Hoofdstuk 2

Zodra ze klaar was met het voeren van de paarden, ging Amy naar het weiland. Een mooi, zwart paard stond bij het hek en hinnikte toen ze haar zag.

„Hallo, Jasmine.” Amy haalde een rolletje pepermuntjes uit haar zak en gaf er een aan de merrie. Jasmine hapte het snoepje gulzig op en drukte meteen haar neus tegen Amy aan om er nog een te vragen.

De andere paarden en pony’s in het weiland hoorden het geknisper van het papiertje en keken met gespitste oren op. Zodra ze in de gaten hadden dat er iets te halen viel, kwamen ze naar het hek toe en verdrongen zich rond Amy, die de pepermuntjes zo eerlijk mogelijk begon te verdelen. Plotseling schoot het groepje uit elkaar toen er een isabel kwam aanstormen, de oren in de nek en met ontblote tanden.

„Sundance!” riep Amy uit, terwijl het paard slippend tot stilstand kwam en zijn hoofd hard tegen haar borst duwde. Hij rolde boos met zijn ogen naar de andere paarden en pony’s, om hen te waarschuwen niet te dicht bij hem in de buurt te komen. „Wat ben je ook een bullebak.”

Sundance keek haar onschuldig aan. ‘Wie, ik?’ leek hij te zeggen, terwijl hij zijn neus tegen haar aan duwde en blij brieste. Amy gaf hem een zoen op zijn goudkleurige snuit. Sundance keek haar heel lief aan en verpestte vervolgens die engelachtige uitdrukking door naar Jasmine te schoppen, die naast hem probeerde te kruipen. Amy zuchtte. Niets zou ooit Sundances slechte humeur kunnen veranderen. Maar dat vond ze niet erg, ze hield toch wel van hem.

Ze was twee jaar geleden verliefd op hem geworden, toen ze hem voor het eerst zag in een hok op de paardenmarkt. Met zijn oortjes plat tegen zijn hoog opgeheven hoofd, had hij de hele wereld uitgedaagd en iedereen aangevallen, die het waagde zijn hok in te gaan om hem te bekijken.

„Die gaat de worst in,” had Amy twee mannen horen zeggen. Maar dat was niet gebeurd. Ze had haar moeder overgehaald hem te kopen en had veel aandacht aan hem besteed, waardoor ze langzaam zijn vertrouwen had gewonnen. En tot ieders verbazing bleek Sundance een uitzonderlijk springtalent te zijn. Nu waren er veel mensen die hem wilden hebben. Maar Marion had Amy beloofd dat hij altijd op Heartland mocht blijven.

„Amy!”

Amy draaide zich om en zag Soraya aan komen rennen met een halster in haar handen. Haar zwarte krullen dansten op haar schouders. „Hallo!”

„Hoi.” Soraya hijgde van het hardlopen. „Ik ben er net. Je moeder zei dat we buiten mochten gaan rijden.”

Amy knikte. „Op wie wil jij? Ik ga op Sundance.”

Soraya hoefde maar even na te denken. „Ik neem Jasmine.” Ze kende de paarden en pony’s op Heartland bijna net zo goed als Amy.

Jasmine was een ex-dressuurpaard en ze woonde al lang op Heartland. Voordat Marion haar had gered, zou ze worden afgemaakt omdat ze kreupel was aan haar voorbenen. Maar nu, na een succesvolle behandeling van de zwelling aan haar pezen, kon Jasmine weer licht werk aan en ze vond het geweldig om bereden te worden. Ze was een mooi paard: een half-Arabier met twee witte sokken en een mooi Arabisch hoofdje met een witte ster. In tegenstelling tot Sundance had ze een heel vriendelijk karakter. Het zou nog moeilijk worden om afscheid van haar te nemen, maar Amy hoopte dat ze op een dag toch een goed tehuis voor haar zouden vinden.

