13
De spreekkamer van een psychiater
'Ik moet hier gewoon iets van af weten, mam. Op school hebben ze allemaal een stereo-installatie, ze kennen de titels van al die nummers. Je moet erover kunnen meepraten.'
'Nou goed dan, maar niet zo hard.' Met een zucht zette ze de autoradio weer aan. Dat moest ik mijn moeder nageven: ze begreep dat ik erbij wilde horen. 'Ik krijg de zenuwen van dat gebonk', zei ze.
Josh Spritzer leek nog steeds van ons af te willen. Het was al drie weken geleden dat ze voor het laatst met hem uit was geweest, op een woensdag. Maar als we 's avonds naar Baskin- Robbins gingen, reden we nog steeds langs zijn huis. Eerst gingen we altijd naar de torenflat. Mijn moeder kon daar niet naar zijn witte Thunderbird uitkijken, want die zette hij in de ondergrondse garage. Je had een speciaal pasje nodig om erin te komen, en Josh had er haar nooit eentje gegeven. Zij moest haar auto op straat parkeren. We rekten onze nek uit en telden de balkons af tot we de ramen van zijn appartement gevonden hadden. Als mijn moeder licht zag branden, zonk ze met een diepe zucht achterover; het komende uur hoefde ze zich tenminste geen zorgen te maken.
Maar dit keer was het donker in Josh Spritzers appartement. Mijn moeder leunde met haar hoofd tegen het stuur aan en beet op haar nagels. Plotseling was ik razend. Waarom had hij verdomme geen tijdschakelaar op zijn verlichting aangesloten?
Midden op de brede Century City-boulevard draaide mijn moeder en reed naar het huis waar de ex-vrouw van Josh met hun kinderen woonde. Met een bruusk gebaar zette ze de radio uit. Ze jakkerde met negentig kilometer per uur door de villawijken van Beverly Hills om zich te kunnen laven aan de aanblik van zijn auto voor het huis van zijn ex-vrouw en kinderen.
'Maar mam, ook al zit hij bij zijn kinderen, dan zit hij nog steeds niet bij jou.'
'Ssst, hou nou even je mond.' We scheurden door Lit de Santa Monica. Mijn moeder kende zichzelf. Het enige dat ze die avond wenste, was die donkere ramen te kunnen vergeten - zich te ontspannen, van haar ijsje te genieten, te slapen.
Ik vond het nogal raar dat mijn moeder niet jaloers was op Elaine, de ex-vrouw van Josh. Als hij haar in Arden Street ging opzoeken, bleef hij vaak uren met haar in de huiskamer zitten borrelen. We zagen ze soms zitten als we er 's avonds langsreden - twee silhouetten aan een lage tafel.
Maar mijn moeder wist precies waar ze bang voor moest zijn. Niet veel later kwam ik erachter dat ze Elaine Spritzer niet als een bedreiging beschouwde omdat ze haar niet aantrekkelijk vond. Elaine was klein van stuk, hooguit één meter vijftig, ze had gespierde armen en benen en wat mijn moeder noemde een kroeskopje. Mijn moeder stond er niet bij stil dat Josh Elaine op zeker moment toch kennelijk aantrekkelijk genoeg had gevonden om met haar te trouwen, en ik liet het wel uit mijn hoofd om haar daaraan te herinneren.
We hielden allebei onze adem in toen we het heuveltje in Arden Street opreden, vanwaar we een goed zicht hadden op Elaine Spritzers oprit. We troffen het: de witte Thunderbird stond er.
Mijn moeder parkeerde de auto voor Baskin-Robbins en zocht in haar tasje naar dollars. Die avond ging ik zonder morren naar binnen. We voelden ons opgelucht, het was laat en we waren allebei moe.
Nan Keiler tikte tegen de glazen schuifdeuren. Ze leek zich te vervelen nu Peter het huis uit was. Het tuinhuis waarin wij woonden, was ooit als atelier voor haar gebouwd. Inmiddels had ze in een gerenoveerd hotel in Venice een enorme zolderverdieping gehuurd, maar ze scheen nogal aan het tuinhuis verknocht te zijn. Zodra ze binnen was, liet ze haar blik altijd van de lage zoldering naar de muren dwalen en dan glimlachte ze weemoedig, alsof er allerlei herinneringen in haar opkwamen.
'Ik heb een paar schetsen bij me', zei ze. 'Ik heb een beetje zitten tekenen en ik dacht dat je het misschien wel leuk zou vinden om ze te zien.'
Mijn moeder trok een gezicht en keek snel de kamer rond. Het was een grote rotzooi, maar we moesten haar wel binnenlaten; ze was onze huisbaas.
Ze legde de tekeningen uit op het biljart.
'Wil je iets drinken ?' vroeg mijn moeder en ze liep naar het halfhoge ijskastje. 'Er is niet veel in huis, maar ik kan wat limonade maken. En ik heb ook nog wortelsap.'
Nan Keiler gebaarde van niet. 'We hebben net bij Ma Maison gegeten en ik zit helemaal vol.'
'Ach kijk, dat is Ann.' Mijn moeder bleef staan toen ze de tekeningen zag.
'Nou ja, bijna dan', zei mevrouw Keiler. 'Ik heb een paar andere neuzen getekend om eens te zien wat plastische chirurgie zou kunnen uithalen. Deze hier lijkt me echt het einde. Kijk eens opzij, Ann.' Mevrouw Keiler duwde met haar koele vingernagels tegen mijn neus aan. 'Hier en hier een ietsje eraf. Zodat hij gewoon recht is. Dan zou ze er schitterend uitzien. Kijk maar, daar zit een klein bobbeltje.'
'Heeft ze van haar vader', mompelde mijn moeder. Mijn moeder stak haar handen diep in haar zakken en liet haar blik van de tekeningen naar mij en weer terug gaan. Ze knikte. 'Je hebt gelijk, Nan. Er hoeft maar een heel klein beetje aan gedaan te worden en dan is ze echt iets bijzonders.' Ze sperde haar ogen wijd open bij de gedachte aan mijn toekomstige schoonheid.
'Goedkoop is het niet, maar ze heeft er nu wel echt de leeftijd voor. Al die kinderen laten het doen als ze nog op de middelbare school zitten, in de zomervakantie of zelfs in de herfst. Het is doodnormaal. Je ziet ze op Beverly High wel lopen met het verband er nog om, jongens en meisjes, geen mens die erop let. Het is net zoiets als een beugel, je telt al bijna niet meer mee als je het niet hebt laten doen. En tegen de tijd dat ze gaat studeren, zie je er niets meer van. Als haar beugel eruit kan, heeft ze het helemaal voor mekaar.'
'Welke chirurg zou jij nemen, Nan?' vroeg mijn moeder op leergierige toon. Ik kon me precies voorstellen hoe ze in de collegebanken had gezeten — de uilebril die al tijden geleden vervangen was door eeuwig zoekrakende contactlenzen op het puntje van haar neus, nijver pennend, één en al oor voor de docent. Mijn vader was een van haar docenten geweest.
'Dat kan ik zo direct niet zeggen, maar aan Roxbury zit een zekere dokter Brey, die nogal in trek schijnt te zijn. Lexie's dochter is bij hem geweest. Ik heb alleen het idee dat hij iedereen dezelfde neus geeft. Het is een mooie neus, daar niet van, maar het wordt een beetje afgezaagd, begrijp je ?'
'Oh nee, dat moeten we niet hebben.' God, wat gedroeg mijn moeder zich toch onderdanig tegen dit soort mensen.
Mijn moeder en Nan Keiler bleven doorgaan over plastische chirurgen. Sommigen hadden maar een beperkt arsenaal neuzen, anderen beschouwden zichzelf als een kunstenaar en hadden totaal geen boodschap aan de wensen van hun cliënten. Eentje maakte zelfs nitraatfoto's van zijn neuzen vóór en na de operatie, die hij aan het Los Angeles County Museum of Modern Art had geschonken; zijn vrouw was curatrice van dat museum en hield zich bezig met het vergaren van fondsen. Weer een ander leek op Ernest Hemingway, was pas gescheiden en woonde in Malibu.
Ik zei dat ik naar boven ging. 'Dat lijkt me een goeie', hoorde ik mijn moeder zeggen.
Toen ik een poosje later weer naar beneden kwam om een cola uit de ijskast te pakken, was Nan Keiler nog niet weg. Ze zat op de oude rood-blauw gestreepte sofa. Op de grond stond de fles Courvoisier die ons door heel Californië vergezeld had en die we nooit hadden opengemaakt; mijn moeder dronk niet veel. We waren met niet meer dan één koffer uit Wisconsin vertrokken. De initialen van mijn vader stonden erop en er ontbrak een handvat. We hadden er een riem omheen gesjord en een hondenhalsband aan de ringen van het handvat vastgegespt. In die koffer zaten allerlei spulletjes van vroeger waar we geen afstand van konden doen, onze oude schaatsen en deze fles Courvoisier. Hij had de hele tocht van Wisconsin naar Californië gemaakt, was van appartement naar appartement gesleept, en nu zat Nan Keiler hem op te drinken.
'Nou ja, ik heb het maar van horen zeggen, maar kennelijk is hij nogal eens met haar op Hillcrest gezien.'
'Verdomme. Wat een rotvent ook', zei mijn moeder.
'Over wie hebben jullie het?'
'Dit is niet voor jouw oortjes bestemd, Ann, het is de hoogste tijd', zei mijn moeder en tikte met haar nagel tegen een voortand.
Ik kon Nan Keiler wel wurgen.
De volgende morgen schudde mijn moeder me wakker. 'Opstaan, we gaan de boel hier eens een beetje uitmesten.' Ze hurkte voor een kast neer, pakte de pannen eruit en zette ze op de grond. Het was nog een grotere rommel in huis dan de vorige avond. Ze had haar grijze T-shirt aan en haar haar zat in een staartje. Op de plek waar ze was begonnen de kast uit te soppen lag een spons. Onze koffer met oude foto's, souvenirs, mijn schaatsen van toen ik vijf was, lag open op de bank. Altijd als mijn moeder uit haar doen was, begon ze de kasten uit te ruimen en haalde ze die koffer te voorschijn.
Terwijl ze in de kast zat te rommelen, zei ze zonder me aan te kijken: 'Zet die vuilniszakken eens buiten, nu meteen.'
Er stonden vier zakken tegen de deur. Ik pakte er twee op en droeg ze naar buiten. Terwijl ik het hek naar het steegje opendeed, hoorde ik haar met dingen smijten en schreeuwen: 'Steekt geen poot uit. Ik werk me de pestpleuris... Wat denkt ze wel niet...'
Nog trager dan de eerste keer droeg ik de twee overgebleven zakken naar buiten. Vogels floten zacht in de bomen. Een blok verderop, aan het eind van ons steegje, scheurde een witte vrachtwagen over de lege, schone weg. Ik leunde tegen de muur aan de achterkant van het huis. Ik had geen cent op zak.
'Kapitalen kost ze me. Eerst duizend voor haar gebit, nu nog eens tweeduizend voor haar neus en zelf heb ik niks, helemaal niks!'
Ik glipte naar binnen, sloop naar mijn kast en pakte al mijn spaargeld. Ik stopte de biljetten in mijn zak. Het wat vettige papier voelde lekker aan. Ik maakte er met mijn vuist een prop van.
Ze rende naar mijn kamer en bleef bij de deur staan.
'Waarom ga je niet eens op zoek naar je vader ? Mij behandel je toch maar als oud vuil, terwijl ik God weet wat voor je gedaan heb. Maar daar ben je te schijterig voor. Je blijft liever op mijn zak teren, dat is wel zo makkelijk. Tuurlijk, je ouwe moeder is stom genoeg om zich voor je af te beulen. Weet je nog die bikini's die je moest en zou hebben en die je helemaal nooit gedragen hebt toen ik ze eenmaal voor je gekocht had? En die foto's die we hebben laten maken toen je zonodig filmster moest worden? Allemaal weggegooid geld. Maar van nu af aan gaan we de boel eens heel anders aanpakken, want jij hebt geen greintje respect voor me. Ik werk me een ongeluk, ik doe alles om het mevrouw naar de zin te maken, en wat krijg ik ervoor terug? Niks, niks en nog eens niks. Wat ik ook doe, hoe ik me ook uitsloof, je houdt toch niet van me.'
