De opwinding van Queenstown

10


Hoe vredig en stil Nieuw-Zeeland meestal is, Queenstown is het schreeuwerige bedevaartsoord voor avonturiers en ADHD-toeristen. De stad is de geboorteplaats van het commerciële bungeejumpen; de adrenalinehoofdstad Down Under. Maar hier heb je ook prachtige skigebieden, fjorden en veel wilde dieren. Voor ieder wat wils. Queenstown heeft een internationale luchthaven. Wie met de bus wil, kan dit twee keer per dag doen vanuit Christchurch (ca. acht uur) of een keer per dag vanuit Dunedin (vijf uur).

Centraal-Otago

De weg na de Haast Pass (SH6) voert naar beneden Centraal-Otago in door het gigantische Mount Aspiring National Park, een bijna geheel verlaten berggebied. Het park is vernoemd naar Mt Aspiring (3033 m), een geliefd foto-object. In dit park zijn vooral wandelingen te maken. Sommige van de rivieren zijn te bezoeken met een jetboat. Het park is het best te bezoeken vanuit Wanaka (Makarora-bezoekerscentrum) of Haast. Er zijn veel gletsjers en alpinemeren.

Na het verlaten van het park voert de route langs de prachtige meren Lake Wanaka en Lake Hawea, twee door het ijs uitgesleten dalen die later zijn gevuld met water. Mooier zie je het niet.

Wanaka

Het eerste plaatsje in Otago is Wanaka, gelegen aan de zuidkant van het Lake Wanaka. Dit is de rustige variant van Queenstown, waar het de laatste jaren drukker en drukker wordt. Dit dorp is de belangrijkste toegang naar het Mount Aspiring National Park. Via een deels onverharde weg (door rivierbeddingen heen) langs Glendhu Bay is het wandelpad te bereiken naar de Rob Roy-gletsjers. Het begin van de wandeling is 50 km van Wanaka. De wandeling zelf is ruim 11 km en dus goed te doen op een dag.

Queenstown en omgeving

In de buurt van het stadje is ook een beetje werelds vertier. Er is een museum met speelgoed en oude voertuigen. Dit is het Wanaka Transport & Toy Museum, met een collectie van 30.000 stuks – oneerbiedig uitgedrukt – prullaria. Er zijn ook heuse oude vliegtuigen te zien en auto’s, zoals een Buick Limousine uit 1924. Leuk voor de liefhebbers.

WANAKA TRANSPORT & TOY MUSEUM. State Highway 6, Wanaka, tel. 03 443 8765, www.wanakatransportandtoymuseum.com. Geopend: dag. 8.30–17 uur. Toegang: 8 NZ$, kind 4, familie 20.

Oorlogsvliegtuigen

Bij de luchthaven iets verderop is een museum gewijd aan gevechtsvliegtuigen die zijn gebruikt in de Tweede Wereldoorlog. Op het vliegveld van Wanaka wordt om het jaar met Pasen een luchtshow gehouden die ca. 100.000 bezoekers trekt. Om mensen die op een ander tijd-

stip komen ook een blik te gunnen op de vechtmachines zijn wat oude vliegtuigen bij elkaar gezet in een hangar.

Vanaf het vliegveld zijn ook parachutesprongen te boeken boven Lake Wanaka, een voorbeeld van de adrenalineverhogende activiteiten waar deze regio en dan met name Queenstown (p. 187) het patent op heeft. De hoogste sprong is van 4500 m. Deze attractie is ietsjes goedkoper dan in Queenstown.

NEW ZEALAND FIGHTER PILOTS MUSEUM. Luchthaven Wanaka aan de SH6, tel. 0800 927247, www.nzfpm.co.nz. Geopend: dag. 9–16 uur, later in de zomermaanden. Toegang: 10 NZ$, kind 5, familie 25.

SKYDIVE LAKE WANAKA. Tel. 0800 786877, www.skydivenz.com. Prijs: een sprong (4500 m) kost 395 NZ$.

Puzzling World

Iets spannender dan oude vliegtuigen of verzameld speelgoed is Puzzling World, vlak bij het binnenkomen van Wanaka. Leuk voor jong en oud, maar vooral met kinderen. Er is een doolhof (best lastig) en binnen zijn allerlei leuke dingen rond het thema gezichtsbedrog. Een klok tikt terug, een bal rolt omhoog en meer van dat soort dingen.

PUZZLING WORLD. Wanaka, tel. 03 4437489, www.puzzlingworld.com. Geopend: dag. 8.30–17.30 (zomer), 17 uur (winter). Toegang: 12,50 NZ$, kind 9.

Crown Saddle

Uit Wanaka lopen twee wegen naar Queenstown. De eerste is de recent geasfalteerde Cardrona Valley Road langs het dorpje Cardrona. Deze weg heeft geen nummer. Hij gaat door een fraaie vallei heel geleidelijk naar boven. Links en rechts liggen skigebieden. Het dorpje Cardrona ziet er oud en verlaten uit, maar het heeft een fraai café, annex hotel uit 1860. Het opende met de goldrush in 1860, sloot toen de goudkoorts weer voorbij was en ging na 50 jaar weer open en is bijzonder in trek. Slapen, eten en drinken. De top is de 1080 m hoge Crown Saddle; de hoogste geasfalteerde weg in Nieuw-Zeeland. Het uitzicht over de vallei, Queenstown en het enorme meer is zonder meer fraai. De afdaling gaat op zijn Europees. Er zijn zes haarspeldbochten nodig om de weg beneden in de vallei te krijgen. Dit is ook de snelste en kortste weg (77 km) naar Queenstown.

