Waanidee
Gladheid eist mensenleven
Van onze verslaggever
De plotselinge gladheid in sommige delen van het land heeft vrijdagavond tot een dodelijk ongeval geleid op de dijk in Nes aan de Amstel. De 38-jarige Lucien H. reed laat op de avond waarschijnlijk met te hoge snelheid en is vermoedelijk de macht over het stuur kwijtgeraakt.
Nadat zijn vriendin de politie alarmeerde over het feit dat haar partner niet was thuisgekomen, werden zaterdagochtend remsporen op de dijk gevonden en besloot men te dreggen. Daarna vond men al snel de auto, waar het slachtoffer nog in zat.
De politie verzoekt eventuele getuigen van het ongeval zich te melden.
1
Ze lijkt op mij.
Toen we nog samen op de middelbare school zaten, dacht men vaak dat we zussen waren. Onze eigen moeders vonden de gelijkenis verbazingwekkend. Maar Mariska en ik beschouwden het als de normaalste zaak van de wereld. We waren hartsvriendinnen, hadden dezelfde kledingmaat, dezelfde smaak, dezelfde kleur haar, dezelfde uitstraling. We fantaseerden dat een van onze moeders twee dochters had gekregen en een van de kinderen ter adoptie had afgestaan. Ze kwamen beiden met een zekere regelmaat aan de beurt om van deze daad beticht te worden, afhankelijk van de mate waarin we ruzie met hen hadden. De moeder van Mariska scoorde het hoogst. Mijn moeder kwam voor mij vooral in aanmerking voor een toppositie als ze weer eens aan het oreren sloeg over de jaloezie die ik beter in toom moest houden. ‘Er is geen reden toe,’ beweerde ze. ‘Je zusjes worden niet voorgetrokken, ze zijn niet slimmer, niet mooier, en ik hou van jullie alle drie evenveel.’
Mijn moeder vertelt graag verhaaltjes die ze zelf gelooft.
Ik moest een voorbeeld nemen aan mijn vriendin, die nooit jaloers was en evenmin achterdochtig. Soms probeerde ik dat advies op te volgen. Toen kon ik nog niet vermoeden dat mijn beste vriendin in staat zou zijn om onze vriendschap te verraden. Maar dat heeft ze wel gedaan.
Ik wil geen dag langer meer op haar lijken.
De kapster kijkt bedenkelijk als ik zeg dat mijn haar geverfd en kort geknipt moet worden. ‘Weet je het zeker? Dat lange haar staat je zo goed. En die blonde kleur past bij je. Mag ik je een advies geven? Neem geen zwart. Neem kastanjebruin. Mahonie. Dat is warm. Zwart is hard.’
Ik geef toe.
Ik voel de lokken langs me heen omlaag dwarrelen. De kapster knipt me zwijgend. In de spiegel ontmoet ik haar ogen.
Ze heeft medelijden met me.
‘Ik ga een ander leven tegemoet,’ leg ik uit.
‘Dan veranderen de meeste vrouwen hun kapsel,’ stelt ze vast. ‘Ik vind het verschrikkelijk voor je.’ Ze meent het. Iedereen meent het. Ik word sinds de auto van Lucien uit het water werd getakeld door iedereen uit mijn omgeving met behoedzame aandacht behandeld. Mijn moeder stelde zelfs voor dat ik een poosje weer thuis zou komen wonen. Op dat idee zou ze volgens mij nooit komen als het mijn zusjes betrof. Ik blijf het kind dat begeleiding nodig heeft. Dat je niet helemaal serieus kunt nemen.
‘Ik wil er wel wat blonde plukjes doorheen hebben,’ zeg ik tegen de kapster.
‘Goed idee,’ glimlacht ze. ‘Dat maakt het speelser.’
Ik zie de gelijkenis met Mariska langzaam verdwijnen en knik tevreden in de richting van mijn eigen spiegelbeeld. Dit is goed.
Ik word eindelijk mezelf. Yvette van Oorschot. Weduwe van Lucien Hoogstraten. ‘Weduwe’ tussen aanhalingstekens. We waren niet getrouwd.
Als hij met me had willen trouwen was het allemaal niet gebeurd.
2
Een paar maanden geleden stelde Lucien voor om een lifehammer in de auto te leggen. Hij had een verhaal gelezen over een man die met zijn auto te water was geraakt en verdronk, omdat hij de deur niet open kreeg. Ik adviseerde hem er een te kopen. En vervolgens vergat hij dat natuurlijk en had niemand het er meer over.
