HOOFDSTUK 7
Na drie maanden van stug repeteren, alleen afgewisseld door een paar voorstellingen, werd Merel eindelijk op een avond in juli door haar pleegouders naar de trein gebracht om haar vakantie in Nederland te gaan doorbrengen. Er zou van vakantie waarschijnlijk niet veel gekomen zijn wanneer ze zich niet een vrij ernstige griep op de hals had gehaald en de dokter nadrukkelijk had gestaan op een maand rust, zonder dansen. Dat gaf de doorslag en daarom ging ze dan nu op reis. Ze heeft het hard nodig, dacht haar tante bezorgd. Het kind is veranderd, ze heeft iets... iets mats. Ik weet het niet, maar ze wordt gewoonweg verslonden door dat dansen. Ze leeft alleen daarvoor, ze kent geen ontspanning, geen vrolijkheid... O, ik hoop zo dat het bij Kyra weer anders wordt.
„Niet zo bezorgd kijken, lieverd," zei Merel met een warme glimlach, ze leunde naar buiten. „Ik verheug me zo op de reis, nu het toch niet anders kon. “Je komt er anders moeilijk toe, bent te veel gebonden."
„Zeg maar liever dat jullie dansen tot je erbij neervalt," zei tante Eddy, het klonk een beetje wrang. „Enfin, daar hebben we het al zo vaak over gehad, het helpt immers toch niet. Geniet maar volop van je vakantie, want, zoals ik het zie, zul je er jarenlang genoeg aan moeten hebben."
Merel moest erom lachen, ze boog zich verder naar voren, want de deuren werden dichtgeslagen en het vertreksein werd gegeven.
„Dag schatten, pas maar goed op elkaar, hoor, tot ik terugkom...
en niet mopperen, tantetje, want daar meen je toch niets van!" De trein begon te rijden. Merel wuifde tot ze niets meer zag, dan liet ze zich met een gevoel van volkomen vrijheid op haar plaats vallen. Een poosje keek ze geïnteresseerd naar het voorbijglijdende landschap, maar toen ze zich hinderlijk bewust begon te worden van de steeds weerkerende nieuwsgierige blikken van een paar medereizigers, trok ze een van de tijdschriften uit haar tas. Ze wilde vrij zijn, rusten en nadenken en ze voelde er niets voor om een gesprek met vreemde mensen aan te knopen. Ze bladerde zo maar wat in het boekje, tot ze op foto's stuitte van het ballet 'Le Chevalier et la demoiselle', opgevoerd in de 'Opera' in Parijs tijdens het statiebezoek van de koningin van Engeland. Merel had de uitvoering via de televisie gezien. Hoe beeldig had de danseres Lyane Dayde het hertje uitgebeeld, luchtig trippelend, haar tengere figuurtje nog geaccentueerd door de zwarte inzet in de witte tutu die ze droeg, met het kleine kapje, dat strak om het hoofd sloot. Ze had waarlijk de illusie van een frêle, vluchtend hertje geschonken.
Enfin, de koningin kan er niet méér van genoten hebben dan ik, dacht Merel tevreden.
Haar gedachten gleden weg naar huis, naar Kyra en alle anderen, ook naar de ene, aan wie ze zichzelf niet wilde toestaan om veel te denken. Het was dan ook maar goed dat ze het altijd zo verschrikkelijk druk had, dat ze weinig tijd had om te tobben. Daarom had ze het ook eigenlijk niet erg gevonden dat de vakantie telkens uitgesteld moest worden. Och, ze hoefde zichzelf immers niets wijs te maken. Ze hield van Lex, had het gevoel dat ze het altijd gedaan had... en Lex? Ze fronste peinzend de wenkbrauwen. Ze begreep het eigenlijk niet goed. Hij hield toch van Lon, wilde haar ook beslist niet te kort doen door woord of gebaar en toch... en toch... tussen Lex en Lon hing een vreemde spanning. Het was net alsof... Merel zocht naar de juiste vormgeving van haar gedachten. Het was net alsof Lex en zij elkaar opeens herkend en teruggevonden hadden, daar op het vliegveld. Ze probeerde zich te herinneren wat ze had meegemaakt van de eerste verlovingstijd van Lon en Lex, maar gaf het gauw op, omdat ze zich niet onbevooroordeeld wist. Enfin, ze moest maar proberen om er het beste van te maken, het zou enig zijn om de hele familie weer bijeen te zien en samen een paar dagen naar dat verrukkelijke oude Boshuis te gaan. Thierry's meisje zou er ook zijn en over twee weken kwam de koene zeeofficier Den Helder binnenlopen, of nee, zijn schip natuurlijk! Merel glimlachte achter haar tijdschrift. Hij had zijn jonkvrouwe op een van de beroemde 'Assauts' in Den Helder leren kennen. Jammer, dat zij die nooit had kunnen meemaken. De rest van de familie was er altijd wild enthousiast over geweest en verkeerde al weken van tevoren in een staat van hevige opwinding. Als die deftigheid, freule Ingeborg van der Meylinghe, de sfeer maar niet verkilde. Wie weet hoe het kind met haar neus in de lucht liep. Kyra zou haar van het station komen halen. Merel geeuwde bescheiden en liet zich door het ritme van de voortijlende trein in slaap wiegen, nadat ze eerst, de waarschuwingen van tante en oom indachtig, haar tas met geld en papieren achter haar rug had gezet en de lange riem om haar arm had geslagen.
Nederland koesterde zich in het avondzonnetje toen de trein Den Haag binnenreed. Merel stond aan het venster, haar ogen trachtten al die wachtende mensen tegelijk te overzien, wat natuurlijk glansrijk mislukte en opeens zag ze Kyra, wild zwaaiend met haar witte tas, naast haar stond een leuk blond meisje en wuifde zo mogelijk nog enthousiaster. Merel kon zich moeilijk indenken dat het voor haar bestemd was, want ze kende het kind niet. Eindelijk stond de lange trein dan toch stil. Merel was het eerste op het perron. Kyra en zij renden elkaar tegemoet, het duurde een paar minuten voor ze elkaar in het gewirwar bereikt hadden en elkaar om de hals konden vallen. ,Als jullie uitgezoend zijn..." zei een frisse, lachende stem. „Ik ben er ook nog, zie je!"
„O... o...!" Merel liet Kyra los, ze staarde verbluft naar het lachende gezichtje van het blondje, dat haar gul de hand toestak. „Dit is nu Ingeborg, Thierry's meisje," zei Kyra trots. „Wat enig dat ik nu eindelijk ook eens met jou kan kennismaken." Ingeborg deponeerde een stevige zoen op Merels beide wangen. „Wat scheelt eraan, schaapje? Je kijkt zo timide. Ben je moe van de reis?"
„Ooo..." zuchtte Merel opnieuw en opeens schoten ze allebei onbedaarlijk in de lach.
Kyra keek van de een naar de ander en schudde haar hoofd. „Wat scheelt jullie?" vroeg ze, het lachende tweetal opzij trekkend, omdat ze het verkeer danig belemmerden. „Ik... ik lach, omdat ik Merel nog niets anders dan o... o... o...
heb horen zeggen," grinnikte Ingeborg. „En ze kijkt me aan alsof ik het achtste wereldwonder vertegenwoordig."
„En ik lach... omdat, omdat ik bang was dat Thierry's verloofde een griezelige deftigheid zou zijn," beleed Merel.
„Pfff..." blies de jonkvrouwe. „Kun jij je Thier met een griezelige deftigheid voorstellen? Troost je, ik ben het niet en ik heb niet het plan het ooit te worden."
Waarmee een levenslange, hechte vriendschap op heel eenvoudige manier tot stand was gekomen. Kyra dreef het stel voor zich uit.
„Schiet op, meisjes. Michael wacht buiten met de wagen en we hebben nog een ritje voor de boeg. Hij heeft overigens royaal tijd, want zijn maand vakantie is gisteren begonnen." “Ik heb toch geen plannen voor een buitenlandse reis in de war geschopt?" vroeg Merel verschrikt. „Vorig jaar zijn jullie naar Spanje geweest en het jaar daarvoor naar Italië." „Dit jaar gaan we naar het Boshuis en genieten we van het ongestoord samenzijn met de kinderen en de rest van de familie. Michael gaat alleen een week naar Londen, naar een of ander congres, maar ik blijf thuis," vertelde Kyra. „Zo kinders, we zijn er! Kijk Michael ongeduldig ijsberen."
„Ha, Mereltje, dat is lang geleden!" Michael sloot zijn tengere schoonzuster in zijn armen. „Wat ben je groot geworden en... wat mager... brrr..."
„De dokter spreekt!" Merel trok hem aan zijn oor. „Zeg, heb jij wel eens een dikke danseres gezien? Nou, ik niet, ze zou het niet lang volhouden, vrees ik."
