64 | De lift naar beneden

Commissaris Joona Linna bevindt zich in een kamer bij de rijksrecherche. Hij zit aan zijn bureau de levensbeschrijving van Carl Palmcrona te lezen. In een vijf jaar oude aantekening vertelt Palmcrona dat hij naar Västerås is geweest om de jaarafsluiting van zijn zoon bij te wonen. Hij stond op enige afstand toen iedereen met paraplu’s in de regen bij elkaar kwam op het schoolplein en het lied Nu kome de bloeitijd zong. Palmcrona beschreef het witte spijkerpak van zijn zoon, zijn lange blonde haar en dat de jongen ‘trekken rond zijn neus en ogen had die me aan het huilen maakten’. Hij was teruggereden naar Stockholm en had gedacht dat zijn zoon alles waard was wat hij tot dan toe had gedaan en alles wat hij nog zou doen.

De telefoon gaat en Joona neemt onmiddellijk op. Het is Petter Näslund, die in de commandobus op Dalarö zit.

‘Ik heb net contact gehad met de helikoptergroep,’ vertelt hij gejaagd. ‘Ze vliegen op dit moment terug over de Erstaviken en hebben Penelope Fernandez bij zich.’

‘Ze leeft?’ vraagt Joona en hij voelt hoe opgelucht hij is.

‘Ze zwom recht naar open zee toen ze haar vonden,’ legt Petter uit.

‘Hoe is het met haar? Goed?’

‘Daar lijkt het wel op – ze zijn op weg naar het Söder-ziekenhuis.’

‘Dat is te gevaarlijk,’ zegt Joona abrupt. ‘Vlieg haar liever naar het bureau hier – we laten een team artsen van het Karolinska-ziekenhuis komen.’

Hij hoort Petter tegen iemand zeggen contact op te nemen met de helikopter.

‘Weet je iets over de anderen?’ vraagt Joona.

‘Het is totale chaos. We hebben mensen verloren, Joona. Dit is niet normaal.’

‘Björn Almskog?’ vraagt Joona.

‘Hij is niet gevonden, maar... het is onmogelijk informatie te krijgen, we weten niets.’

‘Is de dader verdwenen?’

‘We hebben hem zo te pakken, het is een klein eiland. Onze jongens van de me zitten op het land en in de lucht, we hebben boten van de kustwacht, en de waterpolitie is onderweg.’

‘Mooi,’ zegt Joona.

‘Je gelooft niet dat we hem te pakken krijgen?’

‘Als jullie hem niet meteen hebben opgepakt, dan is hij waarschijnlijk weg.’

‘Is dat mijn schuld?’

‘Petter,’ zegt Joona rustig en mild, ‘als jij niet zo snel opgetreden had, was Penelope Fernandez nu dood geweest... en zonder haar hadden we helemaal niets, geen link met de foto, geen getuige.’

 

Een uur later onderzoeken twee artsen van het Karolinska-ziekenhuis Penelope Fernandez in een beveiligde kamer direct onder het gebouw van de Zweedse klpd. Ze verbinden haar wonden en geven haar kalmerende middelen, voedingssupplementen en vocht.

Petter Näslund bericht het hoofd van de rijkspolitie Carlos Eliasson dat de stoffelijke resten van Lennart Johansson en Göran Sjödin zijn geïdentificeerd. Er is nog een lichaam aangetroffen tussen de brokstukken van de politieboot, waarschijnlijk de stoffelijke resten van Björn Almskog. Ossian Wallenberg is dood voor zijn huis gevonden en duikers zijn nu onderweg naar de plaats waar de helikopter van de reddingsbrigade is neergestort. Petter zegt dat hij ervan uitgaat dat alle drie de bemanningsleden zijn omgekomen.

De politie heeft de dader niet gevonden, maar Penelope Fernandez leeft.

Men hangt de vlag voor het politiebureau halfstok en het hoofd van de regiopolitie Margareta Widding en het hoofd van de rijkspolitie Carlos Eliasson houden een bedrukte persconferentie in de persruimte achter de glazen wanden op de begane grond.

Commissaris Joona Linna is niet aanwezig bij de bijeenkomst met de journalisten, in plaats daarvan gaan Saga Bauer en hij met de lift naar de onderste verdieping om Penelope Fernandez te ontmoeten in de hoop een oplossing van de raadsels te krijgen, de aanleiding van alle gebeurtenissen te achterhalen.

65 | Wat ogen hebben gezien

Vijf verdiepingen onder het modernste gedeelte van het politiebureau bevindt zich een afdeling met twee appartementen, acht logeerkamers en twee slaapzalen. Deze afdeling is bedoeld om de directie van de politie een veilig onderkomen te garanderen tijdens crisissituaties, noodtoestanden en catastrofes. De logeerkamers zijn de afgelopen tien jaar ook gebruikt voor getuigenbescherming bij uitzonderlijk dreigende situaties.

Penelope Fernandez ligt in het ziekenhuisbed en voelt de kou haar arm binnendringen als de druppelsnelheid opgevoerd wordt.

‘We dienen je wat vocht en voedingssupplementen toe,’ licht arts Daniella Richards toe.

Met zachte stem vertelt ze wat ze doet terwijl ze de katheter met tape in de binnenkant van haar elleboog vastzet.

Penelopes wonden zijn schoongemaakt en verbonden, haar gewonde linkervoet is nu gehecht en gebandageerd, de schaafwond op haar rug is gewassen en getapet en de diepe wond op haar heup is met acht hechtingen gehecht.

‘Ik wil je een beetje morfine geven tegen de pijn.’

‘Mama,’ fluistert Penelope en ze bevochtigt haar lippen. ‘Ik wil mijn moeder zien.’

‘Dat begrijp ik,’ zegt Daniella. ‘Ik zal het doorgeven.’

Warme tranen lopen over Penelopes wangen, haar haar en oren in. Ze hoort de arts een verpleegkundige vragen een injectie van 0,5 milliliter morfine-scopolamine klaar te maken.

De kamer ziet eruit als een gewone ziekenhuiskamer, maar dan misschien iets gezelliger. Op het nachtkastje staat een bosje bloemen, aan de gele wanden hangen lichte schilderijen. Een boekenkast van licht berkenhout staat vol met nogal versleten boeken. Hier hebben mensen tijd gehad om te lezen, dat is duidelijk. De kamer heeft geen enkel raam, maar achter een gordijnachtige draperie brandt een lamp, zodat je kunt vergeten dat je je hier diep in een bunker bevindt.

Daniella Richards legt Penelope vriendelijk uit dat ze haar nu met rust zullen laten, maar dat ze op het oplichtende alarmknopje kan drukken als ze ergens hulp bij nodig heeft.

‘Er is hier voortdurend iemand aanwezig voor als je iets wilt vragen of gewoon wat gezelschap wilt hebben,’ zegt ze.

Penelope Fernandez blijft alleen achter in de lichte kamer. Ze sluit haar ogen terwijl de warme vredigheid van de morfine zich door haar lichaam verspreidt en haar een behaaglijke slaap in trekt.

Er klinkt een zacht geknerp als een vrouw in een zwarte nikab twee kleine poppetjes van zongedroogde klei kapot trapt. Een meisje en haar broertje veranderen onder haar sandaal in kruimels en stof. De gesluierde vrouw draagt een zware zak koren op haar rug en merkt niet eens wat ze doet. Twee jongens fluiten en lachen, roepen dat de slavenkinderen dood zijn, dat er alleen nog wat zuigelingen over zijn, dat alle Furen dood moeten.

Penelope dwingt de beelden uit Kubbum uit haar hersenen en voordat ze in slaap valt, voelt ze even hoe er tonnen steen, aarde, modder en beton boven haar liggen. Het is alsof ze recht in het binnenste van de aarde valt, valt en valt en valt.

 

*

 

Penelope Fernandez wordt opeens wakker, brengt het niet op om haar ogen te openen, de morfine maakt haar lichaam nog steeds zwaar. Ze herinnert zich dat ze in een ziekenhuisbed ligt in een beveiligde kamer diep onder het politiebureau. Ze hoeft niet meer te vluchten. De opluchting wordt gevolgd door een grote golf van pijn en gemis. Ze weet niet hoe lang ze heeft geslapen, denkt dat ze weer zou kunnen wegzakken in de toestand van verdoving, maar doet toch haar ogen open.

Ze opent haar ogen, maar de onderaardse kamer is helemaal zwart.

Ze knippert, maar ziet niets. Zelfs de alarmknop naast het bed licht niet op. Er moet een stroomstoring zijn. Ze staat op het punt te schreeuwen, maar dwingt zichzelf tot zwijgen als de deur naar de gang plotseling klikt. Ze staart de duisternis in, hoort haar eigen hart dreunend kloppen. Er gaat een rilling door haar heen, elke spier spant zich. Er zit iemand aan haar haar. Haast onmerkbaar. Ze ligt doodstil en voelt hoe iemand naast het bed staat en haar haar streelt, heel voorzichtig. Langzaam vlechten vingers zich in haar krullen. Ze wil net tot God gaan bidden als de strelende persoon haar haar stevig vastgrijpt en haar uit bed sleurt. Ze gilt als hij haar krachtig tegen de muur smijt zodat het ingelijste schilderij aan diggelen gaat en de infuusstandaard omvalt. Ze stort op de grond, omringd door glasscherven. Hij blijft haar haar vasthouden, sleept haar terug, draait haar om, bonkt haar gezicht tegen de geblokkeerde wielen van het bed en trekt daarna een mes met een zwart lemmet.

Penelope schrikt wakker doordat ze op de vloer valt, de deur zwaait open en de verpleegkundige komt binnenstormen. Alle lampen zijn aan en Penelope begrijpt dat ze een nachtmerrie had. Ze wordt weer in het bed geholpen, de verpleegkundige praat kalmerend tegen haar en trekt dan de hekjes aan de lange zijden van het bed omhoog zodat ze er niet meer uit kan vallen.

Het zweet op haar lichaam koelt na een tijdje af. Ze is niet in staat zich te bewegen, krijgt kippenvel op haar armen. Ze ligt op haar rug met de alarmknop in haar hand naar het plafond te staren als er op de deur wordt geklopt. Een jonge vrouw met bonte linten in haar lange haar komt binnen en kijkt haar met milde ernst in de ogen aan. Achter haar staat een lange man met blond, warrig haar en een symmetrisch, vriendelijk gezicht.

‘Ik heet Saga Bauer,’ zegt de vrouw. ‘Ik ben van de Säpo. Dit is mijn collega Joona Linna, van de rijksrecherche.’

Penelope neemt ze op zonder een spier te vertrekken, slaat haar blik daarna neer en kijkt naar haar verbonden armen, naar alle schaafwonden en blauwe plekken en de katheter.

‘We betreuren alles wat er de afgelopen dagen met je is gebeurd,’ zegt de vrouw. ‘En we begrijpen dat je met rust gelaten wilt worden, maar we zullen de komende tijd heel wat met je te bespreken hebben en we moeten nu al beginnen met de eerste vragen.’

Saga Bauer trekt een stoel onder het bureautje vandaan en gaat naast het bed zitten.

‘Hij zit me nog steeds achterna, of niet soms?’ vraagt Penelope na een tijdje.

‘Je bent hier veilig,’ zegt Saga.

‘Zeg dat hij dood is.’

‘Penelope, we moeten...’

‘Jullie konden hem niet tegenhouden,’ zegt ze zwakjes.

‘We krijgen hem te pakken, dat beloof ik,’ zegt Saga Bauer. ‘Maar je moet ons helpen.’

Penelope zucht diep en sluit dan haar ogen.

‘Dit zal vervelend voor je zijn, maar we hebben antwoord op een paar vragen nodig,’ vervolgt Saga. ‘Weet je waarom dit allemaal is gebeurd?’

‘Vraag maar aan Björn,’ mompelt ze. ‘Misschien weet hij het.’

‘Wat zeg je?’ vraagt Saga.

‘Ik zei dat je dat aan Björn moest vragen,’ fluistert Penelope terwijl ze langzaam haar ogen opendoet. ‘Vraag het aan Björn, misschien weet hij het.’

Spinnen en insecten moeten meegekomen zijn uit het bos, ze rennen over Penelopes huid, ze krabt aan haar voorhoofd, maar Saga houdt haar handen rustig tegen.

‘Je bent achtervolgd,’ zegt Saga. ‘Ik kan me nauwelijks voorstellen hoe afschuwelijk dat moet zijn geweest, maar we moeten weten of je de achtervolger kent. Heb je hem eerder gezien?’

Penelope schudt onmerkbaar haar hoofd.

‘Dat dachten we al,’ zegt Saga. ‘Maar kun je ons een signalement geven, een tatoeage, bijzondere kenmerken?’

‘Nee,’ fluistert Penelope.

‘Maar misschien kun je ons helpen een compositietekening te maken, er is niet zoveel nodig om hem via Interpol te kunnen zoeken.’

De man van de rijksrecherche komt dichterbij en zijn wonderlijk lichtgrijze ogen zijn net stenen, gepolijst in een beek.

‘Het leek alsof je je hoofd zojuist schudde,’ zegt hij rustig. ‘Toen Saga vroeg of je de achtervolger eerder had gezien – klopt dat?’

Penelope knikt.