Ik vond zijn vergeetachtigheid een van zijn aantrekkelijkste eigenschappen. De manier waarop hij me kon aankijken als ik hem aan iets herinnerde wat hij totaal vergeten was, vertederde me. Het was een soort hulpeloosheid die mijn zorgdrift aanwakkerde. En Lucien liet graag voor zich zorgen.
Ik dacht dat ik hem op die manier aan me kon binden. Hij was de eerste man in mijn leven die niet benauwd werd van mijn aandacht en die zich niet druk maakte over mijn neiging hem te controleren. Hij plaagde me er hooguit mee. Ik begon er eindelijk van overtuigd te raken dat ik toch een partner had kunnen vinden die me niet bedroog en die niet onverwacht tegen me zou zeggen dat hij me iets moest vertellen. Die film had ik al een paar keer gezien. Ik geloofde in Lucien. In ons.
Ik ben een twijfelaar. Ik kan mezelf er moeilijk van overtuigen dat ik goed werk lever, ook al staan de klanten nog steeds in de rij. Er is prachtige bruidsmode te koop in speciale winkels, maar daar heb ik geen last van. Ik hoef niet te adverteren, de bruiden weten me te vinden, en vooral de vrouwen met een maatje meer die op hun grote dag de mooiste willen zijn die ooit de stadhuistrappen heeft bestegen.
Ik frutselde en frunnikte toen ik een jaar of zes was al creaties voor mijn barbiepoppen in elkaar. Als iemand zei dat er een coupeuse in mij school, bitste mijn moeder dat er in dat vak geen droog brood te verdienen viel en dat ik beter kon gaan studeren. Dat bleef ze herhalen en ze wees me op de geweldige studieresultaten van mijn twee oudere zussen. Madeleine werd psycholoog, net als onze moeder, en Godelieve werd arts, net als onze vader. Mij werd geadviseerd om geschiedenis te gaan studeren. Dat was een richting die volgens mijn ouders uitermate geschikt was voor iemand die goed uit het hoofd kon leren.
Ik ging naar de modevakschool en tijdens mijn opleiding maakte ik de bruidsjapon voor een studiegenote. Dat leverde de eerste opdracht op en toen ik afstudeerde stond het voor mij vast dat ik een eigen bedrijf moest beginnen. Een van mijn eerste klanten was de zus van Lucien. Hij vergezelde haar toen ze haar jurk kwam passen. Ze vertelde dat hij oog had voor de juiste details, omdat hij zelf ook een creatief beroep had. ‘Hij ontwerpt en maakt prachtige sieraden,’ glunderde ze.
Ik dacht dat hij haar partner was en vroeg of ze zeker wist dat hij haar jurk al mocht zien. Hij schaterde het uit. ‘Ik ben haar broer en ik trouw nooit.’
Ik vond hem verschrikkelijk aantrekkelijk.
‘Nooit,’ herhaalde hij. En daarna nodigde hij me uit voor een avondje stappen.
De lifehammer is de afgelopen dagen een voortdurend terugkerend onderwerp van gesprek geweest. Mariska vertelde dat ze nooit in de auto stapt zonder gecontroleerd te hebben of het ding nog op zijn plaats ligt.
Ik had vroeger niet in de gaten dat ze vaak schromelijk overdrijft. Ik had geen oog voor de ietwat geëxalteerde manier waarop ze kan praten, voor de overdreven gebaren die ze maakt, voor de onechte blik in haar ogen. Dat begon me pas op te vallen toen ik in de gaten kreeg dat Lucien iets met haar had. Toen ik me bewust werd van zijn dubbelspel.
En van haar bedrog.
Niemand heeft iets over mijn nieuwe kapsel gezegd. Ze kijken allemaal langs me heen als ze tegen me praten.
Mijn moeder heeft een merkwaardige manier ontdekt om me te troosten. Ze zegt dat iemand die verdrinkt volgens haar een prettige dood beleeft. Een dood zonder pijn. Je schijnt dus prettig dood te gaan als je verdrinkt.
Weer iets geleerd.