Amy en Soraya pakten de paarden en in een mum van tijd waren ze klaar met poetsen en opzadelen. Voordat ze op pad gingen, haalde Amy de kruiden voor Sugarfoot op bij haar moeder en stopte ze in haar zadeltas. Ze namen het zandpad naar Teak’s Hill, de beboste helling die achter Heartland steil omhoog liep. In de schaduw van de bomen was het lekker koel, terwijl ze naar het huis van mevrouw Bell reden.

„Weet je al wanneer Lou komt?” vroeg Soraya.

„Ze komt niet. Ze belde op om het af te zeggen.”

„Echt? Niet weer, hè.”

„Wel weer, dus.”

Soraya keek haar vriendin aan en veranderde toen snel van onderwerp. „Wat denk je dat je voor je verjaardag krijgt?”

„Nou,” begon Amy enthousiast, terwijl ze Lou uit haar gedachten zette, „ik wil die blauwe jas die bij Cooper hangt. Je weet wel, dat waterdichte jack. Ik heb hem al tien keer aan mijn moeder laten zien.”

Soraya knikte. Cooper was de paardensportwinkel waar ze altijd naartoe gingen wanneer ze in de stad waren.

„En een nieuw paar handschoenen en een rijbroek voor de wedstrijden,” ging Amy door.

„Zou je ook iets van Matt krijgen, denk je?” vroeg Soraya met een plagerige blik in haar ogen.

Amy dacht aan Matt Trewin, een lange jongen met zandkleurig haar, bruine ogen en een scheve glimlach. Ze haalde haar schouders op. „Ik weet niet.”

„Wedden van wel! Als je niet ziet dat hij je leuk vindt, ben je echt blind. Hij is op school niet uit je buurt weg te slaan en hij komt voortdurend langs op Heartland.”

„Dat is omdat hij met Scott meegaat,” protesteerde Amy. „Hij komt echt niet voor mij.” Matts oudere broer, Scott, was hun veearts. Vaak als Scott op Heartland kwam, zat Matt ook in de auto en ging hij bij Amy langs, terwijl Scott de paarden behandelde. „Hij zegt dat hij wil zien hoe het is om een dierenarts te zijn.”

„Ja ja…” Soraya trok een gezicht. „Iedereen weet toch dat Matt dokter wil worden.”

„Nou ja, misschien is hij wel van gedachten veranderd.”

„Amy! Doe niet zo stom. Je weet best dat Matt met je uit wil. Waarom geef je het niet gewoon toe? Zeg toch een keer ja tegen hem. Ik zou het wel weten!”

Amy wist niet direct iets terug te zeggen. Het was niet dat ze Matt niet aardig vond. Hij was leuk, maar…

„Ik wou dat hij meer van rijden hield,” zei ze. „Hij is niet echt een paardengek, toch? Niet zoals Scott,” voegde ze eraan toe, denkend aan Matts broer, die gek was op paarden.

Soraya keek haar ongelovig aan. „Soms snap ik echt niks van jou! De leukste jongen van school is gek op je en het enige dat je kan zeggen is dat hij geen paardengek is. Bijna elk meisje in onze klas zou een moord doen om met Matt uit te gaan. Hij ziet er leuk uit, hij is hartstikke slim en dan is-ie ook nog aardig. Ik wou dat ik iemand tegenkwam die half zo leuk was. Op mij vallen altijd alleen maar van die sukkels…” Haar gezicht klaarde op. „Maar ach, wie weet kom ik op kamp iemand tegen.”

„Vast wel,” zei Amy.

Begin juli zou Soraya een maand op paardenkamp gaan. Het was een kamp waar je de hele tijd op hetzelfde paard reed en daar wedstrijden mee deed. Het was een speciale verrassing van Soraya’s ouders.

Amy dacht aan een hele maand zonder haar vriendin. „Ik zal je missen!”

„Ik jou ook,” zei Soraya. Ze klopte Jasmine op haar hals. „En de paarden ook. Maar in augustus ben ik er weer.”

Amy grijnsde. „Misschien wel met een nieuw vriendje.”

Soraya begon te lachen. „Als dat zou kunnen.”