‘Dan moet je hem gezien hebben,’ vervolgt Joona vriendelijk. ‘Want anders kun je niet weten dat je hem nooit eerder hebt ontmoet.’

Penelope staart voor zich uit en herinnert zich dat de moordenaar zich steeds bewoog alsof hij alle tijd van de wereld had, en toch ging het zo vreselijk snel. Ze ziet voor zich hoe hij knielde en richtte toen ze aan de reddingslijn onder de helikopter hing. Ze ziet hem het wapen heffen en schieten. Geen haast, geen nervositeit. Ze ziet zijn gezicht weer voor zich toen het werd verlicht door de bliksem, hoe ze elkaar recht in de ogen keken.

‘We begrijpen dat je bang bent,’ vervolgt Joona. ‘Maar we...’

Hij houdt zijn mond als er een verpleegkundige de kamer binnenkomt en zegt dat ze Penelopes moeder nog niet hebben kunnen bereiken.

‘Ze is niet thuis en neemt...’

Penelope kermt en draait zich om, verbergt haar gezicht in haar kussen. De verpleegkundige legt een troostende hand op haar schouder.

‘Ik wil niet,’ huilt Penelope. ‘Ik wil niet...’

Een andere verpleegkundige komt binnen snellen, vertelt vlug dat ze angstremmende medicijnen aan het infuus zal hangen.

‘Ik moet jullie verzoeken te gaan,’ zegt de verpleegkundige gehaast tegen Saga en Joona.

‘We komen later terug,’ zegt Joona. ‘Ik denk dat ik wel weet waar je moeder is. Ik regel het wel.’

Penelope huilt niet meer, maar ademt nog steeds snel. Ze hoort de verpleegkundige het infuus voorbereiden en de hele kamer doet haar aan een kerker denken. Haar moeder zal hier nooit willen komen. Ze zet haar kiezen op elkaar en probeert haar tranen nog even te bedwingen.

Er zijn momenten waarop Penelope denkt dat ze zich haar eerste levensjaren herinnert. De lucht van dampende, vieze lichamen kan haar terugwerpen in de cel waar ze is geboren, het schijnsel van een zaklamp dat over de gezichten van de gevangenen glijdt en hoe haar moeder haar doorgeeft aan iemand anders, die meteen verder neuriet in haar oor terwijl haar moeder tussen de bewakers in verdwijnt.

66 | Zonder Penelope

Claudia Fernandez stapt uit de bus bij het Dalarö Strand Hotel. Als ze langs de haven loopt, hoort ze het geluid van helikopters en sirenes in de verte verdwijnen. De zoekactie kan nog niet voorbij zijn. Ze moeten blijven zoeken. In de verte varen politieboten op het water. Ze kijkt om zich heen. Er ligt geen pont aangemeerd, er staan geen auto’s in de haven.

‘Penelope!’ schreeuwt ze zomaar in de lucht. ‘Penelope!’

Ze beseft hoe ze eruitziet, hoe vreemd ze zich gedraagt, maar zonder Penelope is er niets meer.

Ze begint langs het water te lopen. Het gras is droog en bruin, overal ligt rommel. In de verte krijsen meeuwen. Ze begint te rennen, maar houdt het niet lang vol. Verlaten chalets verdringen zich op de steile helling. Ze houdt halt bij een bord waarop in wit het woord privé staat geschreven. Ze loopt langs het bord, een betonnen steiger op en kijkt naar de grote rotsen in de verte. Er zijn geen mensen, denkt ze terwijl ze zich weer omdraait naar de haven. Er komt een man over de grindweg aanlopen en hij zwaait naar haar. Een donkere gestalte met een fladderende jas. Ze knippert met haar ogen tegen de zon in. De man roept iets. Claudia neemt hem verward op. Hij begint harder te lopen, met grote stappen naar haar toe en nu ziet ze zijn vriendelijke gezicht.

‘Claudia Fernandez,’ roept hij.

‘Dat ben ik,’ zegt ze en ze wacht op hem.

‘Mijn naam is John Bengtsson,’ zegt hij als hij bij haar is. ‘Joona Linna heeft me gestuurd. Hij zei dat u hier waarschijnlijk was.’

‘Waarom?’ zegt ze met zwakke stem.

‘Uw dochter leeft.’

Claudia kijkt de man aan die de woorden herhaalt.

‘Penelope leeft,’ zegt hij en hij glimlacht naar haar.

67 | Waar het geld heen vloeit

De sfeer op het politiebureau is erg verhit, bijna grimmig. De gebeurtenissen worden vergeleken met de politiemoorden in Malexander in 1999 en de bestialiteit van Josef Ek, twee jaar geleden. De kranten schrijven over het drama in de scherenkust, ze noemen de dader ‘politieslachter’, de journalisten speculeren en persen informatie uit hun bronnen binnen het korps.

Joona Linna en Saga Bauer zullen hun verhaal doen voor het hoofd van de rijksrecherche Carlos Eliasson, het hoofd van de veiligheidsdienst Säpo Verner Zandén, commissaris Petter Näslund, de operationeel chef Benny Rubin plus Nathan Pollock en Tommy Kofoed van Moordzaken.

Ze lopen door de gang, praten over de mogelijkheid dat Penelope Fernandez hen verder helpt.

‘Ik vermoed dat ze snel zal praten,’ zegt Joona.

‘Dat is niet zeker, ze kan evengoed helemaal dichtklappen,’ antwoordt Saga.

Anja Larsson heeft een stap buiten haar kamer gezet, staat in de gang en kijkt met een ongelukkige blik in haar ogen naar Joona en Saga. Als Joona haar ziet, glimlacht hij breed en zwaait naar haar, maar hij ziet niet meer dat ze een hartje met haar duimen en wijsvingers naar hem maakt voor hij de vergaderruimte binnengaat.

Ze sluiten de deur, gaan zitten en groeten gedempt de mensen die al om de tafel zitten.

‘Ik wil om te beginnen zeggen dat alle verdenkingen van een links-extremistische aanslag afgeschreven zijn,’ zegt Saga.

Verner fluistert iets tegen Nathan Pollock.

‘Of niet soms?’ vraagt Saga luid.

Verner kijkt op en knikt.

‘Ja, dat klopt,’ zegt hij en hij schraapt zijn keel.

‘Begin bij het begin,’ zegt Carlos tegen Saga.

‘Ja... Penelope Fernandez is vredesactivist en voorzitter van de Vredesbeweging Zweden,’ vervolgt Saga haar verhaal. ‘Ze heeft een langdurige relatie met Björn Almskog, die barkeeper is bij de club Debaser aan de Medborgarplatsen. Zij woont op Sankt Paulsgatan 3 en hij op Pontonjärsgatan 47. Penelope Fernandez heeft een foto met plakband op de glazen deur tussen de woonkamer en de hal geplakt.’

Met haar computer projecteert Saga Bauer een kopie van de foto op het scherm dat voor een muur in de vergaderruimte hangt.

‘De foto is in het voorjaar van 2008 genomen in Frankfurt,’ vertelt ze.

‘Palmcrona kennen we,’ zegt Carlos.

‘Inderdaad,’ zegt Saga en ze wijst de andere personen in de loge aan. ‘Dit is Pontus Salman, directeur bij wapenfabrikant Silencia Defence. En deze man is niemand minder dan Raphael Guidi. Hij is een bekend wapenhandelaar, draait al heel lang mee... wordt binnen de branche de “Aartsengel” genoemd en doet vooral zaken in Afrika en het Midden-Oosten.’

‘En de dame die ze hebben bij de koffie?’ vraagt Benny Rubin.

‘Dat is Agathe al-Haji,’ zegt Saga zonder te glimlachen. ‘Ze is militair adviseur van de regering van Sudan en heeft heel nauwe banden met president Omar al-Bashir.’

Benny slaat hard met zijn hand op tafel en laat zijn tanden zien als hij een geërgerde blik van Pollock krijgt.

‘Is dat de gebruikelijke manier van doen?’ vraagt Carlos. ‘Dat ze elkaar zo ontmoeten?’

‘Ja, dat denk ik wel,’ antwoordt Saga. ‘De bijeenkomst op de foto ging over een grote levering van in licentie vervaardigde munitie voor het leger van Sudan. De transactie werd beoordeeld als “veiligheidspolitiek aanvaardbaar” en was zonder twijfel doorgegaan als het Internationaal Strafhof in Den Haag geen arrestatiebevel tegen president Al-Bashir had uitgevaardigd.’

‘Dat was toch in 2009?’ vraagt Pollock.

‘Dat is me ontgaan,’ zegt Carlos.

‘Er is niet zoveel over geschreven,’ zegt Saga. ‘Maar de president wordt gezocht vanwege directe betrokkenheid bij marteling, verkrachting en volkerenmoord in Darfur.’

‘Dus die transactie ging niet door,’ stelt Carlos vast.

‘Nee,’ antwoordt ze.

‘En de foto? Wat is daarmee? Niets?’ vraagt Verner.

‘Penelope Fernandez lijkt hem niet gevaarlijk te vinden aangezien ze hem op haar deur heeft geplakt,’ zegt Saga.

‘En tegelijkertijd is hij niet onbelangrijk, aangezien ze hem in het zicht heeft gehangen,’ merkt Carlos op.

‘Dat weten we niet, misschien hing hij daar alleen als een herinnering aan hoe de wereld in elkaar zit,’ speculeert Saga. ‘Dat er helemaal onderaan wat mensen zijn die strijden voor vrede, terwijl de machtigen helemaal bovenaan met champagne toosten.’

‘We hopen Penelope Fernandez gauw te kunnen horen, maar we zijn er vrij zeker van dat Björn Almskog dit achter haar rug om heeft gedaan,’ vervolgt Joona. ‘Misschien weet hij meer over de foto dan Penelope, misschien bluft hij alleen maar, maar op 2 juni gebruikt Björn een anoniem mailadres in een internetcafé en schrijf hij een afpersingsmail naar Carl Palmcrona. De mail is het begin van een korte correspondentie: Björn schrijft dat hij begrijpt dat de foto bezwarend is voor Palmcrona en dat hij bereid is hem voor één miljoen kronen te verkopen.’

‘Klassieke afpersing,’ mompelt Pollock.

‘Björn gebruikt het woord “bezwarend” voor de foto,’ vervolgt Saga, ‘waardoor we betwijfelen of hij weet hoe ernstig Palmcrona alles zal opvatten.’

‘Björn denkt dat hij de situatie onder controle heeft,’ zegt Joona. ‘Dus is hij behoorlijk verbaasd als hij Palmcrona’s antwoord leest waarin deze zijn afperser waarschuwt. Palmcrona stelt in alle ernst dat Björn niet weet waar hij aan begonnen is en smeekt hem ten slotte de foto op te sturen voor het te laat is.’

Joona neemt een slok water.

‘Hoe is de toon van de mails?’ vraagt Nathan Pollock vlug. ‘Je zegt dat die ernstig is, maar is die ook agressief?’

Joona schudt zijn hoofd en deelt kopieën van de correspondentie uit.

‘Ik zie de mails niet als agressief, alleen maar zwaar van een grote ernst.’

Tommy Kofoed leest de mails, knikt, wrijft over zijn pokdalige wangen en schrijft iets op.

‘Wat gebeurt er daarna?’

‘Voordat de huishoudster op woensdag naar huis gaat, helpt ze Palmcrona de strop aan het plafond te bevestigen.’

Petter lacht kort.

‘Waarom?’

‘Omdat hij het zelf niet kon vanwege een rugoperatie,’ antwoordt Saga.

‘Vandaar,’ zegt Carlos met een wrang lachje.

‘De volgende dag, rond lunchtijd... nadat de post is geweest, vermoeden we,’ gaat Joona verder, ‘belt Palmcrona een nummer in Bordeaux en...’

‘Bij het natrekken van het nummer zijn we niet meer te weten gekomen,’ voegt Saga eraan toe.

‘Het nummer via een telefooncentrale wordt doorgeschakeld naar een heel ander land, een ander werelddeel of terug naar Zweden,’ zegt Joona. ‘In elk geval was het een heel kort gesprek, drieënveertig seconden. Misschien spreekt hij alleen een boodschap in. Waarschijnlijk vertelt hij over de foto en wat er in de afpersingsmail staat en zegt hij dat hij hulp verwacht.’

‘Want daarna... een paar minuten later, belt Palmcrona’s huishoudster naar Taxi Stockholm en bestelt een taxi om twee uur naar luchthaven Arlanda op naam van Palmcrona. Precies een uur en vijftien minuten na dat korte telefoongesprek gaat de telefoon. Palmcrona heeft zijn jas en buitenschoenen al aan, maar gaat toch naar binnen om op te nemen. Het telefoontje komt uit Bordeaux. Het is hetzelfde nummer als hij heeft gebeld. Het gesprek duurt twee minuten. Palmcrona stuurt nu een laatste mail naar zijn afperser met de volgende inhoud: “Nu is het te laat, jij en ik zullen allebei sterven”. De huishoudster krijgt vrij, betaalt de wachtende taxichauffeur de voorrijkosten en gaat vervolgens naar huis. Zonder zijn jas uit te trekken loopt Carl Palmcrona de kleine salon in, zet zijn koffer op de korte kant neer, klimt erop en verhangt zich.’

Het wordt stil rond de vergadertafel.

