Honderd dagen
Zaterdag 11 augustus 2007. Dit was het dan. Dag honderd, de dag waarvan we hadden gehoopt dat we hem nooit zouden hoeven meemaken. Het had iets onvoorstelbaar droevigs en onvermijdelijks. Een dag waarop we ons het ene moment gesteund voelden door de vriendelijkheid van anderen en een volgend moment weer in een diep zwart gat vielen.
Om één uur ’s middags liepen Gerry en ik naar ons geliefde kerkje, waar Susan en Haynes Hubbard en tante Janet met de hulp van vele anderen onder het motto ‘Honderd Dagen Hoop’ een dienst hadden georganiseerd voor Madeleine en al die andere vermiste kinderen, waar ook ter wereld.
Bij die gelegenheid beschouwden we de massale aanwezigheid van de media als iets positiefs. Ze kwamen die dag niet voor bloed of honden, en het was van het grootste belang dat we de wereld heten zien dat we niet zouden opgeven. De kerkdienst was prachtig en gaf ons moed. De kerk zat vol, onder anderen met vele Portugese parochianen, en dat betekende heel erg veel voor ons. Haynes leidde de dienst. Hij is zo’n sterke man, met een onwankelbaar vertrouwen in God, zeker in moeilijke tijden. Tijdens zijn preek merkte hij op zeker moment op dat het erg gemakkelijk zou zijn om Gerry en mij nu aan ons lot over te laten, maar, zo benadrukte hij, we hadden de steun van anderen nu harder nodig dan ooit.
Gerry en ik stonden allebei op en namen het woord. We waren de plaatselijke bewoners zo dankbaar omdat die al honderd dagen lang achter ons stonden. We putten kracht uit de gedachte dat zij, ondanks alle nonsens waarmee de media het publiek bestookten, hoop voor Madeleine bleven koesteren. Als wij sterker konden zijn, zou ook die hoop sterker worden. We verlieten de Nossa Senhora da Luz onder begeleiding van een onverwacht en tamelijk overweldigend applaus. Later schreef ik in mijn dagboek;
Ik twijfel er niet aan dat de plaatselijke Portugese gemeenschap achter ons staat. We werden weer doodgeknuffeld!
Voor Sean en Amelie was het een dag als alle andere. Het viel niet altijd mee om ons ten overstaan van de tweeling goed te houden, maar we deden ons best. Ze groeiden op waar we bij stonden en we wilden hen niet opzadelen met nog meer verwarring, zorgen of verdriet. Na de dienst gingen we met de hele familie naar het Millenniumterrein van het complex. De kinderen speelden daar heerlijk in het zwembad en sloegen zelfs een balletje op de tennisbaan. Mijn hart smolt toen ik hen zo vrolijk zag spelen, zonder dat ze iets merkten van alle verwoeste levens om hen heen.
Eerder die dag had Gerry Ricardo Paiva gebeld. Olegério de Sousa had tegenover de BBC verklaard dat er sprake was van nieuw ‘bewijsmateriaal’ en dat Madeleine mogelijk dood was. Vervolgens had hij gezegd dat de familie en vrienden niet tot de verdachten behoorden. We probeerden Ricardo duidelijk te maken dat we dolgraag wilden weten wat er nu precies aan de hand was. Door de chaotische, verontrustende gebeurtenissen en geruchten van de afgelopen dagen en het complete gebrek aan informatie werd ons toch al ondraaglijke verdriet alleen maar erger. Enigszins tot onze verbazing belde Ricardo even later om te zeggen dat hij naar ons onderweg was.
Bij ons aangekomen legde Ricardo uit wat het nieuwe ‘bewijsmateriaal’ nu eigenlijk behelsde. Op sombere toon deelde hij mee dat de Britse politie twee springerspaniëls naar Portugal had gestuurd die bij de zoektocht moesten helpen. Keela, die was getraind om bij het minste of geringste spoortje bloed aan te slaan, had dat in appartement 5A gedaan. Eddie was een zogenaamde kadaverhond, die werd gebruikt bij het opsporen van menselijke resten. Hij had aangegeven dat er in het appartement iemand was overleden. Monsters uit het appartement waren voor nader onderzoek naar een forensisch lab in Engeland gestuurd, en nu was het wachten op de resultaten.