Ze keek me afwachtend aan, maar ik bleef daar gewoon zo staan, terwijl de secondewijzer traag haar ronde deed.
'Oooh, jij-' Toen kwam ze op me af en ik deinsde achteruit de kast in, mijn armen voor mijn gezicht. Als ik haar wilde tegenhouden, moest ik wat zeggen. Praten. Maar ik bleef stokstijf zo staan. Ik was een blok hout. Mijn lichaam stroomde leeg, werd poreus. Dat maakte haar helemaal hels.
Er zweefde iets bij het plafond, een stuk stof; en alles daaronder zette zich langzaam, onverschillig, als de bladen van een ventilator, in beweging. Ik wilde niets meer. Alleen maar hier weg zijn, naar de oostkust, ergens waar het koel was. Er leek geen ontkennen aan: ik hield niet van haar.
Ze gaf me een flinke mep en mijn wang trilde als een metalen plaat. Ik viel tegen de kastmuur, mijn hoofd kwam tegen de koperen haak aan en ik dacht: het is met me gedaan, het is scherp als een diepe snede, één rode haal in de lucht; ze zou me zo erg kunnen verwonden dat we het nooit zouden vergeten.
En toen werd alles ineens heel volwassen en afgemeten. Ze komt op je af, ze haalt naar je uit en haar mond gaat open en dicht, je ziet haar blinkend witte tanden en plotseling weet je het. En dan, wam, landt de klap op je voorhoofd en ze komt nog dichter naar je toe en het beeld dat je daarnet nog zag, springt als kristal uiteen.
Ze haat je. Ze haat je meer dan alles wat ze zelf is, en haar haat zit zo diep dat ze niet zal rusten voor ze je vermoord heeft. Ze gaat niet weg. En je weet dat je overeind moet komen. Je wilt je ogen dichtdoen, duizelig zijn, die grijze mist zwart laten worden, het bloed in je mond proeven als een rauwe biefstuk; je wilt dat ze naar je toe komt en je zachtjes vastpakt, naar bed brengt en instopt, je koestert.
En daar, nog steeds in die kast, maar kilometers ver weg (een havik die door een wolkeloze hemel scheert), begin je te snikken en het is net alsof er iemand in de andere hoek van de kamer zit te huilen.
Ik stond op en schuifelde langs haar heen naar de deur toe. Ze kwam vlak achter me aan, ik voelde haar adem in mijn nek.
'Je kunt kiezen: het is mij of helemaal niets', zegt ze met een stem die tegelijk lacht en huilt. Ze kijkt me aan, de felheid van zoeven is verdwenen en de weke blik in haar ogen probeert me al tot vergiffenis te vermurwen.
Ik schuif de deur zachtjes dicht en sta buiten. Heel even kijken we elkaar door het glas aan, verbijsterd. Verbijsterd dat ik liever niets heb dan haar.
Naast de vuilnisbakken in het steegje zakte ik moedeloos in elkaar en vervloekte mijn eigen zwakheid. Mijn oren suisden en het was alsof ik tegelijkertijd de echo van al die andere keren hoorde. Alles zag er scherp uit, de wilgentakken boven de schutting leken zo puntig alsof ze de lucht konden openrijten.
'Vooruit, instappen', zei mijn moeder. Ze had zich aangekleed en zat in de auto. Ze leunde opzij en deed mijn portier open, alles met snelle, zakelijke bewegingen. Toen ik niet reageerde, stapte ze uit en zette haar handen in haar zij. 'De telefoon is afgesneden en we moeten erheen. Als je geen telefoontjes wilt missen, kun je dus maar beter snel instappen.'
We reden er zwijgend naartoe. Zij bleef in de auto zitten en gaf me de rekeningen, die verkreukeld waren doordat ze zo lang in haar tasje hadden gezeten. Ze telde het bedrag tot op de dollar uit en ik moest haar het wisselgeld vast uit mijn eigen zak teruggeven. Ze had gelijk; ik zou het zelf gehouden hebben.
Ik liep naar de balie en legde de hele boel zonder een woord te zeggen voor ze neer. Mijn moeder zou zich hebben uitgeput in verontschuldigingen, zou ons droeve levensverhaal van A tot Z verteld hebben om maar aardig gevonden te worden. Maar omdat we inmiddels al geen onbekenden meer voor hen waren, bleef ze in de auto wachten. Elke maand was het hetzelfde liedje. Ik ging naar binnen en ze handelden de zaken gewoon af, zonder vragen te stellen.
Toen ik de auto weer inkwam, zat mijn moeder op het puntje van haar stoel en bekeek zichzelf in het achteruitkijkspiegeltje. Ze duwde het puntje van haar neus met haar wijsvinger omhoog.
'Er moet bij mij ook iets aan gedaan worden. Een tikkeltje van het puntje af. Geen mens die er erg in zal hebben.' Ze zuchtte. 'Misschien moeten we het allebei maar laten doen.'
Uiteindelijk belde mijn moeder de psychiater van Josh Spritzer, maar die wilde haar niet ontvangen. Een tijdje later lukte het haar wel de psychiater van zijn zoon te spreken te krijgen. Drie middagen per week ging ze naar hem toe, opgedoft als voor een afspraakje. Na een poosje liet Josh Spritzer helemaal niets meer van zich horen, maar mijn moeders stemming scheen daar vreemd genoeg niet onder te lijden. Ik had het idee dat ze veel vaker thuis was.
Ze was tijden met onze ijskast in de weer, ze boende de glasplaat, poetste het plastic en het chroom en kocht allerlei dure potten en flesjes, die ze naar grootte rangschikte. Azijn met takjes kruiden erin, verschillende soorten mosterd, chutney, ahornstroop. Op het tweede rek stond een schotel met schoongemaakte worteltjes, selderij, jicoma en sperzieboontjes. In een aardewerken potje stonden takjes peterselie. Een rijk voorziene fruitschaal met glimmende appels en opgemaakt met twijgjes munt en madeliefjes, nam een prominente plaats op het bovenste rek in. Ik zag haar een keer bruine eieren met haar mouw opwrijven; boven op de glanzende eieren zette ze een pluchen kippetje.
Toen ik op een dag uit school kwam, pakte ik een appel uit de ijskast en at hem op op de bank liggend op. Ik was in een goede stemming; ik vond het een prettig idee dat we zoveel eten in huis hadden. Ik had nog nauwelijks een paar happen genomen of ik hoorde mijn moeders auto buiten in de steeg. 'Liefje,' riep ze, 'kom me eens even helpen, wil je?'
Het achterplaatsje was zo klein dat we elkaar vandaar in het hele huis konden horen. Ze pakte een aantal donkergroene boodschappentasjes uit de achterbak. Ze waren heel licht. Ik kon ze allemaal in één hand dragen. Binnen stond ze glimlachend naar een plat, langwerpig doosje op haar kaptafel te kijken. Ze maakte het groene fluwelen lint los, deed het doosje open en liet me zien wat erin zat: een dieprode stropdas met kleine blauwe spikkeltjes.
'Wat moet je daar nou mee?' vroeg ik verbaasd.
Ze bleef almaar grijnzen. Het liep al tegen vieren. Ze had kennelijk de hele dag gewinkeld.
'Vind je hem niet mooi?' Ze keek naar de opgevouwen das in de palm van haar hand. 'Het is zijde.'
'Voor wie is-ie ?'
Ze haalde diep adem en stak haar kin naar voren. 'Het is een cadeautje, Ann.'
Dus zó stonden de zaken ervoor. Ik ging naar mijn kamer en deed de deur achter me dicht. Een minuut of wat later riep ze me weer.
Ze stond voor de geopende ijskast. 'Liefje, als je trek hebt in een appel, pak er dan een uit de onderste la.' Ze wees naar de groentela, die volgestouwd was met netten appels en sinaasappels. 'Je mag gerust een appel nemen, maar dan niet van de schaal, want daar heb ik nou juist zo mijn best op gedaan.'
Ik zei niets, maar ze praatte gewoon door.
'Begrijp je wat ik bedoel? Ik wil die schaal mooi houden. Ik ben gisteren drie uur bezig geweest om die ijskast op orde te krijgen.'
'Werken doe je dus niet meer.'
'Ik werk juist heel hard.'
'En wanneer dan wel ?'
Ze glimlachte; ze was niet van plan die vraag te beantwoorden. Ik draaide me om en wilde naar mijn slaapkamer teruggaan. Ik kon die glimlach wel van haar gezicht slaan.
'Zit daar nou maar niet over in', riep ze. 'Dat is mijn zaak. Er is niets aan de hand, echt niet. Nog even en we zijn voorgoed uit de zorgen.' Ze begon te neuriën en ik hoorde haar in de ijskast met glazen potjes schuiven.
Jack Irwin bleef langskomen. Hij nam ons mee naar deftige, dure restaurants waar ik nooit van had gehoord en waar je blijkbaar niet hoefde te reserveren. In al die restaurants waren de tafelkleden wit en hadden ze ongelooflijk veel kleine voor- en bijgerechten. Iedereen daar leek oud - oude kelners in zwarte katoenen pakken en oude dames in lange japonnen met diep uitgesneden ruggen waardoor je doorschijnend wit, gerimpeld vel zag.
'Had de jongedame soms wat slagroom op haar gateau gewenst?' vroeg zo'n fossiele kelner dan.
'Ja, een flinke dot', antwoordde ik op luide toon, maar er keek geen mens op.
'Ja graag,' zei Jack dan, 'de jongedame wil graag een beetje slagroom.'
Het huis ging er met de dag verzorgder uitzien. Net als anders was er meestal niemand thuis als ik uit school kwam. Mijn moeder kwam dan een uur of wat later naar binnen gerend, keurig gekleed en met een nieuw kapsel, een nieuwe blouse, een nieuwe kleur nagellak of een geheimzinnig pakje dat naar ik vermoedde weer een cadeautje bevatte.
Ik had haar in tijden niet zo gelukkig gezien, maar ze had ook iets afwezigs.
Ze kon haar geheim niet lang voor zich houden. 'Het wordt fantastisch', zei ze. Ze leunde behaaglijk achterover in haar autostoel, haar chocolade-amandel-ijsje vlak onder haar kin. 'Eindelijk zul je alles hebben wat je hartje begeert. We gaan in een groot huis wonen en je krijgt alle kleren die je maar wilt hebben.' Ze vertelde dat zij en haar psychiater, een zekere Dr. Leonard Hawthorne, verliefd op elkaar waren geworden en trouwplannen hadden.
Haar ogen half dicht likte ze haar ijsje keurig gelijkmatig af.
'En krijg ik dan ook een auto ?' vroeg ik.
'Ja, jij krijgt een auto', zei ze.
Ik had Dr. Hawthorne nog steeds niet gezien. Hij had nog nooit gebeld en kwam ook niet op bezoek. Voorzover ik kon nagaan, zagen ze elkaar alleen tijdens de middagsessies in zijn praktijk. Maar daar had ze kennelijk genoeg aan. Haar humeur bleef uitstekend en ze was erg spraakzaam. Soms, als ze bijvoorbeeld een kast aan het schoonmaken was, keek ze ineens op en zei: 'Boffen wij even, Annie-lief! Ben je niet blij dat het geluk je moeder na al die jaren hard werken nou eindelijk eens toelacht?'
Elke avond zat ze aan de eettafel - de oude tekentafel van Nan Keiler, waarover een nieuw wit kleed lag - brieven te schrijven. Ze gebruikte rood postpapier en rode enveloppen en schreef met een kroontjespen die ze in witte inkt doopte. Ze droeg een nieuwe, perzikkleurige zijden peignoir, die tot haar voeten reikte, met omgeslagen manchetten en een brede ronde kraag.
