12

De temperatuur in het huis was meer dan achtendertig graden. De lucht was verschaald en het rook er naar schimmel: de hier-heeft-al-lange-tijd-niemand-meer-gewoond-geur.

‘Boven,’ zei Slidell. Hij en Rinaldi verdwenen door een dubbele deur recht voor ons en toen hoorde ik boven laarzen stappen.

Het afdak van de veranda was bedekt met kudzu, de luiken en de ramen zaten onder het aangekoekte vuil en het naderende onweer zorgde ervoor dat het binnen behoorlijk donker was.

Het kostte me moeite adem te halen en om me heen te kijken. Vanuit het niets werd ik omgeven door een wolk vol akelige voorgevoelens en leek er iets dreigends in mijn gedachten te sluipen.

Ik hield mijn adem in.

Ryan streek even met een hand over mijn schouder. Ik wilde die vastpakken, maar hij had hem al weer teruggetrokken.

Langzaam wenden mijn ogen aan de duisternis. Ik nam mijn omgeving in me op.

We bevonden ons in een huiskamer.

Rode vloerbedekking, met marineblauwe spikkeltjes. Lambrisering van nep-grenen. Vroeg-Amerikaanse bank en stoel. Houten armleuningen en poten. Rood-blauw geruite bekleding. Kussens vol wikkels van snoepjes, katoenen vulling en muizenkeutels.

Boven de bank een prent van een vlooienmarkt tijdens een Parijse lente – de Eiffeltoren buiten proporties groot vergeleken met de straat eronder. Plank aan de muur, stampvol glazen beestjes. Nog meer beeldjes op een houten deklijst boven de ramen.

Inklapbare bijzettafeltjes, met plastic blad en metalen poten. Blikjes fris en bier. Nog meer blikjes op de grond. Zakken van chips. Een koker Pringles.

Ik keek verder om me heen.

Eetkamer recht voor me, bereikbaar via een dubbele deur. Ronde tafel van esdoornhout, met vier stoelen eromheen. Rode en blauwe stoelkussens met ruches. Op zijn kant liggende mand met plastic bloemen. Wikkels van snacks. Lege blikjes en flessen. Rechts een steile trap.

Achter de eettafel was een klapdeur, precies zo een als die de eetkamer van mijn grootmoeder van haar keuken had gescheiden. Hout met schuine rand. Op handhoogte een plastic paneeltje.

De handhoogte van een volwassene. Mijn grootmoeder had urenlang druivengelei, pudding en vieze vingerafdrukken op de verf eronder weggepoetst.

Opnieuw kreeg ik vaag een angstig voorgevoel.

Achter de klapdeur werden kasten geopend en gesloten.

Boyd zette zijn voorpoten op de bank en rook aan een Kit-Kat-wikkel. Ik trok hem naar me toe.

Ryan was de eerste die iets zei.

‘Ik denk dat hier voor het laatst iets aan het interieur is gedaan rond de tijd dat de put voor die latrine werd gegraven.’

‘Maar iemand heeft wel zijn best gedaan,’ zei ik, en ik wees om me heen. ‘Kunst. Glazen diertjes. Het rood-blauwe motief.’

‘Aardig.’ Ryan knikte met gespeelde waardering. ‘Vaderlandslievend.’

‘Waar het om gaat, is dat iemand om dit huis gaf. Toch is het in verval geraakt. Waarom?’

Boyd liep terug naar de bank, met zijn tong uit zijn bek.

‘Ik ga de hond naar een koelere plek brengen,’ zei ik.

Boyd tekende daar slechts pro forma bezwaar tegen aan.

Toen ik terugkwam, was Ryan verdwenen.

Aarzelend liep ik de eetkamer door en duwde de klapdeur met mijn elleboog open.

De keuken was typerend voor oude boerderijen. Langs de lange rechtermuur allerlei apparaten en werkbladen, met in het midden, onder het raam, een spoelbak van wit porselein. Fornuis achter in de keuken. Koelkast aan de andere kant. Formica aanrecht ter hoogte van je middel. Versleten kastjes eronder en erboven.

Van het fornuis naar het aanrecht, of van het aanrecht naar de koelkast, was het een eind lopen. De ruimte was gigantisch groot vergeleken met mijn eigen keuken.

In de linkermuur twee deuren. Eén naar een voorraadkast. Eén naar een keldertrap.