Cromwell

De oude route volgt de SH6 en bereikt Queenstown na 110 km via het historische Cromwell. Dit stadje (2500 inwoners) is in de jaren negentig voor een belangrijk deel herbouwd na de voltooiing van een stuwdam in de rivier de Clyde. Het oude centrum verdween goeddeels onder water; wat er nog van over is wordt gekoesterd als Old Cromwell Town Historic Precinct. Overslaan, in vijf minuten is het te zien en veel is het niet. In de regio wordt veel fruit verbouwd en het loont de moeite bij een fruitsupermarkt te stoppen. Er wordt vers fruit door het ijs gemengd, lekker.

In Cromwell kan de SH8 worden gevolgd naar Alexandra, en dan verder naar de zuidkust naar Milton aan de SH1. Wie deze route volgt, komt in het oudste geologische deel van Nieuw-Zeeland terecht. Dit deel van Centraal-Otago zit vol oude mijnstadjes en de herinneringen eraan. Alexandra, 33 km na Cromwell, is hier de grote stad met een inwoneraantal van iets meer dan 4000. Het plaatsje is vernoemd naar Alexandra van Denemarken, die later koningin van Engeland werd. Er was mijnbouw, nu is er vooral fruit in dit droge en warme deel van Nieuw-Zeeland. Vaak wordt hier in de zomer de hoogste temperatuur van het land gemeten.

Fietsen op het spoor

Alexandra is een onopvallend stadje, het meest valt nog een enorme klok op aan een bergwand buiten het stadje. Fietsliefhebbers kunnen hier een mooie tocht maken. Alexandra ligt aan de Otago Central Branch Railway, een spoorlijn die de nieuwe tijd niet heeft weten te overleven. De spoorlijn, voltooid in de vroege jaren van de 20ste eeuw, verbond Centraal-Otago met de havenstad Dunedin (p. 209). In 1990 werd de 150 km spoor tussen Clyde en Middlemarch voorgoed gesloten; de vrachtwagens, die de SH85 gebruiken, hadden gewonnen. De rails verdwenen en de oude spoorlijn werd nu eens niet het domein van fanaten die stoomlocomotieven koesteren, maar van wandelaars en fietsers. In 2000 ging het pad over het tracé open, een van de eerste projecten van zijn soort in het land.

Deze route valt te wandelen (misschien wat saai), maar prima te fietsen. In Alexandra zijn fietsen te huur; de verhuurder zet je met zijn bestelauto op elke willekeurige plek langs de route af. Reken op 100 NZ$ per persoon. Vooral het stukje tussen Oturehua en Lauder is fraai met heuse tunnels en mooie bruggen. Zaklamp mee. Steil is het er niet, want dat konden de treinen niet aan, en het wegdek is goed (gravel). Fanatici kunnen een paspoort kopen en dat bij elk voormalig station zelf afstempelen.

Een bijzonder aardig dorpje langs de route is Ranfurly, bijna 90 km van Alexandra aan de spoorlijn en SH85. Het is een art-decovariant van het Zuidereiland. Er zijn niet zo veel mooie gebouwen als in Napier (p. 95), maar toch is het de moeite waard door het stadje te wandelen langs de Centennial Milkbar en de andere 25 gebouwen in het dorp. In Oturehua is een winkel, nog in bedrijf, die niet is veranderd sinds de jaren dertig van de vorige eeuw. Dus enorme houten kasten, geen zelfbediening maar een alleraardigste mevrouw die helpt. Niet precies aan de spoorlijn, maar de moeite waard om even langs te fietsen, is Naseby, een historisch mijnstadje dat iets van zijn charme heeft behouden. Er komen ook nauwelijks bezoekers, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Arrowtown (p. 192). In Naseby (100 inwoners) zijn twee oude kroegen uit 1863 te bezoeken.

De fietsroute geeft de hele streek een enorme oppepper. De hotels krijgen weer wat klandizie; de route is een succes, al is het niet overdreven druk. Een pluim krijgt The Coffee Express. Twee vrouwelijke dorpsbewoners uit Lauder, gelegen aan de route, kochten een locomotief annex koffiekraam uit Japan en zetten die in 2007 langs de fietsroute neer. Koffie, gebak en gezelligheid langs het spoor. De uitbaatster maakt graag een praatje en is altijd open, zegt ze.

Bungeejumpen

Het klinkt zo simpel. Bind een stuk stevig elastiek aan je voet en spring van een hoge brug boven een rivier en geniet van een paar seconden vallen. Zo opgeschreven lijkt het niet bijzonder fascinerend, maar de realiteit is anders. Bungee- (of bungy) jumpen is een wereldwijde hit en de geboorte van het springen aan een rubberen band als toeristenattractie ligt in Queenstown, 21 km buiten het stadje. Om precies te zijn bij een 100 jaar oude hangbrug over een rivier.

De ‘sport’ komt uit Vanuatu, een eiland in de Stille Zuidzee, redelijk in de buurt van Nieuw-Zeeland. Het verhaal gaat dat een vrouw wilde ontsnappen aan haar agressieve man, in een boom klom, een stengel aan haar enkel bond en uit de boom sprong. Haar man was stomverbaasd en sprong haar achterna. Maar omdat hij niets aan zijn been bond, ging hij de dood tegemoet.

Sindsdien springen jongemannen van het eiland van houten platforms uit bomen met een liaan of een andere lange stengel van een klimplant aan de enkel. Hiermee willen ze bewijzen hoe dapper ze zijn. En ze dwingen ontzag af bij de vrouwen. David Attenborough maakte hier in de jaren vijftig een film over. Dat was voor slimme gasten de aanleiding om het concept uit te werken: ze gebruikten een rubberen elastiek in plaats van een liaan. De eerste sprong werd gemaakt in 1979 door durfals van een sportclub uit Engeland. Ze gebruikten de Bristol Clifton-hangbrug. Ze gingen op meer plekken springen, onder andere van de Golden Gate-brug in San Francisco. Dit werd gesponsord door een tv-programma en de beelden gingen de wereld over.