Ze verzegelde haar brieven aan Dr. Hawthorne met bijenwas. Ze had een stempel laten maken waarop Joie d'Adèle stond.
Ik wilde een auto voor mijn verjaardag. Alle kinderen in Los Angeles die nog geen auto hadden, wilden er een.
De grote dag naderde en mijn moeder bleef maar neuriënd en met een eigenaardige glimlach op haar gezicht door het huis drentelen. 'Maak je maar geen zorgen', zei ze op zangerige toon.
Op de ochtend van mijn verjaardag gaf ze me een paar sleuteltjes. Haar gezicht stond stralend. 'Ja,' knikte ze, 'het is precies wat je denkt.'
Na wat geknuffel en gegiechel vroeg ik waar de auto was.
'Ik had hem vandaag al willen hebben, maar ze zeiden dat ze hem pas volgende week konden leveren. Maar je hoeft niet bang te zijn, schatje, want hij is onderweg.'
'Wat voor kleur is-ie?'
Ze aarzelde. 'Wit', zei ze met een iets te nadrukkelijk knikje. 'Mmmmm, 't is een witte.'
Op een donderdagavond trok ze haar perzikkleurige peignoir uit en kleedde zich aan. Ik dacht dat ze een ijsje wilde gaan halen en schoot direct ook mijn kleren aan. Ik dacht dat ze haar oude gewoonten weer zou hervatten. Eigenlijk miste ik de tochtjes langs de huizen van Josh Spritzer een beetje.
Maar bij het instappen leek ze met haar gedachten ergens anders te zitten. Ze zei niets en vertelde niet waar we heen gingen. Het was elf uur en we reden helemaal naar Santa Monica. Ze parkeerde de auto tegenover een chic flatgebouw. De palmbomen ervoor deinden in de wind.
Voor het eerst sinds we van huis waren gegaan, keek mijn moeder me aan. 'Heb je een dollar bij je?'
Ik voelde in mijn zakken, maar ik wist al wat erin zat. 'Ja, maar dan ben ik blut.'
'Geef maar hier.'
Ik hield het zachte biljet in mijn hand geklemd. Ik zweette en de dollar voelde vochtig aan. 'Ik heb hem morgen op school nodig.'
Ik wist al wat er komen ging: al die jaren had zij zich afgebeuld, zij bracht het geld binnen, enz. Maar ze zei geen woord. Ze stak alleen haar hand uit. 'Vooruit, geef hier.'
Ze trippelde op haar hoge hakken de weg over. Door de glazen deur zag ik haar met een man in de vestibule staan. Later vertelde ze dat ze het geld nodig had gehad om de conciërge een fooi te geven. Dr. Leonard Hawthorne woonde op de bovenste verdieping en ze wilde de brief door de conciërge laten afgeven.
Toen ze weer achter het stuur kwam zitten, leek ze opgelucht; met haar verwaaide haren zag ze er sexy uit. Ze draaide het raampje aan haar kant open. 'Ruik je die heerlijke lucht?' Ze ademde diep in en even leek ze weer de oude. 'Zullen we een ijsje gaan halen ? Oh jé, dat is waar ook, we hebben geen geld. Hè, verdorie! Ik heb nou net zo'n zin in een chocolade-amandel-ijsje. Denk je dat ze cheques aannemen? Ach, waarom ook niet? Ze kennen ons toch. We komen er al jaren.'
Zoals elke dag in de lunchpauze liepen Leslie en ik over het terras op de vierde verdieping van de Nieuwe Vleugel om in de kantine doughnuts en koffie te kopen. We waren koffie lekker gaan vinden. We dronken het met twee zakjes poedermelk en vier zoetjes. We vonden het elke dag weer even zalig.
Tijdens de les had ik al mijn zakken en mijn tas doorzocht, maar ik kon geen cent vinden; ik moest een leugen verzinnen.
De doughnuts roken warmer en donkerder die dag. Ze kwamen net uit de oven. De suikerlaag was gesmolten, waardoor ze aan elkaar kleefden als de dames achter de toonbank ze met spatels uit de enorme tinnen pannen visten.
'Ik neem er vandaag maar eens geen', zei ik.
Leslie nam er twee. De zware doughnuts glibberden op de slappe papieren bordjes.
'Vooruit, ik wil niet in m'n eentje dik worden.'
Ik keek naar de grond. Het was moeilijk, maar het moest nu eenmaal. We stonden in de rij bij de kassa. Leslie schonk voor ons allebei koffie in. 'Nee, ik wil echt niks.'
Leslie haalde haar leren portefeuille te voorschijn en pakte er een vijfdollarbiljet uit. 'Je hebt niks te willen', zei ze.
We liepen langzaam terug over het terras, voorzichtig om geen koffie te morsen. Onder de dakrand waar duiven nestelden, praatten we extra zachtjes. Ik keek naar haar. Soms, zoals bij het gas- en elektriciteitsbedrijf, leken de mensen zo vriendelijk. Dan dacht ik dat het leven zo moeilijk nog niet was. Maar die gedachte verwarde me, omdat ik hem niet met mijn moeders gedrag kon rijmen.
'Oh ja, dat is waar ook, mijn moeder gaat binnenkort trouwen', zei ik en morste een plens koffie op mijn suède schoenen.
Ik loog tegen mensen in de bus. Onnozele leugentjes, niets belangrijks. Ik vertelde een man dat ik uit een gezin met zeven kinderen kwam en dat mijn vader in een bakkerij werkte. De man knikte, helemaal niet verbaasd.
Mijn moeder nam me mee op een van haar kooptochten. We stonden vroeg op en keken naar afgeprijsde linnen deux-pièces. Zij koos een roestbruine en ik een blauwe.
'Zijn ze niet te duur?' vroeg ik en wreef met mijn duim over het kartonnen prijskaartje.
'Ze gaan heel lang mee. Die snit is klassiek. Echt klassiek.' Ze stond in een baan zonlicht die door de hoge boogramen van de winkel naar binnen viel. De bakstenen vloeren en gewelfde plafonds gaven ons een vredig gevoel. Maar ze had al in geen maanden gewerkt. De la met rekeningen zat zo vol dat hij niet meer openging.
'Hebben we er het geld wel voor?' fluisterde ik.
'Mmmmm', zei ze. 'Ik denk van wel. Voor iets van deze kwaliteit altijd, en het is echt een koopje.'
Zonder verder tegen te sputteren liet ik haar bij de antieke bar die als toonbank dienst deed een cheque uitschrijven, ook voor mijn pakje. Toen we naar de uitgang liepen, zagen we paarse hoeden, paarse hoeden van honderd dollar het stuk.
'Bééldig', zei mijn moeder terwijl ze me er eentje opzette.
De hoeden kochten we ook.
We hebben al zoveel schulden dat die paar honderd dollar er ook nog wel bij kunnen, dacht ik bij mezelf. Als ik zuinig probeerde te zijn, smeet mijn moeder het toch over de balk en daarom gaf ik maar zoveel mogelijk aan mijn eigen verzamelwoede toe. Alsof je paarse hoeden kon hamsteren.
Als mijn moeder van streek was, liep ze altijd overal tegenaan.
'Verdomme!' hoorde ik haar zeggen. Het beangstigde me zoveel venijn als ze in dat ene kleine woordje kon leggen.
Het gestommel en gebonk ging zo nog een poosje door, en het eind van het liedje was altijd dat ze in mijn kamertje terechtkwam, maar ik kon alleen maar afwachten tot het zover was. Geen van de deuren in het tuinhuis kon op slot.
Daar was ze dan. Ze had alleen een smerig grijs T-shirt aan. Met haar blote benen op het kleed gehurkt, wiegde ze heen en weer.
'Ik weet het niet meer, ik weet het gewoon niet meer. zij moest zonodig naar Californië, zij zou filmster worden, en ik doe niets anders dan me voor haar uitsloven. Ik werk me kapot en het wordt hoog tijd dat ik eens aan de beurt kom, dat het niet steeds maar Ann, Ann en nog eens Ann is. En je geeft niet eens om me. Ik heb heus wel in de gaten hoe je naar me kijkt!'
Voor ze begon te slaan, trok ze haar mouw over haar hand.
Ik sloeg in het wilde weg om me heen en even later viel ze van het bed af. Ze kon me niet meer aan.
Ze kwam overeind en liep naar de deur. Toen bleef ze staan, sloeg haar armen over elkaar en spuwde. De klodder vloog met een boogje door de lucht en kwam vlak voor het bed op de grond neer.
Mijn moeder vergaf me niet meteen. Toen ik die dag uit school kwam, stond ze voor de manshoge spiegel die aan de binnenkant van haar kastdeur hing; ze had een onafgemaakte bruidsjapon aan. Een naaister was op haar knieën bezig de zoom te spelden. Ik herkende het met ivoren kraaltjes bezette satijn. Het kwam uit de koffer met spullen uit Wisconsin. Ze had die stof jaren geleden in Egypte gekocht.
'Wat ben je aan het doen?' vroeg ik.
Zonder zich om te draaien zei ze: 'We zijn nu even bezig, Ann.' Ik bleef gewoon staan toekijken. De naaister kroop aan mijn moeders voeten rond, pakte spelden uit haar mond en stak ze in de dikke stof. Onderhand stond mijn moeder in de spiegel uit te proberen hoe haar gezicht er op z'n voordeligst uitzag.
'Moet je zien hoe ze me heeft toegetakeld.' Ze rolde haar linkermouw op. Haar lichtbruine armen waren lang en mager. Ze had altijd snel blauwe plekken. 'Moet je die afdrukken zien. Ze is net een wild dier.'
Ik liep de deur uit en ging in het steegje zitten. Een paar huizen verderop kwamen drie jongens aangefietst. Ze hadden honkbalknuppels en -handschoenen bij zich. Hun stemmen waren nog hoog en licht en ze fietsten staand op de trappers weg, mooie jongens met zorgeloze stemmen.
Een uur later, toen het al donker begon te worden, kwam mijn moeder naar buiten gestevend en zei dat ik een trui moest aantrekken, want we zouden ergens wat gaan eten. Ze leek helemaal niet verbaasd dat ik daar in het steegje was. Ik zat daar tegenwoordig heel vaak. De naaister was weg en mijn moeder zag er moe uit. Ik deed een oude trui aan, maar ze zei er niets van.
'Waar zit je aan te denken ?' vroeg ze in het restaurant. Ze zette haar ellebogen op tafel, liet haar kin op haar gevouwen handen rusten en probeerde te glimlachen.
'Nergens aan.'
'Helemaal nergens aan?'
Ik haalde mijn schouders op.
Ze boog zich naar me over en legde haar hand op mijn voorhoofd. 'Je voelt een beetje warm aan.'
'Ik voel me best.'
'Dan ben je zeker een beetje moe.' Ze zuchtte. 'Nou, het zal nu niet lang meer duren. Ik denk dat we binnenkort een stuk beter af zijn. Een heel stuk beter.'
'Denk je nog steeds dat Dr. Leonard Hawthorne met je gaat trouwen ?'
'Mmmmm', zei ze, terwijl ze haar nagels inspecteerde en haar gezicht tot een net iets andere glimlach plooide. 'Ik dénk het niet alleen, liefje, ik wéét het.'
Ik vouwde mijn armen over elkaar en zei: 'En hoe komt het dan dat hij nooit opbelt? Jullie zijn nog niet één keer met elkaar uit geweest.'
'Dat zie je verkeerd, liefje.' Ze boog zich verder naar me toe. 'Dat hoort allemaal bij de therapie. Weet je nog dat ik toen die keer zo van streek was ? Dat kwam doordat we toen net mijn hele jeugd hadden doorgewerkt. Alle narigheid met mijn vader en zo.
Ik heb heel wat ellende meegemaakt, Ann, daar heb jij geen idee van. En daarna kwamen de toestanden met je vader aan de beurt.