Op dat moment vertrouwde ik Ricardo, maar ik begreep niet hoe, nog afgezien van de vraag waarom, iemand Madeleine in zo’n korte tijd had kunnen doden en zich van haar lichaam had kunnen ontdoen. Het was niet logisch. Bovendien leek dit, net als het verhaal over het ‘bloed’, een allerminst overtuigend ‘bewijs’ van haar dood. De politie leek op aanwijzing van een hond te willen beweren dat er beslist iemand in 5A was gestorven en dat het, omdat ze niemand anders kenden die dood kon zijn, dus Madeleine moest zijn. Stel dat ze daar was gedood - en dat leek ons uiterst onwaarschijnlijk — dan moest ze binnen een paar minuten naar buiten zijn gebracht Geloofden ze nu echt dat een hond drie maanden later nog de ‘doodsgeur’ kon opvangen van een lijk dat zo snel was weggehaald? Ze telden twee en twee bij elkaar op en kwamen uit op tien.
Maar natuurlijk speelde logica voor mij, de moeder van Madeleine, op dat moment geen rol. Alleen al Ricardo’s suggestie dat ze in 5A kon zijn gedood voelde als een mes dat diep in mijn borst werd gedreven. Mijn ogen, die al zo moe waren van het huilen, vulden zich opnieuw met tranen.
Dus Madeleine is dood...? Een psychopaat? Uit de hand gelopen inbraak? Ik geloof het pas als ik haar lichaam heb gezien. Ik kan dit gewoon niet accepteren. God, zorg dat ze ongelijk hebben.
Het is moeilijk voor te stellen dat er op zo’n donkere avond nog een lichtpuntje kon zijn, maar dankzij een opmerking van Bill Kenwright, de voorzitter van voetbalclub Everton FC, leek de wereld even iets minder vreselijk. We zaten met de hele familie tv te kijken toen de hoogtepunten uit de eredivisie werden getoond. Er waren niet alleen heel veel spelers die Madeleine-T-shirts en Madeleine-polsbandjes droegen, maar Bill zei ook, toen hem werd gevraagd naar de spanning die clubs en trainers aan het begin van een nieuw seizoen voelen, dat die druk niets was vergeleken met de spanning waarmee Gerry en ik moesten leven. Hoewel we nooit enig direct contact met Bill hadden gehad, wisten we dat hij de zoektocht naar Madeleine vanaf het allereerste begin had gesteund en ook anderen daartoe had aangezet. We waren bijzonder geroerd omdat hij haar niet was vergeten en nog altijd openlijk zijn steun uitsprak.
De drie weken daarna leken een eeuwigheid te duren. Het was net een uithoudingsproef uit de koker van een sadist. In de Portugese en de Britse kranten verschenen aan de lopende band beschuldigende artikelen, die op zijn minst speculatief en in de ergste gevallen volkomen uit de lucht gegrepen waren. We woonden in een luxe penthouse met zwembad! We hadden op de avond van Madeleines ontvoering veertien flessen wijn gedronken! Er was op de bewuste avond een injectiespuit met een verdovend middel in ons appartement aangetroffen! Het was allemaal heel erg kwetsend en onrechtvaardig. Zulke verhalen, die alleen maar waren bedoeld om kranten te verkopen en geld te verdienen, zorgden ervoor dat lezers een volstrekt verkeerd beeld van de zaak kregen, met name in Portugal, het land waar onze dochter het hardste hulp nodig had.
