Het tij keert
Op zaterdag 30 juni verscheen in een Portugese krant een artikel getiteld ‘Verbond van zwijgzaamheid’ van de journalisten Felicia Cabrita en Margarida Davim. De kritiek die uit de titel sprak was op zichzelf al interessant, aangezien je in dit land voor minachting voor gerechtelijke geheimhoudingsplicht een gevangenisstraf riskeerde. Dit was waarschijnlijk het eerste artikel dat openlijk twijfelde aan onze versie van de gebeurtenissen op 3 mei. Het legde verdenkingen op ons en onze vrienden, op onze karakters en op onze mogelijke betrokkenheid bij Madeleines verdwijning.
Een paar dagen voordat het werd gepubliceerd waren we allemaal - Fiona, David, Jane, Russell, Matt en Rachael, evenals Gerry en ik - via onze mobiele telefoon benaderd door een verslaggever. Iedereen had haar afgekapt, maar het was duidelijk dat iemand haar niet alleen onze mobiele nummers had gegeven, maar ook andere persoonlijke informatie. Ze noemde me Kate Healy, en hoewel ik vóór Madeleines ontvoering altijd zo werd genoemd, wilde ik sindsdien alleen nog met mevrouw McCann aangesproken worden. Ze noemde Gerry ‘Gerald’, een naam die hij nooit gebruikt. Ze wist dat Jane en Russell onlangs naar Devon waren verhuisd.
Het was duidelijk dat deze verslaggever toegang had gekregen tot onze verklaringen, onze paspoortdetails of andere officiële documentatie. Er was weinig voor nodig om te raden wie het was geweest. Er was duidelijk een lek in de Policia Judiciaria. We stelden deze kwestie tijdens de volgende bijeenkomst met Neves en Encarnaçāo op 5 juli aan de orde. Ze waren het ermee eens dat er een lek in de pj moest zitten, maar ondanks de eindeloos aangehaalde gerechtelijke geheimhoudingsplicht, werd er nooit een intern onderzoek ingesteld.
Sinds onze serie campagnereizen was het duidelijk geworden dat de pens, nu de verslaglegging een verzadigingspunt bereikte, andere invalshoeken onderzocht Hun honger naar het ‘human interest’-aspect leek onverzadigbaar. Het ging niet langer over de lieftallige vermiste dochter: nu werd het de ‘Kate en Gerry-show’. Onze vriend Jon Corner had dit al heel vroeg voorspeld. Op een dag had hij na een interviewsessie met Britse journalisten tegen ons gezegd: ‘Ze vragen rond of jullie nog steeds hardlopen en welke schoenen jullie dragen, godbetert. Hoe langer dit doorgaat, hoe erger het wordt. Dan draait alles om jullie, niet om Madeleine.’
We namen een strategische beslissing om de media te laten weten dat we ons uit de schijnwerpers zouden terugtrekken. Madeleine moest het gezicht van de campagne vormen, niet wij. We wilden nog wel interviews geven die in haar belang waren, uiteraard, maar tot zich een belangrijke ontwikkeling of gebeurtenis zou voordoen, zouden we de campagne meer in stilte voeren en geen commentaar meer leveren op alledaagse zaken. Het deed de impact van de campagne geen goed als we er voortdurend over berichtten.
Maar tot onze opperste verbazing maakte de pers, en dan met name de fotografen, geen aanstalten om Praia da Luz te verlaten. Daarmee kwamen we in een lastig parket te zitten, wat tot wat onenigheid met Justine McGuinness leidde, onze nieuwe campagnemanager. Ondanks dat we maar heel weinig te vertellen hadden, hoewel de kranten tegelijkertijd toch elke dag een foto van ons nodig leken te hebben, waren we in wezen de tabloids zoet aan het houden zonder dat dit iets essentieels voor de campagne opleverde. Het was niet nodig om dag in, dag uit het publiek te bombarderen met onze foto’s en doordat de fotografen bleven, werden de journalisten ook aangezet om te blijven en stukken bij de foto’s te schrijven, ook al viel er niet veel te vertellen. Ongetwijfeld vormde dit de achtergrond van een hoop bespottelijke verhalen die nu verschenen, opgesmukt met citaten die zogenaamd van ons waren of van ‘bronnen dicht in de buurt van de McCanns’. Het gebrek aan nieuwe brandstof voor de mediamachine betekende bovendien dat veel van de negatieve stukken die in de Portugese pers verschenen in de maanden juli en augustus op de voorpagina’s in Groot-Brittannië werden overgenomen.
