36
Op het moment dat Thea weer beneden komt, hoort ze stemmen op het erf. Ze ziet dat Simon Sara omhelst en daarna de vader van Sara stevig de hand drukt. Thea heeft even voor haar kledingkast staan aarzelen wat ze vandaag zou aantrekken. Nog één dag het verplichte uniform van de lange rok en de hooggesloten blouse, om vooral niemand te choqueren? Ze was al bijna aangekleed toen ze opeens haar kleren weer uitdeed en ze in een hoek smeet. Daarna heeft ze de zwarte rok aangetrokken die ze voor het dineetje bij Simon en Pieter heeft gekocht met daarop een kort rood satijnen jasje. De rode voile sjaal met een print van zwarte en witte bloemen die bij het jasje hoort heeft ze een paar keer om haar hals geslagen. Haar lange haren heeft ze hoog op haar achterhoofd in een paardenstaart gebonden. En ze draagt de zwarte laarzen met de hoge hakken. Ze wil vandaag rechtop staan en zo groot mogelijk lijken. Sara reageert direct op de kleding die Thea draagt. ‘Wat zie je er mooi uit,’ roept ze, zodra ze Thea ziet. Simon, die achter Sara aan loopt, knikt goedkeurend. ‘Je wordt met de dag mooier, zus,’ stelt hij vast. ‘Verwacht je soms iemand?’ Thea voelt meteen een blos op haar wangen komen en ze kijkt Simon met een verwijtende blik aan. Maar die doet of hij niets in de gaten heeft. Sara is heel rustig, ziet Thea. Ze heeft redelijk geslapen, vertelt ze. Haar moeder heeft haar een slaaptablet gegeven. Ze heeft de hele nacht van Johan gedroomd. Het ging goed met hem, ze zag prachtige bloemen om hem heen. Hij leek intens gelukkig. Ze vertelt het met een strak gezicht maar haar stem trilt verdacht. Ze gaan allemaal om de eettafel zitten en Pieter schenkt koffie in. Hij heeft de tweede kerststol aangesneden en er dik roomboter op gesmeerd, ziet Thea. Ze moet erom glimlachen. ‘Is vader al naar de kerk?’ wil Sara weten. ‘Met een snee kerstbrood in het vuistje,’ grinnikt Simon. ‘Het liep vandaag allemaal een beetje anders dan gewoonlijk, geloof ik. Maar ze zijn wel op tijd.’ Sara zucht diep. ‘Hoe laat is het nu?’ vraagt ze. Ze zit recht tegenover de klok en draagt ook een horloge. Ze is toch erger aangeslagen dan ze wil toegeven, concludeert Thea. ‘Het is vijf over elf,’ antwoordt ze. ‘Hoe laat heb je afgesproken met de uitvaartondernemer?’ ‘Kwart over elf,’ zegt de vader van Sara. ‘We hebben al een tekst gemaakt voor op de rouwkaart. Sara wilde zelf een tekst verzinnen. We hebben besloten om over een noodlottig ongeval te spreken. Om niemand in verlegenheid te brengen.’ Er valt een voorzichtige stilte na zijn woorden. Sara kijkt Thea aan met een smekende blik in haar ogen. Ze is bang dat ik ga protesteren, schiet het door Thea heen. ‘Dat is een verstandig besluit,’ zegt ze nadrukkelijk. ‘Niemand heeft iets aan een uitgebreide uitleg over het hoe en wat. En ik vind het ook een privézaak.’ ‘Ik ook,’ knikt Sara opgelucht. ‘Ik zou niet kunnen verdragen dat de mensen Johan gaan veroordelen. Je weet hoe dat met Esther ging,’ voegt ze er zacht aan toe. Thea herinnert zich het gesprek tussen Simon en haar na de uitvaart van Esther, toen ze allebei hevig verontwaardigd waren omdat er geen enkel lid van de kerk kwam opdagen. Simon heeft op dat moment besloten om de eventuele uitvaart van Johan te mijden. Maar wie had kunnen voorzien dat die toen al zo dichtbij was? Ze kijkt naar Simon en ziet dat hij ook oogcontact zoekt met haar. Hij knikt geruststellend. Het zal zo’n vaart niet lopen, lijkt hij te willen zeggen.
De uitvaartondernemer heeft een laptop bij zich, die hij gebruikt om de tekst voor de rouwkaart en de advertentie op te stellen. In zijn koffertje blijkt zelfs een miniprinter te zitten, waarmee hij de tekst uitprint en die hij hun ter beoordeling voorlegt. Hij haalt ook verschillende boeken tevoorschijn die een heel scala van grafkransen bevatten. Hij heeft ook boeken van grafstenen, vertelt hij, maar meestal denkt de familie daar pas na de begrafenis over na. Op dit moment is het vooral belangrijk dat Sara een keuze maakt voor een kist. Hij heeft ze in allerlei soorten en prijzen, zien ze. Als je beslist voor een begrafenis is het aan te raden om een solide kist te nemen, adviseert hij. Hij lijk wel een vertegenwoordiger, die zo veel mogelijk wil verkopen, denkt Thea. Dat ging er bij het regelen van Esthers uitvaart wel anders aan toe. Deze onderneming is duidelijk veel commerciëler en vooral veel moderner opgezet dan de particuliere christelijke onderneming waarbij Esther was verzekerd. De vertegenwoordiger praat maar door. Thea krijgt het koud van die man en staat op om nog eens koffie in te schenken. Sara hoort alles wat de uitvaartondernemer voorstelt schijnbaar onbewogen aan. Ze zijn ruim voldoende verzekerd, volgens haar vader. Het hoeft niet goedkoop. ‘Het is geen probleem als we moeten bijbetalen,’ stelt Sara rustig vast. ‘Er is geld genoeg.’ Ze keert zich naar Thea. ‘Ik denk dat jij nu het beste de zaakwaarnemer van vader kunt worden,’ oppert ze. ‘Jij zorgt voor hem. Johan had de administratie van je vader heel netjes geordend.’ Dat weet ik, denkt Thea. Daar weet ik toevallig alles van. Maar ze vertrekt geen spier. ‘We hebben het er nog wel over,’ zegt ze. Ze vindt Sara onwaarschijnlijk zakelijk. Straks barst ze opeens los, verwacht ze. Straks zegt iemand iets wat een gevoelige snaar raakt en dan weet je niet wat je meemaakt, waarschijnlijk. Maar voorlopig zit Sara als een standbeeld met een kaarsrechte rug op haar stoel en lijkt ze de situatie helemaal onder controle te hebben. ‘Ik wil liever zelf bloemen gaan uitzoeken bij de bloemist,’ kondigt ze aan. ‘Dit zijn mooie kransen maar ik vind ze zo statisch.’ ‘De bloemenzaken zijn pas overmorgen weer open,’ merkt de uitvaartondernemer fijntjes op. ‘Dat betekent dat uw man nog bijna twee dagen zonder bloemen ligt. Wij hebben een overeenkomst met een bedrijf dat altijd levert, het maakt niet uit welke dag het is.’ ‘Het afscheid nemen is toch pas na de kerstdagen?’ informeert Sara. ‘Dat beslist u,’ is het antwoord. ‘Ik stel voor om de begrafenis te laten plaatsvinden op negenentwintig december, dan zal het lichaam van de overledene wel zijn vrijgegeven. En dan heeft iedereen zeker de kaarten ontvangen en is er voldoende gelegenheid om afscheid te nemen. Hoeveel dagen wilt u daar gelegenheid voor geven?’ ‘De avond voor de begrafenis,’ is het resolute antwoord van Sara. ‘Dan kunnen de mensen uw man nog maar één keer zien. En u ook. Weet u dat zeker?’ De uitvaartondernemer begrijpt er duidelijk niet veel van. Hij praat tegen Sara alsof hij het tegen een onwillig kind heeft. ‘De kist blijft gesloten,’ beslist Sara. ‘We gaan geen aapjes kijken. Ik weet zeker dat Johan dat niet gewild zou hebben.’ Thea vangt een kort ogenblik Sara’s blik op. Er zit een triomfantelijke glans in. Ze is opgelucht, vermoedt Thea. Ze lijkt onaangedaan maar in werkelijkheid heeft ze besloten om de touwtjes definitief in eigen handen te nemen. Het deksel op de kist heeft waarschijnlijk niets te maken met wat Johan zou willen. Het heeft te maken met wat Sara wil. Ze sluit haar leven met deze man af. Het is genoeg geweest.
