10: Mail-agressie
Op een stralende zomerse dag in juli 1992 kwamen twee jonge vrouwen uit Zuid-Londen de Royal Courts of Justice uit, waar ze werden opgewacht door een menigte verslaggevers en fotografen. Michelle en Lisa Taylor hadden een groot deel van dat jaar in de gevangenis doorgebracht, nadat ze tot levenslang waren veroordeeld voor de moord op hun vriendin Alison Shaughnessy. Nu had het Hooggerechtshofhun vonnis echter vernietigd en waren ze met onmiddellijke ingang vrijgelaten.
Jaren gingen voorbij. Beide zussen trouwden, stichtten een gezin en zakten weer weg in een aangename anonimiteit. Tot The Daily Mail op 24 juni 2000 het verhaal weer aan de vergetelheid ontrukte met een drie pagina’s lang artikel van Jo Ann Goodwin onder de kop: WAAROM IK DENK DAT ZIJ MOORDENARESSEN ZIJN. Bij een foto van Michelle en Lisa Taylor stond het onderschrift: ‘Toen deze zussen werden vrijgesproken van een brute moord, speelden ze de slachtofferrol. Nu roept een belastend Mail-dossier nieuwe twijfels op over hun onschuld.’
Dat verhaal is het bestuderen waard, omdat het een goed voorbeeld is van een bepaald soort journalistiek. Een journalistiek die, zoals we zullen zien, vooral in zwang is bij The Daily Mail. Daarvoor is iets nodig wat wel iets weg heeft van het werk van een tuinman die onkruid en stenen, en alles wat hem niet aanstaat uit zijn tuin verwijdert en vervolgens alleen neerzet wat hij mooi vindt. Met andere woorden, het verhaal is een perfect voorbeeld van de subtiele kunst van het verdraaien. Agressief verdraaien.
Een aanzienlijk obstakel voor het verhaal van Jo Ann Goodwin werd gevormd door die bewuste hoorzitting voor het Hof van Appèl. Ik was daar op de dag dat de zusjes Taylor vrijkwamen, omdat ik over hun zaak had geschreven. Het was geen kwestie van rechters die moesten buigen voor gewiekste haarkloverij van de verdediging: de drie rechters lieten geen spaan heel van de zaak, de openbare aanklager moest nederig excuses maken en er werd een klinkende reprimande gegeven aan het adres van twee groepen mensen die verantwoordelijk werden geacht voor een zeer ernstige rechterlijke dwaling: de politie en de pers, in het bijzonder The Daily Mail. De voorzitter van het Hof, Lord justice McCowan, deed omstandig uit de doeken welke drie ernstige fouten er waren gemaakt bij de oorspronkelijke rechtszaak tegen de zussen.
Ten eerste wees hij op het bewijs van de enige getuige die beweerde de zussen Taylor op de plaats van het misdrijf te hebben gezien. Dat was dr. Michael Unsworth-White, een buurman van de vermoorde vrouw, die tijdens het eerste proces had verklaard dat hij rond het tijdstip van de moord twee meisjes uit het huis van het slachtoffer had zien komen rennen die wel wat weg hadden van de zussen. Aan de vooravond van de beroepszaak vonden advocaten van de verdediging echter bij het doorzoeken van dozen met ongebruikt bewijsmateriaal de eerste verklaring van dr. Unsworth-White aan de politie over wat hij had gezien, namelijk dat de meisjes gewoon hadden gelopen en niet gerend. En dat een van hen zwart was. De zusjes Taylor zijn blank. Dat was, aldus Lord justice McCowan, ‘een belangrijk verschil met zijn latere verhaal’ en bovendien was het een verschil dat door de politie tijdens het proces van de zussen was verzwegen.
Ten tweede herinnerde Lord justice McCowan aan een voorval tijdens het proces, waarbij de verdediging had laten doorschemeren dat dr. Unsworth-White misschien wel belangstelling had voor de beloning die was uitgeloofd voor iedereen die informatie had over de zaak. De aanklager had geprotesteerd dat die bewering elke grond miste en daarop had de verdediging haar excuses moeten aanbieden aan de jury, een maatregel die duidelijk niet gunstig was voor de geloofwaardigheid van de verdediging, terwijl hij de geloofwaardigheid van dr. Unsworth-White versterkte. Nu werd echter pas duidelijk dat de dokter inderdaad aanspraak had gemaakt op de beloning en dat de politie dat zelfs al die tijd had geweten. Dat achterhouden van bewijs was, aldus Lord justice McCowan, ‘uiteraard volstrekt verkeerd’.
Ten derde richtte hij zich tot de pers en hekelde hij de ‘niet aflatende, sensatiebeluste, onzorgvuldige en misleidende’ berichtenstroom die tijdens het proces in de kranten was verschenen, met het duidelijke risico dat de juryleden door het lezen daarvan bevooroordeeld zouden raken tegen de Taylors. ‘Wat ze deden had niets met verslaggeving te maken. Het waren opinies. Opinies die ervan uitgingen dat de meisjes in de beklaagdenbank schuldig waren.’ Hij kondigde aan dat hij vijf dagbladen, waaronder The Daily Mail, zou aangeven bij de procureur-generaal, met de bedoeling ze te laten vervolgen wegens minachting van het hof: ‘De pers mag iemand net zo min schuldig verklaren in haar artikelen, als een politieagent van de schuld van een verdachte uit mag gaan en bewijsmateriaal achter mag houden uit angst dat het bekend worden ervan tot vrijspraak zal leiden.’
Hierna hadden de aanklagers de handdoek in de ring gegooid, niet enkel door te verklaren dat ze hun verzet tegen vrijspraak van de zussen zouden opgeven, maar ook met de hoogst ongebruikelijke stap om publiekelijk en officieel hun excuses aan te bieden aan het Hof van Appèl over de manier waarop de zaak was behandeld.
De bevindingen van het Hof van Appèl waren duidelijk van groot belang. En ze stonden in hoge mate een verhaal in de weg waarin beweerd moest worden dat de zussen schuldig waren. Jo Ann Goodwin wist daar wel raad mee. Ze negeerde alles gewoon. Pas aan het eind van haar drie pagina’s lange verhaal verwees ze naar de verwarrende verklaring van dr. Unsworth-White over de huidskleur van de meisjes, zonder ook maar iets te zeggen over het commentaar van Lord justice McCowan, en deelde ze haar lezers mee dat het ‘ongelofelijk’ was dat de rechtbank zich daardoor had laten beïnvloeden. Ze verzweeg het commentaar van de rechter over de ernst van het verzwijgen van dit bewijsmateriaal. Ze zweeg over het achterhouden door de politie van het feit dat de getuige het op de beloning had voorzien. Ze zweeg over de vijf kranten, inclusief de hare, die waren beschuldigd van een dusdanig slechte verslaggeving van de zaak, dat ze zelfs formeel waren voorgedragen voor vervolging. En nadat ze al die lastige feiten uit de beroepszaak op de composthoop had gegooid, bekroonde Goodwin haar verhaal met een klinkklare leugen. ‘Michelle en Lisa Taylor zijn vrijgesproken op grond van een juridisch trucje,’ meldde ze haar lezers.
Het hele artikel werd gekenmerkt door het gemakzuchtige verzwijgen van lastige feiten. Goodwin herhaalde de argumenten van de aanklagers en beschreef die als ‘moeilijk te weerleggen’, waarna ze zo goed als alle punten van de verdediging negeerde. De politie had beweerd dat Michelle Taylor Alison Shaughnessy uit jaloezie had vermoord, omdat Alison was getrouwd met Michelles ex-vriend. Goodwin nam dat over alsof het een feit betrof: ‘Ze was bezeten van hem en doodsbang dat ze hem kwijt zou raken.’ Ze vermeldde in haar artikel niet het antwoord van de verdediging, dat Michelle al maanden voor de moord geen belangstelling meer voor John Shaughnessy had, omdat ze intussen een nieuwe vriend had. Goodwin schreef dat Michelles dagboek ‘overvloedig bewijs bevatte voor haar vijandige gevoelens tegenover Alison’. Ze schreef niet dat de verdediging had geantwoord dat in het hele dagboek maar één zin stond waaruit enige rancune tegenover Alison bleek en dat die al vele maanden voor de moord was geschreven. Ze beweerde dat Lisa Taylors vingerafdrukken in Alison Shaughnessy’s appartement waren gevonden, maar niet dat de verdediging had verklaard dat Lisa daar een paar weken eerder ook was geweest om haar vader te helpen, die schoonmaker was.
Eén bijzonder frappante passage gaat over de getuige die op de meest overtuigende manier de onschuld van de twee zussen bewees, hun vriendin Jeanette Tapp. Goodwin stelde Jeanette echter voor als de bron voor ‘het meest belastende bewijs’ tegen de zussen en vertelde haar lezers simpelweg dat Jeanette de politie aanvankelijk had verteld dat ze ten tijde van de moord in het gezelschap van de twee zussen was geweest, maar dat ze haar verhaal later had ingetrokken. Dat was, zo concludeerde Goodwin, een poging van de zussen geweest ‘om een vals alibi te creëren’. Goodwin vertelde haar lezers echter niet dat Jeanette Tapp haar verhaal niet één keer aan de politie had verteld, maar drie keer, en met steeds meer details, tot en met het merk van de sigaretten die ze samen met de zussen had gerookt en de gespreksonderwerpen die aan de orde waren gekomen, noch dat ze haar verhaal uiteindelijk pas had ingetrokken nadat vier agenten haar op een ochtend om 5.40 uur van haar bed hadden gelicht, haar hadden gearresteerd op beschuldiging van samenzwering, haar twee uur en vijfenvijftig minuten hadden verhoord en haar daarna een cassetterecorder onder de neus hadden geduwd waarna ze had verklaard dat al haar eerdere beweringen onjuist waren geweest. Vervolgens had de politie de aanklacht wegens samenzwering ingetrokken. Goodwin negeerde dat deel van het verhaal gewoon en zei over Jeanettes nieuwe verhaal: ‘Het lijkt onwaarschijnlijk dat ze over zoiets zou liegen.’
Maar volgens Goodwin was Bernard O’Mahoney ‘de sleutel tot de zaak’. Ze verzweeg niet voor haar lezers dat hij een ‘veertigjarige ex-gangster’ was, die verschillende malen voor geweldsdelicten was veroordeeld. Goodwin vertelde dat de heer O’Mahoney toevallig bij het eerste proces van de zusjes Taylor de rechtszaal binnen was gelopen, dat de zusjes naar zijn mening ‘onschuld uitstraalden’ en dat hij daarom had besloten vriendschap met hen te sluiten. Hij was volgens haar na hun veroordeling aan de slag gegaan om hen te helpen bij hun beroepszaak en toen ze vrij waren gesproken was hij samen met Michelle begonnen aan een boek over de zaak. Hij was verliefd op haar geworden en bij zijn vrouw weggegaan. Op een dag had hij echter tussen de juridische documenten een brief van de advocaten van de zussen gevonden die voor het eerste proces was geschreven, waarin stond dat Michelle Taylor ‘bepaalde dingen had toegegeven’, waarna Lisa Taylor het advies had gekregen om als getuige voor de aanklager een verklaring tegen haar zus af te leggen. Vervolgens had O’Mahoney Michelle geconfronteerd met dit onweerlegbare bewijs van haar schuld, waarop Michelle in tranen was uitgebarsten en had bekend. Goodwin schreef: ‘Al zijn werk aan de vrijlating van de Taylors bleek op een leugen te zijn gebaseerd. De vrouw op wie hij verliefd was geworden had hem gewetenloos gebruikt en bedrogen. Woedend over haar bedrog verliet hij Michelle en keerde terug naar zijn gezin. Hij maakte zijn boek over de Taylors nooit meer af en met hun zaak wilde hij niets meer te maken hebben.’
Dat had inderdaad ‘de sleutel tot de zaak’ kunnen zijn, als het waar was geweest. Wat Goodwin wel wist, maar niet aan haar lezers vertelde, was dat O’Mahoney een oplichter was die zich had gespecialiseerd in het aanpappen met beroemde gevangenen en het verkopen van roddels aan de pers. Zo correspondeerde hij bijvoorbeeld in dezelfde tijd dat hij met Michelle Taylor in de gevangenis schreef, ook met de Yorkshire Ripper, Peter Sutcliffe, die hij als ‘Belinda Cannon’ ‘dikke pakkerds’ stuurde. O’Mahoney gaf Sutcliffes brieven door aan een vriendin, die ze vermomd met een pruik vervolgens voor 4000 pond aan The Sunday People probeerde te verkopen. Wat Goodwin ook wist en wat ze haar lezers evenmin vertelde, was dat O’Mahoney de hele periode dat hij met de zusjes Taylor bevriend was, hun verhalen zonder dat zij het wisten aan Gary Jones doorverkocht, die eerst voor The Daily Mail werkte en daarna voor The News of the World.
