Hoofdstuk 3
De strijd was hevig. Drie dagen lang vochten we onafgebroken. De enige reden dat ik niet na twee dagen terugkeerde, zoals ik had beloofd, was dat ik wist dat de strijd op de derde dag beslecht zou worden. We hoefden alleen maar door te vechten om de zege te behalen. En als ik me had teruggetrokken, zouden we misschien hebben verloren. Dus verbrak ik mijn belofte aan mijn bruid.
Bij mijn terugkeer stonden de kapeldeuren wijd open. Het was een komen en gaan van bedienden, dorpelingen en iedereen die niet ten strijde getrokken was. Er klonk luid gejammer en geweeklaag. Het pad naar de kapel was bezaaid met bloembladeren.
Met een frons in mijn voorhoofd steeg ik van mijn paard, en ik haastte me naar de kapel. Aan voorbijgangers vroeg ik wat er aan de hand was. Werd er een dienst gehouden voor de gesneuvelde soldaten? Maar dat kon het niet zijn. We waren immers net met hun lichamen teruggekeerd.
Iedereen aan wie ik het vroeg, keek me geschokt aan, om vervolgens biddend en een kruis slaand terug te deinzen.
Verbouwereerd baande ik me een weg door de menigte, de kapel in.
Toen ik haar zag, was het alsof er iets binnen in me stierf. Mijn geliefde Elisabeta lag op dezelfde baar als die waarop ze mij vier nachten eerder had aangetroffen. Ze was gehuld in de mooiste jurk die ze ooit had bezeten, en haar gouden haren lagen in een krans om haar gezicht.
Als een gewond dier schreeuwde ik het uit. Ik rende op haar af en nam haar levenloze lichaam in mijn armen. Ze voelde koud en stijf aan. ‘Nee! Nee!’ riep ik. ‘Lieve hemel, dit kan niet waar zijn!’
De priester legde zijn hand op mijn schouder. ‘Kom, mijn zoon …’
Als door een adder gebeten draaide ik me om. Ik schreeuwde hem en de anderen in de kapel toe dat ze weg moesten gaan en me alleen moesten laten.
Iedereen vertrok.
Op één rouwende na, die in de schaduwen bleef staan wachten, op een veilige afstand van mij. Urenlang stond ze daar, terwijl ik huilend Elisabeta’s levenloze lichaam in mijn armen hield en uitvoer tegen de goden en het lot, die me eerst gelukkig hadden gemaakt, om me dat geluk vervolgens op wrede wijze af te nemen.
Na een tijd vloeide de woede uit me weg. Ik wist wat me te doen stond. Mijn geliefde was gestorven, en ik zou haar volgen, de dood in. Zonder haar wilde ik niet leven. Wellicht zouden we aan gene zijde herenigd worden.
Ik draaide me om, vastbesloten om terug te keren naar de kliffen en mijn leven alsnog te beëindigen.
‘De dag breekt bijna aan,’ zei een vrouwenstem. ‘Als je hier nog langer om haar blijft rouwen, zul je verbranden in de zon.’
Voorzichtig legde ik Elisabeta’s lichaam neer, en ik wendde me tot de vrouw.
Ik kende haar. Lang geleden had ik haar het donkere geschenk gegeven. Toen was ze een Egyptische prinses geweest. Haar vader, de farao, had haar verstoten en naar de tempel gestuurd, zodat ze opgevoed zou worden door de priesteressen van Isis. ‘Rhianikki,’ zei ik.
‘Tegenwoordig heet ik Rhiannon.’ Ze stapte naar voren, het donker uit. Haar ravenzwarte haren reikten tot aan haar middel. Haar jurk van fijne goudkleurige stof bedekte haar benen, maar liet haar slanke armen bloot. Ze knikte naar iets achter me. ‘De gelijkenis is treffend, vind je ook niet?’
Toen ik me omdraaide, ontdekte ik aan de kapelmuur een portret van Elisabeta. Ademloos keek ik naar het schilderij, waarop haar schoonheid en karakter perfect gevangen waren.
‘Vanaf je vertrek heeft ze de kunstenaar er dag en nacht aan laten werken. Bij je terugkeer wilde ze het aan je geven, als huwelijkscadeau.’
Overmand als ik weer raakte door mijn verdriet, lukte het me maar net om mijn hoofd op te tillen om haar aan te kijken. ‘Wat is er met haar gebeurd?’
‘Ze had gehoord dat je gesneuveld was – volgens mij van die oom van haar. Ze geloofde het pas toen de tweede dag voorbijging zonder bericht van jou. Bij het aanbreken van de derde dag is ze van de toren gesprongen, om zich bij jou, haar prins, te voegen. Dat is pas twaalf uur geleden. Een van de bedienden heeft haar nog horen roepen dat je al bij haar teruggekeerd zou zijn als je nog in leven was geweest. Ze had de deur vanbinnen vergrendeld; niemand kon op tijd bij haar komen.
Het was ondraaglijk. Diepbedroefd zakte ik op mijn knieën. ‘Dus mijn verbroken belofte heeft haar het leven gekost.’ Ik schudde mijn hoofd. ‘Rhiannon, waarom heb je me verteld dat ik haar hier zou vinden als je wist dat ik haar meteen weer zou verliezen?’