37
De uitvaartondernemer is om kwart over een vertrokken en Sara en haar vader zijn om halftwee naar huis gegaan. Sara gaat kleding uitzoeken voor Johan en ze zal met haar ouders een lijst opstellen van namen en adressen. De rouwkaarten zullen direct als duidelijk is wanneer de uitvaart kan plaatsvinden worden aangeleverd op het adres van Sara’s ouders. Een paar minuten nadat de auto van Sara’s vader het erf is afgereden, komt er een onbekende auto aanrijden. Thea hoeft niet te raden wie dat is. Ze loopt naar de voordeur en ziet Geoffrey uitstappen. Hun ogen treffen elkaar en Thea ziet direct dat het goed is. Ze spreidt haar armen naar hem uit. ‘Welkom,’ zegt ze. Op vrijwel hetzelfde moment voelt ze zijn lippen op die van haar en voelt ze zijn armen om haar heen knellen. ‘Ondanks alles: gelukkig kerstfeest,’ zegt hij ernstig. ‘Vooral gelukkig, omdat wij elkaar hebben ontmoet.’ Thea glimlacht. ‘Je valt wél met je neus in de boter,’ antwoordt ze.
Simon en Pieter zijn naar huis gegaan en ze hebben afgesproken dat ze omstreeks een uur of vijf terug zullen zijn. Ze gaan het eten dat ze hebben ingeslagen voor Kerstmis ophalen en ze zullen vanavond koken. ‘We maken gewoon een kerstdiner,’ heeft Simon besloten. ‘Al is het maar voor Anna. Die moet een beetje plezier hebben, vind ik.’ Thea vertelt aan Geoffrey wat er allemaal is gebeurd, sinds ze hem door de telefoon gesproken heeft. Terwijl hij luistert, smikkelt hij van het dik met roomboter besmeerde krentenbrood dat ze voor hem heeft neergezet. ‘Een man alleen zou nog verkommeren met Kerstmis,’ mompelt hij tussen twee happen door. ‘O, is dat de reden dat je hier bent? Je moet gewoon ergens onder de pannen zien te komen?’ plaagt Thea. Het antwoord bestaat uit twee stevige armen om haar heen en een intense kus. ‘Als iemand mij een paar weken geleden had verteld dat ik op eerste kerstdag krentenbrood zou zitten eten bij de liefde van mijn leven en onder welke omstandigheden, had ik hem regelrecht naar een psychiatrische instelling gebracht,’ beweert Geoffrey. ‘De liefde van je leven,’ herhaalt Thea peinzend. Geoffrey kust haar opnieuw. ‘Zo voelt het. Ik ga altijd af op wat ik voel. Ik ben van het sterrenbeeld Vissen. En jij?’ ‘Ik ben een Kreeft. Maar ik weet daar niet veel van. Behalve dat een Kreeft blijkbaar vasthoudt wat ze heeft. Dus je loopt het risico dat ik niet meer loslaat.’ ‘Afgesproken. Volgens mij is dat een goede combinatie: Vissen met Kreeft. Ik ga het uitzoeken.’ ‘Vader en Anna zullen zo wel worden thuisgebracht,’ vertelt Thea. ‘Ik weet niet hoe Anna op je reageert. Ze is meestal terughoudend naar mensen die ze niet kent.’ ‘Het komt goed. Ik laat haar gewoon aan me wennen. Waar doe ik haar een plezier mee?’ ‘Met een spelletje ganzenbord,’ grinnikt Thea. ‘En mens-er-ger-je-niet is ook favoriet. Ze kan nog wel eens terughoudend reageren op mensen die ze niet kent, maar je scoort zeker als je spelletjes met haar doet.’ Thea wordt een beetje verlegen van de blik in Geoffreys ogen. Hij kijkt haar heel intens aan en daarmee veroorzaakt hij een prikkelende beweging in haar buik. ‘Kan dit wel?’ vraagt ze zich hardop af. ‘Is het wel normaal dat je elkaar op deze manier zit te bekijken terwijl er een sterfgeval in de familie is en je nog nauwelijks iets van elkaar weet?’ Geoffrey strekt zijn armen naar haar uit en ze kruipt erin. ‘Laten we ons nu maar niet druk maken over wat er wel of niet zou kunnen,’ stelt hij voor. ‘Laten we maar gewoon blij zijn om wat we voelen. Dat we voelen. Ik heb allerlei oneerbare voorstellen in gedachten,’ fluistert hij in haar oor. ‘Hoe laat verwacht je je vader en Anna weer thuis?’ ‘Over een kwartiertje,’ fluistert ze terug. ‘Mm. Kwartiertje kussen dan?’
Heel in de verte heeft de torenklok vier keer geslagen. Het geluid dreunt kilometers ver door in de doodstille nacht. Thea is er wakker van geworden en ze merkt dat ze de slaap niet meer te pakken krijgt. Naast haar ligt Geoffrey en aan zijn ademhaling hoort ze dat hij diep in slaap is. Ze glipt uit bed en schiet in haar pantoffels. Ze trekt het T-shirt dat ze altijd draagt op koude nachten maar dat nu werkeloos naast het bed ligt over haar hoofd en pakt haar kamerjas. Ik ga een poosje beneden zitten, denkt ze. Even alleen zijn en een beetje nadenken. Dan krijg ik vanzelf wel weer slaap. In de woonkamer is het kil en Thea zet de verwarming hoger. Ze kruipt met een kop hete thee in een hoek van de bank en trekt haar knieën onder zich. Haar blik valt op het licht van de lantarenpaal die voor het huis staat. Er beweegt iets in de lichtstraal, ontdekt ze. Het sneeuwt. Ze rekt zich uit om de straat te kunnen bekijken. De grond is bedekt met een egaal wit tapijt. Toch nog een witte kerst, denkt ze tevreden. Zo’n sneeuwtapijt brengt iets teweeg. De ongereptheid heeft een rustgevende serene uitstraling. Thea voelt de onrust die in haar zat langzaam wegvloeien. Ze denkt na over de dag die achter haar ligt. Het is bijna niet te bevatten dat ze hier in de kamer zit en boven in haar bed een man ligt te slapen die ze nog geen drie dagen kent. Hij heeft haar zonder enige gêne bemind op een adembenemende manier. Als ze eraan terugdenkt, krijgt ze het er nog warm van. Toen ze na het uitgebreide kerstdiner dat Simon en Pieter hun hadden voorgeschoteld voorstelde dat Geoffrey en zij zouden opruimen, pakte hij haar vast zodra ze in de keuken stonden. ‘Ik heb het gevoel dat ik hier al weken ben,’ zei hij. ‘Ik ook,’ antwoordde Thea. ‘Mag ik blijven, vannacht?’ Het klonk een beetje aarzelend. ‘Je moet blijven,’ was Thea’s resolute antwoord. ‘Het zou niet kloppen als je wegging.’ Hij nam haar hoofd tussen zijn handen en drukte een zachte kus op haar lippen. ‘Wéét wat je beslist,’ grinnikte hij. Thea hoopte dat Simon en Pieter het niet laat zouden maken. Tegen een uur of negen zat vader te knikkebollen en Pieter bood aan hem naar bed te brengen. Thea accepteerde het aanbod opgelucht. Ze had haar vader de hele dag al zo veel mogelijk genegeerd. En hij leek op zijn beurt ook geen enkele notie te hebben van wie er om hem heen waren. Anna ging om halftien naar bed en om tien uur stapten Simon en Pieter op. Toen Thea Simon gedag kuste, fluisterde hij dat hij er volgens hem niet ver naast zat toen hij beweerde dat hij getuige kon zijn. Ze duwde haar hand tegen zijn mond. ‘Stil jij, niet zo voor je beurt spreken,’ deed ze mopperig. ‘Heb jij vanavond nog aan Johan gedacht?’ werd hij opeens ernstiger. Thea schrok van zijn vraag. ‘Nee, eerlijk gezegd niet. Ik had Sara nog willen bellen. Maar het is me helemaal ontschoten. Heb jij eraan gedacht?’ ‘Ik realiseer me nu dat het zelfs niet in me is opgekomen om aan hem te denken,’ bekende Simon. ‘En ik weet niet goed wat ik daar dan weer van moet vinden. Misschien is het een soort zelfbescherming, zou dat het zijn? Zou het even genoeg zijn geweest?’ ‘Ik denk het, ik wil er eerlijk gezegd op dit moment ook niet mee bezig zijn.’ ‘Gelijk heb je,’ gaf Simon toe. ‘Jij hebt nu heel andere dingen aan je hoofd. Zoals...’ Thea hield opnieuw haar hand tegen zijn mond. ‘En nu naar huis,’ zei ze streng. ‘Dank je, broer. Dat je er was. Dat je er bent. Het is nog niet voorbij.’ ‘Ik weet het,’ knikte Simon. ‘Maar we doen het samen.’ Toen Thea in de woonkamer terugkwam, was Geoffrey nergens te bekennen. Ze liep naar de keuken maar die was leeg. Toen hoorde ze gestommel op de trap. ‘Ik laat het bad vollopen,’ zei Geoffrey. ‘Vind je dat goed?’ Hij kleedde haar uit en liet haar in het bad stappen. Snel volgde hij haar. Hij had een prachtig lijf, zag Thea. Niet alleen groot maar ook in de juiste verhoudingen. Brede schouders en smalle heupen. Lange, stevige benen. Normale beharing. Thea houdt niet van sterk behaarde lijven. Dit was goed. Helemaal goed. Ze sponsden elkaars rug af en kusten elkaar voortdurend. Daarna wreef Geoffrey haar stevig droog met een grote bandhanddoek en daarna droogde hij zichzelf af. Ze hoorden luid gesnurk uit zowel de kamer van Anna als die van vader komen. Ze moesten er een beetje ondeugend om grinniken. Eerst was hij heel teder, heel voorzichtig. Daarna wisselden zijn handen en zijn mond elkaar voortdurend af op alle plaatsen van haar lijf. Hij was overal in haar, op haar, naast haar, achter haar. Ze klemde zich aan hem vast. Ze heeft de torenklok nog twee keer horen slaan voordat ze vrijwel tegelijk in slaap vielen.
