2
“Het is half elf.” Rita van Dijk wees met een puntige nagel op haar horloge. Ze keek Suzanne pinnig aan. “Dat betekent dat je anderhalfuur te laat bent. En het zou allemaal nog niet zo erg zijn, als het niet de vierde keer deze maand was. Waar zat je trouwens? Ik heb je vijf keer gebeld.”
Suzanne haalde haar telefoon uit haar tas. “Ik zie niets.”
“Op je gewone telefoonnummer,” zei Rita zuinig. Ze was een van de laatste mensen op aarde die de mobiele telefoon niet erkenden.
“Pech gehad, want dat is mijn nummer niet meer. Ik woon niet langer in dat huis.” Suzanne wilde langs haar heen lopen naar haar eigen bureau, maar Rita versperde haar met haar omvangrijke gestalte de weg. “We kunnen dit niet langer tolereren, Suzanne. Ik verzoek je eens een goed gesprek met de directeur te voeren.”
Suzanne bleef staan en merkte dat iedereen zijn werk had neergelegd en naar haar keek. Ze lachte een beetje. “De directeur. Je weet toch wel tegen wie je het hebt, hè?”
Rita knikte.
“De directeur is mijn vader,” riep Suzanne uit. “Als hij me iets te vertellen heeft, doet hij dat aanstaande zondag wel. Tijdens onze wekelijkse familielunch. En als je me nu wilt excuseren. Ik heb nog werk te doen.”
Ze wilde naar haar bureau lopen, maar bleef als aan de grond genageld staan toen ze de zware stem van haar vader hoorde. “Op zondag praat ik liever niet over werk. Kun je nu even op mijn kantoor komen, Suzanne?”
Ze draaide zich om, terwijl ze de mentale aantekening maakte dat ze haar vader deze afgang nog eens flink betaald moest zetten. Haar collega’s gniffelden toen ze langs hen heen liep. Wat een blamage!
“Hoe kun je dat nou doen?” vroeg Suzanne, zodra ze de deur van haar vaders grote kantoor achter zich in het slot had gegooid. “Ik sta voor gek bij de hele afdeling! Ze vinden het natuurlijk prachtig als de dochter van de directeur afgaat. Bedankt, pap, je hebt mijn leven zojuist een miljoen keer moeilijker gemaakt.”
“Nee, dat heb je zelf gedaan,” antwoordde Han van Willigem van Kleiloo. “Door keer op keer te laat te komen, heb je ons allebei in een onmogelijke positie gemanoeuvreerd. Als vader gun je ik je echt alles, maar binnen de muren van dit bedrijf ben ik je directeur. Van geen enkele werknemer tolereer ik dit gedrag en daarom ben ik genoodzaakt je te ontslaan.”
Suzannes mond viel open. Haar wangen werden eerst wit en meteen daarna rood. Ze wist dat ze op het punt stond een driftbui te krijgen en er was niets wat ze ertegen kon doen.
“Die blik ken ik,” zei Han kalm, terwijl hij zijn dure bureaustoel een stukje naar achter schoof en opstond. “Toen je vier was, wilde je per se een of andere Barbie. Ik zei dat het niet mocht en toen keek je precies zoals nu.”
“Het gaat hier om mijn baan!” riep Suzanne, die eindelijk weer kon praten. “Jij kunt me niet zomaar ontslaan. Ik heb een contract, hoor! Bovendien heb ik een goede reden om te laat te zijn. Sjoerd heeft me eruit gezet, het is uit met Diederik en ik moet nu in de logeerkamer van Puck wonen. Mag ik misschien een halfuurtje later op mijn werk komen?” Ze was opgestaan en beende nu kwaad door het luxe ingerichte kantoor. Han sloeg zijn dochter onbewogen gade.
“Ik vind het allemaal ontzettend vervelend voor je, maar ik moet één lijn trekken. Vorige maand heb ik iemand ontslagen die elke maand honderd euro verduisterde van een van de beleggingsrekeningen. Haar man had haar verlaten, ze heeft zes kinderen en kon zonder die honderd euro de huur niet betalen. Heel verschrikkelijk, maar ik kan niet toestaan dat mensen stelen. En zo is het ook met twee keer per week te laat komen. Als ik dat toelaat, begint de hele afdeling straks om twaalf uur.”