Midden in de keuken stond een tafel van chroom en formica. Daaromheen zes chromen stoelen met zittingen van rood plastic.

De tafel, de stoelen en alle oppervlakken in de ruimte waren bedekt met zwart poeder waarmee vingerafdrukken konden worden opgespoord. De vrouw met de opoebril van de technische recherche was close-ups aan het maken van vingerafdrukken op de deur van de koelkast.

‘De denktank is boven,’ zei ze zonder van de camera op te kijken.

Ik ging terug naar de eetkamer en nam de trap naar de eerste verdieping.

Een snelle inventarisatie leverde drie slaapkamers op. De rest van de ruimte werd in beslag genomen door de schitterende, moderne wc, die uit circa 1954 leek te dateren, net als de motieven op de begane grond.

Ryan, Slidell, Rinaldi en de man van de technische recherche waren in de noordoostelijke slaapkamer, en ze staarden alle vier naar iets op de ladekast. Ze keken allemaal op toen ik in de deuropening verscheen.

Slidell sjorde aan zijn broek en verplaatste de tandenstoker naar zijn andere mondhoek.

‘Leuk, hè? Zoiets als Green Acres dat is veranderd in een caravanpark.’

‘Wat hebben jullie gevonden?’ vroeg ik.

Slidell haalde een hand over de kast, als Vanna White die een prijs laat zien.

De kamer in lopen was net zoiets als een beschimmelde broeikas betreden. Viooltjes, bruin geworden, op het behang, de bekleding van een makkelijke stoel, de gordijnen die slap naast de ramen hingen.

Tegen een plint lag een ingelijste foto: een uit een tijdschrift geknipte prent van een ruiker van viooltjes. Het glas was gebarsten, de hoeken waren niet recht meer.

Ik liep naar het bureau en keek even naar het ding waarvoor iedereen zoveel belangstelling had.

Er ging een zoemer af in mijn borstkas.

Ik keek niet-begrijpend op.

‘Jouw babymoordenaar,’ zei Slidell. ‘Kijk nog maar eens goed.’

Dat hoefde ik niet te doen. Ik had het voorwerp al herkend. Wat ik niet begreep, was de betekenis ervan. Hoe was het in deze afschuwelijke kamer met zijn afgrijselijke bloemen beland?

Ik keek weer naar het rechthoekige ding van wit plastic.

Tamela Banks staarde me vanuit de hoek linksonder aan, het krullende zwarte haar stak af tegen een rood vierkant. Langs de bovenrand een blauw banier met state of north carolina erop. Naast het banier dmv. Rode letters, witte achtergrond.

Ik keek op.

‘Waar hebben jullie dit gevonden?’

‘Onder het bed,’ zei de man van de technische recherche.

‘Met genoeg viezigheid erop om het een bioterrorist in zijn broek te laten doen.’ Slidell.

‘Waarom ligt het rijbewijs van Tamela Banks in dit huis?’

‘Ze zal hier wel naartoe zijn gegaan met die zak van een Tyree.’

‘Waarom?’ vroeg ik nogmaals. Dit was zo onzinnig.

De man van de technische recherche excuseerde zich en ging in de volgende kamer weer aan het werk.

Slidell richtte zijn tandenstoker op Rinaldi.

‘Wat denk jij ervan, rechercheur? Denk je dat het iets te maken kan hebben met de twee kilo cocaïne die we in de kelder hebben gevonden?’

Ik keek naar Rinaldi.

Hij knikte.

‘Misschien had Tamela haar rijbewijs verloren,’ zei ik. ‘Of misschien is het gestolen.’

Slidell tuitte zijn lippen en liet de tandenstoker ronddraaien. Zoekend naar mannelijke kameraadschap keek hij naar Ryan.

‘Wat denkt u ervan? Klinkt een van beide theorieën u geloofwaardig in de oren?’

Ryan haalde zijn schouders op. ‘Als de koningin Camilla voor dat concert ter ere van haar gouden jubileum heeft uitgenodigd, is alles mogelijk.’

Slidells linkeroog trilde toen er een zweetdruppel in rolde.

‘Hebt u navraag gedaan naar de geschiedenis van dit huis?’ vroeg ik.

De tandenstoker veranderde weer van plaats. Toen viste Slidell een aantekenboekje uit zijn achterzak.