De diepe stilte in huis voelt bijna weldadig aan. Ik zou moeten gaan slapen, denkt Thea. Maar ze is nog steeds klaarwakker en ergens in haar achterhoofd zit iets ondefinieerbaars te wroeten. Thea gaat nog een beker thee zetten en ze loopt naar de keuken. Als ze de waterkoker aanzet, staat ze opeens kaarsrecht. Ze weet wat ze gaat doen. Ze gaat het dagboek van Esther lezen. Het ligt nu al een paar maanden in haar linnenkast, diep weggestopt onder de stapel slopen. Thea heeft al een aantal keren op het punt gestaan om het te pakken en het te vernietigen. Al snel nadat ze het dagboek had meegenomen bedacht ze dat ze het indiscreet vond om te gaan lezen wat Esther heeft geschreven. Het is privé. Het meenemen op zich voelde tot nu toe al een beetje als grafschennis. Maar het ligt er nog steeds. Thea heeft het nog niet voor elkaar gekregen om het weg te doen. Ze heeft daar geen sluitende verklaring voor. Iets weerhoudt haar. Maar wat? Ze sluipt de trap op en let zorgvuldig op dat ze de tree die kraakt overslaat. De linnenkast staat in de logeerkamer. De deur van haar eigen slaapkamer staat op een kier. Thea luistert. De ademhaling van Geoffrey is nog even diep en gelijkmatig. Ze pakt het dagboek en loopt snel naar beneden. Ik lees alleen de eerste bladzijden, besluit ze. En als het niet goed voelt, stop ik meteen.
38
De uitvaart kan op de geplande datum plaatsvinden, omdat het lichaam van Johan op tijd is vrijgegeven. Sara werd nerveus van de aanvankelijke onzekerheid over de begrafenisdag, maar gelukkig kwam al in de loop van tweede kerstdag het bericht dat de sectie was afgerond en er geen reden leek te zijn om het lichaam van Johan langer in bewaring te houden. De uitslag van het onderzoek is duidelijk. De dood is veroorzaakt door een val van de trap, waarbij Johan zijn nek heeft gebroken. Er is vastgesteld dat het om een ongeluk gaat. De kerk zit helemaal vol. Vanuit haar ooghoeken ontwaart Thea één grote donkere massa. Iedereen is in het zwart gekleed. De meeste vrouwen dragen een hoed. Ze hebben allemaal hetzelfde soort model, correct klein, strak van vorm. Nadrukkelijk aanwezig. Het onbedekte kortgeknipte haar van Thea steekt er even nadrukkelijk bij af. Ze weet dat erover wordt gefluisterd achter haar rug. Toen ze als familie de kerk in kwamen heeft ze de afkeurende blikken in vele ogen gezien. Ze heeft alle blikken zo veel mogelijk op dezelfde laatdunkende manier beantwoord. Geoffrey heeft tot na Nieuwjaar vrij en hij is nog steeds bij haar. Hij heeft de afgelopen dagen de zorg voor vader op zich genomen en het lukt hem goed. Vader verzet zich niet tegen deze vreemdeling, hij laat zich zonder enige tegenwerking door hem helpen. Toen Thea op tweede kerstdag aankondigde dat ze de volgende dag naar de kapper wilde om haar haren kort te laten knippen, heeft Geoffrey wel even verbaasd opgekeken. ‘Je hebt prachtig haar, vind ik,’ merkte hij op. ‘Moet je eens opletten hoe prachtig kort dat kan zijn,’ antwoordde Thea. ‘Hoe prachtig vrij. Hoe prachtig bevrijd.’ Ze hoorde de grimmigheid in haar eigen stem. Hij zei dat hij later nog graag eens van haar wilde horen wat ze daar precies mee bedoelde. Thea heeft een tijdje geleden in een tijdschrift een interview met een journaliste gelezen. Die journaliste heeft een boek geschreven over het dementeringsproces van haar vader om duidelijk te maken hoe ernstig het is gesteld met de zorgverlening voor mensen met dementie. In het interview sprak ze met heel veel liefde over haar vader en ze beschreef hem als een erudiete, nuancerende man met veel gevoel voor humor. Thea raakte erdoor geëmotioneerd. Ze realiseerde zich dat ze jaloers was. Ze miste de vader die in het artikel beschreven werd. Bij het interview waren enkele foto’s afgedrukt van de journaliste en Thea heeft een van die foto’s meegenomen naar de kapper. ‘Dit kapsel wil ik,’ heeft ze beslist. ‘Bovenop korte pieken die je overeind houdt met een beetje gel en in een punt weglopend in mijn nek.’ ‘Wilt u uw haren meenemen?’ vroeg de kapster. ‘De meeste vrouwen willen het nog even houden, als aandenken.’ ‘Ik niet,’ heeft Thea geantwoord. ‘Doe ermee wat je wilt. Ik ben er klaar mee.’ Iedere keer als ze langs een spiegel loopt kijkt ze naar haar eigen hoofd. Ze ziet een heel ander mens. Ze vindt dat ze jonger lijkt en anders. Gewoon anders. ‘Je ogen staan heel tevreden,’ heeft Geoffrey gezegd. ‘En je haren stralen.’ Het was de spijker op zijn kop. Zo voelt ze zich ook. Terwijl ze de blikken van de mensen die achter haar zitten in haar rug voelt prikken zorgt Thea ervoor dat Anna niet overstuur raakt. Ze heeft haar arm om Anna’s schouder geslagen en ze fluistert geruststellende woorden in haar oor. Ze heeft pas op de ochtend van tweede kerstdag aan Anna verteld dat Johan dood is. Johan heeft een ongeluk gehad, was de strekking van haar verhaal, dat is het beste voor haar zusje te bevatten. Anna reageerde geschrokken maar ze liet zich toch alweer snel met een spelletje door Geoffrey afleiden. Thea denkt dat de schrik van Anna voornamelijk te maken heeft met het begrip ‘dood’ en minder met het feit dat het om Johan gaat. Johan schonk nauwelijks aandacht aan haar. Als Anna een boer liet na het eten of iets onhandig vastpakte, kon hij zijn afgrijzen nauwelijks beheersen. Hij bekeek haar vaak alsof ze een ongewenst insect was. Maar de volle kerk en de doodssfeer waar je bijna tegenaan kunt leunen zijn niet bepaald ingrediënten waar Anna zich lekker bij voelt. Daarom probeert Thea haar met lieve woordjes en beloftes om later leuke dingen te gaan doen een beetje af te leiden. Anna wil ook naar de kapper, heeft ze gisteren opeens geroepen. Ze wil ook korter haar. Thea fluistert dat ze na nieuwjaarsdag een ander kapsel voor Anna gaan verzinnen. Het helpt. Anna is rustig en Thea hoort nauwelijks wat er allemaal gebeden en gezongen wordt. Ze wil deze bezoeking zo snel mogelijk achter de rug hebben. Dat geldt ook voor Simon, ziet ze. Hij trekt regelmatig zijn mondhoeken naar beneden, de afkeer straalt van hem af. Ze hebben samen afgesproken dat Simon gewoon bij de kerkdienst aanwezig zou zijn, ook al was hij dat niet van plan. Hij doet het voor Sara. Thea weet dat Sara het verschrikkelijk zou vinden als een deel van de familie ontbrak en ze heeft tegen Simon gezegd dat Sara al genoeg voor haar kiezen heeft gekregen. Daar hoeven zij niet nog een schepje bovenop te doen. Simon deed er gelukkig niet moeilijk over. Zelfs Pieter zit in de kerk; hij flankeert samen met Geoffrey haar vader. Toen Thea aan haar vader vertelde dat Johan dood is, staarde hij haar alleen maar aan. ‘O,’ was alles wat hij zei. De rest van de dag heeft hij zitten slapen. Nu doet hij hetzelfde. Zijn hoofd valt steeds voorover en Geoffrey en Pieter proberen hem beurtelings zo onopvallend mogelijk wakker te houden. Laat maar, gebaart Thea. Als hij maar niet gaat zitten snurken, denkt ze. Maar wat dan nog, eigenlijk? Thea kijkt op haar horloge. De dienst duurt al bijna een uur. Hoe lang nog? Haar knieën zijn stijf van de kou. Haar rug doet pijn van het in één houding zitten. Haar maag rammelt. Ze heeft zin in een lekkere uitsmijter met ham en kaas. Ik zou er een moord voor doen, denkt ze. Ze deinst terug van haar eigen gedachte. Een beetje luguber is het wel, om dit op deze plaats en onder deze omstandigheden te denken, maant ze zichzelf. Maar toch... De zegen. Ze zijn aan de zegen toe. Dat betekent dat het bijna voorbij is. De dominee houdt zijn armen gespreid en roept genade af