FEEST DER FRANSOZEN
Maandag 17 januari
Stalag 14
quatre dagen voor het feest der Franzosen
Frans
Meneer ‘Henri s’il vous plait’ is zooo cool en jammie. Hij vertelde wat we in la belle France gingen doen en wat we mee moesten nemen. We logeren in Hotel Gare du Nord en gaan naar de Champs Elysées en het Centre Pompidou en allemaal andere très gave dingen. Madame Slack kwam binnen en haalde de formulieren op die we thuis hadden laten tekenen—de formulieren waarin staat dat als we door een stel geflipte Fransen in de fik gestoken worden de school niet verantwoordelijk is enz. Ze zei: “Meisjes, op zaterdagochtend kunnen jullie uit drie excursies kiezen. Jullie kunnen met mij mee op een rondleiding door het Parijse rioolstelsel, met monsieur Hilbert naar de Eiffeltoren of naar het Louvre met Herr Kamyer. Kom maar aankruisen wat je wilt gaan doen.”
In de rij stonden we te overleggen welke excursie de club zou kiezen. Jas wilde als enige het riool in. Ik zei tegen Jas: “Waarom zou je het riool in gaan?”
“Omdat het oud is en we er misschien dingen kunnen leren die we nog niet wisten.”
Ik zei: “Au contraire, we leren er dingen die we AL LANG weten. We leren dat Franse riolen net Engelse riolen zijn, maar dan Frans.”
Jas keek me aan als een fret met bolle ogen.
Ik legde het nog een keer uit. “Het zijn gewoon tunnels vol Franse poep—Franse poep zal toch zeker weinig verschillen van Engelse poep?”
We gaan dus met z’n allen met Heerlijke Henri naar de Eiffeltoren.
Ellen zei: “Ik verheug me er best op en alles, maar ik zal Dave Hahaha wel missen…hij is zo…”
“Lachen?” zei ik.
“Ja,” zei ze, en ze werd helemaal rood. Goeie genade.
Ik ben er uiteraard aan gewend om niet bij de SeksGod te zijn. Hij is nog maar een week terug en ik vertrek al weer naar Fransozenland.
Soms wou ik wel dat je meer met hem kon lachen. Het gevaar bestaat dat er achter dat SeksGoddelijke uiterlijk een verstandig persoon schuilgaat. Hij heeft een fiets gekocht om het milieu te sparen. En het eind is misschien nog niet in zicht…straks koop hij nog een regenjas.
Donderdag 20 januari
Smal gaf ons haar wereldberoemde (ahum) “Vertegenwoordigers van Groot-Brittannië in het buitenland”—preek. Blijkbaar rust de last van de reputatie van de Britse natie op onze schouders.
Ik zei tegen Julia: “Ik ben nu al moe, en we zitten nog niet eens in de bus.”
0.00 uur Het is me gelukt om mijn benodigdheden terug te brengen tot één pukkel. Om ruimte te sparen doen Jas en ik met sommige dingen samen. Ik zorg bijvoorbeeld voor de gel, en zij neemt dagcrème mee. Maar met onderbroeken doe ik mooi niet samen.
Ik heb au revoir gezegd tegen mon amour. Hij kwam WEER op zijn fiets, én (en dit is nog het ergste) hij praatte met pap over Kiwiland…en hij schoot zich niet van verveling door zijn kop. Nee, hij stelde zelfs vragen, wat bewees dat hij echt naar paps geneuzel over Maori’s zat te luisteren. Tres vreemd.
Vrijdag 21 januari
aan boord van l’Esprit
12.00 uur Eindelijk onderweg naar la belle France. Als we er ooit komen is het le miracle, want a) het is een Franse veerboot en b) er staat een gek aan het roer. Toen we uit Newhaven vertrokken voeren we drie keer van en naar de kade, want de kapitein vergat de trossen los te gooien.
13.00 uur Zut alors, we worden op en neer gegooid comme les kurken. Misschien moet ik de kapitein gaan vragen of hij zo vriendelijk wil zijn niet recht op dertig meter hoge golven af te sturen (als hij tenminste niet al per helikopter naar een gesloten afdeling vervoerd is). Herr Kamyer, de zenuwachtigste persoon van de Duitse natie en parttime-gek, verloor zojuist zijn evenwicht en viel in het damestoilet.