„Mmm!" zei Michael, die vond dat er toch wel een verschil bestond tussen slank en bijna doorschijnend. „We zullen toch proberen je botjes een beetje te meubileren, net zoveel dat je ze nog gemakkelijk kunt meezeulen."
„Consult op straat." Merel lachte en glipte gauw de wagen in. “Ik wil naast jou," besliste Ingeborg. „Ga jij maar naast je echtvriend zitten, Kyra."
Thuis stonden de drie kinderen te popelen.
„Ha, die tante Merel!" gilde Roeide, terwijl hij naar buiten schoot, met zijn zussen achter zich aan.
Tante Merel verdween in drie paar stevige, knellende armen en drie elkaar overschreeuwende stemmen schetterden in haar oren.
„Vooruit jongens... loslaten en naar binnen!" bulderde vader Michael, dat was blijkbaar de enige manier om zich verstaanbaar te maken.
„Ha, die pap!" gilde Roel, hij schoof naast zijn vader in de wagen. „Ik rijd met je mee naar de garage!"
„Gaan jullie ook mee!" Kyra duwde de beide meisjes de wagen in. „Zo, dan zijn we jullie tenminste even kwijt en kan tante Merel proberen om rustig binnen te komen."
Merel keek de wegrijdende wagen vol geluid na. Lieve kalme kindertjes had Kyra! Lieve deugd en dan moest je dat vroeger zo verlegen Roeide zien.
„Dag zus!" zei Tina achter haar. ,”Ja, ik ben er ook al om je te verwelkomen, maar ik ga vanavond wel weer terug naar m'n leerlingetjes. Ik heb nog geen vakantie."
„Wat zie jij er goed uit." Merel keek bewonderend naar het aardige, tevreden gezichtje.
Tina was een benijdenswaardig meisje, zo gelijkmatig en vriendelijk, bezield met een eindeloos geduld en een heerlijk gevoel voor humor. Ze zou wel een ideale leerkracht zijn in huize 'De Zeven Dennen', waar ze gymnastiekles gaf aan spastische kinderen.
„Waar is Lon?" vroeg Merel. “Juist weggegaan of alweer op thuisreis?"
„O, die holt op en neer tussen Schiphol en haar huis. Een geluk dat het huisje in Badhoevedorp ligt. Lex zit tot over zijn oren in de opdrachten. Het boek maakt een geweldige opgang, de pers wijdt er hele kolommen aan."
,Ja, dat schreef Lon me, maar ik heb het nog niet gezien." Merels ogen gleden genietend door de gezellige lichte kamers. Als ze hier kwam, voelde ze pas wat ze toch, ondanks de liefde van haar pleegouders, gemist had: de gezellige drukte van een jong huishouden. Ze ontsnapte even naar boven om zich op te knappen en hoorde beneden de kinderen lawaaierig eisen met de verblijfplaats van tante Merel op de hoogte gesteld te worden. De stemmen ebden weg, een deur viel in het slot en Merel dook in haar koffer om de geschenken voor de kinderen te zoeken. Ze vermoedde dat het daar in hoofdzaak wel om zou gaan. De mensen konden gemakkelijk beweren dat ook kinderliefde niet gekocht behoefde te worden, maar wat had je nou in vredesnaam aan een tante, zelfs al kwam ze uit het buitenland, die niets voor je meebracht. Merel had warme sympathie voor het standpunt. Ze werd dan ook verwelkomd met een waar krijgsgehuil. Kyra keek een beetje zuinig, maar Michael bulderde en Ingeborg zong: „Als het kindje binnentreedt, juicht héél het huisgezin." „Zo word ik iedere maand ontvangen," troostte Tina. „Het zijn net jonge wilden."
„Het zijn lawaaimakers," gaf Michael toe. „Maar ik zie zoveel zieke stumpertjes dat ik ontzaglijk dankbaar ben voor mijn sterke, gezonde blagen... Dat is zo'n grote gave, dat ze voor mijn part kabaal mogen maken. Als het te erg wordt, bulder ik even!" Ja, daar hebben ze ontzag voor!" Ingeborg trok een gezicht, ze voegde er maar niet aan toe, terwille van de kleine potjes met grote oren, dat ze méér ontzag koesterden voor de zachte stem van hun jonge, slanke moeder. Kyra verdroeg veel, maar als ze eenmaal boos werd en straf uitdeelde, dan bleef ze ook onvermurwbaar. De zondaar werd zijn zonde vergeven, hij of zij ging nooit ongetroost slapen, maar de straf werd niet kwijtgescholden. Intussen moesten ze het wel erg bont gemaakt hebben, wilde het zover komen.
Merel speelde met intens plezier voor gulle petemoei. De dames kregen Franse parfum, wat iets kalmer maar zeker niet minder blij aanvaard werd dan dat de kinderen hun snoeperij en spelletjes in ontvangst namen. Lonneke paradeerde met een grappig sjaaltje, dat ze om haar hoofd had gewonden en waarvan ze de verdere middag geen afstand meer kon doen. Ingeborg observeerde Merel ongemerkt. Ze kon zich slecht voorstellen dat dit het kleine, wilde ijdele nest was geweest, over wie Thierry zoveel verteld had. Slank, gracieus en boeiend... ja, dat wel, maar de lach raakte maar zelden die wonderlijke ogen, kleine, heldere groene meertjes, die er doorzichtig uitzagen en het toch niet waren. Achter die ogen school een geheim. Of verbeeldde ze zich dat maar? Tenslotte was Merel pas ziek geweest en ze zag eruit, alsof een briesje haar omver kon blazen. Prachtig, dat glanzende zwarte haar. Ingeborg woelde peinzend door haar korte blonde krullen.
Helemaal niet interessant.
Maar verschrikkelijk lief, zegt Thierry, dacht ze. Nou, wees daar dan tevreden mee, mal kind. In ieder geval is je pas ontdekte, aanstaande schoonzuster een bééldje! Hoe komt die stoere blonde Thier toch aan zulke tengere zusjes als Merel en Kyra. Lon...
ja, Lon eigenlijk ook, alleen blond. Tina is wat flinker, lijkt het meest op Thier. Ze zijn stuk voor stuk de moeite waard! „Ingeborg peinst."
Kyra tikte haar in het voorbijlopen op haar blonde bol. „Wat ben je ernstig, liefje?"
„Tja," zuchtte Ingeborg, ze kauwde nadenkend op haar gouden medaillon, overigens een door Thierry verguisde gewoonte, en ze keek nog steeds peinzend naar Merel, die naar de boekenkast gelopen was en daar op haar knieën zat, totaal verzonken in het fotoboek van Lex. Ze hoorde blijkbaar niet meer wat er om haar heen gebeurde. Ingeborg stond op en liep naar Merel toe. Ze ging dicht bij haar in een stoeltje zitten.
„Mooi, hè?" zei ze zachtjes. „Die foto van die oude, moegewerkte handen en dan hier... die tegenstelling, twee nutteloze, gepolijste juweeltjes..."
Merel keek op, haar ogen waren groot en glanzend en heel donker, alsof ze pas wakker werd uit een mooie droom. Ze keek Ingeborg aan, zonder haar te zien. Toen boog ze haar hoofd weer, de donkere oogharen verborgen de dromende ogen. Ja, heel mooi," gaf ze toe. „Wat gaan wij dan toch eigenlijk met gesloten ogen door het leven, hè? Zij merken zoveel meer dan wij, ze kijken tot op de bodem van het leven, zien de mooie én de lelijke kant."
„Lex is ook wel een bijzonder mens," vond Ingeborg. „Stille waters hebben diepe gronden. Het klinkt afgezaagd, maar zo is het met Lex. Hij zegt weinig, maar ziet veel en... ik geloof dat Lon het best heeft getroffen met Lex. Niet omdat hij knap is en geld heeft, maar om zijn karakter."
Ja." Merel zette het fotoboek in de kast en stond op. „En hij treft het met onze Lon ook. Al die jaren in Parijs, ver van mijn eigen mensen, heb ik Lon pas goed leren kennen en ze is altijd een echte schat voor me geweest. Vroeger was dat anders. Ik vond Lon vroeger een kat en zij mij een verwend klein mormel. We zagen alleen elkaars fouten, want ik was evengoed een kat en Lon was evengoed verwend, maar dan door Kyra. Toch zijn we tamelijk behoorlijke exemplaren geworden."
„Goed ras," merkte Ingeborg met kennis van zaken op, waarna ze allebei onbedaarlijk in de lach schoten.
Mevrouw Paluda stond voor het raam en wachtte op haar gasten.
Lex zou Lon en Merel meebrengen. De beide meisjes hadden gewinkeld en zouden met Lex terugrijden naar Kyra's huis. Van daaruit zouden ze de volgende dag naar het Boshuis vertrekken, waar Merel haar negentiende verjaardag zou vieren met een familiediner.