Mijn vader heeft een peinzende blik in zijn ogen als mijn moeder haar troostpogingen op me loslaat. Hij vraagt of ik rustgevende medicijnen nodig heb, misschien slaappillen. Ik slaap goed. Maar dat zeg ik niet. Ik accepteer alle doosjes die hij voor me meebrengt en beloof er met mate gebruik van te zullen maken.
Mariska biedt minstens één keer per dag aan om voorlopig bij me in te trekken. Ik weiger. Als ze aandringt, word ik nors. Dan zwijgt ze beledigd.
Mijn zus de psycholoog denkt dat ze me begrijpt. Ze schetst de fases van de rouw die ik ga doormaken en voegt eraan toe dat het normaal is dat ik me afreageer op de mensen van wie ik het meeste hou. Soms maant ze me voorzichtig om ook met anderen rekening te houden. ‘Jij bent je partner kwijt,’ zei ze gisteren. ‘Maar wij hebben ook iemand verloren.’
Ik dacht direct aan wat Mariska was kwijtgeraakt: een illegale liefde.
Mijn liefde.
Ik wilde met hem trouwen. Ik heb hem een paar keer ten huwelijk gevraagd. Zijn antwoord was altijd hetzelfde: ‘Nooit.’
3
Ons eerste avondje stappen pakte heel anders uit dan ik had verwacht. Het was een bloedhete dag en Lucien stelde voor om een koele plek op te zoeken. We speurden naar een geschikt terras en vonden er geen. Iedere locatie puilde uit van de mensen, je kreeg het al benauwd als je er alleen maar naar keek.
Ik opperde de mogelijkheid om naar mijn huis te gaan en met een fles koele wijn aan de waterkant te gaan zitten. Hij vond het kabbelende water van de Amstel prachtig en zag er een kunstwerk in. Ik keek naar de natte vlakte en zag alleen een rivier. Hij plaagde me met mijn gebrekkige fantasie, maar nam dat direct weer terug. ‘Als ik denk aan de prachtige creaties die ik zag hangen toen mijn zus haar bruidsjurk ging passen, weet ik dat je barst van de fantasie,’ legde hij uit.
‘Dat is creativiteit,’ corrigeerde ik hem. ‘Hoewel mijn moeder me al jaren verwijt dat ik te veel fantasie heb.’ En ik legde hem uit dat zij van mening was dat ik de bedoelingen van anderen altijd veel te negatief inschatte en me veel te snel verongelijkt voelde.
‘Wat ben je eerlijk,’ zei hij, en toen kuste hij me. Later zei hij dat hij in de eerlijkheid van mensen geloofde, tenzij het tegendeel bewezen werd.
Ik weet al vanaf mijn vroegste jeugd dat je niemand kunt vertrouwen. Ik hoor aan stemmen dat er gelogen wordt, zie aan ogen dat er kwade bedoelingen in het spel zijn, voel aan atmosfeer dat voorzichtigheid geboden is.
Ik had nog nooit iemand volledig vertrouwd, tot Lucien. Het duurde jaren en hij werd wel eens beroerd van alle testen die ik op hem losliet, maar ik was eindelijk zover dat ik me overgaf.
Ik ben een domme dwaas, die verzuimd heeft met haar verstand te blijven denken.
We spraken die eerste middag al uitgebreid over het begrip trouw en hij vertelde me dat hij veel waarde hechtte aan monogamie. ‘Afgezien van alle ziektes die je kunt oplopen als je het met iedereen doet, vind ik seks iets wat in een relatie heel speciaal moet zijn,’ zei hij. ‘Uniek. Ik beschouw het als een verbond van twee personen, waar geen andere persoon tussen past. Maar tot nu toe trof ik altijd vrouwen die er een loopje mee namen.’ Ik had zin om te juichen. Hij streelde met zijn vinger over mijn wang. ‘Zei je dat je nogal achterdochtig bent? En misschien snel jaloers? Daar zul je met mij nooit reden voor hebben.’
‘Maar trouwen doe je niet,’ probeerde ik grappig te zijn.
‘Nooit. Het huwelijk vind ik de meest krampachtige instelling die er bestaat. Ik ga voor liefde in vrijheid. Dus als je iets met mij van plan bent, zul je moeten accepteren dat je nooit een trouwjurk voor jezelf zult maken.’
Ik dacht: dat verandert wel als we eenmaal samen zijn. En ik maakte mijn trouwjurk.