Nadat we hadden aangegeven dat we ons op de achtergrond wilden houden, bespraken we hoe we de hulpbronnen waarover we nu beschikten op de langere termijn konden inzetten als de zoektocht naar Madeleine maar op niets uit bleef lopen. Onze bezoeken aan Spanje, Duitsland, Nederland en Marokko hadden een tipje van de sluier opgelicht over de immense schaal van de problemen rondom kinderontvoeringen, -handel en -uitbuiting, en we hadden het gevoel dat we de reikwijdte van onze campagne moesten uitbreiden om alle slachtoffers van deze verschrikkelijke misdaden te bestrijken. We zijn ons nu bijvoorbeeld bewust van de noodzaak van een gecoördineerd en effectief kindreddend waarschuwingssysteem in heel Europa. Gezien de reusachtige steun die onszelf ten deel was gevallen, hadden we een morele verplichting om te proberen iets te doen om Europa een veiliger plek voor kinderen te maken. Als we, God verhoede, Madeleine niet konden helpen, waren we vastbesloten dat er iets blijvend goeds uit onze nachtmerrie moest voortkomen.
Met name seksueel misbruik van kinderen is wereldwijd schokkend wijdverbreid. De slachtoffers van de kinderpornografie-industrie, waarin miljarden omgaan, worden ook steeds jonger; ongeveer een derde is jonger dan zes jaar. Ik werd beroerd van wat ik allemaal heb ontdekt. Ik was met afschuw vervuld, als een redelijk intelligent en goed geïnformeerd mens en als moeder, door het feit dat ik er zo weinig van wist. Ik kreeg het gevoel dat ik mijn leven in een cocon had doorgebracht.
Een andere waardevolle informatiebron was lady Catherine Meyer, de vriendin die Cherie Blair tijdens het telefoongesprek met mij had genoemd. Catherine, de vrouw van de voormalige Britse ambassadeur in de Verenigde Staten, had pact (Parents and Abducted Children Together) opgericht nadat haar eigen twee zoons door haar ex-man waren ontvoerd. Sindsdien vecht ze er onvermoeibaar voor dat zulke misdaden internationaal beter worden aangepakt. Ik bewonder haar toewijding aan en passie voor kinderbescherming enorm. Ze rust nooit, is vastbesloten, heeft gevoel voor humor en is niet bang om te zeggen wat ze denkt. Zulke eigenschappen zijn essentieel op dit terrein, waar je met zo veel bureaucratie te maken hebt.
Eind juni sprak Gerry in de Verenigde Staten met Ernie Allen, ceo van het National Center for Missing and Exploited Children (NCMEC). Deze organisatie werd in 1984 opgericht, dankzij de lobby van John en Revé Walsh het Congres. Toen in 1981 hun zestienjarige zoon werd ontvoerd en vermoord werd teruggevonden in Florida, hadden ze dezelfde soort pijn en frustratie van een inadequate reactie ervaren als waar wij onder te lijden hadden. Tegenwoordig biedt het NCMEC een breed scala aan hulpbronnen aan ordehandhavende afdelingen die onderzoek doen naar vermiste, ontvoerde en misbruikte kinderen, evenals training en opleiding voor mensen die op dit gebied werkzaam zijn.
Ik kwam de zitkamer binnen op het moment dat Gerry klaar was met een uur durend telefoongesprek en ik trof mijn man bijna stralend en barstensvol optimisme aan. Hij was al aan het plannen om bij de eerste de beste gelegenheid naar Washington dc te vliegen, om persoonlijk meer te weten te komen over het werk van het NCMEC. Gerry was niet alleen opgepept door Ernies positieve houding en bemoedigende woorden, maar ook door de talloze voorbeelden die hij had aangedragen van vermiste kinderen die waren teruggevonden, soms jaren later. Er was echt hoop. Ik had Gerry in geen twee maanden zo geïnspireerd gezien.
Hoewel ons leven onvoorspelbaar was en nooit als normaal kon worden omschreven, gingen er soms dagen voorbij dat het leven zijn gangetje ging. Maar dat werd dan weer van het ene op het andere moment over-hoopgegooid. Helaas waren de meeste schokken niet al te best. Het verdrietigst waren de klappen die met kwade opzet werden uitgedeeld.