Verder hield Goodwin ook achter dat O’Mahoney, toen ze hem voor haar artikel in de Mail interviewde, intussen in een bittere vete met de Taylors verwikkeld was. Volgens de Taylors was dat omdat Michelle erachter was gekomen dat hij haar had bedrogen, hem het huis uit had gezet en ze het niet eens waren over het eigendomsrecht op het boek dat ze samen aan het schrijven waren. O’Mahoney had hen telefonisch bedreigd en beledigende briefjes bij hen in de bus gedaan, waarop Lisa Taylors man hem telefonisch had bedreigd. Iemand had de banden van de auto’s van de Taylors lek gestoken en beide partijen waren naar de politie gestapt.
Met andere woorden, de ‘sleutel tot de zaak’ was een man met een verleden vol bedrog, die gespecialiseerd was in het vertellen van leugens om achter verhalen voor de pers te komen en die een duidelijk persoonlijk motief had om de Taylors te willen beschadigen. Zijn beweringen waren zo aanvechtbaar dat een krant ze alleen over kon nemen als er ook sterk ondersteunend bewijsmateriaal zou zijn. Het lastige voor Jo Ann Goodwin was dat dat bewijsmateriaal er niet was. Integendeel, er was indirect bewijs dat bevestigde dat O’Mahoney’s verhaal over de belastende brief van de advocaten en Michelles in tranen gedane bekentenis gelogen waren.
Volgens O’Mahoney was de brief afkomstig van de advocaat van de Taylors, Michael Holmes, maar die ontkende dat woedend en zei dat het ‘wraakzuchtig, beschadigend en onwaar’ was. Het leek ook uiterst onwaarschijnlijk dat een advocaat zijn carrière op het spel zou zetten door een op onwaarheid gebaseerde verdediging voor zijn cliënt te voeren van wie hij wist dat ze schuldig was, zeker nadat hij haar schuld eerst zwart op wit zou hebben bevestigd in een brief. Toen O’Mahoney te horen kreeg dat de advocaat zijn verhaal ontkende, lang voor het verschijnen van het artikel van Jo Ann Goodwin, veranderde hij zijn verhaal en zei hij dat de brief van een juridisch medewerker van het advocatenkantoor afkomstig was, een bewering die op dezelfde bezwaren stuitte.
Nog lastiger was het voor O’Mahoney om een verklaring te geven voor het feit dat hij de politie nooit op de hoogte had gebracht van Michelles zogenaamde bekentenis. In de loop van zijn vete met de Taylors was hij op eigen houtje naar de politie gestapt om een verklaring af te leggen die belastend voor hen was, namelijk dat hij bewijsmateriaal had verzonnen om hen te helpen. Toch had hij toen geen enkele toespeling gemaakt op de schokkende onthulling dat een van de zussen de moord intussen had bekend. Elke journalist die het verhaal zou natrekken, zou daar vraagtekens bij plaatsen. Sterker nog, het wekte het sterke vermoeden dat de heer O’Mahoney het feit tijdens dat bezoek aan de politie niet vermeld had, omdat hij het op dat moment nog niet had verzonnen. Maar dat paste niet in Jo Ann Goodwins verhaal en dus herhaalde ze domweg al O’Mahoney’s uiterst dubieuze beweringen tot in detail, alsof het om vaststaande feiten ging.
En er waren meer van dit soort verdraaiingen in Goodwins lange artikel, veel meer. Toch stak The Daily Mail er geen stokje voor en plaatste de krant het artikel gewoon, met verschrikkelijke gevolgen voor de Taylors, die acht jaar na hun vrijlating opeens weer werden nagewezen op straat en vol achterdocht tegemoet werden getreden op de scholen van hun kinderen. Ze probeerden terug te vechten en stapten naar hun advocaat om een aanklacht wegens smaad in te dienen. Die legde uit dat er geen kosteloze rechtsbijstand kon worden gegeven voor smaad, maar dat ze wel wilden overwegen alles op no-cure-no-paybasis te doen. Tegelijkertijd wendden de zussen zich ook met een verzoek tot schadevergoeding tot de Press Complaints Commission (PCC), de commissie die door de krantenwereld in het leven was geroepen om de pers op de vingers te tikken als ze over de schreef ging. De PCC deelde de Taylors echter mee dat ze geen klacht konden indienen als ze tegelijkertijd ook juridische stappen ondernamen. De familie besloot daarop de acties onderling te verdelen: de zussen zouden verder onderhandelen met hun advocaten over een rechtszaak die ze alleen zouden hoeven te betalen als hij in hun voordeel beslecht zou worden, terwijl hun ouders een klacht zouden indienen bij de PCC.
Nu The Daily Mail een officiële klacht tegemoet kon zien, stond het de krant vrij haar verhaal te herzien, te erkennen dat het vol verdraaiingen en onwaarheden stond en de waarheid te publiceren. De krant koos er echter voor achter Jo Ann Goodwin te blijven staan. In zijn correspondentie met de PCC deed Robin Esser, de directeur-hoofdredacteur van de krant, de klacht van de heer en mevrouw Taylor met de volgende woorden af: ‘Ik denk niet dat de PCC zin heeft in een onnodig slepende discussie. Laat duidelijk zijn dat er voor dit artikel uitgebreid onderzoek is gepleegd, dat er veel ondersteunende documentatie is en dat de schrijfster uiterste zorgvuldigheid heeft betracht. […] Waar het om gaat is dat ik geen schending van de gedragscode zie in wat we gepubliceerd hebben.’
De Taylors gaven de strijd niet op. De smaadadvocaten moesten de zussen uiteindelijk, na grondige studie van het materiaal, meedelen dat de zaak zo complex en zo kostbaar zou worden dat ze het risico niet konden nemen het zonder honorarium te doen. En terwijl de zussen de gang naar de rechter niet konden maken, kregen ze ook nog te horen dat een klacht indienen bij de PCC ook geen optie meer was, omdat er intussen al meer dan een maand verstreken was sinds het verschijnen van het artikel. Nu konden ze dus alleen nog hopen op een gunstige afloop van de klacht die hun ouders bij de PCC hadden ingediend en die nog in behandeling was.
Het was een grote zaak. Er dienen wel duizenden mensen per jaar klachten in bij de PCC, maar die gaan bijna nooit over zoiets ernstigs als een beschuldiging van moord. De slogan van de PCC luidt dat hun dienstverlening ‘snel, gratis en eerlijk’ is. Er verstreken maanden. De Mail wist van geen wijken. De Taylors vochten door met hulp van de smaadadvocaten van Bindman & Partners, die hen pro Deo bleven helpen, en ik schreef een getuigenverklaring voor hen. Eindelijk, op 26 september 2001, kwam de voltallige commissie van de PCC bijeen om tot een uitspraak te komen en die uitspraak was…dat ze geen uitspraak deed.
In een lange verklaring, die kennelijk zonder enige ironie de titel ‘Besluit’ had gekregen, weigerde de PCC doodleuk om ook maar enig oordeel te geven over het waarheidsgehalte van het artikel in de Mail. Dat was ten eerste gebaseerd op het feit dat de commissie volgens haar eigen regels geen uitspraak mocht doen over klachten van derden, ook al had ze de klacht vijftien maanden lang in behandeling gehad voor ze de ouders van de zussen Taylor van deze regel op de hoogte bracht. Ten tweede voerde ze aan dat de heer en mevrouw Taylor ‘geen duidelijke klacht ten aanzien van de PCC-gedragscode hadden over het artikel in zijn geheel’, ook al hadden de heer en mevrouw Taylor schriftelijk in verschillende brieven hun beklag gedaan over ‘talloze onjuistheden’ en ‘vele onjuistheden en verdraaiingen’ in het artikel in de Mail. Ten derde verklaarde de commissie dat het niet aan haar was om een oordeel over de zaak te geven, aangezien de Taylors ‘ook de keuze hadden om gerechtelijke stappen te ondernemen wegens smaad’, ook al was die weg voor hen al onbegaanbaar gebleken vanwege de kosten.
Het is een opmerkelijk kenmerk van de PCC dat ze, anders dan andere waakhonden die oordelen over klachten van het publiek over beroepsgroepen zoals juristen en artsen, bijna nooit een uitspraak doet over klachten. We hebben het archief van de PCC van de laatste tien jaar erop nageslagen en ontdekt dat ze in die tijd in totaal 28 227 klachten van particulieren heeft ontvangen. Die hadden niet alleen betrekking op onjuistheden, maar ook op inbreuk op privacy, pesterij, onethisch gedrag jegens kinderen, en andere vermeende overtredingen van de gedragscode van de PCC. En toch blijkt uit het archief dat de PCC bij 25 457 daarvan weigerde zich over een uitspraak te buigen: iets meer dan 90 procent van de klachten werd op technische gronden afgewezen zonder dat de PCC zich er inhoudelijk in had verdiept.
De obstakels die de Taylors op hun weg vonden bij het indienen van de klacht bleken vaak voor te komen. In die tien jaar werden bijna duizend andere klachten eveneens geweigerd omdat ze niet snel genoeg waren ingediend. Bijna tweeduizend andere werden afgewezen omdat ze door derden waren ingediend. Het commentaar dat de heer en mevrouw Taylor geen klacht indienden over het ‘artikel in zijn geheel’ was iets wat bijna zevenduizend anderen die een klacht hadden ingediend bij de PCC ook te horen kregen. De suggestie dat de Taylors hun klacht maar ergens anders moesten indienen was maar een van de zesduizend gevallen waarin klagers te horen kregen dat hun klacht niet tot het werkterrein van de PCC behoorde. Vele duizenden andere (de statistieken zijn niet helemaal duidelijk) werden geweigerd omdat ze door de klagers niet waren ‘geformaliseerd’.
Slechts 2770 klachten werden ‘geaccepteerd voor nader onderzoek’, dat is maar 9,8 procent van het totale aantal ingediende klachten. De meeste daarvan, 2322, werden vervolgens ‘opgelost’ doordat de krant op het in behandeling nemen van de klacht door de PCC reageerde door in te stemmen met het aanbieden van excuses of door een rectificatie te plaatsen. Slechts 448 klachten, 1,6 procent van het totaal, leidden tot een officiële arbitrage door de PCC. Vervolgens werd meer dan de helft van die klachten (251) door de PCC ongegrond verklaard. Van de 28 227 klachten die in de onderzochte periode van tien jaar bij de PCC werden ingediend, werden er na arbitrage maar 197 gegrond verklaard. Dat is 0,69 procent. De PCC is opgericht door de kranten waarop de klachten betrekking hebben.
Aangezien de meeste gedupeerden, zoals de Taylors, tot de ontdekking komen dat een proces alleen al vanwege de kosten die vervolging met zich meebrengt voor hen geen haalbare kaart is, hoeven kranten zich nauwelijks zorgen te maken. En dat geldt des te meer voor The Daily Mail.
∗
Het eerste wat over The Daily Mail moet worden vastgesteld is dat het de succesvolste en machtigste krant van Groot-Brittannië is.
Terwijl andere kranten al jarenlang moesten toezien hoe hun lezers in groten getale verdwenen, bleef de Mail nieuwe lezers binnenhalen. Ze wist haar rivaal sinds jaar en dag, The Daily Express, definitief te verslaan, nam een andere rivaal over, The News Chronicle, en deed dat ook met haar eigen zusterkrant, The Daily Sketch. Ze wist met gemak de kortstondige bedreiging van een nieuwe mededinger op de markt, Today, te weerstaan en streefde zelfs de tabloid The Daily Mirror voorbij. Intussen riep ze ook nog een zusterkrant voor de zondag in het leven en begon ze een speciale editie voor Ierland. In de afgelopen vijftien jaar heeft The Daily Mail elk jaar flinke winst gemaakt, een score die geen enkele andere krant uit het middensegment van de markt, noch enige kwaliteitskrant in Engeland wist te evenaren. Dankzij die gezonde financiële situatie kon de krant haar journalisten behoeden voor het soort bezuinigingen dat elders zoveel schade veroorzaakte, waardoor de Mail als het meest bemiddelde Britse journalistieke bedrijf overbleef.
