HOOFDSTUK 4
ROMEO MOET ZICH BEWIJZEN.
De koning denkt een oplossing te hebben.
Hij wil niet eens dat Romeo met zijn dochter trouwt.
Als hij Romeo bij zich laat roepen zegt hij: ‘jij moet op de snelweg lopen en tussen de auto’s rennen. Denk er om, er kijken soldaten aan de zijkant van de weg.’
Dat is een gemene zet van de koning, hij wil dat Romeo verongelukt.
Romeo rent samen met twee soldaten het bos uit.
Achter het bos is de snelweg.
Romeo durft niet over te steken, het is er enorm druk.
Er rijden talloze auto’s.
Hij doet het toch.
Dan gebeurt het: ‘ie, ie, ie!’ Auto’s remmen voor de vos.
Zij kunnen door hun snelheid de vos niet ontwijken.
Een auto botst tegen de vos en die vliegt door de klap met een boog door de lucht.
Hij valt als een wonder op de middenberm.
Algauw staan vele auto’s stil, er onstaat er een file.
Als de politie er is, rent de vos plotseling langs de auto’s het bos in. Hij kijkt niet meer achter zich, hij wil naar de koning.
Hij hoopt dat hij met de prinses mag trouwen.
De koning vindt het jammer dat de vos er nog is en levend voor zijn troon staat.
Hij wriemelt aan zijn neus en zegt: ‘midden in het bos staat een dikke oude boom. Jij moet tot in de kruin klimmen.’
Weer rennen de soldaten met Romeo mee.
Romeo kijkt omhoog. De boom reikt tot bij de
wolken.
Het is al moeilijk om in een boom te klimmen maar het ergste is, hij moet er ook nog uit.
Romeo heeft hoogtevrees, hij wil niet in de boom.
Toch doet hij het.
Het duurt een hele tijd voor hij op de eerste tak uitblaast.
Hij moet nog hoger.
De soldaten kijken toe hoe Romeo klimt, zij roepen: ‘hoger, de koning wil dat jij hoger klimt. Tot in de kruin!’
Arme Romeo.
Hij klimt verder en verder de boom in en uiteindelijk bereikt hij de top.
De boom is stokoud, zijn takken kraken en dan gebeurt het:
‘kr, kraak!’
De kruin breekt af en Romeo tuimelt naar beneden.
Als hij stil blijft liggen, rennen de soldaten naar de koning.
‘Hij is dood, hij is dood!’ roepen zij.
Nu is de koning blij, eindelijk is hij van die vos verlost.
Romeo komt bij door heftige pijn in zijn poot.
Hij staat op en strompelt naar het hol van oom Jos.
‘Jouw poot is gebroken, hoe komt dat?’
Romeo vertelt van de koning en van de opdrachten.
‘Jij bent gek!’ reageert oom Jos. 'Ga toch niet terug naar die vossenburcht.Trouw toch niet met die prinses er zijn andere meisjes. Straks breek jij nog meer dan een poot!’
Romeo jammert: ‘straks breekt mijn hart als ik niet met de prinses trouw.’
Toch wacht de vos totdat zijn poot genezen is.
Daarna gaat hij weer naar de vossenburcht.
‘Ik kom voor de koning, ik wil met zijn dochter
trouwen.’
De wachters geven door dat Romeo weer eens voor de poort staat.
‘Is hij er alweer? Ik had zo gehoopt dat die dood was. Laat die onnozele vos binnen.’
Nu moet de koning razendsnel iets nieuws verzinnen.
‘Ik wil dat jij een mensenhuis ingaat en terugkomt met iets wat mensen lekker vinden.’
Weer rent Romeo het bos uit, tot op de poot gevolgd door de soldaten.
Aan de rand van de stad ontdekt hij een huis met een grote tuin, het raam staat open.
Hij wacht totdat het donker is en springt dan door een open raam naar binnen.
Romeo loopt op zijn tenen naar de keuken.
Op de keukentafel staat een pot jam, gele jam.
Het is marmelade.
‘Hoe neem ik dat mee?’ denkt Romeo.
Hij rolt de pot van de tafel.
Hij spert zijn bek open en laat de pot in zijn bek vallen.
Oei die pot is moeilijk te dragen, zijn bek doet er pijn van.
‘Grr, woef, woef!’ klinkt het achter hem.
Romeo wordt door een hond gebeten.
Hij kan niets terug doen want zijn bek is vol door de glazen jampot, hij kan alleen het huis uitvluchten.
Hij springt door het open raam en rent net zolang totdat hij weer in het bos is. Nu moet de jam naar de koning.
Romeo wil de pot niet meer in zijn bek. Die moet eruit.
De pot wordt deze keer naar de vossenburcht gerold.