15
Op het station beschreef hij het voorval aan Agnes. Ze onderzocht de bult op zijn hoofd. “Je bent niet gewoon per ongeluk tegen een lantaarnpaal opgelopen?”
“Ja, natuurlijk wel.” Justin was ongeduldig. “Maar het kwam niet alleen door mij, ik voelde hem, hij stuurde me. Ik hoorde zijn stem.”
“Wat zei hij?”
Justin ontweek haar ogen. “Dat weet ik niet meer. Maar het was afschuwelijk. Alsof hij me uitjouwde.”
“Weet je zeker dat het geen kind was dat daar rondliep?”
“Denk je soms dat ik stemmen hoor?” Zijn bonzende hoofd bracht hem uit zijn humeur.
“Leg me geen woorden in de mond.”
De trein kwam knarsend naast het perron tot stilstand.
“Kom op,” zei ze. “Dat is de onze.”
De trein was te vol om naast elkaar te zitten en Justin was opgelucht. Het was niet het goede moment voor een verleidingspoging. Niet met een paarse bult zo groot als een babyvuist die uit zijn hoofd begon te groeien.
Hij staarde uit het raam naar het rommelige stuk platteland dat zich tussen Luton en Londen uitstrekte. Hij hoorde het klikken van Agnes’ camera verderop in de coupé.
Ik zie, ik zie een blijf-van-mijn-lijfhuis. Ik zie, ik zie een gekke koe. Ik zie, ik zie een akker vol pesticiden. Ik zie, ik zie een vogel met een gebroken vleugel. Ik zie…
Hij zag een afgetakelde oude ezel die roerloos met holle rug en hangende kop op een afgegraasd grasveld stond. Tot zijn afschuw kreeg hij tranen in zijn ogen.
In de weerspiegeling van het raam zag hij een meisje naar hem kijken.
Hij draaide zich naar de zitplaats schuin tegenover hem en wierp een nerveuze blik op de persoon die daar zat. Ze had korte dikke benen, een kort dik lijf, lichtblond haar en grote kabouteroren. Ze had een plattegrond van Londen opengevouwen en streek die glad op een enorme rugzak op haar knieën. Ze lachte naar hem.
“Mag ik iets vragen,” zei ze met een zwaar accent (kennelijk buitenlands) tegen Justin. “Weet u hoe ik komen bij Victoria Station?”
Hij nam de plattegrond aan die ze hem toestak en bestudeerde die zorgvuldig. Hij wist net zomin de weg in Londen als zij, maar voelde zich als gastheer verplicht om hulp te bieden.
“Ik ben bang dat ik het niet weet,” zei hij uiteindelijk terwijl hij hem teruggaf.
“Misschien wij samen zoeken, ja?” Ze keek naar hem op door bleke, dunne wimpers.
“Ik ben met een vriendin,” legde Justin zwakjes uit en wees naar Agnes.
Het meisje rekte haar hals om een blik op de rivale te werpen. Agnes lachte bemoedigend en nam een foto van hen beiden. Het meisje draaide zich teleurgesteld weer naar Justin.
“O, nou ja. Misschien andere keer?”
Justin knikte terwijl ze het station binnenreden. Hij sprong op, wrong zich langs passagiers die met gigantische koffers moesten overstappen en voegde zich bij Agnes op het perron.
“En,” zei ze. “Wie is je vriendin?”
“Bedoel je Frodo?”
“Doe niet zo gemeen. Ze viel op je. Het werkt.”
“Wat werkt?”
“Je gedaanteverwisseling. Binnenkort komen ze in zwermen op je af als…”
“Als wat? Als aasgieren? Vampiers? Pinguïns?”
Ze liep naar de uitgang. “Deze kant op. Het is niet ver, we kunnen het lopen.”
“Waar gaan we naartoe?”
Bij wijze van antwoord nam ze zijn hand en versnelde haar pas.