Vele pogingen zijn er gedaan om geld van ons los te krijgen, wat de reden was voor de meeste bezoeken die rechercheur Ricardo Paiva aan ons appartement aflegde. Ik herinner me er een van de laatste dagen in juni, dat nogal typerend was. Een Nederlandse man nam contact op met de pj via het op hun website vermelde e-mailadres met de boodschap dat hij wist wie Madeleine had en waar ze was. En hij vroeg natuurlijk om geld. Op aandringen van de pj maakte Gerry een apart e-mailaccount aan om met deze kerel te mailen, waarmee hij voor de politie tijd rekte om hem via het ip-adres dat hij gebruikte op te sporen. Gerry sluisde de binnenkomende mailtjes door naar de pj en kreeg van hen advies bij wat hij in zijn antwoorden moest zeggen. De man mailde vanuit een internetcafé en binnen een paar dagen, op 6 juli, werd hij in Nederland gearresteerd (nadat hij in een casino in de gaten werd gehouden, als ik het me goed herinner). Een ander stel, een Italiaanse man en Portugese vrouw, waren nog maar een week eerder opgepakt wegens een vergelijkbare poging. Aangezien ze al door de Franse politie werden gezocht, was het een raadsel waarom ze het in hun hoofd haalden om op deze manier de aandacht op zichzelf te vestigen.
Maar gelukkig waren er ook een paar leuke verrassingen, vooral voortgekomen uit de goedheid en vriendschap van een aantal geweldige mensen die nu in ons leven kwamen.
Begin juli ontvingen we de volgende brief:
Beste McCanns,
Ik heb een huis in P da L, heb me dood geschaamd dat onze media jullie leven op deze manier binnendringen... en als jullie zin hebben om voor aanstaande woensdag te komen lunchen!dineren, bel me dan en laat het me weten.
Ik kook lekker.
Hartelijke groet,
Clement Freud
Tot mijn schande moet ik bekennen dat Gerry en ik dachten dat deze brief een grap was; het was des te gênanter omdat we sir Clement vaag kenden. We moesten ons geheugen via Sandy en Justine opfrissen voordat we hem precies konden plaatsen. Let wel, hij droeg zo veel petten -humorist, parlementslid, fijnproever, gokker, perscolumnist, reclamemaker voor hondenvoer, radio- en tv-persoonlijkheid - dat hij moeilijk in een hokje te plaatsen was.
Gerry antwoordde per telefoon en sir Clement nodigde ons groepje van zeven van destijds uit - Gerry en ik met Sean en Amelie, plus Trisha, Sandy en Justine - om de volgende dag te komen lunchen. Hij zou een paar uur later naar Groot-Brittannië teruggaan. Sir Clement was toen drieëntachtig, maar zijn geest was nog vlijmscherp (vlak voor zijn dood in 2009 trad hij nog op voor het veeleisende panelspel van Radio 4: Just a Minute). Meestal ben ik heel erg onder de indruk van mensen die hersens zo groot als een planeet hebben, maar Clement was ongelooflijk hartelijk en grappig en ik mocht hem meteen. Zijn eerste woorden waren: ‘Hebben jullie interesse in een aardbeienwodka?’ Het was midden op de dag.
Ik aarzelde een fractie van een seconde, probeerde razendsnel uit te vinden of hij een grapje maakte. Hij keek me als altijd met een uitgestreken gezicht aan. Omdat ik geen spelbreker wilde zijn, antwoordde ik: Eh, oké dan. Dat lijkt me wel wat.’ Uiteraard waren Clements opmerkingen over het feit dat hij lekker kon koken ironisch bedoeld: naast andere prestaties was hij als chef-kok opgeleid, heeft hij vele jaren over eten geschreven en was hij restaurantcriticus. Ik kan bevestigen dat de lunch die hij voor ons klaarmaakte verdomd verrukkelijk was: waterkers en eier-salade, gevolgd door kip met paddestoelenrisotto; de beste risotto die we ooit eerder of sindsdien hebben geproefd. Clement vrolijkte ons op met zijn galgenhumor en bleef dat ook na zijn terugkeer naar Engeland via e-mail doen.