Dat commerciële succes is nauw verbonden met de opmerkelijke politieke invloed die de krant uitoefent. Dankzij haar ruime budget verkeert de Mail, meer dan welke krant ook, in de positie dat ze haar journalisten voor de lopende band kan behoeden en belangrijk nieuws bekend kan maken dat de rest van Fleet Street vervolgens op kan pikken, waarbij ze vaak zowel het standpunt van de Mail als de onderwerpskeuze overnemen. De regering luistert naar de Mail.
Ik heb verscheidene keren de ontluisterende ervaring gehad dat ik lange artikelen over openbare beleidskwesties had geschreven om vervolgens van ambtenaren te horen te krijgen: ‘Heel interessant, maar het zal niets uitmaken. Als je nou voor de Mail schreef…’ Premier Tony Blair kreeg in juli 2000 nogal wat schampere reacties toen een interne memo uitlekte waarin hij een aantal ‘kernkwesties’ opsomde waarbij hij het noodzakelijk achtte om aansluiting te vinden bij de ‘Britse onderbuikgevoelens’. Het hoongelach werd nog luider toen duidelijk werd dat zijn perceptie van die Britse gevoelens sterk gekleurd werd door een hoofdcommentaar uit The Daily Mail, dat kort voor zijn memo was verschenen. Politici doen hun uiterste best om de Mail te vriend te houden, zowel politiek als sociaal. Gordon Brown wist precies welke toon hij moest aanslaan in een filmpje ter gelegenheid van Paul Dacres tienjarig jubileum als hoofdredacteur: ‘Paul Dacre is de man achter een van de grote succesverhalen op krantengebied. Ook persoonlijk is hij bijzonder hartelijk en aardig, en hij heeft een groot journalistiek talent.’
Het tweede wat dient te worden vastgesteld over de Mail is dat ze, meer dan welke andere Britse krant ook, aan liegen en verdraaien doet. Een glimp daarvan is te zien in ons onderzoek van het archief van de PCC. Naast de duizenden klachten die op voorhand waren afgewezen, maakten we een ranglijst van klachten die wel gegrond waren verklaard, ofwel doordat de PCC de klager in het gelijk had gesteld, of doordat de krant had ingestemd met de een of andere oplossing om de klager tevreden te stellen. Daaruit bleek dat in de loop van de tijd maar vier kranten meer dan vijftig keer berispt waren, The Times, The Mirror, The Sun en, met een ruime voorsprong met 153 in het gelijk gestelde klagers over haar verslaggeving, The Daily Mail. Het gemiddelde aantal terechte klachten voor de rest van Fleet Street was 43, verspreid over alle kranten. Daarvan uitgaand heeft The Daily Mail in de onderzochte periode van tien jaar net iets meer dan drie keer zoveel terechte klachten over onethisch gedrag op haar bordje gekregen als de andere landelijke dagbladen.
Niet al die toegewezen klachten over de Mail gingen over onwaarheden of verdraaiingen. Een ander terugkerend thema is inbreuk op privacy – van Tony Blairs schoolgaande zoon, van een tienjarig meisje wier vader door de Mail werd belaagd vanwege zijn relaties met tieners, van Aga Khan en zijn vrouw, die aan boord van hun jacht werden gefotografeerd (volgens de Mail hadden ze maar benedendeks moeten blijven als ze privacy wilden). In één geval hadden ze een foto afgedrukt waarop een slachtoffer van seksueel misbruik herkenbaar was afgebeeld.
Maar het meest voorkomende thema was onjuistheid, in gevallen zoals dat van Mark Fenwick, wiens foto als illustratie was gebruikt bij een artikel over het National Front (terwijl hij niets te maken had met die groepering). Of dat van de heer en mevrouw Riley, van wie de Mail had gezegd dat de dood van hun zoon aan alcoholmisbruik te wijten was geweest (er was geen alcohol in zijn bloed gevonden), van de heer Sorrell, wiens dochter een topless danseres zou zijn (wat niet zo was), van prinses Michael van Kent, die 30 000 pond aan een bontjas zou hebben uitgegeven (wat niet zo was), van Sarah Scott, die zou hebben toegegeven dat ze een verhouding zou hebben gehad met vicepremier John Prescott (wat niet zo was: ze had het niet toegegeven en ze had geen verhouding met hem gehad).
Soms is het een kwestie van de waarheid verdraaien: de BBC aanvallen door een interne memo verkeerd te citeren, een rechter van het Hooggerechtshof bekritiseren door verkeerd te citeren uit een toespraak die hij had gehouden. In andere gevallen zijn het pure leugens: de gevangene van wie werd beweerd dat hij rechtsbijstand zou krijgen voor een rechtszaak tegen de gevangenis omdat hij geen ontbijt zou hebben gekregen, de man die er ten onrechte van werd beschuldigd dat hij in onmin leefde met zijn buren, het echtpaar van wie ten onrechte werd beweerd dat ze hun twaalfjarige dochter zo slecht behandelden dat ze was weggelopen met een Amerikaanse marinier.
Bij de meeste van die toegewezen klachten loste de Mail de kwestie op door een rectificatie te plaatsen, meestal op een veel minder prominente plaats dan het oorspronkelijke artikel. In april 2006 pakte de krant bijvoorbeeld bijna even groot uit als bij haar verslaggeving over de zaak van de Taylors met een artikel waarin Robin Spark, de zoon van de schrijfster Muriel Spark, ervan werd beschuldigd dat hij zijn moeder had ‘uitgezogen’ en al het geld dat ze met haar werk had verdiend had verbrast. Robin Spark diende een klacht in en na zeven maanden druk van de PCC moest de Mail uiteindelijk toegeven dat die bewering nergens op gebaseerd was. Het oorspronkelijke verhaal had 2092 woorden geteld, de rectificatie maar 81.
Ook hebben we gekeken naar het kleine aantal zaken waarbij de klager genoeg financiële draagkracht had om gerechtelijke stappen wegens smaad tegen een krant te ondernemen. Dat bood eenzelfde blik op de voorliefde die de Mail koestert voor onwaarheden. In februari 2001 betaalde de krant een schadevergoeding van 100 000 pond aan Sir Alan Sugar voor een artikel waarin hij van ‘gierigheid’ werd beschuldigd tijdens zijn voorzitterschap van de voetbalclub Tottenham Hotspur. Merkwaardig genoeg had het blad ook al eens een schadevergoeding moeten betalen aan een vorige voorzitter, Irving Scholar, voor een artikel waarin hij werd beschuldigd van hypocrisie. Toen Sir Alan de rechtbank verliet, zei hij: ‘Kranten kunnen mensen kapotmaken. Ze zetten mensen voor schut om hun verkoopcijfers op te krikken. Ik hoop dat mijn overwinning van vandaag ertoe zal bijdragen dat ze gedwongen worden daarmee op te houden.’ Maar de Mail ging gewoon door.
Over de Amerikaanse filmproducent Steve Bing beweerde ze dat hij privédetectives in de arm zou hebben genomen om de reputatie van zijn ex-vriendin Liz Hurley kapot te maken (de Mail gaf toe dat het verhaal niet waar was en betaalde een schadevergoeding), over de actrice Nicole Kidman dat ze een verhouding had gehad met haar medespeler Jude Law tijdens het filmen van Cold Mountain (de Mail gaf toe dat het verhaal niet klopte en betaalde een schadevergoeding), over de actrice Diana Rigg dat ze mannen haatte en haar carrière in het slop liet raken (nadat ze een klacht had ingediend, plaatste de Mail nog een tweede artikel met dezelfde strekking voor ze toegaf dat het verhaal niet klopte en een schadevergoeding betaalde), over de acteur Rowan Atkinson dat hij vijf maanden in een kliniek had moeten doorbrengen wegens een depressie (de Mail gaf toe dat dat niet waar was en betaalde een schadevergoeding), over de acteur Sir Michael Caine dat hij een facelift had gehad (de Mail gaf toe dat dat niet klopte en doneerde geld aan een door Sir Michael aangewezen liefdadigheidsinstelling), over de actrice Sharon Stone dat ze haar vierjarige zoontje alleen in de auto had achtergelaten terwijl zij in een restaurant had zitten eten (de Mail erkende dat dat niet waar was en betaalde een schadevergoeding), over de zanger Elton John dat hij de gasten bij een liefdadigheidsfeest had verboden met hem te praten (de Mail gaf toe dat dat niet waar was en betaalde een schadevergoeding), over de tv-presentator Noel Edmonds dat hij zich in de loop van zijn carrière onprofessioneel en onredelijk had gedragen (de Mail gaf toe dat dat niet waar was, betaalde een schadevergoeding en ging ermee akkoord het nieuwste boek van Edmonds als feuilleton te publiceren), over Glenys Roberts, een van de eigen journalisten van de krant, dat ze een vendetta zou voeren tegen een restaurant in de buurt van haar huis (de Mail gaf toe dat dat niet waar was en betaalde een schadevergoeding), over de acteur Hugh Grant dat hij zijn relatie met Jemima Khan kapot had gemaakt door met andere vrouwen te flirten (de Mail gaf toe dat dat niet waar was en doneerde de schadevergoeding aan Marie Curie Cancer Care), over Thea Rogers, de producente van BBC Newsnight, dat ze een collega stalkte (de Mail gaf toe dat dat niet waar was en betaalde ‘een forse schadevergoeding’).
Sommige van die verhalen van The Daily Mail zijn niet alleen onjuist, maar brachten de reputatie van de gedupeerden ernstige schade toe. In januari 2001, na de dood van de gevierde advocaat George Carman, plaatste de krant een felle aanval op zijn partner, Karen Phillips. In het artikel werd beweerd dat ze Carman op zijn sterfbed had bewerkt om zijn testament in haar voordeel te veranderen. Ze werd ‘de manipulerende maitresse’ genoemd en er werd gezegd dat Carmans gezondheid haar in het geheel niet interesseerde, maar dat ze enkel uit was op financieel gewin. Ze diende een klacht in en kreeg een brief terug waarin haar karakter tot de grond toe werd afgebrand. Ze vocht door en uiteindelijk moest de Mail erkennen dat het verhaal niet waar was en werd er een schadevergoeding betaald. Sally Becker maakte ook iets dergelijks mee. Ze was zo beroemd geworden met haar werk in Bosnië, waar ze zieke oorlogsslachtoffertjes redde, dat ze de bijnaam ‘de engel van Mostar’ had gekregen. Tot de Mail zich met haar begon te bemoeien en haar lezers voorhield: ‘Ze was geen engel.’ Volgens de krant werd ze door vrijwilligers die voor haar werkten voor de rechter gedaagd, omdat ze tegen het advies van de lokale politie in een route had genomen waarbij ze hun leven in gevaar had gebracht. Toen ze een klacht indiende, werd ze het doelwit van nog meer verhalen in de krant waarin ze persoonlijk werd aangevallen. Ze hield voet bij stuk en na meer dan drie jaar klagen, erkende de Mail dat de verhalen niet waar waren en betaalde een schadevergoeding.
Uit al die zaken bij elkaar – zowel die van de PCC als die voor de rechtbank – komt een patroon naar voren: feiten worden van tafel geveegd of verdraaid, het artikel wordt geplaatst, het slachtoffer beklaagt zich en wordt geconfronteerd met de rijkdom en gewiekstheid van de Mail die pas opgeeft als het echt niet anders kan en dan een schadevergoeding betaalt en/of een rectificatie plaatst. Vervolgens herhaalt dit patroon zich. Het herhaalt zich omdat de straf in geen verhouding staat tot de beloning voor het gedrag dat hij bestraft.
De Mail behaalt ten minste een deel van haar commerciële en politieke successen juist vanwege het feit dat ze een loopje kan nemen met de waarheid en zich meestal geen zorgen hoeft te maken over de gevolgen: de PCC helpt haar wel uit de brand, het slachtoffer heeft geen geld om naar de rechter te stappen of het slachtoffer stapt wel naar de rechter, maar in dat geval kan de krant de kosten wel dragen. Het is alsof je een voetballer bezig ziet die nog als enige man tussen de tegenstander en het gapende doel staat en bewust een overtreding begaat om dat doel te beschermen, omdat hij incalculeert dat de straf van de scheidsrechter tegen de beloning zal opwegen. The Daily Mail, briljant en corrupt als ze is, is de journalistieke overtredingenmaker van het huidige Fleet Street.