13.15 uur In het restaurant hangt een bordje met ‘Soupe du jour’, dus Rosie vroeg aan de Franse ober: “Mag ik een kopje soupe du gisteren, alstublieft?” Maar niemand snapte het.
13.30 uur Ik strompel bij zware storm over het dek. Kapitein Gek zit in zijn stuurhut.
13.32 uur Ik blijf alleen maar rechtop staan, omdat ik me aan de vlaggenmast achter op de boot vasthou.
13.35 uur Waarom kijkt hij zo naar me? Ik klamp me alleen maar aan deze Franse vlag vast, omdat ik heelhuids in Fransozen land wil aankomen.
Net op dat moment maakte de boot plotseling een slinger, en toen brak hij af.
14.30 uur Madame Slack, die tot op dat moment het grootste deel van de reis aan Heerlijke Henri had vastgezeten (als een slak, zeg maar), besloot een internationaal drama van het vlagincident te maken.
Ze ratelde in le francais tegen kapitein Gek, die naar het dek afgedaald was (en hopelijk iemand die kon sturen in de hut achtergelaten had). Ze stonden druk te wijzen en te schreeuwen en te schouderophalen.
Trouwens, waarom heeft mevrouw Slack twee gigantische handtassen? In de een zit plakband en een liniaal, in de andere een zakdoek. Moet iemand als zij wel leiding geven aan de jeugd van vandaag? Is Frankrijk een land van handtas-fetisjisten, vraag ik me af? Zoals ik tegen Jas zei: “Zelfs Henri heeft een klein handtasje.”
Rosie zei: “Jij zult de loopplank af moeten. Au revoir, mort amie.”
“Denk jij dat kapitein Gek een loopplank kan vinden? Volgens mij weet hij niet eens waar Frankrijk ligt.” Maar ik zei het zachtjes. Ik wilde niet dat ze weer begonnen te schouderenophalen.
Aan het eind zei madame Slack een ziljoen keer dat ik een stommeling was, wat best hard had kunnen aankomen, maar ik weet dat ik eigenlijk een en al genialiteit ben.
Ik moest kapitein Gek mijn verontschuldigingen aanbieden. In het Frans.
16.45 uur Nog steeds op deze verrekte boot, dobberend op de Atlantische Oceaan of waar we dan ook zijn.
Opeens zei Rosie: “Land in zicht!!! Ik zie land, de Heer zij geprezen!” en ze viel op haar knieën. Wat nogal grappig was. Maar het kan net zo goed IJsland zijn, weten wij veel.
Kapitein Gek zei over de intercom: “Dames en ‘eren, ve naderen Dieppe.”
Ik zei tegen de club: “Als we geluk hebben legt hij morgenavond aan.”
21.00 uur Op wonderbaarlijke wijze de bootreis overleefd en de trein naar Parijs genomen. De machinist had misschien een baret op, maar we kwamen toch bij Hotel Gare du Nord in la belle Parie aan!! Precies in the middle of everything.
De dame achter de balie zei: “Welkom, ik wijs jullie je kamèèèrs.” Ik dacht dat Franse mensen grappig deden als ze met dat accent praatten, maar ze doen niet grappig, ze doen gewoon Frans. Daarom, zei ik tegen Jas, aime ik ook zoveel van ze.
Heerlijke Henri heeft de hele Club van Azen in één kamer gestopt!!! Wat een toffe peer! In de klas worden we meestal uit elkaar gehaald, maar nu zijn we weer met z’n zessen bij elkaar. Yesss!!! Les meisjes zijn er. En het is nog een gave kamer ook. Ik heb een bed bij het raam. Ik ging erop liggen en zei: “Aaahh, dit is van nu af aan mijn leven.”
Rosie zei: “Wat? Met vijf andere vrouwen op een kamer zitten? Begin je soms een lesbische boerderij?” Ik moest haar nogal hard met mijn kussen op haar hoofd slaan.
Jas had de foto van haar en Tom in Seaworld bij zich en zette hem op het nachtkastje naast haar bed. Ellen probeerde stiekem een boek onder haar kussen te leggen, maar ik zag het.