over de gelovigen. Hij dreunt nog meer wensen op. Aandacht voor elkaar, begrip, medemenselijkheid. Daar zou ik allemaal zelf eens mee beginnen, kan Thea niet nalaten te denken. Ze wil hier weg. De zwarte massa om haar heen begint haar ongelooflijk te irriteren. De kist van glanzend donkerbruin hout heeft er onderhand wel lang genoeg gestaan. Achter de kerk ligt een diep gat in de grond uitnodigend te wachten. Ga er maar in liggen, seint Thea tegen de zwijgende kist. Je mag als eerste in het familiegraf. Wacht maar op je vader, die komt vanzelf. Misschien wil je vrouw er later ook nog in, maar daar zou ik niet op rekenen. Verga tot stof en ga ergens in de kosmos je geest een stevige opfrisbeurt geven. Kom na een tijdje terug en zorg ervoor dat je dan een leuker mens wordt dan je nu was. Opeens voelt ze tranen langs haar wangen rollen. Ze veegt ze driftig weg en snuit snel haar neus. ‘Ik huil om alles, behalve om Johan,’ fluistert ze tegen Simon, die haar verwonderd aankijkt. Er komen zes mannen in begrafenispakken naar voren. Ze tillen de kist op hun schouders en dragen Johan de kerk uit. Sara wordt door haar ouders ondersteund. Ze is aangeslagen, ziet Thea. Vader snurkt. Hij gaat er gewoon mee door als Geoffrey hem in zijn rolstoel de kerk uit rijdt. Thea heeft moeite om haar lachen in te houden. Het helpt, merkt ze, als ze om zich heen kijkt en haar kortgeknipte hoofd aan iedereen toont. De weerstand die van de gemeenteleden afstraalt maakt haar onaantastbaar en versterkt het gevoel dat zij hier niet bij hoort.
Thea en Simon hebben direct bij binnenkomst in de zaal waar de condoleancebijeenkomst wordt gehouden een plaats gezocht waar zij met rust gelaten kunnen worden. Ze zitten samen met Pieter en Anna aan een tafel achter in de zaal nadrukkelijk uit te stralen dat het niet nodig is om hun de hand te drukken. Geoffrey heeft zonder een woord te zeggen vader naast Sara en haar ouders geparkeerd en is een stukje naar achteren gaan staan, zodat het ook niet direct nodig is om hem bij de condoleance te betrekken. Hij houdt vader, die weer wakker is, in de gaten en werpt tussendoor steelse blikken in de richting van Thea. Ze krijgt het helemaal warm van de dingen die zijn ogen zeggen. Simon zit ongeduldig met zijn vingers op de tafel te trommelen. Pieter strijkt liefdevol met zijn hand over de onrustige vingers van Simon. Thea vangt de blik op van een man die vlak naast Simon zit en die het gebaar van Pieter opmerkt. Uit de blik spreekt walging. De man trekt zijn zoontje, dat naast hem zit, naar zich toe alsof het kind ergens voor beschermd moet worden. Thea kijkt hem zo vernietigend mogelijk aan. Ze hoopt dat Simon de actie van de man niet heeft opgemerkt. Maar dat is ijdele hoop, merkt ze. Simon gaat rechtop zitten. ‘Het zou sommige christenen verboden moeten worden om zich voort te planten,’ zegt hij hardop. Pieter buigt zich naar Simon toe en fluistert hem iets in zijn oor. Simon haalt onwillig zijn schouders op. Hij ziet eruit of hij nog meer wil zeggen. Dit is niet verstandig, denkt Thea. We hadden hier niet mee naartoe moeten gaan. We hebben hier niets te zoeken. Er wordt koffie geserveerd en er komen schalen met belegde broodjes langs. Thea ziet dat Geoffrey een broodje van een schaal afneemt en het aan vader geeft. Die zet er gretig zijn tanden in en reageert niet op de uitgestoken hand van een bezoeker. De hand trekt zich terug. Vader kauwt en kauwt. ‘Ik wil hier weg,’ sist Simon tussen zijn tanden door. ‘Dit is net even too much. Ik heb zin om iemand op zijn bek te timmeren.’ Hij kijkt naar de man met het kind. ‘Gaan jullie maar vast,’ stelt Thea voor. ‘Neem Anna mee. Ik ga bij Geoffrey staan en wij volgen zo snel mogelijk met vader.’ Ze heeft opeens een onbedwingbare lust om aan iedereen te laten zien dat Geoffrey bij haar hoort.
39
Geoffrey heeft Thea ervoor gewaarschuwd dat een onderzoek naar de verdwijning van haar moeder misschien wel eens meer bij haar naar boven zou kunnen halen dan ze wil. Thea heeft hem in de dagen dat ze samen zijn veel verteld over haar jeugd en hij weet ook wat er met haar gebeurd is toen ze zestien was. Hij huilde toen ze dat vertelde en daardoor moest zij ook weer huilen. Ze hebben samen een tijdje zitten snikken, totdat ze er opeens om moesten lachen. ‘Moet je ons nu zien,’ giechelde Thea. ‘Jut en Jul uit Tranendal.’ Terwijl ze dat zei besefte ze hoe goed dat voelde en de tranen begonnen meteen weer te stromen. Ze vertelt hem alles met een vanzelfsprekendheid waaraan niet te ontkomen valt. Ze is niet te stuiten. En hij luistert. Hij stelt soms een vraag en hij reageert op een pure, eerlijke manier. Zijn waarschuwing voor de gevolgen van een onderzoek naar de verdwijning van haar moeder heeft haar aan het denken gezet en ze heeft er met Simon over gepraat. Geoffrey ziet dat goed, hebben ze beiden bedacht. ‘Als ik eraan denk dat bevestigd wordt wat al jaren ergens in mijn achterhoofd rondspookt, krijg ik acuut hartkloppingen,’ heeft Simon aan Thea bekend. ‘Wat spookt er precies al jaren in jouw hoofd rond?’ wilde ze weten en terwijl ze dat vroeg, hoopte ze dat hij geen antwoord zou geven. ‘Laat maar,’ was het enige wat Simon daarop te zeggen had. Maar toch hebben ze de dag na de begrafenis van Johan een afspraak gemaakt met Linda de Waard en haar duidelijk gemaakt wat ze te weten willen komen. Ze hebben de feiten genoemd die zij kennen, maar dat zijn er niet veel. Moeder verdween in de periode dat zowel Thea als Simon niet thuis was. Wanneer gingen vader en moeder zogenaamd naar dat vakantiehuisje? Waar bleven Esther en Anna? Waren er afspraken met Johan? De twee kinderen die hier iets zinnigs over zouden kunnen zeggen zijn dood. Toen ze nog leefden blonken ze niet uit in mededeelzaamheid over dit onderwerp. Anna is geen partij om iets van te weten te komen. Met welke familie hadden vader en moeder contact? Thea en Simon kunnen zich niet herinneren dat er veel mensen over de vloer kwamen. Vader had geen broers of zussen en over een eventuele familie van moeder heeft nooit iemand iets gezegd. Simon meent wel eens iets te hebben opgevangen over verschillende geloven. Moeder was niet van oorsprong streng gereformeerd, staat hem bij. Hij denkt dat ze hervormd was. Ze kunnen zich voorstellen dat moeder heeft moeten beloven om dezelfde leer te gaan volgen. Daar zal contact met mindere geesten wel niet bij gehoord hebben. Een mogelijk aanknopingspunt zou de familie Mantje kunnen zijn. Meneer Mantje was een vooraanstaande ouderling, die kwam nog wel eens met zijn vrouw op bezoek. En hij was degene die Thea naar het geheime adres bracht waar ze het kind moest krijgen. Maar de man is al een paar jaar dood, evenals zijn vrouw. Ze hadden twee kinderen: Luuk en Lena. Lena woont in Berlijn. Luuk is in de voetsporen van zijn vader getreden. Hij is een gerespecteerde ouderling die het bedrijf van zijn vader voortzet. ‘Ik wil met Luuk beginnen,’ heeft Linda voorgesteld. ‘Het lijkt me voor de hand liggen dat als zijn vader iets heeft geweten en het daar met iemand over heeft gehad, Luuk de meest logische figuur zou zijn.’ Thea kreeg het koud toen Linda over Luuk begon. Ze is het met haar eens dat Luuk de eerste is die gehoord zou kunnen worden, maar ze weet niet wat hij van plan is eruit te flappen. Linda heeft verteld dat ze op 2 januari naar hem toe zal gaan, als de feestdagen achter de rug zijn en het normale leven weer begint. Ze heeft hem gevraagd of hij met haar wil praten en hij heeft toegestemd.