‘Maar dat is niet het einde van het verhaal,’ zegt Joona langzaam, ‘want Palmcrona’s telefoongesprek heeft iets in gang gezet... Er wordt een internationale probleemoplosser ingeschakeld. Er wordt een huurmoordenaar ingezet om alle sporen uit te wissen en de foto te bemachtigen.’

‘Hoe vaak... ik bedoel in Zweden, zijn er huurmoordenaars actief,’ zegt Carlos sceptisch. ‘Er moet heel veel geld op het spel staan om zo’n maatregel te treffen.’

Joona kijkt hem uitdrukkingloos aan.

‘Ja.’

‘Aan de telefoon heeft Palmcrona waarschijnlijk de mail voorgelezen waarin het bankrekeningnummer voorkwam dat Björn had opgegeven,’ zegt Saga.

‘Het is niet bepaald moeilijk om iemand op te sporen via een rekeningnummer,’ mompelt Verner.

‘Ongeveer op het tijdstip waarop Palmcrona de koffer omschopt, zit Björn Almskog in internetcafé Dreambow,’ gaat Joona verder. ‘Hij gaat zijn anonieme mailbox in en ziet dat hij twee berichten van Palmcrona heeft.’

‘Hij hoopt natuurlijk dat Palmcrona heeft geschreven dat hij bereid is een miljoen voor de foto te betalen,’ zegt Saga.

‘In plaats daarvan ziet hij Palmcrona’s waarschuwing en daarna de korte mail waarin staat dat het al te laat is, dat ze allebei zullen sterven.’

‘En nu zijn ze dood,’ zegt Pollock.

‘Je kunt alleen maar vermoeden hoe bang Björn moet zijn geworden,’ zegt Saga. ‘Hij is immers geen geoefend afperser, hij greep alleen de mogelijkheid toen hij die kreeg.’

‘Wat doet hij dan?’

Petter kijkt hen met open mond aan. Carlos schenkt wat water voor hem in.

‘Björn heeft spijt van zijn actie, besluit de foto naar Palmcrona te sturen, probeert alles uit de wereld te helpen.’

‘Maar Palmcrona is al dood als Björn hem schrijft dat hij het opgeeft, dat hij de foto zal opsturen,’ zegt Joona.

‘Het probleem is dat de foto aan de glazen deur bij Penelope thuis hangt,’ zegt Saga. ‘En zij weet niets van de afpersing.’

‘Hij moet de foto te pakken zien te krijgen zonder zijn poging tot afpersing aan haar te verraden,’ knikt Tommy Kofoed.

‘We weten niet hoe hij de verdwijning van de foto wilde verklaren,’ zegt Saga glimlachend. ‘Waarschijnlijk handelde hij in paniek, wilde een streep onder alles zetten, hoopte dat het over zou waaien terwijl ze zich met de boot schuilhielden in de scherenkust.’

Joona staat op, loopt naar het raam en kijkt naar buiten. Een vrouw draagt een kind in haar armen en duwt een buggy vol boodschappentassen voor zich uit over de stoep.

‘De volgende ochtend neemt Penelope een taxi naar de televisiestudio om mee te doen aan een debat,’ gaat Saga verder. ‘Zodra ze weg is, gaat Björn haar appartement binnen, trekt de foto van het glas, rent naar het metrostation bij Slussen, neemt een metro naar het Centraal Station, koopt een envelop en postzegels bij de kiosk, stuurt de foto naar Palmcrona, rent naar het internetcafé en schrijft een laatste mail aan Palmcrona waarin hij vertelt dat de foto is verstuurd. Daarna gaat Björn naar zijn appartement, haalt de bagage van hem en Penelope en gaat naar zijn boot in de jachthaven van Långholmen. Als Penelope klaar is neemt ze de metro vanaf Karlaplan en gaat vermoedelijk direct naar Hornstull, waarvandaan ze het laatste stuk naar Långholmen loopt.’

‘Inmiddels heeft de probleemoplosser Björns appartement al doorzocht en heeft hij een brand gesticht die de hele etage volledig verwoestte.’

‘Maar ik heb het rapport bekeken... De technisch rechercheur die de brand heeft onderzocht concludeerde dat de oorzaak van de brand een vergeten strijkijzer in het appartement ernaast was,’ brengt Petter ertegen in.

‘Dat klopt ongetwijfeld,’ zegt Joona.

‘Net zoals een gasexplosie de oorzaak van de brand in Penelopes appartement zou zijn geweest,’ zegt Saga.

‘De probleemoplosser was waarschijnlijk van plan om alle sporen uit te wissen,’ vervolgt Joona. ‘Als hij de foto niet vindt in Björns appartement, laat hij hem uitbranden en volgt Björn naar de boot.’

‘Om naar de foto te zoeken,’ vult Saga aan. ‘Om Björn en Penelope te vermoorden en het op een bootongeluk te laten lijken.’

‘Wat de probleemoplosser niet wist, was dat de plannen op het laatste moment gewijzigd waren en dat Penelopes zus Viola meeging.’

Joona zwijgt en denkt kort aan de dode vrouw in het mortuarium. Haar jonge, kwetsbare gezicht. De rode afdruk op haar borstkas.

‘Ik stel me zo voor dat ze aanleggen bij een eiland in de Jungfrufjärden voor de kust van Dalarö,’ vervolgt Joona. ‘En voordat de probleemoplosser er is, is Penelope om de een of andere reden al aan land gegaan. Als de probleemoplosser aan boord van Björns boot gaat, stuit hij op Viola. In de veronderstelling dat ze Penelope is, verdrinkt hij haar in een teil en zet haar op het bed in het voorschip. Terwijl hij op Björn wacht, zoekt hij vermoedelijk naar de foto, en als hij die niet vindt, bereidt hij een explosie in de boot voor. Jullie hebben Erixons rapport hierover voor je liggen. We weten niet goed wat er hier gebeurt, maar op de een of andere manier ontkomen Björn en Penelope aan de probleemoplosser.’

‘En laten ze de boot met de dode Viola Fernandez achter.’

‘We weten niet hoe ze vluchten, maar op maandag bevinden ze zich in elk geval op Kymmendö.’

Benny’s mondhoeken krullen.

‘Bij Ossian Wallenberg thuis? Hij was supergoed, maar hij paste natuurlijk niet in dit land waar de middelmaat het ideaal is.’

Carlos kucht zacht en schenkt meer koffie in.

‘Als de probleemoplosser beseft dat hij ze kwijt is geraakt, gaat hij naar Penelopes woning om de foto te zoeken,’ vervolgt Joona zonder een spier te vertrekken. ‘Erixon en ik duiken op en onderbreken hem. Pas op dat moment, als ik met hem word geconfronteerd, weet ik zeker dat we met een grob te maken hebben, een probleemoplosser van internationale klasse.’

‘Waarschijnlijk kan hij onze systemen binnenkomen, luisteren naar de communicatie via Rakel en dergelijke,’ zegt Saga.

‘Heeft hij Björn en Penelope daarom op Kymmendö gevonden?’ vraagt Petter.

‘Dat weten we niet,’ antwoordt Joona.

‘Hij handelt in elk geval erg snel,’ zegt Saga. ‘Waarschijnlijk keert hij direct na de confrontatie met Joona en Erixon terug naar Dalarö om Penelope te zoeken.’

‘Hij is dus al ter plaatse als ik met de waterpolitie praat,’ zegt Petter, hij leunt over tafel naar voren en legt het papier met de agendapunten goed.

‘Wat gebeurt er?’ vraagt Carlos.

‘De reconstructie is nog maar net begonnen,’ zegt Petter. ‘Maar op de een of andere manier kaapt hij de gevechtsboot van de waterpolitie, doodt Lennart Johansson en Göran Sjödin, vaart naar Kymmendö, vermoordt Björn Almskog en Ossian Wallenberg, blaast de politieboot op, achtervolgt Penelope en schiet de helikopter van de reddingsbrigade neer.’

‘En verdwijnt,’ zucht Carlos.

‘Maar dankzij de deskundige leiding van Petter Näslund kan Penelope Fernandez worden gered,’ zegt Joona en hij ziet dat Pollock zich geïnteresseerd omdraait naar Petter.

‘Het precieze verloop moet natuurlijk tot in elk detail worden onderzocht,’ zegt Petter met een grimmigheid in zijn stem die zijn enthousiasme over het compliment volstrekt niet weet te verhullen.

‘Dat zal godsgruwelijk veel tijd kosten,’ glimlacht Kofoed vreugdeloos.

‘Maar die foto dan? Die moet toch iets betekenen,’ zegt Carlos.

‘Het is maar een stomme foto,’ verzucht Petter.

‘Zeven mensen zijn vanwege die foto vermoord,’ zegt Joona ernstig. ‘En er zullen waarschijnlijk nog meer doden vallen als we niet...’

Joona zwijgt en kijkt door het raam.

‘De foto is misschien een slot dat een sleutel nodig heeft,’ zegt hij.

‘Wat voor sleutel?’ vraagt Petter.

‘De fotograaf,’ zegt Saga.

‘Penelope Fernandez, is zij de fotograaf?’ vraagt Pollock.

‘Dat zou de jacht op haar wel verklaren,’ roept Carlos iets te hard uit.

‘Dat is wel zo...’ zegt Saga weinig overtuigd.

‘Maar?’ vraagt Carlos.

‘Wat spreekt daartegen?’ vraagt Benny.

‘Dat Joona niet denkt dat Penelope de fotograaf is,’ zegt Saga.

‘Jezus christus,’ schreeuwt Petter haast.

Carlos doet zijn mond hard dicht, buigt zijn hoofd en is zo verstandig om verder te zwijgen.

‘Penelope bevindt zich natuurlijk in een shocktoestand, dus we weten nog niet wat haar rol hierin is,’ zegt Saga.

Nathan Pollock kucht en laat kopieën van Carl Palmcrona’s testament rondgaan.

‘Palmcrona heeft een rekening bij een bank op Jersey,’ vertelt hij.

‘Het belastingparadijs,’ knikt Petter Näslund en hij haalt de pruimtabak onder zijn lip vandaan. Hij veegt zijn duim af aan de tafel zonder Carlos’ vermoeide blik op te merken.

‘Kun je zien wat hij op die rekening heeft staan?’ vraagt Verner.

‘Er is geen mogelijkheid om toegang te krijgen tot zijn transacties,’ zegt Joona. ‘Maar volgens zijn eigen testament gaat het om negen miljoen euro.’

‘Zijn financiële situatie was vrij slecht en het is onbegrijpelijk hoe hij zulke bedragen legaal zou hebben kunnen verdienen,’ zegt Pollock.

‘We hebben contact gehad met Transparency International, de internationale organisatie die tegen corruptie strijdt, maar ze hebben niets over Carl Palmcrona of iemand anders bij de isg, zelfs geen vage hint.’

‘De bezittingen worden vermaakt aan een zestienjarige jongen met de naam Stefan Bergkvist, die de zoon van Palmcrona bleek te zijn, een zoon die hij nooit heeft ontmoet... maar de zoon komt slechts drie dagen na Palmcrona’s zelfmoord om bij een brand in Västerås.’

‘De jongen komt nooit te weten wie zijn echte vader is,’ voegt Saga eraan toe.

‘Volgens het voorlopige politierapport is het een ongeluk,’ zegt Carlos.

‘Ja, maar is er iemand die gelooft dat het vuur waarin Palmcrona’s zoon drie dagen na de zelfmoord omkomt toeval is?’ vraagt Joona.

‘Niet echt, nee,’ zegt Carlos.

‘Maar dat is toch hartstikke ziek,’ zegt Petter met rode wangen. ‘Waarom zou iemand de zoon vermoorden die hij zelf nog nooit ontmoet heeft?’

‘Wat is hier godverdomme aan de hand?’ vraagt Verner.

‘Palmcrona duikt overal op,’ zegt Joona terwijl hij met zijn vinger op de glimlachende man op de foto tikt. ‘Hij staat op de foto, hij wordt afgeperst, hij wordt opgeknoopt gevonden, zijn zoon overlijdt en hij heeft negen miljoen euro op een rekening staan.’

‘Dat geld is interessant,’ zegt Saga.

‘We hebben zijn leven onderzocht,’ zegt Pollock. ‘Hij heeft verder geen familie, geen hobby’s, is niet bezig met investeringen, aandelen of...’

‘Als het klopt dat dat geld op zijn bankrekening staat, dan moeten die inkomsten op de een of andere manier verband houden met zijn positie als inspecteur-generaal bij de isg,’ zegt Joona.

‘Hij kan met behulp van stromannen hebben gehandeld met voorkennis,’ zegt Verner.

‘Of ondanks alles smeergeld hebben aangenomen,’ zegt Saga.

Follow the money,’ fluistert Pollock.

‘We moeten met de opvolger van Palmcrona, Axel Riessen, gaan praten,’ zegt Joona en hij staat op. ‘Als er merkwaardigheden in Palmcrona’s besluiten zitten, dan zou hij die inmiddels moeten hebben gevonden.’