Culturele verschillen werden verkeerd opgevat. Het feit dat onze kinderen tien tot twaalf uur per nacht sliepen, wekte bij veel Portugezen de nodige argwaan of werd onder deze omstandigheden zelfs als ronduit verdacht gezien. De Portugezen houden er een typisch Zuid-Europese manier van leven op na, met vooral ’s middags en ’s avonds een heel ander ritme dan wij gewend zijn. Het is niet ongebruikelijk om tussen de middag een uitgebreide maaltijd in plaats van een snelle boterham te nuttigen, en vaak doen kinderen en volwassenen daarna nog een dutje. Zelfs de kleintjes blijven ’s avonds laat op om samen met de volwassenen te kunnen eten. Het is een geweldige manier van leven, maar de meerderheid van de bevolking in noordelijke klimaten houdt er andere gewoonten op na.
Blijkbaar was het voor de redacties van de kranten helemaal niet belangrijk of de verhalen waar waren of niet. Nou, voor Gerry, mij en onze familie en vrienden wel. En voor Madeleine al helemaal. De media bleven volhouden dat het alleen maar positief was als Madeleine keer op keer in het nieuws kwam. Dat waag ik te betwijfelen.
Ondertussen het de politie niets los. Hoewel we ons best deden om de stand van zaken te achterhalen, hadden we geen idee hoe het onderzoek ervoor stond. We wisten dat ze ons nogmaals wilden verhoren, en we wilden alles zo snel mogelijk achter de rug hebben en eventuele misverstanden rechtzetten. We wisten niet eens of er nog naar onze dochter werd gezocht. Als we enige informatie hadden gekregen, had ik het wellicht nog kunnen volhouden, maar de stilte was simpelweg ondraaglijk.
15 augustus
De hele situatie wordt steeds ongeloofwaardiger. We hebben altijd gezegd dat we de waarheid moeten kennen, wat er ook gebeurt. Ik had nooit kunnen denken dat daaronder ook het zuiveren van onze eigen naam zou vallen. Wat is er toch met de mensen aan de hand? Waar is het gezonde verstand gebleven?
Lieve God, zegen en bescherm onze Madeleine, waar ze ook is. Geef ons en onze familie de kracht om dit te doorstaan. Schenk de politie de wijsheid, de intelligentie en de eerlijkheid om deze misdaad op te lossen en Madeleine te vinden. Amen x
Het leven ging natuurlijk door. Vrienden en familieleden kwamen en gingen, en maakten plaats voor andere vrienden en familieleden, die allemaal een kei bleken in het bieden van mentale steun en praktische hulp. We bleven interviews geven wanneer dat zo uitkwam. We hadden geen idee of dat hielp, maar we moesten iets doen. We gingen vaak naar de kerk, soms meerdere keren per dag, voor de mis of om in ons eentje te bidden en na te denken. We belden, schreven en beantwoorden brieven. We brachten tijd door met Sean en Amelie en deden spelletjes, lazen verhaaltjes voor, keken films en gingen naar de dierentuin, het strand of een café. En het bracht ons allemaal geen stap verder.
17 augustus
Het kost me moeite om op dit moment met mensen te praten omdat ik zo veel negatieve emoties voel: woede, bitterheid, frustratie, wanhoop. .. Daar wordt een mens niet aardiger van.
Gerry had het al een tijdje over naar huis gaan. Hij beweerde dat we daar net zo veel konden doen, of misschien wel meer. Hij vermoedde ook dat de aandacht van de media dan wel zou afnemen, zeker die van de Portugese pers, die ons tot nu toe het meest door het slijk had gehaald. Thuis zouden vrienden en familie ons gemakkelijker kunnen steunen, en het zou voor het hele gezin in emotioneel opzicht veel beter zijn. Hoewel de tweeling tamelijk tevreden leek, kan ik niet ontkennen dat ons leven in Praia da Luz iets kunstmatigs had. Niet dat het leven thuis normaal zou zijn, verre van dat, maar de kinderen hadden behoefte aan stabiliteit op de lange termijn.