Agnes leidde Justin door de doolhof van lugubere, smerige straatjes rond het station, tot ze bij een smalle opening tussen twee huizen kwamen. Op een bord aan de afbrokkelende stenen muur stond: Stable Lane. Het was de perfecte plek voor een tandeloze gespierde schurk met een pianosnaar om hen alle twee te wurgen, hun lichamen van ingewanden te ontdoen en die in een grote kluwen op het koude plaveisel achter te laten.
“Hier is het,” zei Agnes en ze stopte bij de deur van een somber gebouw zonder enig opschrift, behalve een knipperende oranje oo achter het raam van de eerste verdieping: het overblijfsel van een neonreclame die oorspronkelijk met ROOMS adverteerde. Agnes drukte op de bel, wachtte op de zachte zoemer en duwde de deur open.
Binnen was een smalle trap. Ze klommen naar een overloop en Justin volgde Agnes door een zware ijzeren deur die toegang bood tot een grote, lage kamer met donker zijden behang. De kamer was tjokvol kleuren en patronen, met overal zware vergulde spiegels die de bedrieglijke indruk gaven dat de kamer zich eindeloos in alle richtingen uitstrekte. Op de brede, glanzende vloer lagen oosterse tapijten; daarop stonden rekken met kleding. In het plafond twinkelden honderden halogeenlampjes als sterren.
Justin had het gevoel dat hij in een ouderwets paasei was terechtgekomen. Het huis rook naar iets exotisch en duurs, als het ruim van een schip op doorreis uit West-Indië. Kruidnagel, dacht hij. Wierook. Kaneel.
Zijn ogen moesten even wennen aan de lichtjes die in de spiegels werden weerkaatst. Nu zag hij een vreemd soort vrouwelijke wezens door de kamer wervelen, sommige in spijkerbroek met plateauzolen, andere in felgekleurde pakken of jurken, maar allemaal ongewoon lang en ongewoon zelfverzekerd, met buitensporige kapsels en onnatuurlijk lange benen. Ze hadden starende ogen en volle, gulzige lippen. Ze giechelden en keuvelden, maar hun gezichtsuitdrukking bevroor tot een hooghartig masker toen ze Justin opmerkten.
“Modellen,” fluisterde Agnes. “Ze verschenen op het moment dat deze zaak openging. Als mieren bij een picknick. Niemand snapt hoe ze het voor elkaar krijgen.”
O, mijn god, dacht Justin, weer mode. Waarom niet iets simpels als Sanskriet of statistiek?
Agnes pakte zijn arm en leidde hem de kamer door. Aan een lange houten werktafel stond, met afgewend gezicht, een grote mollige reuzenbaby met een volmaakt rechthoekig hoofd en de mediterende uitdrukking van een Tibetaanse monnik. Hij droeg een gedistingeerde zwarte broek van eenvoudige snit en een dik, antracietkleurig gebreid vest dat aan alle kanten rafelde waardoor een paar wollen draden bijna tot op de vloer hingen. Gissend uit welk land hij afkomstig was, koos Justin uit een handvol mogelijkheden: Japan, Frankrijk, India. Toen de man zich naar hen omdraaide, zag Justin dat zijn ogen zo hard en scherp als stukjes glas waren.
“Hallo, Ivan,” zei Agnes.
De man kuste haar op beide wangen. “Welkom als altijd, lieve meid.” Hij neeg zijn hoofd in de richting van de klanten en kneep zijn ogen tot spleetjes. “Let maar niet op de bende.”
Agnes onderdrukte een glimlach. “Nee, hoor. Zo te zien gaan de zaken goed.”
“Ik kan ervan rondkomen.” Ondanks zijn exotische uiterlijk sprak Ivan accentloos en beschaafd Engels.
Agnes ging dichterbij staan, liet haar stem dalen en wees met haar hoofd in Justins richting. “Ivan, kijk eens naar die jongen die ik heb gevonden.”
Justin kromp ineen. Die jongen die ik heb gevonden. Als een oude handschoen op straat.
“Nou?” Haar stem was zacht. “Wat vind je ervan?”
Ivan keek en nam Justin op met de klinische, afstandelijke blik van iemand die veel te veel uitzonderlijke gezichten heeft gezien. Hij bracht een elegante spitse vinger naar zijn hoofd en keek vragend naar Agnes.
