moet in de glazen van de verrekijker hebben geschitterd. Waarom, zal Claire nu zangerig vragen, zaten jullie mij te bespioneren? Vertel eens?

Nooit als een lam ter slachtbank gaan. Ze roept uit: ‘Vertel jij eerst maar eens!’

Na een ogenblik zegt Claire: ‘Zo. Moet ik het soms voor jou ook al uitspellen waarom ik niets van me liet horen toen ik in Engeland was? En waarom ik langer ben weggebleven dan de bedoeling was? Dat lijkt me duidelijk, Josefien. Me dunkt dat je vader en jij weleens een lesje hadden verdiend.’

Ze zwijgt, overdonderd.

‘En, wat wil je nog meer weten? Gisteren was je zo stil, maar ja, aan de telefoon is het natuurlijk een stuk makkelijker om een grote mond op te zetten, hè?’

Het is ronduit griezelig zoals Claire in haar hoofd kan kijken.

Ze hoort het vage klokken van een slok koffie of thee die wordt doorgeslikt. ‘Als je je nu afvraagt hoe ik weet wat je denkt,’ zegt haar stiefmoeder op haar gemak, ‘dan ben je blijkbaar vergeten dat het al heel lang mijn taak is om aan te voelen wat hare majesteit belieft.’

Geschrokken draait ze een strengetje in haar haar. Ze heeft nooit gemerkt dat Claire zo hatelijk over haar denkt. Maar eerlijk gezegd heeft ze zich ook nog nooit in haar gedachten verdiept.

‘Stiefmoeders moeten helderziend zijn. En nog veel meer dan dat. In feite moeten we bovenmenselijk zijn.’ Claire lacht. ‘Dus je kunt wel stellen dat je vader en jij me bijzondere gaven hebben bezorgd. Maar waarvoor ik je belde, kun je even een foto voor me opzoeken? Je was nog een klein kind en je zat bij Axel voor op de fiets.’

‘Waar heb je die voor nodig?’ vraagt ze met geknepen stem.

‘Ik wil er een quilt naar maken. Een interessant experiment, vind je niet, nu ik geen enkele nuance kan onderscheiden. Wie weet wat er zichtbaar wordt.’

Met benen van lood gaat ze naar haar vaders werkkamer. Als ze Claire haar zin geeft, zullen haar vader en zij straks opgespalkt tussen twee roedes in een museum komen te hangen. Maar als ze Claire haar zin niet geeft, is hun misschien een nog veel erger lot beschoren.

In een van de stalen archiefkasten liggen de fotoboeken. Het is een tijd geleden dat ze ze heeft bekeken. Even is ze afgeleid, ze gaat op de grond bij de kast zitten en slaat een album open. De vakantie in El Porte de la Selva. Twaalf was ze toen. Ze hadden een huis op een berg gehuurd, met rondom een terras waarop krakkemikkige stoelen stonden. Claire zakte er de eerste avond al door eentje heen. Diep beneden hen fonkelde de zee. Als ze van het strand terugkwamen, moesten ze een eindeloze hoeveelheid steile steegjes door en ontelbare trappen op. Haar record was negentien minuten. Het komt allemaal weer terug bij het zien van de foto’s.

De tramontana die onverwachts opstak en die ’s ochtends bij het ontbijt op het terras de thee uit hun kopjes blies. Lefgozers op brullende waterscooters en witte motorjachten met veel te bruine oude mannen erin. Autoritten over slingerende bergwegen. Volgens Claire moest het zitten op een koperen munt wagenziekte tegengaan, maar voor het eerst was ze op de proppen gekomen met een wondermiddeltje dat niet werkte.

Ze aten bijna iedere dag viskroketjes op het kiezelstrand en moesten daarna weer dat hele eind omhoog. Langs sommige autowegen stonden jonge vrouwen onder parasols vriendelijk naar iedereen te zwaaien, behalve naar hen. Maar dat was omdat het hoeren waren.

Ze had de hele vakantie lopen klieren. Ze was humeurig en tegendraads geweest en had op haar iPod bij voorkeur naar de Murder Ballads van Nick Cave geluisterd. Claire zei voortdurend dat ze niet zo moest hangen. Ze hoorde haar vader een keer verontschuldigend zeggen: ‘Ik kan haar nu eenmaal niet meer gelukkig houden met een kleurplaat.’

Halverwege de vakantie was ze voor het eerst ongesteld geworden.

Ze pakt het volgende boek. Daarin zijn ze alle drie wat jonger. Zo te zien bestond hun leven uit niets anders dan verjaardagen, uitstapjes, vakanties. Haar vader moet meestal de fotograaf zijn geweest, want hij ontbreekt het vaakst. Heeft hij de boel bewust willen flessen door alleen maar foto’s van hoogtepunten te maken? Opdat hij later, als kwijlende bejaarde in een schommelstoel, tevreden zou kunnen constateren dat hun leven één groot feest is geweest?

Uit het niets dreigt een vuist van woede haar in elkaar te drukken. Hij had haar moeder niet zomaar de benen moeten laten nemen. Hij had haar moeten tegenhouden. Hij had moeten zeggen: ‘Hier blijven, jij. We hebben samen een hartstikke leuke dochter.’ Hij had voor zijn huwelijk en zijn gezin moeten vechten.

Ze ratst steeds sneller door de boeken heen, totdat ze in het Claire-loze tijdperk is beland. Of liever gezegd, het Pre-Claire. Net zomin als de Neanderthalers wisten dat er ooit vuur en klokbekers en brons zouden zijn, hadden papa en zij kunnen voorzien dat Claire er ooit zou zijn.

Hier is een close-up van haar als een mollige peuter onder een zonnehoedje. Drie jaar? Vier? ‘Met Josiefientje in Drenthe’ staat er in haar vaders kriebelige handschrift onder, en er is een vergeeld suikerzakje bij geplakt van een uitspanning die Piepers Pannenkoekenhuis heet. Hoe voelde ze zich toen? Iedereen zou je van alles kunnen wijsmaken over je eerste jaren. Waarschijnlijk kijkt ze op die foto alleen maar zo uit het veld geslagen omdat ze verstomd van verbazing was over de hunebedden.