“Wat is dat?” vroeg ik.
“O, gewoon, ik heb een beetje huiswerk meegenomen.”
Rosie viste het boek op en las de titel hardop voor. “Het heet Zwarte kant, een hartstochtelijk avontuur op volle zee.” Nu weten we wat voor huiswerk ze doet: zoenkunde. Het was een semi-ondeugend boek. Ik bladerde het door en las een stukje aan de club voor.
“Hij betoverde vrouwen met zijn harde, trotse gezicht, zijn slanke, goed gevormde lichaam en zijn aura van seksualiteit, woest als van een hengst.”
Rosie zei: “Precies Sven.”
Jas zei: “Hè, is die net een hengst?”
“Ja.”
Ik zei: “Een gestoorde hengst.”
Rosie zei: “Mais oui.”
“Tot quel nummer op de zoenladder ben je met le gestoorde hengst gekomen?” vroeg ik.
“Acht.” Bovenlijf voelen—binnen. Onze blikken gleden naar Rosies boezempjes, die, het moet gezegd worden, niet bepaald gigantisch zijn.
Ellen zei: “Is het, klopt het…ik bedoel…worden je, eh…noenga’s…groter?”
Rosie keek naar haar T–shirt. “Wel een beetje, ja. Maar niet zoals die van Georgia.”
O nee, daar gaan we weer. Ik dacht dat mijn nieuwe noenga-noengahouder een eind aan deze praatjes zou maken. Om het gesprek een andere wending te geven zei ik tegen Ellen: “Bij welk nummer ben jij met Dave?”
Ze werd vuurrood. “O, nou, gewoon, hij, eh, zoent echt lekker.”
Ja, toevallig weet ik dat hij lekker zoent.
Rosie was nu een en al oor. “Heeft hij al ergens aan gezeten?”
Ellen was zo rood dat ze bijna uit elkaar knalde. “Nou, hij heeft mijn haar gestreeld.”
We hebben haarstrelen maar niet op de zoenladder gezet. Hadden we dat wel gedaan, dan was het op nummer Min Eén geweest.
Vanuit het raam van onze kamer zien we de straten van Parijs en Frans-achtige garcons. Sommige zien er echt cool uit, maar hun broekspijpen zijn wel een beetje te kort. Misschien is dat een Franse gewoonte. Ik zei: “Kijk eens, mensen hebben een baret op, en ze gaan niet eens naar school. Tenzij ze op hun vierennegentigste nog naar school gaan.”
Zaterdag 22 januari
zaterdag in Parijs
9.30 uur O, j’aime Parijs zóóó. Als ontbijt kregen we warme chocolademelk en croissants. Alle Franse kinderen doopten hun croissant in de warme chocolademelk. Cool, of niet? Jammie jammie slurp.
Daarna gingen we met Heerlijke Henri naar de Eiffeltoren. Ik zong: “Fallink in luff again, never vanted to…” tot Rosie me erop wees dat Mariene Dietrich dat zong en dat die bepaald geen Frans persoon was.
op de Eiffeltoren
11.00 uur Op een of andere manier raakten Jas en ik de anderen kwijt. Vooral omdat Jas per se wilde dat ik een foto van haar maakte met een stel Franse duiven. Hoe je moet zien dat het Franse duiven zijn mag Joost weten. Ik zei tegen haar: “Als we de afdrukken krijgen moeten we maar kleine gestreepte T–shirtjes op die duiven tekenen.”
Maar goed, de anderen waren door gelopen en wij kwamen voor een groep Franse schooljongens van een jaar of negen terecht. Die hele miljoen jaar onderweg naar boven liepen ze onder onze rokken te gluren.
Jas kon het niet schelen, want die had haar vakantieonderbroek aan (net zo’n gigantische als ze thuis draagt, maar dan met een rimpelrandje rond de pijpen). Ik daarentegen, had een heel gewone aan, dus ik probeerde met mijn benen tegen elkaar naar boven te lopen, wat niet meeviel. Telkens als ik achterom keek, zag ik die jongetjes koekeloeren als koekeloerden aan de koekeloerpilletjes.