Iedereen schijnt te denken dat ik niet kan werken. Mariska heeft aangeboden om de klanten voor wie ik momenteel aan het ontwerpen ben te bellen en uit te leggen dat de voortgang een tijdje gestagneerd is. Mijn moeder noemt mijn verzet tegen dit aanbod een signaal van ontkenning. Dat zal niemand mij kwalijk nemen. Ik laat haar gratis colleges over me heen komen. Dat doe ik al mijn hele leven.
De toekomst is een donker gat en ook al tuur ik met half dichtgeknepen ogen de zwarte diepte af, er valt nergens iets te ontdekken wat me een gevoel van houvast geeft. Als ik loop, tuimel ik bijna omver. Als ik zit, begint de wereld te draaien. Als ik lig, heb ik het idee dat ik bezig ben ter aarde te storten. In mijn keel zit een blokkade die eten onmogelijk maakt. Ik verdroog, verkramp, ben ook aan het vergaan. En er cirkelt voortdurend een gedachte in mijn hoofd. Steeds dezelfde woorden.
Ik ben hem kwijt. En zij zal hem nooit krijgen.
4
Hij zei dat hij een tijdje ’s avonds terug moest naar zijn atelier, omdat hij een bijzondere opdracht had gekregen. Een geheime opdracht. Hij mocht een sieraad ontwerpen voor een lid van het Koninklijk Huis.
Ik lachte er smakelijk om en hij reageerde beledigd. ‘Het is echt waar. Het wordt een broche. Maar ik weet niet voor wie. Er is alleen gezegd dat het iemand tussen de dertig en de veertig is.’
‘Dus niet voor Trix,’ proestte ik. Toen bond ik in. Hij leek serieus te zijn. ‘Die mensen hebben toch hun eigen ontwerpers,’ probeerde ik nog. ‘Ze hebben mij toch ook niet gevraagd of ik de trouwjurk voor Máxima wilde maken?’ Hij liep de deur uit.
‘Hij heeft een opdracht van het Koninklijk Huis,’ vertelde ik aan Mariska.
Ze gilde het uit. Ik maande haar tot geheimhouding. Ze drukte een vinger tegen haar lippen. ‘Top secret,’ fluisterde ze.
Ik had nog niets in de gaten.
Ik rijd met mijn auto niet meer de kant op waar het ongeluk heeft plaatsgevonden. Het was vlak bij ons huis. Mijn huis. ‘Nu is het toch prettig dat jij de hypotheek in je eentje kunt betalen,’ wreef mijn moeder me een paar dagen geleden onder mijn neus.
‘Toen de fijngevoeligheid werd uitgedeeld, stond jij niet in de rij,’ heb ik geantwoord. Soms vraag ik me af of ze zulke botte opmerkingen ook over me zou uitstorten als ik netjes geschiedenis gestudeerd had en met een academicus was thuisgekomen.
Ik sla als ik de weg op rijd direct links af en zorg ervoor dat ik vanuit dezelfde kant terugkom. Mariska heeft dat in de gaten. ‘Ik kan wel met je meerijden, als je weer wilt proberen om die kant op te gaan,’ heeft ze aangeboden.
‘Ik ga nooit meer die kant op.’
Ze haalde haar schouders op. ‘Ik probeer je alleen maar te helpen.’
Ze is met afstand de grootste leugenaar die ik ooit ben tegengekomen.
Het was een regenachtige avond en ik had zin om te vrijen. De hele dag al. Ik maakte de speciale jachtschotel die Lucien zo lekker vond en trok de jurk aan waar hij dol op was. Toen ik zijn auto hoorde aankomen, greep ik nog snel naar de eau de toilette met zijn favoriete geur.
Hij keek nauwelijks naar me en at snel zijn bord leeg. Daarna stond hij direct op en zei dat hij weer ging werken. Hij keek me niet aan en ik begreep dat hij loog. Toen hij vertrokken was, dacht ik diep na. Er zat een strakke band om mijn maag en mijn ademhaling deed pijn. Ik ritste mijn autosleutels van het sleutelrek en reed naar zijn atelier.
Hij was er niet.
Ik stond daar en keek naar de onverlichte ramen en de lege parkeerplaats.
Hij was er niet. De ontdekking dreunde door mijn hoofd. Ik wilde ergens naartoe waar ik me veilig kon voelen. Waar ik kon praten, maar ook mocht zwijgen. Ik reed naar Mariska. En toen ik daar aankwam, zag ik dat de auto van Lucien voor haar huis stond.