“De bult is tijdelijk,” fluisterde ze.
Hij draaide zich weer naar Justin en haalde zijn schouders op. “Ja,” zei hij uiteindelijk. En toen nog eens: “Ja.”
Justin dook weg in zijn anorak en begon achteruit te lopen.
Agnes hield hem met een stevige hand op zijn schouder tegen. “Ivan, dit is mijn vriend Justin Case.”
“Welkom.” IJzig formeel gaf Ivan Justin een licht knikje. “Waar heb ik de eer aan te danken?”
“Hij heeft…een laatste hand nodig.”
Ivan knikte. “Ja, natuurlijk.” Hij onderdrukte een geeuw.
“Ivan heeft een fantastisch oog,” fluisterde Agnes.
Justin stelde zich een allesziende oogbal voor, vochtig en slijmerig als een inktvis, diep weggeborgen in ‘s mans broekzak.
Aan de andere kant van de kamer kwam een meisje uit een paskamer tevoorschijn in een jurk die alles had van het verenpak van een uil, en die haar etherische schoonheid absoluut niet vergrootte. Haar vriendin straalde goedkeurend.
Justin staarde.
“Juist,” zei Ivan tegen Agnes terwijl hij Justin bestudeerde en een zwarte knoop tussen zijn vingers heen en weer rolde. “Geen pak. Misschien een jas?”
“Jfj mag het zeggen. Iets indrukwekkends. Ik fotografeer hem.”
Ivan trok een rimpel in zijn voorhoofd. “Misschien heb ik iets.”
Hij verdween en kwam een paar minuten later terug met een lange ijsgrijze suède jas met zwarte knopen. Hij had hem onverschillig over één arm hangen en sloeg er een paar keer tegen. Er kwamen stofwolkjes vanaf; op het suède bleef een wat lichtere afdruk achter van Ivans hand.
“De coupe is te smal voor iedereen die hem eventueel zou kunnen betalen,” zei hij. “Mannen met geld zijn zelden slank.”
Justin staarde naar de jas. Die leek op een buitenechtelijk product van een yak en een voetbal. Ivan zag de uitdrukking op zijn gezicht en haalde zijn schouders op. “Graag of niet.”
“Aan ziet hij er heel anders uit,” zei Agnes, die de jas aannam en hem Justin voorhield.
Zich afvragend hoe anders dat zou moeten zijn, draaide Justin zich om, stak zijn armen uit en liet zich door Agnes in de jas helpen.
Hij bloosde. Hij veronderstelde dat hij eruitzag als een idioot, maar in werkelijkheid paste de jas; hij was veel lichter en zachter dan hij eruitzag en Justin voelde zich heerlijk gekoesterd in de ruige warmte ervan. Hij draaide zich om naar Agnes, die hem in de richting van een enorme goud omlijste spiegel duwde. Een van de modellen wervelde langs, plukte aan zijn mouw en maakte een waarderend geluid.
Justin keek naar zichzelf. Daarna naar Agnes, die een miniem lachje op haar gezicht had gekregen.
“Hij is goed.”
En God zag dat het goed was, dacht Justin.
“Ivan,” riep Agnes, “hij is perfect.”
Justin voelde zijn wangen gloeien. Er was geen sprake van dat hij zich een dergelijke jas kon veroorloven, zelfs al zou hij hem willen. Hij draaide zich woedend om, maar Agnes greep hem bij zijn arm en praatte zachtjes in zijn oor. “Laat toch, Justin. Je hoeft hem niet te betalen. We zitten in de nieuwe ruileconomie. Bovendien,” zei ze, “zijn de foto’s die ik van je neem veel meer waard dan welke jas ook. Vooruit, neem hem.”
“Ik wil hem niet.” Justin rukte de jas uit en wierp hem naar haar toe. “Geef maar terug.”
Ze keek hem minzaam aan. “Je hebt gehoord wat Ivan zei, hij zal nooit iemand passen die rijk genoeg is om hem te kopen. Dan kun jij hem net zo goed nemen.”