A.J. Hackett, een Nieuw-Zeelander, krijgt de eer dat hij van het springen een toeristische topattractie heeft gemaakt. Hij begon in Auckland en sprong vervolgens waar hij maar kon, onder andere ook van de Eiffeltoren in Parijs. Het was toen juni 1987. De wereld was er klaar voor, vonden Hackett en zijn vriend Henry van Asch, een Kiwi met Nederlandse wortels. In 1988 openden ze de eerste commerciele bungeejumpplek op de Kawaraubrug.

Het eerste jaar kwamen 28 mensen naar de brug, die er 75 NZ$ voor over hadden om te springen. En het kan nog steeds, alleen is het nu wat drukker. Het bungeejumpen gaf de aanzet tot het moderne Nieuw-Zeeland kreeg het imago van een land met niet alleen een overweldigende natuur, maar waar je ook spectaculair leuke dingen kunt doen.

De voormalige Nederlander Van Asch werd na een conflict met Hackett de eigenaar van de Nieuw-Zeelandse springlocaties. Hackett kreeg de internationale tak, maar de naam Hackett is nog steeds verbonden aan het springen.

Is het eng, dat springen? Dat verschilt van persoon tot persoon. Het

is in ieder geval heel hoog. En het is heel eenzaam, wachtend op het houten schavot, klaar voor de sprong. Het gewicht is bekend, de machine is afgesteld. Even met het hoofd onder water? Droog blijven? Net wat je wilt. De rubberband zit stevig om de enkels. Er is geen weg terug.

Drie, twee, één, roept de instructeur en daar ga je. De vrije val, een paar seconden helemaal los van alles. De armen zijn gespreid. Je vliegt. Het water komt snel op je af, maar daar remt de rubberen band af tot vlak boven het water. Je gaat weer omhoog, naar beneden. De benen trillen. De boot komt eraan en brengt je naar de kant. Was dat niet een geweldige ervaring?

Iedereen moet uiteraard voor zichzelf uitmaken of hij wil springen. Het kost een bom duiten, het duurt heel kort. De feiten zijn dat het betrekkelijk veilig is. Veel wetenschappelijk onderzoek is er niet naar gedaan, maar het weinige dat er is meldt dat bijna de helft van de springers (42 procent) klachten heeft na de sprong: hoofdpijn, duizeligheid en slecht zien. De meeste klachten waren na een week weer weg. Dus, concludeert de onderzoeker, het is relatief veilig, mits er een instructeur aanwezig is. En ja, er zijn doden bij het springen gevallen, meestal als gevolg van het onjuist bevestigen van de rubberen band aan het lichaam van de springer. Maar goed, doden vallen overal. De kans is uiteraard erg klein.

In Nieuw-Zeeland kan nu op dertien plekken worden gesprongen, waarvan alleen in Queenstown al op zes plaatsen. Verder kan dit in Auckland, Taupo, Rotorua, Taihape, Mount Hutt (Noordereiland) en Hanmer Springs op het Zuidereiland.

Bungeejumpen en woeste rivieren

Queenstown is een toeristenplaats die zijn weerga niet kent. Het stadje, met zo’n 9000 inwoners, is prachtig gelegen aan het schitterende meer Wakatipu en tussen de hoge, meestal met sneeuw bedekte toppen van de Zuidelijke Alpen. In 1999 bezocht de toenmalige Amerikaanse president Clinton het stadje. Hij was er lyrisch over. ‘Adembenemend, ik wil hier wel weken blijven,’ zou hij gezegd hebben.

Te midden van de pracht van water en bergen is een industrie ontstaan die toeristen tot de laatste zenuw wil prikkelen. Verzin iets raars, engs, stoms, gevaarlijks – het kan in Queenstown. En met succes. Jaarlijks komen er meer dan 1,3 miljoen toeristen naar de ‘Avon-turenhoofdstad’, ‘het juweel in de kroon van Nieuw-Zeeland’, ‘het Vegas aan het Meer’, of op zijn Hollands: ‘het Valkenburg Down Under’.

Het stadje is jong. Pas in 1860 kwam er interesse toen er zich een boer vestigde. Twee jaar later werd goud gevonden in de Shotoverrivier, een bijzonder rijke vindplaats van het edele metaal. In 1863 kreeg het stadje de naam Queenstown. De autoriteiten wilden dat de stad zó mooi en rustig werd, dat Queen Victoria er zou kunnen komen wonen.

Toen het goud op was, sliep de regio in. Het bleef een populaire plek voor inwoners van het Zuidereiland, maar lag te ver weg van alles om veel bezoek te kunnen trekken. Dat veranderde met de aanleg van het vliegveld begin jaren vijftig. Vanaf vroeg in de jaren zeventig gingen er goedkope chartervluchten naar de stad en begon de toerismeboom, die tot op de dag van vandaag voortduurt en van geen wijken wil weten. De verwende toerist heeft nu de keuze uit 400 attracties, het kan werkelijk niet op.

De attracties

Het moderne Queenstown zal, ondanks de schitterende omgeving, de toeristen die op zoek zijn naar rust en de schoonheid van het landschap teleurstellen. Alles lijkt te gaan om geld maken. Maar wie daar doorheen kijkt, kan toch een mooie tijd beleven in de stad aan het meer.

Hoe maak je een keuze uit het overweldigende aanbod van lol op het water, in de lucht of op de weg? Er is een groot informatiecentrum midden in de stad aan de Shotover Street. Daar is een keuze te maken uit de vele attracties. Laat je niet gek maken door de schreeuwende teksten van de exploitanten. Niks moet, alles mag en het is vakantie. Waarom springen met een elastiek aan je enkel omdat iemand anders dat zo leuk vindt? Waarom een nat pak halen in een woeste bergrivier, als je er ook naast kunt wandelen? En laat je niet misleiden door de tijd die een attractie duurt. Soms is de echte thrill maar 90 seconden en staat er drie uur geprogrammeerd. Dat is dan inclusief het ophalen van het hotel, de uitgebreide veiligheidsinstructie en het soms lange wachten.