Dat was ook niet mis, dat kan je gerust van me aannemen. En toen Ted Diamond. Maar dat ligt nu allemaal achter me; ik heb het verwerkt. En hij wil me niet meer zien, als patiënt dan. We zijn nu zover dat hij als het ware kan zeggen: "Ziezo, het zit erop, je bent erdoorheen. Van nu af aan kunnen we gewoon met elkaar · » ï uit.
'En wanneer gaan jullie dan trouwen?'
'Ik denk over een maandje of zo. Misschien al over drie weken, maar laten we het maar op een maandje houden.'
'Wanneer belt hij dan op en komt hij eens langs of zo ?'
'Heel binnenkort, liefje, in elk geval dit weekend nog.'
Maar zondagavond had hij nog steeds niets van zich laten horen. En de volgende dag vond ik mijn moeders met witte inkt geadresseerde rode envelop tussen het stapeltje post op de wasmachine. Retour afzender was er met een gewone blauwe balpen op geschreven.
'Geef hier', zei mijn moeder.
Ik liep achter haar aan naar haar slaapkamer en zag dat ze de brief in een laatje wegstopte. 'Als hij met je wil trouwen, waarom stuurt hij die brief dan terug?'
Mijn moeder keek me geduldig aan, trok de la open en pakte de brief er weer uit. Er lag een hele stapel rode enveloppen.
'Dat zit zo, liefje. Deze hier is gericht aan Dokter Leonard Hawthorne. Kijk maar.' Ze ging met haar vingers over de blauwe halen van zijn balpen. 'Hij wil niet dat ik hem als arts schrijf. ·Dokter Leonard Hawthorne wil me niet meer zien; dat hoofdstuk is afgesloten. Hij wil me nu leren kennen als Len Hawthorne, de man. En reken maar dat ik dat ook wil!'
Diezelfde avond schreef mijn moeder een lange brief aan Len Hawthorne, De Man. Ze stuurde hem naar zijn huisadres in Santa Monica en plakte er tweemaal zoveel postzegels op als nodig was.
'U spreekt met Adele August. Ik zou graag - goed, goed. Maar alstublieft, het is dringend.' Ze zat in de slaapkamer met de deur dicht, maar ik kon haar heel goed verstaan. Die ochtend was de brief aan Len Hawthorne, De Man, teruggekomen.
Sinds ze haar baan had opgegeven, sliep mijn moeder lang uit. Ze lag meestal nog in bed als ik naar school ging. 's Ochtends stond ik voor de ijskast naar al dat eten te kijken. Ze zorgde ervoor dat hij voortdurend schoon en goedgevuld was, alsof ze bang was dat hij onverwacht geïnspecteerd zou worden. Daar stond ik dan in het stille, lichte tuinhuis met de ijskastdeur open naar de vruchten te kijken. Ik kon er bijna niet toe komen er een te pakken. Ik wilde alles zo laten als het was — koud en hard, de appels bepareld met veelkleurige condensdruppeltjes.
Toen ik op een morgen mijn bed uitkwam, was mijn moeder al in haar perzikkleurige peignoir achter de sodafontein in de weer. Ze had voor ons beiden een kom muesli met plakjes banaan gemaakt. Terwijl ik zat te eten, glimlachte ze flauwtjes naar me. 'Vind je het lekker, liefje?'
'Ja.' Toen ik klaar was, liep ik met de kom naar de gootsteen en waste hem af. We hadden geen theedoeken en daarom droogde ik hem met een papieren servetje af. Daarna ging ik mijn schoolspullen pakken.
'Oh, Ann', riep mijn moeder. 'Zou je vanochtend alsjeblieft wat later naar school kunnen gaan ? Ik geef je wel een briefje mee. Je moet eventjes iets voor me doen.'
'Ik kan niet zomaar wegblijven, mam.' Ik wilde naar school.
'Liefje, dit is belangrijk. Je moet even voor me opbellen.'
'Kan dat dan niet nu meteen?'
'Ze gaan pas om negen uur open, liefje.'
Ik ging weer zitten. Voedingsleer kon ik dus wel vergeten. Het was nog voor achten.
'Je zult er geen spijt van hebben. Jij profiteert er straks ook van.'
Klokslag negen uur zei ik: 'Zo, zal ik het dan nu maar even doen?'
'Wacht nou nog even. Ik zei toch dat ze om negen uur open gaan. Geef ze tenminste de kans om rustig binnen te komen en een kop koffie te pakken.'
Als ik de fiets nam, zou ik Voedingsleer nog net halen. Ik zei: 'Ik moet nu echt weg.'
'Goed, goed. Laat me even het nummer zoeken.' Ze probeerde tijd te rekken; ze kende dat nummer uit haar hoofd. Ze draaide en drukte me de hoorn in handen.
'Zeg dat je Amy Spritzer heet en dat je Dr. Hawthorne wilt spreken. Toe maar.'
Ik voelde er niets voor, maar ze bleef me aankijken. Ik hoorde een vrouwenstem 'Goedemorgen' zeggen en ik zei: 'Hallo, met Amy Spritzer. Kunt u mij Dr. Hawthorne geven?' 'Moment, alsjeblieft', zei ze. Het werkte.
'Wat moet ik tegen hem zeggen?'
Mijn moeder trok haar wenkbrauwen op. 'Komt-ie eraan?'
Ik gaf haar de hoorn. 'Hallo-o', zei ze met een hoge, zachte stem. 'Ja-ha.'
Ik liep naar haar tasje, pakte er twee dollar uit en liet ze haar zien. Ze duwde me weg. Het ging niet zo best.
'Ik dacht alleen dat we, nou ja, nog één keertje... Er zijn een paar dingetjes waar ik het eigenlijk nog eens over wilde hebben. Met jou... Oh, ja, ik begrijp het.'
Ze legde neer en keek me kwaad aan. 'Zie je nou wel! Het was het verkeerde moment, hij kwam net binnen. We hadden nog een uurtje moeten wachten. Verdomme!' Ze beet op een nagelriempje.
'Mam, als hij met je gaat trouwen, waarom wil hij je dan niet spreken ? Mensen die met elkaar gaan trouwen, praten toch met elkaar?'
'Jij snapt er ook niks van', zei ze. 'Geen snars.'
Ik liep naar buiten, naar mijn fiets. Mijn moeder kwam ook de deur uit. Ze bleef aan de andere kant van het zwembad staan en hield haar peignoir voor haar borst dicht.
'Je kunt maar beter hopen dat het zo is!' riep ze op dreigende toon. 'Je kunt er maar beter op hopen dat Leonard Hawthorne van me houdt, want als hij dat niet doet, dan kunnen we het verder wel vergeten. Heb je me gehoord? Dan kunnen we het verder wel vergeten!'
Ze kwam naar me toe gelopen, maar ik fietste vlug weg. Ik ging niet op het zadel zitten, maar bleef, een beetje duizelig, op de trappers staan. Ze besefte blijkbaar niet dat het helemaal niets uitmaakte wat ik dacht en hoopte.
Mijn moeder zei dat ze geopereerd moest worden. Er was iets in haar stem waardoor het leugenachtig klonk. Ik probeerde me niet van de wijs te laten brengen, ik geloofde haar niet.
De vage manier waarop ze de dingen bracht, gaf je constant het gevoel dat ze je voor de gek hield, maar helemaal zeker wist je het nooit; je kon nooit goed uitmaken wat ze wel of niet wist. Feiten — daar deed ze niet aan. Toch was het vroeger toen we nog in Wisconsin woonden wel voorgekomen dat dingen die ze zo uit haar duim gezogen leek te hebben en waar we haar met de hele familie om uitgelachen hadden, achteraf wel degelijk waar bleken te zijn. Zoals die keer dat ze tegen Hal had gezegd dat hij een beugel moest nemen als hij voor Vietnam afgekeurd wilde worden. Iedereen vond dat toen een grote giller. Maar Leslie's broer Dean had het gedaan en die studeerde nu mooi aan Stanford.
'Waar moet je dan aan geopereerd worden?'
Eerst deed ze alsof ze me dat liever niet wilde vertellen. Toen zei ze half fluisterend: 'Kanker', alsof het een geheim was.
'Waar?'
Ze legde haar hand op haar linkerborst. 'Maar ach, het doet er niet toe, doet er niet toe.'
Ze ging inderdaad naar het ziekenhuis en bleef er een nacht. De volgende ochtend gingen Jack Irwin en ik haar met zijn auto ophalen. Ze zat in haar perzikkleurige peignoir en met een witte deken over haar benen in een rolstoel die door een verpleegster naar het parkeerterrein geduwd werd. Ze was vriendelijker dan ooit tegen Jack. Over die kanker werd met geen woord meer gerept en ik hoorde pas jaren later hoe de vork werkelijk in de steel zat.
Ik belde Dr. Hawthorne vanuit een telefooncel op school; ik zei gewoon mijn echte naam tegen de secretaresse. Net als toen ik had gezegd dat ik Amy Spritzer was, kwam hij meteen aan de lijn.
'Ja, Ann, wat kan ik voor je doen ?'
Een heleboel. Te veel. Dat was het nu juist.
'Mijn moeder denkt dat u met haar gaat trouwen en ik wilde weten of dat zo is.' Mijn stem klonk iel, raar.
'Je kunt om drie uur komen. Heb je dan tijd?'
Ik zei ja en toen de bel rinkelde, ging ik niet naar de les. Ik liep achterom langs het administratiegebouw, waar groepjes spijbelaars tegen de muur geleund stonden te roken. Ik had geen horloge. Om de paar minuten stond ik op om op de klok boven de sintelbaan te kijken.
Het kantoor van Dr. Hawthorne was op de negende verdieping van een wolkenkrabber in Century City. In zijn wachtkamer bladerde ik wat in een tijdschrift. Het was een vreemd idee dat mijn moeder hier zo ook vaak had zitten wachten. In gedachten zag ik haar afwezig op haar stoel heen en weer schuiven, onderwijl op een haarlok kauwend.
Dr. Hawthorne was niet bepaald een knappe man. Hij was erg mager, droeg een bril en om zijn mond lag een trek van permanente weerzin.
Ik ging in een grote gecapitonneerde fauteuil zitten en keek om me heen. Ik zei niks. Aan de telefoon had ik hem al gevraagd of hij met mijn moeder ging trouwen en ik wachtte op antwoord.
Omdat hij zelf ook bleef zwijgen, zei ik uiteindelijk: 'Goh, u hebt een echte divan en zo.' Ik probeerde zo normaal mogelijk en dus een beetje kinderlijk te klinken.
Hij reageerde met een glimlachje dat meer weg had van een zenuwtrek en bleef zwijgen. Hij tuurde aandachtig naar zijn handen.
'Gaat u nou wel of niet met met mijn moeder trouwen?'
Hij schudde zijn hoofd en ik voelde dat er iets in mijn binnenste knapte, het begon met een soort vaag gerommel, dat overging in een langdurig geraas. Toen pas besefte ik dat ik mijn moeder wel degelijk geloofd had en dat ik net als zij gedacht had dat alles anders zou worden.
'Ze ziet wat ze wil zien', zei Dr. Hawthorne. Hij hield zijn handen met de vingertoppen tegen elkaar aan. 'Mijn belangstelling voor haar is altijd strikt professioneel geweest. Dat heb ik haar vaak genoeg gezegd.'
Mijn moeder had al maanden niet meer gewerkt; de la puilde uit van de rekeningen.
'Ik heb alles gedaan wat binnen mijn vermogen ligt. Ik heb de behandeling gestaakt. Als ze me belt, weiger ik aan de telefoon te komen. Ik wijs al haar contactpogingen van de hand. Dat lijkt mij het verstandigst.'
Ik zei niets en keek hem alleen maar aan.
'En daar komt nog bij,' zei hij, terwijl hij naar de vingertoppen van zijn rechterhand tuurde, die hij een beetje naar achteren boog, 'dat ik voor de laatste vijf maanden van de behandeling nog geen cent ontvangen heb.'
'Dat spijt me', zei ik. Op de een of andere manier leek dat nog het allerergste.
