41

Gedurende zijn verblijf bij Peter en Dorothea belde Agnes niet één keer. Ze had het gevoel dat het aardiger was op deze manier, ook al was dat in wezen niet zo. Toen ze eindelijk wel contact zocht, was ze enorm opgelucht dat Peter de telefoon opnam.

“Ik heb een expositie.” Ze klonk opgewonden. “Ik liep al een tijd rond met een idee.” Na een paar minuten over koetjes en kalfjes te hebben gebabbeld, hing ze op zonder Justin aan de telefoon te vragen.

Peter voelde een zorgelijke knoop in zijn maag komen, maar hij kon er niets over zeggen, niets doen behalve afwachten en maar zien. Toen hij Justin de volgende dag bij het ontbijt de boodschap doorgaf, deed hij het voorkomen als iets onbelangrijks, maar niemand trapte in Justins onverschilligheid.

“Waarom ben je eigenlijk verliefd geworden op Agnes?” vroeg Dorothea terwijl ze een boterham aanpakte.

Peter keek even naar zijn vriend.

“Ze gaf me het gevoel dat ik belangrijk was,” zei Justin. “Alsof ik onweerstaanbaar was. En ze is zo…” Hij aarzelde. “Zo zeker van haar zaak. Ik was gevleid.”

“Hmm.”

“Hoezo ‘hmm’?”

“Gewoon hmm.” Dorothea ging een tijdje door met kauwen. “En dat is genoeg voor iemand om verliefd te worden?”

“Gevleid worden? Voor mij wel neem ik aan. Ze heeft lange tijd bijna niks anders gedaan dan diep in mijn ogen kijken en manieren bedenken om mijn uiterlijk te verbeteren. Dat zal wel zielig klinken.”

“Ja.” Dorothea’s blik was onbewogen.

Justin aarzelde met het broodmes in zijn hand. “Misschien hangt het ervan af hoe wanhopig graag je verbeterd wilt worden.”

“Hoe wanhopig ben jij?”

“O, dat valt met geen pen te beschrijven,” zei hij. “Nog een boterham?”

Peter zette een bakje kattenvoer bij de achterdeur. “Misschien is dat wel normaal, voor zover je weet. Andere mensen weten het beter te verbergen.”

“Beter verbergen is hetzelfde als minder wanhopig.”

Dorothea schudde haar hoofd. “Het moet vreselijk zijn om jou te zijn.”

“Dank je.” Justin keek terneergeslagen.

“Geeft niet. Je kunt er toch niet veel aan doen.” Terwijl ze de kruimels van haar nachthemd veegde, verwisselde ze haar pantoffels voor regenlaarzen en stapte met een handvol broodkruimels de tuin in naar de voedertafel.

 

De volgende keer dat Agnes belde, was het om Justin en Peter te vertellen dat ze er een dagje uit moest en of ze met haar mee wilden naar zee. Ze had behoefte aan lege einders, ruwe zeeën en grijze luchten. De vrije natuur. “Het leek me leuk om jullie erbij te hebben,” zei Agnes.

Mij heb je al gehad, dacht Justin vreugdeloos. Wil je hem ook nog?

“Justin?”

Maar het is december, dacht hij. Het zal ijskoud en somber en eenzaam zijn, wat waarschijnlijk de reden is dat je niet in je eentje wilt. En trouwens, heb je geen vrienden van je eigen leeftijd?

“Ja, goed,” zei hij. Ze wilde niet met hem alleen zijn, zoveel was duidelijk.

Maar Peter leek blij dat hij mee was gevraagd. Dus trokken ze de zaterdag daarop, in het vroege ochtendlicht, met een helder zonnetje dat tussen donkergrijze wolken door filterde, naar Agnes’ flat.

Dankzij de naderende kerst was Luton zo bont mogelijk opgetooid. Ze namen een omweg via het winkelcentrum en schermden hun ogen af voor het bombardement van zilver toen ze binnenstapten. De muziek klonk zo misvormd uit de luidsprekers dat onmogelijk viel te zeggen welk nummer er werd gedraaid. Het zou ‘Good king Wenceslas’ kunnen zijn, maar het had ook wat weg van ‘Santa baby’.

Boy drukte zich jankend tegen Justins been aan terwijl Peter en Justin om zich heen keken en vervolgens weer naar elkaar, hun ogen groot van quasi-ontzetting.

“Rennen!” schreeuwde Peter en dat deden ze, ze stormden de automatische deuren door om buiten dubbel te liggen van het lachen. “Mijn god, het lijkt de negende cirkel van de hel wel.”