‘Tot voor kort is het zelden van eigenaar veranderd.’

Slidell bekeek zijn aantekeningen. Wij wachtten allemaal.

‘Het was van 1956 tot 1974 het eigendom van Sander Foote. Sander had het gekregen van zijn papa Romulus, die het weer van zijn papa Romulus had gekregen, en ga zo maar door.’ Slidell draaide een hand rond. ‘Rijen Romulussen Sanders op het kadaster in de periode voor 1956. Niet echt van belang voor de huidige gebeurtenissen.’

‘Inderdaad,’ bevestigde ik ongeduldig.

‘Toen Foote in 1974 was overleden, werd de boerderij het eigendom van zijn weduwe, Dorothy Jessica Harrelson Oxidine Pounder Foote.’ Slidell keek op. ‘De dame was niet vies van een huwelijk.’

Terug naar zijn aantekeningen.

‘Dorothy was de derde mevrouw Foote. Zij en Foote zijn laat getrouwd. Geen kinderen. Hij was drieënzeventig, zij negenenvijftig. Maar nu wordt het verhaal interessant.’

Ik wilde Slidell door elkaar schudden om zijn tempo te verhogen.

‘De weduwe had de boerderij in feite niet echt geërfd. In het testament van Foote stond dat Dorothy en een zoon uit een eerder huwelijk van haar hier tot haar dood mochten blijven wonen. Daarna kon de jongen dat nog tot zijn dertigste jaar blijven doen.’

Slidell schudde zijn hoofd. ‘Die Foote moet een soort vliegende hond zijn geweest.’

‘Omdat hij wilde dat de zoon van zijn vrouw een thuis had?’ Ik hield mijn stem rustig.

Het ging harder waaien. Bladeren werden tegen de raamhor geblazen.

‘En daarna?’ vroeg Ryan.

‘Daarna wordt de boerderij eigendom van de dochter van Foote uit zijn eerste huwelijk.’

Iets rolde met een hol, bonzend geluid over het gazon.

‘Is Dorothy Foote dood?’ vroeg ik.

‘Vijf jaar geleden overleden.’ Slidell deed het aantekenboekje dicht en stopte het weer in zijn zak.

‘Is haar zoon al dertig geworden?’

‘Nee.’

‘Woont hij hier?’

‘Technisch gesproken wel.’

‘Technisch gesproken?’

‘De smeerkees verhuurt de boerderij om er financieel wat wijzer van te worden.’

‘Mag hij dat volgens het testament wel doen?’

‘Een paar jaar geleden heeft de dochter van Foote een advocaat in de arm genomen om dat te onderzoeken. Die man kon geen mogelijkheid vinden om de jongeman de deur uit te zetten. Hij verhuurt onderhands, dus zijn er geen bewijzen dat hij er geld voor vangt. De dochter woont in Boston en komt hier nooit. Veel is deze boerderij niet waard. De jongeman is nu zevenentwintig.’ Slidell haalde zijn schouders op. ‘Ze zal wel hebben besloten te wachten tot hij dertig is geworden.’

‘Hoe heet de zoon van Dorothy?’ vroeg ik.

Slidell glimlachte. Humorloos.

‘Harrison Pounder.’

Waar had ik die naam al eens eerder gehoord?

‘U herinnert zich hem vast nog wel,’ zei Slidell tegen mij.

Dat was ook zo. Maar in welk verband?

‘We hebben het vorige week nog over meneer Pounder gehad.’ Tandenstoker. ‘En niet omdat hij voorkomt in onze reclamefolder om nieuwe politiemensen te werven.’

Pounder. Pounder.

‘Harrison “Sonny” Pounder,’ zei Rinaldi behulpzaam.

Nu wist ik het weer.

‘Sonny Pounder?’ herhaalde ik vol ongeloof.

‘De kleine jongen van mama Foote,’ zei Slidell.

‘Wie is Sonny Pounder?’ vroeg Ryan.

‘Een stuk ellende dat zijn mama nog aan de Taliban zou verkopen.’ Slidell.

Ryan draaide zich naar mij toe.

‘Pounder is de dealer die in ruil voor strafvermindering met die tip over de baby van Tamela Banks is gekomen.’

Het begon te donderen.

‘Waarom wisten jullie aanvankelijk niet dat deze boerderij van Pounder was?’ vroeg ik.