'Het zou het beste zijn als je moeder naar een andere therapeut
ging-'
'Maar kunt u dan helemaal niets meer voor haar doen?' Mijn keel werd dichtgesnoerd en ik kon nauwelijks meer wat uitbrengen.
'Dit lijkt mij echt het beste. Ik zie geen andere oplossing.'
'Maar wat moet ik dan ?' Ik probeerde mijn kin in bedwang te houden en mijn kaken op elkaar te klemmen.
'Zie je je vader nog wel eens ?'
Het verbaasde me dat hij dat na al die therapeutische gesprekken met mijn moeder nog niet wist. Ik schudde mijn hoofd.
'Helemaal nooit?'
Weer schudde ik van nee.
'Dat maakt het er niet eenvoudiger op.' Hij keek me met half dichtgeknepen ogen aan. 'Hoe oud ben je?'
'Zeventien.' Ik betrapte me erop dat ik net als hijzelf naar zijn polsen zat te turen. Zijn manchetten waren hagelwit. 'Je moet
proberen zoveel mogelijk van je moeder los te komen. Ze is al niet eens in staat om behoorlijk voor zichzelf te zorgen, laat staan voor een ander.'
Mijn kin begon te trillen.
'Wat wil je na je eindexamen gaan doen?' vroeg hij ten slotte. Waarschijnlijk had ik toen op moeten stappen.
'Oh, dat weet ik nog niet. Studeren. Misschien ergens aan de oostkust.' Met al dat gespijbel van de laatste tijd kon ik dat wel vergeten. Mijn cijfers waren ook niet veel soeps. De problemen waren nog niet van de lucht.
'Nou, je steekt je licht in elk geval niet onder de korenmaat. Goed zo!'
Ik klemde me aan de leuningen van mijn stoel vast. 'Ik weet niet wat ik moet doen.' Het klonk jankerig. 'Ik bedoel, ik lieg zelf soms ook. Ik lieg tegen mensen die ik nog nooit van mijn leven gezien heb, en ik heb wel wat vrienden, maar die kennen me ook niet echt.'
Hij keek op zijn horloge, dat aan een dikke gouden band om zijn magere pols zat. Hij scheen te denken dat de appel uiteindelijk toch niet ver van de boom viel; ik was al even verknipt als mijn moeder.
'Hier moeten we het verder bij laten.' Hij schraapte zijn keel. 'Ik zal dit niet in rekening brengen.'
Ik stond nog steeds niet op. Ik trok een schoen uit, rolde mijn kniekous naar beneden en tastte in mijn zakken totdat ik al mijn geld bij elkaar had. Thuis was er geen enkel plekje meer waar ik het veilig kon verstoppen en dus droeg ik het aldoor bij me.
'Denkt u dat ze zelfmoord zal plegen?'
Die vraag overrompelde hem kennelijk; hij schudde flauwtjes van nee en begon een beetje met zijn gezicht te trekken. 'Nee, dat geloof ik niet. Je moeder vertoont geen tekenen van suïcidaal gedrag.'
'Oh.' Ik keek hem dankbaar aan. 'Kunt u haar niet nog één keertje ontvangen om haar te zeggen dat u niet met haar gaat trouwen? Eén keertje maar?'
Ik zat daar met al dat verfrommelde geld in mijn schoot en begon de biljetten één voor één op mijn dij glad te strijken. Ik zei dat ik het nu alvast zou betalen. Dat raakte een gevoelige snaar, geloof ik. Hij schudde nogmaals zijn hoofd en zei dat hij geen geld van me kon aannemen. Het uur waarop mijn moeder altijd kwam, was inmiddels bezet, maar als er een afzegging kwam, zou hij haar laten opbellen.
Ik ging niet naar huis. Op de sintelbaan bij school was een sportfestijn gaande - er werden zakloopwedstrijden en een eier-estafette gehouden. Leslie zat boven op de tribune koffie te drinken met onze 62-jarige lerares Frans, Madame Camille. Naast het hokje van de wedstrijdleiding stond een anderhalve meter hoge stapel witte taartdozen van het Taartenpaleis.
Mijn moeder was zo opgetogen geweest toen we voor het eerst 's avonds in Beverly Hills rondtoerden. In Bay City had je om de paar huizenblokken een kroeg, een oud huis met een uithangbord. 'Hier zie je geen kroegen, ze eten allemaal hun toetje buitenshuis', had ze gezegd. We hadden onze ogen uitgekeken bij het Taartenpaleis, Lady Kelly's, al die ijssalons. Eindelijk voelde ze zich in haar element.
Omdat Leslie en ik er genoeg van hadden altijd maar de brave, oppassende meisjes uit te hangen en in een wat jolige bui waren, pikten we samen met Madame Camille een taart, die we schrijlings op de tribune gezeten met onze vingers opaten. Onderwijl keken we met een half oog naar het kleurige gewoel op het veld onder ons.
Een tijdje later schetterde een stem door de luidspreker: 'De vierde klas is gediskwalificeerd, want een paar vierdeklassers - degenen die het gedaan hebben, weten wel wie we bedoelen - hebben een van de prijzen gestolen. Het is erg spijtig dat een paar mensen het voor de hele klas bedorven hebben.'
We stonden verbluft op. Madame Camille daalde behoedzaam op haar hoge hakken de tribune af. 'Ik ga er een kopen', zei ze, terwijl ze haar witte lakleren tasje omhooghield en zo snel als ze kon naar het hokje van de wedstrijdleiding dribbelde. 'Ik betaal wel.'
Ik vertelde mijn moeder niet dat ik bij Dr. Hawthorne geweest was. Zoals gewoonlijk aten we die avond in de stad en reden we daarna naar Baskin-Robbins. Net als anders rende ik met een vochtig vijfdollarbiljet naar binnen en droeg ik de twee horentjes even later als fakkels voor me uit naar de onder de bomen geparkeerde auto. Net als anders zaten we met de verwarming aan in de donkere auto aan onze ijsjes te likken. Net als anders hoorde ik mijn moeder zo nu en dan een diepe zucht slaken terwijl ze mijmerde over wat de zeer nabije toekomst allemaal voor ons in petto had. Maar nu had dit hele ritueel een onmiskenbaar treurig tintje gekregen. De bomen lieten hun bloesems op het dak van de auto vallen, maar mijn moeder had er geen oog voor, want ze wachtte, ze wachtte totdat ze getrouwd was en alles om zich heen kon zien met de ogen van een echtgenote, met de ogen van de vrouw van een arts. Ik wist dat ze tegen de tijd dat ik bij haar wegging nog steeds zou wachten.
Als we mijn grootmoeder belden om om geld te vragen, liet mijn moeder mij altijd eerst het woord doen. Mijn grootmoeder vroeg me hoe het op school ging. Als mijn moeder vervolgens haar jeremiade afdraaide, moest ik dicht tegen haar aan blijven staan. Het was vaste prik dat mijn grootmoeder op een gegeven moment vroeg of we echt zo omhoog zaten en dan moest ik ja zeggen. We hadden het geld dat mijn grootmoeder voor mij op een spaarboekje had gezet, allang opgesoupeerd.
Het duurde lang, maar eindelijk belde Ellen Arcade. Ze schreeuwde in de hoorn: 'Waarom heb je in godsnaam niet gezegd dat jullie Cassie Swan kennen? Ik sprak haar laatst en toen noemde ik jouw naam in verband met een reclamespotje, maar nu hebben we nog iets veel beters, het is een serie, en nu al die Iraniërs het land binnenkomen, ach, je begrijpt wel wat ik bedoel, Adele, je leest toch de krant. Maar wat ik zeggen wou, Ann is daar echt voor geknipt met die donkere teint van haar. Ik wil dat ze volgende week woensdag een auditie doet.
Mijn moeder hield de telefoon van zich af zodat we het allebei konden horen. Ik schreef op waar en wanneer ik moest opdraven. Het was ergens in Westwood op de zeventiende verdieping. Een auditie. Toen we hadden opgehangen, dansten mijn moeder en ik de kamer rond tot we draaierig op de grond neerploften. De volgende vijf dagen at ik geen hap.
Toen ik op de ochtend van de auditie onder de douche stond, hoorde ik de telefoon gaan. Ik had vijf dagen lang mijn haar niet gewassen, want het was me opgevallen dat het mooier glansde als ik het eerst volledig liet verslonzen. Toen ik hoorde wat mijn moeder zei, dacht ik dat ik het niet goed verstaan had. 'Om twee uur dus, goed, maar mag ik nog even één ding vragen?' zei ze. 'Niet eens één vraag? Oh, nou goed dan.'
Voorovergebogen schudde ik mijn haar uit, want dan krulde het minder. Mijn moeder klopte op de deur. 'Schiet eens een beetje op, ik moet ook nog onder de douche.'
Een uur later stond ze aangekleed en wel klaar. 'Het spijt me, Ann, maar mijn werk is nou eenmaal belangrijker dan die auditie van jou. We kunnen niet van de lucht leven, en je weet bovendien niet eens of je die rol wel krijgt. Het is nog maar je eerste auditie, dus er is een grote kans dat het toch niets wordt. En zó Iraans zie je er nou ook weer niet uit.' Ze stond bij de deur met haar tas over haar schouder.
'Je had beloofd dat je me erheen zou brengen.' Het huilen stond me nader dan het lachen. 'Je hebt al in maanden niet meer gewerkt.'
'Het spijt me, liefje, maar ik heb zojuist een telefoontje gehad, een aanbod dat ik niet kan laten schieten.'
'Dus je brengt me niet?'
'Probeer ze maar te bellen en vraag of je een uur later kunt komen. Als ik op tijd klaar ben, kom ik je ophalen. Maar ik moet nu echt weg. Ik vind het sneu voor je, maar er zit echt niets anders op; ik moet doen wat voor ons allebei het beste is.' Het gladde leer van haar tas, haar hoge hakken en haar lakceintuur glansden terwijl ze naar de auto trippelde. Ik hoorde het hek dichtvallen. Ik rende onaangekleed naar buiten en bonkte met mijn vuisten op het autoraampje. Ze deed het portier open. 'Probeer of je het nog kan verzetten.''Dat gaat niet!' schreeuwde ik.
Ze haalde haar schouders op en keek toen eerst fronsend en vervolgens glimlachend in het spiegeltje om haar gezicht in de juiste plooi te krijgen. Ineens wist ik het zeker. 'Dat telefoontje van daarnet heeft helemaal niets met je werk te maken. Je gaat naar Leonard Hawthorne en die wil helemaal niet met je trouwen. Je gaat naar hem toe en dat levert ons geen cent op! Je had het beloofd!'
Ze haalde opnieuw haar schouders op en draaide het raampje dicht. 'Als je zo begint, praat ik niet met je', zei ze en reed weg, het steegje uit.
Peter Keiler zat in Massachusetts. Ik belde Daniël Swan, maar alleen Darcy en de tweeling waren thuis; ze wisten niet waar Daniël uithing. Ik belde zelfs Leslie, maar ik kreeg van haar moeder te horen dat ze tennisles had en ik zou het niet in mijn hoofd gehaald hebben om te zeggen dat het dringend was en dat ze meteen moest terugbellen. Bij Leslie thuis ging alles in een wat trager tempo en dat had je als buitenstaander te respecteren.
Toen het half drie was, propte ik mijn jurk, make-up, spullen voor mijn haar en al mijn geld in een paar draagtasjes en rende het huis uit. Om de paar meter stond ik even stil om mijn haar omhoog te borstelen. Toen ik bij Elevado was, stak ik mijn duim op en even later kreeg ik een lift van een melkwagen. In 1975 zag je al nergens meer melkwagens, alleen in Beverly Hills had je een winkelketen die Jurgensons heette en die liet de boodschappen tegen drie maal de normale prijs in van die ouderwetse witte vrachtwagens thuis bezorgen.