 

68 | Iets te vieren

In de verte bij de Technische Hogeschool hoort Joona trompetten toeteren, fluitjes piepen en dof en snel geroffel op grote trommels. Er komt een demonstratie aanlopen door de Odengatan. Het blijken een stuk of zeventig jongeren met antifascistische symbolen. Ze hebben spandoeken waarmee ze protesteren tegen de behandeling van leden van de Brigade door de veiligheidsdienst Säpo. Joona ziet een bonte lap met het regenboogsymbool en hamer en sikkel in de lucht fladderen en hij hoort ze met lichte, jonge stemmen scanderen: ‘De Säpo stinkt naar fascisme, de staat bedrijft terrorisme!’

De verontwaardigde geluiden uit de Odengatan verdwijnen als Joona Linna en Saga Bauer de idyllische Bragevägen in lopen, een straat met een bocht die omhoogloopt naar de Engelbrekts-kerk. Ze hebben gebeld met de isg en te horen gekregen dat de inspecteur-generaal vanmorgen thuis werkt.

Links ligt het mooie privépaleis waar de gebroeders Riessen in twee separate appartementen wonen. De gevel is imposant met donker, handgemaakt baksteen, glas-in-loodramen, kunstig houtsnijwerk en groen uitgeslagen koperwerk rondom erkers en schoorstenen.

Ze lopen naar de donker glanzende buitendeur met een messing bordje waarop de naam axel riessen staat. Saga drukt met haar wijsvinger op het knopje van de bel. Even later wordt de zware deur opengedaan door een lange, gebruinde man met een vriendelijke uitdrukking op zijn gezicht.

Saga stelt zich voor als rechercheur bij de Säpo en legt kort uit waar ze voor komen. Axel Riessen bestudeert haar legitimatie grondig en kijkt dan op.

‘Ik betwijfel of ik jullie ook maar enigszins van dienst kan zijn, maar...’

‘Het is toch altijd een genoegen eens langs te komen,’ zegt Joona Linna.

Axel werpt hem een verbaasde blik toe, maar glimlacht daarna waarderend om het grapje als hij hen de lichte, hoge hal binnenlaat. Hij is gekleed in een donkerblauwe nette broek, een lichtblauw overhemd dat openstaat in de hals en pantoffels aan zijn voeten. Hij pakt twee paar huissloffen uit een laag, glanzend kastje en geeft ze aan Saga en Joona.

‘Ik stel voor dat we in de oranjerie gaan zitten, daar is het meestal wat koeler.’

Ze lopen met Axel mee door de ruime woning, langs de brede mahoniehouten trap en de donkere lambrisering en passeren twee grote, naast elkaar gelegen salons.

De oranjerie is een serre die grenst aan de tuin, waar de hoge heg er vlak buiten groene schaduwen werpt en een muur van bladeren en beweeglijkheid vormt. Geurloze orchideeën en kruiden staan netjes opgesteld op een koperen tafel en betegelde oppervlakken.

‘Nemen jullie plaats,’ zegt Axel terwijl hij een gebaar naar de zithoek maakt. ‘Ik wilde net wat thee en crumpets nemen en het zou prettig zijn als jullie me gezelschap wilden houden.’

‘Crumpets heb ik al niet meer gegeten sinds ik voor een talenreis in Edinburgh was,’ glimlacht Saga.

‘Heel goed,’ zegt Axel tevreden en hij verlaat de serre.

Een paar minuten later komt hij terug met een metalen dienblad. Hij zet de theepot, het schoteltje met partjes citroen en de suikerpot midden op tafel. De warme broodjes liggen op een linnen servet naast een botervloot. Axel dekt de tafel zorgvuldig voor hun drieën, zet theekopjes en schoteltjes neer, legt een linnen servet naast elk couvert en schenkt daarna thee in.

Door deuren en muren klinkt zachte vioolmuziek.

‘Vertel eens, wat kan ik voor jullie betekenen?’ vraagt Axel.

Saga zet haar kopje voorzichtig neer, schraapt haar keel en zegt dan met heldere stem: ‘We hebben wat vragen over de isg en hopen dat je ons wilt helpen.’

‘Absoluut, maar in dat geval moet ik een telefoontje plegen om te controleren of alles in orde is,’ zegt hij vriendelijk terwijl hij zijn mobiele telefoon tevoorschijn haalt.

‘Vanzelfsprekend,’ antwoordt Saga.

‘Sorry, maar ik ben je naam kwijt.’

‘Saga Bauer.’

‘Mag ik je legitimatie nog even vasthouden, Saga Bauer?’

Ze overhandigt hem haar legitimatie, hij staat op en verlaat de kamer. Ze horen hem even praten, daarna komt hij weer binnen, bedankt en geeft haar haar legitimatie terug.

‘Vorig jaar heeft de isg exportvergunningen verstrekt voor Zuid-Afrika, Namibië, Tanzania, Algerije en Tunesië,’ zegt Saga alsof er geen onderbreking was geweest. ‘Munitie voor zware mitrailleurs, draagbare terugstootloze kanonnen, antitankgeweren, granaatwerpers...’

‘En de Jas-39 Gripen natuurlijk,’ vult Axel aan. ‘Zweden heeft een langdurige samenwerking met de meeste van deze landen.’

‘Maar niet met Sudan?’

Opnieuw kijkt hij haar in de ogen en er glijdt een zweempje van een glimlach over zijn gezicht.

‘Dat kan ik me niet voorstellen.’

‘Ik bedoel vóór het arrestatiebevel tegen president Al-Bashir,’ voegt ze eraan toe.

‘Dat begrijp ik,’ antwoordt hij geamuseerd. ‘Anders zou het volstrekt ondenkbaar zijn, wat wij een onvoorwaardelijk beletsel noemen, geen discussie mogelijk.’

‘Je hebt inmiddels waarschijnlijk veel van de besluiten van Palmcrona doorgenomen,’ zegt Saga.

‘Uiteraard,’ zegt Axel.

‘Maar er zijn je geen eigenaardigheden opgevallen?’

‘Wat bedoel je met eigenaardigheden?’

‘Beslissingen die opmerkelijk zijn,’ zegt Saga en ze nipt van haar thee.

‘Zijn er redenen om dat te vermoeden?’ vraagt hij.

‘Dat is wat we jou vragen,’ glimlacht ze.

‘Dan is mijn antwoord nee.’

‘Hoe ver ben je teruggegaan in de tijd?’

Joona luistert naar Saga’s goedgeïnformeerde vragen over classificatie, verklaringen van geen bezwaar en exportvergunningen terwijl hij ondertussen het rustige, aandachtige gezicht van Axel Riessen opneemt. Opeens klinkt de vioolmuziek weer. Die komt van buiten, uit het open raam dat uitkijkt op de binnenplaats. Een mazurka, met hoge, treurige tonen. Dan verstomt de viool abrupt, begint bij het begin, verstomt weer en gaat weer door.

Joona luistert naar de muziek, denkt aan de foto van de vier personen in de privéloge. Verstrooid beroert hij zijn tas waarin een kopie van de foto zit.

Hij denkt aan Palmcrona en hoe hij met een waslijn om zijn nek aan het plafond hing, aan het testament en de dood van zijn zoon.

Joona ziet Saga knikken om iets wat Axel zegt. Er trekt trillend een groene flard over Riessens gezicht, een weerspiegeling van iets in het koperen blad op tafel.

Palmcrona doorzag de ernst van de zaak meteen, redeneert Joona. Het enige wat Björn Almskog in zijn afpersingsmail hoefde te noemen, was dat Palmcrona samen met wapenhandelaar Raphael Guidi in een loge was gefotografeerd. Carl Palmcrona twijfelde geen moment aan de authenticiteit van de foto.

Misschien was hij al op de hoogte van het bestaan ervan.

Of was de kennis van de afperser over de bijeenkomst in de loge een bewijs dat de foto bestond. Anders had hij er niet van kunnen weten.

Axel schenkt Saga thee bij. Ze veegt een kruimeltje uit haar mondhoek.

Dit klopt niet, denkt Joona.

Pontus Salman kon het tijdstip van de bespreking vaststellen. Hij leek de foto niet bezwarend te vinden.

Waarom was het in de ogen van Palmcrona dan zo erg?

Hij hoort Axel en Saga bespreken hoe de uitgangssituatie voor de veiligheidspolitiek verandert als embargo’s voor landen worden opgeheven of opgelegd.

Joona humt wat om de indruk te wekken dat hij het gesprek volgt, maar blijft zich concentreren op zijn gedachten over de foto.

De tafel in de privéloge was gedekt voor vier personen en er waren vier personen zichtbaar op de foto. Dat betekent dat de vijfde persoon, degene die de camera vasthoudt, niet tot de genodigden behoort, geen plaats aan tafel aangeboden krijgt en geen champagne drinkt.

De vijfde persoon kan nog steeds het volledige antwoord op de vraag bezitten.

We moeten Penelope Fernandez snel aan het praten krijgen, denkt Joona. Want ook als ze de fotograaf niet is, kan ze de sleutel tot het raadsel zijn.

Hij gaat in gedachten terug naar de personen op de foto: Carl Palmcrona, Raphael Guidi, Agathe al-Haji en Pontus Salman.

Joona denkt aan het gesprek met Pontus Salman waarin hij zichzelf aanwees op de foto. Het enige opmerkelijke aan de foto was volgens hem het feit dat Carl Palmcrona de champagne niet afsloeg hoewel er niets te vieren viel, aangezien het slechts een eerste ontmoeting was.

Maar stel dat er wél iets te vieren viel.

Joona’s hartslag gaat omhoog.

Stel dat ze alle vier op het volgende moment hun glas hadden gepakt om te toosten.

Pontus Salman wees zichzelf aan en vertelde over de achtergrond van de bijeenkomst, de plaats en het tijdstip.

Het tijdstip, denkt Joona, het tijdstip waarop de foto is genomen kan anders zijn.

We weten alleen wat Pontus Salman heeft gezegd en dat de bijeenkomst in het voorjaar van 2008 plaatsvond in Frankfurt.

We hebben Penelope Fernandez’ hulp nodig.

Joona ziet zijn handen op de tas liggen. Hij denkt dat het mogelijk moet zijn om de musici op de achtergrond te identificeren, hun gezichten zijn zichtbaar. Iemand moet hen herkennen.

Want als we de musici kunnen identificeren, is het misschien mogelijk het tijdstip van de bijeenkomst bevestigd te krijgen. Er spelen vier personen, een kwartet.

Misschien hebben deze vier muzikanten maar één keer samengespeeld. Dan zou het tijdstip onbetwistbaar vastgesteld zijn.

Natuurlijk, zegt hij bij zichzelf. Dat hadden ze eerder moeten doen. Hij denkt dat hij Saga en Axel Riessen maar alleen laat en naar het bureau gaat om met Petter Näslund te praten, te vragen of ze erbij hebben stilgestaan dat de samenstelling van het ensemble een exacte bepaling van het tijdstip kan opleveren.

Hij kijkt naar Saga, ziet haar naar Axel Riessen glimlachen en hoort haar daarna vragen naar de consolidatie van de Amerikaanse defensie-industrie. Ze noemt twee nieuwe megaconcerns, Raytheon en Lockheed Martin.

Opnieuw klinkt er vioolmuziek door het open raam. Deze keer een sneller stuk. Het houdt abrupt op en daarna klinkt het alsof er twee snaren naast elkaar worden geprobeerd.

‘Wie speelt daar?’ vraagt Joona terwijl hij opstaat.

‘Mijn broer, Robert,’ antwoordt Axel enigszins verbaasd.

‘Aha, is hij violist?’

‘De trots van de familie... maar hij is op de eerste plaats vioolbouwer, hij heeft zijn werkplaats aan huis, hier aan de achterkant.’

‘Denk je dat ik hem iets zou kunnen vragen?’

 

69 | Het strijkkwartet

Joona loopt naast Axel op het met marmer betegelde terras aan de achterkant van het huis. De seringen geuren sterk. Ze lopen naar de werkplaats en kloppen aan. De vioolmuziek verstomt en de deur wordt opengedaan door een kalende man van middelbare leeftijd met een vrij knap, intelligent gezicht en een lichaam dat ooit slank is geweest, maar met de jaren steeds vleziger is geworden.

‘De politie wil je spreken,’ zegt Axel ernstig. ‘Je wordt verdacht van aanstootgevend gedrag.’

‘Ik beken blanco,’ zegt Robert.

‘Fijn,’ zegt Joona.

‘Verder nog iets?’

‘We hebben nog wel een aantal zaken die al even liggen,’ zegt Joona.

‘Ik ben vast schuldig.’

‘Mijn dank is groot,’ zegt Joona en hij schudt Robert de hand. ‘Joona Linna, rijksrecherche.’

‘Waar gaat het over?’ vraagt Robert glimlachend.

‘We zijn bezig met het onderzoek naar een onverwacht sterfgeval, de vorige inspecteur-generaal van de isg, daarom praat ik met je broer.’

‘Ik weet niet meer over Palmcrona dan wat er in de krant heeft gestaan.’

‘Mag ik even binnenkomen?’

‘Natuurlijk.’

‘Ik ga terug naar je collega,’ zegt Axel en hij doet de deur achter Joona dicht.

Het plafond van de werkplaats is laag en schuin, als bij een zolder. Hij lijkt ingebouwd in een bestaande kelder, waar een mooie, geverniste houten trap naar de werkplaats zelf leidt. Een sterke geur van vers, gezaagd hout, hars en terpentine komt hen tegemoet. Overal hangen onderdelen van violen, geselecteerd hout, bewerkte krullen, specialistisch gereedschap, schaven zo klein als wijnkurken en gebogen messen.

