7

Yves Provoost keek Linda Aerts hoofdschuddend aan. Met haar geruïneerde kapsel en zonder make-up zag ze er nog minder appetijtelijk uit dan gewoonlijk.

‘Ik vind uw verhaal bijzonder wansmakelijk, mevrouw Aerts.’

Provoost klemde zijn kaken opeen, waardoor het bloed uit zijn gezicht wegtrok.

‘Eerst besmeurt u mijn goede naam en daarna vraagt u mij een hoge politiefunctionaris te laten dagvaarden omdat hij een emmer water over uw hoofd heeft leeggegoten.’

‘Mag hij dat dan?’

‘Natuurlijk niet,’ reageerde Provoost korzelig. Hij zat in een moeilijk parket. Dat ze namen had genoemd, was te herstellen. Het publiek lag er niet van wakker dat de hooggeplaatsten in dit land af en toe een scheve schaats reden. Een rechtszaak zat er niet in en de pers hoefde hij evenmin te vrezen. De cliënten van de Love behoorden tot het kruim van de Brugse burgerij. Geen enkele hoofdredacteur zou het in zijn hoofd halen de namen van de betrokkenen in een artikel op te nemen. Vandaag de dag was een schandaal om het schandaal niet meer voldoende om koppen te laten rollen. Zonder bewijzen bleef haar verhaal een gerucht en met geruchten viel te leven. Het was ook duidelijk dat Linda Aerts haar verklaring onder druk had afgelegd, waardoor de waarde ervan vrijwel nihil was. Zijn grootste bekommernis was echter dat Van In zich in de zaak zou vastbijten. Als de commissaris een verband legde tussen de seksorgieën en het incident, zou hij doorgaan tot op het bot.

‘U had die verklaring nooit mogen afleggen, mevrouw. Ik vraag me af hoe William hierop zal reageren.’

‘William is het afgetrapt,’ zei ze bars.

‘Och kom, mevrouw Aerts. Laten we elkaar niet voor de gek houden. Het is niet de eerste keer dat William voor een paar dagen de hort op is. Hij komt heus wel terug.’

Provoost was er gerust in. Niemand zou William Aerts nog levend terugzien.

‘Met zestien miljoen op zak,’ hoonde ze. ‘Waarom denk je godverdomme dat ik de flikken heb ingelicht? De klootzak heeft me bestolen. Ik wil mijn geld terug. De rest kan me geen reet schelen.’

‘Zestien miljoen,’ floot Provoost.

‘Inderdaad, edelachtbare. Alsof jij niet weet waar hij die vandaan heeft gehaald.’

Provoost slikte. Hij maakte een vlugge berekening. In de loop der jaren had hij bijna een achtste van dat bedrag opgehoest.

‘Ik kan u natuurlijk niet volledig schadeloos stellen, mevrouw Aerts, maar wat zou u er van denken als ik u nu een cheque van honderdduizend frank uitschreef? Gaat u rustig een tijdje met vakantie. Profiteer ervan.’

Provoost probeerde een innemende glimlach te produceren. Tijd winnen leek hem de beste strategie.

Linda bleef een paar seconden stokstijf zitten. Zijn royale voorstel bleek effect te sorteren. Provoost haalde een pen uit zijn borstzak en trok de bovenste lade van zijn bureau open. Daar lag zijn chequeboek.

‘Ik wil dat je die matrakkenneuker voor de rechter sleept,’ siste Linda.

Provoost schoof de lade dicht en borg zijn pen op.

‘Natuurlijk, mevrouw Aerts.’

De feeks had hem plotseling op een lumineus idee gebracht.

‘Vertel me nog eens haarfijn wat er vannacht gebeurd is,’ zei hij met een demonisch trekje om de lippen.

Die aanpak beviel Linda opperbest. Ze strekte de benen en stak van wal.

Versavel vernam het nieuws na de middag. Linda Aerts had klacht ingediend bij de rijkswacht. Ze beschuldigde Van In van mishandeling en van poging tot verkrachting. Omdat Van In er niet was, belde hij Hannelore. Tevergeefs. Substituut Martens was op dit ogenblik onbereikbaar, zei de telefonist met een zeker leedvermaak. Versavel drong niet aan. Hij legde zich neer bij het feit dat iedereen onder de rang van officier bij die diensten altijd en overal wordt afgescheept. Net op het ogenblik dat hij inhaakte, kwam Van In binnen. Hij zag eruit als Perseus die zich op de confrontatie met de Medusa heeft voorbereid.

‘Hallo.’ Van In tastte in zijn broekzak en gooide een handvol munten op de vloer.