Maar vooruit, de attracties op een rijtje. De prijzen gelden voor de afzonderlijke attracties. Wie veel geld wil uitgeven, kan informeren naar combinatietarieven die vaak iets voordeliger zijn dan de afzonderlijke attracties.

Zonder enig gevaar is een tocht met de Gondola naar Bob’s Peak, 450 m boven de stad. Deze attractie gaat de hele dag door vanaf 9 uur tot laat.

Boven is er van alles te doen, nadat van het (prachtige) uitzicht is genoten en een wandeling door het bos is gemaakt. Er kan op een betonnen baan met een sleetje worden gereden, er kan worden gebungeejumpt of geschommeld en er kan van de berg worden gesprongen in een tuigje met een zeil eraan.

SKYLINE. Brecon Street, Queenstown, tel. 03 4410101, www.skyline.co.nz. Geopend: dag. 9–laat. Toegang: retour 22 NZ$, kind 10, familie 47.

Een andere hit in Queenstown is het bedwingen van een woest stromende bergrivier met een opblaasbaar vlot, ofwel het wildwaterraften. Dit kan op de talrijke rivieren in de buurt en alle excursies lijken grofweg op elkaar. Een populaire rivier is de Shotover. In die excursie is ook een (spectaculaire) autorit inbegrepen over de Skippers Road naar de Skippers Canyon, het begin van de vaartocht.

De rit over deze weg is een belevenis op zichzelf. De weg is in 1860 gebouwd om de mijnwerkers toegang tot het gebied te verschaffen. Sinds de aanleg is er weinig aan de weg gedaan. Om deze te berijden is een goede vierwielaangedreven wagen nodig en sterke zenuwen, zeker als er een tegenligger nadert. Want de weg is smal en de afgrond diep.

Beneden bij de rivier wordt iedereen in een zwemvest gehesen, wordt een veiligheidsinstructie gegeven en kan de tocht beginnen. Meeroeien is min of meer verplicht. Gevaarlijk of spectaculair is het niet, al wil er wel eens een al te laconieke inzittende overboord slaan. Of slaat het vlot in zijn geheel om, maar dat zijn uitzonderingen. De rivier is toch redelijk tam en op de plaats waar het echt een beetje dreigend wordt, dirigeert de gids de boot naar de kant; de opvarenden moeten de boten dan langs de stroomversnelling dragen. Na afloop zijn er een warme douche en een sauna. Deze tocht kan ook worden gecombineerd met een helikoptervlucht.

QUEENSTOWN RAFTING. Shotover Street, Queenstown, tel. 0800 7238464, www.rafting.co.nz. Geopend: dag. 8.15 en 13.15 uur (30 sept.–1 jun.). In de winter alleen helifraften. Prijs: 169 NZ$, met helikopter 249 NZ$.

FAMILY ADVENTURES. Queenstown, tel. 03 4418327, www.familyadventures.co.nz. Vertrek dag. 8.30 en 14 uur. Prijs: 155 NZ$, kind 110.

Wie zich helemaal niet wil inspannen tijdens de vaartocht over het woeste water, kan kiezen voor de Shotover Jet. Er is een maatschappij die door de kloof mag racen met haar rode boten die rare capriolen uithalen in het woeste water. Dat zou goed zijn voor de gezondheid, claimt de exploitant. De tocht eindigt in het Lake Wakatipu.

Ook over het meer varen de snelheidsmonsters te water. Hier zijn de boten geel en ze varen een uur over het Lake Wakatipu.

SHOTOVER JET. Gorge Road, Arthurs Point, Queenstown, tel. 0800 746868, www.shotoverjet.co.nz. Geopend: dag. elk halfuur v.a. 9–15 uur. Prijs: 109 NZ$, kind 69.

KAWARAU JET. Rees Street, Queenstown, tel. 03 4090000, www.kjet.co.nz. Geopend: dag. elk uur v.a. 9 uur. Prijs: 95 NZ$, kind 55.

In de lucht valt het nodige te beleven in Queenstown. Het sympathiekste, stilste en milieuvriendelijkste vervoer is met een heteluchtballon. Zo’n tocht is op zichzelf al een sensatie en dat is in de prachtige omgeving van Queenstown met haar bergen, meren en diepe kloven nog meer het geval. De vaart duurt een uurtje, de reizigers worden opgehaald bij het logeeradres. Champagneontbijt na afloop.

SUNRISE BALLONS. Queenstown, tel. 0800 468247, www.ballooning-nz.com. Elke dag afvaart tussen 5.30 (zomer) en 8.30 uur (winter). Prijs: 375 NZ$, kind 245.

Ook deltavliegen (hanggliding) behoort tot de rustige luchtsporten. Iedereen die minder dan 95 kg weegt, kan met een piloot een zweefvlucht maken vanaf de Remarkables, het berggebied even buiten Queenstown.

SKYTREK TANDEM HANGGLIDING. Queenstown, tel. 0800 759873, www.skytrek.co.nz. Geopend: zomer 7.30, 9, 12, 15 en 18, winter 9.30, 12.30 en 15.30 uur. Prijs: 210 NZ$.

Je kunt hier (zonder ervaring) ook uit een vliegtuig springen, met een instructeur voor een tandemsprong. Het vliegtuig stijgt tot (afhankelijk van wat er wordt betaald) maximaal 4500 m. Dan gaat de deur open en begint de sprong. Ongeveer 60 seconden (30 seconden bij een sprong vanaf 2700 m) blijft de parachute dicht. De snelheid loopt op tot zo’n 200 km per uur. Dan trekt de springmeester aan het touwtje. De parachute ontvouwt zich om een veilige landing mogelijk te maken. Na een paar minuten is de sensatie voorbij.