“Waar moet ik dan werken?” jammerde Suzanne. “Straks moet ik nog achter de bar staan ofzo. Of papierprikken.” Ze gruwde. “Of in een supermarkt werken. Je kunt me nu niet laten vallen, pap. Geef me dan in elk geval een voorschot op de erfenis.”
Han zette grote ogen op. “Een voorschot op de erfenis? Ben je gek geworden? Je gaat maar gewoon werken voor je geld, Suzanne. Net als wij allemaal. Daar is nog nooit iemand minder van geworden. En nu hop, naar huis. Ik zie je zondag wel.”
Suzanne sloeg haar ogen neer en wilde net een pruillip trekken toen haar vader, die met zijn rug naar haar toe stond, zei: “En denk maar niet dat een zielige blik je gaat redden. Je bent veel te verwend. Ik wil dat je een echte baan zoekt. Van mij krijg je geen cent.”
Ze stampte de kamer uit, snuivend van frustratie. Alsof haar ontslag alleen nog niet erg genoeg was, was het hele kantoor uitgelopen om haar aftocht te zien. Van je collega’s moet je het hebben, dacht ze kokend van woede. Ze keek hen chagrijnig aan, liep naar buiten en stapte in haar snelle sportwagen. Die had haar vader haar in elk geval niet afgenomen. Harder dan verantwoord was, reed ze door de stad naar het huis van Puck, haar nieuwe onderkomen.
Haar vriendin was er niet. Suzanne had behoefte aan iemand om mee te praten, maar Puck kon met dertig schreeuwende kinderen om zich heen – ze was lerares in groep drie – moeilijk haar mobiel opnemen. Daarom belde ze Rianne, haar andere beste vriendin. Die had alle tijd sinds ze met zwangerschapsverlof was.
“Hai Suus,” klonk het dan ook vrolijk aan de andere kant van de lijn. “Leuk dat je belt.”
“Ja, ik moet echt even met iemand praten. Weet je wat…”
“Sorry, maar mag ik je straks terugbellen? Ik zit met de dames van zwangerschapsyoga op een terrasje.”
“Welk terrasje?”
Rianne lachte. “Suus, geloof me, dit vind jij echt niet interessant. Het gaat alleen maar over zwangerschaps-striemen, hydrofiele luiers en pufoefeningen.”
“Oh,” zei Suzanne teleurgesteld. Het was duidelijk dat Rianne in de nieuwe fase van haar leven ook een stel nieuwe vriendinnen had gekregen. Vriendinnen met wie ze over andere, nieuwe dingen praatte. En daar hoorde Suzanne niet bij. Ze hing op en zuchtte diep. Ze vond baby’s inderdaad net zo interessant als het groeiproces van een grassprietje, maar op dit moment zou ze er heel wat voor over hebben gehad om bij Rianne en haar zwangere vriendinnen te zitten. Of bij haar oudtante Elisabeth die zelfs zes jaar na haar eindexamen nog altijd vroeg hoe het op school ging. Of bij haar broertje Han jr. als hij weer eens een van zijn pestbuien had. Alles was beter dan hier alleen te zijn.
Ze schonk zichzelf wat te drinken in en ging op Pucks bank zitten. De kleine huiskamer was rommelig en overal stonden foto’s: Puck als baby, de hele familie op vakantie, Puck die haar zwemdiploma haalde, drie vriendinnen tijdens een dagje varen in Vinkeveen. Suzanne pakte die laatste foto en streek met haar vinger over het lijstje. Hij was vorig jaar in de zomer gemaakt. Rianne was nog niet zwanger, zijzelfwas nog niet vrijgezel en dakloos en Puck, nou ja, Puck was gewoon Puck. Al jaren vrijgezel, al jaren lerares, al jaren zo gewoon dat het bijzonder was.