‘Ik hoorde je spelen door het raam,’ zegt Joona.

Robert knikt en wijst naar een mooie viool.

‘Die moest enigszins bijgesteld worden.’

‘Heb jij die gemaakt?’ vraagt Joona.

‘Ja.’

‘Ontzettend mooi.’

‘Dank je.’

Robert pakt de viool en geeft hem aan Joona. Het glanzende instrument weegt bijna niets. Joona draait de viool om en ruikt eraan.

‘Het geheim is de lak,’ merkt Robert op en hij legt het instrument in een kist met wijnrode voering.

Joona opent zijn tas, pakt het plastic mapje en overhandigt Robert de foto die Björn Almskog naar Carl Palmcrona heeft gestuurd.

‘Palmcrona,’ zegt Robert.

‘Ja, maar herken je de personen op de achtergrond, de musici?’

Robert kijkt weer naar de foto en knikt.

‘Dat is Martin Beaver,’ wijst hij. ‘Kikuei Ikeda... Isomura en Clive Greensmith op de cello.’

‘Bekende musici?’

Robert glimlacht onwillekeurig om de vraag.

‘Het zijn haast legenden... het Tokyo String Quartet.’

‘Het Tokyo String Quartet – zijn het elke keer dezelfde vier personen?’

‘Ja.’

‘Altijd?’

‘Al heel lang – ze hebben veel succes.’

‘Zie je iets bijzonders aan de foto?’

Robert bekijkt de foto nauwkeurig.

‘Nee,’ zegt hij na een tijdje.

‘Ze spelen niet alleen in Tokio?’ vraagt Joona.

‘Ze spelen over de hele wereld, maar de instrumenten zijn van een Japanse stichting.’

‘Is dat gebruikelijk?’

‘Ja, als het om heel bijzondere instrumenten gaat wel,’ antwoordt Robert ernstig. ‘En deze, die je op de foto ziet, behoren zonder twijfel tot de voornaamste instrumenten ter wereld.’

‘Ik begrijp het.’

‘Het Paganini-kwartet,’ zegt Robert.

‘Het Paganini-kwartet,’ herhaalt Joona terwijl hij opnieuw naar de musici op de foto kijkt.

Het hout glanst donker, de zwarte kleding van de muzikanten wordt weerspiegeld in het vernis.

‘Ze zijn gemaakt door Stradivarius,’ vertelt Robert. ‘Het oudste instrument is een Desaint, een viool uit 1680... Kikuei Ikeda speelt erop. Martin Beaver heeft de viool die graaf Cozio de Salabue heeft overgedragen aan Paganini.’

Robert zwijgt en kijkt Joona vragend aan, maar Joona maakt met een hoofdbeweging duidelijk dat hij wil dat hij verder vertelt.

‘Alle vier de instrumenten waren in het bezit van Niccolò Paganini, ik weet niet hoeveel je over Paganini weet, hij was een virtuoos, violist en componist... hij schreef stukken die als volslagen belachelijk werden beschouwd omdat ze onmogelijk te spelen waren, totdat Paganini de viool zelf ter hand nam. Na zijn dood duurde het soms wel honderd jaar voor iemand een van zijn stukken kon spelen... en sommige van zijn technieken worden nog steeds als onmogelijk beschouwd... ja, er bestaan veel sterke verhalen over Paganini en zijn vioolduels.’

Het wordt stil. Joona kijkt weer naar de foto, naar de vier mannen op de achtergrond op het podium. Hij kijkt naar hun instrumenten.

‘Dus het Tokyo String Quartet speelt vaak samen op deze instrumenten?’

‘Ja, ze geven misschien acht, negen concerten per maand.’

‘Wanneer denk je dat de foto is genomen?’

‘Hij kan niet ouder zijn dan tien jaar, ik bedoel, als je naar Martin Beaver kijkt, die ik een paar keer heb ontmoet.’

‘Zou je het tijdstip misschien kunnen bepalen als je de plek kon identificeren?’

‘Dit is de Alte Oper in Frankfurt.’

‘Weet je dat zeker?’

‘Ik weet dat ze daar elk jaar spelen,’ zegt Robert. ‘Soms meerdere keren per jaar.’

Perkele,’ mompelt Joona.

Er moet een manier zijn om het tijdstip vast te stellen waarop de foto is gemaakt, om het verhaal van Pontus Salman te ontkrachten of te bevestigen.

Joona opent het plastic mapje om de foto terug te stoppen, hij denkt dat Penelope waarschijnlijk de enige is die licht op de zaak kan werpen.

Hij kijkt weer naar de foto, naar een van de violisten, de beweging van de strijkstok, de hoge elleboog en daarna blikt hij op en kijkt Robert aan met zijn lichtgrijze ogen.

‘Spelen ze elke keer dat ze op tournee zijn dezelfde stukken?’ vraagt Joona.

‘Dezelfde stukken? Nee, dat wil zeggen... ze hebben alle kwartetten van Beethoven gedaan, en dat alleen al zorgt voor vrij grote variatie. Maar ze spelen natuurlijk ook veel andere dingen, soms Schubert en Bartók. En Brahms, weet ik. Het is een lange lijst... Debussy, Dvořák, Haydn, heel veel Mozart en Ravel enzovoort, enzovoort.’

Joona staart voor zich uit, staat op, doet een paar passen in de werkplaats, blijft staan en draait zich om naar Robert.

‘Ik vraag me opeens iets af,’ zegt Joona plotseling geestdriftig. ‘Zou je op basis van de foto, als je naar de handen van de musici kijkt... is het mogelijk vast te stellen welk stuk ze spelen door de foto te bestuderen?’

Robert opent en sluit zijn mond, schudt zijn hoofd, maar kijkt toch met een glimlach weer naar de foto: in het licht van de schijnwerpers op het podium van de Alte Oper speelt het Tokyo String Quartet. Het smalle gezicht van Clive Greensmith is opvallend kwetsbaar, zijn hoge voorhoofd glimt. En Kikuei Ikeda speelt een hoge toon met de pink van zijn linkerhand op de hals van de viool.

‘Dat is helaas onmogelijk, het kunnen willekeurig... welke noten zijn, wilde ik zeggen, maar...’

‘Maar met een vergrootglas... Je kunt hun vingers zien, net als de snaren, de halzen van de instrumenten...’

‘Jawel, theoretisch, maar...’

Hij zucht en schudt zijn hoofd.

‘Ken je iemand die me zou kunnen helpen,’ dringt Joona aan met een harde, koppige klank in zijn stem. ‘Een musicus of een docent aan het conservatorium, die deze foto misschien voor ons zou kunnen analyseren?’

‘Ik zou willen dat ik...’

‘Het gaat niet lukken, hè?’ vraagt Joona.

‘Nee, eerlijk waar,’ antwoordt Robert terwijl hij zijn schouders ophaalt. ‘Als Axel het al niet kon, dan geloof ik niet dat het mogelijk is.’

‘Axel? Je broer?’

‘Heeft hij niet naar de foto gekeken?’ vraagt Robert.

‘Nee,’ antwoordt Joona.

‘Je hebt hem toch gesproken?’

‘Niet over muziek – jij bent immers de musicus,’ glimlacht Joona.

‘Praat toch maar met hem,’ besluit Robert.

‘Waarom zou...’

Joona zwijgt als er op de deur van de werkplaats wordt geklopt. Meteen daarna komt Saga Bauer binnen. Het zonlicht valt door haar blonde haar.

‘Is Axel hier?’ vraagt ze.

‘Nee,’ antwoordt Joona.

‘Nog meer recherche?’ vraagt Robert glimlachend.

‘Säpo,’ zegt Saga kortaf.

Het blijft iets te lang stil, Robert kan zijn ogen niet van haar af houden. Hij krijgt maar geen genoeg van haar aanblik, de grote, onwerkelijk blauwe ogen en de lieve, lichtroze mond.

‘Ik wist niet dat de Säpo een afdeling voor elfjes had,’ zegt hij, breed en onbeheerst glimlachend, en hij probeert vervolgens ernstig te worden. ‘Sorry, zo bedoelde ik het niet, maar je ziet er echt uit als een elfje of een sprookjesprinses van John Bauer.’

‘Schijn bedriegt,’ zegt ze droog.

‘Robert Riessen,’ stelt hij zichzelf voor terwijl hij zijn hand uitsteekt.

‘Saga,’ zegt ze.

 

70 | Een gevoel

Joona Linna en Saga Bauer verlaten het huis van de Riessens en stappen in de auto. Saga’s telefoon zoemt, ze kijkt naar het bericht en glimlacht bij zichzelf.

‘Ik lunch thuis,’ zegt Saga terwijl ze vuurrood wordt.

‘Hoe laat is het?’

‘Halftwaalf,’ antwoordt ze. ‘Werk je door?’

‘Nee, ik ga met een kennis naar een lunchconcert in het Södra-theater.’

‘Zou je me dan niet af kunnen zetten in Södermalm, ik woon in de Bastugatan.’

‘Ik kan je thuisbrengen als je wilt,’ zegt hij.

Joona was naar de werkplaats van Robert Riessen gegaan, maar Saga was bij Axel gebleven. Hij zat net over zijn carrière bij de vn te vertellen, toen zijn telefoon was gegaan. Axel had op de display gekeken, zich verontschuldigd en de kamer verlaten. Saga was blijven wachten, maar na een kwartier was ze hem gaan zoeken. Toen ze hem niet kon vinden was ze naar de vioolwerkplaats gekomen. Samen met Robert en Joona had ze Axel vervolgens gezocht en geconstateerd dat hij niet meer in huis was.

‘Wat wilde je eigenlijk van de broer van Axel Riessen?’

‘Ik had een gevoel,’ begint Joona.

‘Hoera,’ mompelt Saga. ‘Een gevoel.’

‘Je moet weten... We hebben Pontus Salman die foto laten zien,’ vervolgt Joona. ‘Hij wees zichzelf aan, vertelde openlijk over de bijeenkomst in Frankfurt, over de zakelijke gesprekken met de regering van Sudan, maar hij zei dat alle zakelijke banden werden verbroken toen het Strafhof in Den Haag het arrestatiebevel tegen...’

Hij onderbreekt zichzelf als de telefoon gaat, hij zoekt zijn mobiel zonder het verkeer uit het oog te verliezen en neemt op.

‘Dat is snel.’

‘Het tijdstip klopt,’ zegt Anja Larsson. ‘Het Tokyo String Quartet speelde in de Alte Oper en Pontus Salman was in Frankfurt.’

‘Oké,’ zegt Joona.

Saga kijkt naar hem, ziet hem luisteren naar wat er gezegd wordt, knikken en bedanken voor hij ophangt.

‘Dus Pontus Salman sprak de waarheid?’ vraagt Saga.

‘Dat weet ik niet.’

‘Maar de tijden zijn bevestigd?’

‘Alleen dat Pontus Salman naar Frankfurt ging en dat het Tokyo String Quartet optrad in de Alte Oper... maar Pontus is vele malen in Frankfurt geweest en het Tokyo String Quartet speelt minstens één keer per jaar in de Alte Oper.’

‘Probeer je te zeggen dat je denkt dat hij loog over het tijdstip, hoewel je het bevestigd hebt gekregen?’

‘Nee, maar... ik weet het niet, het was zoals ik zei een gevoel,’ zegt Joona. ‘Als hij en Carl Palmcrona na het arrestatiebevel met Agathe al-Haji hebben onderhandeld, zijn er heel sterke redenen om te liegen.’

‘Dat zou misdadig zijn, dat zou verdorie op directe uitvoer van wapens naar de militie in Darfur lijken, dat zou overtreding van internationale wetten zijn en dat...’

‘We geloofden Pontus Salman omdat hij zichzelf aanwees,’ zegt Joona. ‘Maar dat hij één keer de waarheid sprak, betekent niet dat hij uitsluitend de waarheid spreekt.’

‘Is dat je gevoel?’

‘Nee, het was iets met Salmans stem... toen hij zei dat het enige opvallende aan de foto was dat Carl Palmcrona de champagne niet afsloeg.’

‘Omdat er niets te vieren viel,’ zegt Saga.

‘Ja, zo formuleerde hij het, maar mijn gevoel zegt dat er juist wel iets te vieren viel, ze toosten met champagne omdat ze het eens geworden waren.’

‘Alle feiten weerspreken dat.’

‘Maar denk aan die foto,’ houdt Joona koppig vol. ‘Er hangt een sfeer in die loge en... hun gezichten, die stralen uit dat het contract is ondertekend.’

‘Maar ook als dat zou kloppen, kunnen wij het tijdstip niet vaststellen zonder Penelope Fernandez.’

‘Wat zegt haar arts?’ vraagt Joona.

‘Dat we haar zeer binnenkort kunnen spreken, maar dat ze geestelijk nog steeds te uitgeput is.’

‘We hebben geen idee wat ze weet,’ zegt Joona.

‘Nee, maar waar kunnen we anders verdomme op afgaan?’

‘Op de foto,’ antwoordt Joona snel. ‘Want op de achtergrond zie je de vier muzikanten en misschien kun je op basis van de stand van hun handen bepalen welk stuk ze spelen en het tijdstip op die manier achterhalen.’

‘Joona,’ zucht ze.