∗
Veel mensen hebben een verkeerd beeld van de Mail. Ze zien de krant als een rechts vod dat voortgedreven wordt door haar verslaving aan de Conservatieve Partij en de door haar gevoelde noodzaak de rijken en machtigen te verdedigen. Maar dat zijn niet de drijfveren van het blad.
Toen Paul Dacre door het Public Administration Committee van het Lagerhuis werd ondervraagd over zijn werk, zei hij: ‘Het is mijn taak om de krant uit te geven, om een band met mijn lezers op te bouwen, om de mening van mijn lezers weer te geven en hun belangen te verdedigen.’ Dat is een uitgesproken idee over de taak van een hoofdredacteur, en niet per se een die door andere hoofdredacteuren zal worden gedeeld, maar het geeft haarfijn de morele motor weer waardoor The Daily Mail wordt aangedreven.
Meer dan welke andere krant ook identificeert de Mail zich met de wereld van haar lezers. Meer dan welke andere ook belichaamt ze de vijf regels voor het verhogen van de opbrengst, zoals beschreven in hoofdstuk 4. Het enige wat telt bij een verhaal zijn de verkoopcijfers. Ik ben nog nooit een journalist van de Mail tegengekomen die zich niet verbaasde over Paul Dacres vermogen om instinctief, onmiddellijk en feilloos te weten wat zijn lezers over de wereld willen horen – de feiten, de waarden, de morele ontreddering.
De treffende opmerking van Piers Morgan in zijn commentaar tegen zijn baas, dat ‘de lezer nooit ongelijk heeft, soms wellicht afstotelijk is, maar nooit ongelijk heeft’, klinkt iets minder bot door in een memo van Paul Dacre aan de eigenaar van zijn krant in oktober 1997. In de memo, die werd gelekt naar Private Eye, verdedigde Dacre een van zijn columnisten, Andrew Alexander, tegen de klacht van Lord Rofhermere dat hij een politieke dinosaurus zou zijn. Dacre schreef: ‘Ik vermoed dat Andrew Alexander inderdaad een dinosaurus is, maar ik ben er vrij zeker van dat dat voor veel van onze lezers ook geldt.’ En dus mocht Alexander blijven.
De Mail is puur een handelsartikel, ontworpen voor een duidelijke doelgroep: de gewone man uit de lagere middenklasse. Voor hem wordt de krant gemaakt. En als de Mail ter verdediging van zijn belangen moet aanvallen, dan valt ze aan. Zwarten, armen, liberalen en linksen in het algemeen, klaplopers, drugsverslaafden, homo’s: allemaal zitten ze in de hoek waar de klappen vallen. En als het nodig is om ook de rijken en machtigen aan te vallen, of welke politieke partij dan ook, inclusief de Conservatieven, dan moet dat maar. Ze verkoopt haar lezers hun gewenste wereldbeeld. Dat gedrag mag de krant dan misschien niet populair maken bij een heleboel mensen die dat beeld niet delen, maar hoeft op zichzelf geen reden te zijn voor klachten over haar journalistieke werkwijze. Kranten mogen immers zelf beoordelen wat ze belangrijk vinden.
Het probleem met de Mail is dat ze bij het nietsontziende volgen van haar commerciële agenda een buitengewone bereidheid heeft ontwikkeld om het niet zo nauw te nemen met de journalistieke integriteit, om de feiten op te peppen met de leugens en verdraaiingen die de lezers graag zien. En als er daardoor wat rectificaties moeten worden geplaatst en zo nu en dan een schadevergoeding moet worden betaald, dan moet dat maar. Laten we bijvoorbeeld eens kijken naar de manier waarop de krant met ras en immigratie omgaat.
∗
Ik sprak een ervaren verslaggever die enige jaren voor The Daily Mail had gewerkt. Hij zei: ‘Ze belden me een keer ‘s-ochtends vroeg dat ik eropuit moest om een moord te verslaan die 450 kilometer verderop was gepleegd. De slachtoffers waren een vrouw en haar twee kinderen. Ik was net anderhalf uur onderweg toen ik door de redactie op mijn mobiel werd gebeld dat ik weer terug moest komen. ‘Hoezo dat?’ vroeg ik. ‘Ze zijn zwart,’ was het antwoord.’ Ook sprak ik een journaliste die vele jaren voor de Mail gewerkt had. Zij vertelde: ‘Ik werkte aan een stuk over een Amerikaans stel dat op een boerderij in Schotland werkte, in Sutherland, geloof ik. Ze waren blank, maar de vrouw had kinderen uit een eerder huwelijk en die waren van gemengd bloed, dus werd het verhaal door de redactie geweigerd. Pas als zoiets een keer of twee gebeurd is, begin je door te krijgen wat er aan de hand is. Een andere keer moest ik een stuk schrijven over een dierenarts in Oost-Londen die een praktijk had voor dieren van daklozen. Ik ben twee dagen lang naar haar op zoek geweest, omdat ze geen vaste praktijkruimte had. Toen ik haar uiteindelijk had gevonden, kwam ze naar buiten met een Old English Sheepdog in haar armen. Het zou een fantastisch verhaal zijn geweest, maar ze was zwart, dus zei ik: ‘Sorry, toch geen artikel’.’
Dat hoorde ik van iedereen. Misschien was het een kwestie van pech, maar ik ben nog nooit een journalist van The Daily Mail met een ander verhaal tegengekomen. Iedereen vertelde dat de krant geen verhalen over gekleurde mensen wilde. Een regioredacteur vertelde me dat als hij vanuit Manchester naar de redactie belde met een verhaal, ‘ze daar steevast vroegen: ‘Zijn het ons soort mensen?’, dat wil zeggen ‘Zijn het blanken uit de middenklasse?’ En vaker nog was het: ‘Hebben ze een kleurtje?’ En als ze dat hadden, hoefden ze het verhaal niet.’
Ik vertelde dit aan een andere verslaggever, die al tientallen jaren bij de Mail werkt en hij noemde meteen de naam van de chef van de nieuwsredactie die het eufemisme ‘een kleurtje hebben’ het vaakst in de mond nam. En dat is niet iets van vroeger. Tijdens het schrijven van dit boek belde ik met een plaatselijk nieuwsagentschap dat net voor mij de redactie van The Daily Mail aan de lijn had gehad, om naar een moord in hun regio te informeren. De Mail wilde weten of het slachtoffer blank of zwart was, zodat ze kon beslissen of ze het verhaal wilde hebben.
De redenen hiervoor zijn niet eenduidig. Er zit een element van puur racisme in. De journaliste die over de dierenarts voor daklozen had willen schrijven, vertelde me dat ze een zeer ervaren, vrij bekende journalist van de Mail had horen bellen met Brits West-Indië (ik zal zijn naam niet noemen, want hij is intussen overleden). Ze zei dat hij problemen had met het boeken van een hotelkamer en de receptionist als een slaaf bejegende en hem door de telefoon toeriep: ‘Wie is je baas?’ Een andere verslaggever van de krant, een jongeman die er een jaar werkte, vertelde me dat hij versteld had gestaan van het openlijke racisme op de redactie. ‘Je hoorde mensen regelmatig over ‘nikkers’ en ‘zwartjes’ praten, heel schokkend. Het zijn de ouderen die het doen, niet Dacre. ‘O, het zijn die zwartjes weer.’ Het is absoluut een racistische omgeving.’
Maar er speelt ook nog een ander belangrijk element mee: de dringende behoefte van de Mail om haar lezers de wereld voor te spiegelen zoals ze die zouden willen zien. Zoals een ervaren journalist van de Mail het verwoordde: ‘Ze willen geen multiculturele maatschappij, ze willen terug naar de jaren vijftig.’ Dat blijkt ook uit de woorden van Paul Dacre toen hij werd ondervraagd door het Public Administration Committee. Hij vertelde de commissie dat zijn krant veel etnische minderheden onder haar lezers telt: ‘Dat zijn ons soort mensen, de ambitieuze leden van hun gemeenschap, en we hebben een goede relatie met hen. Volgens mij heeft de Mail altijd veel aandacht voor hun successen.’
Dat betekent dat gekleurde mensen wel in de krant kunnen komen, als ze maar binnen het Mail-vriendelijke plaatje passen. Een verslaggever die er jaren had gewerkt en die zelf familie in Jamaica had, zei: ‘Het is inderdaad een routinekwestie om verhalen waarin de hoofdpersonen zwart blijken naar de prullenbak te verwijzen, maar de Mail is best bereid mensen uit etnische minderheden in de armen te sluiten zolang het maar keurig nette types zijn, die zich aan de traditionele Britse leefwijze proberen aan te passen.’ Ze noemde het voorbeeld van de zwarte soldaat Johnson Beharry, die in maart 2005 het Victoria Kruis toegekend had gekregen en die de Mail maar wat graag als een held afschilderde.
Een bekender geval is dat van Stephen Lawrence, de zwarte schooljongen die in augustus 1993 werd vermoord, een moord die onbestraft bleef nadat de Londense politie de zaak had verprutst. The Daily Mail was in februari 1997 zo moedig de vijf namen van de verdachten van de moord op de voorpagina te noemen. Een van de direct betrokkenen vertelde dat de Mail aanvankelijk vijandig tegenover het verhaal had gestaan. De krant stuurde haar enige zwarte verslaggever, Hal Austin, op pad om Neville Lawrence, de vader van de vermoorde jongen, te interviewen en een artikel te schrijven tegen de groeperingen die actie voerden voor heropening van de zaak. ‘We hebben geen behoefte aan linkse figuren die snel even wat demonstranten optrommelen – dat was de boodschap.’ Tijdens dat interview besefte Neville Lawrence dat Austins redacteur dezelfde meneer Dacre was voor wie hij een aantal jaren geleden wat stucwerk had verricht in Islington. Tegen de tijd dat Austin zijn artikel wilde gaan schrijven had de uiterst respectabele Neville Lawrence contact opgenomen met Dacre, waarop de redactie opdracht had gegeven de boodschap te veranderen: ‘Schrijf iets sympathiserends.’
Het andere zwarte stereotype dat in de Mail komt, is dat van de crimineel. Om een ruwe inschatting te kunnen maken, bekeken we de foto’s die over een periode van negen maanden op de nieuws- en redactionele pagina’s waren verschenen en registreerden de afkomst van de afgebeelde mensen. We ontdekten twee dingen. Ten eerste toonden de foto’s voornamelijk blanke mensen: een dagelijks gemiddelde van dertig foto’s van blanke gezichten tegenover maar één zwart (dat wil zeggen Afro-Caraïbisch). Dat komt ongeveer overeen met de samenstelling van de totale bevolking. Maar vervolgens keken we wat voor zwarte mensen er waren afgebeeld op de foto’s, en wat opviel was dat naast de sportmensen, artiesten, asielzoekers en mensen op straat, er vooral veel afbeeldingen van zwarte misdadigers in de Mail stonden. Heel erg veel misdadigers: 64 procent van de foto’s van zwarte mensen in onze steekproef waren van overvallers, moordenaars en verkrachters, wat in geen verhouding staat tot de totale bevolking, maar wel precies past bij het wereldbeeld van de lezers van de Mail.
Zoals Stephen Lawrence een voorbeeld van een acceptabele zwarte jongeman werd, zo werd Winston Silcott de icoon voor de zwarte misdadiger. Dat begon toen hij ten onrechte beschuldigd werd van medeplichtigheid aan de moord op de politieman Keith Blakelock tijdens de Tottenham-rellen in oktober 1985, en kreeg een extra impuls toen hij in november 1991 door het Hof van Appèl werd vrijgesproken. Een van de direct betrokken Mail-journalisten vertelde me: ‘Winston Silcott…We probeerden de verdenking op hem te laden met een foto waarop hij gemeen uit zijn ogen keek. Silcott moest gedemoniseerd worden. Dat ontwikkelde zich tot een campagne om Silcott de schuld te geven van de dood van Keith Blakelock. Zelfs met het nieuwe forensische bewijsmateriaal waaruit zijn onschuld bleek, wilde de redactie niet van opgeven weten. Winston Silcott blijft een duivel.’