Suzanne zette de foto terug en pakte haar telefoon. “Mam,” klaagde ze even later. “Papa heeft me ontslagen. Is hij gek geworden? Waar moet ik nu van leven?”
“Ik weet het, lieverd,” antwoordde Nora van Willigem van Kleiloo. “En ik moet je helaas zeggen dat ik hem gelijk geef.”
Suzanne hapte naar adem. “Hoe kun je dat nou zeggen?”
“Je vader hoeft je niet eeuwig de hand boven het hoofd te houden,” zei haar moeder kalm. “Een baan brengt een bepaalde verantwoordelijkheid met zich mee en jij moet leren dat dat inhoudt dat je niet te pas en te onpas te laat kunt komen. We houden van je, Suus, daarom doet papa dit.”
“Oh, en waar moet ik dan van leven? Als jullie zoveel van me houden, willen jullie toch ook niet dat ik in de goot moet wonen?”
“Dat zal wel meevallen,” suste Nora. “Voor zover ik weet, bewoon jij een van de mooiste appartementen van de stad. Onder ‘de goot’ versta ik toch iets anders. Bekijk het van de positieve kant, Suus. Je hebt een prachtig huis.”
“Niet meer,” bromde Suzanne. “Ik heb ruzie gekregen met mijn huisbaas en nu heeft hij me op straat gezet.”
“Dan doe je hem een rechtszaak aan,” zei Nora, op een toon alsof ze Suzanne aanraadde een komkommer en twee tomaten mee te nemen van de groenteboer. “Oom Lucas wil je vast wel helpen. En anders iemand van zijn kantoor. Hij heeft heel veel goede advocaten in dienst.”
“Nee, laat maar,” zei Suzanne snel. “Ik was toch al op mijn huis uitgekeken.”
“Waar woon je nu dan? Bij Diederik?”
Ergens had het wel iets vernederends om je moeder te moeten vertellen dat je binnen twee dagen je huis, je baan én je vriend was kwijtgeraakt. “Nee, bij Puck. Diederik en ik doen het even rustig aan,” verklaarde ze daarom. “We zien elkaar wat minder.”
“Och, wat vervelend. Ik sprak mevrouw Van Saenst vanmorgen nog bij de slager. Ze heeft daar niets over gezegd.”
“Het is ook pas sinds gisteren,” zei Suzanne, stiekem gekrenkt dat Diederik nog niet tegen zijn ouders had gezegd dat het uit was. Alsof ze niet meer dan een meisje voor één nacht was geweest, in plaats van twee jaar lang de vrouw van zijn leven.
“Nou ja, het komt misschien wel weer goed. Ik moet nu ophangen, lieve schat. Mijn tennisles begint zo en ik moet me nog omkleden.”
“Oké,” zei Suzanne onwillig. “Doei dan maar.” Ze hing op en keek weer naar de foto. Ze stond er onbezorgd lachend op. Het leek wel tien jaar geleden.
“Zo kan ie wel even.” Puck van Straaten keek niet ontevreden in haar achteruitkijkspiegel. Inparkeren was niet haar sterkste kant, maar ze had haar autootje nu niet eens zo heel scheef in een vak gezet. “Het is maar voor een uurtje, toch?”
Suzanne knikte. “Hooguit. Ik laat mijn meubels morgen door een verhuisbedrijf ophalen. We moeten nu alleen mijn kleding en wat andere belangrijke spullen meenemen.”
Ze opende de voordeur, liet Puck voorgaan naar boven en duwde de deur extreem zachtjes dicht. Ze had Sjoerds zilvergrijze Mercedes voor de deur zien staan, wat betekende dat hij thuis was, maar ze wilde hem ontlopen.
“Laten we dit snel doen,” zei ze toen ze de deur van haar appartement van het slot draaide. “Dan heb ik het maar achter de rug.”
Puck knikte en liep als eerste naar binnen. “Hé, de verhuizers zijn al…” begon ze, maar ze hield haar mond toen ze naar haar vriendin keek. “Ehm, Suus? Gaat het wel?”
Suzanne was lijkbleek geworden en zocht steun bij de deurpost. “Mijn meubels,” hijgde ze. “Waar zijn ze?”