En dit is de foto waar Claire het over had. Papa en zij samen op de fiets. Haar vader moet zijn camera in de handen van een voorbijganger hebben gedrukt. ‘Zou u even een foto van ons willen nemen?’ Zij zit voorop, in het zitje van zijn fiets. Twee über-retro haarspeldjes geven haar een blotebillengezicht. Ze is net een pasgewassen varkentje, op weg naar een jaarmarkt uit lang vervlogen tijden. Bol en rozig domineert haar gezicht het beeld, de camera was duidelijk slecht ingesteld, want achter haar lijkt haar vader veel kleiner dan zij.

‘Kijk goed,’ zei Claire, toen ze voor het eerst bij haar op het atelier mocht komen, ‘en vertel me wat je ziet.’

Ze had het niet kunnen uitleggen. Ze had alleen maar angstaanjagende kleuren gezien die bijna hoorbaar tegen haar gromden.

‘Soms,’ zei Claire, ‘beeld ik kleine kinderen veel groter af dan grote mensen. Denk daar maar eens over na.’

Daarna hadden ze samen de Roosvicee-toverdrank gedronken.

Met het album tegen zich aan gedrukt komt ze overeind. Claire heeft geen recht op deze foto, zij was toen nog geen onderdeel van hun leven, ze is niks van hen. Voor hetzelfde geld had haar vader iemand anders gevonden. Als een zwerfkei is haar stiefmoeder hun bestaan binnengerold. Gek dat ze dat nu pas beseft.

Ze zal de foto uit het album halen en hem zorgvuldig op haar kamer verstoppen. Op zoek naar een mesje om het kiekje los te maken trekt ze een la van zijn bureau open. Hij is een echte makelaar: zijn werkkamer lijkt een toonbeeld van orde, maar je moet niet achter de façade kijken. ‘Alle horizontale vlakken leeg,’ is zijn devies, ‘en verder na ons de zondvloed.’

In de la liggen blokjes Post-it, een ouderwetse perforator, een liniaal, handenvol balpennen en postelastieken, een nietmachine, een viltstift zonder dop, een puntenslijper in de vorm van een blokje kaas en een agenda van vorig jaar. Die vist ze op uit alle troep. Even checken of hij echt een andere afspraak had toen zij in de schoolmusical in het achtergrondkoor had gezeten, of dat dat maar een smoesje van hem was geweest.

Het vakje van de datum is leeg. En dat van de omringende dagen ook. Hoe kan hij nou een hele week zonder afspraken hebben gehad? Bevreemd slaat ze de pagina om. In Claires handschrift staat er een afspraak genoteerd.

Het is helemaal niet een oude agenda van haar vader.

Ondanks haar schone kleren blijft ze zich smoezelig voelen. Opruimen, schoon schip maken! Struikelend over haar voeten rent ze naar haar slaapkamer en begint lukraak de lakens van haar bed te trekken. Je moet tenslotte ergens beginnen. Dan krijg je weer vat op de dingen.

Met de lakens tegen haar borst gebundeld zoeft ze naar de wasmachine in de bijkeuken. Tering, tering, tering: ze krijgt het wasprogramma niet aan de praat, ze schopt tegen het apparaat en bezeert haar blote tenen. Fokking Miele.

Ze kan alleen maar denken wat ze nu al maanden denkt: dat ze er helemaal niet aan wil denken. Maar één ding is duidelijk. Haar vader moet, toen hij die agenda vond, voetstoots hebben aangenomen dat Claire die afspraak voor zichzelf had gemaakt.

Met een hikkend geluid begint de wasmachine te draaien. Ze kan haar ogen niet losmaken van het getuimel achter het ronde venstertje. Het is alsof ze boven het ruisen en klokken uit de stem van haar stiefmoeder hoort: ‘Zou je je vader niet eens uit de droom helpen, Josefien? Of ga je mij verloochenen om je eigen hachje te redden?’

Haar brein werkt weer. Ze rent naar boven en haalt de agenda uit de bureaula. Het bewijsstuk verdonkeremanen, dat is de eerste stap. De belangrijkste stap. Daarna zal ze een plan maken.

Jachtig neemt ze opnieuw een douche. Ditmaal wast ze ook haar haren. Gewikkeld in een handdoek staart ze op haar kamer naar haar bureau, dat nog steeds hoog is opgetast met stapels schoolwerk van het afgelopen jaar. Alle horizontale vlakken leeg. En tussen het weggegooide papier zal Claires agenda onopgemerkt verdwijnen.

Algauw puilt haar prullenbak uit. Haar natuurkundemap met het kortgeleden nog zo onbegrijpelijke machgetal legt ze opzij. Op een of andere manier is het een troost dat ze het nu snapt alsof ze het altijd heeft gesnapt. Verder gooit ze alles weg, ook haar werkstuk over Jane Eyre. Weer zo’n project waarbij Claires hulp onontbeerlijk was geweest. ‘Om een goed cijfer te halen moet je waarschijnlijk opschrijven dat die arme Bertha het standaardvoorbeeld is van zogeheten destructieve vrouwelijke krachten,’ had ze geadviseerd.

Het was een 8,6 geworden.

‘Ik zei het toch,’ zei Claire. ‘Als het spookt zijn er altijd destructieve vrouwelijke krachten aan het werk. Mijn god. Alsof destructie een vrouwenzaak is.’

Vanachter zijn krant had haar vader opgemerkt: ‘En ook daarom is het huwelijk vooral een kwestie van wilskracht.’

Claire was in lachen uitgebarsten. ‘Is dat een toevalstreffer, Kabouter Bond, of is hierover nagedacht?’

Ze propt het werkstuk samen met de agenda in haar prullenbak, leegt die beneden in de bijkeuken in een vuilniszak die ze nauwkeurig dichtknoopt, en gooit die in de kliko in de tuin. Allemaal even terloops en gewoontjes. Dat is het geheim van een perfecte misdaad.

Weer terug op haar kamer verzamelt ze de kledingstukken die op de vloer rondslingeren en hangt ze netjes in haar kast. Het blauwe jurkje dat ze aanhad toen ze van de week naar Robin ging, trekt ze aan. Het zakt beschermend om haar heen.