‘Ja,’ glimlacht hij.

‘Het is volslagen krankzinnig – ik hoop dat je dat beseft.’

‘Robert zei dat het puur theoretisch mogelijk zou zijn.’

‘We moeten wachten tot Penelope zich wat beter voelt.’

‘Ik bel haar,’ zegt Joona en hij pakt zijn telefoon, toetst het nummer van de rijkspolitie en vraagt om doorverbonden te worden met kamer u12.

Saga kijkt even naar zijn kalme gezicht.

‘Mijn naam is Joona Linna, ik ben...’

Hij zwijgt en op zijn gezicht breekt een brede glimlach door.

‘Natuurlijk herinner ik me jou en je rode jas nog,’ zegt hij en hij luistert daarna weer. ‘Ja, maar... Ik dacht dat je hypnose zou voorstellen.’

Saga hoort de arts om het grapje lachen.

‘Nee,’ zegt hij. ‘Maar serieus – we moeten echt nodig met haar praten.’

Zijn gezicht wordt ernstig.

‘Ik begrijp het, maar... het is het beste als jij haar ervan kunt overtuigen dat... Oké, we verzinnen er wel iets op... Dag.’

Hij beëindigt het gesprek en slaat tegelijkertijd de Bellmansgatan in.

‘Dat was Daniella Richards,’ zegt Joona tegen Saga.

‘Wat zegt zij?’

‘Ze denkt dat we Penelope over een paar dagen kunnen verhoren, maar dat ze eerst een nieuw onderkomen nodig heeft – ze weigert in de ondergrondse kamer te blijven en zegt...’

‘Er is geen veiligere plek.’

‘Maar als ze weigert,’ zegt Joona.

‘We moeten haar uitleggen dat het gevaarlijk is.’

‘Dat weet zij beter dan wij,’ zegt hij.

71 | Zeven miljoen keuzes

Disa en Joona zitten tegenover elkaar aan een tafeltje in de eetzaal van etablissement Mosebacken. Zonlicht vult de ruimte via de enorme ramen die uitkijken op Gamla Stan, Skeppsholmen en het fonkelende water. Ze hebben versgebakken haring met aardappelpuree en koud geroerde vossenbessen gegeten en schenken net het laatste beetje tafelbier in hun glas. Op het kleine podium zit Ronald Brautigam achter een zwarte vleugel en de rechterelleboog van Isabelle van Keulen steekt de lucht in terwijl ze de streek voltooit.

De muziek nadert het einde, de laatste noot van de viool trilt, wacht op de piano en eindigt dan in een hoge, vibrerende toon.

Joona en Disa verlaten het restaurant na het concert, komen op het plein Mosebacke torg, blijven staan en kijken elkaar aan.

‘Wat is er met Paganini?’ vraagt ze terwijl ze het kraagje van zijn overhemd goed vouwt. ‘Jij had het laatst ook al over Paganini.’

Zachtjes grijpt hij haar hand.

‘Ik wilde je gewoon zien...’

‘Zodat ik ruzie met je kan maken omdat je je medicijnen niet neemt?’

‘Nee,’ zegt hij ernstig.

‘Neem je ze dan?’

‘Binnenkort,’ antwoordt hij met een spoortje ongeduld in zijn stem.

Ze zegt niets, laat haar lichtgroene ogen alleen even in de zijne rusten. Daarna ademt ze in en stelt voor dat ze gaan lopen.

‘Het was in elk geval een erg mooi concert,’ zegt Disa. ‘De muziek stemde op de een of andere manier goed overeen met het licht van buiten, volkomen zacht. Ik dacht dat Paganini altijd... je weet wel, virtuoos en snel was... Ik heb Yngwie Malmsteen Caprice nummer 5 trouwens weleens horen spelen in Gröna Lund.’

‘Toen je met Benjamin Gantenbein ging.’

‘We zijn na al die jaren vrienden geworden op Facebook.’

Ze wandelen hand in hand over Slussen en door naar de Skeppsbron.

‘Zou het niet mogelijk moeten zijn om aan de stand van de vingers te zien welke tonen iemand op een viool speelt?’ vraagt Joona.

‘Zonder iets te horen, bedoel je?’

‘Op een foto.’

‘Ongeveer wel, lijkt me... het hangt er waarschijnlijk van af hoe goed je het instrument kent,’ zegt ze.

‘Maar hoe exact kun je zijn?’

‘Ik kan het Kaj vragen als het belangrijk is,’ zegt ze.

‘Kaj?’

‘Kaj Samuelsson van muziekwetenschap. Ik heb rijles met hem gehad, maar ken hem eigenlijk via papa.’

‘Kun je nu bellen?’

‘Oké,’ zegt Disa terwijl ze haar wenkbrauwen een beetje optrekt. ‘Je wilt dat ik hem nu bel?’

‘Ja,’ antwoordt Joona.

Ze laat zijn hand los, pakt haar mobiel, zoekt in haar contacten en belt de hoogleraar op.

‘Met Disa,’ zegt ze glimlachend. ‘Stoor ik je tijdens je lunch?’

Joona hoort een mannenstem opgeruimd in de hoorn praten. Na even gekeuveld te hebben vraagt Disa: ‘Zeg, ik ben hier met een goede vriend van me, hij wil dat ik je iets vraag.’

Ze lacht om iets wat wordt gezegd en vraagt daarna zonder omwegen: ‘Kun je zien welke tonen een violist speelt... nee, niet... ik bedoel aan zijn vingers.’

Joona bekijkt Disa die met gefronst voorhoofd luistert. Ergens vanuit de steegjes van Gamla Stan klinkt marsmuziek.

‘Oké,’ zegt Disa na een tijdje. ‘Weet je wat, Kaj, het is beter als je zelf met hem praat.’

Zonder een woord te zeggen geeft ze de telefoon aan Joona.

‘Joona Linna.’

‘Waar Disa het zoveel over heeft,’ vult Kaj Samuelsson luchtig aan.

‘Een viool heeft maar vier snaren,’ begint Joona. ‘Eigenlijk zou het niet mogelijk moeten zijn om zo veel verschillende tonen te spelen...’

‘Wat bedoel je met spelen?’ vraagt de professor.

‘De laagste toon moet een losse g-snaar zijn,’ zegt Joona rustig. ‘En ergens is er natuurlijk ook een hoogste toon die...’

‘Goed gedacht,’ onderbreekt de professor hem. ‘De Franse wetenschapper Mersenne publiceerde in 1636 Harmonie Universelle. En in dat werk zegt hij dat de beste violisten tot een octaaf boven elke losse snaar kunnen spelen. Dat betekent dat het bereik is van g-klein tot e-driegestreept... wat ons vierendertig tonen op een chromatische schaal oplevert.’

‘Vierendertig tonen,’ herhaalt Joona.

‘Maar als we naar musici in modernere tijd kijken,’ vervolgt Samuelsson geamuseerd, ‘zien we dat het bereik is uitgebreid volgens de nieuwe vingerzetting... en begint men ervan uit te gaan dat a-driegestreept gehaald kan worden en daarmee krijg je een chromatische schaal met negenendertig tonen.’

‘Ga verder,’ zegt Joona terwijl hij Disa voor een galerie met een paar vreemde, wazige afbeeldingen ziet staan.

‘Maar al toen Richard Strauss Berlioz’ instrumentenleer in 1904 herzag, wordt g-viergestreept genoemd als de hoogst mogelijke toon van een orkestviolist, wat in totaal negenenveertig tonen betekent.’

Kaj Samuelsson grinnikt in de hoorn om Joona’s afwachtende stilte.

‘De grens is nog lang niet bereikt,’ legt de professor uit. ‘En bovendien kun je er een heel register van flageoletten en kwarttonen aan toevoegen.’

Ze passeren een onlangs gebouwd Vikingschip aan de Slottskajen en naderen de Kungsträdgården.

‘En op een cello?’ vraagt Joona ongeduldig.

‘Achtenvijftig,’ antwoordt hij.

Dina werpt hem een ongeduldige blik toe en wijst naar een terrasje.

‘Mijn eigenlijke vraag is of je naar een foto van vier musici zou kunnen kijken, twee violen, een altviool en een cello,’ zegt Joona. ‘Zou je op basis van een scherpe foto, alleen door naar de vingers van de musici te kijken, naar de snaren en de halzen van de instrumenten, kunnen afleiden welk stuk ze spelen?’

Joona hoort Kaj Samuelsson in zichzelf mompelen.

‘Dat zijn een heleboel combinatiemogelijkheden, duizenden...’

Disa haalt haar schouders op en loopt verder zonder hem aan te kijken.

‘Zeven miljoen combinaties,’ zegt Kaj Samuelsson even later.

‘Zeven miljoen,’ herhaalt Joona.

Het wordt weer stil aan de telefoon.

‘Maar op mijn foto,’ houdt Joona koppig vol, ‘daar zie je de vingers en snaren duidelijk en je kunt heel veel mogelijkheden makkelijk uitsluiten.’

‘Ik kijk met alle plezier naar de foto,’ antwoordt de professor. ‘Maar ik zal de tonen niet kunnen raden, dat gaat niet en...’

‘Maar...’

‘En stel je voor, Joona Linna,’ vervolgt hij vrolijk. ‘Stel je voor dat je de tonen ruwweg weet te bepalen... hoe zou je ze dan moeten vinden in die duizenden strijkkwartetten, Beethoven, Schubert, Mozart...’

‘Ik begrijp het, het is onmogelijk,’ onderbreekt Joona hem.

‘Echt,’ zegt Kaj.

Joona bedankt hem voor zijn hulp en gaat naast Disa zitten die op een muurtje van een fontein zit te wachten. Ze laat haar wang tegen zijn schouder rusten. Op het moment dat hij zijn arm om haar heen slaat, herinnert hij zich de woorden van Robert Riessen over zijn broer: Als Axel het al niet kon, dan geloof ik niet dat het mogelijk is.

 

72 | Het raadsel

Als Joona Linna snel over het trottoir van de Bragevägen omhoogloopt, hoort hij bij de Duitse school kindergelach en geroep.

Hij belt aan bij Axel en hoort een welluidende deurbel vanuit het huis. Als hij even heeft gewacht, besluit hij om het huis heen te lopen. Plotseling hoort hij een doordringend vals geluid. Het is afkomstig van een strijkinstrument. Er staat iemand in de schaduw onder een loofboom. Joona blijft op een afstandje staan. Op de marmeren tegels van het terras staat een meisje met een viool. Ze is een jaar of vijftien. Haar haar is heel kort en ze heeft op haar armen getekend. Naast haar staat Axel Riessen, hij knikt en luistert nieuwsgierig als zij de strijkstok over de snaren haalt. Ze lijkt het instrument voor het eerst vast te houden. Misschien is het Axels dochter, of een kleinkind, want hij kijkt onafgebroken naar haar met een warme, nieuwsgierige blik.

De strijkstok gaat scheef over de snaren, met een slepend, snerpend geluid.

‘Hij is vast ontzettend ontstemd,’ suggereert ze als verklaring voor het onaangename geluid.

Ze glimlacht en geeft het instrument voorzichtig terug.

‘Vioolspelen draait om gehoor,’ zegt Axel vriendelijk. ‘Je luistert, hoort de muziek vanbinnen en brengt haar over naar de werkelijkheid.’

Hij legt de viool onder zijn kin en speelt de inleidende melodiestem van La seguidilla uit de opera Carmen van Bizet, stopt en houdt haar de viool demonstratief voor.

‘Nu herstem ik de snaren min of meer willekeurig, zo, en zo,’ zegt hij terwijl hij de stemschroeven vele malen en in verschillende richtingen draait.

‘Waarom doe...’

‘Nu is de viool totaal ontstemd,’ vervolgt hij. ‘En als ik het stuk alleen mechanisch had geleerd, met exacte vingerposities, hetzelfde stuk als ik net speelde, dan klinkt het zo.’

Hij speelt La seguidilla weer en het klinkt verschrikkelijk, bijna onherkenbaar.

‘Mooi,’ lacht ze.

‘Maar als je in plaats daarvan naar de snaren luistert,’ zegt hij en hij tokkelt op de e-snaar. ‘Hoor je? Die is veel te laag, maar dat maakt niet uit, dat hoef je alleen maar te compenseren door de toon hoger op de hals te spelen.’

Joona ziet Axel Riessen de viool onder zijn kin leggen en het stuk opnieuw spelen op de volledig ontstemde viool, met een ongelooflijk vreemd uitziende vingerzetting, maar met exact de juiste tonen. La seguidilla klinkt opeens weer volmaakt.

‘Je kunt toveren,’ lacht het meisje terwijl ze in haar handen klapt.

‘Hallo,’ zegt Joona, hij loopt naar hen toe en schudt Axel de hand en daarna ook het meisje.

Hij kijkt naar Axel die de ontstemde viool vasthoudt.

‘Indrukwekkend.’

Axel volgt zijn blik naar de viool en schudt zijn hoofd.

‘Ik heb in feite al vierendertig jaar niet gespeeld,’ zegt hij met een wonderlijke klank in zijn stem.

‘Geloof jij dat?’ vraagt Joona aan het meisje.

Ze knikt en antwoordt dan raadselachtig: ‘Zie je het schijnsel niet?’

‘Beverly,’ zegt Axel zacht.