Lex' moeder keek nog eens keurend naar de lunchtafel. Als ze nu maar gauw kwamen. Ze was nieuwsgierig naar Merel die ze nooit meer ontmoet had sinds die zondagmiddag waarop ze in de kamer had gedanst. De wagen van Lex kwam het plein oprijden. Lon wuifde naar boven, van Merel zag ze niet veel en daarom was de verrassing nog groter, toen het meisje kort daarop de kamer binnenkwam.
„Lijkt ze nog op het kleine Mereltje?" Lex duwde het meisje zachtjes in de richting van zijn moeder. „Onze beroemdheid in de dop!"
Lon begon te lachen, ze sloeg haar arm om Lex' hals. „O, jongetje, wat zeg je dat trots! Ik ben ook verschrikkelijk trots op onze ster, hoor. Ik heb net zo'n gevoel alsof we bezig zijn om Merel aan het hof te presenteren. Mam ziet er altijd zo koninklijk uit als ze gasten tegemoetkomt."
„Word je zo in je rug geduwd als je aan het hof gepresenteerd wordt?" schertste Merel haar ontroering weg. „Kijk, dan zou ik het liever zo doen."
Ze liep naar mevrouw Paluda toe en maakte een onberispelijke revérence. Het ging haar zo vlinderlicht en gracieus af dat ze alle drie geboeid toekeken. Toen trok mevrouw Merel naar zich toe en kuste haar hartelijk.
„Dag Mereltje! Zie je, zo word ik beslist niet elke dag begroet, maar het is wel een bijzonder genoegen." „Kan ik dat ook zo mooi, mam?" dolde Lon. „Het lijkt nergens naar."
Merel trok haar mee. „Zo moetje dat doen, knuppeltje. Het lijkt wel alsof je een liniaal geconsumeerd hebt." Mijnheer Paluda kwam binnen, begroet door uitbundige pret en twee ijverig revérences makende meisjes.
„Het gaat al beter, hè?" Lon hief een rood, warm gezicht naar hem op. „Dit is Merel, pap, die je aanstaande schoondochter aan het afbeulen is om haar buigen te leren. Vooruit, Merel, je mooiste revérence voor paps."
Paps genoot en mevrouw keek lachend naar Lex, die met een wonderlijke uitdrukking in zijn donkere ogen naar de beide meisjes stond te kijken, in plaats van vrolijk, zoals bij de dwaze situatie paste. Lex was nooit uitbundig geweest, maar ze vond hem de laatste maanden erg in zichzelf gekeerd. Hij was gewend om zijn eigen weg te gaan en ze wist dat het onder alle omstandigheden een rechte weg zou zijn... en toch... en toch... Die twee woorden bleven in haar hoofd ronddolen onder het drukke gesprek aan de lunch. Vandaag moest ze zo sterk denken aan die andere keer, toen Lex Merel bij haar had gebracht, een kleine Merel, en het vreemde voorgevoel dat ze toen had gekregen.
Je bent een malle ouwe vrouw met een hoofd vol muizenissen, bestrafte ze zichzelf.
Lon en Lex waren druk in gesprek over de inrichting van hun huis, het klonk zo gewoon en vertrouwd. Mevrouw Paluda vroeg aan Merel: „Kom je over twee maanden weer over als Lon en Lex trouwen?"
„Nee, het spijt me, maar dat kan beslist niet," weerde Merel af. “Ik heb toch al het gevoel dat ik er te lang uit ben en voor mij betekent stilstand direct achteruitgang. Ik zal hard aan het werk moeten en Moore heeft me al eens terloops gevraagd of ik mee wilde naar Brussel. Of dat nu nog geldt, weet ik niet, maar ik neem geen risico's meer en blijf liever in de buurt." ,Ja, maar ik kom in mijn laatste diensttijd weer op Parijs vliegen." Lon klopte Merel op haar schouder. „Gezellig, hè zus? Ik heb me laten overhalen om nog een maand te blijven. Ik kan m'n tijd eigenlijk wel beter gebruiken, maar ik heb het al die jaren zo naar m'n zin gehad dat ik niet opeens ervandoor wil gaan als het mij het beste schikt."
„Eerst gaan we heerlijk vakantie houden," zuchtte Merel. “Ik verheug me er toch wel heel erg op! U komt toch ook naar het Boshuis als ik jarig ben?"
Mijnheer en mevrouw Paluda voelden er veel voor en zo namen ze later afscheid met een vrolijk „Tot ziens in het Boshuis." De vakantie-uittocht naar het Boshuis begon in de meest chaotische toestand die een mens zich denken kon. Michael en Kyra met de kinderen en Ingeborg en Merel zouden samen reizen. Lon en Lex zouden tegen de tijd van vertrek met Tina komen en een paar passagiers opnemen, aangezien er nu eenmaal geen vier groten en drie woelige kinderen in Michaels wagen geladen konden worden. De kinderen hadden gezeurd om met de trein te gaan, omdat ze door de postkoets afgehaald wilden worden, wat een van de grootste attracties was. De ouderen, die stuk voor stuk dierbare herinneringen aan de oude koets hadden, voelden wel voor de koets, maar niet voor de trein, zodat men besloten had tot aan het stationsplein te rijden, waar de koets hen zou afhalen. De kinderen waren in de prilste morgenuren al dronken van feestvreugde. Op reis gaan met alle ooms en tantes, met mamma en vooral met pappa, op wie ze dol waren, maar die ze niet dikwijls een hele dag meemaakten! Het was meer dan genoeg om uit de band te springen. Toen Michael ten slotte de wagen ging halen, had Lon een pot thee omgezwiept, Roeltje zenuwslopend het hele huis afgezocht naar zijn plasticbal, die hij beslist moest meenemen en had Josje kans gezien om een bloedneus te vallen.
Kyra zat op de bank in de hal uit te puffen toen Tina en Lon, gevolgd door Lex, binnenkwamen.
„Wat zit jij daar als 'n beeld der wanhoop?" grinnikte Tina. „Ik ben doodlam," zuchtte Kyra. „Die kinderen zijn gewoonweg dol! Als je dat wildebeestenspul vanmorgen had meegemaakt!" „Hallo, lui... over een rustige vakantie gesproken!" zei Merel, die beladen met regenjassen tevoorschijn kwam. „Hebben we nu alles bij elkaar?"
„Te oordelen naar de stapel bagage!" Lex grijnsde. „Het lijkt wel of we gaan emigreren."
„Dat heb je als je drie kinderen mee op reis neemt." Ingeborg genoot uitbundig.
„Laat mij maar even begaan. Ik ben het gewend." Lon schiep vlot en rustig orde in de chaos, dirigeerde de kinderen zonder moeite.
Lex nam Merel de jassenvracht af en knikte haar toe. „Zo, Mereltje, genietje van je vakantie?"
„O, ik vind dit al vakantie, al die drukte en dat gekke gedoe van de kinderen." Merel lachte bij de herinnering en haar ogen glansden. “Ik ben het stil gewend, zie je, maar ik vind dit enig." „Lex, hoe verdelen we de plaatsen?" riep Lon. „Wil jij met ons rijden, Merel?"
„Ach nee, nemen jullie de twee drukste kinderen," zei Merel haastig. „Dan kunnen jullie eens van het lawaai genieten en heeft Kyra rust."
Josje bij ons," besloot Kyra, waarop Josje een keel opzette, omdat ze het blijkbaar als een soort verbanning opvatte. „O, grutjes, nou dat weer!" kreet Kyra. „Als je je toeter nou niet dicht houdt, blijf ik thuis!"
Josje waagde een in tranen verdronken blik aan haar moeders gezicht. Mamma moest het eens menen. Ze was zo griezelig standvastig. Pappa redde de toestand. Hij pakte zijn dochter op en fluisterde haar iets in het oor.
„Maar Jos, vind je het dan niet fijn dat jij alleen met pappie mag meerijden?"
Van die kant had Josje het geval blijkbaar nog niet bekeken. Ja, hoor," zei ze trouwhartig, met een diepe nasnik en een zoen op zijn neus.
„Mijn lieve schat, hoor." Pappie drukte een blond bolletje tegen zijn schouder en knipoogde tegen mammie. „We kunnen gaan, Kyra. De geschillen zijn bijgelegd."
„Zijn alle kranen dicht en de gasmeter uitgedraaid?" vroeg Kyra. „Liefje, daar heb jij toch zeker naar gekeken?" protesteerde Michael.
„Andere jaren doe jij het altijd," verweet Kyra. „Hè ja, laten we het daar nou eens over hebben," zei Tina plezierig. „Nou, wie gaat er?"