Geoffrey dringt erop aan dat Thea er vandaag eens even uit gaat. ‘Haal goede champagne voor morgenavond, ik trakteer. Is er ergens in de buurt een mogelijkheid om even onder de zonnebank te kruipen? Je ziet zo wit. Pak een lekker kleurtje.’ Thea vindt dat wel een goed idee, maar daarvoor zal ze naar Schagen of naar Den Helder moeten. Dat kost tijd en zoveel tijd heeft ze niet. Ze wil eerst eens proberen of ze Luuk Mantje kan spreken. Zou hij van plan zijn om iets over zijn ontmoeting met haar in het huis van Johan te vertellen? Ze is er niet helemaal gerust op. Ze moet eerst nog een vel decemberzegels kopen op het postkantoor. Er zijn weer een heleboel wenskaarten gekomen, die allemaal nadrukkelijk zijn geadresseerd aan vader. Thea en Anna worden nergens genoemd. Ze heeft even de neiging gehad om geen enkele kaart te beantwoorden, maar ze heeft toch besloten om net als de vorige jaren iedereen keurig een kaart terug te sturen. Namens vader, maar met nadrukkelijke vermelding van haar eigen naam en van Anna. Dit is het laatste jaar dat ze aan die poppenkast mee hoeft te doen, heeft ze vastgesteld. Volgend jaar zal alles anders zijn. Volgend jaar woont vader in een verpleeghuis, dat staat voor haar als een paal boven water. Ze gaat na de jaarwisseling met de huisarts praten en die moet de indicatieaanvraag in werking zetten. Ze heeft het er uitgebreid met Simon over gehad. Ze zijn het er roerend over eens dat vader naar een verpleeghuis moet. Simon heeft Thea er ook van overtuigd dat er iets met Anna moet gebeuren. De begeleidster van Anna heeft Thea een tijdje geleden al eens aangesproken over de mogelijkheid om Anna in een gezinsvervangend tehuis te plaatsen. Het zal goed zijn voor Anna om samen te wonen met mensen van haar eigen niveau. Er wordt in zo’n woongroep veel meer een appel gedaan op wat ze kan en ze zal er ook nog dingen kunnen leren, was de boodschap. Die vrouw heeft gelijk, vindt Simon. Thea kan niet eeuwig voor haar zusje blijven zorgen. Het wordt tijd om dat onder ogen te zien. Helemaal nu Geoffrey op het toneel is verschenen. Thea heeft Anna’s begeleidster gebeld en een afspraak met haar gemaakt om samen met Anna te praten over een proefplaatsing in een gezinsvervangend tehuis. Ze komt op 2 januari. Het leven schudt Thea momenteel behoorlijk door elkaar. Soms kan ze haar gedachten nauwelijks op een rij houden. De ene emotie buitelt over de andere heen. Ze snakt naar rust. Maar er moeten nu eenmaal nog zaken geregeld worden, heeft ze vastgesteld, dus het heeft weinig nut om in de stress te schieten. In het postkantoor staat een lange rij mensen te wachten. Er is maar één loket open. Er wordt gemopperd. ‘Geen stijl, waar zit hun verstand, de drukste dagen van het jaar nota bene,’ hoort Thea mompelen. Toen ze binnenkwam draaiden alle hoofden in de rij zich om, om te kijken wie ze was. Er werd door sommige hoofden vriendelijk geknikt, maar toch zijn enkele misprijzende blikken in de richting van haar korte kapsel haar niet ontgaan. Ik had stekeltjes moeten laten knippen, denkt ze cynisch. Dan waren ze er ter plekke in gebléven. Achter haar gaat de deur weer open. Ze blijft recht voor zich uit kijken. Er naderen voetstappen die aansluiten in de rij. Thea kijkt om. Achter haar staat Luuk Mantje. Hij schrikt zichtbaar als hij haar ziet en hij draait zich direct om en loopt in de richting van de deur. Thea volgt hem. Ze kan nog nét verhinderen dat hij de deur voor haar neus dichtslaat, door een snelle stap naar voren te maken en de klink op te vangen. Luuk beent met lange passen in de richting van de parkeerplaats. Thea haalt hem hijgend in. ‘Volgens mij moeten wij even praten,’ weet ze uit te brengen. Hij staat stil. ‘Waarover?’ is zijn norse vraag. ‘Heb je niet al genoeg ellende aangericht? Je hebt die rechercheur weer op mijn dak gestuurd.’ ‘Dat gaat niet over Esther,’ zegt Thea. ‘O nee? Waar gaat het dan over?’ ‘Niet over Esther,’ herhaalt Thea. ‘Ook niet over Johan.’ Luuk staart haar met samengeknepen lippen aan. ‘Schande, zoals je eruitziet. Iedereen heeft het erover. Zo provocerend tevoorschijn komen op de begrafenis van je broer. Je hebt ook werkelijk geen greintje respect voor anderen in je lijf, is het wel?’ Zijn woorden komen als een mokerslag binnen, vooral de laatste zin. ‘Geen respect, Luuk? Denk je dat? Denk je echt dat respect in iemands haardracht zit? Of in de kleren die hij draagt? Is dat niet gewoon mijn persoonlijke vrijheid?’ Luuk geeft geen antwoord maar blijft haar op een grimmige manier aankijken. Thea zucht diep. ‘Ik heb het met niemand over ons gesprek gehad,’ probeert ze hem aan de praat te krijgen. ‘Die rechercheur wist anders behoorlijk goed te vertellen hoe vaak Johan en ik met elkaar spraken,’ sneert Luuk. Thea knikt. ‘Dat klopt. Maar dat heeft Sara verteld. Het is haar natuurlijk wél opgevallen dat jullie steeds zaten te bidden. En zij heeft Johan een alibi verschaft voor de avond dat Esther...’ Het lukt even niet om verder te praten. ‘Sara heeft gemerkt dat Johan die avond een paar uur weg was,’ herstelt ze zich weer. ‘Ze kon niet tegen Johan op. Hij heeft haar gewoon de opdracht gegeven om te verklaren dat hij samen met haar bij vader was.’ ‘En dat heeft ze dus later teruggedraaid?’ wil Luuk weten. ‘Ja. Toen er niet meer aan te ontkomen viel.’ Luuk kijkt om zich heen. ‘Ik vertrouw jou niet,’ zegt hij terwijl hij naar een punt achter haar staart. ‘Volgens mij probeer je me erin te luizen.’ ‘Ben jij dan ergens in te luizen?’ vraagt Thea scherp. ‘Is het dan niet zoals iedereen denkt? Dat Johan Esther per ongeluk vermoord heeft? Heb jij er dan tóch iets mee te maken?’ ‘Nee, natuurlijk niet,’ valt Luuk haar in de rede. ‘Maar toch vertrouw ik jou niet. Jij houdt iets achter. Je wacht je kans af om toe te slaan.’ ‘En jij haalt dingen in je hoofd die nergens op slaan,’ antwoordt Thea rustig. ‘Ik denk dat wij elkaar beter niet meer lastig kunnen vallen. Ik ben in ieder geval niet van plan om jou nog lastig te vallen.’ ‘Op voorwaarde dat...’ oppert Luuk. ‘Geen voorwaarde, Luuk. Hoogstens een dringend verzoek. Ik wil je vragen om Linda de Waard eerlijk antwoord te geven op de vragen die ze je zal stellen. Eerlijk antwoord. Niet meer en niet minder. Als je het niet voor mij wilt doen, doe het dan voor Anna. Die heeft toch niets misdaan?’ ‘Je spreekt voor mij in raadselen,’ mokt Luuk. ‘Ik ga weer in de rij staan voor decemberzegels,’ besluit Thea. Maar als ze in het postkantoor ontdekt dat de rij wachtenden twee keer zo lang is geworden, draait ze zich acuut weer om. De pot op met die kerstkaarten, denkt ze. Ik stop er gewoon een jaartje eerder mee. Ze loopt in de richting van haar auto. Ik sla minstens vier flessen champagne in, neemt ze zich voor. Bij de beste slijter die ik kan vinden.