Ik kon meerijden tot Wilshire; vandaar was het nog twee huizenblokken. Ik trok mijn kurkschoenen uit en zette het op een lopen. Toen ik voor ik naar binnen ging nog even mijn schoenen vastgespte, zag ik in de etalage van een kledingzaak een oranje, gebloemde honkbalpet. Hij was flink duur, maar ik vond hem zo leuk dat ik meteen de winkel inging en zes dollar voor dat rare petje neertelde. Als ik met mijn moeder was geweest, had ik zoiets nooit gedaan. Dan zou ik me in de auto hebben opgetut tot ik door een ringetje te halen was, maar dit was iets veel persoonlijkers, iets dat echt met mezelf te maken had; ik zette het petje op en stapte zo in de lift.
Ik had verwacht dat ik me eerst zou moeten melden bij een secretaresse of iemand die over de rolverdeling ging of zo en dat ik me daarna dan in de damestoiletten zou kunnen wassen, omkleden en opmaken. Maar ik kwam terecht in zo'n gewichtig ogend kantoor met glazen deuren en een groot bureau, waarachter een grote, gemanicuurde blonde secretaresse zat, die nadat ik haar gezegd had wie ik was, mijn naam in een intercom zei, en voor ik het wist werd ik een kolossale kamer ingeloodst met ramen die uitzicht boden over de hele stad, waarvoor van die hele dunne jaloezieën hingen. Daar zaten twee mannen met overhemden en stropdassen. Ze bleven onderuitgezakt in hun stoel zitten, noemden mijn naam en gebaarden me naar een leeg deel van de ruimte. Daar stond ik dan met al mijn draagtasjes naast me op het kamerbrede tapijt en zij lachten. Een van hen boog zich voorover om zijn sigaret aan te steken en zei: 'Nou, vertel eens, wat heb je daar allemaal in die tasjes zitten?'
Wat er toen gebeurde, weet ik niet, maar ik raakte in een soort trance. Met gekromde tenen en verkrampte knieën boog ik me voorover en begon allerlei spulletjes uit mijn draagtasjes te halen. 'Een kleedka-, de damestoiletten, alstublieft. Het feit dat ik me nou toevallig een beetje wil opknappen, betekent nog niet dat ik geen, dat ik geen Eigenwaarde heb. Ja, Eigenwaarde zeg ik, met een grote E. Geld? Nee, geld heb ik niet, maar wel stijl.' En zo ging ik maar door. Ik maakte me op zonder spiegeltje, ik verkleedde me zonder kleedkamer, ik trok mijn jurk over mijn hoofd aan, ik deed alsof ik mijn handen te drogen hield onder zo'n heteluchtapparaat als je wel in openbare toiletten ziet. 'Ziezo', zei ik ten slotte, terwijl al mijn spullen over de grond verspreid lagen, mijn gezicht besmeurd was met make-up en mijn haar in twee gordijntjes voor mijn gezicht hing. 'Vind je het niet heerlijk om weer schoon te zijn? Nou, ik wel, heerlijk, echt heerlijk. Wilt u ons nu alstublieft onze plaatsen wijzen?'Ik had mijn hele leven al mensen nagedaan, maar haar had ik nog nooit geïmiteerd. Toen ik weer opkeek, voelden mijn benen als van gummie. De mannen hadden allebei zwijgend zitten toekijken en nu lachten ze. De ene klapte zelfs. Ik had nogal geschreeuwd en dacht dat ze misschien wel vreselijk met me te doen hadden. Maar ik was ook in een soort roes. Ik wist dat ik misschien wel iets goeds had gepresteerd, goed genoeg om mijn leven een andere wending te geven. 'Oké', zei de man met de sigaret, terwijl hij een gouden koker te voorschijn haalde en een nieuwe opstak. 'Krijgen jullie daar op Beverly Hills High tegenwoordig ook al toneelspelen?'
Ik was helemaal vergeten dat ik al die tijd dat oranje honkbalpetje op had gehouden.
Toen ik weer buiten stond, kocht ik voor de drie dollar die ik nog over had bij de Will Wright's aan Westwood een sorbet met warme karamelsaus, die ik staande aan de toonbank naar binnen werkte. Toen ging ik op huis aan. Bij Wilshire kreeg ik deze keer geen lift. Nog steeds met al mijn draagtasjes ging ik bij de bushalte op de hoek van Westwood Boulevard staan. Aan de overkant waren twee hoge kantoorgebouwen. Een stuk of vijftig mannen met grijze pakken stonden op de bus te wachten. Ik ging ze allemaal langs, ik zweer het, echt allemaal, en zei: 'Neemt u me niet kwalijk, ik woon in Beverly Hills en zit op de middelbare school. Ik ben mijn portemonnee verloren en nu heb ik geen geld. Zou ik misschien veertig cent van u kunnen lenen voor een buskaartje ? Als u mij uw naam en adres geeft, zal ik u het geld direct weer terugsturen.' Als reactie kreeg ik twee keer een razendsnel, nauwelijks zichtbaar knikje; de rest hield zich Oost- indisch doof en keek ijskoud de andere kant op, in de richting van de heuvels die je door de smog niet kon zien. Uiteindelijk ging ik lopend naar huis. Ik kwam om acht uur aan en toen ik binnen was, stevende ik meteen op de ijskast af. Die was helemaal leeg. Kennelijk had mijn moeder alles weggegooid.
Een poosje later klopte ik zachtjes op haar deur. 'Mam, gaan we nog eten?'
'Laat me met rust, Ann. Ga alsjeblieft weg.' Haar stem klonk vlak en helemaal anders. Ik sjokte naar het huis van de Keilers en glipte via de achterdeur de keuken in, waar de kokkin een broodje ham voor me klaarmaakte.
Er gebeurde niet wat ik vreesde. Mijn moeder ging alleen maar steeds minder over Dr. Hawthorne praten, 's Avonds trok ze nog steeds haar perzikkleurige peignoir aan, maar ze lag voornamelijk op de bank tijdschriften door te bladeren. Ik vond geen rode enveloppen meer bij de post. Een tijd lang bleef ik verwachten dat ze elk moment zou instorten. Maar het gebeurde niet. Na die toestand met Josh Spritzer was het evenmin gebeurd.
Op een keer kwam ze aan het eind van de middag naar binnen gestormd; ze had haar witte doktersjas over een broekpak aan.
'Ik ben weer terug op Palm Manor en moet je horen wat er gebeurd is. Ze waren zo blij dat ik weer terugkwam, dat ze een feestje voor me georganiseerd hadden. Ze zeiden dat ze na mij in geen van beide tehuizen meer iemand gehad hadden die zo goed met de patiënten overweg kon.' Er welde een traan in een van haar ooghoeken.
'Beheers je een beetje, mam.' Wat kon ik toch een koude kikker zijn.
Ze veegde de traan met een mouw weg. 'Weet je, ik geloof dat ik die oude mensen gewoon wel aanvoel. De meesten komen helemaal uit het Midwesten of zo, en nu zitten ze in een tehuis. Geen hond die naar ze omkijkt.'
'Ik ben blij dat je weer werk hebt', zei ik en liep naar mijn kamer. Ze moest gewoon zorgen dat ze een baan had en genoeg geld verdiende, zodat ik m'n school af kon maken en kleren kon kopen en straks kon gaan studeren - zodat ik eindelijk weg kon. Hoe ze dat voor elkaar kreeg, moest ze zelf maar zien; ik wilde er niets over horen. Ik wilde niet horen hoe ze haar best deed, hoe ze zich voelde. Ze moest het gewoon doen en verder geen gezeur.
'Relatief gezien hebben ze het daar natuurlijk zo gek nog niet. Ze hadden het heel wat slechter kunnen treffen, neem dat maar van me aan', zei ze, voornamelijk tegen zichzelf.
Het gas en de elektriciteit werden weer eens afgesloten en ik bleef van school weg om de rekening te betalen. Het was voor ons allebei inmiddels een routineklus geworden - we reden gewoon naar dat kantoor toe, ze stopte me de rekeningen en het geld in handen en ik ging naar binnen om te betalen. Ik hoefde de mensen van het gas- en elektriciteitsbedrijf mijn naam al niet meer te zeggen.
'Ik sla nog wel een vader voor je aan de haak, hoor Ann, wacht maar af.' Mijn moeder gaf me een klapje op mijn knie. We stonden met de auto voor Baskin-Robbins. Ze zuchtte.
'Voor mij hoefje dat niet meer te doen. Als je zelf een man wilt hebben, moet je gerust je gang gaan, maar ik heb geen vader meer nodig.' We wisten allebei dat ik binnen een jaar het huis uit zou zijn.
Mijn moeder rechtte haar rug. 'Natuurlijk heb je een vader nodig. Voor als je straks op college zit en 's een feestje wil geven en je studiegenootjes mee naar huis wil nemen. En verder kan het helemaal geen kwaad om een man in je omgeving te hebben tegen wie je een beetje kunt opkijken en met wie je kunt praten.'
'Ook al zou je trouwen, dan nog zal zo'n man nooit mijn vader worden. Ik heb al een vader gehad.'
'Ja ja, en waar zit die dan ?'
Ik haalde mijn schouders op. 'Elke andere man zal toch altijd alleen maar jouw echtgenoot blijven. Ik zal hem nooit echt goed leren kennen.'
'Wacht nou maar eens even af. Jij denkt veel te ver vooruit. Je piekert te veel; je moet eens leren de dingen op hun beloop te laten. En trouwens, je zou het best prettig vinden als er een man was tegen wie je kon opkijken en die je zo nu en dan eens om raad kon vragen.'
Er dreigde een haarsliert in haar ijsje terecht te komen. Ik boog me naar haar over en schoof de sliert achter haar oor.
'Ik heb jou toch.'
'Jawel, maar je hebt ook een man nodig. Dat zul je nog wel merken.' Ze startte de auto. 'Ach, wie weet is het misschien juist ook wel beter geweest dat je niet aldoor een man om je heen hebt gehad. Zelf vergeleek ik altijd iedere man met mijn vader en bij niet één heb ik me ooit zo vertrouwd gevoeld als bij hem. Misschien is het allemaal wel makkelijker als je dat niet kent. Dat zou best eens kunnen. Ik heb zo'n idee dat het voor jou allemaal wel eens heel goed zou kunnen uitpakken.'
Ellen Arcade belde. Ze hadden me genomen: ik kreeg de rol van Marie Iroquois in 'Santa Fe', zestien weken draaien in het eerste seizoen, betaald volgens vakbondstarief. Ze hadden een Indiaanse van me gemaakt.
We hadden zo onze vaste gewoonten, maar we deden net alsof dat niet zo was. Elke avond aten we buiten de deur, maar het was alsof mijn moeder 's avonds tegen een uur of tien uur steeds weer tot haar verbazing vaststelde dat er niets anders op zat dan in de auto te stappen en naar een eetgelegenheid op zoek te gaan. Sinds Dr. Hawthorne van het toneel was verdwenen, was de ijskast altijd leeg; we hadden alleen wortelsap en tarwekiemolie in huis.
Het was pure koppigheid. Dit was niet het soort leven dat mijn moeder zich gedacht had. Voorlopig was het nu eenmaal niet anders, maar ze vertikte het om zelfs maar een dag vooruit te denken; haar plannen hadden betrekking op het gebied achter de horizon van ons dagelijks bestaan. Rekeningen betaalden we niet, boodschappen deden we niet, onze cheques waren niet gedekt. Het aanvaarden van onze verantwoordelijkheden zou betekenen dat we ons bij de feiten neerlegden en dan zou het wel eens voor altijd zo kunnen blijven. We zorgden ervoor dat de situatie onmogelijk zo kon blijven als hij was, dat er wel iets móest veranderen. Het punt was alleen dat dat aldoor maar niet gebeurde.
Mijn moeder moest me nu van mijn werk in Studio City afhalen. Als ze weer eens te laat was, hing ik een beetje rond met Clark, een jongen uit de Valley.