Dit is van direct belang omdat daarmee de leugen dat zwarte mensen slecht zijn in stand gehouden en versterkt wordt. En omdat die leugen vergezeld gaat van een patroon waarbij zwarte mensen niet opgevoerd worden in verhalen over het gewone leven, is het effect des te groter. Het doet er bovendien ook toe omdat het het politieke rassenvraagstuk direct beïnvloedt en aangezien de Mail een bijzonder grote politieke invloed geniet, heeft dat ook zijn weerslag op het overheidsbeleid. Dat wordt met name duidelijk uit de manier waarop de krant over immigratie schrijft.
Ik heb gebruik gemaakt van een mediadatabase om een kleine, willekeurige verzameling artikelen uit The Daily Mail te verzamelen waarin de woorden ‘asielzoeker’ of ‘migrant’ voorkwamen en in de gevallen waarin die gebaseerd waren op vrij toegankelijk bronnenmateriaal, heb ik dat materiaal erop nageslagen en het waarheidsgehalte gecontroleerd. Wat ik vond, was dat de krant net als bij de zusjes Taylor terugviel op leugens en verdraaiingen om haar boodschap over het voetlicht te brengen.
Zo plaatste de Mail in juli 2003 een artikel waarin de lezers werd voorgehouden: ‘Asielzoekers met aids vormen een risico voor de volksgezondheid, zo luidde vandaag de waarschuwing van parlementsleden. Een groeiend aantal asielzoekers en immigranten is besmet met aids of het hiv-virus, aldus een parlementair rapport.’ Ik heb het rapport opgezocht waarop dit verhaal was gebaseerd om te kijken wat daar precies in stond.
Het rapport van de parlementaire commissie over aids, waarin leden van alle partijen zitting hadden, bleek een uitgebreid betoog waarin precies het tegenovergestelde werd beweerd van wat er in de Mail stond. De parlementsleden waren tot de conclusie gekomen dat bij 90 procent van de nieuwe gevallen van heteroseksuelen die de ziekte hadden, die was opgelopen in Afrika bezuiden de Sahara, maar in het rapport werd omstandig uitgelegd dat dat probleem niet door asielzoekers werd veroorzaakt. Degenen die geïnfecteerd waren, kwamen meestal niet uit landen waaruit asielaanvragen afkomstig waren (Zuid-Afrika, Oeganda, Zambia) en degenen die een asielaanvraag indienden, kwamen meestal uit landen met zeer lage hiv-cijfers (Irak, Afghanistan). Zimbabwe was de enige uitzondering, met veel asielaanvragen en veel hiv. Afrikanen met aids in Groot-Brittannië waren net zo vaak studenten, toeristen en werknemers met een werkvergunning, aldus de parlementsleden.
In het rapport werd wel melding gemaakt van een bedreiging van de volksgezondheid, maar niet door asielzoekers, zoals de Mail beweerde. De dreiging zat hem volgens de parlementsleden in het beleid dat door de regering was ingevoerd om de rechtse kranten gunstig te stemmen. Het systeem waarbij asielzoekers werden verspreid over het land betekende dat ze, als ze aan aids leden, grote kans liepen naar plaatsen te worden gestuurd waar de gezondheidszorg niet toereikend was, en ook de bezuinigingen op de uitkeringen en ziektekostenverzekering voor asielzoekers waren niet bevorderlijk voor hun gezondheid. De bron van het probleem lag volgens hen bij de berichtgeving in de media, waardoor ‘een neerwaartse spiraal is gecreëerd waarbij beleidsmakers op het groeiende besef van het probleem bij de bevolking hebben gereageerd met steeds restrictievere maatregelen’. Dit weerhield de Mail er niet van om het parlementaire rapport te gebruiken om die spiraal nog eens te versterken.
Een maand later deed de Mail iets soortgelijks met een artikel over een rapport van The Economist over de gevolgen van een toestroom van buitenlandse werknemers voor Londen. Het rapport in The Economist bevatte vrijwel uitsluitend goed nieuws: door de toestroom was de economische groei in Londen de hoogste van het land, 67 procent van de buitenlandse werknemers kwamen uit hoge-inkomenslanden, veel van hen hadden een hogere opleiding dan het gros van de Londenaren, het waren harde werkers, en doordat ze de prijs van de huizen opdreven konden een heleboel inwoners van Londen hun huis verkopen en zo hun droom van een huis op het platteland verwezenlijken, waardoor ook de gebieden buiten Londen meeprofiteerden van de groei. In de handen van de Mail veranderde dat echter in slecht nieuws over de gebruikelijke vijand.
De Mail opende het artikel met twee zinnen die voor honderd procent op fantasie berustten: ‘Volgens een rapport is Londen de immigratiehoofdstad van de wereld geworden. Er vestigen zich tegenwoordig zelfs meer buitenlanders in Londen dan in New York of Los Angeles.’ In The Economist had niets van die strekking gestaan. Verder stond er nog een buitengewoon dodelijke passage in het artikel, die ook typisch Daily Mail was en die op niets uit The Economist was gebaseerd: ‘Behalve afgewezen asielzoekers hebben ook honderdduizenden illegale immigranten de afgelopen tien jaar hun intrek genomen in de hoofdstad.’ Vervolgens dikte de Mail die verdraaiing nog verder aan door wel te verwijzen naar een opmerking uit The Economist over kleine ‘dorpjes’ van Polen, Algerijnen, Marokkanen, Kosovaren en Albanezen, maar niet de specifieke verwijzing van The Economist over de werkelijke afkomst van veel van die werknemers te vermelden, maar te schrijven dat ‘de Europeanen en Amerikanen overal in het centrum van Londen zitten’.
De Mail veranderde niet alleen het onderwerp van het verhaal, maar ook de invalshoek, door bijna al het goede nieuws uit het rapport van The Economist weg te laten en alleen de paar zinnen eruit te pikken waarin nadelen van de toestroom werden genoemd: de druk op de openbare dienstverlening en de problemen voor nieuwkomers op de huizenmarkt voor wie een eigen woning nu niet meer haalbaar was. Het goede nieuws uit The Economist dat Londenaren het zich nu konden veroorloven om buiten te gaan wonen, werd omgedraaid doordat de Mail nu beweerde dat die buitenlanders ‘vanwege de hoge huizenprijzen vele Londenaren ertoe dwongen de stad te verlaten’. Het rapport in The Economist eindigde met een positieve conclusie: ‘De regering ziet in dat migratie de motor is van de Londense economie en Londen die van heel Groot-Brittannië.’ Het verhaal van de Mail eindigde met een uitspraak van de directeur van Migrationwatch UK, Sir Andrew Green, dat dit ernstige ontwikkelingen waren: ‘We verergeren de verstopping van het land en verzwakken de samenhang van onze maatschappij.’
Er is geen enkel excuus voor dit soort journalistiek. En bij gebrek aan effectieve regelgeving door de PCC is er ook niets wat de Mail ervan weerhoudt zich eraan over te geven.
De aandacht van de redactie van de Mail werd getrokken door een uitspraak van het hof, waarover als volgt zou kunnen worden bericht: ‘Een rechter van het Hooggerechtshof heeft gisteren stappen genomen ter bescherming van kinderen uit oorlogsgebieden die op de vlucht zijn voor verkrachting, moord en massaslachtingen. Met de uitspraak, die met vreugde werd onthaald door vluchtelingengroeperingen en advocaten, uitte rechter Burnton felle kritiek op gemeentes die weigeren vluchtelingenkinderen op te vangen die niet kunnen bewijzen dat ze jonger dan achttien zijn.’ De Mail maakte er dit van: ‘Het zwaar bekritiseerde immigratiesysteem kreeg gisteren opnieuw een zware slag te verwerken nu een rechter van het Hooggerechtshof het ambtenaren nog moeilijker maakt om jonge asielfraudeurs te betrappen.’
De Mail deed een onderzoek naar het gemak waarmee identiteitspapieren te verkrijgen zijn. Dat had de krant in verband kunnen brengen met allerlei mensen die van plan zijn de boel te bedriegen – beroepszwendelaars, uitkeringsfraudeurs, ontsnapte gevangenen, gezochte misdadigers, weggelopen vaders, gevluchte zedendelinquenten, niet-gerehabiliteerde gefailleerden, uit het priesterambt ontzette geestelijken, chauffeurs wier rijbewijs is afgepakt, en in opspraak gebrachte journalisten – maar ze richtte zich in het hele voorpagina-artikel en de binnenpagina alleen maar op ‘zogenaamde asielzoekers en godsdienstfanaten’.
De krant schreef over bejaardentehuizen die werden gesloten om er vervolgens asielzoekers in te huisvesten. De werkelijkheid was dat huisvesting voor ouderen aan hogere kwaliteitseisen moest voldoen en dat gemeentes weigerden mee te betalen aan de daarvoor benodigde verbouwingen. Asielzoekers konden echter nog wel legaal in de ondermaatse accommodatie worden gehuisvest. In de Mail werden dat twee verhalen met de volgende koppen: IN WAT VOOR LAND LEVEN WE ALS ZWAKKE OUDE DAMETJES HUN HUIS UIT WORDEN GEZET OM PLAATS TE MAKEN VOOR JONGE, FITTE ASIELZOEKERS? en WEDUWEN DE DEUR GEWEZEN OM PLAATS TE MAKEN VOOR ASIELZOEKERS.
Ook in de commentaren is sprake van verdraaiing. In een daarvan, uit november 1998, met de titel ‘Wolven die zich voordoen als offerlammeren’, ging een schrikbarend gebrek aan bewijs gepaard met taal die grenst aan aanzetting tot haat. En dat commentaar was vrijwel niet op feiten gestoeld. Om die licht ontvlambare combinatie duidelijk te maken, heb ik de feitelijke beweringen waarop de Mail zich baseerde tussen haakjes gezet.
∗
Van degenen die naar dit eiland komen om asiel te vragen plegen velen de meest gruwelijke misdrijven, zelfs als ze willen blijven. (Hoeveel precies valt niet te zeggen, omdat er geen officiële aantallen worden bijgehouden.) Uit een onderzoek van de Mail blijkt echter dat (er alleen al het afgelopen jaar meer dan veertig gevallen waren van asielzoekers die schuldig bevonden zijn door rechters in Londen) aan elk denkbaar misdrijf, van verkrachting tot heroïnehandel.
(Ongetwijfeld vormen zij niet meer dan een kleine, gevaarlijke minderheid) van de tienduizenden die elk jaar weer ons land weten binnen te glippen en ten onrechte aanspraak op asiel menen te kunnen maken. Maar geen enkel slag criminele migrant is erger dan de wolven die zich voordoen als offerlammeren. Terwijl ze voor slachtoffer spelen vergrijpen ze zich aan degenen die zich over hen ontfermen. Ze vergiftigen interculturele verstandhoudingen en bederven het voor de werkelijke slachtoffers van overzeese terreur.
Het is monsterlijk dat hun ooit huisvesting is aangeboden binnen onze grenzen. Het is een schandaal dat er nooit gecontroleerd is of ze in hun land van herkomst een strafblad hadden voor ze hier hun gang konden gaan. We hebben al meer dan genoeg criminaliteit van eigen bodem zonder gedienstig de deur open te zetten voor elke roofzuchtige buitenlander die het slachtoffer van vervolging beweert te zijn. Hoe lang zal de Britse immigratiedienst nog te boek blijven staan als de sukkel van de westerse wereld?
∗
Op een gegeven moment begon dit soort journalistiek de hoofdcommissarissen van politie, verenigd in de Association of Chief Police Officers, zoveel zorgen te baren dat ze een rapport publiceerden waarin ze waarschuwden dat de spanningen in het land opliepen en de weerstand tegen asielzoekers groeide door de ‘niet zaakkundige en vijandige berichtgeving in de media’. Ze waarschuwden: ‘Racistische uitlatingen over asielzoekers lijken gemeengoed te zijn geworden en ‘acceptabel’ op een manier die bij geen enkele andere minderheidsgroep zou worden getolereerd.’ Uiteindelijk zou dat tot het risico van ‘aanzienlijke openbare ordeverstoring’ leiden, waarschuwden de hoofdcommissarissen. De Mail schreef er een artikel over, waarin het risico van ‘aanzienlijke openbare ordeverstoring’ werd vermeld, maar elke verwijzing naar de rol van de media in het veroorzaken daarvan werd weggelaten. In plaats daarvan haalde ze een ondergeschikt thema uit het rapport naar voren, over ruzies binnen de asielzoekergemeenschap, en gaf als voorbeeld een zaak in Kent waar twee Kosovaren ervan beschuldigd waren een man te hebben vermoord ‘die vermoedelijk een asielzoeker was’, waarop de krant zelf voorstelde dat er een avondklok zou worden ingesteld voor asielzoekers om te voorkomen dat ze aanleiding zouden geven tot plaatselijke ordeverstoringen.