Tiende brief aan mijn vader
Iedere morgen verwacht ik u in uw stoel voor het raam te zien zitten. U bent nu vier weken weg en ik kan nog steeds niet geloven dat ik voorgoed van uw aanwezigheid ben verlost. U mag blij zijn dat u de zaak hebt overleefd. Dat is vooral te danken aan de aanwezigheid van onze nieuwe huisarts en van Geoffrey, toen Linda de Waard ons kwam vertellen wat we wilden weten, terwijl we het ook mét wilden weten. Dubbel, dat was het. Een dubbel gevoel. Nog steeds. We weten eindelijk wat er gebeurd is, maar de rust die erbij hoort moet nog komen. Die houdt zich ergens om ons heen verborgen. Eerst zullen onze woede en ons verdriet een plaats moeten krijgen. Daar staat u buiten, heel letterlijk. U zit voor de rest van uw leven in een verpleeghuis. Er was alleen een noodplaats beschikbaar in Alkmaar. Het maakte ons niet uit, als u maar weg was. De huisarts is me verleden week komen vertellen dat u daar erg opstandig bent. U probeert steeds uit te breken en schopt de verzorgsters. Ze geven u nu rustgevende medicijnen en u zit vastgebonden in een stoel.
Bij het eerste gesprek dat Linda de Waard voerde was het al raak. Luuk Mantje bleek de waarheid te kennen over de verdwijning van moeder. Zijn vader heeft hem op zijn sterfbed alles verteld, hij wilde het kwijt. Het schijnt dat die vader er zijn hele leven last van heeft gehad. Er was voortdurend ruzie tussen u en moeder over wat er met mij en mijn baby moest gebeuren. Moeder eiste dat ik thuis bleef en het kind gewoon kreeg. Ze wilde het zelf opvoeden. Maar u weigerde. U vond de schande te groot, het hele gezin zou erdoor besmet zijn geraakt. U regelde in het diepste geheim een adres voor me en u schakelde ouderling Mantje in om me weg te brengen op een avond dat moeder naar de repetitie van het zangkoor was. Ze schijnt in alle staten van woede te zijn geraakt toen ze ontdekte wat u had gedaan. Ze maakte er in het openbaar ruzie over, het hele dorp gonsde ervan, iedereen had er wel iets over te melden. Het liep behoorlijk uit de hand. Op een avond heeft u in uw woede naar haar uitgehaald en u raakte moeder aan de rechterkant van haar hoofd, tegen haar slaap. Ze was op slag dood. Ze is dezelfde dood gestorven als Esther. Het is te bizar voor woorden. U hebt in grote paniek ouderling Mantje gebeld en jullie hebben samen besloten om moeder in de tuin te begraven. In de achtertuin, op de plek waar ze een moestuin wilde aanleggen, omdat daar zoveel zon kwam. In plaats van een moestuin plaatste u er uw kas op. Het is ook logisch dat je een kas op een zonnige plaats neerzet. Dit wekte geen argwaan, dacht u. U hebt snel moeten handelen. In die periode woonden alleen Esther en Anna thuis en Esther was die avond bij een vriendin. Anna sliep. Het was winter, vroeg donker en koud. Niemand op straat, geen mens te bekennen in de wijde omgeving. Wat een mazzel dat we in het laatste huis van het dorp woonden en onze achtertuin werd begrensd door enorme weilanden. Meneer Mantje heeft moeder zogenaamd naar familie gebracht, omdat ze een tijdje tot rust moest komen. Dat was een aannemelijk verhaal. Tenslotte vlogen de potten en pannen door het huis en iedereen wist ervan. En u had al eerder een familielid in het donker afgevoerd. Daarna volgde de leugen dat u een verzoening had proberen te regelen door met moeder op vakantie te gaan en dat ze toch niet terug wilde komen. Die leugen leverde u veel begrip uit de gemeente op. Iedereen vond het een schande. Zoiets doet een moeder niet. Ze was het aanzien niet waard. Over zo’n moeder gaan de lippen stijf op elkaar. Daar verspillen wij geen woord meer aan. Toen Linda het ons kwam vertellen, regelde ze dat ook onze nieuwe huisarts aanwezig zou zijn. Hij zit nog niet zo lang in het dorp, het is een aardige vent. Midden veertig en volslagen ongelovig. Toch valt hij hier goed. Simon en ik hebben elkaar vastgehouden toen Linda het verhaal deed. U lag op bed. U had weer eens een slaapdag. Wist u dat u zich beter maar gedeisd kon houden? Geoffrey heeft Simon moeten tegenhouden, want hij wilde u eruit sleuren. Als hij de kans had gekregen had hij u vermoord. Ik brak bijna doormidden toen ik hoorde dat moeder al jaren in onze eigen tuin begraven lag. Ik herinnerde me de klappen en de karwats als ik te dicht in de buurt van de kas kwam. Was u bang dat ik iets zou opmerken? Had u het gevoel dat moeders geest in de buurt was? U moest altijd veel moeite doen om de planten in de kas in bloei te krijgen. Ik herinner me de verbeten uitdrukking op uw gezicht als u er bezig was. Het móést lukken. Niets en niemand zou u tegenhouden. Het is nooit in me opgekomen dat de fixatie op die plantenkas iets te maken kon hebben met de verdwijning van moeder. U hebt al die jaren de leugen overeind gehouden en ouderling Mantje was uw maat. Luuk Mantje heeft tegen Linda verteld dat zijn vader jarenlang nachtmerries heeft gehad over het begraven van onze moeder. Hij vreesde de dood, omdat hij verwachtte dat de straf die hem daarna te wachten stond zwaar zou zijn en hij heeft het verhaal vlak voordat hij stierf aan Luuk prijsgegeven. Luuk was opgelucht toen Linda vragen kwam stellen. Het geheim lag hem zwaar op de maag, hij had het liever niet willen horen. En het werd helemaal een regelrechte bezoeking voor hem toen de geschiedenis zich voor zijn ogen herhaalde. Hij hoefde nauwelijks aangespoord te worden om iets te vertellen, hij was niet te stuiten. De huisarts heeft binnen twee uur de opname voor u in het verpleeghuis geregeld. U moest zo snel mogelijk weg, dat was duidelijk. Het is allemaal langs me heen gegaan. Simon en ik zijn in de woonkamer gebleven, toen de ambulancebroeders u uit bed haalden en meenamen. Geoffrey heeft een koffer voor u ingepakt en de verzekeringspapieren opgezocht. De huisarts heeft Simon een kalmerend tabletje gegeven en Pieter gebeld. Het voelde als pure horror. Ik zat bijna versteend op mijn stoel. Mijn maag schoof steeds in de richting van mijn keel, ik kon met grote moeite voorkomen dat ik moest overgeven. Wat daarna volgde is het meest indrukwekkende deel van het verhaal. Er kwamen mannen in politieoveralls het erf op en ze zetten oranje schermen om de kas heen. Ze braken eerst de kas af en begonnen te graven. Wij zaten in de kamer en wachtten zwijgend af. Het leek allemaal uren te duren. Ten slotte ging de telefoon van Linda over. Ze luisterde en knikte. Toen zei ze dat ze haar gevonden hadden. Simon en ik hebben samen geschreeuwd. We klampten ons aan elkaar vast en konden niet ophouden met huilen, iedereen was aangedaan. Zelfs de huisarts zat zijn tranen weg te vegen. Iemand heeft geregeld dat er een kist werd gebracht, waar de botten in werden gelegd. Er moest eerst sectie verricht worden en er moest officieel worden vastgesteld dat het moeder was die ze opgroeven. Linda ging naar buiten en kwam terug met een papieren zakdoekje waar iets in zat. Het bleek moeders trouwring te zijn. Als ik er nu dieper over nadenk kan ik me nauwelijks voorstellen dat onze twijfel over wat we precies met de as van Esther moesten doen op toeval berustte. Het moest zo gaan, volgens mij. De as van Esther moest wachten op moeder. We hebben de urn in haar kist laten zetten en ze samen begraven. We hebben niemand op de hoogte gebracht van deze begrafenis en we hebben