Ik zag dat allemaal ook wel in. Verlost worden van de venijnige krantenkoppen, dat leek me als balsem voor de ziel. Het zou fijn zijn als Sean en Amelie weer hun eigen kamer hadden en in onze eigen tuin of met hun vriendjes en vriendinnetjes op het kinderdagverblijf konden spelen. Ik wist dat ze de band met thuis nodig hadden. Onlangs was duidelijk geworden dat ze dachten dat Madeleine thuis in Rothley zat. Gerry, die zich bezorgd afvroeg of de ‘piramide van informatie’ die ze in hun hoofdjes vormden wel stevig genoeg was, belde kinderpsycholoog David Trickey en vroeg hem om advies. Mijn hart brak toen ik Gerry daarna heel vriendelijk hoorde uitleggen dat Madeleine er niet was. Sean keek verward, en misschien ook een tikje bang, maar ze aanvaardden het.
Toch verzette ik me wekenlang tegen het idee om terug naar huis te gaan. Alleen al de gedachte was een bijna onbedwingbare emotionele en mentale horde voor me. We hadden altijd gezegd dat we nooit zonder Madeleine zouden vertrekken, en ik had nog steeds het gevoel dat we haar in de steek zouden laten als we dat wel deden. Halverwege juli was ik langzaam aan Gerry’s idee gewend geraakt - we zouden vroeg of laat toch naar huis moeten - maar nu het tij een maand later in ons nadeel was gekeerd, was er des te meer reden om te blijven. Als we dat niet zouden doen, zou het lijken alsof we ons door de media en de pj hadden laten wegpesten. We kregen het vermoeden dat ze ons uit Portugal wilden wegjagen, zodat de druk op de politie zou verminderen. Ik was niet van plan dat te laten gebeuren.
Het was een duivels dilemma. Voordat ik ook maar aan weggaan kon denken, moest ik er voor mezelf volkomen zeker van zijn dat ik Madeleine niet in de steek liet, dat we niet voor druk van anderen zwichtten, en dat we het niet opgaven.
19 augustus
Madeleine, lieverd, het wordt voor ons niet bepaald gemakkelijker. Ik kan alleen maar hopen dat degene bij wie je nu bent ook van je houdt en je goed en vriendelijk behandelt.
20 augustus
Volgens het nieuws van vandaag gaan ze in Engeland een ‘nieuwe verdachte’ aanhouden. Het is waarschijnlijk weer een verzinsel van de tabloids. Er wordt zo veel rotzooi geschreven, het meeste is volledig uit de duim gezogen. God mag weten wat er aan de hand is, de politie vertelt ook helemaal niets!
We hadden inmiddels het gevoel dat we volledig aan ons lot waren overgelaten. De politie negeerde ons, we moesten het opnemen tegen een ondoorzichtig systeem dat we geen van beiden echt goed begrepen, en de media waren op hol geslagen en niet meer te stuiten. Als we onszelf tegen dit alles wilden beschermen, dan moesten we iemand vinden die dit systeem kende: een Portugese jurist die onze belangen kon behartigen. Later die dag nam Gerry contact op met Carlos Pinto de Abreu, een mensenrechtenadvocaat uit Lissabon die ons was aangeraden, en maakte een afspraak voor de volgende dag.
We vertrokken na het middageten met onze vriendelijke en betrouwbare taxichauffeur naar Lissabon. Carlos was in het gezelschap van drie collega’s, en zijn vrouw, een arts, was aanwezig om indien nodig te tolken. We namen zo veel mogelijk met hen door: de avond van de 3e mei, onze verstandhouding met de politie, het lekken naar de media en de schandalige krantenkoppen. We voelden ons iets beter nu we wisten dat Carlos en zijn team ons van advies konden dienen.
Op terugweg een beetje van streek... Ik zag Madeleine telkens voor me, gewond, mishandeld, roepend om ons - maar wij waren er niet. Vreselijk.
We kwamen ’s avonds laat in Praia da Luz aan en ontdekten dat Sean en Amelie in ons bed lagen. Ze waren stil, maar nog wel wakker, en eigenlijk was ik daar best wel blij om. Ik moest hen nu dicht bij me hebben. Ik dankte God voor Sean en Amelie.