“Ik zal wel even de ronde doen," bood Lex aan. „Goed, jij bent tenminste secuur," zuchtte Kyra. “Ik geloof wel dat alles in orde is, maar je kunt nooit weten." Ze zaten allemaal in de wagens, toen Lex ten slotte verscheen. „Zeg, Kyra, je kunt het nooit weten met die drie schavuiten van jullie!" schalde zijn stem. „De kraan in de badkamer stond open en het bad was al halfvol."
Michael had intussen zorgvuldig de voordeur op slot gedraaid. Nu draaide hij zich om en aan zijn ogen zagen de kinderen dat pappie op het punt stond om werkelijk boos te worden. „Wie heeft er met zijn vingers aan de badkamerkraan gezeten?" vroeg hij met verheffing van stem. Jullie weten dat het niet mag!" Josjes lip zakte op haar kin en de blauwe ogen werden wazig van tranen, die niet lang onvergoten zouden blijven. Alsof ze op school zat, ging een aarzelend vingertje omhoog. "Ikke, pappie... ik had vuile handjes."
„Kon je die niet aan de wastafel op jullie kamer wassen?" vroeg pappie, een graad minder nijdig.
"Jjjaa..." aarzelde de kleine meid. „Maar het sproeit zo leuk en dat verschrikkelijke grote stuk zeep is zo moppig." Waarop de hele familie verstolen grinnikte, pappie lichtjes brommend op zijn plaats gleed en Josje met een zucht van verlichting haar tranen inslikte en haar lip in de normale stand bracht. Waarna de stoet dan ten slotte toch vertrok! Een uur lang reden ze zonder hindernissen door, toen zag Lex de wagen van Michael stilhouden.
„Wat zou er nou weer zijn?" Lon rekte haar hals. „Stoppen maar, Alexander!"
Michael stapte uit, gevolgd door zijn dochter. „Wat is er?" Lex wrong zijn hoofd naar buiten. Michael wees met een grijns op Josje. „Ze moet 'zo nodig'!" „Zijn er in die wagen van jou nog méér kandidaten?" Lex trok zijn hoofd terug om te informeren, maar Roel en Lon schudden in roerende eensgezindheid 'nee'. Pappie verdween met Jos aan de hand in een ijssalon. Na vijf minuten kwam Josje verzaligd likkend naar buiten met een kartonnen doosje vol keurig verpakte ijsjes voor de rest van de smachtende familie. Na dit koele intermezzo reden ze welgemoed verder.
Een halfuur later reed Lex, druk gebarend, Michael voorbij. Hij stopte aan de stoeprand.
„Wat is er nou weer?" Deze keer kroop Lex tevoorschijn met Lonneke en Roeltje op zijn hielen.
„Ze móeten 'zo nodig'." Lex grijnsde zo wild dat nagenoeg zijn hele volmaakte gebit te zien was.
„Hoe kan dat nou!" Michael ontplofte bijna. „En ik heb het een halfuur geleden gevraagd?"
Ja, hoor eens, maar dat was een halfuur geleden," suste Kyra. „Het komt van het ijs," zei Lonneke ongelukkig. Michael vouwde demonstratief zijn armen. „Nou vooruit dan maar. Ze horen in jouw wagen thuis, dus zie jij maar dat je onderdak vindt voor hun nood, maar kijk ernaar dat ze niets drinken." „Dat moet jij nodig zeggen," meesmuilde Lex, hij nam aan iedere hand een peuter en keek speurend rond. „Kom maar mee, jongens."
Ze zagen het drietal een chocolaterie induiken. Lon gierde het uit toen ze de kinderen kort daarop weer zag verschijnen, voorzien van een grote reep chocolade.
„O, Alexander, maar nou krijgen ze dadelijk weer dorst!" hikte ze.
,Ja, hoor eens... ik kon toch niet alleen voor die éne boodschap die winkel binnengaan?" informeerde Lex. „Nou dan..." Hij deelde kwistig repen chocolade rond.
„Ik vind alles best, maar nou rijden we in één ruk door tot het stationsplein," besliste Michael. „We kunnen zelfs niet meer stoppen voor een kop koffie, want Teun rekent op ons en dan, de koets wacht voor niets. Dus nu moeten jullie het zélf weten, hoor."
Het dreigement van de verdwenen postkoets miste zijn uitwerking niet. Om halftwaalf bereikten ze het zonnige stationspleintje, waar in alle glorie de oude koets stond te wachten. „O, Michael!" fluisterde Kyra. „Kijk toch eens! Wéét je het nog? Wat was ik toen kwaad, toen we destijds met die andere koets afgehaald werden en jij ons uit zat te lachen in je keurige wagen! We hebben eigenlijk nooit samen in de koets gereden, maar..." Jullie hebben er wél samen in gezeten, op het verlovingsfeest," zei Merel opeens. „O, wat weet ik dat nog goed! Het was precies een sprookje, zoals jullie daar samen zaten, verloren voor de wereld, in die oude koets."
Ja, Mereltje, toen was alles weer goed en we hebben er geen dag spijt van gehad dat we besloten om samen door het leven te gaan." Michael knikte zijn vrouw hartelijk toe. „Geen seconde, jongenlief," zei Kyra innig, en ze voegde er ondeugend aan toe: „En nu mag je dan voor het eerst met mij in de postkoets rijden, maar nu is het niet zo romantisch meer, voorzien van drie ondeugende spruiten. Zo, jongens, we zijn er, kruip er maar uit!"
Die aanmoediging hadden ze heus niet nodig. De oude tuinman, die vroeger op de bok gezeten had, leefde niet meer, maar zijn vroegere knechtje bekleedde nu de ereplaats op de bok. „Mogen wij naast hem?" smeekten de kinderen, dansend van ongeduld.
„Eén zou nog wel gaan, tussen mij en de palfrenier in." De stoere blonde koetsier wees op zijn hulpje in kleurig uniform gestoken. „Maar dan krijg ik ruzie met de andere twee." „Ze gaan allemaal binnen in," besliste Michael. „Later mogen ze wel eens één voor één een ritje op de bok." „Hè nee, pappie!" kreet Roeltje.
„Roel, als je niet stil bent, kom je de hele vakantie niet meer in of op de postkoets!" Roel kende de klank in zijn moeders stem en klapte prompt zijn kiezen op elkaar.
„De koets heeft nog altijd bekijks, Dirk," zei Kyra. „Dat verandert nooit"
„Nee, mevrouw, alleen de mensen veranderen," schertste Dirk. „Ik ben een beetje groter geworden en het joch naast me droomt er net zo hard van om de ereplaats op de bok te krijgen als ik het destijds deed."
De kleine kwieke Piet had intussen geholpen met het opbergen van de bagage en hielp de passagiers via de wankele treden naar binnen. Hij deed het zo handig dat Lon hem goedkeurend op zijn bottige schouders klopte: Jij weet wat de mensen toekomt, Pieter, dat heb je méér gedaan." Piet keek met diepe eerbied op naar Lon. Hij had gehoord dat ze stewardess was en het leek hem ontzaglijk interessant.
„Wat wiebelt de koets!" gilde Josje, ze danste uitbundig op en neer. De een na de ander verdween in de koets. „Wat is dat ding groot!" bewonderde Lex. „Het lijkt het stadion wel!" Onder vrolijk hoorngeschal trokken de paarden aan en begon de oude, romantische rit door het bos. Niet alleen de kinderen genoten uitbundig.
„En als we nu aan het eind van dit pad zijn, dan hoor je het speciale motief op de hoorn!" wist Kyra, ze had een kleur van opwinding en ze zag er erg jong uit. „Dan roept iedereen in huis: 'Daar komt de koets!' ...en alles holt naar het terras, tenminste... zo ging het vroeger."
Op dat ogenblik blies Pieter triomfantelijk het oude bekende wijsje.
„Het Boshuis!"juichte Kyra. „Kijk eens... hoe énig!" Daar lag het dan, plotseling opdoemend uit het bos als een sprookjesslot dat door trompetgeschal als bij toverslag tot leven kwam. Aan alle kanten kwamen mensen naar buiten gluren uit de vensters. Tot daar op het terras een lange, stevige figuur verscheen, die daar bleef staan in een houding van ingespannen turen, met de hand boven de ogen en daarna begon de vrouw enthousiast te wuiven met een enorme lap.
„Dat kan geen zakdoek zijn," lachte Michael. „Ons aller Tonia wuift, geloof ik, met een tafellaken."
De jeugdige Pieter blies zijn wangen bol en nog nooit had hij met zoveel enthousiasme de trompetklanken de lucht in gestrooid. Dirk liet de paarden draven, net als zijn voorganger zag hij kans haarscherp om het gazon heen te snijden en de koets pal voor het terras tot stilstand te brengen.
Teun holde naar beneden, zo snel als haar omvangrijke gestalte het toestond en zonder zich om haar waardigheid als chatelaine te bekommeren.