Puck was gewend om gerust te stellen – of het nu om kwijtgeraakte knuffelkonijntjes of zoekgeraakte designmeubels ging – en zei: “Ze moeten hier ergens zijn. Ik weet zeker dat we ze terugvinden.”
“Een bank, een eettafel en zes stoelen verstop je niet zomaar!” krijste Suzanne echter. “Iemand heeft ze gestolen. Sjoerd! Sjoerd, geef onmiddellijk mijn meubels terug!”
Ze stormde naar boven en bleef net zo lang op de deur bonzen tot Sjoerd uiteindelijk met verwarde haren en gehuld in een oude badjas open deed. “Jemig, is er brand ofzo?”
Suzanne hief dreigend haar vinger naar hem op. “Als jij me niet heel snel vertelt waar mijn meubels zijn, dan…dan…” Ze was te boos om te verzinnen wat er dan zou gebeuren, maar het zou in ieder geval heel erg zijn. Pijnlijk ook, voor hem.
Sjoerd was niet onder de indruk. “Aangezien jij niet langer de bewoner van mijn appartement bent, heb ik je spullen er alvast uit gehaald. Het is goed dat je er bent, trouwens, want ik heb je sleutels nodig. Overmorgen trekt de nieuwe huurder erin.”
“Zeg onmiddellijk waar mijn meubels zijn!”
Sjoerd haalde één schouder op. “Dat hangt er maar net vanaf wie ze meegenomen heeft.”
“Ik maak gehakt van je als je nu niet onmiddellijk vertelt waar je mijn meubels, mijn dure meubels, gelaten hebt!”
“Oké, oké.” Sjoerd stak afwerend zijn handen op. “Jij je zin. Ik heb ze aan de kringloopwinkel gegeven. Je weet wel, die leuke winkel drie straten verderop.”
“Je kleding is weg!” riep Puck van beneden.
Suzannes ogen schoten vuur. “Weet jij hier ook meer van?”
“Als je de komende tijd opvallend veel daklozen in Prada ziet lopen, dan weet je hoe dat komt.” Sjoerd maakte aanstalten de deur weer te sluiten, maar Suzanne zette haar voet ertussen. Haar gezicht was nu heel dicht bij het zijne en heel even dacht ze dat ze elkaar zouden zoenen. Toen trok Sjoerd zijn hoofd naar achter. “Als je wilt dat ik ook de rest van je spullen aan de armen geef, zou ik vooral zo doorgaan. Zo niet, dan raad ik je aan me nu met rust te laten en het appartement leeg te halen.”
Suzanne keek hem vernietigend aan. “Dit zal je berouwen, Sjoerd. Die rechtszaak komt er alsnog.”
Nonchalant trok hij zijn telefoon tevoorschijn. “Wat jij wilt. Eens kijken, wie zal ik met een leuke foto verblijden. Je moeder?”
“Je bluft!” riep Suzanne witheet. “Je hebt haar nummer niet.”
“Dat heb je me zelf gegeven. Voor noodgevallen.”
Suzanne kromp een beetje ineen. Het was waar. Destijds had het een goed idee geleken.
“Of onze vriend Diederik?” ging Sjoerd verder. “Hij kan er vast wel om lachen. Ik bedoel, jullie zijn nu toch al uit elkaar, nietwaar?”
“We doen het even wat rustiger aan,” siste Suzanne. “Laat hem met rust.”
Meer voorbij kon het niet zijn, maar toch wilde ze niet dat Sjoerd Diederik deze trap na zou geven. Vooral uit eigenbelang. Diederik was niet te beroerd de foto op internet te zetten, of door te sturen aan de hele familie. En ze had wel eens charmanter op een foto gestaan.
Sjoerd haalde zijn schouders op. “Jij mag het zeggen.”
Suzanne snoof verontwaardigd, maar kon zo snel geen snedig antwoord bedenken. Daarom draaide ze zich om met een, naar ze hoopte, gracieuze beweging en liep naar beneden. Puck was in haar appartement bezig het schamele restje van haar bezittingen bijeen te rapen.