‘Ik weet niet of het er dertig zijn, Judas.’

Versavel wachtte tot het gerinkel van het laatste geldstuk was uitgestorven.

‘Ik vond het mijn plicht Hannelore over je wandaden in te lichten, Pieter. Vannacht ben je echt te ver gegaan.’

Van In haalde de schouders op. Versavel had gelijk, maar het was nu te laat om dat toe te geven.

‘Linda Aerts heeft vanmorgen klacht ingediend bij de rijkswacht. Ze beschuldigt je van mishandeling en van poging tot verkrachting.’

Versavel streek zenuwachtig over zijn snor.

‘So what?’ riposteerde Van In wrevelig. Hij stak een sigaret op en ging achter zijn bureau zitten.

‘Ik denk dat je flink in de nesten zit, Pieter. Rechters houden niet meer van dat gerotzooi. De tijden zijn veranderd, weet je?’

Van In onderschatte het probleem niet. Hij erkende het. Toegeven dat hij fout was, lag echter een stuk moeilijker.

‘Ik heb haar met geen vinger aangeraakt, Guido. Dat weet je best. Bovendien verkeerde ik tijdens de ondervraging in het lieftallige gezelschap van Carine Neels. Je denkt toch niet dat ik zo stom ben om…’

‘Yves Provoost zal mevrouw Aerts verdedigen,’ onderbrak Versavel hem. ‘Iedereen weet dat hij zelden een zaak verliest.’

‘Provoost teert op de naam van zijn vader. Zo goed is hij nu ook weer niet. Bovendien is hij allesbehalve onkwetsbaar. Doe me een plezier en hou in 's hemelsnaam op me zo te betuttelen. Ik kan heus wel mijn eigen bonen doppen.’ Van In tastte in zijn binnenzak. ‘Ik heb de hele voormiddag op de handelsrechtbank doorgebracht.’

Hij reikte Versavel een dunne bundel kwartovellen aan.

‘Dit is een kopie van de oprichtingsakte van de vzw Eigen Hulp. Ik kan je verzekeren dat het bijzonder interessante lectuur is.’

Versavel las de namen van de bestuursleden. Ze kwamen allemaal voor op het lijstje dat Linda Aerts vannacht had gedicteerd: Vandaele, Provoost, Brys, Vervoort en De Jaegher.

‘Indrukwekkend.’

Het klonk niet erg overtuigend.

‘Benson im Himmel. Denk toch eens na, Guido. Onze vriend Vandaele richt samen met enkele intimi een vzw op. Het doel van de vereniging is het steunen van de kansarme medemens. Na de moord op Herbert schenkt Vandaele een bouwvallige boerderij aan de vzw, een gift die hij kan aftrekken van zijn belastingen. Merkwaardig detail: de boerderij heeft jarenlang gefungeerd als een soort van exclusief bordeel, waar de bestuursleden op geregelde tijdstippen kwamen neuken.’

‘Merkwaardig,’ zei Versavel droog.

Van In bewoog zich op drassige grond. De aanklacht die Linda tegen hem had geformuleerd woog zwaarder dan het gestoei van een paar notabelen.

‘Zie je het verband dan niet?’ vroeg Van In verbaasd. ‘Volgens het laatste jaarverslag beschikt de vzw over honderd tachtig miljoen aan eigen middelen. Als dat niet stinkt, weet ik het ook niet meer. Jaarlijks besteden ze meer dan twaalf miljoen aan drukwerk, twintig miljoen aan buitenlandse reizen voor kansarmen en een kleine tien miljoen aan de opleiding van minderbegaafden. Dat kan toch geen enkel zinnig mens geloven.’

‘Er is meer tussen hemel en aarde…’

‘Hou toch op, Guido.’ Van In begreep niet waarom Versavel zo flauw deed.

‘Dat er meer is, blijkt inderdaad hieruit. Ik heb een aantal liefdadigheidsinstellingen gebeld. Niemand kent de vzw Eigen Hulp. Er is geen enkel spoor van hun activiteiten.’

‘Waaraan hebben ze hun fondsen dan besteed?’

‘Dat vraag ik me eveneens af, Guido.’

Versavel masseerde met zijn linkerhand de bovenkant van zijn triceps. Dat deed hij vaker als hij gespannen was.

‘Als ik me niet vergis, is die Vervoort een van de kopstukken van het VLOK. Misschien moeten we in die richting zoeken.’

Van In keek zijn vriend verbijsterd aan. Het VLOK, voluit VLAANDEREN LAAT ONS KLAUWEN, was de naam van een bepaalde groepering binnen een extreem-rechtse politieke partij, die de laatste jaren behoorlijk populair geworden was. Het was ondertussen genoegzaam bekend dat de jongens van het VLOK niet vies waren van een beetje geweld.