Toen we eindelijk boven waren zei Jas: “Eigen schuld, had je maar een fatsoenlijke onderbroek aan moeten trekken.”
“Jas, fermez la bouche of ik frappe hem dicht.”
o la la la belle Parie
14.00 uur In het winterzonnetje liepen we over de oever van de Seine. Er speelden muzikanten en zo en er was een vogelmarkt. Ik wilde een vink of een stel tortelduiven meenemen voor thuis, maar ik wist dat ze er geweest waren zodra Tijger midden in de nacht een vreet-kick kreeg. Onder een van de bogen stond een vent saxofoon te spelen. Toen wij langsliepen legde hij de sax neer en begon hij met zijn handen te jongleren of zo. Het was een beetje vreemd, want, zoals ik tegen Jas zei: “Hij heeft geen ballen.”
Rosie zei: “Oewa…” waarna we met z’n allen een onbeheerste lachaanval kregen.
Jas zei: “Misschien is het een mime-achtig iets.” Mime-jongleren? Uiteindelijk begrepen we dat hij deed alsof hij met mijn borsten aan het jongleren was, helaas. Ik ben de eerste die toegeeft dat ik nogal paranoïde ben als het om mijn noenga’s gaat, maar in dit geval zag zelfs Jas dat het een griezel was. Hij wees naar mijn noenga’s en grijnsde verlekkerd en begon toen weer zogenaamd te jongleren. Echt walgelijk!!
Zal ik ooit vrij zijn van de tirannie van mijn boezempjes? Ik knoopte mijn jas zo hoog mogelijk dicht.
Parie by night
‘s-Avonds nam Henri ons mee naar de Rue St Denis en zei: “Hier oewenèn de dames van de nakt hun vak uit.”
Jas zei: “Ik zie helemaal geen dames van de nacht, alleen een stel prostituees.” Soms verbaast ze me met haar hilarische stommiteit.
Eigenlijk had die straat Rue de Domme moeten heten, want al die prosties leken precies op de Domme Tweeling. Maar dan minder puistig.
Trouwens niet alleen Henri heeft een handtas, een heleboel hommes francaises hebben een klein handtasje. En niemand lacht erom. Maf. Misschien koop ik er een voor pap, als souvenir.
Zondag 23 januari
Herr Kamyer heeft een duizelingwekkend niveau van frivoliteit bereikt sinds hij in Parijs is, wat zelfs zo ver gaat dat hij een joggingbroek en een pullover met een koala erop aan heeft. Jas zei heel aardig: “Misschien was het een kerstcadeautje van zijn moeder.” Maar dat denk ik niet. Ik denk dat hij hem zelf gebreid heeft. En ik denk dat hij er nog trots op is ook.
13.00 uur Tas en Rosie knijpen er elke vijf minuten tussenuit om Tom en Sven te bellen.
Ik wil Robbie ook best bellen, maar ik weet eigenlijk niet wat ik tegen hem moet zeggen. Stel dat hij vraagt wat ik tot nu toe gedaan heb. Wat zou ik dan zeggen? “Ik heb een Franse vlag naar beneden gehaald, een paar jongens keken onder mijn rok en een vent met een saxofoon begon opeens met mijn borsten te jongleren.” Ik zou dat allemaal niet willen zeggen, maar ik weet gewoon dat ik het eruit zou flappen.
14.15 uur Herr Kamyer heeft ons voorgedaan hoe je in een winkel om iets moet vragen. Ik weet al hoe dat moet: je vraagt gewoon of Heerlijke Henri even naar de winkel wil gaan om te halen wat je hebben wilt. Hij spreekt tenslotte de taal. Maar Herr Kamyer vindt dat we iets moeten leren, dus die stapt de hele tijd op Franse mensen af en vraagt om van alles en nog wat, wat extreem hilarisch is aangezien a) niemand een flauw benul heeft waar hij het over heeft, en b) ze hem toch niets geven, want hij is niet Frans.
O, ik lieg. Hij heeft wél iets gekregen. Hij ging bij de toeristeninformatie een plattegrond halen. “Ik bin zo terug, mais-jes, mit der plattegrond, en dan gaan we zu der Champs Elysées.”