Op 23 augustus gaven we bij Justine thuis een interview aan Telecinco, een Spaans actualiteitenprogramma. Vóór het gesprek vertelden we het team over welke onderwerpen we niets mochten zeggen, zoals het onderzoek, en wat we juist wel wilden aansnijden omdat we dachten dat het ons kon helpen.
We konden natuurlijk niets over het onderzoek zeggen omdat we dan de gerechtelijke geheimhoudingsplicht zouden overtreden. Bovendien wisten we op dat moment zelf ook niet bepaald veel omdat we niet op de hoogte werden gehouden. Er was ons verteld dat het openbaar maken van bepaalde details het onderzoek in gevaar kon brengen en de ontvoerder kon waarschuwen. We waren evenmin bereid tot een debat over de aanhoudende speculaties en leugens in de media.
Het was ontzettend benauwd in het kleine flatje. Het was een warme dag in augustus, die door de lampen van de cameraploeg nog warmer aanvoelde, en we waren voor het begin van het interview al niet echt op ons gemak. We wachtten op de eerste vraag. Die ging over het onderzoek. En de tweede vraag? Die ging ook over het onderzoek. De derde ook. Het bloed en de honden werden weer genoemd. Het was alsof het gesprek van een paar minuten eerder nooit had plaatsgevonden. Na een stuk of vijf van zulke vragen die we niet konden beantwoorden, maakte Gerry, die heel erg veel last had van de warmte, zijn microfoontje los en liep weg, zichtbaar geïrriteerd en aangedaan. Ik besloot de interviewer het voordeel van de twijfel te geven - het leek me logisch dat hij ons ook nog naar iets nieuws zou vragen - en bleef zitten. Geduldig en beleefd probeerde ik uit te leggen waarom mijn echtgenoot zo had gereageerd.
Hoewel ik sinds de ontvoering van Madeleine al vaak mijn neus heb gestoten, heb ik altijd geprobeerd het goede in anderen te zien, of in elk geval totdat ze me redenen geven het tegendeel te denken. Een dergelijk vertrouwen wordt niet altijd beloond. Telecinco zond het interview dat weekend uit, maar de nadruk lag niet op Madeleine, het onderzoek of onze campagne. Dat was blijkbaar veel te saai, te veel van hetzelfde. Nee, het hele item draaide om hun grote onthulling: Gerry die ‘kwaad was weggelopen’. De kranten verkneukelden zich en plaatsten foto’s van Madeleines ontzette vader, onder koppen als Gerry slaat door. Zoals onze oma’s altijd zeiden: net als je denkt dat je alles hebt gehad...
Ondertussen was Gerry naar Schotland gevlogen voor een interview tijdens het Edinburgh TV Festival. Dat was begin juni al geregeld, toen hij nog had gedacht dat de belangstelling van de media wel zou zijn geluwd als Madeleine dan nog steeds weg zou zijn, en dat het dan juist gunstig zou zijn om haar opnieuw onder de aandacht te brengen. Een van de redenen om ja te zeggen was het feit dat hij zou worden geïnterviewd door Kirsty Wark, de gewaardeerde presentatrice van Newsnight, die vlak bij Gerry in Kilmarnock was opgegroeid.
Toen hij die vrijdag vanuit Edinburgh een telefonisch interview aan de Daily Telegraph gaf, vroegen ze hem om commentaar op een artikel dat die dag op de voorpagina van de Portugese krant Tal e Qual was verschenen onder de kop: pj verdenkt ouders van dood Madeleine. Ik vermoed dat dit de druppel voor Gerry moet zijn geweest, want hij draaide helemaal door. Ik was al even verbijsterd. Mijn woede gold in eerste instantie niet eens de politie, maar de krant die zo’n walgelijk, uit de lucht gegrepen bericht durfde te plaatsen.
Aanvankelijk had het interview in Edinburgh moeten gaan over de internationale impact van de Find Madeleine-campagne en hoe dat zo was gekomen, maar nu moest er te midden van een stortvloed aan speculaties en sensationele berichten een serieus gesprek worden gevoerd. Gerry gaf nog een aantal extra interviews in Schotland en vroeg daarin de journalisten hun verantwoordelijkheid te nemen. Zijn smeekbeden waren grotendeels aan dovemansoren gericht.