Het werd een vast patroon. Hij kwam thuis om te eten en vertrok weer om aan zijn koninklijke opdracht te werken. Een kwartier nadat hij vertrokken was, reed ik naar het huis van mijn beste vriendin. Mijn soulmate. Mijn evenbeeld. Zijn auto stond altijd voor haar deur. En de gordijnen waren altijd gesloten.
Ik zat daar in mijn eigen auto en dacht aan wat er binnen allemaal gebeurde. Ik wist hoe Lucien kon vrijen, hoe hij een vrouw kon bespelen, hoe hij je het gevoel kon geven dat de rest van de wereld niet meer bestond. Ik dacht aan de gesprekken die ik met Mariska voerde over haar eenzaamheid. Ze was al vier keer door een man verlaten en baalde daar ontzettend van. Ik stortte regelmatig mijn peptalk over haar uit en probeerde haar ervan te overtuigen dat er met haar niets mis was. Wél met die mannen. Met die stompzinnige, egocentrische, onbetrouwbare klootzakken. Ik wond me op als ik daarover sprak en dan moest ze lachen. ‘Moet je háár horen,’ zei ze. ‘Dat gaat tekeer als een furie en heeft zelf het beste exemplaar dat er op aarde rondloopt te pakken.’
Ze had met haar vingers van mijn man af moeten blijven. En ik had beter moeten opletten. Ik had moeten vasthouden aan mijn principiële uitgangspunt dat niemand te vertrouwen is. Zelfs Lucien niet.
Ik paste mijn trouwjurk als hij niet thuis was en probeerde niet te huilen.
5
‘Waarom verkoop je je huis niet? Op deze plek zul je altijd herinnerd worden aan dat ongeluk. Het blijft dichtbij, je kunt er geen afstand van nemen. Ga hier toch weg, kind. Laat het achter je. Begin opnieuw.’ Mijn moeders stem trilt. Ze bedoelt het goed, ook al komen sommige teksten soms nogal krom haar strot uit. Ze probeert me te troosten.
Ik wil niet getroost worden.
‘Hij had een ander.’ Ik wilde het niet zeggen. Waarom zeg ik het dan toch?
Ze schrikt. ‘Welnee Yvette, hoe kom je daar nu weer bij? Waarom kun jij toch nooit gewoon iemand vertrouwen? Zoek hulp. Neem die achterdocht en die misinterpretaties toch eens door met een deskundige. Zet dit van je af. Het is een waanidee.’
Even bekruipt me het verlangen om haar te geloven. Maar dat duurt slechts een seconde. ‘Het is geen waanidee. Ik weet het zeker. Maar het doet er nu niet meer toe.’
Mijn moeder schudt haar hoofd. ‘Het doet er wel degelijk toe. Het stagneert je verwerkingsproces.’
Daar gaan we weer. Ander onderwerp. Hoe krijg ik haar de deur uit? ‘Ik zal erover nadenken. Over verhuizen. Misschien is het toch een goed idee.’
De truc lukt. Ze staat op en trekt haar jas aan. ‘Heb je het druk? Met werk, bedoel ik.’
‘Redelijk. Het is bij te benen. Ik heb niet zo veel energie als anders. Maar dat komt wel weer.’
‘Je bent een vakvrouw, Yvette.’ Het klinkt of het uit haar tenen komt.
Ze omhelst me en ik heb de neiging om bij haar weg te kruipen. Maar ze laat me direct weer los. ‘Ga eens lekker op vakantie naar een warm land. Neem Mariska mee. Je vader en ik willen het wel betalen.’
Ik kijk haar recht aan. ‘Je hebt nog steeds niets over mijn nieuwe kapsel gezegd.’
‘O nee? Dat staat je pittig.’ Ik heb direct spijt van mijn gehengel naar een compliment. ‘Beloof je me dat je het er met Mariska over hebt? Over die vakantie?’
Ik beloof het. En ik denk: over mijn lijk.
‘Voel je hem om je heen?’ wil Mariska weten. ‘Dat hoor je vaak, dat iemand een geliefde nog heel lang voelt. Ik had dat ook toen mijn oma stierf.’
‘Voel jij hem?’ Ik houd mijn adem in voor het antwoord dat ik verwacht.
‘Nee, natuurlijk niet. Hij was niet mijn geliefde.’