„Och, wat ben ik blij dat jullie er allemaal zijn!" Teun, met tranen in haar ogen, liet zich van alle kanten omhelzen en deelde gul links en rechts zoenen uit.
Het was een ongelooflijke drukte en zonder dat iemand het merkte, klikte Lex' onafscheidelijke fototoestel. „Voor het familie-album," zei hij toen Lon omkeek. Ja, Lex, je moet véél foto's nemen," bedelde ze. „Een hele vakantiereportage van onze gezamenlijke vakantie. Zo'n leuke herinnering voor later."
„Als we oud en grijs zijn," plaagde Lex, hij keek naar het zonnige plaatje dat ze vormde. „Daar zie je voorlopig nog niet naar uit, liefje."
Ze stonden een eindje van de anderen af en Lon hief haar gezichtje naar Lex op, ze zei ernstig: „Er zijn hele volksstammen die mij erg knap vinden."
„Nou, dat ben je toch ook, eendje." Lex schoot in de lach. „Fijn, dat jij dat vindt." Lon zuchtte. „Dat wéét ik natuurlijk ook wel, maar je zegt het niet dikwijls, hè?"
„Wat een vreemd ogenblik om daarover te beginnen, kindje." Lex sloeg zijn arm om haar schouder. „Merel is veel mooier dan ik, hè?" vroeg Lon peinzend. ,Anders dan jij," zei Lex. „Kom, malle meid. Wees jij maar tevreden met je eigen aardige snuitje, hoor. Ik wist niet dat je jaloerse buitjes had en dat op je eigen zusje."
„Nee hoor, helemaal niet." Lon schoot in de lach. „Zo kinderachtig ben ik niet. Merel is nou eenmaal net iemand uit een sprookje. Je voelt je er alleen soms erg lomp en groot bij." „Zeg lui, geen apartjes! "joelde Ingeborg. „Het is zon, geen maneschijn hoor."
Kyra stond in de hal en keek genietend rond. „O, Teun, ik voel me weer negentien jaar! Wat is het hier toch fantastisch mooi en je hebt de sfeer zo volmaakt bewaard! Hoe kun je dat toch in een huis waar zoveel mensen komen?" „Omdat het Boshuis zo exclusief is en zo'n reputatie heeft dat ik zorgvuldig de mensen kan kiezen," merkte Teun laconiek op. „Het staat niet voor iedereen open, dat is bekend en wie komen mag, beschouwt het als een eer en zal het niet wagen om hier iets te verknoeien. Voor de rest doe ik alles om het mijn gasten naar de zin te maken."
„Dat weten we uit ondervinding." Kyra stak haar arm door die van Teun en samen beklommen ze de trap, in druk gesprek gewikkeld en de rest van het geamuseerde gezelschap rustig vergetend.
„Vooruit lui, erachteraan!" Michael knipoogde en dreef zijn kroost voor zich uit.
Boven wees Teun het gezelschap hun kamers. „Het huis is nu helemaal voor jullie," zei ze. „Er is verder niemand. De laatste gasten vertrekken straks." „Dan kunnen we gelukkig volop van je gezelschap genieten, Tonia."
Tina sloeg haar arm om Teuns welgedane middel. ,Je bent gewoonweg het gezelligste hoofdstuk van onze bakvisjaren geweest. Zul je alsjeblieft nooit slank worden, Teun, je bent zo'n dolgenoeglijke tante."
Teun straalde van genoegen. Nog altijd was ze dankbaar dat ze zich destijds door de voogd van de kinderen had laten overhalen om het toezicht te houden op zijn twee jeugdige nichten toen ze het Boshuis gingen exploiteren. Sindsdien hoorde Teun bij de familie, maar Kyra was beslist haar lieveling, voor wie ze alles overhad.
Het werd werkelijk een onvergetelijke vakantie, met veel mooi weer en bijna voortdurend zon. Toen Thierry eindelijk kwam, afgehaald door een stralend gelukkige Ingeborg, was de familie op de vooravond van Merels verjaardag compleet. Merel keek op naar de forse, blonde zeeofficier. „Is dat nou m'n broertje? Hij is geweldig imponerend, hoor. Zonder gekheid, ik ben zo dolblij dat je er bent. Tenslotte heb ik maar één broer... en wat voor een!"
Thierry tilde zijn zusje van de grond en kuste haar stevig. „Kleine druktemaakster, wat is dat lang geleden, hè?" Merels gezichtje kreeg een ondeugende uitdrukking, ze trok Thierry's hoofd naar beneden en fluisterde hem in het oor, zo hard dat iedereen het verstond: „Ik durfde eerst bijna niet te komen. Weet je, de jonkvrouwe zat me dwars... griezelig deftig en zo..."
"Bedoel je Ingeborg?" Thierry keek verbluft naar Merel, daarna naar Ingeborgs lachende ogen. „Is ze je meegevallen?" „Ingeborg is een lieverd," zei Merel warm. „Wat een onuitsprekelijk genot om jullie allemaal om me heen te hebben op m'n verjaardag, dat is nog nooit gebeurd."
„Och ja, en misschien gebeurt het ook niet gauw meer," zei Tina melancholiek. „Het gebeurt maar zelden dat iedereen zich kan vrijmaken."
Op Merels verjaardag kwamen de kinderen haar al om halfacht gelukwensen met een grote boeket rozen.
„En je mag niet beneden komen, tante Merel, voor er gegongd wordt en ik mag gongen," zei Roeltje. „En je krijgt iets erg moois, maar dat zeg ik lekker niet."
Roeltje had zich nauwelijks de tijd gegund om zijn tante behoorlijk te feliciteren. Hij was veel te bang dat de kans om op de gong te timmeren hem ontnomen zou worden.
„Wat doe je aan, tante Merel?" zong Josjes stemmetje. „Een witte jurk?"
„Nee, liefje, die doe ik vanavond aan, dan mag je éven komen kijken, hoor," beloofde Merel, terwijl ze in een gebloemd nylonjurkje gleed. „Het wordt vanavond verschrikkelijk deftig, allemaal in avondtoilet."
Beneden begon Roeide op oorverscheurende manier de gong te bewerken en Merel haastte zich, uit louter medelijden met de trommelvliezen van haar familie.
Michael trommelde een enthousiast maar vals 'Lang zal ze leven' op de piano, wat de jarige met gepaste eerbied beluisterde. Kyra omhelsde haar jongste zusje hartelijk en schoof haar dan naar Tina.
„Het is net een doorgeefspelletje," zei Roeltje. „Iedereen moet Merel zoenen. Jasses, al dat gelik als je jarig bent!" Onder algemeen gelach verdween Merel in het volgende paar armen.
„Stoor je er niet aan. Hij is nog niet wijzer!" lachte Lon, ze duwde Merel letterlijk in Lex' armen.
„Veel geluk, Mereltje," zei hij zacht, met een vluchtige kus op haar voorhoofd.
„'t Is wél ouderwets, maar het staat erg netjes," plaagde Lon. „Iets uit een oude roman. Toe, Kyra, nu het cadeau! Ik wil Merels gezicht zien als ze het krijgt. Zeg, Merel, je houdt toch immers van glinsterende sieraden, hè?"
Merel knikte, ze begreep er eigenlijk niet veel van, maar Kyra trok haar naar zich toe. „Zie je, Merel, we hebben destijds uit de nalatenschap van onze tante allemaal een paar aardige sieraden gehad."
„Mijn juwelen vlinder, die bewaar ik zuinig," zei Merel. “Ik vind het enig om iets te hebben dat écht is, al zijn het maar piepkleine briljantjes waarmee het ding bezet is."
Ja, en er bleef een armband over, met drie behoorlijk grote diamanten. De stukken die wij hadden waren méér waard dan die vlinder. Met algemeen goedvinden werd die armband bewaard voor onze jongste. We hebben ze opnieuw laten zetten en hier zijn ze dan... drie dauwdruppels voor onze Merel!" „Ooo..." Merel sloeg de handen voor de mond en staarde met grote ogen naar de inhoud van de doos, die haar geopend werd overhandigd. Aan een fijn kettinkje hing één druppel, van de beide andere waren de mooiste oorclips gemaakt die Merel ooit gezien had.
„Wat een vorstelijk geschenk!" zei ze hees. „Dat is te mooi voor mij, ik zal het beslist nooit durven dragen." „We hopen dat je ze dikwijls zult dragen, te beginnen met deze avond," merkte Michael droog op. „Ze zijn je door iedereen van harte gegund, kindlief, en ze passen ook het beste bij jouw donkere haren... Ja, en de zetting is eigenlijk het cadeau van ons allemaal, met de ketting."
Merel was er stil van, zowel de stenen als de platina ketting en de artistieke zetting waren heel kostbaar.