Toen ik hoorde dat mijn moeder lucht had gekregen van het artikel in Tal e Qual en de bijbehorende geruchten belde ik haar meteen op. Ze was zo van streek dat ze amper een woord kon uitbrengen. Ik stuurde hoofdinspecteur Bob Small een sms’je om te zeggen dat ik hevig teleurgesteld was dat de politie, zonder dat er enig bewijs was, durfde te beweren dat Madeleine dood was. Ik zei ook dat we ons de laatste tijd erg in de steek gelaten voelden.
Omdat Bob onze voornaamste contactpersoon bij de Britse politie was, werd hij niet op de hoogte gehouden van de details van het onderzoek. Hij had ons verteld dat dat voor ons eigen bestwil was, aangezien het delen van bepaalde informatie waartoe we anders nooit toegang zouden hebben, ons in diskrediet kon brengen. Dat lijkt nu een erg loze opmerking, nu blijkt hoeveel informatie de politie zelf via de media naar buiten had gebracht. Ook Bob was een aantal dingen niet duidelijk. Hij vertelde dat de Britse politie de resultaten van speurhonden als informatie zag, niet als hard bewijs, en het verbaasde hem dan ook zeer dat de pj er zo zeker van leek dat Madeleine in het appartement was gestorven. Hij had tegen Gerry gezegd dat ze volgens hem flink op hun neus zouden kijken als de resultaten van het lab bekend zouden worden.
De volgende dag belde Gerry met Ken Jones, het hoofd van de acpo, de Association of Chief Police Officers, een organisatie waarin de hoofden van verschillende politiediensten hun kennis en expertise met elkaar delen. Ook bij hem sloeg de wanhoop toe vanwege de wijze waarop het onderzoek werd uitgevoerd. Het was fijn om te weten dat we niet alleen stonden en ons geen dingen in het hoofd haalden, maar waarom wilde niemand hier met ons over praten? Velen in topposities zeiden privé de juiste dingen tegen ons, maar niemand kon - of wilde - er iets aan doen. Als iemand had gezegd: ‘Stop! Dit gaat helemaal verkeerd!’ was alles misschien heel anders gelopen.
Carlos Pinto de Abreu raadde ons aan om Tal e Qual voor de rechter te slepen. (We hebben de procedure inderdaad in gang gezet, maar korte tijd later ging de krant failliet, en vanwege grotere problemen die om onze aandacht vroegen hebben we de rechtszaak nooit doorgezet.) Maar hoewel het artikel bespottelijk en walgelijk was, was het gek genoeg niet geheel uit de lucht gegrepen. Daarmee wil ik niet zeggen dat de politie dacht dat we Madeleine hadden gedood. Dat heb ik nooit willen geloven. Wat ons echter wel duidelijk werd, is dat bepaalde personen binnen de pj inderdaad de bron van dit verhaal waren. We kunnen alleen maar aannemen dat ze op die manier anderen wilden overtuigen teneinde een zaak te kunnen ‘oplossen’ die vanwege de enorme druk wel móést worden opgelost. En wat kun je dan beter doen dan de invloed van de media gebruiken? Tot zover de gerechtelijke geheimhoudingsplicht.
Ik wil benadrukken dat ik niet alle politiemensen van Portugal over één kam scheer. Er waren talloze rechercheurs die heel erg hun best hebben gedaan, zeker in het begin, en hun pogingen om de waarheid boven tafel te krijgen werden hierdoor net zo geschaad als de onze.