“Dit kan hij echt niet maken!” riep ze uit toen ze Suzanne zag. “Je hebt hem toch wel verteld dat je hem aanklaagt wegens…wegens…Nou ja, er is vast een wet die dit verbiedt!”
“Laat maar,” zei Suzanne moedeloos. “Het heeft toch geen zin. Ik ga proberen bij de kringloopwinkel mijn spullen terug te krijgen. En die kleding, tja, ik zal nieuwe moeten kopen.” Dat scenario fleurde haar een heel klein beetje op. Het was geen straf een compleet nieuwe garderobe bij elkaar te moeten shoppen.
Puck keek haar vriendin verbluft aan. “Je moet je hier niet zomaar bij neerleggen! Wat Sjoerd heeft gedaan, is gewoon diefstal!”
Suzanne pakte haar twee knalroze Samsonite koffers en begon ze naar beneden te sjouwen. “Ik leg het nog wel uit,” beloofde ze, vooral om er vanaf te zijn. Pucks ogen waren zo groot dat Suzanne vreesde dat ze zometeen als knikkers over de vloer zouden rollen, maar haar vriendin vroeg gelukkig niet verder. Puck was een fervent tegenstander van vreemdgaan, sinds haar vorige vriend er tijdens hun relatie van drie jaar een ander op na bleek te houden. Puck was er maandenlang kapot van geweest en sindsdien voerde ze een eenmansstrijd tegen iedereen die zelfs het woord maar durfde uit te spreken. Suzanne wist dat ze vervloekt was als Puck te weten kwam wat ze had gedaan.
“Ze vermoordt je.” Rianne Sluijs nam een grote slok van haar alcoholvrije cocktail en keek haar vriendin over het knalroze parapluutje aan.
“Bedankt voor je geruststelling.”
“Sorry honey, maar het is gewoon zo. Ik zou ook willen dat ik beter nieuws voor je had.”
Suzanne slaakte een zucht. “Jammer genoeg heb je gelijk. Puck zet me op straat als ze erachter komt. Ze begrijpt ook niet waarom ik Sjoerd geen proces aandoe. Ik heb gezegd dat de kans van slagen volgens mijn oom klein is.”
Rianne verslikte zich bijna in de cocktail. “En dat geloofde ze?”
“Ja, gek genoeg wel. Het probleem is ook dat ik me een huichelaar voel. Ze is zo lief voor me, terwijl ik dit gewoon over mezelf heb afgeroepen.”
“Dat kun je wel zeggen, ja.” Rianne wreef over haar bolle buik. “Sjoerd voelt zich natuurlijk gekrenkt in zijn trots. En Diederik, tja, laten we het over hem maar niet hebben.”
Suzanne haalde haar schouders op. “Uiteindelijk zou het tussen ons toch wel zijn uitgegaan. Volgens mij is het niet goed om te trouwen met de man met wie je in de zandbak al taartjes bakte.” Ze zei er maar niet bij dat ze graag had gezien dat zij degene was geweest die het had uitgemaakt.
Rianne knikte. “Misschien heb je wel gelijk. Maar wat ga je nu tegen Puck zeggen? Vroeg of laat komt ze er toch wel achter.”
“Dat hoeft niet. Je houdt je mond toch wel, hè?”
“Ik zwijg als het graf,” beloofde Rianne plechtig.
Suzanne nam een flinke slok van haar bepaald niet alcoholvrije Cosmopolitan.
Verlekkerd keek Rianne toe. “Het eerste wat ik doe als mijn kind eruit is, is drie van die Cosmo’s achter elkaar weg tikken. En dan neem ik zes boterhammen met filet americain. Ik ben het zwanger zijn zo ontzettend zat.”
“Nog vier weken,” suste Suzanne. “Even volhouden.”
“Ik besta ook alleen nog maar uit buik, volgens mij. De laatste tijd merkt niemand mijn hoofd nog op, alle aandacht gaat naar beneden. In de tram zitten vreemden gewoon aan me.” Ze wierp een vernietigende blik op twee oudere dames die stilhielden bij hun tafeltje en hun handen al wilden uitsteken. De vrouwen liepen gekrenkt door.