„Nou heb je tenminste vast iets goeds als je soms naderhand beroemd mocht worden en in het openbaar moet verschijnen," plaagde Tina.
“Ik zal levenslang nooit iets anders meer dragen bij groot tenue." Merel sloot de doos met tegenzin. „Wat een verschrikkelijke verwennerij en het heerlijkste is dat jullie het allemaal goedvonden... tenslotte kom ik er nu het beste af, het is veel meer dan me toekomt en dan die kostelijke zetting!"
Kyra trok Merel even tegen zich aan, met een onbewust beschermend gebaar. Wat waren die diamanten in vergelijking met Merels geluk, dat voor de kostbaarste juwelen niet te koop was.
Ze hoopte vurig dat haar vermoedens alleen maar hersenschimmen waren. Al wekenlang tobde ze erover en ze durfde er zelfs met Michael niet over te praten. De jarige bewonderde intussen de bloemen en de boeken die ze van Teun had gekregen. Om vier uur kwamen Lex' ouders. Mevrouw Paluda trok de jarige in haar armen en kuste haar hartelijk.
„Bij jou horen fijne, sierlijke dingen, daarom hebben we dit maar gekozen. Lex heeft het tekeningetje ervoor gemaakt." Het was maar een heel klein doosje. Merel opende het met een kleur van opwinding en toen zei ze weer: „Oooo... wat bééldig!" Op de roze watten lagen twee gouden miniatuur-balletschoentjes, aan een gouden lintje, waarachter het speldje verborgen zat Een reversspeldje, dat overal op gedragen kon worden. Merel sloeg spontaan haar armen om de twee mensen heen. „Wat lief is dat verzonnen! Ik heb nog nooit zo'n sierlijk dingetje gezien!" Mevrouw Paluda zag dat er tranen in Merels ogen stonden. Ze kon niet weten dat Merel in gedachten Lex zag, aandachtig gebogen over de tekening voor de gouden balletschoentjes. „Zo'n verjaardag heb ik nog nooit gehad!" zei ze innig. "En uit Parijs is er ook een pakje gekomen. Van tante heb ik parfum gekregen. Het heet 'Je reviens'. Mooie naam, hè? Van oom is er een prachtige tas, met bijpassende handschoenen." „Verwende prima ballerina," zei Michael. „En dan moetje eens kijken hoe onze Teun haar troepje dirigeert om je vanavond een feest aan te bieden, dat natuurlijk zal klinken als een klok." De eetzaal was versierd met grote boeketten witte rozen uit de tuin. Het mooiste damast, het zware oude zilver en het bladdunne porselein, versierd met rozentoefjes, sierden de tafel. In de antieke zilveren kandelaars zouden de kaarsen branden. Lon, gewend om anderen vlot te helpen, had de kinderen die avond in bed gestopt, daarna hielp ze Merel met haar japon, een wolk van drie lagen witte tule over een ruisende moirézijden onderjurk. Ze droeg het zwarte donkere haar in een wrong laag in de hals en haar enige sieraden waren de diamanten hanger en de oorclips.
„Een sprookje," zei Lon, ze duwde Merel zachtjes de deur uit. „Ga je nog even aan de kinderen laten zien. Intussen help ik Kyra en Ingeborg en ga me dan ook gauw verkleden."
Roeltje, Josje en kleine Lon waren gewoonweg stil van zoveel pracht.
„Dat zou ik ook wel willen," sprak Josje met een diepe zucht. „Dat komt later wel, hoor Jos." Merel schoot in de lach. „En jij, Lonneke?"
„Mooi!" fluisterde Lonneke. Je ruist zo leuk als je loopt en je schittert zo prachtig."
„En je ruikt erg lekker," constateerde Roeltje. Nog lachend om hun bijvalsbetuigingen verliet Merel de kinderkamer. Ze bleef aarzelend op de gang staan. Ze zou toch maar vast naar beneden gaan. Hier liep ze iedereen in de weg. Voorzichtig, haar wijde rokken vasthoudend, zodat de witte schoentjes eronderuit tipten, gleed ze onhoorbaar van de trappen af, maar het zachte ruisen van de zij verraadde haar, en Lex, die in de hal een krant stond in te kijken, keek omhoog. Ze stonden allebei onbeweeglijk. Merel kon niet blind zijn voor de intense bewondering in Lex' ogen. Hij beheerste de situatie het eerst. Hij liep naar de trap en stak Merel zijn hand toe. „Kom eens verder naar beneden, prinses, en laatje eens bewonderen."
Merel lachte, blij dat de spanning voorbij was, en legde haar hand in de zijne. Lex hielp haar van de trap en ging dan een stap achteruit.
„Het is werkelijk vorstelijk, Mereltje. Jij in witte tule, met je zwarte haren en diamanten in je oren en om je hals. Uw nederige dienaar, prinses." Het klonk luchtig.
Merel ging direct op zijn toon in. Ze maakte een diepe revérence en lispelde zoetjes: „Bedankt voor uw elegant compliment... prins!"
Ach, dat ene woord was net een woord te veel. Merel stond opeens kaarsrecht en ook Lex stond onbeweeglijk. Weer liepen ze samen in de lente door Parijs en weer hoorden ze de woorden: Er waren twee koningskinderen... ze konden bij elkaar niet komen... het water was te diep.
Boven ging een deur open, de anderen kwamen naar beneden. Merel liep naar de geopende terrasdeuren. Lex ging zijn verloofde tegemoet. Ze zag er erg lief uit. Lex sloeg zijn arm om haar schouders. Merel stond heel stil voor de geopende tuindeur en staarde met nietsziende ogen naar buiten. Ze vroeg zich wanhopig af hoe ze het hier nog veertien dagen moest uithouden. Ze verlangde opeens naar Parijs, naar huis en zelfs naar de scherpe stem van Madame Dalochief.
„Liefje," Kyra stak haar arm door die van Merel, „wat sta je hier eenzaam te dromen? Kom eens gauw mee. De eetzaal is een sprookje."
In het zachte, dansende kaarslicht leken Merels dauwdruppels goud en licht te spetteren en haar ogen hadden een doorschijnende gloed. Het hartvormige gezichte had een elfachtige, onwerkelijke schoonheid en Kyra verlangde opeens heftig naar de vroegere capricieuze, onhebbelijke en faunachtige Merel, in plaats van dit meisje, dat probeerde vrolijk te zijn en dat met haar gedachten mijlenver van de feestvreugde verwijderd was. Thierry hield een geestige speech en memoreerde dankbaar het feit dat voor het eerst sinds jaren de hele familie weer bij elkaar was. Merels ogen gleden langs de geliefde gezichten, ze bleven rusten op Lex, die met neergeslagen ogen zat te luisteren, maar plotseling opkeek, alsof hij voelde dat Merel naar hem keek. Heel even ontmoetten hun ogen elkaar, onbetekenend misschien. Ogen ontmoetten elkaar zo dikwijls, maar dat ene ogenblik, de verschrikte manier waarop de onpeilbare ogen van Merel snel verder zwierven was voor Lon niet onopgemerkt gebleven, onwillekeurig keek ze naar Lex, hij zat weer met gebogen hoofd. Ik zie spoken, dacht Lon en toen zag ze de krampachtige manier waarop de slanke bruine hand die haar ring droeg om het witte servet geklemd lag. Ze bleef ernaar staren en de angst in haar hart groeide, maar die onrust ging weer voorbij, louter door haar wilskracht.
„Spoken," hield ze zich voor. „Niets dan spoken!"
Onbewust van al die onrustige stromingen, straalde Teun aan het hoofd van de feestelijke tafel.
„Wat een prachtige avond, Kyra!" zuchtte ze verrukt, toen Michael aan haar een hartelijke speech en een dronk had gewijd. „Lieve Teun."
Kyra knikte haar hartelijk toe. „Michael heeft ook gelijk, jij hoort er zo echt bij en jij houdt het Boshuis zo dat wij nooit teleurgesteld hoeven te zijn. We vinden het altijd terug zoals we het eens verlaten hebben."
De avond zou volmaakt geweest zijn, dacht Kyra triest, als ze zich maar niet zo ongerust had hoeven te maken. Tussen drie mensen die haar lief waren speelde zich iets af, dat zag ze heel duidelijk, maar ze zag ook dat ze deze keer niet helpen kon. .Amuseer je je, Merel?" vroeg Ingeborg hartelijk, ze had een grote bewondering voor het talentvolle aanstaande schoonzusje, dat haar op deze avond aan een of andere onwerkelijke sprookjesprinses deed denken.
“Ik geniet in stilte, Ingeborg." Merel lachte en keek de tafel rond. Het leek opeens tot haar door te dringen dat ze als feestelinge nu niet bepaald een stralende indruk maakte. Met een karakteristiek rukje gooide ze haar hoofd achterover.