Op maandag 27 augustus werd ik gebeld door Esther McVey, een oude vriendin uit mijn tienertijd in Liverpool, die nu tv-presentatrice en parlementskandidaat voor de conservatieven was. Esther zat in het bestuur van Madeleine’s Fund. Ze zei dat onze huidige situatie haar verontrustte en dat de meer ‘politieke invalshoek’ haar een ongemakkelijk gevoel gaf. Ze vond dat we naar huis moesten komen, voor onze eigen veiligheid en ter bescherming van ‘Madeleines goede naam’ (ik wist niet goed wat ze daarmee bedoelde). Het voelde alsof ik van alle kanten onder druk werd gezet, en dat vond ik helemaal niet prettig.
Toevallig hoorden we op dezelfde dag dat we de villa op 11 september moesten verlaten. Dat nieuws wierp een ander licht op de zaken en dwong Gerry en mij tot een moeilijke en emotioneel geladen beslissing. Natuurlijk hadden we ergens anders in Praia da Luz woonruimte kunnen huren, maar omdat we binnenkort toch het land wilden verlaten, zou dat te veel geregel betekenen. We hadden tevergeefs zitten wachten totdat de politie ons voor een nieuw verhoor zou oproepen. Ten slotte stemde ik er, met tegenzin, mee in om een datum voor de terugreis te prikken. Maandag 10 september. Het was een van de moeilijkste beslissingen die ik ooit heb moeten nemen.
Ik wist echter ook dat ik, zodra ik de kans kreeg, naar Luz terug zou gaan, zodat ik op de plek kon zijn waar ik Madeleine voor het laatst had gezien en de autoriteiten eraan kon herinneren dat ik niet zou toestaan dat mijn dochters verdwijning werd vergeten. Ik kon me voorstellen dat de politie en de regering handenwrijvend van genoegen zouden reageren op ons vertrek en daarna de zaak ongezond snel zouden proberen te sluiten. Ik hoopte met heel mijn hart dat ik het mis had.
Die woensdag begon ik met het uitzoeken van spulletjes die ik vooruit wilde sturen naar Rothley. Ik pakte kleren in die we voor vertrek niet meer zouden dragen en deed overtollig speelgoed in grote zakken, zodat we dat aan Portugese weeshuizen konden doneren. De villa puilde uit van het speelgoed, de knuffels en de spelletjes die onbekenden ons uit de goedheid van hun hart hadden gestuurd; niet alleen voor Madeleine, maar ook voor de tweeling. Het had ons heel goed gedaan, en de kinderen hadden er veel aan gehad, maar we konden onmogelijk alles houden.
Ik werd misselijk bij het idee dat we Portugal zonder Madeleine moesten verlaten. Wie had dat ooit kunnen denken? In april waren we hier nog met ons vijven aangekomen om een fijne vakantie te vieren, en nu zouden we slechts met ons vieren naar huis gaan. Het drong nu pas echt tot me door waar we mee bezig waren, en het was verschrikkelijk.
Toen ik een paar dagen later de dvd’s van de kinderen uitzocht, stuitte ik op de lievelingsfilm van Madeleine, Barbie: Prinses Platzak. Ze was dol op die film, en op de twee belangrijkste personages, de prinses en het arme dorpsmeisje. Als het een Erika-dag was, zei ze tegen me; 'Mama, jij bent vandaag Anneliese en dan ben ik Erika.’ De volgende dag waren de rollen omgedraaid. Ik zag Madeleine zo voor me, met haar roze prinsessendeken rond haar hoofd gewikkeld en de punten strak als een hoofddoek rond haar kin gebonden, terwijl ze zong: ‘Ik lijk op jou, jij lijkt op mij...’ Sean en Amelie hadden het tegen die tijd vaak over Madeleine. Ik droeg een medaillon met een fotootje van Madeleine erin dat Amelie graag openmaakte. ‘Madeleine zien,’ zei ze dan, of: ‘Slaap lekker, Madeleine!’ waarna ze de foto een kus gaf.
Voel me weer een beetje ‘raar'. Mijn angst om Madeleine steekt weer de kop op. Ik kan er niets tegen doen. Soms vraag ik me af of het niet gemakkelijker zou zijn om te doen alsof ze nooit heeft bestaan, maar dat kan ik niet.