Ze giechelden en zetten hun paarden aan in galop. Terwijl ze zo naast elkaar reden, met de wind in hun haren, wilde Amy dat het eeuwig kon duren. Maar algauw bereikten ze het pad dat naar het houten huisje van mevrouw Bell liep.

„Ho maar.” Amy liet Sundance halt houden bij het hek. „Wat denk je, zou ze buiten zijn?”

Op dat moment begon Jasmine te hinniken. Haar groet werd beantwoord door gehinnik dat van achter het huis kwam. Amy en Soraya keken elkaar aan, stegen af en leidden de paarden om het huis heen, waar ze mevrouw Bell op haar knieën in haar groentetuintje zagen zitten. Ze was langzaam wortels aan het uitgraven, die ze in het mandje naast haar legde. Het leek alsof elke wortel haar enorm veel moeite kostte. Naast haar stond een piepkleine Shetlander. Terwijl mevrouw Bell werkte, zong ze met krakerige stem een liedje. „Hallo, mevrouw Bell,” riep Amy, maar de oude dame hoorde haar niet. Ze ging door met zingen. Sugarfoot stond tevreden naast haar, zijn oren gespitst.

„Laten we Sundance en Jasmine maar hier laten,” zei Amy tegen Soraya. Ze bonden de paarden aan het hek vast en liepen over het pad naar het groentetuintje.

Telkens als mevrouw Bell klaar was met een stukje grond en een eindje verder langs de rij wortels schoof, liep Sugarfoot met haar mee. Mevrouw Bell droeg een gescheurd schort en een oude hoed, maar Sugarfoot zag er heel goed verzorgd uit. Zijn voskleurige vacht glom. Zijn blonde manen en staart waren gekamd en van onder zijn dikke voorlok piepten twee donkere, slimme oogjes.

Mevrouw Bell draaide zich om om Sugarfoot te aaien en mompelde: „Wat vind jij ervan, Sugarfoot? Ik denk dat de pompoenen het deze zomer niet zo goed doen.”

Sugarfoot duwde zijn snuitje tegen haar hand en brieste zachtjes.

„O, wat is-ie schattig,” zei Soraya.

„Mevrouw Bell,” riep Amy weer.

De oude dame schrok van het geluid, maar glimlachte toen ze Amy en Soraya zag. „Hallo daar,” groette ze, terwijl ze langzaam overeind kwam. „Wat leuk om jullie te zien.”

Sugarfoot draafde naar Soraya en neusde langs haar zakken, op zoek naar iets lekkers.

„Willen jullie misschien iets te drinken?”

„Nee, dank u,” zei Amy en ze keek naar Soraya, die ook nee schudde. „We kwamen alleen even kijken hoe het met u gaat. En we hebben de kruiden voor het zomereczeem van Sugarfoot bij ons. Hoe is het met u?”

„Met mij? O, alles prima hoor.”

Amy vond dat mevrouw Bell er helemaal niet prima uitzag. De oude dame ademde moeilijk, met een raar, fluitend geluid.

„Zal ik u even helpen?” bood Soraya aan.

„Dat is aardig van je, lieverd. Wil je deze mand voor me naar binnen brengen?”

De meisjes volgden mevrouw Bell het huis in, Soraya met de mand en Amy met het bosje kruiden. Mevrouw Bell leunde tijdens het lopen op Sugarfoots schoft. Amy zag verbaasd dat Sugarfoot precies scheen te begrijpen hoe hij zijn baasje kon helpen. Hij liep helemaal mee de keuken in, de oude dame ondersteunend tot ze op een stoel kon gaan zitten.

Amy keek om zich heen naar de oude, gebarsten gootsteen, de enkele stoel bij de tafel en het kale kleed op de houten planken. Ze snoof de bedompte lucht op, die naar gekookte groenten rook. Sugarfoot pakte een appel van de fruitschaal, die op een laag tafeltje bij de deur stond.

„Mag hij dat wel?” vroeg Soraya verbaasd.