Nu nog even schone lakens uit de linnenkast halen.

Ze heeft de deur van de grote slaapkamer nog niet geopend, of haar net heroverde stemming wankelt. Hier heeft Claire in haar eentje de afgelopen nacht doorgebracht. Haar adem lijkt nog rond te ruisen. HHHhhh ­HHHhhh HHHhhh.

Vlug duikt ze de linnenkast in, beducht om dingen aan te raken die Claire nog maar pas in handen heeft gehad, HHHhhh HHHhhh HHHhhh, grijpt naar linnengoed helemaal onder op de stapel en holt ermee naar de andere kant van de overloop.

Ze stopt het onderlaken in. Als ze de kussensloop pakt, valt er iets uit. Automatisch bukt ze zich en raapt het op. Het is een sliertig poppetje van het soort dat Claire langgeleden, ongevraagd maar alwetend, voor haar maakte om Kimberley en Denise mores te leren. Verbaasd draait ze het om. Ditmaal is er geen fotootje op geplakt. Het gezichtje bestaat uit een paar minuscule, maar onthutsend rake borduursteken. De lange blonde haren maken de gelijkenis compleet.

Ze voelt dat haar ogen uitpuilen.

‘De volgende keer dat die twee je gaan lopen zieken, pak je een speld en prik je die in deze poppetjes. Reken maar dat ze meteen een toontje lager zullen zingen.’

Met een kreet werpt ze het ding van zich af. Heeft Claire het opzettelijk voor haar in de linnenkast gelegd? Móést ze het wel vinden? Zit haar stiefmoeder nu met een klein lachje op haar atelier traag en tevreden garen door een naald te rijgen, rustig trekkend aan de draad, in gedachten een vreselijk weefsel plannend, linksom, rechtsom? ‘Duidelijk, Josefien, of moet ik het soms voor je uitspellen?’

Ze drukt haar vuisten in haar ogen. De vakantie waarin Kimberley een blindedarmontsteking kreeg. Aan Denise had ze daarna niet meer durven beginnen, want haar moeder had alleen nog maar oog gehad voor haar arme zieke dochter, sapjes hier, ijsjes daar, voorlezen zus en cadeautjes zo, het was echt walgelijk geweest, ze had er volkomen voor spek en bonen bij gezeten.

Later had ze gedacht dat het natuurlijk ook toeval had kunnen zijn, die blindedarmontsteking. Maar nu, bij de aanblik van haar eigen beeltenis in jute, schiet haar te binnen wat Robin een keer in de les zei: ‘Er zijn nog altijd een hoop onverklaarbare dingen, hoor. Die moeten we niet meteen van de hand wijzen. “Dat kan helemaal niet!” kan heel vaak wel, maar valt met de kennis van nu alleen nog niet uit te leggen of te begrijpen. Misschien zullen we ooit alles doorgronden. Misschien ook niet. Het enige wat we kunnen doen, is onbegrijpelijke fenomenen met een open geest onderzoeken.’

Voordat ze beseft wat ze doet, staat ze al in de badkamer en trekt ze de inhoud van de kastjes zowat over zich heen. Een veiligheidsspeld of zo, ja, hier, eindelijk, nou ja, een naaisetje uit een hotelletje in Friesland. ‘Met Josefientje naar Eernewoude.’ En haar moeder ondertussen bij Rogier in bed.

Op haar kamer pelt ze met verzenuwde vingers een naald uit het papieren hoesje. Ze grijpt het poppetje aan de haren van de vloer en gooit het op haar bed. ‘Het werkt toch niet,’ zegt ze hardop, ‘het werkt toch niet.’ De naald glinstert in haar hand. Het volgende moment zit hij in de buik van het poppetje gespietst. Ze laat hem abrupt los, alsof ze een elektrische schok had verwacht.

Er gebeurt niets. Ze voelt geen steek in haar eigen buik.

Opnieuw drijft ze de naald in het weke, slappe lijfje. Niets. Helemaal niets. Ze rukt de naald weer los, bekijkt de punt en test hem hardhandig op de top van haar wijsvinger. Een dikke druppel bloed welt op.

Haar opluchting slaat om in verontwaardiging. Waarom werkt het niet? Ergens heeft ze er toch altijd in geloofd. Zonder overgang beginnen de tranen haar over de wangen te stromen. Op elk moment van de dag en de nacht wordt ze door de buikpijn overvallen, altijd is hij haar te slim af, maar nu laat hij natuurlijk niets van zich horen. Claire met haar grootspraak! Ze steekt opnieuw in het poppetje, en nog eens, en nog eens. Snot druipt over haar bovenlip. Beurtelings stompt en steekt ze, zonder dat ze zelf iets voelt. Moet ze die naald soms in haar eigen buik steken, is dat de bedoeling?

Met onvaste bewegingen stroopt ze haar jurk omhoog. Haar maag is bruin en plat. Ze laat de speld uit haar hand vallen en zakt klappertandend naast het bed neer op de vloer. Zo blijft ze een hele tijd zitten.

Als ze haar haren uit haar bezwete gezicht strijkt, ziet ze dat er nog steeds bloed uit haar wijsvinger drupt. Er zitten natte rode vegen op haar buik en op haar jurk. Ze steekt haar vinger in haar mond en hijst zich overeind.

In de badkamer dept ze haar jurk met een washandje. De bloedvlekken worden alleen maar groter. Die krijgt ze er waarschijnlijk nooit meer uit.

Vijf

Haar vader schilt aardappels terwijl hij luistert naar het nieuws op de radio. Na iedere aardappel gaat hij met een onderdrukte zucht van het ene been op het andere staan.

‘Ik eet vanavond niet mee, hoor,’ zegt ze in de deuropening.

‘Jij eet vanavond wel mee.’ Hij zet de radio uit. ‘En Mascha heeft al drie keer gebeld.’

Er staan ook al tig sms’jes van haar op haar mobieltje.

‘Was jij de sla even?’

Ze steekt haar bepleisterde vinger omhoog.

‘Als ik met mijn gebroken botten een maaltijd kan bereiden, kun jij met die zere vinger vast ook wel de sla wassen.’

‘Het was je eigen schuld. Je had die tl-buis op tijd moeten vervangen.’