Met een zucht boog ze haar hoofd. ‘Het was niet de bedoeling dat het zo zou gaan. Ik heb dit niet voorzien, mijn vriend.’
Ik knikte. Ik geloofde haar. ‘Het geeft niet. Binnenkort zal ik bij haar zijn.’
Ze liep naar me toe en legde haar hand op mijn schouder. ‘Je bent altijd zo somber geweest. Altijd. Je haatte je onsterfelijkheid en voelde je eenzaam en alleen. Niets is zo vermoeiend als een vampier die zijn eigen aard niet kan accepteren. In ieder geval heb je nu een reden om somber te zijn.’
Ik keek haar aan. Ze ging me proberen over te halen om te blijven leven, besefte ik. ‘Zonder haar ga ik niet verder,’ zei ik in een poging haar tegen te houden.
‘Jawel. Dat ga je wel. Zal ik je zeggen waarom?’
Ik knipperde met mijn droge ogen en knikte. Moeizaam stond ik op. ‘Waarschijnlijk heb ik geen andere keus. Goed, vertel me maar waarom ik mezelf nog langer zal kwellen door zonder haar verder te leven.’
‘Ik heb een visioen gehad. Naarmate ik ouder en sterker word, overkomt me dat steeds minder vaak. Dit visioen was helder en krachtig. Waag het niet om te betwijfelen of het waarheidsgetrouw was.’
‘Niemand durft toch de visioenen van de onsterfelijke Nijlprinses in twijfel te trekken?’ Mijn toon was niet plagerig, maar bitter. ‘Ga verder, als je zo nodig wilt. Ik heb nog een hels uur te doorstaan voordat ik de zonsopgang tegemoet kan lopen. Vertel me van je visioen.’
‘Ze zal bij je terugkeren.’
Met een ruk keek ik op, en mijn hart leek een moment stil te staan.
‘O, het zal niet gemakkelijk zijn. Ten eerste moet je in leven blijven totdat ze terugkeert. Lukt dat je niet, dan is het maar de vraag of jullie elkaar ooit terug zullen vinden. Dus je kunt de zonsondergang niet tegemoet lopen. Je moet doorleven, ondanks je verdriet. Voor haar.’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Ik heb alles voor haar over. Maar… Hoelang moet ik doorleven?’
Zelfs de onbarmhartigste vampier op aarde durfde me niet aan te kijken toen ze me de duur van mijn vonnis meedeelde. ‘Vijfhonderd jaar. Zo ongeveer.’
Ik wankelde.
Ze greep me vast om te voorkomen dat ik viel. ‘Je zult haar vinden in een streek die New Hampshire heet. In het dorp Endover. Daar zul je haar over vijf eeuwen terugzien. Als je het tenminste zo lang volhoudt.’
Ik keek haar recht in de ogen. ‘Ik heb nog nooit van die streek gehoord.’
‘Dat komt doordat hij nog niet bestaat.’
Onderzoekend nam ik haar op. ‘Weet je het zeker?’
‘Ja.’
Ik zuchtte en liep terug naar het zielloze lichaam van mijn geliefde, naar het omhulsel waarin ze eens had geleefd. Ik boog me over haar heen om haar roerloze koude lippen te kussen. ‘Ik zal mijn best doen, mijn lief. Ik beloof je dat ik het zal proberen. Al zal het een martelgang zijn om zo lang zonder jou te leven. Als het me lukt, doe ik het voor jou.’ Ik sloot mijn ogen om de opwellende tranen tegen te houden. ‘Kom bij me terug, Elisabeta…’
Ik durf te zweren dat ik haar in de verte, vanachter de kapelmuren, hoorde fluisteren: ‘Ik kom terug.’
* * *
Benieuwd naar het vervolg? Bestel dan Black Moon 1,
Blauw is de nacht van Maggie Shayne, via www.harlequin.nl/ibs/black-moon.
Nu van € 6,95 voor slechts € 4,95!
(aanbieding geldig t/m 29 juli 2011, op=op)
Black Moon 1
Blauw is de nacht van Maggie Shayne
De naderende duisternis lokt...
Endover, New Hampshire: een doodgewoon ingeslapen stadje zoals er wel meer zijn. Alleen is die vredige buitenkant hier maar schijn, bedoeld om de bloeddorst van één persoon te maskeren. Wanneer twee tienermeisjes spoorloos verdwijnen tijdens een bezoekje aan het plaatsje, dreigt de zorgvuldig opgebouwde façade in gevaar te komen. Want uitgerekend de enige die het bedrog zou kunnen doorzien, komt de zaak onderzoeken: privédetective Maxine Stuart.
Geen sterveling weet zoveel van de ondoden als ‘Mad Maxie’. Haar argwaan is dan ook gauw gewekt. En als bovendien twee mensen die haar na staan – haar beste vriendin en de man op wie ze verliefd is – ten prooi vallen aan de duistere kracht die Endover beheerst, stort ze zich nog fanatieker op de zaak. Wat ze zich niet realiseert, is dat ze hiermee haar tegenstander in de kaart speelt. Want die wacht op zijn kans om met háár kennis zijn macht te vergroten... en zijn grote liefde nieuw leven te geven.