Ze kijkt hem glimlachend aan en trekt zich dan terug tussen de bomen.

Joona knikt naar Axel.

‘Ik wil je even spreken.’

‘Neem me niet kwalijk dat ik zomaar verdween,’ zegt Axel en hij begint de viool weer te stemmen. ‘Er was opeens iets dringends.’

‘Dat geeft niet – ik ben teruggekomen.’

Joona ziet Axel naar het meisje kijken dat bloeiend onkruid plukt van het grasveld in de schaduw.

‘Heb je een vaas binnen?’ vraagt ze.

‘In de keuken,’ antwoordt hij.

Ze neemt het boeketje van uitgebloeide paardenbloemen, witte bolletjes van zaden, mee naar binnen.

‘Haar lievelingsbloem,’ zegt Axel en luistert dan naar de g-snaar, draait aan de stemschroef en legt de viool op de mozaïektafel.

‘Ik wil graag dat je hiernaar kijkt,’ zegt Joona terwijl hij de foto uit het plastic mapje haalt.

Ze gaan aan tafel zitten. Axel pakt een bril uit zijn borstzakje en bestudeert de foto nauwkeurig.

‘Wanneer is die genomen?’ vraagt hij snel.

‘Dat weten we niet, maar waarschijnlijk in het voorjaar van 2008,’ antwoordt Joona.

‘Oké,’ zegt Axel en hij ziet er meteen meer ontspannen uit.

‘Je herkent de personen?’ vraagt Joona rustig.

‘Uiteraard,’ zegt Axel. ‘Palmcrona, Pontus Salman, Raphael Guidi en... Agathe al-Haji.’

‘Maar ik ben hier omdat ik je naar de musici op de achtergrond wil laten kijken.’

Axel kijkt Joona verbaasd aan en bestudeert de foto vervolgens opnieuw.

‘Tokyo String Quartet... ze zijn goed,’ zegt hij neutraal.

‘Ja, maar ik vraag me af... ik heb nagedacht over de vraag of het voor iemand met verstand van zaken, een professioneel musicus, mogelijk is om te bepalen... om op basis van de foto te bepalen welk stuk het strijkkwartet speelt.’

‘Interessante vraag.’

‘Is een educated guess überhaupt mogelijk? Kaj Samuelsson dacht van niet en toen je broer Robert de foto bekeek, zei hij dat het absoluut onmogelijk was.’

Joona leunt voorover, zijn ogen worden zacht en warm in de lommerrijke schaduw.

‘Voor je broer stond het vast dat niemand dit zou kunnen oplossen – als jij het niet kon.’

Er speelt plotseling een glimlachje om Axels lippen.

‘Dat zei hij?’

‘Ja,’ antwoordt Joona. ‘Maar ik begrijp niet wat hij bedoelde...’

‘Ik ook niet,’ zegt Axel.

‘Ik wil toch dat je de foto met een vergrootglas bekijkt.’

‘Je denkt daarmee het tijdstip voor de bijeenkomst op de foto met zekerheid te kunnen vaststellen,’ zegt Axel met een nieuwe ernst.

Joona knikt, pakt een vergrootglas uit zijn tas en geeft het aan Axel.

‘Nu moet je hun vingers kunnen zien,’ zegt Joona.

Hij zwijgt, ziet Axel de foto bestuderen en denkt nogmaals dat als de foto vóór de aanklacht tegen de president van Sudan Omar al-Bashir in maart 2009 is genomen, zijn gevoel hem volkomen in de steek heeft gelaten. Maar als hij na het arrestatiebevel is genomen, heeft hij gelijk gehad, dan is er sprake van criminele activiteiten.

‘Ik zie hun vingers inderdaad,’ antwoordt Axel langzaam.

‘Zou je kunnen raden welke tonen ze spelen?’ vraagt Joona gedempt.

Axel zucht, geeft Joona de foto en het vergrootglas terug en zingt opeens vier tonen. Vrij lage, maar volledig heldere tonen. Hij luistert even, pakt dan de viool van het mozaïektafeltje en tokkelt twee hogere tonen.

Joona Linna is opgestaan.

‘Hou je me voor de gek?’

Axel Riessen kijkt hem aan.

‘Martin Beaver speelt een c-driegestreept, Kikue speelt een c-tweegestreept. Kazuhide Isomura heeft pauze en Clive speelt een pizzicato van vier tonen. Die zong ik, E-groot, A-groot, a-klein en cis-ééngestreept.’

Joona noteert het en vraagt dan: ‘Hoe exact is deze gok?’

‘Het is geen gok,’ antwoordt Axel.

‘Denk je dat deze combinatie van tonen in veel stukken voorkomt? Ik bedoel... zou het, op basis van deze tonen, mogelijk zijn af te bakenen welke stukken het Tokyo String Quartet op de foto zou kunnen spelen?’

‘Deze tonen komen maar op één plek voor,’ antwoordt Axel.

‘Hoe weet je dat?’

Axel richt zijn blik op het raam. Het grote, trillende gebladerte wordt weerspiegeld in het glas.

‘Ga alsjeblieft door,’ zegt Joona.

‘Ik heb ongetwijfeld niet alle muziek gehoord die ze hebben gespeeld...’

Axel haalt zijn schouders verontschuldigend op.

‘Maar je bedoelde dat je exact deze tonen in één speciaal stuk kunt vinden?’ vraagt Joona weer.

‘Exact deze combinatie komt maar op één plaats voor die ik ken,’ zegt Axel bij wijze van uitleg. ‘In maat 156 in het eerste deel van het tweede strijkkwartet van Béla Bartók.’

Hij pakt de viool weer op en legt hem onder zijn kin.

‘Tranquillo... de muziek wordt hier zo schitterend ingetogen, als een wiegeliedje. Luister naar de eerste viool,’ zegt hij en hij begint te spelen.

Zijn vingers bewegen zich gevoelig, de tonen vibreren, zacht deinend, licht en heel soepel. Na vier maten houdt hij al op.

‘De twee violen volgen elkaar, dezelfde melodie, maar op een andere hoogte,’ legt hij uit. ‘Het is haast al te mooi, maar bij het A-groot-akkoord van de cello vormen de violen tegelijkertijd dissonanten... hoewel ze niet echt zo ervaren worden, omdat het een soort overgangstonen zijn die...’

Hij onderbreekt zichzelf, zwijgt en legt de viool weg.

Joona kijkt hem aan.

‘Je weet heel zeker dat de musici op de foto het tweede strijkkwartet van Bartók spelen?’ vraagt hij zacht.

‘Ja.’

Joona doet een paar passen dwars over het terras, blijft staan bij de trossen seringen tussen het gebladerte en laat tot zich doordringen dat wat hij zojuist heeft gehoord waarschijnlijk alles is wat hij nodig heeft om het tijdstip van de bijeenkomst vast te stellen.

Hij glimlacht bij zichzelf, verbergt de glimlach achter zijn hand, draait zich om, pakt een rode appel uit de schaal en ziet dan Axels verbaasde blik.

‘Je zegt ja?’ vraagt hij nogmaals. ‘Weet je het echt zeker?’

Axel knikt, Joona geeft hem de appel, verontschuldigt zich, pakt zijn mobiel uit de zak van zijn jasje en belt Anja.

‘Anja, ik heb nu een beetje haast...’

‘We zouden dit weekend toch naar de sauna,’ onderbreekt Anja hem.

‘Ik heb hulp nodig.’

‘Weet ik,’ giechelt Anja.

Joona probeert de stress in zijn stem te onderdrukken.

‘Kun je het repertoire van het Tokyo String Quartet van de afgelopen tien jaar niet eens opzoeken?’

‘Dat heb ik al gedaan.’

‘Kun je zien wat ze in die periode hebben gespeeld in de Alte Oper in Frankfurt?’

‘Ja, daar zijn ze elk jaar geweest, soms meerdere keren.’

‘Hebben ze het tweede strijkkwartet van Béla Bartók weleens gespeeld?’

Na een korte stilte antwoordt ze: ‘Ja, één keer. Opus 17.’

‘Opus 17,’ herhaalt Joona, kijkt Axel aan en krijgt een knikje als antwoord.

‘Wat?’ zegt Anja.

‘Wanneer?’ vraagt Joona ernstig. ‘Wanneer hebben ze het tweede strijkkwartet van Bartók gespeeld?’

‘Op 13 november 2009.’

‘Weet je dat zeker?’ vraagt Joona.

De personen op de foto hebben elkaar acht maanden na de uitvaardiging van het arrestatiebevel tegen de president van Sudan ontmoet, denkt hij. Pontus Salman heeft ons voorgelogen over het tijdstip. Ze hebben elkaar in november 2009 ontmoet. Daarom is dit allemaal gebeurd. Er zijn doden gevallen en er zullen er misschien nog meer volgen.

Joona steekt zijn hand uit en beroert de lila seringen, ruikt de geur van een barbecue in een nabijgelegen tuin en denkt dat hij Saga Bauer moet zien te bereiken om over de doorbraak te vertellen.

‘Was dat alles?’ vraagt Anja in de hoorn.

‘Ja.’

‘Krijg ik dat zinnetje nog te horen?’

‘Ja, sorry... Kiitokseksi saat pusun,’ zegt Joona – als dank krijg je een kusje. Hij beëindigt het gesprek.

Pontus Salman heeft ons voorgelogen, denkt hij opnieuw. Er was een volledig wapenembargo van kracht toen hij Palmcrona, Guidi en Agathe al-Haji ontmoette. Al zulke transacties waren verboden, er waren absoluut geen uitzonderingen of mazen in de wet.

Maar Agathe al-Haji wilde munitie kopen en de anderen wilden geld verdienen. Ze trokken zich niets aan van mensenrechten of internationale wetgeving.

Pontus Salman loog met ijzige kilte in zijn stem over het tijdstip. Hij dacht dat een paar onverwachte waarheden in zijn betoog een leugen konden verhullen. Door onomwonden te bekennen dat hij zelf op de foto stond, dacht hij dat we tevreden zouden zijn en de leugen over het tijdstip zouden slikken.

Joona ziet Salman voor zich die met een roerloos gezicht, grauw en met diepe groeven, zit te praten. De geveinsde openhartigheid als hij zichzelf aanwijst en het tijdstip vaststelt.

Wapensmokkel, klinkt het fluisterend in zijn hoofd. Het gaat allemaal om wapensmokkel, de foto, de afpersing en de doden.

Hij ziet voor zich hoe Saga Bauer opstaat na Salmans getuigenis en haar vijf vingerafdrukken als onbestemde merktekens achterblijven op het bureau.

In maart 2009 heeft het Internationaal Strafhof in Den Haag een arrestatiebevel uitgevaardigd tegen de president van Sudan, Omar al-Bashir, vanwege directe betrokkenheid bij de uitroeiing van drie bevolkingsgroepen in Darfur. Sindsdien zijn alle overeengekomen leveranties van munitie uit de rest van de wereld stopgezet. Het leger van Sudan heeft zijn wapens, mitrailleurs en aanvalsgeweren nog, maar de munitie raakt al snel op. De eerste die iets van de afgesneden aanvoer merkt, is natuurlijk de militie in Darfur. Maar Carl Palmcrona, Pontus Salman, Raphael Guidi en Agathe al-Haji plaatsen zichzelf boven de internationale wetgeving. Ze ontmoeten elkaar in november hoewel de betrokkenheid van de president bij de volkerenmoord acht maanden eerder openbaar is gemaakt.

‘Wat ben je te weten gekomen?’ vraagt Axel terwijl hij opstaat.

‘Wat?’ vraagt Joona.

‘Is het gelukt het tijdstip vast te stellen?’

‘Ja,’ antwoordt Joona kort.

Axel zoekt Joona’s blik.

‘Wat is er mis?’ vraagt hij.

‘Ik moet gaan,’ mompelt Joona.

‘Hebben ze elkaar na het arrestatiebevel tegen Al-Bashir ontmoet? Dat kunnen ze niet hebben gedaan. Ik moet weten of het zo is!’

Joona kijkt op en ziet hem in de ogen, zijn blik is volkomen rustig en glanzend.

 

73 | Een laatste vraag

Saga Bauer ligt op haar buik op het lichte, vilten vloerkleed. Ze sluit haar ogen terwijl Stefan langzaam haar rug zoent. Haar blonde haar ligt als een glanzende nevel uitgespreid over de vloer. Stefans warme gezicht beweegt zich langs haar huid.

Ga door, denkt ze.

De lichte aanraking van zijn lippen kriebelt tussen haar schouderbladen. Ze dwingt zichzelf te blijven liggen en rilt van genot.

Uit de muziekinstallatie klinkt het erotische duet voor violoncello en mezzosopraan van componist Carl Unander-Scharin. De twee stemmen kruisen elkaar ritmisch en repetitief als de trage glinstering in een donkere beek.

Saga ligt volkomen roerloos en voelt de opwinding in haar lichaam groeien. Ze ademt door haar halfgeopende mond en bevochtigt haar lippen met haar tong.

Zijn handen glijden over haar middel, omvatten haar heupen en tillen haar billen vederlicht op.

Geen man heeft mij ooit eerder zo zacht aangeraakt, denkt Saga en ze glimlacht in zichzelf.

Hij kijkt naar haar en ze spreidt haar benen. Het begint in haar te gloeien, een kern van olieachtige, bonzende hitte.