Maar haar vader heeft er ook een. ‘Voordat ik het vergeet. Hebben jullie dat baantje in Zandvoort nou geregeld? Als jij die scooter wilt hebben, zul je hem zelf moeten betalen. Ik waarschuw je maar vast. We moeten het de komende tijd financieel wat kalmer aan doen.’ Dan zegt hij verzoenend: ‘Weet je van wie je de groeten krijgt? Van dinges, kom, Daan. Ik zag hem vanmiddag in het zwembad. Hij vroeg of jij ook nog kwam. Ik zei: “Josefien zal wel bij Robin zijn, haar nieuwe vlam.” Dat kwam behoorlijk hard aan, geloof ik.’ Gnuivend kijkt hij haar aan.

Het duurt seconden voordat ze het snapt. Als ze niet kwaad op Mascha was, zou ze haar nu bellen. Mijn vader denkt dat ik lesbisch ben.

‘Ik vond het nogal adequaat van mezelf,’ zegt hij.

‘Wat doe jij nou eigenlijk de hele dag, behalve zwemmen?’

‘Lijden.’

‘O.’

‘Maar lief dat je ernaar informeert.’ Hij meent het, hij meent het nog ook.

Ze haalt de sla uit de groentela van de koelkast en scheurt de zak open en ze voelt het scheuren in haar buik.

‘Doe je er een eitje bij, Joosje? Niet te hard koken.’

Door de openstaande tuindeur klinkt het geluid van kinderen die nog even buiten mogen spelen. Ze lachen en ze roepen en ze weten van niets.

‘Zullen we straks gezellig buiten eten?’ vraagt haar vader.

De bel van alledaagsheid die hij om hen heen probeert te blazen! Get real, papa! Dof zegt ze: ‘Voor hoeveel personen moet ik de tafel dekken?’

Hij houdt de pan met geschilde aardappelen onder de kraan, schudt hem om, giet hem af, vult hem met schoon water, doet er secuur zout bij, zet hem op het fornuis, legt er het deksel op en draait het gas aan. ‘Dek maar voor... Ik weet niet of Claire thuis komt eten.’

‘Het is hier geen hotel,’ zegt ze.

Er komt zowaar een flauwe glimlach op zijn gezicht.

‘Waarom blijft ze niet op haar atelier als jullie ruzie hebben?’

‘Lieve schat, ik heb nog lang niet alles met haar kunnen bespreken. Hopelijk gebeurt dat vanavond. Ze is net terug en we moeten allemaal nog even...’ Knedend beweegt hij zijn vingers heen en weer.

‘Ze zegt dat we een lesje hadden verdiend. Jij en ik.’

‘Een lesje?’ Hij kijkt verbouwereerd. ‘Toe maar. Dus jij hebt een onderonsje met haar gehad?’

‘Ze belde omdat ik een foto voor haar moest opzoeken. Van ons tweeën vroeger. Die wil ze gebruiken voor een nieuwe quilt. Ze zei...’

Hij grijpt haar bij haar bovenarmen. ‘Dat is geen goed idee, Joos. Dat is vragen om...’

‘Au! Je knijpt!’

Hij laat haar los. ‘Ik bedoel, ik wil eerst het een en ander met haar ophelderen. Oké?’

Verslagen gooit ze de sla in het vergiet. Vanavond zal hij met Claire over de afspraak in haar agenda beginnen. Haar vader gaat onbedoeld haar graf graven, in plaats van haar te beschermen. En hoe zou hij haar ook kunnen beschermen? Hij lazert al van de trap zonder dat iemand hem een duw hoeft te geven. Ze houdt het vergiet onder de kraan en kiept dan de inhoud in een slakom. Uit de servieskast pakt ze twee borden. Twee waterglazen, twee keer bestek, twee servetjes. Ze loopt ermee naar buiten.

Met haar rug naar haar toe staat Claire bij de hortensia’s. Haar handtas ligt naast haar in het gras.

Mascha’s moeder zegt altijd: ‘Nooit met lege handen naar de keuken.’ Zoiets heeft Claire met de tuin. Ze kan er niet doorheen lopen zonder automatisch een paar verflenste bloemen van een struik te trekken, een polletje onkruid te verwijderen, een verdorde tak af te breken. Zoals ze daar bij de hortensia’s staat, drukt haar hele houding uit: ‘Ik woon hier.’

Zo snel als ze kan gaat Josefien naar binnen, doet een greep in de servieskast, dekt de tuintafel geruisloos af voor drie personen en vlucht weer naar de keuken. Het bloed bonst in haar slapen.

Haar vader probeert net zonder te bukken de ovendeur te openen. ‘Wat ik je nog wilde vragen,’ zegt hij, grijnzend van inspanning, ‘heb je al met je moeder afgesproken wanneer je van de zomer naar Enschede gaat?’

Opeens is het haar allemaal te veel. Ze zal Kimberley en Denise niet eens de ogen kunnen uitsteken met haar nieuwe blauwe jurkje. ‘Ik ga niet,’ zegt ze hard.

Er komt een helse hitte uit de oven. ‘Natuurlijk ga je. Je moeder rekent erop. Zet die kip even voor me op het aanrecht, wil je?’

‘Laat mij maar,’ zegt Claire. Koninklijk deint ze de keuken in.

‘Ha,’ zegt haar vader enigszins verwilderd.

‘Ga eens opzij, zo kan ik er niet bij.’ Claire pakt een paar ovenwanten en bukt zich. Eén zetje en ze schiet met haar hoofd de oven in.

‘Jezus, wat heet,’ zegt ze terwijl ze de borrelende schaal op het aanrecht neerzet. Ze prikt in het vlees. ‘Je hebt hem veel te droog laten worden. Ik zal hem wel even oppiepen.’ Voortvarend pakt ze potjes en flesjes uit het keukenkastje, ze giet, strooit, husselt.

‘Vroeg ik daar om?’ vraagt haar vader. Hij kijkt naar de kip alsof hij inwendig zweert er geen vezel van te eten. Er staat zweet op zijn bovenlip.

‘Nee. Maar maakt dat wat uit?’

‘Het was mijn kip.’