‘Zeg dat het niet waar is, Guido.’

‘Het VLOK moet toch ergens zijn financiële middelen vandaan halen,’ wierp Versavel op.

‘Laat we bidden dat Herbert geen Marokkaan was.’

Van In dacht aan de zomer van 1996, toen de zaak-Dutroux België op zijn kop had gezet en aan de heksenjacht die daarvan het gevolg was geweest.

‘Het zou ons in elk geval een excuus geven om dat zootje eens deftig aan te pakken,’ gromde Versavel.

Van In probeerde zich voor te stellen wat er zou gebeuren als die hypothese klopte.

‘Het is in ieder geval een spoor dat we niet mogen verwaarlozen. Het zou de eerste keer niet zijn dat een zogenaamde caritatieve instelling misbruikt wordt om het hogere doel te dienen.’

‘Vandaele heeft zijn rechtse sympathieën nooit onder stoelen of banken gestoken,’ zei Versavel. ‘En ook Provoost kan je moeilijk een fan van Marx noemen.’

Van In stond op. Hij ijsbeerde door de kamer. Het verleidelijke aan een hypothese is dat de onderzoeker in een bepaalde richting begint te denken en alleen de elementen weerhoudt die zijn vooropgestelde theorie kunnen ondersteunen.

‘Wat doe je dan met Brys?’

De minister van Buitenlandse Zaken was een socialist. Die kan je natuurlijk heel wat verwijten, maar een geheime alliantie met extreem-rechts leek zelfs voor Versavel te gortig.

‘Die weet misschien nergens van. Je weet hoe socialisten zijn. Als het begint te smeulen, lijden ze aan collectief geheugenverlies.’

De brigadier was een apolitiek wezen. Hij scheerde alle bewindslieden over dezelfde kam.

Van In probeerde de feiten te ordenen. Een: de moord op Herbert. Twee: het verband tussen de moord en de cliënten van de Love. Drie: de eventuele financiering van het VLOK door de vzw Eigen Hulp. Veel parameters en nog meer onbekenden.

‘Als we nu eens de boekhouding van de vzw lieten controleren,’ zei hij plotseling.

‘Dat vergt tijd, Pieter. Voor je daarvoor toestemming krijgt, hebben ze de hele zwik netjes aangepast. De meeste van die organisaties werken met een dubbele boekhouding. Bovendien hebben ze voor iedere transactie een sluitende verklaring.’

‘Andere voorstellen?’

‘Een onaangekondigd bezoek kan soms wonderen doen,’ zei Versavel. ‘Je zei toch dat de vzw een opvangtehuis voor daklozen runde.’

‘Nu je het zegt, Guido. Hoe noemde Vervoort dat tehuis ook weer?’

‘De Zorghe, Pieter. Ik heb het adres gisteren in de Gouden Gids gevonden.’

‘Vooruit dan maar. Verwittig jij Baert of doe ik dat?’

Versavel haalde de schouders op. ‘Hij heeft zich vanmorgen ziek gemeld.’

‘Is het ernstig?’

‘Volgens zijn vrouw moet hij een paar dagen rusten. De stumperd sukkelt met zijn rug. Te lang getelefoneerd, denk ik.’

‘En daarvoor krijgt hij maar twee dagen ziekteverlof.’

‘Zijn huisarts is er eentje van de nieuwe lichting, die zijn steentje wil bijdragen aan de sanering van de sociale zekerheid. Zijn patiënten moeten halfdood zijn voor hij ze een week ziekteverlof voorschrijft.’

‘Jammer.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Dat Baert zich geen ouderwetse dokter kan permitteren.’

Versavel lachte. ‘Zal ik een wagen vorderen?’

‘Nee,’ zei Van In. ‘Een politiewagen valt te veel op. Heeft Devos dienst?’

‘Ik geloof het wel,’ zei Versavel. ‘Hij zit bij de receptie.’

‘Fijn. Dan moet ik hem eerst nog iets vragen.’

Van In liep naar de deur, maar draaide zich halverwege om.

‘Contacteer jij ondertussen Carine Neels? Vraag haar of ze een paar dagen voor ons wil werken. Ik wil dat ze alle plastische chirurgen belt.’

Versavel keek verbaasd.

‘Herbert heeft zich door een van die mooisnijders laten opkalefateren. Daar is Hannelore gisteren achtergekomen. Sorry, maar in al die drukte ben ik vergeten je dat te vertellen.’

Van In trok de deur open.

‘Pieter.’

‘Ja, Guido.’