Tien minuten later kwam hij als een zenuwachtige mafkees naar buiten, mét wandelstok, maar zonder plattegrond. Zoals ik ook al tegen Julia zei: “Het zielige is dat ze in het toeristenbureau Engels spreken.”
achterover-in-de-Seine-fotopoging
Op de oever van de Seine probeerden we onze ‘Nog een stapje achteruit, Herr Kamyer, uw pullover staat er nog niet helemaal op”—taktiek. Maar Herr Kamyer keek achterom voor hij een stap deed en kukelde dus niet in de Seine. En nu zitten we dus met een foto van Herr Kamyer met zijn pullover.
Notre Dame
16.00 uur Gotisch hoor. Maar geen spoor van klokkenluiders. Dus…nadat Herr Kamyer, Henri en madame Slack de kerk in gelopen waren maakte de Club van Azen zich met fantastisch vertoon van verbeeldingskracht op voor de klokkenluider-act (rugzak onder jas). We stonden druk om elkaar heen te draaien en te roepen: “De klokken, de klokken,” maar toen gingen Jas en ik op een stukje gras staan om tegen de romantische achtergrond van de Notre Dame (très historisch) een foto van de Club van Azen als klokkenluiders te maken en brak opeens de hel los. Er ging een alarm af en een of andere volslagen mafkees begon door een luidspreker in het Frans tegen ons te schreeuwen. Toen waren we omringd door kerels in uniform. Ik dacht dat ze ons naar de Bastille gingen brengen.
Ik zei tegen Jas: “Wat hebben we nou gedaan? Vraag jij het eens.”
Ze zei: “Jij bent de beste in Frans, vraag jij het maar.” Helaas was ik alleen maar de beste in Frans geworden om madame Slack te treiteren. Ik had vijfentwintig woorden uit mijn hoofd geleerd en toen alle vragen met alleen die woorden beantwoord.
Net op dat moment kwam Henri ons redden. Hij begon te schreeuwen en te schouderophalen en al snel stond iedereen te schouderophalen. Zelfs de vent die duivenvoer verkoopt. Geen idee wat die ermee te maken had.
Ik zei tegen de club: “Wacht op de grote groepsschouder-ophaal en zoek dan als de wiedeweerga je toevlucht in de Notre Dame. We moeten de priester om asiel smeken.”
Uiteindelijk kwam het allemaal goed. De Franse mafkezen bleken parkwachters te zijn. Een soort Elvissen, maar dan in een park. Blijkbaar mag je niet op het gras, want dan gaan ze door het lint.
Madame Slack stak haar beroemde ‘En weer maken een paar rotte appels heel Engeland te schande’–speech af en gaf ons allemaal een officiële waardering. Waarschuwing, bedoel ik.
Ik zei tegen Jas: “Je zou denken dat ze er juist vóór is dat wij de geschiedenis tot leven brengen, maar nee hoor, au contraire, ze nagelt ons aan de schandpaal van…eh…het leven.”
21.30 uur Vanavond nam Henri ons mee naar een restaurant. Het was echt gaat, alleen jammer van die ouwe dronkelap aan de piano die maar ‘Je ne regrette rien’ bleef mompelen. Ellen vroeg: “Waar heeft hij het over?”
Ik zei: “Hij zegt in het Frans dat hij nergens spijt van heeft, wat hij beter wel zou kunnen doen. Om te beginnen zou hij spijt van dit lied moeten hebben.”
Henri zei dat hij een beroemde Franse zanger was. Lieve hemel.
Heel, heel grappige avond. Op ons tafeltje stond een kaart met daarop wat je allemaal kon eten. Bovenaan stond ‘varkenspootjes’. De ober sprak Engels (min of meer). “Goedenavond, mademoiselle, wat zal het zijn?”
Ik zei: “Scuseer moi, hebt u varkenspootjes?”
Hij glimlachte. “Ja, m’selle.”
Toen zei ik: “Dribbel dan maar gauw naar de keuken en haal een broodje voor me.”
We lachten ongeveer een miljoen jaar. Zelfs de ober vond het grappig (een beetje). Maar toen madame Slack hoorde wat er gebeurd was noemde ze ons ‘dwaas’.