‘Nu is hij tenminste eetbaar.’ Ongevraagd begint ze de sla aan te maken.

Josefien sluipt de keuken uit. Boven in haar kamer hangt haar jurkje in het open raam te drogen. Roestig steken de bloedvegen af tegen de stof. Nee, er is geen redden meer aan. Ze trekt hem van het hangertje en gaat ermee op de vensterbank zitten.

Hoewel het nog lang niet donker is, is aan de hemel al een bleke halve maan zichtbaar. Zou hij ook in Enschede te zien zijn, waar haar moeder nu met Denise en Kimberley overlegt over afhaalpizza’s of chinees? Haar moeder houdt niet van koken. Denise wil altijd alleen maar pizza Margherita, Kimberley zou het liefst iedere dag babi pangang in haar slome hoofd proppen. Als haar vader niet zo’n klojo was geweest, hadden die twee niet eens bestaan.

Nog niet eerder heeft ze het voor zichzelf zo scherp onder woorden durven brengen. Door zijn schuld zit zij voor de rest van haar leven met die monsters uit de hel opgezadeld. En haar moeder ook.

Wat kan het haar eigenlijk schelen of Claire hem de waarheid vertelt? Dan wordt hij maar boos. Dan smijt hij haar maar het huis uit. Waar heeft ze zich al die tijd druk over zitten maken? Als hij denkt dat hij haar verwijten kan maken, dan gaat hij nog raar opkijken.

Ze loost een zucht die net zo lang lijkt te duren als haar hele leven bij elkaar. Dit is het moment waarop ze beseft dat ze oud genoeg is om sommige waarheden onder ogen te zien, en bij dat inzicht herademt ze. Ze maakt een prop van het jurkje en gaat naar beneden.

Aan de tuintafel zitten haar vader en Claire met vertrokken gezichten tegenover elkaar. De schaal onaangeroerde kip staat dampend tussen hen in. ‘Je had van mijn spullen moeten afblijven!’ roept Claire uit. ‘Als jij je neus niet in mijn zaken had gestoken, zou je die agenda niet hebben gevonden en dan had je nu van niks geweten.’

‘Alsof dat iets aan het feit verandert!’

Bijna deinst ze terug, maar laat het nu ook maar meteen gebeuren, dan is ze er tenminste vanaf. Met de jurk onder haar arm stapt ze stilletjes naar buiten en tilt het deksel van de kliko op.

Maar dan kijkt Claire om. Haar ogen schieten van Josefien naar de container en weer terug. ‘Moment,’ zegt ze kortaf. Ze staat op en loopt op haar af, met vurige plekken op haar wangen vanwege het meningsverschil. Ze strekt een bevelende hand uit. ‘Geef maar hier. Precies wat ik nodig heb,’ zegt ze terwijl ze het jurkje uit haar greep trekt. ‘Ik wilde jullie al vragen of jullie een paar oude kledingstukken voor me hebben. Ik ga eens kijken wat er gebeurt als ik die in mijn nieuwe quilt verwerk.’

‘Geen sprake van,’ zegt haar vader fel.

‘En waarom niet? Het is een mooie traditie binnen het quilten. Of geloof je soms dat het kwaad kan?’

‘Verander niet van onderwerp.’

‘Alles wat je gelooft, wordt vroeg of laat waar. Besef je dat wel? Het zijn je eigen gedachten die je het meest moet vrezen, Axel.’

Josefien gaat aan tafel zitten. Ze schenkt zich een glas water in en neemt een slokje. Ze voelt zich merkwaardig kalm, bijna onverschillig.

Met dunne lippen zegt haar vader: ‘Wat jij hebt gedaan past niet zonder overleg binnen een huwelijk. En al helemaal niet in ons geval. Je weet best dat ik heel graag nog meer kinderen had gehad. Dat was voor Josefien ook leuker geweest.’

‘Maar niet heus,’ zegt ze, terwijl ze haar glas neerzet.

Hij lijkt haar niet te horen. Het is zelfs de vraag of hij haar aanwezigheid wel opmerkt. ‘Het was een slag in mijn gezicht dat je dit op eigen gezag hebt besloten. En kom nou niet aanzetten met “Het is mijn leven”, want zo werkt het niet.’

Claire recht haar rug. Over de tafel kijkt ze Josefien doordringend en afwachtend aan. Zou je niet eens wat zeggen, Josefien? Langzaam komt haar ene mondhoek geringschattend omhoog. Jij kleine lafbek. Dan begint ze de sla in de kom om te scheppen.

En opeens weet ze zeker dat haar stiefmoeder haar nooit zal verlinken. Ze zal haar niet verraden, al gaat haar vader tot in lengte van dagen door met haar de duimschroeven aan te draaien. Claire zal zich aan haar woord houden. Eenvoudig omdat ze het Josefien niet gunt ook maar iets op haar aan te merken te hebben. Of om duidelijk te maken dat zij de grond onder Josefiens voeten zou kunnen laten verdwijnen.

Voor het eerst in haar leven vraagt ze zich af wat haar stiefmoeder eigenlijk voor haar voelt. Haar vader heeft hen tot elkaar veroordeeld. Heeft Claire daar maar het beste van gemaakt, zonder al te diep in haar hart te kijken? Stel dat je jezelf zou toegeven wat je écht van je stiefkind vond, kon je dan nog wel samen onder één dak wonen? Ze drukt haar nagels in haar handpalmen bij de gedachte dat Claire het met haar misschien maar gewoon zit uit te zitten.

‘Was je soms van plan dit voor altijd voor me te verzwijgen?’ gaat haar vader door. ‘Wat voor basis zouden we dan nog hebben? Hoe...’

‘Hou eens op, papa,’ zegt ze.

Hij verslikt zich in een hap lucht. ‘Sorry. Dit moet ik natuurlijk niet in jouw bijzijn bespreken, dit is iets tussen Claire en mij. Geef je bord maar.’ Hij trekt haar bord naar zich toe en begint het vol te laden met aardappelen.

‘Zo is het wel genoeg.’

‘Nog eentje. En wat zal ik voor je van de kip snijden?’

‘Die afspraak in Claires agenda. Die had ze voor mij gemaakt.’