„O, hij neemt er altijd maar één,” zei mevrouw Bell. Ze aaide Sugarfoot over zijn hals. Hij at dankbaar zijn appel op en leunde daarna met zijn hoofd op haar schouder. „En hij weet dat hij niet verder mag dan de keuken. Hij is echt heel bijzonder.”

„Hoe lang heeft u hem al?” vroeg Soraya, die mevrouw Bell niet zo goed kende als Amy.

„Twaalf jaar. Ik weet nog goed dat ik hem voor het eerst zag.” Mevrouw Bell schudde glimlachend haar hoofd bij de herinnering. „Hij was net gespeend. Hij was het kleinste veulentje dat ik ooit had gezien. Ik moest hem wel kopen! En sindsdien is hij altijd bij me geweest.” Sugarfoot duwde met zijn neus tegen haar schouder en ze legde haar hand op zijn hals. „Maar goed, we moeten weer eens aan de gang. Het huis moet nog worden gedaan.”

„Weet u echt zeker dat het goed gaat, mevrouw Bell?” vroeg Amy. Soms maakte ze zich zorgen over de oude vrouw, zo alleen in haar huisje op de heuvel. Er kwam nooit iemand op bezoek, behalve zijzelf en Eric Beasly, de postbode.

Mevrouw Bell glimlachte naar haar. „Natuurlijk gaat het goed met me. Ik heb Sugarfoot toch om voor me te zorgen?”

Toen ze de heuvel weer afreden, keerde Amy zich naar Soraya. „Misschien moeten we wat vaker bij mevrouw Bell langsgaan.”

Soraya knikte. „Ze ziet er niet echt goed uit, hè?”

Amy schudde haar hoofd. „Ik zal het mam vertellen als we terug zijn.” Ze keek omhoog naar Clairdale Ridge, die donker en rotsig afstak tegen de blauwe lucht. De zon stond nog steeds hoog aan de hemel, maar het leek alsof er zich in de verte, bij de bergkam, donkere wolken samenpakten. „Zullen we naar de boerderij van de Mallens gaan?” vroeg ze.

„Ja! Ik wil dat paard wel eens zien, waar jij het steeds over hebt.”

„Hij is echt geweldig,” zei Amy.

Het pad werd breder en ze zetten de paarden in galop. Amy maakte haar teugels korter. Ze zag twee omgevallen boomstammen aan de kant van het pad en stuurde Sundance eropaf. Zoals altijd als hij een hindernis zag, spitste hij zijn oren, richtte zijn hoofd op en versnelde zijn passen. Toen ze bij de omgevallen bomen waren, voelde Amy hoe zijn spieren zich spanden. Hij zette af en vloog met minstens een halve meter extra hoogte over de stammen. Na het neerkomen bokte hij van plezier.

Amy greep zijn manen en lachte.

Ze gingen weer over in stap. „Goh, hij springt echt goed,” zei Soraya, terwijl ze Jasmine op haar zwarte hals klopte. „Ga je nog wedstrijden met hem rijden, deze zomer?”

Amy knikte. Sundance was een echt natuurtalent in het springen. Met Amy op zijn rug leek hij te stralen voor het publiek. Hij kwam perfect uit voor elke sprong, raakte nooit een balk en sprong zo soepel dat het publiek hem bijna nooit kon weerstaan. In de ring was hij een voorbeeldig paard, perfect gehoorzaam en gemanierd.

Het is maar goed dat al die mensen hem nooit zien zoals hij thuis is, dacht Amy toen hij weer eens boos naar Jasmine uitviel, zijn oren plat naar achteren.

Soraya grijnsde. „Dan mag Ashley wel uitkijken.”

Ze lachten allebei. Ashley Grant zat bij hen op school. Ze was mooi en bovendien ook nog een getalenteerd ruiter. Haar ouders hadden een bekende springstal, Green Brair, waar haar moeder, Val Grant, de trainer was. Ashley deed mee aan alle wedstrijden en had al heel wat prijzen gewonnen met haar dure, als robots afgerichte paarden. Toen ze Amy voor het eerst met Sundance op een wedstrijd had zien aankomen, had ze Sundance ‘de Muilezel’ gedoopt, vanwege zijn niet zo fraaie isabelkleur en zijn humeurigheid buiten de ring. Het lachen was haar echter snel vergaan toen Sundance met gespitste oren de ring in was gegaloppeerd en de titel ‘Kampioen’ had gehaald.