‘Ik vraag me af hoe jij weet dat Carine Neels vandaag dienst heeft en waarom je bij mij informeert naar een eventuele aanwezigheid van Devos.’

Van In had de deurkruk in zijn hand. De vraag die Versavel hem stelde, maakte hem bijzonder vrolijk.

‘Omdat ík weet waar de mooie meiden uithangen, Guido.’

In tegenstelling tot de Love was de Zorghe een keurig gerenoveerde hoeve met een overvloed aan goed onderhouden groen. Wie hier op bezoek kwam, kon de vzw Eigen Hulp niet van amateurisme beschuldigen. De boerderij leek op een dure beautyfarm waar uitgezakte middenstandsvrouwen om de zes maanden hun vel strakker laten aanspannen. Maar schijn bedriegt. De kleine paviljoenen die kriskras over het terrein verspreid stonden, boden onderdak aan een tiental families, die door allerlei omstandigheden in de marginaliteit verzeild waren geraakt.

Ilse, de vlotte maatschappelijk werkster die hier blijkbaar de plak zwaaide, leidde Van In en Versavel rond op het domein.

‘De vzw bekommert zich voornamelijk om het lot van gezinnen,’ zei ze met een glimlach waarop ieder reclamebureau dat zichzelf respecteerde meteen een bod had uitgebracht. ‘In eerste instantie proberen we de mensen wat rust te bieden. Na twee weken gaan we pas echt aan de slag. Een team van specialisten licht de problemen door en stelt passende oplossingen voor. Die worden voorgelegd aan onze cliënten. Na een grondige evaluatie wordt daaruit een strategie gedistilleerd die de reïntegratie van onze cliënten waarborgt. Onze slaagkansen liggen ver boven het landelijke gemiddelde.’

Van In luisterde allang niet meer. Ilse had een stel prachtige benen en aan haar fleurige, linnen zomerjurk zag hij dat de directrice van de Zorghe haar ondergoed niet in de plaatselijke supermarkt kocht.

Versavel werd gelukkig niet afgeleid door dat soort van details. Hij maakte voortdurend notities.

‘Dat was een bijzonder interessante rondleiding, mevrouw…’

‘Vanquathem, dokter,’ zei ze. ‘Maar u mag ook Ilse zeggen.’

Versavel probeerde zijn gezicht in de plooi te houden. Dat doktersgedoe was een idee van Van In. Het was een beproefde tactiek. De adepten van Hippocrates dwongen nog altijd respect af. Ilse Vanquathem was ervan overtuigd dat dokter Vansande en dokter Praat in de buurt van Turnhout een soortgelijk project wilden opzetten. Zelfs het geforceerde Antwerpse accent dat Van In voor de gelegenheid produceerde, maakte haar niet wantrouwig.

‘Het zou misschien nuttig zijn om ook even met een paar cliënten van gedachten te kunnen wisselen.’

De stralende glimlach om haar lippen bevroor.

‘Ik vrees dat we in dit soort delicate aangelegenheden niet mogen improviseren, dokter. Dergelijke confrontaties vereisen een degelijke voorbereiding. Ik zal uw voorstel zeker aankaarten op onze stafvergadering.’

‘Dat is fijn, Ilse. Je moet begrijpen dat wij alle informatie over dit schitterende project kunnen gebruiken.’

Hij overhandigde haar zijn kaartje.

Ilse wierp een vluchtige blik op de sierlijke letters: professor dokter Pieter Vansande, psychiater. Versavel had ook vijftig van die kaartjes op zak. Die hadden ze in het station laten printen. Daar stond een automaat en voor tweehonderd frank kon je het ding alles laten drukken. In een overmoedig gebaar haalde hij op zijn beurt zijn geloofsbrieven boven.

‘Dank u, dokter Praat,’ zei Ilse met een zekere bewondering. Ze had een zwak voor oudere, goedgevormde academici. ‘Kan ik u misschien een kop koffie aanbieden?’

Ilse loodste haar gasten naar het hoofdgebouw en gaf een van de cliënten opdracht koffie te zetten. Toen Versavel dringend naar het toilet moest, stak Van In uitgebreid de loftrompet van de vzw Eigen Hulp. Dat deed hij zo overtuigend dat het Ilse niet opviel dat Versavel meer dan een kwartier wegbleef.

Toen ze bij de voordeur afscheid namen van hun gastvrouw, botste Van In op een spichtige man in een overal. Even kruisten hun blikken elkaar. De koele ogen van de arbeider bezorgden Van In een onbehaaglijk gevoel. Met zijn heggenschaar leek de man sprekend op Freddy Krüger uit Nightmare on Elmstreet.