Met een ruk heft hij zijn hoofd. ‘Hoe bedoel je?’

‘Lijkt me duidelijk.’ Vanonder haar wimpers kijkt ze naar Claire. Ook die zit erbij alsof ze haar oren niet kan geloven. Dit zijn de mensen die haar hebben grootgebracht. Je zou toch verwachten dat ze min of meer weten wat voor vlees ze in de kuip hebben.

‘Goeie god,’ brengt haar vader uit. Hij wijst met het mes naar Claire. ‘Zeg dat het niet waar is. Zeg dat jij Josefien niet...’

‘Ik heb je prinses niet zwanger gemaakt,’ zegt Claire. ‘Maar dat zul je ook wel niet bedoelen. Kijk uit met dat mes. Straks bezeer je je nog.’

Verwezen legt hij het mes neer en dept zijn voorhoofd met zijn servet. ‘Dus ik had bijna grootvader kunnen zijn.’

Even zwijgt iedereen opgelaten. Van de zenuwen stoot Josefien bijna haar glas om.

‘Nou, Josefien, viel dat mee of niet?’ zegt Claire ten slotte. ‘Je krijgt niet eens op je lazer voor je stommiteit. Business as usual, zullen we maar zeggen. Alles wat papa’s kleine meid doet, is per definitie oké. Is het niet, Axel? Iemand sla?’

Haar vader dreunt zo hard met zijn vuist op tafel dat de borden opspringen.

‘Ieder normaal mens wenst zich voort te planten, alleen jij durft het niet. En daarom misgun je het ook een ander. Jij hebt je hele leven vergiftigd met je pogingen wraak te nemen op je verleden. Je dacht dat je iedereen te slim af was door geen kinderen te willen.’

‘Ho eens even.’ Claire komt half overeind.

‘Je hebt vast een roerend verhaal over hoe je Josefien hebt bijgestaan toen zij... in de problemen kwam. Maar bij god, wat paste het prachtig in je eigen straatje.’

Claire ploft neer op haar stoel, haar hele lichaam golvend. ‘Sleep er niet van alles bij. We hebben het over je dochter en haar onverantwoordelijke gedrag. Dat krijg je als een kind nooit eens tot de orde wordt geroepen omdat haar papa als de dood is dat zijn engeltje hem dan niet meer welgevallig zal zijn.’

Het liefst zou Josefien zich ongezien onder de tafel laten zakken, net zoals vroeger op het atelier, om orde te scheppen onder vergeten dingen. Wat heeft ze aangericht, of eigenlijk: aan het licht gebracht? Ze is alleen maar met Daan naar bed geweest om ook eens iemand te hebben die ze zou kunnen dumpen, echt waar, en verder had ze er geen enkel kwaad mee in de zin gehad.

‘Maar kwam het je goed uit of niet?’ schreeuwt haar vader tegen Claire. ‘Of wou je soms beweren dat je haar niet maar al te graag wilde “helpen”?’

‘Zo ging het niet! Ze heeft me helemaal niet geholpen!’ Haar eigen stem klinkt haar vreemd in de oren, schril en dun. ‘Ze heeft me helemaal niet geholpen, pap! Ze probeerde me alleen maar om te praten! Ze ging maar door, ze hield niet op!’

Opnieuw wordt het stil. Haar vader buigt zich voorover, zijn gezicht een vreemde, harde grimas. Hij pakt haar bij haar polsen. ‘Joosje. Wat bedoel je, schat?’

‘Ik wou er alleen maar vanaf! Mascha begreep me tenminste, die zei ook meteen dat ik het kwijt moest. Maar als je nog geen achttien bent, moet er een volwassene mee. Anders had ik het ook nooit aan háár verteld. En toen bleef zij maar zeggen dat ik er spijt van zou kunnen krijgen en ze bleef het maar uitstellen om die afspraak te maken, er was nog genoeg tijd, zei ze telkens, het ging niet over kunstnagels, dat zei ze, pap, dat het niet over kunstnagels ging of over een truitje dat je later nog kunt ruilen als het je niet bevalt, ik moest er van haar over nadenken en goed naar haar luisteren, want als er iemand was die wist hoe kostbaar het leven is, dan was zij het wel, dat kreeg ik ook voortdurend naar mijn kop, en ik moest niet zo verwend zijn om te denken dat iets vervelends met een vingerknip ongedaan gemaakt kon worden, ik wilde alleen maar dat ze me híélp en ze had ook beloofd dat ze dat zou doen, maar in plaats daarvan kreeg ik preken over lichtvaardige besluiten, blablabla, en dat ik het mezelf later misschien nooit zou vergeven als ik besefte hoe gemakzuchtig ik was geweest, het is bij jou altijd de weg van de minste weerstand, dat zei ze ook de hele tijd, je moet het eerst helemaal dóórdenken, er alleen maar vanaf willen is niet genoeg, je moet beséffen wat je doet, anders kun je geen trots leven leiden, dat heeft ze wel honderd keer gezegd, ik moest een trots leven kunnen leiden, nou, daar zat ik echt niet op te wachten hoor, ik wilde er alleen maar vanaf.’

Onder haar kin heeft zich een bel snotterige tranen verzameld die ze met de rug van haar hand wegstrijkt, opeens doodmoe.

‘Juist,’ zegt haar vader na een moment schor. Zijn vingers belanden op haar arm en tokkelen er onhandig op, alsof hij op ongeverfd hout klopt om onheil af te wenden. ‘Duidelijk, Joos.’

Om een of andere reden ziet ze Daan weer voor zich terwijl hij zijn shirt uittrok zonder een moment zijn ogen van haar af te wenden. ‘Hé, mooi meisje.’ Uit frustratie pakt ze haar vork, spietst er een hele aardappel aan en steekt die in haar mond.

‘Dat is er maar uit,’ zegt Claire. ‘Toch een grotere heldin dan ik dacht. Nou. Ik stel een korte time-out voor, waarin we ons met behulp van een glas wijn hergroeperen. Axel? O nee, dat moet ik natuurlijk niet vragen aan iemand die nog maar kort geleden zo ongelukkig is gevallen. Ik haal de fles zelf wel even.’