NZONE THE ULTIMATE JUMP. 35 Shotover Street, Queenstown, tel. 0800 376796, www.nzone.biz. Geopend: dag. Kosten: 15.000 feet (4500 m) 399 NZ$, 12.000 feet (3600 m) 299 NZ$, 9000 feet (2700 m) 249 NZ$.

En dan is er het bungeejumpen, de attractie waarmee het is begonnen. Dit kan op zes plekken in Queenstown. De oudste plek is bij de Kawarau Bridge op de SH6, 21 km buiten de stad. De hoogte is hier 43 m. Zoals bij alle attracties moet het sneller, hoger en gewaagder. Sinds enige jaren kan er ook worden gesprongen boven de Nevis-rivier, waar een sprong van maar liefst 134 m kan worden gemaakt, de hoogste in de wereld. ‘Niet voor mensen met slappe knieën,’ meldt de website van exploitant Hackett. Het springplatform is ingenieus opgehangen aan staalkabels die over de vallei zijn gespannen. De tocht naar dat platform is al een belevenis op zichzelf. De val duurt maar 8,5 seconden. Ook bij het eindpunt van de Gondola kan worden gesprongen. En op deze plaats kan ook worden geschommeld. Hiervoor wordt de deelnemer in een harnas gehesen dat aan een koord heen-en-weer wordt geslingerd, een soort horizontale variant van het bungeejumpen. Deze variant kan ook worden gedaan boven de Shotover-rivier.

Wie dit allemaal nog niet genoeg is, kan ook vanuit een helikopter gaan bungeejumpen. Inderdaad, in Queenstown is de sky the limit.

AJ HACKETT BUNGY JUMP. Tel. 0800 286495, www.ajhackett.co.nz. Prijs: Kawarua Bridge 165 NZ$, Nevis 240 (inclusief transport). SHOTOVER CANYON SWING. tel. 0800 279464, www.canyonswing.co.nz. Toegang: 179 NZ$, extra sprong 39.

Behalve geld uitgeven en de hartslag omhoog helpen, zijn er in de omgeving van Queenstown ook normale toeristische dingen te doen. Er is, zoals in bijna elke plaats van enige omvang in Nieuw-Zeeland, een kiwihuis te bezoeken, er rijdt een historische stoomtrein, er is een casino. Een aardige excursie is met de stoomboot TSS Earnslaw uit 1911 het meer oversteken. Aan de overkant is het Walter Peak sheep station te bezoeken, een verademing na al die thrill in Queenstown. Behalve een boerderijbezoek, kan er worden paardgereden of een fietstocht worden gemaakt over zo goed als verlaten (onverharde) wegen.

In de buurt van Queenstown

Op ruim 20 km van Queenstown ligt Arrowtown, een plaatsje dat normaal niet zo populair zou zijn. Maar door de ligging bij de toeristische magneet van het Zuidereiland, trekt het dorpje veel bezoekers die de gekte van Queenstown even willen ontlopen. Het centrum van dit voormalige goudmijnstadje is nog redelijk intact. In de historische gebouwen zijn talrijke winkeltjes en restaurants te vinden. In het voormalige bankgebouw van de Bank of New Zealand is een bescheiden museum gevestigd, waar de geschiedenis van het goudstadje uit de doeken wordt gedaan. Hier zijn ook het informatiecentrum en het historische postkantoor van Arrowtown gevestigd.

LAKE DISTRICT MUSEUM. Buckingham Street 49, Arrowtown, tel. 03 4421824, www.museumqueenstown.com. Geopend: dag. 8.30–17 uur. Toegang: 5 NZ$, kind 0,5.

Een andere veelbezochte plaats voor toeristen die Queenstown even willen ontvluchten is Glenorchy. Dit plaatsje is te bereiken over een schitterende weg (45 km) langs het meer. Het stadje biedt niet veel meer dan een prachtig berglandschap en is het beginpunt voor talrijke wandeltochten. De verharde weg naar het dorpje van 200 inwoners loopt nu nog dood, maar de vraag is of dat zo blijft. Er bestaan al vele jaren plannen om Queenstown via een kortere weg te verbinden met Milford Sound. De tocht naar dit spectaculaire fjord aan de westkust van Nieuw-Zeeland is nu bijna 300 km, ongeveer vijf uur. Dat kan 100 km worden of ca. twee uur als er van Glenorchy een weg door onherbergzaam en woest berglandschap wordt aangelegd en een 10 km lange tunnel wordt gebouwd naar de Milford Sound-weg. Eind 2005 is een voorstel ingediend om aan de slag te gaan. Het idee is om met milieuvriendelijke bussen door de tunnel te gaan rijden. Het project is omstreden en niet alleen vanwege de hoge kosten. De bewoners van Glenorchy hebben geen zin in honderden bussen per dag die door het dorpje scheuren.

Naar Milford Sound

De meeste bezoekers aan Queenstown maken een uitstapje naar het Fiordland National Park. Dit is het grootste nationale park van Nieuw-Zeeland met een oppervlakte van 12.000 km2, bijna een derde van Nederland. Het grote gebied met vijftien fjorden (door gletsjers uitgesleten dalen die later zijn volgestroomd met zeewater) is wild en onherbergzaam en maar op een paar plaatsen over de weg te bereiken. Milford Sound is het meest bezochte fjord. Dit kan met een eendaagse tocht vanuit Queenstown, maar dat is gezien de grote afstand vroeg op en laat terug. Uiteraard kan het ook per vliegtuig, maar wie dat doet wint alleen wat tijd en verliest veel aan bijzondere attracties onderweg.