‘Hoe laat is het nu?’ vroeg Van In toen ze voor een verkeerslicht aan de expresweg stonden aan te schuiven.

‘Halfvijf,’ zei Versavel.

‘Prima. Devos hoeft zich niet ongerust te maken.’

André Devos was een collega die zijn hart aan dure wagens had verpand. Hoewel hij maar een gewone agent was, reed hij met een indrukwekkende Alfa Romeo. Die had Van In voor een paar uur geleend, met de bedoeling bij het bezoek aan de Zorghe een beetje geloofwaardig over te komen.

Van In liet de koppeling langzaam los en gaf slordig gas. De nerveuze Italiaan reageerde navenant. De Alfa liet zijn concurrenten ver achter zich.

‘Pittig karretje,’ snoof Van In.

‘Je rijdt honderd twintig, Pieter, en dit is een 30 km-zone.’

‘En geen flik die ons zal bekeuren,’ grijnsde Van In.

Versavel zweeg gelaten. Hij hoopte dat Van In geen brokken maakte, want dat zou agent Devos niet overleven.

Van In stond achter het fornuis. In de pan pruttelden vier kwartels. De tafel was gedekt. Het glaswerk schitterde en het linnen geurde naar een bekend wasmiddel. Toch hing er een zekere spanning in de lucht. Die werd gevisualiseerd toen Hannelore de voordeur dichtklapte. De obligate kaars trilde in de fles, de vlam flakkerde onheilspellend.

‘Je bent toch niet boos, schat?’

Hannelore keilde haar handtas in een stoel. Ze zag er adembenemend mooi uit in haar turkooizen jurk. De zwangerschap leek haar iedere dag jonger te maken.

‘Je bent een achterlijke sul, Pieter Van In. Wat moet ik in godsnaam aanvangen met jou?’

Ze zei niets over de geur van de sudderende kwartels die door het huis dreef. Door de gebeurtenissen van de voorbije dagen was de dieetrage een beetje naar de achtergrond verschoven.

‘Ik vroeg of je boos bent.’

Er waren van die momenten dat Hannelore de hondse blik in zijn ogen verwenste. Toen ze besluiteloos bleef staan, wist Van In dat het zover was. Hij liet de kwartels een ogenblik onbewaakt achter en sloeg zijn armen om haar heen. Hannelore protesteerde niet erg overtuigend. Toen hij bleef aandringen, aanvaardde ze de zoen.

‘Ik had je gisteren moeten laten opsluiten. Op de rechtbank ben je het gespreksonderwerp van de dag. Zelfs de receptionist vroeg smalend hoe het met je ging. Kun je nagaan.’

‘Niets van aantrekken, Hanne. Ik weet wat ik doe.’

Ze rukte zich los uit de omhelzing. ‘Straks krijg ik procureur Beekman op mijn nek.’

Van In grijnsde zijn tanden bloot. ‘Procureurs kunnen tegen een stootje, lieve.’

Hij gebruikte het woord ‘stootje’ dubbelzinnig, maar daar lette ze gelukkig niet op.

‘Mevrouw Aerts probeert zichzelf in de kijker te plaatsen. Niemand zal haar geloven. En wat Provoost betreft: die vergeet blijkbaar dat hij tot de geile bokken behoort die in de boerderij van Vandaele hun hormonenbalans kwamen bijstellen. Als puntje bij paaltje komt, zal hij wel inbinden.

‘Ben je daar zeker van?’

Hannelore stond bij het fornuis en lichtte het deksel van de pan. Het aroma van de goudbruine kwartels maakte haar duizelig. Ze had vanmiddag de lunch overgeslagen en snakte nu naar een warme hap.

Van In liep naar de koelkast. hij nam een halfvolle fles moezelwijn en zette de kwartels van het vuur.

‘Ik heb de verklaring van mevrouw Aerts,’ zei hij flegmatiek.

‘Daar maakt Provoost brandhout van.’

Hannelore ging aan de keukentafel zitten. Ze vroeg zich af waarom hij uitgerekend op de dag dat ze pisnijdig was de heerlijkste gerechten voor haar kookte.

Van In schonk twee glazen wijn in. Daarbij morste hij op het tafellinnen.

‘Het is mij een raadsel waarom Provoost haar verdedigt. Als het ooit tot een rechtszaak komt, zal zijn naam genoemd worden in verband met zijn activiteiten in de Love.’

‘Provoost weet dan zijn naam hoe dan ook zal vallen. Volgens mij wil hij Linda Aerts als een afleidingsmanoeuvre gebruiken. Een commissaris die vandaag de dag een naakte, weerloze vrouw molesteert, spreekt meer tot de verbeelding van het publiek dan een advocaat die tien jaar geleden een slippertje heeft gemaakt.’