Bij die televisieopnamen ging het allemaal heel anders toe dan ik me had voorgesteld. Ik moest gewoon mijn tekst opzeggen en af en toe mocht ik er zelf een regeltje aan toevoegen om de mensen aan het lachen te brengen, maar al met al maakte het weinig uit wat ik deed. Het was gewoon een baantje, meer niet. Meestal filmden ze alleen maar mijn zwarte haar. Ik had altijd gedacht dat de filmwereld het middelpunt van het heelal was, dat je overgoten zou worden met liefde en belangstelling, dat mensen als mijn vader naar je toe zouden komen om je te vertellen hoe mooi ze je vonden. Nou, van dat idee was ik snel genezen. De opnamen werden gemaakt in de Valley en het enige wat je te zien kreeg, waren grauwe filmcomplexen, studio's en kleedkamers in opleggers. De meeste tijd brachten we zoek met wachten. We hadden geen van allen het idee dat we met iets groots bezig waren. Zelfs voor iemand als Clark, die acteur wilde worden en zich een vreemd, verend loopje had aangemeten om langer te lijken, was dit alleen maar een opstapje.
Maar door buitenstaanders werd je wel degelijk anders behandeld. Op Beverly Drive liepen jonge meisjes giechelend achter me aan en keken verlegen naar me op als ik me omdraaide.
Ik ging nog steeds bij haar weg. Ik zou gaan studeren - een voor de hand liggende, veilige uitweg. Geld was inmiddels geen probleem meer. Vroeger zei ze altijd dat er geld voor me vastgezet was. Ik vroeg haar er vaak naar. De eerste keer toen ik een jaar of veertien was. 'Maak je geen zorgen, toen je nog een baby was heb ik het allemaal met je vaders familie geregeld. Ze hebben daar in Egypte toen geld op een boekje gezet, voor als je ging studeren.'
'Dan hebben die Egyptenaren zeker een landelijke inzamelingsactie voor me gehouden.'
'Maak je geen zorgen, ik heb het allemaal goed geregeld. Je krijgt het op je zeventiende verjaardag.'
De tweede keer dat ik ernaar vroeg, heette het: 'Tsja, ik begin me nu toch wel ongerust te maken. Ik heb nog steeds niets uit Egypte gehoord en vraag me af of er soms iets aan de hand is.' Ik vroeg of ze niet een of andere schriftelijke verklaring had of anders misschien een naam of zo, maar ze had helemaal niets op papier staan. De juni voor ik de rol van Marie Iroquois kreeg, vroeg ik er nog eens naar. We zaten in de auto een ijsje te eten. Ze bracht haar hand naar haar keel en zei: 'Je geld zit in mijn juwelen, Ann, dus hou er nu maar over op.' Toen de cheques van 'Santa Fe' eenmaal binnenkwamen, zei ik er niets meer over.
Onze ruzies draaiden altijd om hetzelfde: 'Ik begrijp niet waarom je niet net als al die andere kinderen aan de ucla kunt gaan studeren. Het is een goede opleiding, er komen verpleegsters en advocaten en vrouwelijke artsen vanaf. Ik kom ze tegen in de tehuizen waar ik werk.'
Daar wist ik niets op te zeggen, dus hield ik mijn mond. De ruzies waaiden altijd weer over.
Ik werd tot een beter college toegelaten dan ik met die beroerde cijfers van me verdiend had; zelfs op de colleges keken ze anders tegen je aan als ze je op de televisie hadden gezien.
We wisten allebei dat ik het huis uit zou gaan. We maakten er grapjes over.
'Ik heb al die jaren zo hard geploeterd, ik heb 's avonds in de Hamburger Hamlet gestaan, ben dienstmeisje geweest en wat niet al — zou het nu niet eens tijd worden dat jij ook je steentje bijdroeg? Weet je, je zou best nog een poosje kunnen blijven, zodat we eens wat konden sparen. Je zou er heus niet dood van gaan.'
Ik wist het.
Toen ik mijn koffer aan het pakken was, vond ik in een schoenendoos waarin ik allerlei spulletjes bewaarde een krantenknipsel uit de Beverly Hills Courier van 2 maart 1972:
13-jarige zoekt thuis. Netjes, welgemanierd, redelijke leerling. Ziet er leuk uit (donker haar, slank), rookt niet en voelt niets voor drugs. Wil gaan studeren. Is handig en behulpzaam. Misschien de dochter die u altijd had willen hebben? Geen probleemkind. Postbus 254.
Ik weet nog dat ik tegen de jongen bij wie ik moest betalen, zei dat hij de envelop pas mocht openmaken als ik weg was. Het was een leuke gast met rood haar, een student waarschijnlijk, en hij flirtte een beetje met me, maar ik wilde hem niet onder ogen hoeven te komen als hij mijn advertentie eenmaal gelezen had.
Ik ben nooit naar die postbus gegaan om te kijken of er reacties op waren gekomen.
Een andere keer rommelde ik wat in de oude koffer met ditjes en datjes uit Bay City. Het was een soort archiefje over mij persoonlijk. Rapporten van de eerste klas lagere school - voldoende, voldoende, voldoende, ruim voldoende (voor schrijven), een lijstje met namen van kinderen met wie ik graag bevriend wilde raken (bij sommigen had ik aangegeven dat ze me al aardig vonden, bij anderen schreef ik dat dat misschien nog wel zou gebeuren), een groot fotoalbum met één fotootje, een paar gedroogde gele roosjes en een verschoten oranje ziekenhuis-identificatiebandje; plukjes haar in enveloppen, melktandjes in oogdruppelflesjes, foto's van mij met een strandbal. Er stond me nog maar vaag iets van bij, ergens langs de snelweg was het, Kelly's, een kleine bakstenen winkel met daarachter een woonhuis. Ze ontwikkelden vooral films. Je parkeerde de auto op het grindpad en ging naar binnen om je mapje met kiekjes op te halen. Het was een grauwe, druilerige zomerdag geweest en we moesten naar een kamer achter de winkel, waar een dik tapijt op de vloer lag. We werden geholpen door een saaie jongeman. Mijn moeder was nog het levendigst van alles, vol licht en gezag. Ik had teenslippers aan en een zwempak, met daarover een roze gespikkelde oranje regenjas. Ik herinner me hoe ze me lieten poseren met die strandbal, dat ik op het tapijt moest gaan liggen en dat ze me toen mijn zwempak uittrokken. Ik zal een jaar of zes, zeven zijn geweest. Mijn haar was opgestoken en ik had zo'n gemaakte grijns op m'n gezicht, mijn ene onderbeen schuin omhoog - vreselijk. Ik moet lachen als ik eraan terugdenk hoe ze daar in dat halfduistere zaakje langs de snelweg naaktfoto's maakten van een zevenjarige met een gekleurde strandbal. Op een bepaald moment haalde mijn moeder een poederdoos uit haar tasje en deed wat poeder op mijn wangen en neus.
Die oranje met roze regenjas heeft ze nog steeds. Hij hangt in het cellofaan van de stomerij in haar kast.
Leslie en ik deden samen inkopen voor college. In tweedehands- klerenzaken aan La Cienega Boulevard pasten we honderden verschoten Levi's uit de houten appelkisten. Als we er eindelijk een hadden die goed zat, maakten we er bij de knieën een scheur in. We kochten tweedehands T-shirts met getallen erop, die zo krap zaten dat ze je borsten afknelden en een stuk vel bij de navel onbedekt lieten. Leslie's ouders bleven me maar te eten vragen, maar die familie van haar werkte me op de zenuwen. Elke avond ging het precies hetzelfde. Haar vader, haar moeder, haar broertje zaten allemaal op een vaste plaats en de schalen met eten gingen de tafel rond als de wijzers van een klok.
Ze waren allemaal vrij zwijgzaam, alleen Leslie klaagde: 'En waarom doen wij dat nou niet, waarom boycotten wij geen druiven?'
Leslie's ouders verhieven nooit hun stem. 'Je moet nu eenmaal een keuze maken', zei Leslie's moeder op zachte toon. 'We kunnen ons niet overal voor inzetten, want dan kan je al gauw helemaal niets meer kopen. Dan zouden we niets te eten hebben. Je vader en ik hebben voor de joden gekozen. Als je eenmaal studeert, zul je er zelf wel achter komen wat je nou werkelijk van belang vindt.'
Leslie wierp me een wanhopige blik toe. Toen we wat later op haar kamer zaten, zei ze hoofdschuddend: 'Ik tel de dagen af. Soms denk ik wel eens dat mijn moeder alleen maar leeft voor haar afspraakjes met de schoonheidsspecialiste en de kapster. Ze is net een etalagepop.' Dat vond ik zelf ook, en als ik niet wist dat kinderen uiteindelijk toch altijd van hun ouders houden, zou ik het beaamd hebben.
Toen we laten weer beneden kwamen, ontspon zich tussen Leslie en haar vader een heftige woordenwisseling over Haagen- Dazs, een nieuw soort ijs. Leslie's ouders zeiden dat ze het krankzinnig vonden om twee dollar neer te tellen voor een halve liter ijs. Leslie schreeuwde dat Dana's vader het wel voor zijn kinderen kocht.
Ik wilde daar meteen weg. Mijn moeder en ik kochten soms wel twee halve liters van dat ijs en dat lepelden we dan allebei zo uit de beker op.
Op een dag bracht ik de cheque voor de huur naar het grote huis. Ik ging door de keuken en terwijl ik een praatje maakte met de kokkin, kwam meneer Keiler binnen. Ik realiseerde me dat ik hem nog nooit in de keuken gezien had. Hij zag er daar klein uit, niet op z'n plaats tussen de grote roestvrijstalen gootstenen en aanrechten.
'Kan ik je zo even spreken, Ann?'
We liepen via de zitkamer naar het achterterras. We keken uit over het grasveld en de tennisbaan. Hij trok een zorgelijk gezicht en vroeg: 'Heb je genoeg geld voor als je straks gaat studeren?'
Ik knikte.
'Als je iets nodig hebt, zeg het me dan', zei hij.
Ik keek naar het lege huis. 'Waar is mevrouw Keiler?' vroeg ik.
'Die is een dagje naar San Francisco.'
Daniël Swan bleef gewoon thuis wonen. De situatie aan San Ysidro Drive was nog steeds hetzelfde: dat project in Mexico van het Fiasco was nog steeds niet van de grond gekomen en de Heks kwam nog steeds als een wervelwind naar binnen gestoven, laat en druk. De enige die geld verdiende was Riley, die inmiddels een popgroep had opgericht. De Swans hoefden niet te verhuizen, maar ze hadden geen geld om Daniël in een andere stad te laten studeren. Hij zou naar de ucla gaan. Zo te zien kon hem dat niet veel schelen.
We zaten op het trapje achter het huis en staarden met ons hoofd op de knieën naar de kale ravijnen.'Mijn grootvader handelt in juwelen, hij verkoopt diamanten, misschien ga ik dat ook wel doen, zodat ik flink wat geld kan verdienen. Ik zou ook op een bank kunnen gaan werken zoals mijn neef. Of anders word ik projectontwikkelaar. Ik zou graag een eigen boot hebben, dan hoef je je nergens druk over te maken, een jacht van achttien meter; daar zou ik dan op gaan wonen en de wereld rond varen.'
'Maar ik dacht dat je astronomie wou studeren.'
'Dat doe ik erbij. Ik kan 's avonds studeren, als ik flink veel geld verdien, heb ik geen graad nodig, dan ga ik gewoon de colleges lopen. Maar ik weet het nog niet, ik kan nog alle kanten op.'
Voordat ik het huis uit ging, leek het alsof mijn moeder constant aan het werk was. Op een avond zette ze de auto neer voor een huis aan een lege brede straat ten noorden van Sunset. De palmbomen leken te lispelen over het gazon. 'Jammer dat Idie dood is', zei mijn moeder terwijl we naar de voordeur liepen. Een zekere mevrouw Dover vroeg ons binnen. We liepen achter haar aan terwijl ze door het tjokvolle huis naar de keuken slofte. 'Die slonzige Ieren ook', zei mijn moeder onhoorbaar.