Historische stoomtrein

De route over de weg naar Fiordland National Park gaat door een aantrekkelijk landschap zonder al te veel hoogtepunten, of het zou de historische stoomtrein moeten zijn bij Kingston, bijna 50 km van Queenstown. Dat stadje aan het puntje van de zuidelijke arm van Lake Wakatipu was het beginpunt van de spoorlijn naar de kust. Reizigers namen de boot van Queenstown naar Kingston en reisden per trein verder. De spoorlijn werd in de jaren vijftig gesloten. Nu rijdt over 14 km een oude stoomtrein met zeven houten rijtuigen uit 1898 in een halfuurtje naar Fairlight. Altijd leuk om te doen. Tijdens de reis wordt muziek uit de jaren twintig gedraaid.

KINGSTON FLYER. Kingston, tel. 0800 435937, www.kingstonflyer.co.nz. Geopend: 1 okt.–30 apr., vertrek Kingston 10 en 13.30, vertrek Fairlight 11 en 14.30 uur. Prijs: retour 45 NZ$, kind 22,50, familie 112,50.

Te Anau

De belangrijkste plaats op weg naar Milford Sound is Te Anau, op 160 km van Queenstown. Deze plaats is de gateway to the fjords en is tegenstander van de kortere verbinding tussen Queenstown en Milford Sound. Het stadje vreest vele bezoekers mis te lopen, die nu verplicht langskomen.

Te Anau is prachtig gelegen aan het Lake Te Anau. Dit is het grootste meer op het Zuidereiland en na Lake Taupo op het Noordereiland het grootste van het land. Het diepste punt van het 64 km lange meer is 417 m.

Het stadje heeft een veel bedaardere uitstraling dan Queenstown. Veel sfeer heeft het dorpje met bijna 2000 inwoners niet. Het is een verzameling motels en hotels, zonder al te veel leven op straat.

Dit is ook het beginpunt van de bekendste meerdaagse wandelingen in het Fiordland National Park, zoals de Milford Track (vier dagen, 53 km) en de Kepler Track (drie-vier dagen, 60 km). Met name de eerste is waanzinnig populair en uiteraard ontzettend mooi. Reserveren is verplicht (regel dit ruim voor vertrek) en kan op het kantoor van het Department of Conservation in Te Anau (tel. 00643 249 8514, www.doc.govt.nz en zoeken naar Milford Track). Om de natuur te sparen mogen er dagelijks maar 40 wandelaars aan de tocht beginnen, dus reserveer zo vroeg mogelijk om een kans te maken op een kaartje. De wandeling kost voor volwassenen 120 NZ$, de prijs voor drie overnachtingen in een hut onderweg. Bereid je goed voor op deze wandelingen, want het kan er ontzettend regenen, zeker in de buurt van Milford Sound. Deze tocht is alleen in de zomer te maken. In de winter valt er te veel sneeuw en is er groot gevaar te duchten van lawines.

Een geliefd uitstapje in Te Anau is een bezoekje aan de grotten met glimwormen aan de andere kant van het meer. De excursie omvat een boottocht over het meer en een wandeling door de grotten. Zie p. 132 voor de levenswijze van de gloeiworm.

TE ANAU GLOWWORM CAVES. Lakefront Drive, tel. 0800 656501, www.realjourneys.co.nz. Afvaart: 1 nov.–15 apr. 14, 17.45, 19 en 20.15 uur. Winter: 14 en 17.00 uur. Prijs: 63 NZ$, kind 20.

Bij het bezoekerscentrum van het Fiordland National Park is een glimp op te vangen van een van Nieuw-Zeelands zeldzame vogels: de takahe. Deze vleugelloze vogel zou eind 1800 zijn uitgestorven. Ze werd niet meer gezien tot 1948, toen in het nationale park enige paren werden gevonden. Sindsdien wordt alles in het werk gesteld om de vogels te redden. Ze worden in kooien gehouden bij het nationale park, met als doel ze weer uit te zetten in het wild. Er zijn al enige paren naar eilanden voor de kust gebracht, waar het zeker is dat roofdieren, zoals opossums en andere exoten, zijn uitgeroeid. De takahe is een prachtige grote vogel met een blauwgroene vacht en is tussen zonsopgang en zonsondergang te zien in het Wildlife Centre van het bezoekerscentrum van het Fiordland National Park, iets ten zuiden van Te Anau.

Weg naar Milford Sound

De meeste toeristen die tot hier zijn gekomen, willen fjorden zien. Het gemakkelijkst toegankelijk is Milford Sound, te bereiken over de SH94, wel omschreven als de mooiste bergweg in de wereld. Dat zal wel, hoewel dit soort kwalificaties wel erg gemakkelijk worden gegeven in dit zonder meer schitterende deel van de wereld.

Maar goed, de weg is op zichzelf al een toeristische attractie. Eerst volgt de route het Lake Te Anau tot Te Anau Downs. Hier vertrekt de ferry die wandelaars naar het begin van de Milford Track brengt. De autoroute buigt het binnenland in door een schitterende vallei van de Eglinton. Dit is een klassiek voorbeeld van een glaciaal dal met een duidelijke vorm van een U. Een rivierdal heeft veel meer de vorm van een V. Hier ook begint officieel het Fiordland National Park. In het voorjaar bloeien hier volop de exotische lupines in alle kleuren blauw, paars en roze. Langs de route zijn talrijke kleine attracties en parkeerplaatsen om van het landschap te genieten.

Grappig zijn de Mirror Lakes, waar bij windstilte de bergen reflecteren in het water. Van The Divide op slechts 531 m hoogte is een drie uur durende wandeling (retour) te maken naar de Key Summit op 918 m. Dit is een surrogaat voor mensen die geen tijd hebben voor de meerdaagse Milford Track. Het pad voert door een subalpinen landschap. Op de top is uitzicht over de valleien in de regio.