Suzanne lachte. “Als je nog een paar keer zo kijkt, durft straks niemand überhaupt nog in je buurt te komen.”
“Dat lijkt me heerlijk.” Rianne ging met enige moeite verzitten en leunde achterover. “Rob zegt dat ik me zo nu en dan misschien een heel klein beetje aanstel. Als hij dat nog één keer durft te beweren, geef ik hem een lel. Hij is niet de afgelopen acht maanden langzaam opgerekt tot reusachtige afmetingen. Hij is geen bezienswaardigheid op straat geworden en, belangrijker nog, hij hoeft zich geen zorgen te maken dat zijn lichaam nooit, maar dan ook nooit, meer de oude proporties zal aannemen. Dit komt echt nooit meer goed, Suus.”
Suzanne schudde haar hoofd. “Het komt heus nog wel goed,” begon ze voor de zoveelste keer haar peptalk. Ze vond het niet erg. Het leidde de aandacht af van haar eigen problemen. “Heb ik je weleens verteld over onze oude buurvrouw Karin?” Ze wist vrij zeker dat het antwoord ja was, maar Rianne schudde haar hoofd. Sinds ze aan een ernstige vorm van zwangerschapsdementie leed, was het al een hele prestatie als ze haar eigen naam wist te onthouden. “Onze oude buurvrouw Karin kwam uit een familie waarin tweelingen meer regel dan uitzondering waren. Uiteindelijk kreeg ze er twee. En ze is weer zo strak als een strijkplank geworden. Zonder er iets voor te doen!”
Rianne glimlachte flauwtjes. Suzanne wist dat er een miljoen redenen in haar hoofd opkwamen waarom zij minder geluk dan die benijdenswaardige Karin zou hebben, maar ze zei niets. In plaats daarvan stond ze op en stelde opgewekt voor te gaan winkelen. Al was Rianne vijfentwintig kilo zwaarder dan normaal en kon ze een theeservies op haar buik vervoeren, niets kon haar tegenhouden als er gewinkeld moest worden.
“Ik pas alleen nog in olifantenkleding,” zuchtte ze echter even later, toen Suzanne energiek voor de vierde keer in een pashokje verdween. “En ik durf niets te kopen voor na de bevalling, omdat ik geen idee heb welke maat ik dan zal hebben.”
“Je oude maat,” riep Suzanne vanachter het gordijntje. “Ik weet het zeker.”
“Hm.” Rianne had een rek met Louis Vuitton babykleding in het oog gekregen en was haar problemen alweer vergeten. Vier weken geleden had ze eindelijk Rob ervan weten te overtuigen dat het reuzehandig was het geslacht van het kind al voor de geboorte te weten. Sinds ze wist dat ze een jongetje kreeg, was het heel wat makkelijker babykleding uit te zoeken.
“Oh, die moet je nemen.” Suzanne was achter haar verschenen en vergaapte zich aan de piepkleine, superschattige pakjes rnet de bekende Louis Vuitton opdruk. Rianne keek naar de prijs. Rob zou haar vermoedelijk vermoorden, maar ze kon de winkel niet verlaten zonder een van deze perfecte Heertjes. Het was uiteindelijk gewoon een vorm van kindermishandeling om de kleine spruit de mooiste kleding te onthouden.
Snel zocht ze twee pakjes uit in verschillende maten en liep naar de kassa. Daar was ook Suzanne met een grote berg jurkjes, broeken en bloesjes. “Ik ben beroofd van al mijn kleding,” grijnsde ze tegen de verkoopster, die beleefd knikte en waarschijnlijk dacht dat ze gek was geworden.
Nadat Suzanne had betaald met de creditcard van haar moeder – uiteindelijk had ze haar zover gekregen dat ze haar bestolen dochter niet aan haar lot overliet – liepen ze naar buiten, de drukte van de RC. Hooftstraat in. Suzanne zette haar grote Dior zonnebril op en keek naar een stel Japanse toeristen, dat haar aangaapte. Ze lachte tevreden tegen Rianne. “Ze denken natuurlijk dat ik een of andere nationale beroemdheid ben.”