Ze hoort zichzelf kreunen als ze zijn tong voelt.

Voorzichtig draait hij haar lichaam om. Het vloerkleed heeft streperige afdrukken op haar buik gemaakt.

‘Ga door,’ fluistert ze.

‘Anders schiet je me neer,’ zegt hij.

Ze knikt en glimlacht met een open, gelukkig gezicht. Stefans zwarte haar is voor zijn gezicht gevallen, zijn dunne paardenstaart ligt over haar ene borst.

‘Kom, kom,’ zegt Saga.

Ze drukt zijn gezicht tegen het hare, zoent hem en stuit op zijn tong, warm en nat.

Vlug wurmt hij zich uit zijn broek en gaat naakt op haar liggen. Ze trekt haar benen op en voelt hem binnendringen. Ze kreunt langdurig en ademt vervolgens snel als ze even stoppen. Voelt de duizelingwekkende nabijheid tot elkaar. Stefan stoot heel zachtjes. Zijn smalle heupen bewegen traag. Saga haalt haar vingers over zijn schouderbladen, lendenen, billen.

Dan gaat de telefoon. Natuurlijk, denkt ze nog net. Het geluid van het kalme Blue Jeans Blue van zz Top klinkt vanonder de hoop kleren op de bank, het witte hemd, de onderbroek, de binnenstebuiten gekeerde jeans.

‘Laat maar gaan,’ fluistert ze.

‘Het is je diensttelefoon,’ zegt hij.

‘Dat kan me nu niet schelen, het is niet belangrijk,’ mompelt ze terwijl ze hem probeert vast te houden.

Maar hij trekt zich terug, gaat op zijn knieën zitten en zoekt in haar broekzakken naar de telefoon. Hij vindt hem niet en de blues gaat gedempt door. Uiteindelijk moet hij de broek ondersteboven houden en de telefoon eruit schudden. Die is inmiddels verstomd. Een klingelend geluidje laat weten dat er een bericht is ingesproken.

 

*

 

Twintig minuten later loopt Saga Bauer op een holletje door de gangen van de rijksrecherche. De puntjes van haar haar zijn nog vochtig van de snelle douche. Ze voelt nog steeds een kriebelende en onbevredigde begeerte in haar lichaam. Haar onderbroek en spijkerbroek zitten ongemakkelijk.

Saga vangt een glimp op van Anja Larssons vragende, ronde gezicht achter haar computer als ze naar Joona’s kamer stormt. Hij staat midden in de kamer met de foto in zijn hand op haar te wachten. Als ze zijn ijsgrijze, scherpe blik ziet, gaat er een rilling van onbehagen over haar rug.

‘Doe de deur dicht,’ zegt hij.

Ze doet hem meteen dicht, draait zich naar Joona om en wacht. Haar ademhaling gaat snel, stil.

‘Axel Riessen herinnert zich alle muziek die hij ooit heeft gehoord, elke toon van elk instrument in een symfonieorkest.’

‘Ik begrijp niet wat je bedoelt.’

‘Hij kon zien welk stuk het kwartet op de foto speelde, het was het tweede strijkkwartet van Béla Bartók.’

‘Oké, je had gelijk,’ zegt ze snel. ‘Je kon vaststellen welk stuk het was, maar wij...’

‘De foto is genomen op 13 november 2009,’ kapt Joona haar ongewoon bars af.

‘Dus die klootzakken hebben na de aanklacht tegen Al-Bashir wapens verkocht aan Sudan,’ zegt ze verbeten.

‘Ja.’

‘Ze wisten dat die munitie Darfur in gepompt zou worden,’ fluistert ze.

Joona knikt en de spieren op zijn kaken bewegen hard.

‘Carl Palmcrona had niet in die loge mogen zijn,’ zegt hij. ‘Pontus Salman had er niet mogen zijn, niemand had er mogen zijn...’

‘Maar nu hebben we een foto van ze,’ zegt ze met onderdrukt enthousiasme. ‘Raphael Guidi bedisselt een enorme zaak met Sudan.’

‘Ja,’ antwoordt Joona en hij kijkt in Saga’s zomerblauwe ogen.

‘De echt grote vis is natuurlijk een schurk,’ stelt Saga vast. ‘Dat hebben veel mensen al eerder gezegd, dat hebben velen al vermoed... maar de grootsten blijven altijd buiten schot.’

Ze zwijgen en kijken weer naar de foto, bestuderen de vier personen in de loge van de Alte Oper, de champagne, hun gezichten, de musici met de oude instrumenten van Paganini.

‘Nu hebben we het eerste raadsel opgelost,’ zegt Saga en ze haalt hoorbaar adem. ‘We weten dat de foto te maken heeft met het feit dat Sudan munitie probeert te kopen hoewel het verboden is.’

‘Palmcrona was daar, dat geld op die rekening van hem is vast en zeker smeergeld,’ zegt Joona traag. ‘Maar anderzijds, Palmcrona heeft sinds die aanklacht tegen de president geen wapenexport naar Sudan goedgekeurd, dat is volstrekt onmogelijk, dat zou hij er nooit door...’

Hij houdt zijn mond als de telefoon in zijn jasje opeens gaat. Joona neemt op, luistert zwijgend en beëindigt daarna het gesprek. Hij kijkt Saga aan.

‘Dat was Axel Riessen,’ zegt Joona. ‘Hij zegt te hebben begrepen waar de foto over gaat.’

74 | Een perfect plan

Een eenzame jongen van ijzer, slechts vijftien centimeter hoog, zijn armen om zijn opgetrokken benen geslagen, zit op de binnenplaats van de Finse kerk in Gamla Stan. Drie meter bij de jongen vandaan staat Axel Riessen tegen de okerkleurige muur noedels uit een bakje te eten. Hij heeft zijn mond vol en zwaait met zijn eetstokjes als Joona en Saga door het hek binnenkomen.

‘Wat heb je begrepen?’ vraagt Joona.

Axel knikt, zet het bakje in de vensterbank van de kerk, veegt zijn mond af met een servetje en schudt Saga en Joona de hand.

‘Je zei dat je hebt begrepen waar de foto over ging,’ herhaalt Joona.

Axel slaat zijn blik neer, zucht diep en kijkt weer op.

‘Kenia,’ zegt hij. ‘De vier personen in de loge toosten met champagne omdat ze het eens zijn geworden over een grote leverantie van munitie aan Kenia.’

Hij zwijgt even.

‘Ga door,’ zegt Joona.

‘Kenia koopt 1,25 miljoen eenheden in licentie vervaardigde 5,56 x 4,45 mm munitie.’

‘Voor aanvalsgeweren,’ zegt Saga.

‘De export gaat naar Kenia,’ vervolgt Axel zwaar. ‘Maar Kenia is niet de eindbestemming van de munitie. Die gaat door naar Sudan, naar de militie in Darfur. Plotseling viel alles op zijn plaats. Het is ook volkomen duidelijk dat die munitie naar Sudan moet, aangezien de afnemende partij vertegenwoordigd wordt door Agathe al-Haji.’

‘Maar waar komt Kenia in beeld?’ vraagt Joona.

‘De vier in de loge ontmoeten elkaar zoals we weten na het arrestatiebevel tegen president Al-Bashir. Bartóks tweede strijkkwartet is er maar één keer gespeeld. Het is verboden om naar Sudan te exporteren, maar niet naar het buurland in het zuiden, naar Kenia is het nog steeds geen probleem.’

‘Hoe kun je hier zo zeker van zijn?’ vraagt Saga.

‘Carl Palmcrona heeft de zaak aan mij overgelaten door zelfmoord te plegen. Het was zijn laatste opdracht en hij heeft hem niet afgemaakt. Ik heb beloofd de exportvergunning vandaag te ondertekenen,’ antwoordt Axel verbeten.

‘Het is dezelfde munitie, dezelfde transactie. Na het arrestatiebevel tegen de president hebben ze Sudan gewoon doorgestreept en in plaats daarvan Kenia ingevuld,’ zegt Saga.

‘Het is waterdicht,’ zegt Axel.

‘Tot iemand de bijeenkomst fotografeerde,’ stipuleert Joona.

‘Toen Palmcrona zelfmoord pleegde, was de voorbereidingsfase afgerond, iedereen dacht waarschijnlijk dat hij de exportvergunning al had ondertekend,’ vertelt Axel.

‘Ze raakten vast behoorlijk gestrest toen ze merkten dat hij dat niet had gedaan,’ glimlacht Joona.

‘De hele zaak bleef in het luchtledige hangen,’ zegt Saga.

‘Ze hebben me razendsnel aangesteld,’ vertelt Axel. ‘Ik kreeg letterlijk een pen in mijn hand gedrukt om het contract te ondertekenen.’

‘Maar?’

‘Ik wilde mijn eigen oordeel vormen.’

‘En dat heb je gedaan.’

‘Ja.’

‘En alles zag er goed uit?’ vraagt Saga.

‘Ja... en ik beloofde dat ik het zou ondertekenen en dat zou ik ongetwijfeld ook hebben gedaan als ik de foto niet had gezien en die niet in verband had gebracht met Kenia.’

Ze staan alle drie stil naar het jongetje van ijzer te kijken, het kleinste openbare kunstwerk in Stockholm. Joona buigt zich voorover en aait over zijn glimmende hoofd. Na een hele dag in de zon geeft het lichaamswarmte af.

‘Ze zijn bezig het schip te laden in de haven van Gotenburg,’ zegt Axel zacht.

‘Dat heb ik begrepen,’ zegt Saga. ‘Maar zonder exportvergunning...’

‘Deze munitie zal Zweden niet verlaten,’ stelt Axel vastbesloten.

‘Je zei dat men ervan uitgaat dat jij de exportvergunning vandaag ondertekent,’ zegt Joona. ‘Kun je dat op de een of andere manier uitstellen? Het is heel belangrijk voor ons onderzoek dat je ze geen uitsluitsel geeft.’

‘Ze zullen niet blijven wachten.’

‘Zeg dat je nog niet helemaal klaar bent,’ zegt Joona.

‘Ja, maar dat zal moeilijk worden. Ik heb de zaak al vertraagd, maar ik zal het proberen,’ zegt Axel.

‘Het gaat niet alleen om het vooronderzoek, maar ook om jouw veiligheid,’ legt hij uit.

Axel glimlacht en vraagt sceptisch: ‘Denk je dat ze me zullen bedreigen?’

Joona glimlacht terug.

‘Zolang ze een positief bericht verwachten, is er niets aan de hand,’ antwoordt hij. ‘Maar als je weigert, zullen er mensen enorme investeringen verliezen. Er moet onvoorstelbaar veel smeergeld zijn betaald om de juiste personen in Kenia een oogje te laten toeknijpen.’

‘Ik kan de ondertekening niet voor me uit blijven schuiven, Pontus Salman probeert me al de hele dag te bereiken. Deze mensen kennen de branche, die kun je niet voor de gek houden,’ zegt Axel net op het moment dat zijn telefoon gaat.

Hij kijkt kort naar de display en verstijft.

‘Volgens mij is dat Pontus Salman weer...’

‘Neem op,’ zegt Joona.

‘Oké,’ zegt Axel en hij neemt op.

‘Ik heb je een paar keer proberen te bellen,’ zegt Salman met zijn lijzige stem. ‘Je weet wel waarom... het containerschip is geladen, het kost geld om in de haven te blijven liggen, de reder heeft geprobeerd je te bereiken, ze schijnen de exportvergunning nog niet te hebben gehad.’

‘Het spijt me,’ zegt Axel terwijl hij naar Joona en Saga kijkt. ‘Ik heb helaas nog geen tijd gehad om de laatste punten door te nemen om...’

‘Ik heb Grünlicht van het regeringsbureau gesproken, je zou het vandaag ondertekenen.’

Axel aarzelt, zijn gedachten schieten verschillende kanten op, hij zou het gesprek het liefst meteen afbreken, maar schraapt in plaats daarvan kort zijn keel, verontschuldigt zich en liegt vervolgens: ‘Er is een andere zaak tussendoor gekomen.’

Axel hoort de valse klank in zijn stem, het antwoord liet iets te lang op zich wachten. Hij stond op het punt de waarheid te zeggen, dat er geen exportvergunning zal komen omdat ze van plan zijn de munitie naar Darfur te smokkelen.

‘Mijn indruk was dat de zaak uiterlijk vandaag rond zou zijn,’ zegt Salman zonder zijn irritatie te verbergen.

‘Jullie hebben een risico genomen,’ zegt Axel.

‘Hoe bedoel je?’

‘Zonder exportvergunning is er geen export naar...’

‘Maar we hebben toch... Sorry...’

‘Jullie hebben toestemming om munitie te vervaardigen, jullie hebben een verklaring van geen bezwaar en ik heb positieve signalen afgegeven, maar dat is ook alles.’

‘Er staat veel op het spel,’ zegt Salman, inschikkelijker nu. ‘Kan ik iets doorgeven aan de reder? Kun je misschien inschatten hoe lang het gaat duren? Hij moet weten hoe lang hij nog in de haven moet blijven, vanwege de logistiek.’

‘Ik sta nog steeds positief tegenover de export, maar ik moet alles een laatste keer doornemen en dan krijgen jullie uitsluitsel,’ zegt Axel.