Dit patroon van verdraaiing houdt verder in dat verhalen die niet in het plaatje passen niet worden geplaatst. In september 2006 werd de asielaanvraag van de Angolese vluchteling Manuel Bravo afgewezen, ondanks het feit dat zijn ouders vermoord waren en zijn zussen verkracht en vermoord. Zijn dertienjarige zoon Antonio en hij werden in afwachting van hun uitzetting in een detentiecentrum geplaatst. Daar heeft Manuel Bravo zich, terwijl zijn zoon in dezelfde cel lag te slapen, opgehangen. Hij wist dat als zijn zoon wees was, hij niet teruggestuurd zou worden naar het gewelddadige Angola. Hij liet een briefje achter: ‘Antonio, het spijt me verschrikkelijk. Ik [wil] niet dat je naar Angola moet waar je zou lijden.’ Dat kwam vanuit de toevoerlijn van de rechtbank in de nieuwsfabriek terecht. Sommige andere kranten plaatsten het bericht wel. The Daily Mail niet.
Hetzelfde gebeurde toen de president van de Bank of England opperde dat de immigranten uit Oost-Europa eraan bijdroegen dat de inflatie laag bleef, toen na gerechtelijk onderzoek bleek dat de veertigjarige Elmas Ozmico in gevangenschap was gestorven nadat hij negentien uur lang bij de ambtenaren van de immigratiedienst om medische hulp had gesmeekt, toen het Institute for Public Policy Research meldde dat migranten meer belasting betaalden en de overheid minder kostten dan hun collega’s van Britse afkomst, toen de Hoge Commissaris voor de vluchtelingen van de VN klaagde dat asielzoekers ‘in gezichtsloze griezels zijn veranderd door de gewetenloze volkspers’, toen de Raad voor de Vluchtelingen berichtte dat de National Health Service behoeftige asielzoekers medische behandeling weigerde, zelfs als ze kanker hadden of op het punt stonden te bevallen, toen Ernst & Young rapporteerde dat immigratie een positief effect had op de Britse economie, en toen Amnesty International en Refugee Action rapporteerden dat asielzoekers zo arm waren door het overheidsbeleid dat sommigen in telefooncellen en openbare toiletten sliepen. Andere kranten plaatsten dat nieuws wel, The Daily Mail niet. Daar zouden de lezers geen behoefte aan hebben.
Er is nog iets waar alle journalisten van de Mail het over hebben, en dat is Paul Dacres agressie.
Een vrouwelijke redacteur van een van de katernen van de krant vertelde me: ‘Ze noemen hem de Vaginamonoloog omdat hij zo vaak ‘kut’ zegt. Dan loopt hij om tien voor acht ‘s-avonds, als de krant bijna naar de drukker moet, door het redactielokaal te schreeuwen: ‘Wat is dit voor kutzooi? Wat een hersenloze kutbende hier’, terwijl hij intussen pagina’s verscheurt. Iedereen maakt zich altijd zo klein mogelijk als hij zo bezig is en probeert hem niet voor de voeten te lopen. Ik moest altijd aan het einde van de dag onze pagina naar hem toe brengen, wat doodeng was. Hij zit in een gigantisch kantoor, met een hoogpolig tapijt waar je in wegzakt. Hij heeft een bureau als een slagschip, alle banken zijn laag en ontworpen om indruk te maken. Hij scheurde je pagina voor je neus gewoon aan stukken. Hij draaide je artikel om het minste of geringste de nek om. ‘Waardeloos!’’
Een redactrice van een ander katern vertelde: ‘Soms speelde hij de charmeur bij vrouwen. Bij mijn sollicitatiegesprek liet hij champagne aanrukken en flirtte hij een beetje. Maar hij is ook een ongelofelijke tiran. Het is doodeng om met je werk naar hem toe te moeten. Terwijl hij je laat wachten, mompelt hij tijdens het lezen voortdurend ‘Onzin, onzin.’ Het is alsof je bij de bovenmeester op het matje wordt geroepen.’
Dacres agressie is de brandstof van The Daily Mail. Een van de gevolgen daarvan is dat de journalisten van de Mail er niet aan twijfelen dat ze de concurrentie dienen te verslaan. Of zoals een voormalig nieuwsverslaggever het zei: ‘De man van de Mail moet altijd als eerste op de stoep staan en als laatste vertrekken. Je praat met iedereen, schrijft alles op en stuurt alles naar kantoor. Je bent voortdurend dingen aan het opsturen.’ Dacre maakt lange dagen, dus iedereen maakt lange dagen. Hij werkt met kerst, dus de anderen ook – berucht is de keer dat een van de verslaggevers de brutaliteit had om met kerst buiten de deur te gaan lunchen en Dacre hem bij terugkomst de huid volschold.
Een ervaren verslaggever die jaren voor Dacre heeft gewerkt, vertelde me: ‘De Mail is uiterst nauwgezet, dat houdt nooit op. Om negen uur ‘s-morgens heeft de nieuwsredactie elk woord in elk ochtendblad gelezen en elk onderwerp dat wellicht gevolgd moet worden uitgeknipt. Falen wordt streng bestraft. Als je op reportage wordt gestuurd, moet je presteren, altijd weer.’
Die druk is er ook de oorzaak van dat de journalisten van de Mail hun toevlucht nemen tot ‘zwarte kunst’ (zie hoofdstuk 7) en andere wanhoopsmaatregelen. Een voormalig werknemer vertelde me over een incident met een gestreste showbizzreporter die zo bang was een verhaal te zullen missen dat ze het autoraampje van een beroemdheid insloeg om aan de informatie te komen die ze nodig had. Ik ben verschillende gevallen tegengekomen waarbij verslaggevers van de Mail de concurrentie wisten te verslaan met een verhaal met een belangrijke quote die er alle schijn van had verzonnen te zijn. De voormalige correspondent in New York van de krant, Daniel Jeffreys, is uiteindelijk ontslagen nadat hij verschillende ooggetuigenverslagen had opgestuurd van gebeurtenissen waar hij helemaal niet bij was geweest.
Deze gretigheid om de concurrentie te verslaan wordt mogelijk gemaakt door het enorme budget dat de krant ter beschikking staat. Als zich een groot verhaal aandient, gooit de Mail er flink wat geld tegenaan en weet de concurrentie dan vaak met een nieuwe invalshoek te verslaan.
Een mooi voorbeeld daarvan is het beroemde interview dat prinses Diana in november 1995 aan het BBC-programma Panorama gaf, waarin ze bekende dat ze een verhouding had gehad met James Hewitt. Meteen reisden hordes verslaggevers af naar het huis van Hewitt in Devon. De Mail stuurde er drie in een auto met chauffeur. Een van hen slaagde erin onafhankelijk van de rest van de meute een zij ingang te vinden. Daar schoof hij een envelop onder de deur door waarin Hewitt een gegarandeerde uitbetaling van 250 000 pond werd geboden die mogelijk verhoogd zou worden tot een miljoen, afhankelijk van wat hij te vertellen had. Nu het team van de Mail succes rook, nam het zijn intrek in een hotel in de buurt, zodat Hewitt de verslaggevers daar zou kunnen ontmoeten, en uit vrees dat de concurrentie hem zou zien en weg zou kapen boekten ze meteen maar alle kamers van het hotel zodat er verder niemand kon logeren. Hewitt hapte alleen niet.
Die agressie zorgt ook voor een soort morele lafheid in het hele bedrijf. De cultuur van terreur spreidt zich over alle niveaus uit. Werknemers van de Mail zijn het erover eens dat Dacre zijn ergste uitbarstingen voor zijn directe ondergeschikten reserveert. Eén vertelde er: ‘Een van de redacteuren, een man uit het middenkader, kwam hem over een nieuw project vertellen en voor de ogen van de hele redactie begon Dacre tegen hem te razen en te tieren. Op een gegeven moment zei hij zelfs: ‘Je bent een ongelofelijke zakkenwasser’.’ Een ander vertelde over een jonge man die een hoge functie had gekregen op de nieuwsredactie. ‘Hij kon het niet aan. Alles ging mis. Dacre kreeg dat in de gaten en noemde hem ten overstaan van de hele redactie een kluns. Dat deed hij op de vergaderingen en elke avond als de krant naar de drukker ging. Die jongen ging eraan onderdoor. Hij was regelmatig in tranen. Op een kerstborrel zei zijn vrouw dat hij dankzij Dacre overspannen was geraakt. Uiteindelijk hebben ze hem maar weggepromoveerd.’ Een andere verslaggever vertelde over een redacteur die soortgelijk verbaal geweld te verduren kreeg. ‘Hij leed er verschrikkelijk onder. Hij had niet het lef ertegenin te gaan. ‘s-Avonds zei hij wel eens tegen me: ‘Alweer een dag minder te gaan’.’
Waar sommige bazen instortten, namen anderen het tirannieke gedrag tegenover hun ondergeschikten over. Een ervaren verslaggever vertelde over een incident waarbij een chef betrokken was die steevast de vaginamonologen van Dacre over zich heen kreeg. Die chef was bezig met de afwikkeling van een juridische klacht en had daarvoor nog wat ingevulde formulieren van een jonge verslaggeefster nodig. Ze werd echter op reportage gestuurd voor ze de kans kreeg om die voor hem in te vullen. ‘Toen ze uiteindelijk terugkwam, schold de chef haar de huid vol in het bijzijn van de hele redactie – ’teringkutwijf dat je bent’. Hij leek de buikspreekpop van Dacre wel.’
Verzet wordt niet op prijs gesteld. Een journalist die het goed gedaan had bij de Mail vertelde me dat hij het op een gegeven moment zat was en zijn ontslag indiende. Vervolgens werd hij op het matje geroepen bij Dacre. ‘Het was pas de tweede keer dat ik echt met hem praatte. Het was erg onaangenaam. Hij trok zijn schoenen uit, ging op de bank in zijn kantoor liggen en deed heel vaderlijk. ‘Je hebt het vreselijk druk gehad de laatste tijd. Neem een tijdje vrij en denk er eens goed over na, dan verander je wel van gedachten. Praat er eens goed over met je gezin.’ Hij zei dat ik de nieuwe Geoffrey Levy kon worden, wat ik een angstaanjagend vooruitzicht vond. De volgende dag belde ik de nieuwsredactie en zei: ‘Ik ga weg.’ Ze vertelden het meteen aan Dacre door en vertelden me na dat gesprek: ‘Paul zegt dat je een klootzak bent.’ Toen een vriendin van me een baan kreeg bij de Mail en mijn naam een keer viel, kreeg ze te horen dat ik was weggegaan omdat ik overspannen was geraakt! Een tijdje later schreef ik een artikel in een andere krant, waarin ik verwees naar iets wat ik voor de Mail had gedaan. Die dag werd ik door de nieuwsredactie gebeld en kreeg ik in niet mis te verstane bewoordingen te horen dat ik mijn mond moest houden. Dat was behoorlijk bedreigend.’
Een jonge student die verslaggever wilde worden, maakte nog bruusker kennis met de tucht van de Mail. Adam Macqueen schreef zich in bij een uitzendbureau en werd naar de promotieafdeling van de krant gestuurd. Hij was blij met de klus en hoopte dat hij er iets van het journalistieke vak zou opsteken. Het uitzendbureau stuurde echter zijn cv naar de krant, waarin stond dat hij enige tijd voor Private Eye had gewerkt. Diezelfde dag nog kon hij vertrekken en kreeg hij te horen dat hij niet meer terug hoefde te komen en dat hij geen kans maakte ooit bij een van de uitgaven van de Mail aan de slag te komen.