„Had ik al verteld dat Ashleys moeder Sundance wou kopen?” vroeg Amy.

„Wat? Na al die gemene dingen die ze over hem hebben gezegd?”

„Ze belde vorige week op. Ze bood een boel geld voor hem. Mam zei natuurlijk nee.” Amy aaide Sundance over zijn hals. „Alsof ik jou ooit naar een stal als Green Brair zou sturen!”

De trainingsmethoden op Green Brair waren heel anders dan die op Heartland. Val Grant geloofde in hard optreden en strenge discipline. Ze trainde paarden om op de instructies van elke ruiter te reageren. Haar paarden werden zo gedrild dat ze ieder parcours konden winnen. Val Grant vond het verspilde tijd om ook een band met ze op te bouwen. En veel van de ruiters aan wie ze lesgaf, dachten er net zo over.

Amy kon zich enorm opwinden over die mentaliteit. Als je met paarden werkte, moest je hen begrijpen en respect voor hen hebben, vond ze.

Op dat moment kwam Jasmine te dicht bij Sundance. Hij gierde en hapte naar haar.

„Hoewel,” zei Amy hoofdschuddend, „misschien verdient Ashley je wel!” Ze lachte en klopte Sundance op de hals om te laten zien dat ze het niet meende.

Ze vroeg zich af hoeveel wedstrijden ze die zomer met hem zou kunnen rijden. Ze had de geheime ambitie om ook hogere parcours met hem te gaan springen. Het probleem was tijd. Als het heel druk was op Heartland, zou haar moeder geen tijd hebben om haar te brengen. Toch vond ze dat ook weer niet zo erg. Wedstrijden waren leuk, maar niet zo leuk als het helpen met de paarden op Heartland.

„Kom op, laten we een stuk draven,” zei Soraya.

Hoe dichter ze bij Clairdale Ridge kwamen, hoe ruiger het terrein werd. De steile berghellingen waren bezaaid met graspollen en rotsen. Hier en daar verspreid stonden een paar eenzame schuren.

Ze kwamen bij het ruiterpad naar het huis van de Mallens.

„Kijk daar!” zei Amy, terwijl ze stilhield. Drie draden prikkeldraad waren over het pad gespannen. Het prikkeldraad reikte tot borsthoogte bij de paarden en het was te gevaarlijk om eroverheen te springen. Bovendien, dacht Amy, waren paden alleen versperd als daar een goede reden voor was.

„Misschien is er een steenlawine naar beneden gekomen of zo,” zei Soraya, terwijl ze met Jasmine naast Sundance stopte. Ze keek omhoog. De zwarte wolken waren nu veel dichterbij. „We kunnen beter teruggaan. Het ziet eruit alsof het slecht weer wordt.”

„Maar we zijn er al bijna,” protesteerde Amy. „Laten we over de weg gaan.”

„Dat mag toch niet van je moeder?”

„Maak je niet zo druk.” Nu ze al zo ver waren, wilde Amy de mooie, gitzwarte hengst per se zien. „Dat stuk over de weg duurt maar vijf minuten. Kom op!” Ze dreef Sundance naar voren. Over haar schouder zag ze dat Soraya even aarzelde voordat ze achter haar aan kwam. De weg was smal en bochtig en aan beide kanten liepen afbrokkelende stenen muren met oude palen en roestig prikkeldraad erop.

„Het ziet er niet echt veilig uit.” Soraya keek naar de scherpe bochten in de weg.

„Het komt heus wel goed,” zei Amy ongeduldig.

Ze draafden langs de weg, de hoeven van de paarden kletterden luid op het versleten asfalt. Toen ze de tweede bocht om reden, verdween de weg in een donkere tunnel van bomen. Sundance brieste onzeker en stopte.