Nu zit ze alleen met haar vader aan tafel. Hij kijkt alsof hij in zijn hoofd een preek aan het schrijven is. Maar blijkbaar besluit hij die ter plekke te verscheuren, want hij zegt mat: ‘Laten we deze episode maar begraven, Joos.’

‘Wat had ik dan moeten doen?’

‘Nee, dat is het punt niet, je hebt het juiste besluit genomen. Iemand van jouw leeftijd... Ik sta achter je besluit.’

Claire had het net even anders gezegd: ‘Wat je ook besluit, ik sta achter je, Josefien. Maar dat ontslaat jou niet van de verplichting om na te denken over de implicaties. Anders gaat het later aan je knagen.’

Ze perst er een bibberig lachje uit. ‘Ik kreeg er achteraf gewoon buikpijn van, weet je dat. Door dat gedram van Claire voelde het net alsof ik... alsof ik een gat in mijn buik had.’

Hij denkt een hele tijd na. ‘Bewijst dat eigenlijk niet dat ze gelijk had?’

Ze legt haar vork neer. ‘Waarom kies je nou meteen weer haar kant?’

‘Hier is de wijn,’ zegt Claire. Ze zet drie glazen op tafel en schenkt ze vol. ‘Proost. De kop is eraf.’

Haar vader begint de koude kip aan te snijden. ‘Goed, ik heb dus zojuist vernomen...’, hij klieft de kip alsof die nog geslacht moet worden, ‘... dat zowel mijn vrouw als mijn dochter een half jaar lang een geheim voor me had.’

‘Papa, ik was alleen maar bang dat je...’

‘Blijkbaar was ik jullie vertrouwen niet waard.’

‘Doe niet zo ongelooflijk theatraal, Axel.’

‘Die kleinerende toon van jou ben ik helemaal zat.’

‘Je vraagt er zelf om.’

‘Ophouden allebei!’ roept Josefien uit.

Hij wendt zich met een ruk tot haar. ‘Bemoei je er niet mee, Josefien. Luister, met problemen hoor je naar je vader te gaan. En misschien, Claire, moeten we het voor de zekerheid ook nog even hebben over wat ik van de week in je naaidoos vond.’

De aderen op Claires voorhoofd zwellen op. ‘Wat had je daar te zoeken? Heb ik dan geen enkele privacy?’

‘Moet ik mijn vondst er soms even bij pakken?’

Het lijkt alsof nu pas tot Claire doordringt waar hij het over heeft. Ze bevochtigt haar lippen. Ze gaat verzitten, als iemand die in gedachten een aanloop neemt. Dan zegt ze uitdagend: ‘God, die poppetjes, die maakte ik jaren geleden al voor Josefien. Wat zoek je daar nou weer achter?’

‘Ik kan alleen maar vrezen dat je kwaadaardige bedoelingen hebt.’

Claire lacht, kort en schamper. ‘Welja, daar hebben we de boze stiefmoeder weer. Waar heb ik al die vooroordelen van je toch opeens aan te danken? Heb ik me twaalf jaar lang voor je ondankbare dochter uitgesloofd of niet? Wat een energieverspilling eigenlijk dat ik altijd heb geprobeerd het goed te doen. Waarom wilde ik dat, in vredesnaam? Het gaat er hier een stuk interessanter aan toe sinds we een boze stiefmoeder in huis hebben. Ik kan het iedereen aanraden. Een boze stiefmoeder brengt tenminste aan het licht wat er onder de mantel der liefde ligt te rotten. En wat de ware allianties zijn. Jullie mogen me wel dankbaar zijn voor deze grote schoonmaak. O, één ding nog, en dan zijn we de laatste spinnenwebben ook kwijt. Voordat je doorgaat met zo hoog van de toren te blazen, Axel, geloof je nou heus dat ik niet in de gaten heb wat je achter mijn rug om uitvoert? Denk je dat ik doof en blind ben voor je meelijwekkende gescharrel? Wat vind je, past dat wel binnen ons huwelijk?’

Josefiens tenen krommen zich in haar slippers. Iets in haar wil haar vader te hulp schieten, omdat hij nu eenmaal haar vader is. Gegeneerd houdt ze haar ogen neergeslagen.

‘Ziezo, nu kennen we allemaal de waarheid over elkaar. Alleen: nu is de geest uit de fles. En hoe krijgen we hem er weer in? Tja. Ik denk dat ik eerst maar eens even de benen ga strekken.’ De volle schalen rammelen op de tafel als Claire haar stoel naar achteren schuift.

Josefien kijkt op. Wat denkt haar stiefmoeder eigenlijk wel, dat ze haar vader zo de mantel kan uitvegen? ‘Die poppetjes van jou,’ zegt ze tartend, ‘die werken anders helemaal niet, hoor. Ik heb het zelf uitgeprobeerd.’

Claire plooit haar lippen tot een glimlach. ‘Natuurlijk niet. Wat dacht je dan? Zoiets geloof je toch alleen maar als je elf bent?’ Ze draait zich om en wandelt rustig het tuinpad af.

Josefien begint op haar duimnagel te bijten. Het wordt al schemerig. De vogels zingen niet meer. Vanuit de grond komt een vochtige kilte opzetten. Ze pakt haar vaders hand en knijpt erin om zichzelf te bemoedigen.

Hij had vroeger een vaste opmerking over zijn handen. Die heeft ze voor het laatst gehoord toen ze in Spanje samen een armbandje voor haar hadden gekocht. Het slotje ervan was klein en priegelig, het bleef tussen haar vingers doorglippen. Maar hij had zich over haar pols gebogen en het in één keer gefikst. ‘Dat zijn de gouden handen van je vader weer. Het zijn de handen die het ’m doen.’

‘Dat zei je ook altijd als je mijn haar deed toen ik nog klein was.’

‘En had ik gelijk of niet?’

Hij kon geweldig goed staarten maken precies zoals zij ze wilde hebben, een beetje schuin, of twee knoedels boven haar oren, zodat het net leek of er op haar hoofd een paar hamsters lagen te slapen. Papa’s gouden handen. Soms leek het of hij niets liever deed dan eindeloos aan haar haren frunniken.