De verslaggevers en redactiemedewerkers die zich onderaan de tiranniepiramide bevinden, berusten uiteindelijk allemaal in een soort morele lafheid, uit angst voor straf en door maar het beste te maken van de verstrekte beloning. Keer op keer sprak ik met verslaggevers van de Mail die hun schouders ophaalden en een poging deden het uit te leggen: ‘Je moet er gewoon mee leren leven, je loon vangen en ongelukkig zijn. De Mail betaalt goed, je krijgt een auto, een ziektekostenverzekering en pensioen. Het is net een inrichting. We verkopen onze ziel.’ Een ander zei: ‘Ik ben een bereidwillige soldaat. Ik kan me de luxe niet permitteren om me een oordeel aan te meten over het gedachtegoed van de krant. Ik krijg goed betaald, ik mag grote stukken schrijven. Ik ben niet blij met het racisme, maar het enige wat ik eraan zou kunnen doen is mijn boeltje pakken.’ En weer een ander: ‘Tegenover de voortdurende angst staat wel een goed salaris.’
Degenen die blijven, leren al snel te overleven en te gedijen: het is een kwestie van zorgen dat je de verplichte verdraaiingen voor bent. Iemand die jaren bij de Mail werkte, zei: ‘Je wist instinctief wat er van je verwacht werd. Er was niemand die je even apart nam om te zeggen: ‘Je moet dat soort mensen ervanlangs geven en dat soort mensen niet.’ Als je het verkeerd deed, kwam je stuk er niet in of herschreven ze het en zo leerde je het vanzelf.’
Een journalist die vele jaren bij de krant had gewerkt, vertelde me: ‘Je raakt zo doordrongen van de doctrine dat je bij elk onderwerp meteen weet wat je geacht wordt te schrijven. Je vergeet gewoon dat je oogkleppen opgezet hebt gekregen. Het is lastig om er precies je vinger op te leggen. Waarschijnlijk verander je zelf ook door de ervaring.’ Een van de voormalige nieuwsredacteuren zei: ‘Bij zestig tot zeventig procent van de verhalen heb je het niet in de gaten, maar bij toetssteenkwesties wist je dat de kop al was geschreven voor het verhaal binnenkwam en dat het jouw taak was om de feiten passend te maken.’
En als de verslaggevers per ongeluk toch nog met de verkeerde invalshoek komen, wordt die aangepast voor het stuk naar de drukker gaat, ofwel doordat ze de kopij zelf herschrijven, ofwel doordat een kop er een andere draai aan geeft. ‘Dacres koppen zijn dodelijk,’ zei iemand die al jaren bij de Mail werkt. Soms is dat puur om commerciële redenen, gewoon om een onbelangrijk artikeltje op te blazen tot iets groots. Een vrij bloedeloos stuk over de biografie van Otto Frank, de vader van Anne Frank, kreeg een heel andere lading door de vragende kop HEEFT ANNE FRANKS VADER HAAR VERRADEN? In het stuk stond geen woord dat de suggestie ondersteunde dat Otto Frank iemand van zijn gezin zou hebben verraden. Er stond juist in dat het gezin door een antisemitische kleine crimineel was verraden. De Mail loste de kwestie de week daarna op door een korte klachtenbrief van de Anne Frank Stichting af te drukken op pagina 68.
Andere keren verandert de dodelijke kop de invalshoek ter versterking van de politieke boodschap van de Mail. In juli 2003 ontstond er commotie op de redactie toen Dacre besloot de politieke correspondenten van andere kranten te bestoken met de kritiek dat ze Tony Blair geen lastige vragen stelden bij zijn maandelijkse persconferenties. Volgens iemand die indertijd nauw betrokken was bij de nieuwsredactie van de Mail kreeg de eigen politiek correspondent van de krant, Paul Eastham, de opdracht om een artikel te schrijven waarin de andere politieke verslaggevers als ‘kruipers’ werden beschreven. Eastham weigerde.
Vervolgens wist de nieuwsredactie aan een van de transcripten van de persconferentie te komen, die door Downing Street worden verstrekt. Dat werd aan een jonge journalist gegeven met de opdracht een lijstje te maken van tien politiek verslaggevers die bij de persconferentie aanwezig waren geweest en hun een ‘kruipcijfer’ te geven aan de hand van hun vermeende neiging om de premier makkelijke vragen te stellen. Dat deed hij en vervolgens werd de lijst naar Eastham gestuurd, die hem terugstuurde met één enkel regeltje erboven getypt: ‘Dit moeten jullie niet plaatsen.’
Vervolgens belde de nieuwsredactie Eastham met de opdracht een inleiding bij die ‘kruiperslijst’ te schrijven en toen Eastham bleef protesteren, beloofden ze hem dat als hij het zou doen, ze duidelijk zouden aangeven dat hij niet de maker van de lijst was. Eastham schreef een inleiding. Dacre plaatste die onder de volgende intro: ‘Vermijdingsgedrag en de kruipers van medialand. De persconferentie van de premier van gisteren werd strak geregisseerd om eerlijke antwoorden uit de weg te gaan (en inderdaad, u raadt het al, de Mail werd totaal genegeerd). Door Paul Eastham.’ Easthams in het oog springende naam werd gevolgd door de inleiding die hij uiteindelijk dan toch had geschreven en door de top tien van kruipers, die op die manier ook door hem geschreven leek.
Toen de Mail de volgende dag verscheen, beklaagden de politieke correspondenten die in de lijst voorkwamen zich bitter en Eastham diende schriftelijk zijn ontslag in. Dacre raakte in paniek en stuurde zijn chauffeur naar Eastham met een persoonlijk geschreven brief, waarin hij hem smeekte te blijven en hem beloofde nooit meer zoiets te zullen doen. Eastham bleek bereid zijn verzoek tot ontslag weer in te trekken, maar werd nadien op een zijspoor gerangeerd en gepasseerd voor een promotie. Uiteindelijk is hij bij de krant vertrokken.
In de praktijk is het effect van dit alles dat de verslaggevers verworden tot doorvoerkanalen voor de Mail om haar agressie over haar gekozen doelwitten uit te storten. De manier waarop ze het zich ten doel heeft gesteld om de morele en politieke waarden van haar lezers uit de lagere middenklasse te vertegenwoordigen, gaat regelmatig heel wat verder dan louter rapporteren en neemt vaak de vorm aan van een kruistocht tegen iedereen die wat dan ook zegt of doet dat tegen die waarden indruist.
Lady Brittan, de vrouw van Leon Brittan, de voormalige Conservatieve minister van Binnenlandse Zaken, werd tot doelwit gebombardeerd toen ze in augustus 2002 als voorzitster van het Community Fund van de National Lottery een beurs aan de National Coalition of Anti-Deportation Campaigns verstrekte. De Mail, die onmiddellijk haar verontwaardigde anti-immigratietoon aansloeg, maakte haar uit voor ‘koningin van de lijpe lottosubsidies’ en ‘quangokoningin’, haar man voor ‘rijke stinkerd’, haar collega-bestuursleden van de lotto voor ‘schijnheilige politiek correcte sukkels’, ‘niet-democratisch gekozen quangocraten’ en ‘politiek correcte wereldverbeteraars’, hun beslissing voor ‘ongelofelijk aanstootgevend’, ‘een schande’, ‘bizar’, ‘misdadig’ en ‘schandalig’. In tien dagen tijd riepen ze hun lezers viermaal op ‘hun terechte woede te uiten’ in brieven aan Lady Brittan en elke keer drukten ze daarbij haar werkadres af. Vervolgens kreeg ze een enorme lading ‘scheldbrieven’, zoals ze het noemde, waarvan sommige ook dreigementen bevatten.
De notie van het stabiele gezin ligt de Mail na aan het hart. Dat betekent bijvoorbeeld dat vrouwen die kiezen voor een baan buitenshuis in plaats van het fulltime moederschap, het risico lopen doelwit te worden van Paul Dacres woede, hoewel er ook een prachtig verhaal is over hoe hij zichzelf daarmee ook wel eens vastpraat. In een artikel in The Sunday Telegraph over David English, de voormalige hoofdredacteur van de Mail, vertelde Vicki Woods over een ochtendvergadering uit de tijd dat zij nog chef-redacteur was van Femail, de vrouwenpagina’s, en Dacre nog chef-redacteur van de nieuwspagina’s. ‘Op een ochtend zei Paul Dacre op autoritaire toon dat de nieuwsredactie een geweldig verhaal had voor de Femail-pagina’s. Mijn stekels gingen meteen overeind staan.
‘Het schijnt,’ zei Paul, ‘dat vrouwen die een uur of twee te laat op hun werk komen het land miljarden kosten. Daar is diepgravend onderzoek naar gedaan en volgens mij moeten we daar ernstig voor waarschuwen.’ O, ja? Waarom komen ze dan te laat op hun werk? ‘Nou, ze schijnen te lang in bed te blijven, omdat ze ‘s-ochtends nog (kuch) seks hebben.’ Dat was makkelijk scoren. ‘En met wie hebben ze dan seks? Met elkaar?’ Waarop David riep: ‘Die zit, Dacre!’’
Maar nu hij zelf hoofdredacteur is, kan Dacre zijn gang gaan en richt de agressie van de Mail zich op iedereen die zich niet voegt naar zijn idee van het ideale gezin. Daardoor zijn maatschappelijk werkers vaak het doelwit. Zij roepen een dubbele portie agressie op omdat ze zich niet alleen met het gezinsleven bemoeien, maar ook de betuttelende verzorgingsstaat vertegenwoordigen. In het najaar van 2005 voerde de krant langdurig campagne tegen maatschappelijk werkers van het district Essex, die ervan werden beschuldigd de adoptie van twee jonge kinderen te hebben verordend, alleen maar omdat hun ouders ‘te traag’ waren.
In werkelijkheid lag de zaak natuurlijk veel gecompliceerder. Er werd beroep tegen de beslissing aangetekend, waarna rechter Pauffley van het Hooggerechtshof uit-en-ter-na uitlegde dat er ‘veelvuldige problemen’ in het gezin waren: het oudste kind had al ‘beduidende emotionele schade’ ondervonden, beide kinderen liepen het risico op verdere emotionele en fysieke schade en dat risico was zo groot dat, zelfs met uitgebreide ondersteuning, ‘de ouders niet in staat werden geacht de kinderen te behoeden voor aanmerkelijke schade, noch hun de zorg konden geven die ze nodig hadden.’ Verder waren ook de bezoekjes van de ouders aan de kinderen op hun opvangadres stopgezet nadat de moeder een van de maatschappelijk werkers te lijf was gegaan en de vader andere maatschappelijk werkers had gedreigd met een autobom en een huurmoordenaar. De gemeente had veelvuldige pogingen ondernomen om de kinderen bij hun ouders te laten wonen, maar daardoor werden de kinderen blootgesteld aan mogelijke schade, en het oudste kind had sinds ze uit huis was geplaatst duidelijk vooruitgang geboekt op alle ontwikkelingsterreinen. In de woorden van de Mail werd dat alles teruggebracht tot de simpele en lasterlijke bewering, zoals de kop boven het artikel luidde: U BENT NIET SLIM GENOEG OM KINDEREN TE HEBBEN EN DUS HALEN WIJ ZE BIJ U WEG.
De kinderen waren ‘door de staat gestolen’ en de maatschappelijk werkers waren ‘kinderontvoerders’ en ‘kinderdieven’.
Het Hooggerechtshof nam de ongebruikelijke maatregel om het oordeel van de rechter, mevrouw Pauffley, te publiceren in een poging de verdraaiing van de zaak door de media tegen te gaan, maar de agressie bleef van de berichtgeving in de Mail afdruipen: ‘buitensporige vernietiging van gezinsleven door de staat’, ‘onvergeeflijke wreedheid’, ‘experiment met maakbare samenleving’, ‘verraad van de gestolen kinderen’. In Essex kreeg het hoofd van het maatschappelijk werk brieven van lezers van de Mail: ‘Adolf Hitler zou trots op je zijn – de echte kindermishandelaars worden natuurlijk weer met rust gelaten – dat zou te veel op hard werken gaan lijken. […] Jullie moesten je schamen – jullie maken jullie beroep te schande.’ Een van de maatschappelijk werkers werd op straat lastiggevallen.
De raad probeerde op de gebruikelijke wijze een proces te beginnen wegens smaad, maar kwam erachter dat ze daartoe niet het recht had. Ze wendde zich tot de Press Complaints Commission met een brief van vijf kantjes, waarin ze de onjuistheden en weglatingen opsomde. De PCC verwierp de klacht met het argument dat hoewel de Mail veel van de feiten uit het oordeel van het Hooggerechtshof had weggelaten, dat niet verboden was, omdat de krant gewoon haar mening over de zaak gaf, een argument dat op het oog alle kranten het recht zou geven elk feit weg te laten dat welk verhaal dan ook in de weg stond. De raad ging in hoger beroep en bleef haar klachten herhalen. In een laatste brief aan de raad vatte de voorzitter van de PCC, Tim Toulmin, de aard van de taak van de PCC als volgt samen: ‘Ik besef dat de raad zich onrechtvaardig bejegend voelt door de kranten die verslag hebben uitgebracht over de zaak, maar het is niet aan de PCC om een oordeel te geven over onrechtvaardigheid.’