Donderdag 30 augustus was een volgende mijlpaal waaraan we liever niet wilden denken. Het had een belangrijk moment voor Madeleine moeten zijn: haar eerste schooldag. Ze had er zo naar uitgekeken. Ze had er opgetogen over gepraat, en ik had haar in gedachten in de klas zien zitten, waar ze zo veel pret had en nieuwe meisjes leerde kennen. Nu zouden al haar vriendinnetjes zonder haar met school beginnen.
Het was een verschrikkelijke dag. Ik zag haar elk uur lachend in haar nieuwe uniform voor me staan. Ik huilde, ik bad en ik hield mijn man en kinderen stevig vast. We konden haar helpen. Als we haar terug zouden krijgen, zouden we haar helpen alles te verwerken wat ze had meegemaakt. We zouden ervoor zorgen dat haar leven even goed en gelukkig zou zijn als het altijd had moeten zijn.
Clement Freud keerde op 31 augustus terug naar Praia da Luz en belde Gerry nog dezelfde dag. ‘Is het waar, Gerry?’ was het eerste wat hij vroeg. ‘Wat bedoel je, Clement?’
‘Dat je op het punt van instorten staat en medicijnen nodig hebt?’
Erg grappig.
‘Ik heb heel erg te doen met de Express, weet je dat?’ ging hij verder. Heel even dacht Gerry dat hij het meende. ‘Hoezo?’
‘Nou, we zijn allebei nogal eens bedrukt.’
Godzijdank waren er nog mensen als Clement, die ons konden laten glimlachen.
In de nacht van 1 september droomde ik voor het eerst in vier maanden over Madeleine. Ik was heel erg verbaasd dat ik dat niet eerder had gedaan, maar de werking van de geest is nu eenmaal een groot raadsel. Het was misschien maar goed ook, want de droom was zo’n vreselijke ervaring - veel pijnlijker dan al het andere dat me sinds haar verdwijning in het echte leven was overkomen - dat ik me afvroeg of ik het wel had overleefd als het me tijdens die eerste weken was overkomen.
We kregen een telefoontje van een van de leidsters van het kinderdagverblijf. ‘Je raadt het nooit,’ zei ze, ‘Madeleine is hier! Al een paar dagen. Het gaat goed met haar.’ We gingen er zo snel mogelijk heen, en ja hoor, daar zat onze Madeleine. Ze zag er zo mooi uit, precies zoals ik me haar herinnerde. Ik rende naar haar toe, breeduit lachend, huilend van vreugde, en hield haar alleen maar vast. Ik droomde, maar ik kon haar echt voelen. Het was alsof allerlei lichaamsdelen die tot nu toe een winterslaap hadden gehouden opeens wakker werden. Ik voelde dat de koude, donkere dagen wegtrokken en dat ik baadde in warmte en licht. En Madeleine hield mij ook vast, ze had haar armpjes stevig om me heen geslagen, en het voelde zo fijn. Ik kon haar ruiken. Ik nam dit hemelse moment met al mijn zintuigen in me op.
Mijn Madeleine. Ik wilde voor eeuwig zo blijven zitten.
En toen werd ik wakker.
IJs begon door mijn lijf te stromen en spoelde alle restjes endorfine en warmte weg. Wat gebeurde er? Dit kon toch niet waar zijn? Ik voelde haar nog steeds! Een zware trap raakte me in mijn buik, en de pijn op mijn borst was heviger dan ooit. Ik hapte naar adem, het voelde bijna alsof ik werd gewurgd. O lieve God, laat haar niet verdwijnen! Blijf bij me, Madeleine. Blijf alsjeblieft bij me. Ga niet weg, blijf bij mama. Toe, lieverd, hou vol. Ik hou zo veel van je.
Ik begon te huilen. Het huilen liep uit op heftige snikken. Een onaards geluid, als het brullen van een gewond dier, kwam uit mijn mond naar buiten. De verstikkende pijn op mijn borst werd zo hevig dat ik dacht dat ik dood zou gaan.
Ik was bij haar geweest. En nu was ze weg. Opnieuw.