moeder ook niet in het familiegraf gelegd. Simon en ik zijn ervan overtuigd dat ze dit niet gewild zou hebben. In eerste instantie leek het ons het beste om moeder in stilte te begraven. Maar toen we samen herinneringen aan haar ophaalden, begonnen we vrijwel tegelijk te praten over haar voorkeur voor smartlappen. Haar geheime voorkeur. We vertelden aan Pieter en Geoffrey hoe moeder vroeger stiekem luisterde naar liedjes van de Zangeres zonder Naam. We hebben met ons vieren die liedjes gezongen. O vaderlief, toe drink niet meer. Rij voorzichtig, denk aan mij. Haar naam was Keetje Tippel. We lachten en huilden tegelijk. Pieter heeft een vriendin die op een smartlappenkoor zit. Daar staat de Zangeres zonder Naam al jaren op het repertoire. We hebben haar uitgenodigd op moeders begrafenis en daar heeft ze toen de kist nog niet was gezakt twee liedjes voor moeder gezongen. Ach vaderlief en Rij voorzichtig. Het was een tamelijk ongewoon tafereel op dat kerkhof Die eindeloze rij graven, de doodse stilte die er heerste, niets anders dan het geluid van onze voetstappen toen we de kist droegen. En daarna de ietwat rauwe stem van die vriendin maar ook de intense klank van die stem. Dat was goed. Het klopte. Simon is nog steeds de kluts kwijt. Hij treedt al een tijd niet meer op. Hij kan nog geen muziek maken en evenmin zingen. Zijn hele lijf is stil. Pieter wil dat hij hulp zoekt. Maar Simon weert alles af. Hij heeft wél beloofd dat hij niet in uw buurt zal komen. Ik heb dat aan niemand beloofd maar dat hoeft ook niet. U zit goed waar u zit, ik laat het hierbij. Ik beheer uw geld en als u iets nodig hebt kan het gekocht worden. Ik maak het bedrag wel over. De officiële versie van moeders dood is dat u haar per ongeluk hebt omgebracht. Deze versie is niet meer te verifiëren maar ik denk dat het klopt. Ik geloof niet dat u een moord hebt willen plegen. Dit ongeluk is ook u overkomen. Maar u hebt er weinig van geleerd. De officiële versie van Esthers dood is dat Johan haar per ongeluk een fatale klap gaf. Hoe is het mogelijk, vraagt iedereen zich af, dat twee leden van hetzelfde gezin op exact dezelfde manier aan hun einde komen? Linda de Waard heeft ons verteld dat ze zoiets nog nooit heeft meegemaakt. Ik vind het niet vreemd, als ik eerlijk ben. Er zat een ongelooflijk grote woede in u en in Johan. Een grimmige frustratie, een explosieve dadendrang. We hebben er allemaal verbijsterd ons hoofd om geschud. Ik ook. Maar ik heb het als geen ander begrepen en herkend.
40
Ze probeert er niet meer aan te denken. Thea’s hart stond bijna stil van schrik toen ze met de jas van Sara in haar hand op het punt stond om de deur uit te gaan en de voetstappen hoorde, die de voordeur naderden. Ze wist meteen dat Johan thuiskwam en dat ze zich moest verbergen. Het enige wat ze kon bedenken was de trap op vliegen en zich in de badkamer verschuilen achter het muurtje van de douche. Haar mobiele telefoon viel uit haar zak en ze schakelde het ding direct uit. Beneden werd de sleutel in het slot gestoken. De deur zit niet meer op het nachtslot, schoot het door haar heen. Hij zal in de gaten hebben dat er iemand binnen is geweest. Ze hoorde dat hij binnenkwam en de voordeur sloot. Ze was bang dat hij beneden haar bonkende hartslag zou kunnen horen. Haar benen dreigden in elkaar te zakken toen ze hem de trap op hoorde komen. Maar hij liep de badkamer voorbij en ging zijn kantoor in. Op dat moment hoorde ze zijn mobieltje afgaan. Johan noemde zijn naam. Hij klonk kortaf. ‘O, hallo Luuk,’ zei hij, wat vriendelijker. ‘Ben jij het. Ik dacht dat het Sara weer was.’ Ze probeerde zich te herinneren of ze zijn bureaustoel weer op precies dezelfde plaats had teruggezet. ‘Nee, ik ben thuis. Ik heb geen zin in dat voortdurende geklaag en die vragen. Ik erger me een ongeluk aan haar. En ik denk dat ik haar een beetje in de gaten moet houden.’ Hij leek de luxaflex open te doen. ‘Wat? Wat zég je? Was je hiér? Waaaat? Hier in huis? Hoe kan dat nou? Dan hebben we elkaar op een haar na gemist.’ Ze hoorde aan zijn stem dat hij woedend werd. ‘Ik begrijp er niets van. Hoe komt ze aan een sleutel? Wat had ze hier te zoeken?’ Hij ademde zwaar. ‘Ze heeft je zitten uithoren. Sara heeft gekletst, ik wist dat er rottigheid van zou komen. Mijn zus heeft haar conclusies getrokken. Die denkt dat ze de wijsheid in pacht heeft. Daar ben je toch niet ingetrapt? Wat heb je precies gezegd?’ Hij luisterde naar het antwoord. Ze kon zijn opwinding bijna horen. ‘Niemand leest dat. Het is voor mij gewoon een manier om een beetje rust in mijn hoofd te krijgen. Ik ga natuurlijk niets opschrijven waardoor jij in de problemen zou kunnen komen. Maak je niet druk. Ze kan niets bewijzen. Ze probeert mij gewoon voor het blok te zetten. Ze denkt slim te zijn, het gaat er haar alleen maar om dat ze te weten komt waar dat kind van haar is gebleven.’ Johan klonk heel overtuigd van zichzelf. ‘Ja, mijn vader heeft me dat verteld. En ik heb haar beloofd dat ik het haar vertel als mijn vader is overleden. Dat is de enige manier om haar ertoe te bewegen om voor hem te blijven zorgen. Daar is ze tot nu toe altijd ingetrapt.’ Door de manier waarop hij dit zei begonnen Thea’s tanden te klapperen. ‘Ik ga helemaal niets zeggen. Nooit. Als mijn vader dood is, verbreek ik het contact met haar en ook met mijn broer. Ik heb niets te zoeken bij hen. Mijn vader heeft het aan mij overgelaten om te beslissen of ik het ooit aan haar wilde vertellen. Esther wist het ook. Die had moeite met zwijgen. Ze vond het zielig. Esther vond altijd alles zielig. Die had geen ruggengraat. Als het aan Esther had gelegen had ze het allang geweten.’ Hij had zijn stem weer in bedwang. ‘Zo is het. Het was niet je bedoeling, ik weet het. Ik ben achteraf kwaad op mezelf dat ik jou naar boven liet gaan. Dat had ik zelf moeten doen en misschien was het zelfs het beste geweest om samen te gaan. Maar zo is het nu eenmaal niet verlopen. Je moet erover ophouden. Het was een ongeluk. Ik zou ook uitgehaald hebben. Ze gedroeg zich als een sloerie. Het is een geheim waar niemand iets mee te maken heeft. We houden het onder ons.’ Ze hield haar adem in. ‘Daar ga ik een stevig gesprek mee voeren. Ik zal haar de duimschroeven aandraaien en haar vertellen dat ze nooit te weten komt waar haar kind gebleven is als ze doorgaat met haar acties. Laat dat maar aan mij over. Ik zorg ervoor dat ze zich koest houdt.’ Ze begon te beven, haar benen waren slap. Ze leunde tegen de muur en klemde haar handen om de kraan van de douche. ‘Man, mijn vader gaat nog lang niet dood. Die is alleen maar dement. Tegen de tijd dat hij sterft is iedereen dit al vergeten. Ik pak Sara ook nog eens goed aan, die moet ophouden met haar getreiter. En mijn zuster is morgenavond direct aan de beurt. Ik bel je zodra ik met haar gesproken heb. Je moet weten wat ik heb gezegd. "We laten ons niet tegen elkaar uitspelen. Ik hang op, ik ga wat eten en een beetje rustig worden. Ik vergeet tegenwoordig alles, mijn hoofd lijkt wel een vergiet. Ik kwam er een uurtje geleden achter dat ik mijn insuline thuis had laten liggen. Als ik daar niet eens meer aan denk, moet ik gaan oppassen. Maak je niet druk, vergeet het. We moeten ons hoofd koel houden. Ik wil weer rust in mijn leven. Deze spanning houdt geen mens vol.’