Het laatste stuk van de autoroute is zonder meer het spectaculairst. De wegenbouwers stonden in de jaren dertig voor de klus de enorme bergrug van keihard graniet te bedwingen. Een tunnel was de enige oplossing.

Hoewel de lengte van deze Homer Tunnel slechts ruim 1200 m bedraagt, is er bijna 20 jaar aan gewerkt. De problemen waren groot. Er moest per uur 40.000 liter water worden weggepompt om het werk mogelijk te maken. Ook de Tweede Wereldoorlog, toen veel Nieuw-Zeelanders in Europa strijd leverden, vertraagde de aanleg. Pas in 1953 ging de tunnel open voor verkeer. De weg in de tunnel is niet vlak, maar heeft een behoorlijk steile helling van ongeveer 10 procent. Er zijn stoplichten om het verkeer in de tunnel te reguleren. Verkeer in beide richtingen is mogelijk, maar dan moeten de chauffeurs zorgvuldig rijden. Daarom is de tunnel afwisselend open voor auto’s uit de verschillende richtingen.

Aan de westkant van de tunnel is het weer veelal geheel anders. Hier heeft de vochtige westenwind vrij spel. Dit is het land van vochtig regenwoud, waar de regen jaarlijks in meters valt in plaats van centimeters. Milford Sound ontvangt jaarlijks 7 m neerslag, bijna tien keer zo veel als De Bilt of Ukkel.

Vanaf de uitgang is het nog ruim 16 km naar Milford Sound. De benaming is strikt genomen niet juist. Een sound is een onder water gelopen rivierdal. Milford Sound is echter een door gletsjers uitgesleten dal dat later onder water is gelopen. Het dal heeft enorme wanden van soms 1200 m hoogte.

De nederzetting aan het begin van het fjord is niet meer dan een verzameling hotels, souvenirwinkels en wat huizen voor personeel. Er woont niemand echt in deze plaats, die wel mooi is maar ook erg onherbergzaam. Niet alleen vanwege de regenval, maar ook door de overal aanwezige zandvliegen. Insectenwerende zalf is van levensbelang hier.

De zandvlieg

Nieuw-Zeeland staat niet bekend om zijn levensgevaarlijke dieren. Er huizen geen giftige slangen, bloeddorstige haaien, akelige spinnen of kwellende kwallen, beesten waar buurland Australië patent op heeft. Het dierenrijk is hier een ogenschijnlijk vredig samenleven van sympathieke vogels en wat poezelige zoogdieren. Zelfs de honden zijn vriendelijk. Fietsers hoeven niet bang te zijn dat een woest blaffende viervoeter de tanden probeert te zetten in de appetijtelijke kuiten van de berijder van een rijwiel.

Er is één uitzondering op deze vredige idylle: de zandvlieg. Het insect is kleiner dan de kleinste mug, maar agressiever dan de meest woeste wesp, irritanter dan de hinderlijkste huis-tuin-en-keukenvlieg en gulziger dan de hongerigste mug. De zandvlieg heeft wat uiterlijk en vlieggedrag betreft iets weg van de Hollandse fruitvlieg. Zo lang je in beweging blijft, is er niets aan de hand. De beesten zijn eigenlijk ontzettend sloom en kunnen een wandelaar niet eens bijhouden. Maar o wee als je stilstaat op de verkeerde plaats.

Nietsvermoedende toeristen die een strand opzoeken in het Westland overkomt het volgende. Massaal bestormen zandvliegen de lijven van de ongelukkige badgasten in spe. Doodslaan heeft geen zin, ze zijn met te veel. Ze zitten overal, armen, benen, hoofd. Hoe klein ook, ze prikken razendsnel en laten rode, heftig jeukende bulten achter, zo groot dat een mug er zich niet voor zou schamen.

De zandvlieg (Simuliidae; blackfly) is een reuzenfamilie van honderden soorten insecten. Ze komen overal in de wereld voor en sommige soorten kunnen ziektes overbrengen. In Nieuw-Zeeland komen zo’n tien soorten voor, waarvan twee het hebben gemunt op de mens. Deze leven alleen in de vochtige delen van het land, dat is de westkust van het Zuidereiland. Ze zijn alleen hinderlijk en brengen geen enge ziektes over. De vrouwtjes zijn de plaaggeesten. Ze hebben vers bloed nodig om hun eitjes te maken.

Uiteraard kun je je wapenen tegen de beestjes. Een goed insectenwerend middel helpt. En de gewone voorzorgsmaatregelen, zoals lange mouwen, lange broek, hoed op en dat soort dingen. Volgens sommigen zou vitamine B de insecten afschrikken. Dus Vegemite eten, het afschuwelijk smakende broodbeleg dat erg populair is Down Under. Zit boordevol vitamine B. Maar of het helpt?

De drogisterijen hebben een aantal goede insectenwerende middelen. Vaak bevatten deze het werkzame bestanddeel deet. Mensen die dat niet willen gebruiken, kunnen uitwijken naar alternatieve smeersels als Botanic. Dit middel bevat alleen natuurlijke bestanddelen. De meningen over de middeltjes verschillen. Sommigen denken dat alleen goed aankleden echt helpt.

Rondvaart

De meeste toeristen maken een boottocht door het fjord. Het havengebouw in Milford Sound past niet echt in de omgeving. Het is groot en glimmend. Menig derdewereldland zou in zijn nopjes zijn met dit gebouw als nationale luchthaven. Maar het dient hier als plek waar de talrijke ferrymaatschappijen hun boten mogen aanleggen om passagiers in en uit te laden.

In het indrukwekkende fjord is iedereen en alles tot nietige proporties teruggebracht. De Mitre Peak die het fjord domineert, steekt 1692 m boven het water uit en gaat onder water nog eens 300 m door.