Maandag 24 januari
laatste ochtend in la belle Parie
Ik zit in m’n eentje in een café, omdat de Club van Azen ervandoor is om naar een stel Franse jongens te kijken. Ik heb zelfs een kop koffie voor mezelf besteld. En een croissant. Eigenlijk lijkt het meer op een broodje ei (omdat het een broodje ei is), maar het is tenminste geen wandelstok.
Centre Pompidou
12.00 uur In de omgeving van het Centre struikel je over de mafkezen met witte gezichten. Sommige staan gewoon een eeuwigheid stil, helemaal wit geschminkt als een beeld. Als je het helemaal zat bent om naar ze te kijken bewegen ze traag een vinger, of tillen ze een been op, en dan gaan ze weer stil staan. En daarvoor gooien mensen geld in hun pet. Ik zei tegen Rosie: “Wat hebben mimespelers eigenlijk voor zin? Waarom zeggen ze niet gewoon wat ze willen?”
Toen zag ik een smakelijke garcon die naar mij stond te kijken terwijl ik naar de witte mafkezen keek. Ik zag hem steeds mijn kant op kijken. Hij was leuk. Tres leuk. En hij had een betrekkelijk normale broek aan. En geen baret op zijn hoofd. En hij was handtasvrij.
Hij zag me kijken en glimlachte hemels. Hij zag er heel gevoelig uit, met pikzwart krulhaar. Maar ik ben een rode achterste-vrije zone en wilde hem net gaan negeren toen hij wegliep.
Nou ja. C’est la guerre, zoals ze hier zeggen, al heb ik geen idee wat het station er nou weer mee te maken heeft. (Of is dat gare? O, weet ik veel. Zoals ik altijd tegen madame Slack zeg: Frans is net Chinees voor me.)
5 minuten later
Die smakelijke Franse jongen kwam terug met een rode roos!! Hij zei: “Voor het mooiste meisje,” kuste mijn hand en verdween in de menigte.
Tjonge.
De Club van Azen was zwaar onder de indruk. We hebben het er een eeuwigheid over gehad. Het paste nergens op de zoenladder. En het was ook geen ‘tot ziens’. Was het de bedoeling dat ik achter hem aan ging? Had ik iets erotisch met die roos moeten doen?
Zoals ik al zo vaak in al mijn wijsheid heb gezegd: jongens zijn een godsraadsel, waar ook ter wereld.
au revoir
We stapten in de trein en zeiden ‘auf Wiedersehen” tegen de stad van de liefde. We nemen onze herinneringen mee naar huis. En belangrijker nog, onze dolkomische GIGANTISCHE baretten.
We zagen ze in een souvenirwinkel op het station, waar ze Eiffeltorens die muziek maken, can-candanseressen in hun niksie en andere chique cadeaus verkopen. De baretten zijn supergroot en steken ongeveer een halve meter uit. Voortreffelijk!!! Ze zijn echt extreem hilarisch. We hebben er allemaal een gekocht. Ik kan haast niet wachten tot ik hem naar school op kan. In vergelijking met deze waren onze lunchbaretten nog heel gewoon.
Toen we in de trein zaten vertrok madame Slack naar de lerarencoupé, waarschijnlijk om met Heerlijke Henri te praten over de handtassen die ze thuis hadden moeten achterlaten, maar nu snel weer zouden terugzien. We maakten van de gelegenheid gebruik om onze baretten te passen. Terwijl de trein wegreed hingen we met z’n zessen met onze gigantische baretten op uit het raampje. We gilden: “AU REVOIR, PARIS! WE HOUDEN VAN JE!!!”
En raad eens? De mensen op het perron begonnen allemaal te zwaaien en te klappen. Ze riepen: “Bonne chance!” Denk ik.
Toen we aan onze kaascrackers begonnen vroeg ik aan Jas: “Denk je dat die Franse piepeltjes denken dat we onze baretten echt mooi vinden?”
Ze zei: “Nee, ik denk dat ze denken dat we Engelse mensen zijn en dus niet normaal.”
“Hoe kunnen ze dat nou denken?” vroeg Rosie.
Toen zag ik dat Rosie behalve haar baret ook een valse snor op had.