Ze droeg de jas door de kamer naar Ivan, die hem zorgvuldig in zwart vloeipapier wikkelde, in een slagroomkleurige papieren tas stopte en hem Justin met een stalen gezicht aanreikte. Hij maakte er zelfs een lichte buiging bij, en Justin wist zeker dat het spottend bedoeld was.
Agnes pakte de tas aan. “Dank je, Ivan.”
Ivans gezicht was kalm, zonder uitdrukking. “Ooit zal hij me terugbetalen.”
Ze keek hem aan. “Wat bedoel je?”
“Wat ik zei.” Ivan schokschouderde. Het zachte ovaal van zijn gezicht draaide van hen weg en weer terug als een periscoop.
Justin trok zich aan het andere eind van de kamer terug met zijn armen beschermend over elkaar voor zijn borst en neuriede om hun gesprek te overstemmen.
Na een paar minuten merkte hij dat het stil was geworden in de kamer. Hij keek op en zag Ivan en Agnes naar hem staren. Agnes had een plechtige uitdrukking op haar gezicht. “Ik hoop dat je het niet erg vindt, Justin. Ik heb Ivan net verteld over die noodlotkwestie.”
Ivan leek geïnteresseerder dan daarvoor. Hoe langer hij keek, hoe ongemakkelijker Justin zich voelde. Zijn oog vertoonde een zenuwtrekje.
Eindelijk zei Ivan iets, maar zo zacht dat Justin dichterbij moest komen om het te verstaan.
“Ik heb het noodlot aanschouwd,” zei hij.
Justins hart begon te bonken van schrik. De man stond nu op nog geen armlengte van hem af, zo dichtbij dat Justin zijn lichaamsgeur kon ruiken. Hij rook een vleugje van iets duurs.
“En ik kan je met zekerheid vertellen,” mompelde Ivan, terwijl Agnes geboeid toekeek, “dat je inderdaad verdoemd bent.”
Justin kreeg geen adem.
“Je zult,” zei Ivan zacht, “in je leven onuitsprekelijk verlies lijden. En dan zul je zelfsterven, tot onuitsprekelijk verdriet van anderen. Dat staat je allemaal te wachten, de vraag is niet óf, maar wanneer.”
Justin wankelde licht op zijn benen.
“Dat is de enige waarheid die je over het noodlot moet weten.”
Justin worstelde zich uit de buurt van de verleidelijke stem. “Ga mee weg,” zei hij tegen Agnes.
“Maar…”
“Nu!”
Hij greep haar arm maar ze trok zich los, dus ging hij alleen en sloeg de ijzeren deur met een klap achter zich dicht.
“Dag, Justin Case,” riep Ivan met een onaangename glimlach op zijn gezicht. “Succes.”
Onder aan de trap morrelde Justin aan de grendel van de voordeur en strompelde met bonzend hart naar buiten, de smalle straat op. Toen Agnes hem inhaalde, draaide hij zich als een dier in het nauw bliksemsnel om en greep haar bij de schouders.
“Hij is vreselijk!”
“Ja, ik weet het. Maar zijn kleren zijn fantastisch. En hij kan heel royaal zijn als hij er zin in heeft.” Ze trok zich los en spitte door de lagen vloeipapier. “Hier, doe de jas aan en zeg hoe je je voelt.”
Ze hield hem de jas voor met een milde uitdrukking op haar gezicht. “Alsjeblieft, Justin? Alsjeblieft?”
Hij verkeerde in dubio en wilde niet per se op zijn strepen blijven staan. Dus pakte hij de jas en schoot hem aan. Boy rook eraan en gromde, hij rook geit, terwijl Agnes een serie foto’s klikte: Justin Verlegen. Justin Geschrokken. Justin Kwaad.
Justin draaide zich weg van de flits.
“Voortreffelijk,” mompelde Agnes. Ze nam zijn arm en dirigeerde hem terug naar de hoofdweg, in de richting van een vervallen Indiaas restaurantje met flikkerende toverlampjes voor het raam. “Nu gaan we het vieren.”
Dwars door de soepele stof van de mouw heen bezorgde de druk van haar vingers hem koude rillingen.