De vele ferry’s (vier firma’s bieden tochten aan, die met de regelmaat van de klok aan- en afvaren) varen over een deel van het 16 km lange fjord naar zee. Bij regen is de excursie het spectaculairst: dan zijn de watervallen langs de steile wanden op hun mooist. Alle excursies besteden aandacht aan het dierenleven in het fjord. Er zijn zeehonden, pinguïns en dolfijnen, die zich op veel tochten ook laten zien.

Een boottocht is een must. Neem geen afvaart rond het middaguur, dan komen de talrijke bussen aan die het fjord vanuit Queenstown in een dag doen. Vroegere of latere afvaarten zijn rustiger en veelal is het licht dan beter voor het maken van foto’s.

Onderweg kan worden uitgestapt bij een onderwaterobservatorium, waar tegen betaling (ca. 25 NZ$) het onderwaterleven van het fjord kan worden bewonderd. Niet veel mensen doen dit, want bij een fjord gaat het vooral om wat boven water is te zien. Een fjord is nu eenmaal geen tropische zee.

MILFORD SOUND FERRIES. Er zijn vier maatschappijen die dagtochten door de sound organiseren. Er zijn de gehele dag afvaarten tussen 9–16.30 uur.

Kaartjes kunnen worden gekocht in Te Anau of in het havengebouw in Milford Sound. De duur van een tocht is veelal tussen de anderhalf en twee uur. De prijzen ontlopen elkaar niet veel en liggen rond de 70 NZ$ (volwassene) en 25 NZ$ (kind). www.redboats.co.nz, tel. 0800 264536; www.milfordsoundselect.com, tel. 0800 477479; www.mitrepeak.com, tel. 03 2498110 en www.zqn.co.nz, tel. 0808 804111. Deze maatschappij heeft ook een nachtvaart op het fjord, waar dan wordt overnacht op de boot. Prijs in hoogseizoen: volwassene 470 NZ$, kind 235.

Doubtful Sound

Wie het Volendam onder de fjorden wil ontlopen, kan vanuit Te Anau ook 20 km naar het zuiden reizen. Daar ligt de kleine nederzetting Manapouri aan een meer met dezelfde naam. Dit is de vertrekplaats voor een excursie naar Doubtful Sound, zeker zo mooi als Milford Sound, beslist minder druk, maar de bijzondere autorit zit er dan niet bij.

Om bij de Doubtful Sound te komen, moet in Manapouri de boot worden genomen naar de overkant van het meer. Dit is geen geheel natuurlijk meer, maar een watermassa die is aangepast om de elektriciteitswinning in het gebied te verbeteren. Het meer ligt 178 m boven het zeeniveau en er is een tunnel gegraven die het water uit het meer naar de op zeeniveau gelegen Doubtful Sound laat stromen. In 1969 ging de centrale open, vooral om een aluminiumsmelter aan de zuidkust van stroom te voorzien.

In de jaren zeventig was dit meer de inzet van een felle strijd tussen milieuactivisten en de regering. Het plan was om het niveau van het meer met 11 m te verhogen om zo 200 megawatt stroom extra te kunnen produceren. Daardoor zouden 160 km kust overstromen, 800 ha bos verdwijnen en 26 van de 35 eilandjes in het meer verdwijnen. De vrees was dat het leven in het meer een zware klap zou krijgen door het rottende plantenmateriaal.

Er ontstond verzet, niet alleen van de traditionele linkse milieuactivisten, maar ook van meer behoudende groepen die het land wilden laten zoals het was. De nationale regering was stomverbaasd over de Save Manapouri Campaign. Ze was juist trots op het voorstel.

Drie jaar lang is er fel gedebatteerd. De oppositie, begin jaren zeventig was dat de Labourpartij, beloofde voor de verkiezingen in 1972 dat ze bij winst het waterpeil in het meer niet zou verhogen. Labour won en aldus geschiedde. Het milieu werd sindsdien van belang bij het nemen van belangrijke beslissingen.

De excursie naar Doubtful Sound begint met een vaartocht van een uur over dit meer met zijn talrijke kleine eilandjes. Aan de overkant wacht een bus voor een avontuurlijke tocht over de Wilmot Pass naar de aanlegplaats voor de boot in Doubtful Sound. Sommige excursies brengen een bezoek aan het Manapouri Power Station, de grootste waterkrachtcentrale van Nieuw-Zeeland (850 mw), vergelijkbaar met een forse kolencentrale in Nederland. Een bezoekje aan deze centrale biedt niet de natuurlijke schoonheid van de omgeving, maar een indrukwekkende uitstalling van menselijk vernuft.

De meeste excursies gaan alleen langs de centrale en verder van de Wilmot Pass naar beneden, voor een cruise door Doubtful Sound. Net als Millford Sound is ook dit fjord van een indrukwekkende schoonheid; omdat het niet per auto bereikbaar is, is er echter minder circus. De bezoekers maken een cruise met een overnachting. In de late middag vaart de boot door het fjord, die de naam draagt van James Cook (die destijds twijfelde of hij de inham zou invaren). Hij vertrouwde de wind niet. Tijdens de cruise worden de plekken aangedaan waar de dieren, zoals dolfijnen, pinguïns en zeehonden, zich ophouden. Ook is er tijd voor een duik in het (frisse) water van het fjord of kan een tochtje met een kano worden gemaakt.

DOUBTFUL SOUND. Real Journeys organiseert dag- en tweedaagse trips. Dagtrip duurt 8 uur, met een bezoek aan de elektriciteitscentrale en drie uur varen op Doubtful Sound. De tweedaagse trip vertrekt 12 uur ’s middags en slaat de centrale over. De prijs is afhankelijk van de slaapplaats aan boord. Een hut alleen kost in het hoogseizoen tussen de 827 en 1181 NZ$, een met vieren gedeelde hut tussen de 256 en 365 NZ$ per persoon. www.realjourneys.co.nz.