Ze stond stijf tegen de muur geklemd en hoorde hem de badkamer in komen. Hij opende een deurtje, het piepte. Ze hoorde hem ademen. Ze hield haar eigen adem in. Er ritselde iets, hij pakte waarschijnlijk een insulinepen uit de doos. Zou hij merken dat de sleutel van de kast uit de doos was geweest? Het piepende deurtje werd weer dichtgedaan. Hij liep de badkamer uit. Ze haalde voorzichtig adem. En daarna gebeurde er iets met haar waar ze niet op was bedacht. Ze voelde een explosieve woede in zich opkomen. ‘Ik ga helemaal niets vertellen,’ galmde het in haar hoofd. ‘Nooit.’ Ze staarde naar de tegelwand. Nooit, echode het in haar gedachten. Hij vertelt het me nooit. Het werd zwart voor haar ogen. Ze moest haar lippen op elkaar persen om te voorkomen dat ze begon te schreeuwen. Het lukte haar amper om haar ademhaling in bedwang te houden. Haar hele lichaam gilde om vergelding.
Laatste brief aan mijn vader
Ik probeer te wennen aan het idee dat het nooit zal gebeuren. Ik zal nooit met u afrekenen op de manier die ik heb overwogen. Ik zal u nooit zó in het nauw drijven dat u naar lucht moet happen. Ik zal u nooit zoveel pijn doen dat u het uitgilt. Ik zal u geen dodelijke klap toedienen. Maar ik wist ook wel dat ik het niet zou kunnen. En dat erover fantaseren voldoende was. Wat u ook van mij hebt kunnen maken, geen moordenaar. Dat klopt toch? Er is toch alleen sprake van moord als je van plan was om iemand te doden?
Ik heb een tijd geleden een heel oude videofilm gezien die ik nog ergens in de kast had liggen. Keine Zeit flir Tranen, was de titel. Het verhaal van een Duitse vrouw, Marianne Bachmeier. Haar dochter werd verkracht en vermoord en de dader werd gevonden. Tijdens de rechtszitting schoot Marianne de man dood. Dat deed ze toen hij haar een kort moment recht in de ogen keek en lachte. Hij lachte. Dat was precies één stap te ver. Soms is iets zomaar één stap te ver. En dan gebeuren er ongelukken. Ik was helemaal ondersteboven van die film. De machteloze woede van die moeder trilde van het scherm af. En dezelfde machteloze woede kroop in mij omhoog toen ik daar achter dat muurtje in de badkamer stond. Alle machteloosheid van al die jaren raasde door mijn hoofd en baande zich een weg door mijn hele lijf heen. Ik stapte achter het muurtje vandaan en volgde Johan naar de overloop. Hij stond op het punt om de trap af te lopen maar hij hoorde blijkbaar iets achter zich. Hij draaide zich om en ik zag dat hij schrok. Hevig schrok. Hij moest zich vasthouden aan de trapleuning. Hij staarde me aan. Hij was nauwelijks te verstaan toen hij haperend vroeg wat ik kwam doen, hoe ik binnen was gekomen en wat ik had gehoord. Ik liep langzaam naar hem toe en ik voelde me een tijger die op het punt staat om zijn prooi te bespringen. Zijn angst was bijna te ruiken. Ik hoorde de minachting in mijn stem toen ik zei dat ik genoeg had gehoord om hem te kunnen ophangen aan de hoogste boom. Dat dit voor mij een groot genoegen zou zijn. Dat het spel uit was, de rollen waren omgedraaid en hij de verliezer bleek. Ik hoorde dat ik de woorden uitstootte. Maar hij herstelde zich en vertrok zijn mond in een venijnige streep. Zijn ogen spogen vuur en zijn stem klonk als een loodzware zwarte nacht toen hij snauwde dat ik me nog nooit in mijn leven erger had vergist dan nu. Het gebeurde onverwacht. Ik zag de klap niet aankomen. Zijn vlakke hand kwam met een dreun op mijn wang terecht. Ik dacht dat hij me tegen de grond sloeg maar ik bleek overeind te blijven. Zijn gezicht was helemaal vertrokken van een woedende haat toen hij tegen me schreeuwde dat dóódslaan het enige was wat hij kon doen met mijn soort.
Weet u, vader, het was gewoon één klap te veel. Het machtsvertoon was net één stap te ver. Ik dacht niet na. Het gebeurde, omdat het niet anders kon. Ik heb nog nooit teruggeslagen. Ik heb allerlei houdingen aangenomen om de klappen te ontwijken, ik duik nog altijd snel in elkaar als iemand mij onverhoeds benadert. Ik wilde me één keer laten gelden. Ik wilde één keer in mijn leven duidelijk maken dat er grenzen zijn. In die paar seconden na de klap die Johan mij gaf, herinnerde ik mij alle klappen die ik als kind heb gehad. Ik hoorde alle verwensingen die u over mij uitstortte, ik zag alle blikken vol afgrijzen en vol minachting die u mij toewierp. Ik wilde dat het iemand één keer duidelijk werd wat mij is aangedaan. Het gebeurde in een flits, voor mijn gevoel. Ik werd een paar seconden een Marianne Bachmeier. Ik haalde uit en ik stond zelf versteld van de kracht waarover ik bleek te beschikken. De schreeuw die ik erbij produceerde kwam recht uit mijn hart. Uit al mijn organen. Uit mijn ziel. Ik wilde alleen die ene klap uitdelen. Ik móést die ene klap uitdelen, de klap die eigenlijk voor u was bestemd. Ik moest iemand pijn doen. Iemand in plaats van u. Eén keer.
Hij verloor zijn evenwicht. Hij sloeg met zijn armen om zich heen, in een poging om ergens houvast te krijgen maar hij miste de trapleuning. Zijn gezicht was vertrokken, zijn ogen spuwden angst. Hij stuiterde naar beneden en kwam met een oorverdovende klap op de grond terecht. Er volgde een gruwelijke stilte. Ik keek naar beneden. Ik stond totaal verstijfd boven aan de trap. Zijn voeten hingen tegen de onderste tree aan en zijn hoofd lag stil opzij. Doodstil. Er ontsnapte nog een geluid aan zijn keel. Daarna werd de stilte definitief.
Johan is dood onder aan de trap aangetroffen. Ik weet dat hij daar lag en dat ik over hem heen stapte. Ergens vaag in mijn achterhoofd zitten wel beelden die dat bevestigen maar ik kan er niet bij. Ik ben ook mijn vertrek uit het huis kwijt en mijn gang naar de auto. Ik stond opeens in de supermarkt, met het boodschappenbriefje in mijn hand. En later maakte ik chocolademousse in de keuken bij Simon. Nog later ontdekte ik dat er een leuke man naast me zat en pas vanaf dat moment weet ik weer wat er gebeurde en waar ik was. Als ik terugdenk aan die middag, aan wat ik dacht en wat ik deed, voel ik niets. Ik weet wat er door mij heen raasde maar ik herinner me het gevoel niet dat erbij hoorde. Waarschijnlijk sluit ik me ervoor af. Dat zal wel moeten, denk ik, omdat ik anders niet weet hoe ik moet omgaan met wat ik later ontdekte. Want het antwoord op de meest prangende vraag van mijn leven, het antwoord dat me voorgoed onthouden leek te worden, het antwoord dat de oorzaak van alle ellende is, bleek gewoon in het dagboek van Esther te staan.