O, wat hebben we gelachen.
op de veerboot naar huis
Kalme reis naar huis omdat we een normale kapitein hadden (i.e. een Engelse).
En we hebben (HEEL VEEL) patat gegeten.
Ik raakte helemaal ontroerd toen we de witte klippen van Dover zagen opdoemen, tot ik me realiseerde dat we helemaal niet naar Dover onderweg waren en dat het gewoon duffe witte klippen van ergens anders waren.
0.00 uur Weer thuis bij mijn liefhebbende ouders. Toen ik het tuinpad op kwam schoot Tijger over de muur en beet me speels in mijn enkel. Ik deed de deur open en gilde: “C’est moi! Jullie dochter is weer thuis, rol de rode loper uit en…”
Tijger was langs me heen gedenderd en pap begon te schreeuwen: “Gooi die verdomde kat eruit! Het huis zit onder de vlooien.”
Ik zei streng tegen Tijger: “Tijger, blijf buiten, het zit hier vol vlooien!” Maar de Oppermafkees vond het helemaal niet grappig. Wat het wel was.
0.10 uur Libby was tenminste blij om me te zien. Ze werd wakker toen ik binnenkwam en zei: “Holo Rooie.”
Ze had een tekening van een kattenband voor me gemaakt. Tijger is de zanger, al snap ik niet waarom hij op z’n kop staat. Het publiek bestaat uit muisjes en mollen in discokleren.
Toen ik klaar was met uitpakken was Libby met haar ‘vwiendjes’ in mijn bed in slaap gevallen. Ze is zo lief als ze slaapt, en ik gaf haar een zoen op haar wang. Ik weet niet hoe ik het zonder haar moet redden als ik naar Amerika ga. Ik werd er een beetje huilerig van, eigenlijk. Ik heb vast schiplag.
Ik vertrok net naar dromenland toen Mutti thuis kwam. Volgens mij had ze een paar glazen vino tinto op, want ze zag een beetje rood.
“Hallo, lieverd. Welkom thuis. Hoe was het in Frankrijk?”
“Fantastique.”
“Dit is voor je gekomen.” En ze gaf me een brief. Met het handschrift van de SeksGod!! Wauw en wauwie wauw!
Mutti kwam op mijn bed zitten.
“En, heb je het fijn gehad?”
“Oui. Très sportif. Trusten.”
“Heb je de Eiffeltoren gezien? Wat is die mooi ‘s-avonds, hè? Was hij helemaal verlicht?”
O, goeie genade. Ik weet wel dat ze alleen maar een aardige mutti wilde zijn, maar ik wilde mijn SeksGod-schrijfsel lezen. Ik zei vriendelijk: “Mam, ik heb een beetje last van schiplag, ik vertel het je morgen wel.”
Ze aaide over Libby’s wang en toen over de mijne.
“Niet te snel groot worden, schat.” Ze keek alsof ze ging huilen.
Wat mankeert die volwassenen? Altijd lopen ze te mopperen dat je zo kinderachtig doet en roepen ze dat je nou eens volwassen moet worden en zo, en als je dat dan doet beginnen ze te grienen.
Toen ze weg was scheurde ik de envelop open.
Lieve Georgia,
Welkom thuis, zoenkoningin. Ik wil je heel graag weer zien. Ik heb het hele weekend aan je gedacht en wilde je zeggen dat ik alles leuk vind aan je. Je haar, je heerlijke mond. Dat ik ‘dag’ zeg en jij ‘ik ben weg als een razende kameel met een lachstuip’.
Zie je dinsdag.
Heel veel liefs,
Robbie
Woeha. Ik heb de brief onder mijn kussen gelegd. Mijn eerste echte liefdesbrief.
1.00 uur Tenzij je die van Mark Grote Bakkes meerekent, die eruitzag alsof hij hem met een stok geschreven had.
1.05 uur Toen Slome Lindsay me expres met haar hockeystick op mijn enkel geslagen had kreeg ik een heel aardige brief van Dave Hahaha. Trouwens, dat ik ‘ik ben weg als een razende kameel met een lachstuip’ in plaats van ‘dag’ zeg komt door hem.