‘Ho, ho, ho. Ik heb dat kreng bijlange niet gemolesteerd,’ protesteerde Van In.

Hannelore maakte de voet van haar glas droog met een papieren servet voor ze een slok nam.

‘En dat moet ik geloven?’ zei ze smalend.

Van In kreeg het plotseling benauwd. Als iemand zijn goede bedoelingen in twijfel trok, kon hij exploderen als een partij illegaal vuurwerk.

‘Ik heb dat wijf met geen vinger aangeraakt.’

Om die bewering kracht bij te zetten, bonkte hij met zijn vuist op de tafel. Door de dreun tuimelde zijn wijnglas omver, rolde over het tafelblad en kletterde tegen de keukenvloer.

‘Ben je nu helemaal gek geworden?’ schreeuwde Hannelore.

Normaal anticipeerde ze op zijn woede-uitbarstingen. Maar vanavond was ze moe en prikkelbaar. Ze sprong op. De opspattende wijn had haar jurk bevlekt. Ze liep naar de gootsteen en maakte een handdoek nat onder de kraan.

Van In bleef een paar seconden stokstijf zitten. Tot zijn grote verwondering voelde hij de furie wegebben. Was het dan toch waar dat drie sobere maanden zijn explosieve temperament gunstig hadden beïnvloed?

‘Is het erg?’ vroeg hij beteuterd. Hij liep op kousenvoeten naar haar toe.

‘Pas op voor de scherven,’ blafte ze meer uit ongerustheid dan uit boosheid.

‘Het spijt me, schat.’

Hannelore maakte haar jurk schoon met het topje van de natte handdoek.

‘Gelukkig was het geen rode wijn,’ zei ze bij wijze van verzoening.

Van In trok gedwee zijn pantoffels aan, nam een borstel en veegde de scherven bijeen. Die lieten een kleverig spoor na op de geboende plavuizen.

‘Zal ik je jurk in de wasmachine stoppen?’ stelde hij gedienstig voor.

‘Dat zou mijnheer wel lekker vinden.’

Hannelore zag hoe hij haar verongelijkt aanstaarde en schoot in de lach.

‘Je gelooft me dus.’

‘Natuurlijk geloof ik je. De vraag is: zal de rechter je geloven?’

‘Dat zien we later wel,’ reageerde Van In. ‘Het is mijn woord tegenover dat van een snol. En van snollen gesproken. Het zou me niet verwonderen als de vzw Eigen Hulp gewoon een dekmantel was voor een georganiseerd prostitutienetwerk.’

Van In bracht verslag uit over zijn bezoek aan de Zorghe.

‘Terwijl ik met de directrice koffie zat te drinken, heeft Versavel hun computer gekraakt.’

Hannelore had geen zin om er hem voor de zoveelste keer op te wijzen dat bewijsmateriaal dat op een illegale manier wordt verkregen voor een rechtbank van nul en generlei waarde is.

‘Raad eens wat hij gevonden heeft?’

Van In wachtte haar antwoord niet af. Dit was het ogenblik waarop hij de hele avond had gewacht. Hij haalde een vel kettingpapier uit zijn broekzak.

‘Wat denk je daarvan?’

Hannelore bekeek het papier. Er stond een twintigtal namen op.

‘Bekijk de koptekst.’

‘Beschikbaar,’ las ze argeloos.

‘Let op de geboortedata.’

Na iedere voornaam stond een getal van zes cijfers. Ze begreep niet wat hij haar duidelijk wilde maken.

‘Geen van de vrouwen is ouder dan vijfendertig,’ zei Van In.

‘Dat meen je niet,’ reageerde Hannelore geschrokken.

‘Ze moeten hun vlees ergens vandaan halen,’ zei Van In cynisch.

‘Maar je zei toch dat Vandaele de Love in 1986 heeft opgedoekt.’

‘Dat klopt. En een paar maanden later neemt de vzw de Zorghe in gebruik. Toevallig, hé.’

‘Na de moord op Herbert.’

‘Precies.’

Hannelore nam een slok van de moezelwijn.

‘Overdrijf je niet een beetje? Een lijst met twintig voornamen bewijst niets. Je kan zelfs de identiteit van de vrouwen niet natrekken. Misschien gaat het om een lijst van medewerkers die de vzw zwart betaalt.’