Lelijke, smerige, hoerige kut op wielen. Denk je echt dat ik niets in de gaten had? Dat je mij bedriegen kunt? Ik zou haar ogen uit haar kop willen krabben. Zie haar nu zitten, met betraande wangen en een vertrokken gezicht. De illegale weduwe, die niet openlijk rouwen kan. Ik zou gehakt van haar willen maken.
Ze heeft de boot net gemist. Want ik heb ingegrepen.
Hij belde om tien over elf. ‘Ik ben op weg naar huis. Lig je nog niet in bed? Gezellig.’
‘Wanneer is die broche nu eens klaar?’ vroeg ik.
‘Hij is klaar. Eindelijk.’ Ik hoorde dat hij geeuwde. ‘Wat ben ik moe, zeg. Ik ga een paar weken relaxen. En binnenkort moet ik je ook iets vertellen.’
Ik zweeg.
‘Ben je er nog?’
‘Rijd voorzichtig. Het is glad.’ Ik vond dat ik tenminste moest waarschuwen.
Er wordt nooit direct gestrooid op de dijk waar ik woon. Er was ijzel voorspeld. Het glinsterende asfalt maakte me duidelijk dat de weg spiegelglad was. Ik droeg mijn zwarte jas, zwarte laarzen en een zwarte muts. De buren van de twee huizen waar ik langs moest sliepen al.
Binnenkort moet ik je ook iets vertellen.
‘Mag ik bedanken?’ vroeg ik aan de donkere nacht.
Ik hoorde zijn auto aankomen. Er zat een gaatje in de uitlaat en dat veroorzaakte een brommend geluid. Hij reed hard. Veel te hard. Hij naderde de bocht in de weg waar je flink gas terug moet nemen. Ik wachtte tot hij mij kon zien en sprong de straat op.
Er konden twee dingen gebeuren. Het was mogelijk dat de schrik hem zou verlammen en hij mij zou scheppen. Dan was het einde oefening voor mij en bleef hij achter met een gigantisch schuldgevoel.
Dat gunde ik hem.
Het was ook mogelijk dat hij zou uitwijken en in de Amstel terecht zou komen. Zonder lifehammer.
En dat gebeurde.
6
Vandaag is het precies twaalfenhalf jaar geleden dat we gingen samenwonen. Op de dag dat we twaalf jaar vierden, wist ik het opeens. We dineerden bij de Griek en Lucien was ongekend vrolijk. Hij dronk veel en vroeg of ik de bob wilde zijn. Het idee kwam bij me binnen toen het dessert werd gebracht. Hij gaat me ten huwelijk vragen op de dag dat we twaalfenhalf jaar samen zijn, dacht ik. Die nacht vreeën we zo heftig dat ik hem nog in me voelde toen hij al uren naast me lag te slapen. Dat voorgevoel klopte, ik wist het zeker. Ik paste dagen achter elkaar mijn trouwjurk en stelde een gastenlijst op. Ik bezocht verschillende bloemenzaken om me te oriënteren op een bruidsboeket en corsages. En ik googelde op ‘romantische huwelijksreizen’.
De aarzelende lente heeft zich weer laten overvallen door een grimmig restje winter. Er wordt voor de komende nachten strenge vorst voorspeld. Ik lees in de krant een afschuwelijk verhaal over een oude vrouw die verdwaald is geraakt in een afgelegen gebied. Ze raakte onderkoeld en stierf. Ik zet de verwarming twee graden hoger.
De telefoon is al verschillende keren gegaan, maar ik neem niet op. Ik wil rust. Misschien lukt het me om Lucien te voelen. Ondanks mijn woede en teleurstelling verlang ik soms naar hem. En vandaag wil ik dat verlangen niet onderdrukken.
Er wordt gebeld. Ik doe niet open. Het zal me niet verbazen als mijn ouders me bloemen sturen. Zij weten welke dag het is.
Ik hoor de voordeur opengaan en vloek binnensmonds. Ik ga iedereen die een sleutel van mijn huis heeft vertellen dat ik hem terug wil hebben. Het moet afgelopen zijn met dit soort onverwachte overvallen. Het is Mariska, ik hoor het aan haar voetstappen.
‘Ik wil mijn sleutel terug,’ open ik direct de aanval.
Ze legt hem op tafel. ‘Alsjeblieft.’
‘Ik wil vandaag alleen zijn.’