Dat moest veranderen en wel heel gauw! Ze boog zich naar Ingeborg en vroeg lachend: “Ik heb zo'n zin in dansen, gewoon dansen. Mag ik straks met Thierry het bal openen? Dat lijkt me zo enig. Weet je, ik ben altijd erg dol op zijn mooie uniform geweest, hè Thier?"
Ingeborg schoot in de lach en stemde grif toe. „Goed, hoor Mereltje, dan mag jij met je broertje het bal openen, al was het alleen maar omdat zijn uniform en jouw jurk het samen toch zo bar goed doen... ijdele kleine kat! Thierry danst heerlijk." Na het diner liet Teun de grote tafel uit de eetzaal verschuiven. „Wat een luxueuze balzaal," genoot Tina. „Vooruit, Michael, schiet eens op met je pick-up."
Michael gehoorzaamde prompt. Thierry stond op en vroeg zijn zusje ten dans, zoals hij eens op het Assaut Ingeborg gevraagd had. Ze keken allemaal geboeid toe. Tina fluisterde Lex in: „Weet je waaraan het me een beetje herinnert? Aan het hofbal in de film 'Sissi, de jonge keizerin'. Toe, maak een foto, Lex!" Die aansporing was niet nodig, kort daarop flitste het lichtje. Merel wuifde met een gracieus gebaar: „Toe, lui, beginnen jullie ook met dansen. Ik voel me niet gezellig als we alleen rondhopsen alsof we een danscursus geven."
Na afloop van de eerste dans kwam Michael haar halen voor de volgende. „Amuseer je je, Merel?" vroeg hij hartelijk.
Ja, hoor, en ik vind de meisjes schatten, omdat ze om de beurt zo netjes hun cavalier afstaan," zei Merel dankbaar.
"Het is geen opoffering om met jou te dansen," zei Michael galant, zijn ogen gleden over Merels hoofd naar Kyra, die met Lex danste.
„Kyra vindt het hier toch zo heerlijk. Wat ziet ze er toch jong uit, hè?"
„Maar lieve jongen, ze is tenslotte pas negenentwintig geworden," hielp Merel hem herinneren. „Dacht je dat jij er oud uitzag? Ga dadelijk maar eens gauw met Kyra dansen, want daar snak je natuurlijk naar. Gelijk heb je! Kyra is de grootste schat die er bestaat."
Bij de derde dans kwam Lex naar Merel toe, maar ze keek weifelend naar Lon. ,Je hebt zelf nog helemaal niet met Lon gedanst! Nou, deze éne dans dan, met alle heren één dans en daarna schei ik eruit en ga een tijdje met Teun praten." „Kind, jij bent de feesteling, hoor." Lon duwde haar naar Lex toe. „Maak maar geen bezwaren, aan jou leen ik Lex tien minuutjes uit."
Ze dansten zwijgend. Merel dacht: Zou Lex nog wel eens aan die keer in Parijs denken, toen we ook samen gedanst hebben? „Ik weet waaraan je denkt," zei Lex. „Een balkon in Parijs... een balkon, dat héél dicht bij de nachthemel leek te zijn..." ,Ja, Lex." Het antwoord kwam heel zacht. „Niet doen... niet denken. Ik weet alleen dat het een ereplicht is, om iets wat je leent ook volkomen onbeschadigd terug te geven." Zo eenvoudig is het niet, dacht Lex, maar hij zei niets. Hij wist bijna zeker dat Merel dadelijk spijt van haar woorden zou hebben. Ze waren zich niet bewust van Lons peinzende ogen die hen volgden. Merel weigerde verder alle dansen. „Op doktersvoorschrift," zei ze. Teun walste een keer met Michael, maar beweerde na afloop hijgend dat je voor dansen beslist niet haar aantal kilo's moest hebben.
Het duurde tot ver na middernacht voor het Boshuis langzaam donker werd. Eerst gingen de grote lichten beneden uit, dan langzamer, de een na de ander, de lichten van de slaapkamers. Merel was doodmoe, de mooie jurk werd achteloos op een stoel gegooid, alleen de mooie ketting en de clips legde ze zorgvuldig in de doos.
The end of a perfect day, dacht ze bitter, terwijl ze het licht uittrok en in het donker het bed zocht.
Ondanks de vermoeidheid wilde de slaap niet komen. Ik wil niet huilen en ik wil niet denken. Ze kneep haar handen tot vuisten.
Het helpt immers allemaal niet. God geeft iedereen een stuk van Zijn kruis te dragen, dit is jouw deel en je zult er heus niet onder bezwijken. Wees geen lappenpop, Merel.
Vijf minuten later kierde de deur open en gleed Kyra binnen.
„Slaapje, Merel?" fluisterde ze. „Heb je een prettige dag gehad?"
,Ja, hoor, het was geweldig," zei Merel zacht.
Kyra ging in het donker op de rand van het bed zitten, ze gleed met haar hand strelend langs Merels haar en raakte daarbij haar wang.
„Merel, waarom huil je?" vroeg ze gealarmeerd.
„Ik... ik probeer h-hard te zijn," was Merels zielige commentaar.
„Vraag nou maar niets meer."
Kyra zat heel stil, toen boog ze zich diep en kuste Merel innig. „Het is moeilijk om hard te zijn als je negentien bent, lieverd. Het is ook niet nodig om er verder over te praten. Sterkte, mijn schat en slaap wel."
Met een hart boordevol zorg verliet Kyra zachtjes de slaapkamer van haar jongste zusje.
„En morgen is de vakantie weer voorbij," zei Ingeborg met een
zucht. „Enfin, aan afscheid nemen zal ik moeten wennen. Ik word
tenslotte zeemansvrouw."
„Ais een mens tenminste ooit werkelijk went aan afscheid nemen," merkte Merel op. „En als jullie er niets op tegen hebben, dan ga ik vanmiddag helemaal in mijn eentje afscheid van de omgeving nemen. Ik vind de hei zo mooi." „Ga liever niet zo'n eind alleen," ried Tina. “Ik zou wel graag met je meegaan, maar voor mij is, helaas, de koek vandaag al op." Lex ging Tina wegbrengen, hij zei met een speurende blik naar de lucht: “Ik geloof dat het mooie weer tegelijk met ons z'n koffers gaat pakken. Er zitten donderkoppen in de lucht. Ga maar niet te ver van huis, Merel."
Merel beloofde het gedwee, maar toen ze eenmaal aan het wandelen was, vergat ze alles. Het was zulk prachtig weer, zonnig, maar niet te warm. In anderhalf uur wandelde ze gemakkelijk via het bos en het stuk hei terug naar het Boshuis. Het viel echter tegen. Twee uur later zat ze midden op de hei. De eenzaamheid deed haar niets, maar ze keek met angstige ogen naar de lucht die roetzwart werd. Ze haalde het beslist niet meer en wat dan? Onweer... er was niets waarvoor ze meer angst had. Een kwartier later barstte de bui in volle hevigheid los.
Lex bereikte het Boshuis in een bui die iets van een wolkbreuk had, terwijl het lichten niet van de lucht was. „Wat een noodweer," zei hij en dan verwonderd. „Wat is er met jullie aan de hand?"
„Merel is niet thuis." Kyra zag wit van angst. „Ze zou niet te lang wegblijven, maar ze is al uren van huis. Ze is natuurlijk overvallen door het onweer en ze is daarjuist zo vreselijk bang voor. Pieter dacht dat hij Merel het dorp had zien ingaan en nu is Michael daar heen, maar hij belde net op dat ze alleen maar op het postkantoor is geweest." „Waar is Michael nu?" vroeg Lex kortaf.
„Zijn wagen staat met panne bij het benzinestation." Lon klemde haar handen om de arm van haar verloofde. „Och toe, Lex, kun je haar niet gaan zoeken? Ze was van plan om over de hei terug te komen. Misschien heeft ze het hutje kunnen bereiken." “Ik ga direct, laat Michael maar niet meer weggaan." Lex rende naar zijn wagen, nadat hij haastig in zijn regenjas was geschoten en er een voor Merel meegenomen had. Hij kon niet vlug rijden, want de zware regen hing als een gordijn op de weg, bovendien moest hij uitkijken naar Merel, hoewel het bijna niet mogelijk was om in zo'n bui rond te dolen. De ruitenwisser werkte op volle toeren, maar het hielp bijna niet. Om het door Lon bedoelde hutje te bereiken, moest hij een pad volgen, waar hij in gewone omstandigheden zijn auto nooit aan gewaagd zou hebben. Het was een wanhopige poging, maar zo kwam hij er toch het dichtst bij. Eindelijk zag hij, door een sluier van regen, het bouwvallige hutje opdoemen. Het was totaal onmogelijk om met de wagen tot aan de hut te komen. De toestand leek hem beslist gevaarlijk, omdat het hutje het hoogste punt op de vlakke hei vormde. De afstand naar de hut had hij in een paar minuten afgelegd en hij opende de deur op het ogenblik dat er een verblindende lichtflits langs de hemel schoot, gevolgd door een krakende slag. Merel gilde van angst, ze vloog hem tegemoet en viel snikkend in zijn armen. „O, Lex... Lex... ik ben zo bang geweest!"