‘Zo'n lijst heb ik eveneens in mijn bezit,’ zei Van In. ‘En wie vinden we daar op terug? John Catrysse, de man die met zijn bromfiets op de Mercedes van Vandaele is ingereden. Hij speelt daar zo'n beetje de tuinman en ik kan je verzekeren dat zijn hersenschudding hem geen goed heeft gedaan. Catrysse lijkt sprekend op de jongere broer van Quasimodo.’

‘Hou op, Pieter Van In. Niemand is verantwoordelijk voor zijn eigen uiterlijk.’

‘En toch verdient zijn kop een ereplaats in het rariteitenkabinet van Cesare Lombroso,’ plaagde Van In.

‘De theorieën van Lombroso zijn al een halve eeuw achterhaald,’ snoof ze. ‘Er is geen enkel verband tussen de fysionomie van een mens en zijn aanleg voor misdadigheid.’

‘Heb ik gezegd dat Catrysse een misdadiger is?’

‘Nee, maar dat insinueer je wel.’

‘En toch zijn er in Amerika wetenschappers die…’

‘In Amerika zijn er wetenschappers die beweren dat Elvis nog leeft.’

Van In maakte een afwerend gebaar. Het had geen zin haar nog langer op stang te jagen. Er viel een geforceerde stilte.

‘Toch vind ik dat we de activiteiten van de vzw onder de loep moeten nemen,’ geeuwde Van In even later.

Hij voelde de loomheid toeslaan als een man die hem met een rubberen hamer een vriendelijke tik gaf. Zijn gedachten werden wazig, als aquarelverf op een vel grofvezelig papier.

‘Ik denk dat ik nu maar eerst voor ons avondmaal zorg,’ zei hij. Hannelore drong niet verder aan. Ze hadden beiden een zware dag achter de rug. Morgen had ze een afspraak met haar gynaecoloog voor de vruchtwaterpunctie. Het had geen zin hem daar nu mee lastig te vallen.

‘Over tien minuten spelen ze Metropolis op Arte. Zin om te kijken?’

Hannelore wist dat ze hem met een klassieker altijd kon bekoren. Van In reageerde dan ook enthousiast op het voorstel. Hij sprong op en liep naar de keuken.

‘Dan serveer ik het souper in de salon, mevrouw.’

De ingekleurde, verkorte versie van Fritz Langs meestermerk kon hen niet boeien.

‘Zo zie je maar,’ zei Hannelore. ‘Als Hollywood zich met kunst bemoeit, blijft er niets van over.

Ze kloof het karkas van haar laatste kwartel af.

‘Morgen zenden ze The Birds uit,’ zei Van In. ‘Die film zal ons niet ontgoochelen. Met Hitchcock weet je immers altijd waar je aan toe bent.’

Van In zapte naar de BBC. Hannelore nestelde zich tegen zijn schouder. Ze belandden midden in een documentaire. David Attenborough voorzag de paring van twee miereneters van deskundig commentaar.

‘Ook als je de beesten niet zag, zou je nu zelf wel zin krijgen,’ zei Hannelore voldaan.

Van In schoof zijn bord opzij en schakelde de televisie uit.

‘Dat is dan geregeld,’ zei hij gretig.

Jos Brouwers was op korte tijd relatief rijk geworden. De ex-rijkswachter was zes jaar geleden voor zichzelf begonnen en hij verdiende nu tienmaal zoveel als vroeger. In rechtse kringen genoot zijn detectivebureau een stevige reputatie. Tot zijn trouwste klanten behoorde Lodewijk Vandaele. Brouwers kende de oude aannemer als een man die altijd kreeg wat hij wilde en daarvoor geen enkel middel schuwde.

Hij parkeerde zijn roestige Renault langs een zijweg van de Damse Vaart en legde de laatste driehonderd meter te voet af. Vandaele betaalde fors, maar in ruil daarvoor eiste hij absolute discretie.

Precies om negen uur belde Brouwers aan. Nog voor het geklingel was uitgestorven, maakte Virginie, de pensioengerechtigde huishoudster van Vandaele, de deur open. Dat was geen geringe prestatie voor een besje dat kromliep van de reuma. Ze verwelkomde de late gast met een tandeloze glimlach en zei dat mijnheer hem in de veranda verwachtte.

Vandaele begroette Brouwers met een weids gebaar, dat meer van autoriteit dan van gastvrijheid getuigde.

‘Ga zitten, Jos. Fijn dat je gekomen bent. Sigaar?’

Brouwers sloeg het aanbod niet af. Vandaele rookte uitsluitend Davidoffs en die waren zelfs voor de bemiddelde ex-rijkswachter een bijna onbetaalbare luxe.

‘Koffie?’

‘Graag.’

Brouwers nam een sigaar, bediende zich van een reepje cederhout, stak het in brand met een lucifer en rolde het uiteinde van de sigaar boven de gele, reukloze vlam.