‘Als meneer Pounder met het bevoegd gezag te maken heeft, geeft hij bij voorkeur zijn adres in de stad op. Juridisch gesproken is deze boerderij het eigendom van mama,’ zei Rinaldi.

Weer een donderslag. Een laag gejank vanaf de veranda.

‘Tamela kan hier met Tyree zijn geweest, maar dat betekent niet dat ze in drugs handelde of haar baby heeft vermoord.’ Het klonk zelfs mijzelf zwak in de oren.

Buiten klapte een deur. Twee keer.

‘Gaat u met Pounder praten?’ vroeg ik aan Slidell.

De jachthondenogen werden op mij gericht.

‘Ik ben geen imbeciel.’

Dat ben je wel, dacht ik.

Op dat moment barstte het onweer los.

Ryan, Boyd en ik zaten op de veranda te wachten tot het onweer voorbij was. De wind bracht onze kleren in beweging en blies warme regen tegen ons gezicht. Het voelde heerlijk aan.

Boyd was minder enthousiast over het natuurgeweld. Hij lag naast me, met zijn kop in het driehoekje onder mijn gebogen knie. Dat was een tactiek waarvan Birdie zich ook vaak bediende. Als ik jou niet kan zien, kun jij mij ook niet zien. Dus ben ik veilig.

Om zes uur was de hoosbui veranderd in een gestage motregen.

Slidell, Rinaldi en de mensen van de technische recherche bleven het huis doorzoeken. Ryan en ik konden echter niets meer doen.

Als voorzorgsmaatregel maakte ik met Boyd een aantal keren een rondje over alle verdiepingen. Niets trok zijn aandacht.

Ik zei tegen Slidell dat we vertrokken. Hij zei dat hij me de volgende morgen zou bellen.

Geweldig.

Toen ik Boyd op de achterbank liet springen, draaide hij een rondje, krulde zich op, legde zijn kop op zijn achterpoten en loosde een diepe zucht.

Ryan en ik stapten in.

‘Hooch kan een carrière als drugshond waarschijnlijk wel vergeten.’

‘Klopt,’ zei ik.

Tijdens de eerste ronde had Boyd aan de twee zakken cocaïne gesnuffeld. Hij had een keer zijn staart bewogen en toen de ronde door de kelder voortgezet. Bij het tweede bezoekje werden de zakken door hem totaal genegeerd.

‘Maar hij is geweldig met kadavers.’

Ik stak een hand naar achteren en Boyd likte die.

Onderweg naar huis ging ik even langs het kantoor van de lijkschouwer om het snoer van de laptop op te halen. Terwijl ik het gebouw in liep, speelden Boyd en Ryan het enige spelletje dat de hond kende. Ryan stond bewegingloos op het parkeerterrein en Boyd rende rondjes om hem heen.

Toen ik weer naar buiten ging, kwam Sheila Jansen net aangereden. Ze stapte uit en liep naar me toe.

‘Jij bent hier nog laat,’ zei ik.

‘Ik heb nieuws en ik hoopte eigenlijk je hier aan te treffen.’ Ze leverde geen commentaar op mijn uiterlijk. Ik gaf er uit mezelf geen verklaring voor.

Boyd liet Ryan in de steek en rende op Jansen af om te proberen aan haar kruis te ruiken. Ze belette hem dat door met allebei haar handen aan zijn oren te krabbelen. Ryan kwam onze kant op en ik stelde de twee aan elkaar voor. Boyd begon om ons drieën heen rondjes te draaien.

‘De drugstheorie lijkt te kloppen,’ zei Jansen. ‘In de rechter voordeur van de Cessna zat aan de binnenkant nog een tweede, kleiner exemplaar.’

‘Leg dat eens nader uit.’

‘In de rechter voordeur was een gat gemaakt, dat weer was afgedekt met een scharnierend luikje.’

‘Zoals een kattenluik?’

‘Inderdaad. Zo op het eerste gezicht was er niets van te zien.’

‘Waarom zat dat daar?’

‘Om vanuit de lucht iets naar beneden te kunnen gooien.’

Ik haalde me een beeld voor ogen van de twee kilo cocaïne die we net hadden achtergelaten.

‘Drugs.’

‘Inderdaad.’

‘Die werden opgehaald door mensen die met een auto op de grond stonden te wachten.’

‘Bingo.’