Een betraand gezichte werd naar hem opgeheven en Lex' armen sloten zich heel vast om het meisje.
„Merel, mijn lieve kleine vogel." Het was niet hun bedoeling geweest, maar als vanzelfsprekend volgde die ene kus. Ze wisten geen van beiden hoe lang het duurde, maar even plotseling week die wonderlijke verdoving. Merel duwde Lex van zich af en hij liet haar direct gaan. Merel maakte een wanhopig gebaar, haar stem klonk ijl en verdrietig: „Lex, nou is toch gebeurd wat wij geen van beiden gewild hebben."
„We hebben maandenlang op de rand van de afgrond gebalanceerd."
Lex' ogen werden heel zacht, hij legde zijn hand met een teder gebaar op de smalle schouder van het meisje. „Misschien is het goed, Merel. Nu moeten we het wel uitspreken... één keer. Dan weten we beiden waaraan we toe zijn." Ze zaten zwijgend, dicht naast elkaar op de oude houten bank, het enige meubilair in de kille hut. Het weer was net zo troosteloos als Merels stemming. Lex legde de meegebrachte regenjas om haar schouders en nam haar hand in de zijne. Merel zei zacht: „En toch heb ik je het eerst gezien... vóór je Lon kende... Ik heb... toen... het gevoel gehad alsof Lon jou van mij afnam."
Je was immers nog maar een kind." Lex glimlachte even. „En kinderen doen wel meer aan heldenverering... Ik zag in jou niets anders dan een grappig, ondeugend klein nest." „Maar je houdt toch van Lon!" Merel zat onbeweeglijk. “Ik begrijp het niet, Lex, jij bent toch geen type om zo maar van... van liefde te veranderen."
„Ik houd van Lon, maar... einders dan van jou," gaf Lex toe. „Het verwondert me niet dat je daar niets van begrijpt, kleine vogel, maar ik zal proberen om het je uit te leggen. Zie je, ik kwam graag bij Kyra thuis, het was er druk en gezellig, weer heel anders dan bij ons thuis. Ik mocht Lon direct heel graag en later bracht ik haar thuis bij mijn ouders. Ze hielden van haar en zonder dat ze druk op mij uitoefenden, ging ik Lon van hun standpunt bekijken. Ik hield ook veel van Lon. Je weet wel dat ik nogal ernstig en teruggetrokken ben en niet gemakkelijk vriendschap sluit, vooral niet met meisjes. Met een meisje gaan, terwijl ik nog op de schoolbanken zat... ik taalde er niet naar, het was beneden mijn waardigheid. Lon was een fijne kameraad, Lon vertrouwde me en ging van mij houden. Ik mag niet zeggen dat het een sleur was... beslist niet, maar ik dacht dat een stormachtige manier van verliefd zijn nou eenmaal niet in mijn aard lag. Ik hield van Lon en zij van mij we waren rustig gelukkig met elkaar. Lon aanvaardde me zoals ik nu eenmaal was... Lon is werkelijk een schat..."
Lex zweeg heel lang, de regen sloeg neer op het dak, het was het enige geluid in de koude hut. Merel bewoog haar hand in die van Lex.
„En toen, Lex?" vroeg ze eindelijk. „Gebeurde met jou hetzelfde als met mij... toen... op het vliegveld in Parijs? Of nee... voor mij was het toch anders. Ik geloof dat er voor mij nooit iemand anders heeft bestaan. Noem het maar 'heldenverering', maar dit... is eruit gegroeid."
„Voor mij begon het op het vliegveld, toen ik jou zag staan," bekende Lex. „Toen wist ik opeens hoe het was om met heel je hart van een meisje te houden... dat is ze, wist ik, en ik ben precies als iedere andere man, ik kan wel degelijk op een... op een jonge, onstuimige manier van een meisje... van jou... houden en zo maar dromen van lente en geluk en och, alles wat ik nooit gekend heb. Ik vond dat alles vroeger onwaar en overdreven, zo was, volgens mij, liefde niet. Lon, dat was de werkelijkheid en het leek me of onze gevoelens de juiste basis waren voor een gelukkig huwelijk."
„Was Lon daar tevreden mee?" vroeg Merel. „Houdt zij dan op dezelfde manier van jou?"
Het was weer even stil, dan zei Lex beschamend: „Dat heb ik altijd gedacht, tot mijn ogen opengingen toen ik jou had ontmoet. Arme Lon! Ze heeft waarschijnlijk wel degelijk iets gemist, maar ze was bang om... om mij kwijt te raken en daarom aanvaardde ze wat ze kreeg. Ik heb daar berouw van gehad en ik heb getracht anders voor haar te zijn, juist omdat ik me haar gevoelens nu wél kon indenken. Wat is een mens toch een wezen boordevol tegenstrijdigheden. Ik heb me ook niet schuldig gevoeld omdat ik van jou ging houden, ik hoop daar ook nooit reden toe te hebben. Zie je, Merel, ik zal met Lon niet ongelukkig worden, ik heb er in ieder geval alles voor over om haar gelukkig te maken. Jij en ik kunnen geen geluk nemen ten koste van Lon, die in me gelooft, van me houdt. Lon, die zich de vijf mooiste jaren van haar jeugd aan mij gebonden wist. Ik houd van Lon, anders dan van jou, maar genoeg om haar leven en geluk te beveiligen."
„En ik dan, Lex?" Merel stond op van de bank. „Ach, nee, zeg maar niets. Ik weet het wel. Ik kan nog dansen! We moeten proberen eroverheen te komen. Jij en ik, we zijn allebei stérker dan Lon. Ik voelde als kind al dat Lon altijd leiding nodig had. Ze heeft zich jarenlang ongelukkig en overbodig gevoeld, tot jij kwam. Je hebt gelijk, ik zou evenmin als jij ten koste van Lon mijn geluk willen veroveren. Ik zou geen gelukkig uur meer kennen. Nou, dat is dan alles, hè?"
Het bleef weer een poos stil. Ze luisterden beiden naar de regen, die nu zacht neer ruiste, naar het zachte gerommel van het afdrijvende onweer.
„Zullen we gaan, Lex?" vroeg Merel ten slotte met een klein stemmetje. „Ik heb het zo koud."
Lex legde zijn handen heel vast op Merels schouders. Merel legde haar hand over de zijne.
„En dit betekent afscheid, Lex. Dat van daarstraks was spontaan, we zochten het niet... als je me nu een zoen gaf, zou ik wél het gevoel hebben alsof we Lon te kort deden. Niets meer zeggen, Lex. Laten we naar huis gaan."
Ze keerde zich om en trok de deur van de hut open. Wat leek de wereld opeens groot en leeg!
„O, Lex!" Merel stond stil, ze lachte en huilde tegelijk. „Wat zot, je... je hebt een regenjas van Teun voor me meegenomen! Ik verdrink erin!"
Ja, dat zie ik ook." Lex' stem klonk ernstig. „Enfin, je blijft er droog in."
Zwijgend reden ze naar huis. De zon deed een waterige poging om te schijnen en de druppels glinsterden als diamanten aan de struiken. Diamanten, dacht Merel, tule, parfum en diamanten op haar verjaardag, nog maar zo kort geleden en nu... Merel keek peinzend naar de oude donkerblauwe gabardine jas. Zo was het leven nu eenmaal, dacht ze met een dof, verdrietig gevoel. Kyra en Lon stonden op het terras om hen op te wachten. De zon scheen weer stralend.
Ja, Merel was in de hut," zei Lex. „Laat haar maar gauw naar boven gaan. Ze is koud en nat."
Kyra had het te druk met Merel om ook nog op Lex te letten, maar Lon keek naar Lex, die even bleek zag als Merel. „Scheelt er iets aan, Lex?" vroeg ze zacht.
Lex schrok op, hij sloeg zijn arm om haar schouders. „Nee, Lonneke, ik ben een beetje moe. Zullen we nog even de tuin in gaan voor een rustig wandelingetje?"
Lon knikte zwijgend en Merel stond boven voor het raam en zag hen. Zo was het goed, dacht ze. Lex hoorde bij Lon. Dat had hij duidelijk gezegd en ze kende zijn sterke, betrouwbare karakter genoeg om te weten dat hij nooit meer van zijn voornemen zou afwijken.
Handel dan zoals Lex, dacht Merel. Kijk alleen voor je uit, nooit achterom... en dans, Merel... dans! Dat moet jouw redding zijn.