‘Hoe gaat het met Greta?’

‘Die is op reis,’ antwoordde Brouwers droog. ‘Naar Martinique, alsof het hier niet goed genoeg is.’

‘Vrouwen,’ zuchtte Vandaele veelbetekenend.

De mannen badineerden tot Virginie de koffie had geserveerd. Brouwers genoot van het aroma van versgemalen Columbiaanse bonen. Virginie slofte naar de keuken en kwam terug met een schaal petitfours, een lekkernij waar Brouwers verzot op was. Hij tastte ongevraagd toe.

‘Van Nicolas?’

‘Natuurlijk,’ zei Vandaele minzaam.

Nicolas stond bekend om zijn verfijnde patisserie.

‘Bedankt, Virginie.’

Uit de mond van Vandaele klonk zelfs een dankwoord nog als een bevel. Het mensje trok zich geruisloos terug.

‘Ik zoek iemand,’ zei Vandaele toen Virginie de deuren van de veranda had dichtgeschoven.

Brouwers knikte, slikte een half gebakje door en haalde een blocnote boven.

‘Geen notities, Jos. Ik vrees dat dit een nat karwei wordt.’

De ex-rijkswachter borg zijn schrijfgerei weer op en nam een tweede gebakje. In het jargon betekende een nat karwei dat hij iemand uit de weg moest ruimen.

‘Tegen het gebruikelijke tarief?’

Vandaele schonk de kopjes vol. Zelf nam hij een toefje slagroom. Brouwers deed dat niet. Op zijn zesenveertigste beschikte hij over de conditie en het lichaam van een dertiger en dat wilde hij graag zo houden. Alleen gebakjes van Nicolas en een goed glas bier vond hij een zonde waard.

‘Dat spreekt voor zich, Jos. En ik garandeer je een bonus van vijfhonderdduizend als je de klus binnen de week klaart.’

Brouwers trok zijn wenkbrauwen op. Een premie van een half miljoen, dat klonk bijzonder aantrekkelijk.

‘De man die ik zoek, is een buitengewoon listig heerschap, Jos. Hij is enkele dagen geleden spoorloos verdwenen en het zou me niet verbazen als hij naar het buitenland is uitgeweken.’

‘Geen probleem, mijnheer Vandaele. De wereld is klein. Als de man wil overleven, moet hij sporen achterlaten.’

Vandaele glimlachte. Brouwers was een professional. Het was niet de eerste keer dat hij een haast onmogelijke opdracht tot een goed einde kon brengen.

‘Wordt onze man door de politie gezocht?’

‘Hoogstwaarschijnlijk wel. Precies daarom bied ik je een bonus aan. Voor mij is het van vitaal belang dat je hem eerder vindt dan de flikken. Op onkosten hoef je niet te kijken. Ik vergoed alles.’

Brouwers wilde vragen wat Vandaele bedoelde met alles, maar de oude was hem voor.

‘Als je een Concorde moet nemen om hem op te sporen, geneer je dan niet. Als het ding te traag vliegt, stap dan gerust naar de gezagvoerder en vraag hem hoeveel hij wil om wat meer gas te geven. Begrijp je wat ik bedoel, Jos?’

Brouwers nam een trekje van zijn sigaar. Een vlucht met een Concorde trok hem wel aan.

‘Laten we hopen dat het slachtoffer voor een verre bestemming heeft gekozen,’ grinnikte hij.

‘Ik mag dus aannemen dat je de opdracht aanvaardt.’

Vandaele stond op. Hij liep naar een mahoniehouten serveerboy. Het was tijd om hun contract met een borrel te bezegelen. Voor een keer sloeg Brouwers de borrel niet af.

‘Ik heb natuurlijk nog wat informatie nodig,’ zei hij. ‘Hoe meer ik over de man weet, hoe vlugger ik hem vind.’

‘Aan informatie geen gebrek, Jos. Ik ken William Aerts van toen hij nog een dreumes was.’

Jos Brouwers was lichtjes aangeschoten toen hij tegen middernacht afscheid nam van zijn opdrachtgever. De lucht boven de polder was uitzonderlijk helder. Triljoenen sterren verlichtten zijn pad. Maar Brouwers voelde de kilte niet. Hij slenterde voldaan naar zijn wagen. Jammer dat Greta er niet zou zijn, wanneer hij straks thuiskwam.

In het huis aan de Vette Vispoort kuste Van In Hannelore goedenacht. Tot een uur geleden had hij zich niet kunnen voorstellen dat een documentaire over parende miereneters zo opwindend kon eindigen.