De agressie van de Mail ten aanzien van het onderwerp van het traditionele gezin richt zich ook op homoseksuele mannen en vrouwen. In 2001 leek de krant het Conservatieve parlementslid Michael Portillo te steunen bij zijn poging om partijleider te worden, tot hij bekende in het verleden homoseksuele relaties te hebben gehad en bij een vergadering van Tory-parlementsleden meedeelde dat hij erover dacht Section 28 aan te passen, de controversiële wet die destijds het vrijuit praten over homoseksuele relaties op scholen aan banden legde. De Mail bestookte hem met negatieve commentaren.
Als hoofdcommissaris van de politie van Brixton (Zuid-Londen) vormde Brian Paddick een dubbel doelwit: hij was homoseksueel en hij voerde een tolerant beleid ten opzichte van marihuana. In maart 2002 betaalde The Mail on Sunday 100 000 pond aan zijn ex-vriend voor een verhaal waarin werd beweerd dat Paddick hem wiet had laten roken in hun woning en dat Paddick meer dan honderd keer samen met hem een joint had gerookt. The Daily Mail nam het verhaal over als aanleiding om Paddick te kunnen aanvallen en noemde hem in het artikel ‘de kampcommandant’, ‘commandant Knots’ en ‘de icoon van onze morele decadentie’. Er verscheen een serie artikelen waarin zijn drugsbeleid werd aangevallen en waarin de krant regelmatig verwees naar zijn homoseksualiteit. Hij zou dankzij zijn geaardheid overal mee wegkomen. ‘Ik denk dat we blij mogen zijn dat hij geen zwarte homo is, want dan zou hij bij wijze van spreken kogelvrij zijn,’ schreef een van de columnisten van de Mail.
Paddick gaf toe dat zijn ex-vriend wel eens wiet had gerookt in hun woning, maar hij ontkende met klem dat hij dat goed had gevonden of dat hij dat zelf zou hebben gedaan. Na een onafhankelijk politieonderzoek besloot het OM niet tot vervolging over te gaan en kreeg hij geen berisping van de politie. Een rechtszaak wegens schending van vertrouwen eindigde er in december 2003 mee dat The Mail on Sunday toegaf dat de aantijging dat Paddick wiet had gerookt nergens op gebaseerd was; de krant betaalde meer dan 350 000 pond schadevergoeding en alle proceskosten. Ondanks de vele malen dat ze die aantijging had herhaald, bracht The Daily Mail haar lezers er niet van op de hoogte dat die onjuist was gebleken.
Eveneens in lijn met de Mail-campagne tegen marihuana was de manier waarop in februari 2002 de dood van James Hynard werd gemeld onder de kop GRUWELIJK DRUGSONGELUK – TIENER VOELT ZICH ONOVERWINNELIJK DOOR WIET EN STEEKT ZICHZELF DOOD IN BIJZIJN VAN VADER. Twee andere artikelen in de zeven dagen daarop verwezen terug naar die zaak. De familie Hynard moest drie maanden lang klachten blijven indienen, onder meer door de Mail het lijkschouwingrapport te sturen, voordat de krant op 2 mei een korte rectificatie publiceerde op pagina 31, waarin werd toegegeven dat James Hynard niet high was geweest toen hij stierf, maar dat hij had geleden aan een acute psychotische stoornis. De lijkschouwer had bij het onderzoek, waarvan de Mail beweerde verslag uit te brengen, nadrukkelijk vermeld dat drugs geen enkele rol hadden gespeeld bij de dood van de tiener.
Iets soortgelijks speelde zich af toen de krant bij haar campagne in 2002 tegen ‘comazuipen’ een voor dat doel zeer bruikbaar verhaal verzon. Een jonge vrouw die voor een pr-bedrijf werkte en die Miss A werd genoemd, was door The Daily Mail benaderd om de krant te helpen met een verhaal over de balans tussen werk en vrije tijd. Miss A en twee van haar vriendinnen spraken met een verslaggever van de Mail af in een café in het centrum van Londen voor een interview en foto’s. In het artikel dat vervolgens verscheen, werden de vrouwen afgeschilderd als deelnemers aan ‘de epidemie onder jonge vrouwen die zich overgeven aan comazuipen’.
‘Ben jij een latente alcoholist?’ stond boven het artikel. En onder de foto stond het soortgelijke ‘Begeef jij je op het hellende vlak?’ Als gevolg van het artikel raakte Miss A haar baan kwijt, maar ze vond een advocatenkantoor dat bereid was de Mail voor haar voor de rechter te slepen op basis van no cure, no pay. Uiteindelijk moest de krant toegeven dat ze het verhaal uit de duim had gezogen en werd een schadevergoeding betaald.
Allerlei linksgeoriënteerden zijn het slachtoffer geweest van agressieve artikelen in de Mail die achteraf platte-aarde-verhalen bleken. In de Thatcher-jaren deed de Mail mee aan de gewoonte van rechtse kranten om ‘de politieke correctheid’ van de ‘lijpe linkse gemeentebesturen’ aan de kaak te stellen: Hackney, waar besloten werd dat het woord ‘mangaten’ seksistisch was en dat daarom werd vervangen door ‘toegangsruimtes’, Camden, waar de aanspreekvorm ‘sunshine’ racistisch werd bevonden, Haringey, waar gezegd werd dat het oude kinderrijmpje ‘Bè, bè, zwart schaap’ racistisch was en daarom in de ban werd gedaan. Al die verhalen berustten op fantasie. Wat de Mail er overigens niet van weerhield het zwarteschaapverhaal in maart 2006 nog eens dunnetjes over te doen, toen over een kleuterklas in Oxfordshire werd beweerd dat het rijmpje daar ook als racistisch was bestempeld en in de ban gedaan. Ook dat was een verzinsel. Wel was het rijmpje gebruikt om de kinderen de kleuren te leren, waarbij het schaap in verschillende coupletten ook geel en rood en blauw was.
De Mail beschuldigde Fiona Millar, de partner van Tony Blairs voormalige persvoorlichter Alastair Campbell, ervan gouden horloges te hebben uitgedeeld aan het personeel van de basisschool van hun kinderen. Dat was verzonnen. Toen de vroegere mijnwerkersleider Arthur Scargill in februari 2001 een interview aan de krant gaf, kwam er een dodelijke intro te staan boven het verder vrij waarheidsgetrouwe artikel: ‘De dinosaurus brult: Arthur Scargill, de man die het Britse vakbondswezen naar de filistijnen heeft geholpen, beleeft op zijn drieënzestigste zijn comeback. Nog steeds even tegendraads als vroeger onthult hij waarom zijn vrouw hem na 37 jaar huwelijk heeft verlaten.’ Daarmee werd het niet alleen een anti-Scargill-verhaal, maar werden de lezers ook misleid, want in het artikel zei Scargill helemaal niets over zijn huwelijksproblemen.
Toen antikapitalistische demonstranten in juli 2001 slaags raakten met de politie bij de G8-top in Genua, ging de Mail op zoek naar de linkse leiders van de oproerkraaiers. Ze kozen een freelancejournalist, Mark Covell, die zo erg door de politie in elkaar was geslagen dat hij met gebroken ribben en een klaplong in het ziekenhuis was opgenomen. Een journaliste van de Mail wist onder valse voorwendselen door te dringen tot zijn ziekenhuiskamer en collega’s van haar belden bij zijn moeder aan om negatieve uitspraken te verzamelen. Vervolgens produceerde de krant een voorpaginaverhaal waarin hij er ten onrechte van werd beschuldigd de rel te hebben georganiseerd. In werkelijkheid had hij er niets mee te maken gehad.
Covell kon het zich niet permitteren om de krant aan te klagen wegens smaad, maar vond een advocaat bereid de Mail aan te klagen wegens inbreuk op zijn privacy, waarvoor hij kosteloze rechtsbijstand kon krijgen. De krant verzette zich hevig, ontkende alle overtredingen en beweerde zelfs dat het bezoek aan hem in het ziekenhuis was bedoeld om de aandacht te vestigen op zijn mishandeling door de Italiaanse politie. Uiteindelijk, toen Covell duidelijk van plan bleek om naar de rechter te stappen, stuurde de Mail hem een officiële excuusbrief en betaalde de krant zijn advocaatkosten en een schadevergoeding.
∗
Met haar dienstbetoon aan de lezers heeft The Daily Mail een aanmerkelijke invloed gehad op vrijwel alle hedendaagse politieke kwesties: Europa, misdaad en de aanpak daarvan door de politie, de National Health Service, ‘comazuipen’, de bmr-prik, genetisch gemanipuleerd voedsel, asielzoekers- en immigratiepolitiek, drugs, belasting op benzine, homoseksualiteit, het vakbondswezen, mensenrechten. Voor zover ze daarbij alleen morele oordelen velde over wat volgens haar van belang is, is haar werk totaal legitiem. Voor zover ze haar bijzondere relatie met onjuistheden toestaat die kwesties te verdraaien, is het dat duidelijk niet. In dat geval is het gevolg van het maken van opzettelijke overtredingen niet alleen bedoeld om haar lezers te misleiden over de toestand in de wereld, maar ook om het hele politieke proces te verstoren.
Op dat vlak is platte-aarde-nieuws, gezien de politieke invloed van de media, het zorgwekkendst. De agressie die de Mail eigen is maakt dat ze een unieke plek inneemt in de nieuwsfabriek: deze krant zal veel eerder nog dan welke andere ook haar oog laten vallen op een verhaal en het vervolgens er zo in rammen dat andere kranten het overnemen en ook plaatsen. En haar neiging om een bepaalde kwestie met meedogenloze agressie aan te pakken, ongeacht het waarheidsgehalte ervan, zorgt ervoor dat ze meer dan welke andere krant of zender de regering zo bang kan maken dat die haar beleid wijzigt, ten goede of ten kwade.
Men zegt wel eens dat de regering naar The Daily Mail luistert omdat ze ‘de stem van doorsnee-Engeland’ vertegenwoordigt, maar dat is niet meer dan een makkelijk cliché. Het is de agressie die de Mail zo machtig maakt. Geen van de andere media ter wereld die ik ken, kan zo genadeloos boosaardig uithalen als The Daily Mail. En aangezien die krant deel uitmaakt van een branche die als enige poging tot regulering een organisatie in het leven heeft geroepen die meer dan 90 procent van de ingediende klachten verwerpt zonder zich er inhoudelijk in te hebben verdiept, staat het haar vrij met haar agressie reputaties te schaden en ideeën om zeep te helpen, rechtvaardig of niet, en waar of niet.
Op het eind van zijn boek What the Media Are Doing to Our Politics haalt John Lloyd een niet bij name genoemde Labourpoliticus aan (wiens woordkeuze opvallend veel lijkt op die van Tony Blair) die hem vertelde: ‘The Daily Mail is een uniek product. Het komt geheel en al uit het hoofd van Paul Dacre, waarin een ongelofelijke hoeveelheid vooroordelen en overtuigingen opgeslagen ligt waarop ik nu niet verder in zal gaan. Maar hij hoeft aan niemand verantwoording af te leggen. Hij heeft absolute en onvoorwaardelijke macht.’
Maar de Mail weet de nieuwsfabriek van binnenuit te beïnvloeden, wat andere machthebbende stemmen met zoveel gemak van buitenaf doen. In de hele ontwikkelde wereld zijn kranten en omroepen gezwicht voor de logica van de handelsgeest. Het effect is dat de kans een stuk groter is geworden dat de media zelf leugens en verdraaiingen produceren en de leugens en verdraaiingen doorgeven die door manipulatieve buitenstaanders worden voortgebracht, en dat de kans dat ze de waarheid vertellen een stuk kleiner is geworden.
Zoals Paul Dacre het zelf stelde toen hij moest getuigen voor de Public Administration Committee van het Lagerhuis over de rol van de journalistiek: ‘Wij zijn, al klinkt dat misschien wat pedant, de bewakers van de waarheid.’
En als je het natrekt, zul je erachter komen dat de waarheid is dat de aarde niet plat is.