‘Waarom hebben ze de moeite genomen dat luik aan te brengen? Je kunt toch ook gewoon de deur openmaken en het spul omlaag gooien?’

‘Voor een Cessna-210 is de overtreksnelheid ongeveer honderd kilometer per uur. Langzamer kun je niet vliegen, en bij die snelheid valt het niet mee iets het toestel uit te werken. Stel je maar eens voor dat je een autoportier moet openhouden als je met die snelheid over de snelweg rijdt.’

‘Hm-mm.’

‘Ik zal je vertellen aan welk scenario ik denk. De rechter voorstoel is verwijderd om bij die aangepaste deur te kunnen komen. De passagier zit achterin. Het product bevindt zich in de kleine laadruimte achter de passagier. Kun je je daar een voorstelling van maken?’

‘Ja.’

‘Pearce…’

Ze keek even Ryans kant op. Ik knikte. ‘Dat is de piloot,’ zei ze tegen hem.

Ryan knikte.

‘Pearce gebruikt de rots als herkenningspunt. Hij ziet hem, en geeft het signaal. De passagier maakt zijn veiligheidsriem los, pakt de drugs en duwt ze het toestel uit.’

‘Cocaïne?’ vroeg Ryan.

‘Waarschijnlijk wel. In een c-210 kun je niet voldoende hasj proppen om zo’n vlucht rendabel te maken, al heb ik dat overigens wel zien gebeuren.’

‘Barsten de pakjes cocaïne niet open wanneer ze vanaf zo’n grote hoogte worden gegooid?’ vroeg ik.

‘Om die reden gebruiken ze parachutes.’

‘Parachutes?’

‘Kleine exemplaren, die ze in een dumpzaak kunnen hebben gekocht. De plaatselijke politie trekt dat na. Verder is de cocaïne in dik plastic en noppenfolie gewikkeld, dichtgeplakt met tape, genoeg voor de derrière van mijn tante Lilly. Tante was flink uit de kluiten gewassen.’

‘Net als mijn oudtante Cornelia,’ zei Ryan. ‘Die kon goed eten.’

Jansen keek even naar Ryan en toen weer naar mij.

‘Ga door,’ zei ik.

‘Elk bundeltje wordt aan een parachuutje bevestigd, met nog meer tape en een zadelriem. De parachute wordt om het bundeltje gewikkeld en daar wordt weer een lijn van polypropyleen, met een lengte van zes meter, omheen gedraaid. Kun je me nog volgen?’

‘Ja.’

‘Pearce geeft het teken. De passagier bindt het uiteinde van de lijn vast aan iets in het toestel, schuift het kattenluik open en duwt het bundeltje naar buiten. Als het pakje valt, wordt de lijn los gewikkeld en gaat de parachute open. Vervolgens zweeft het spul heel zoet naar de grond.’

Boyd hapte naar Ryans kuit. Ryan gaf hem een speelse tik. De hond sprong naar achteren en begon weer rondjes te draaien.

‘Wat is er misgegaan?’ vroeg ik.

‘Wat zou je hiervan denken? Ze vliegen laag en komen dicht in de buurt van de overtreksnelheid. Alles gaat naar wens, tot het laatste bundeltje naar de staart zweeft. De parachute of het bundeltje komt in het roer terecht, of in het hoogteroer. Het toestel wordt onbestuurbaar, waardoor de piloot het niet meer onder controle kan houden. Hallo, rots!’

‘Dat verklaart waarom Pearce zijn veiligheidsgordel om had en de passagier niet.’

Ik haalde me een beeld voor ogen van de twee verbrande lijken, elk met het zwarte residu bedekt.

‘Die parachutes zijn van lichtgewicht-nylon, nietwaar?’

‘Ja.’

‘Wat zou je dan hiervan denken… De laatste parachute gaat te vroeg open, in het toestel, en over de passagier heen. Hij probeert zich los te wurmen. Pearce steekt een hand uit in een poging hem daarbij te helpen, verliest de macht over zijn toestel en knalt tegen de rots op. Vuurbal.’

‘Dat verklaart dat zwarte spul. In brand gevlogen parachute.’ Jansen kon me volgen.

‘Maar het is alleen nog maar giswerk,’ zei ik.

‘Niet echt,’ zei Jansen.

Ik wachtte.

‘Een paar kinderen hebben gisterochtend een interessante ontdekking gedaan.’