„Het is niet eng,” spoorde Amy hem aan. „Ga door.” Ze klakte met haar tong.

Sundance stapte de kille schaduw in, zijn voeten voorzichtig optillend. De lucht voelde plotseling koud, de groene takken boven hun hoofd hielden de warmte van de zon tegen. Met een woeste krijs vloog een vogel op uit een boom. Zowel Jasmine als Sundance schrokken heftig en slipten op de gladde weg.

Amy keek achterom naar Soraya. Haar gezicht stond strak.

„Laten we doordraven,” zei Amy snel. Ze begon het ongemakkelijke gevoel te krijgen dat haar moeder gelijk had. Het was een gevaarlijke weg om op te rijden. Er hoefde maar één auto te snel de bocht om te komen…

Ze klakte weer met haar tong en dwong Sundance naar voren. Hij was overstuur en schrikachtig, maar ze kalmeerde hem en hij ging over in een regelmatige draf. Amy was blij toen ze even later uit de tunnel van bomen te voorschijn kwamen. Voor hen lag de oprit naar het huis van de Mallens. Opgelucht sloegen ze het pad in. Toen ze dichter bij het huis kwamen, liet Amy Sundance overgaan in stap. „Ze zijn weg!”

Het huis was overduidelijk leeg. Het paard en de magere koeien stonden niet meer in de wei, de pick-up-truck was weg en er hingen geen gordijnen meer voor de ramen. Alleen aan de paar vuilniszakken bij de deur kon je zien dat er niet lang geleden nog mensen hadden gewoond.

„O.” Soraya klonk teleurgesteld.

„Nou ja, dan moeten we maar weer teruggaan.” Ook Amy vond het jammer dat ze de hengst nu niet meer zou kunnen bewonderen.

Ze reden om het huis heen naar het ruiterpad dat terugleidde naar Teak’s Hill en Heartland. Ze passeerden een stel vervallen schuren.

De lucht was zwaar en stil, donkere wolken hingen dreigend boven hun hoofden.

„Ik vind het hier eng,” zei Soraya met zachte stem.

Opeens gooide Jasmine haar hoofd omhoog en hinnikte schril. De meisjes schrokken zich een ongeluk.

„Jas!” riep Amy uit. De woorden stierven op haar lippen toen een ander gehinnik door de lucht klonk. Soraya en Amy keken elkaar verbaasd aan.

„Waar kwam dat vandaan?” vroeg Soraya.

„Ik… ik weet het niet!” Amy keek wild om zich heen, bijna overtuigd dat ze een spook had gehoord. Toen klonk er weer gehinnik.

Deze keer hoorde Amy waar het geluid vandaan kwam. „Die schuur!” zei ze, terwijl ze naar een van de minst vervallen gebouwen wees. Ze greep haar teugels toen Sundance opzij sprong, zijn hoofd in de lucht en zijn beige oortjes gespitst. Soraya worstelde om een opgewonden hinnikende Jasmine onder controle te houden. Amy stapte snel van Sundance af en duwde zijn teugels in Soraya’s handen. „Hier, hou vast.”

Toen ze het korte stukje naar de schuur rende, viel een grote regendruppel op haar arm. Ze lette er niet op, haar vingers worstelden met de roestige metalen grendel op de schuurdeur. Binnen hoorde ze een hoef over de grond schrapen. Waarom zat er een paard opgesloten in de schuur? De grendel schoot omhoog, maar de zware deur klemde en bleef dicht.

„Voorzichtig nou,” riep Soraya bezorgd.

Amy stond op het punt met haar hele gewicht aan de deur te gaan hangen, maar stopte. Soraya had gelijk. Het paard zou wel doodsbang zijn omdat hij in het donker was opgesloten, en een paard in paniek was altijd gevaarlijk.

Voorzichtig wist ze de deur op een kiertje open te krijgen en ze gluurde naar binnen. Even zag ze niets, maar toen pasten haar ogen zich langzaam aan het donker aan. Haar adem stokte.

Daar achter in de schuur stond het prachtige zwarte paard van de Mallens haar wantrouwend aan te kijken.