“Ik moet een cadeautje voor Charlie uitzoeken,” zei Justin. “Ik heb overal gekeken, maar dit breng ik niet op.”

Peter knikte. “Een nachtmerrie. Al dat gewinkel voor kerst.” Ze liepen samen naar Agnes’ huis terwijl ze hun ogen in kameraadschappelijk stilzwijgen half dichtknepen tegen de zon. Peter gooide af en toe een doorweekte, stukgebeten speelgoedring op voor Boy. De hond deed geen enkele moeite om erachteraan te gaan, rekte zich bij elke worp wat uit en ving hem op een paar centimeter van zijn kop, waarna hij hem met plichtsgetrouwe berusting terugbracht bij Peter.

Toen ze er bijna waren, draaide Peter zich plotseling om naar zijn vriend. “Justin,” begon hij aarzelend, “ik vraag me al een tijdje af wat er precies tussen jou en Agnes is voorgevallen. Als je het tenminste niet erg vindt dat ik ernaar vraag. Jullie leken het goed met elkaar te kunnen vinden, en toen…waarom moest je ineens zo nodig naar ons verhuizen?”

Op een ander tijdstip zou de vraag Justin tot wanhoop hebben gebracht, maar nu zuchtte hij alleen maar. “We zijn met elkaar naar bed geweest. Ik zei dat ik van haar hield. Het was een ramp.”

Peter keek peinzend. “Vrouwen zijn moeilijk,” zei hij terwijl hij de ring van Boy aanpakte en hem opnieuw gooide toen ze de straat naar Agnes insloegen. “Natuurlijk zeg ik maar wat. Mijn ervaring met vrouwen is nogal beperkt. Zeg maar rustig heel erg beperkt.” Hij lachte. “Eigenlijk begint en eindigt die met zussen.”

“Die van mij begint en eindigt met vernedering.”

“Was het dat niet waard?” Peters belangstelling klonk gemeend. “Nee, tenzij je het leuk vindt om afgewezen te worden.” Ze belden aan en Agnes liet hen in de huiskamer wachten terwijl zij zich verder aankleedde. Peter en Justin zaten samen ongemakkelijk op Justins oude bed, een feit dat ze alle twee probeerden te negeren.

“Hé, kom op,” fluisterde Peter toen Agnes weer de kamer uit was, “jij hebt tenminste echt gevreeën.”

“Je kunt beter zeggen dat ik genaaid ben.”

Peter vroeg zich af waarom mensen zo zelden oog hadden voor het ingewikkelde van sommige situaties. Hij vroeg zich af hoe het zou voelen om geen maagd meer te zijn, om aantrekkelijk te zijn voor vrouwen, om zelf datgene te hebben, wat het dan ook was, wat ze zo fascinerend vonden aan Justin.

Peter dacht dat hij wist wat het was. Er was iets aan de ongemakkelijke zwartgalligheid van zijn vriend wat hem ook fascineerde: Justins behoefte, zijn verlangen (en onvermogen) om twee en twee samen alles behalve vier te laten zijn. Hij leek totaal niet in staat om op een geruststellende manier orde te scheppen in zijn wereld; kon moeilijk honger van eenzaamheid onderscheiden, boosheid van liefde, vrees van verlangen. Peter kon zich niet voorstellen hoe het leven eruitzag als je hersenen zo vreemd geprogrammeerd waren, maar het was fascinerend. Net als een treinongeluk.

Boosheid en vrees kwamen de kamer weer binnen, gekleed in een felgroene enkellange oliejas, een absurd lange gebreide Aransjaal met kabels en witte hooggehakte rubberlaarzen.

“Hoe zie ik eruit?” vroeg Agnes. “Nee, zeg maar niks, ik wil niet dat iemand iets negatiefs zegt over mijn plattelandskleren.”

Peter grinnikte haar toe. “De jas is heel mooi. Ik wou dat ik er zo een had.”

Justin mokte. “Waar gaan we trouwens naartoe?” bromde hij. “Neem je ons mee naar de krijtrotsen? Ben je van plan ons naar de rand te lokken, eroverheen te duwen en daarna te zweren dat het een ongeluk was?”

“Precies,” zei Agnes. “Vooral als je zo’n spelbreker blijft.” Ze hield deur voor hen open en volgde met de autosleutels, een picknickmand en een bonttasje vol kaarten. “Kom maar mee, jongelui, het avontuur roept.”