Ze beweegt haar hoofd even heen en weer. Haar vader zegt nog steeds niets. Ze staat op, sloft naar binnen en gaat naar haar kamer, want waar moet ze anders heen. Ze zou opgelucht moeten zijn dat haar geheim eindelijk is uitgekomen en daardoor geen geheim meer is. Maar ze voelt zich rusteloos en gespannen. Ter afleiding zet ze haar computer aan. Op Robins Facebook-pagina staan een paar nieuwe foto’s van de band. Zelfs van die vrolijke beelden kikkert ze maar kort op. Vanachter haar bureau kan ze zien dat de maansikkel een heel stuk aan de hemel is opgeschoven, met achter de maan de kosmos, die alle energie die je erheen zendt, in drievoud naar je terugkaatst. Maar misschien is ook dat helemaal niet waar.

Op haar bed ligt nog steeds het poppetje. Het ziet er minder gehavend uit dan je zou verwachten. Ze schaamt zich voor wat ze vanmiddag dacht. Alsof er iets zal gebeuren wanneer je eigenhandig met een speld in je beeltenis prikt.

En onder het bed, ziet ze nu pas, ligt de cape die Claire speciaal voor haar heeft meegenomen, alsof die op eigen kracht heeft weten te ontsnappen toen ze haar kamer opruimde. Ze pakt hem van de vloer en slaat hem om. Voor de spiegel probeert ze een woord te verzinnen voor hoe ze er nu uitziet. Waarom sprong haar vader zo uit zijn vel toen hij haar met die cape zag?

Zou hij nog steeds knarsetandend op het terras zitten? Ze gaat naar het raam. Meteen ziet ze, in het bijna-donker van de tuin, iets bewegen. Ze onderscheidt twee silhouetten die schoorvoetend op elkaar af lopen. Claires onmiskenbare gestalte en die van haar vader. Ze spert haar ogen wijdopen. Nu staan ze bij de schuur. Gaan ze het goedmaken of zal het opnieuw geschreeuw worden? Zijn dit de eerste bewegingen die op puinruimen duiden, of is dat een gepasseerd station? Ze weet niet welke uitkomst ze het meeste vreest.

Claire had in Engeland toch een lover? Waarom staat ze nu dan dichter bij papa dan zojuist? Wordt er gesproken, wordt er gezwegen? Worden er over en weer verontschuldigingen uitgesproken en nieuwe beloftes gedaan? Met volwassenen weet je het nooit. Zal haar vader bakzeil halen omdat hij het niet kan verdragen opnieuw door een vrouw te worden verlaten? Of is het Claire, die eieren voor haar geld zal kiezen?

Een kort moment ziet ze amper meer iets door een wolkenflard die langs de maan drijft. Het is net een beeld uit Buffy the Vampire Slayer, de film waar Mascha zo gek op is. Daarna ontwaart ze haar vader en Claire weer. Het lijkt erop dat ze elkaar gaan kussen, Claire nog gretiger dan anders in de omhelzing voorover neigend.

Maar is het wel logisch dat Claire eieren voor haar geld kiest? Waarom zou ze? Om opnieuw opgescheept te worden met een stiefdochter die haar man iedere dag aan zijn ex-vrouw herinnert, waardoor hij zichzelf de hele tijd moet bewijzen?

Iets in haar wil door het open raam roepen: ‘Papa, pas op!’ Alleen, als hij nu wél voor zijn huwelijk wil vechten, dan moet hij het zelf ook maar weten. Uiteindelijk kiest hij dus voor Claire. Zijn leven zal de ene kant op gaan, het hare de andere en de aarde zal rustig doorgaan met om haar as te wentelen, alsof het allemaal precies volgens plan is verlopen, alsof het van meet af aan de bedoeling is geweest dat iemand genaamd Josefien het ooit verder in haar eentje zou moeten zien te rooien.

Terwijl ze de cape dichter om zich heen trekt, draait ze zich met een leeg gevoel om. Claires lippen op die van haar vader, haar halfopen mond die verleidelijk langs zijn kaak omlaag glibbert – ze huivert bij de gedachte. In een naburige tuin begint plotseling een hond te blaffen en vervolgens langgerekt te janken. Het is bijna alsof ze de ontblote tanden van het dier kan zien. Maar blaffende honden bijten niet, Joosje. Daar is genoeg onderzoek naar gedaan. En ’s nachts lijkt alles alleen maar twee keer zo erg omdat we dan geen serotonine aanmaken. Als ze honderd is, zal ze zich nog herinneren hoe haar vader de wereld aan haar uitlegde. En daar zal ze het voortaan mee moeten doen.

Morgen zal ze Mascha bellen en het goedmaken. Ze trekt haar pyjama aan en stapt in bed, zonder ook maar puf te hebben om haar tanden te poetsen.

Ze ligt nog maar net of op de trap klinken Claires zware voetstappen. Verschrikt gaat ze overeind zitten. Nu heeft haar stiefmoeder de overloop bereikt. En nu, zowaar, geeft ze een discreet klopje op Josefiens deur. Nog even en Claire buigt zich, net als vroeger, over haar heen om haar een nachtkus te geven.

Ze slaagt erin het een kort moment echt te geloven. Alles wat je gelooft, wordt vroeg of laat werkelijkheid, zegt Claire altijd. Maar al heeft Claire het misschien met haar vader bijgelegd, dat wil nog niet zeggen dat ze met háár geen appeltje te schillen zou hebben. Ze zijn niks van elkaar, helemaal niks. Haar ogen beginnen te prikken. Waarom is ze zo’n stom rund geweest om Claire nooit ergens voor te bedanken? Ze zal op z’n minst sorry moeten zeggen. Sorry, Claire. En daarna zal haar stem dienst weigeren, dat weet ze nu al, maar omdat Claire nu eenmaal Claire is, zal ze toch wel kunnen raden wat haar stiefdochter erachteraan denkt, verhit, beschaamd, verlegen?

De deurklink beweegt naar beneden. Ze zet zich schrap. Nu wordt het even doorbijten. Het enige wat vaststaat, is dat ze morgenochtend zal ontwaken als iemand anders dan ze altijd is geweest. Ze is klaar om aan haar nieuwe leven te beginnen. Kimberley en Denise zullen nog van haar opkijken.