“Nou, jij niet, maar daar loopt er wel eentje.” Rianne keek nadrukkelijk naar de overkant van de straat, waar Suzanne een blond figuurtje met een nog grotere zonnebril dan zijzelf ontwaarde. “Oh, Estelle!” piepte ze verrukt. “Ik vind shoppen nóg leuker als ik weet dat de celebs naar dezelfde winkels gaan als ik.”
“Laten we maar doorlopen,” drong Rianne aan. “Je gaapt haar aan alsof ze een dinosaurus is. Naar welke winkel wil je nu?”
“Doe maar Gucci,” zei Suzanne afwezig, terwijl ze Estelle geen moment uit het oog verloor. Pas toen Rianne haar aan haar arm meetrok de volgende winkel in, wendde ze haar blik af. “Vind je het niet geweldig? Misschien heeft zij bij Louis Vuitton wel net zo’n jurkje als ik gekocht. Dan lopen we er gewoon hetzelfde bij! We zouden vriendinnen kunnen worden!”
“Of niet,” zei Rianne nuchter. “Zeg, als jij gaat passen, dan ga ik even hier zitten. Mijn enkels schreeuwen om een momentje van rust.”
“Oh nee.” Suzanne was ineens een en al bezorgdheid. “Gaat het wel? Ik ben ook zo’n slechte vriendin. Ik denk alleen maar aan mezelf.”
“Dat valt wel mee, hoor,” zei Rianne toegeeflijk. “Ga nou maar kleren uitzoeken. En vergeet me niet mee te nemen als je weggaat.”
Suzanne wierp nog een laatste, bezorgde blik op haar vriendin, maar kreeg toen een etalagepop in het oog, die gekleed ging in de meest geweldige blouse die ze ooit had gezien. “Heeft u die in 36?” riep ze tegen de verkoopster.
Even later verdween Suzanne naar het pashokje met niet alleen die blouse, maar nog een grote stapel kleding. De verkoopster trippelde achter haar aan, niet van plan deze grote klant ook maar één seconde alleen te laten. Suzanne genoot met volle teugen. Ze nam een slok van de cappuccino die de verkoopster had laten aanrukken en bekeek zichzelf goedkeurend in de spiegel. Twee keer per week sleepte ze zich naar de sportschool en hoewel ze altijd balend op de loopband stond, was ze nu blij dat ze wat dat betrof wel discipline kon opbrengen. Het jurkje zat strak om haar slanke taille en liet een aanzienlijk deel van haar goedgevormde benen bloot. “Ik neem hem in vier kleuren,” kondigde ze aan. De verkoopster verslikte zich bijna in haar eigen koffie. “Nog meer cappuccino?”
“Nee, dank u. Maar ik zou het heel erg op prijs stellen als u mijn zwangere vriendin daar van een koffie verkeerd zou voorzien.” Nog voor ze uitgesproken was, was de verkoopster al weggestoven. Even later zette ze een groot glas voor Rianne neer. Haar vriendin draaide zich om naar Suzanne en grijnsde. “Je bent de beste vriendin ter wereld!” verklaarde ze.
Suzanne keek tevreden toe. Meteen daarna werd ze echter door een zwaarmoedig gevoel overvallen. De beste vriendin ter wereld? Ze was de aller-, allerslechtste vriendin ter wereld, al liet ze tienduizend liter koffie verkeerd aanrukken. Zij was een vriendin die loog tegen degene met wie ze al sinds groep vier close was. Hoe kon ze voor Puck verborgen houden wat ze had gedaan? Hoe had ze het überhaupt kunnen doen nadat ze had gezien wat vreemdgaan kan aanrichten? En hoe durfde ze van de gastvrijheid van haar vriendin gebruik te maken, terwijl ze glashard had gelogen door te zeggen dat Sjoerd haar zonder reden op straat had gezet? Verslagen ging ze op het krukje in de paskamer zitten, terwijl ze Rianne van haar koffie verkeerd zag genieten. Ze moest met Puck praten.