‘Dat begrijp ik. En ik heb erg getwijfeld of ik het je op deze dag zou geven. Maar ik denk dat Lucien dit van me verwacht.’
Ik moet mezelf bedwingen om niet naar haar uit te halen. De woede zit in mijn hele lijf, ik beef van mijn kruin tot mijn tenen. Mariska ziet het. ‘Zal ik iets voor je inschenken? Of koffiezetten?’
Ik zwijg. Dat is beter. Des te eerder gaat ze weg.
Ze opent haar tas en haalt een donkerblauw doosje tevoorschijn. Ik zie dat haar handen trillen. Ze schraapt haar keel. ‘De smoes over een opdracht voor het Koninklijk Huis was mijn idee,’ hapert ze. ‘Lucien vertelde dat je het nauwelijks geloofde. Het was ook wel een doorzichtig verhaal. Maar hij wilde beslist niet dat je in de gaten zou krijgen wat hij aan het doen was.’
Ik wil zeggen dat ik niet zo dom ben als zij samen waarschijnlijk bedacht hebben, maar ze geeft me niet de kans om aan het woord te komen. ‘Hij wilde je op de dag dat jullie twaalfenhalf jaar samenwoonden ten huwelijk vragen.’ Ze is nauwelijks te verstaan. Ik buig me dichter naar haar toe. ‘Hij wilde je vragen met deze ring. Hij was bang dat je plotseling in zijn atelier zou verschijnen, daarom heeft hij hem in mijn huis gemaakt.’
Ze overhandigt me het blauwe doosje. ‘Maak maar open.’
Mijn handen blijven boven het doosje zweven. Mariska drukt op de onderkant en opent het deksel.
Het is de mooiste ring die ik ooit gezien heb. De mooiste ring die ooit gemaakt is. De perfecte ring.
Mariska pakt mijn hand en schuift hem aan mijn rechter ringvinger.
Binnenkort moet ik je ook iets vertellen.
Iemand in de kamer schreeuwt. Iemand slaat wild om zich heen. Iemand schopt Mariska de deur uit. Iemand krijst verwensingen, vervloekt, hijgt, krabt, jammert. Ik kijk naar mezelf vanaf een duistere plek, een plek die buiten me staat, die aanvoelt alsof hij in een andere wereld is. Ik zie mijn eigen wanhoop en woede uitbreken, openbarsten, een weg zoeken. De ruimte om me heen begint te draaien. De vloer komt op me af.
7
De koude nacht omarmt me. Het zou al veel warmer moeten zijn in deze tijd van het jaar. De lente nadert, maar de kou voelt aan als een belofte. Ik kijk naar de sterren. De hemel is ermee bezaaid. Ze maken een blijde indruk. Ze wenken me.
Er is geen maan.
Ik ben de enige persoon op de wereld. Als ik inadem, stroomt het totale leven op aarde bij me binnen en nestelt zich in mijn lijf. Het geeft me een machtig gevoel. Het beschermt me.
Het koestert me.
De dijk is leeg. In de huizen die ik passeer is het weer donker. Het enige geluid dat ik hoor is het ruisen van de sleep van mijn jurk. De diamant in mijn ring glinstert.
Ik schrijd over het droge wegdek. De lange rok golft om mijn benen. Mijn voeten raken nauwelijks de grond.
Ik wil dansen. Met Lucien.
Hij is bij me. Ik voel zijn goedkeurende glimlach op me gericht.
Hij vindt mijn jurk mooi. Zijn ogen strelen mijn onbedekte schouders. Zijn mond verwarmt me fluisterend.
Hij is van mij. Voor mij. Met mij. In mij.
Ik hoef hem niet te delen. En niemand pakt hem van me af.
Niemand.
Vermiste vrouw gevonden
Van onze verslaggever
Drie dagen nadat haar vermissing werd gemeld, is het lichaam gevonden van een vrouw die vier maanden geleden haar partner door een dodelijk ongeval verloor. De vrouw lag vlak bij haar huis onder aan de dijk, ter hoogte van de plek waar de auto van haar vriend te water raakte. Ze droeg een trouwjapon en hield een ring in haar handen geklemd. Ze is vermoedelijk in verwarde toestand naar buiten gegaan, bevangen door de kou en onderkoeld geraakt. De politie onderzoekt of er sprake is van een misdaad, een ongeval of zelfdoding.
De familie van de vrouw onthoudt zich van commentaar.