Ik ging naast mijn moeder aan de keukenbar zitten, terwijl mevrouw Dover thee zette en over Melly's hart praatte. Melly's hart zus, Melly's hart zo. Mevrouw Dover had de trage bewegingen van een gezet iemand. Ze zei dat ze tegenwoordig alleen nog maar bepaalde dingen kon koken en allerlei andere dingen niet; ze gingen nog wel eens een blokje om, maar dat moest dan vooral niet te snel; ze maakten nog wel eens een ritje, maar dat moest dan vooral niet te ver, en dat allemaal vanwege Melly's hart. We luisterden braaf toe en mijn moeder glimlachte alsof ze al bij voorbaat wist wat mevrouw Dover zou gaan zeggen.
'Ze hebben in die familie allemaal een zwak hart', fluisterde mevrouw Dover, alsof ze bang was dat ze werd afgeluisterd. 'Idie was een jaar jonger toen ze, nou ja, je weet wel. Melly is nu vijfenzestig.'
'Maar, Trish, je moet niet vergeten dat hij in goede conditie is.' Mijn moeders stem schoot uit van overtuigingskracht. Ik wist niet of ze de waarheid zei of niet. 'Idie was veel te dik, Trish. En ze kreeg geen enkele lichaamsbeweging. En weet je wel wat ze at?'
'Dus je denkt dat hij het nog wel een tijdje zal maken?' Mevrouw Dover lachte een korte lach.
'Ze at doughnuts. Doughnuts met jam. Verder lustte ze niks. De diëtiste had de meisjes verboden haar die dingen nog langer te geven, maar ander eten liet ze gewoon staan. Doughnuts met jam en poedersuiker.'
'Dat wist ik helemaal niet.'
'Natuurlijk, die man leeft nog zeker tien jaar, Trish. Op z'n minst. Op z'n minst. Maar jij moet wel wat meer aan sport gaan doen. Want weet je, tegen de tijd dat Melly vijfenzeventig is, dan is hij in topvorm en dan wil hij natuurlijk wél dat z'n vrouw ook nog een beetje in goede conditie is.'
'Denk je heus?' Mevrouw Dover keek mijn moeder vragend aan.
Mijn moeder en ik renden giechelend het grindpad af naar de auto. Ze scheurde door de deftige woonwijken en minderde vaart bij de winkels op weg naar Baskin-Robbins. 'God, moet je dat suède pakje eens zien. Dat noem ik nog eens elegant. Dat is nou precies wat ik nodig heb, een paar goede kleren waar ik me overal in kan vertonen.'
'Het is vast ontzettend duur.' Toen we nog in die kledingzaak werkten, konden we zo makkelijk aan kleren komen, dat het een soort spelletje leek om steeds meer te krijgen, dingen die je met elkaar kon combineren. Nu waren het weer dingen waar je moeite voor moest doen, die belangrijk waren.
'Jawel, maar het is degelijk spul. Dat heb ik altijd gedaan. Ik heb altijd op kwaliteit gelet, een goede stof en met een goede pasvorm, vakwerk. Dan kan je er de rest van je leven mee toe.'
'Dat is allemaal mooi als je er het geld voor hebt.' Ik maakte me zorgen over hoe mijn moeder met haar geld zou omspringen als ik weg was.
Ze zuchtte. 'Laat me nou toch eens even. Ik vind het gewoon leuk om een beetje te fantaseren.'Zo nu en dan liet mijn moeder terloops iets vallen over haar zelfmoordplannen en dan deed ze net alsof die niets te maken hadden met het feit dat ik wegging.
'Misschien rijd ik wel gewoon naar...'
'Jij krijgt het verzekeringsgeld.'
'Voor jou zou het een uitkomst zijn.'
'Ik wil dat je het belegt, het is een behoorlijke smak geld.'
'Jij redt het heus wel zonder mij.'
Ik geloofde haar wel en niet. Ik wist dat het anders voor haar zou worden als ik wegging, dat het anders kon worden.
Maar ik ging toch.
De zaterdag na mijn laatste opnamen voor 'Santa Fe' maakte ik een afspraak bij de kapper. Ik zei het die ochtend tegen mijn moeder.
'Wat wil je dan laten doen, de dode punten eraf?'
'Nee, kort laten knippen.'
'Oh nee, liefje, doe dat nou niet. Je bent gek als je het niet alleen maar een beetje laat bijknippen. Waar heb je die rol aan te danken, denk je ? Je haar is nou juist je sterke punt, Ann. En denk maar niet dat dat er op college niet toe doet, want dan vergis je je. Echt waar, Ann, ik weet waar ik het over heb.'
'Ik wou het je alleen maar even zeggen, dan weet je het; ik vraag je niet om advies. Ik ga er tussen elf en twaalf naartoe. Zorg dus maar dat je dan wat te doen hebt.'
Nou dat deed ze: ze kwam naar de schoonheidssalon en ging voorin, bij het raam, tijdschriften zitten doorbladeren. Sinds mijn achtste, toen die jongens er met Halloween de schaar in hadden gezet, was het nooit meer geknipt. Alleen maar bijgepunt. Ik had altijd lang haar gehad. Het had belangrijk geleken.
Ik volgde de bewegingen van de vrouw met de schaar in de spiegel, de kleine natte vlokjes vielen overal om me heen op de grond. Er vormde zich een cirkel van haar op de katoenen kapmantel en een grotere cirkel op de grond. De kleine plukjes voelden scherp aan, ze prikten in mijn nek.
Mijn moeder kwam naar ons toe gerend. 'Wat bent u aan het doen ? Ze wilde er maar een klein stukje af. Oh, liefje, moetje nou zien. Je wilde toch alleen maar de dode punten eraf laten halen!'
Ze stonden allebei over me heen gebogen, de ene had de schaar in handen.
'Dat heb ik niet gezegd.'
'Dat heb je wel gezegd, dat heb je vanmorgen thuis nog tegen me gezegd. Je zei dat je er maar een klein stukje af wilde. Er is zeker al vijftien centimeter af, dat is géén gezicht. Waar ben je nou toch mee bezig?'
'Ga in godsnaam zitten, mam.' Ik keek naar mijn handen die in mijn schoot lagen. Ze hadden zo van een ander kunnen zijn.
Mijn moeder richtte zich tot de kapster, die op één voet balancerend dicht bij me stond en met vlugge, besliste bewegingen knipte. 'U kunt het toch op z'n minst zo knippen dat het naar binnen krult. Zo gaat het gewoon naar buiten vallen als het droog is. Dat wordt echt géén gezicht.'
'Ik knip het juist zo dat het naar binnen krult', zei de kapster.
'Oh liefje, had het me nou gezegd, dan waren we naar die man in Glendale gegaan die mij ook altijd doet. Die kan echt prachtig knippen. Meisjes van jouw leeftijd komen ervandaan met van dat prachtige, volle, lange, levendige haar. En het valt altijd naar binnen. Hij knipt het zo dat het vanzelf naar binnen valt.' Ze pakte een lok van mijn natte haar en liet hem terugvallen op de katoenen kapmantel. 'Ze is het aan het uitdunnen', zei ze. 'U bent het aan het uitdunnen.'
'Ik ben het niet aan het uitdunnen', zei de vrouw.
'Mag ik u vragen waar u heeft Ieren knippen ?'
'Mam, toe nou.'
'Het is maar een vraag. Dat kan ze me best vertellen.'
'Ik heb mijn opleiding gehad in New York en Londen.'
Ik moest glimlachen vanwege het pretentieuze Westwood, waar doctorandussen op het postkantoor werkten en kapsters in Londen hadden gestudeerd.
'En bij wie dan in New York?'
'Toen ik bij Michel Heron stage liep, heb ik onder Christiane gewerkt, en daarna bij André.'
'Oh, nooit van gehoord', zei mijn moeder. 'Oh, houdt u nou alstublieft op. U gaat er toch niet nóg meer afhalen?'
'Ik ga het zo modelleren dat het van de pony tot de schouder één vloeiende lijn wordt.' De vrouw gebaarde met haar kam. 'Goed?'
'Oh God. Waarom doe je me dit aan? Nou ja, het is jouw leven, zoek het zelf maar uit. Maar je kan het gewoon niet laten om dwars te liggen, hè ? Je wilt er nooit eens gewoon leuk uitzien. Zie je dan niet, liefje, dat je hele haar er zo aan gaat?'
'Eraf. Er gaat niets aan, er gaat iets af.'
'Ben je soms jaloers op mij ? Is dat het? Want dat is echt niet nodig, liefje. Ik ben je moeder. Ik kan je helpen. Als je dat tenminste toelaat. Je zou eens moeten zien wat een leuke kapsels er zijn.'
Ze liep de spiegel uit. Even later kwam ze weer terug. 'Ik kan het niet meer aanzien. Ik kan hier niet maar gewoon zitten toekijken hoe zij je toetakelt.'
'Je zit niet.'
De kapster knipte onverstoorbaar door. Het haar hing nu twee centimeter boven mijn schouders. Ik draaide me om en zag mijn moeder voor in de zaak staan. Ze ging weer op haar stoel zitten en sloeg een tijdschrift open.
Naast mij was een man het haar van een jong meisje aan het föhnen, terwijl hij het strak uit haar gezicht weg borstelde. De twee kappers lachten. 'Doet ze altijd zo ?' De vrouw keek me aan in de spiegel.
'Alleen als het om mijn haar gaat. Ze wilde altijd dat ik het lang droeg.'
De vrouw zette de föhn aan. Even later zag mijn haar er prachtig uit, een mooie dikke strakke lijn van mijn voorhoofd tot mijn kin.
Mijn moeder dook weer in de spiegel op, een tijdschrift bungelde in haar ene hand. Ze liep om de stoel heen, omcirkelde me. Ik keek haar niet aan. Ze staarde naar mijn gezicht in de spiegel.
'Je laat iedereen maar over je moederen, hè? Iedereen behalve mij.'
Ik heb nooit meer iets van mijn vader gehoord. Ik dacht vaak dat hij me misschien op tv zou zien en dat hij me dan zou schrijven of opbellen of zo, maar er gebeurde helemaal niets. Ik weet niet, misschien heeft hij het wel geprobeerd of misschien had hij wel helemaal geen tv of zo. Er was van alles denkbaar.
Toen ik wegging, nam ik maar weinig spullen mee. Ik liet mijn moeder alles houden wat ze wilde hebben. Ze hield al mijn babyspullen, mijn eerste tandjes in oogdruppelflesjes, mijn schaatsen van toen ik vijf was. Er was een werkhemd dat ze mooi vond en ik gaf het aan haar. Ze wees dingen aan en ik liet ze in het tuinhuis achter. Zolang ik maar weg kon. En toen ze me naar het vliegveld bracht, liep ze helemaal met me mee tot ik het vliegtuig instapte, ze liep tot waar ze zonder ticket niet mocht komen, en toen ze me kuste, keek ze me aan, en toen haalde ik een nieuwe spijkerbroek te voorschijn, van Jag, en Jag was toen net een nieuw merk, het was mijn lievelingsbroek, en dat wist ze en ik gaf hem aan haar.
'Misschien zie je me wel nooit meer terug', zei ze zachtjes, want er kwamen mensen voorbijgelopen, haastig en met kleine koffers.
Ik duwde haar de broek in handen en ze keek me aan met van die grote, dankbare hondenogen. Maar die avond, toen ik haar vanuit Providence belde, pakte ze de telefoon onmiddellijk op en zei op bitse toon dat de broek niet paste; ik had hem duidelijk voor mezelf gekocht en niet voor haar en ik wist niet wat het was om iemand een cadeautje te geven, ik zou nooit leren geven.
Die avond had ze het weer over de verzekeringspolis, de klippen van Big Sur. Toen ik haar terugbelde, nam ze niet op en drie dagen lang kon ik haar niet bereiken, totdat ik eindelijk de Keilers te pakken kreeg, die me vertelden dat ze aan het tennissen was.
Het duurde jaren voor ik weer naar huis ging.