Een paar dagen later kregen we nog een uitnodiging, van rechercheur Ricardo Paiva en zijn vrouw, om in hun appartement in Lagoa Norte te komen dineren. We aanvaardden die uitnodiging graag. Het was geruststellend om een nauwe en vriendschappelijke relatie te onderhouden met iemand die officieel betrokken was bij de zaak van onze dochter, ook al was het misschien niet helemaal kies om informeel met iemand van het onderzoeksteam om te gaan. Daardoor kregen we het gevoel dat Ricardo en zijn vrouw echt om ons gaven, en belangrijker nog, om Madeleine. Sean en Amelie waren heel opgetogen om hun zoontje te ontmoeten, vooral omdat hij heel veel opwindend en hun onbekend speelgoed had waarmee ze konden spelen. Twee andere stellen, buren van Ricardo, aten ook mee.
Voor zover dat in mijn kille nieuwe wereld mogelijk was, hadden we een mooie avond, hoewel het me moeite kostte om me echt te ontspannen en ervan te genieten. Ricardo maakte een heerlijke martini voor ons klaar en zijn vrouw bereidde een fantastische maaltijd. Zij en haar vrienden spraken maar een beetje Engels, maar daardoor konden wij ons Portugees opkrikken.
Intussen waren we op 2 juli uit de Ocean Club naar een gehuurde villa verhuisd, de goedkoopste die we konden vinden en die voldeed aan onze behoeften (Gerry was nu met onbetaald verlof), in Parque Luz, ongeveer tien minuten lopen verderop. Appartement 4G was niet langer beschikbaar en ik vermoed dat dit Mark Warner aanzette om ons met zachte hand weg te krijgen. Ze waren goed voor ons geweest, maar tegen die tijd waren we twee maanden bij hen geweest en ik begrijp best dat onze aanwezigheid de andere gasten wat van streek maakte. Net als iedereen - behalve wij, helaas - moesten zij ook verder. Sean en Amelie waren nog altijd welkom bij de kinderopvang (en van Mark Warner mochten we ook nog steeds het zwembad gebruiken).
Voor ons was het logisch om te verhuizen. In de villa hadden we meer privacy. We huurden ook een kleine flat in de Ocean Club voor Justine. Ze kwam uiteindelijk in een andere baan terecht dan waarvoor ze getekend had - naast campagnemanager was ze nu ook mediawoordvoerder - en zou meer tijd in Portugal moeten doorbrengen dan wie van ons ook voor mogelijk had gehouden. Trish en Sandy logeerden bij ons, ze sliepen op een opklapbed in de slaapkamer die we als kantoor gebruikten, en wanneer er andere mensen bleven logeren, gingen ze naar Justines flat.
Op donderdag 11 juli waren Fiona, Rachael en Russell weer in Portugal terug. De pj wilde ‘opheldering’ over hun verklaringen, duidelijk in verband met het feit dat ze Robert Murat hadden gezien, door een acareaçao te houden, een ‘confronterend verhoor’, tussen de getuigen en de arguido.
Bij deze wettelijke procedure worden degenen die gehoord worden samen in een ruimte gebracht om een definitieve beslissing aan te vechten over de inconsequenties in hun verslagen, in het bijzijn van een arbiter, met het doel om overeenstemming te bereiken. Russ, Rachael en Fiona moesten met Murat en zijn advocaat, Francisco Pagarete, in een halve cirkel gaan zitten, zo dicht bij elkaar, zo vertelde Russell later, dat zijn knie daadwerkelijk die van Murat raakte. Ze wachtten een tijdje omdat de politie zei dat Silvia Batista zich bij hen zou voegen. Om de een of andere reden is zij nooit komen opdagen.
Ik ben ervan overtuigd dat deze verhoortechniek voor iedereen ongelooflijk ongemakkelijk en stressvol moet zijn geweest. De verklaringen die Russell, Rachael en Fiona hadden afgelegd werden om de beurt in het Portugees opgelezen door de agent die de verhoren afnam, Paulo Ferreira, en vervolgens door een tolk vertaald. Guilhermino Encarnaçāo was er ook bij aanwezig. Hun werd gevraagd te bevestigen of hun respectievelijke verklaringen klopten, wat voor hen allemaal zo was. Tijdens het oplezen van elke verklaring, zo vertelden ze ons, boog Murat zich naar voren en staarde intens naar degene die de verklaring had afgelegd. Zijn verklaring werd vervolgens in het Portugees voorgelezen, waardoor het voor Fiona, Rachael en Russ lastig was om de details ervan in twijfel te trekken, en hem werd een aantal vragen gesteld, eveneens in het Portugees. Pagarete raadde hem aan op veel ervan geen antwoord te geven (waar hij als arguido het recht toe had) en één keer verlieten hij en zijn advocaat helemaal de kamer voor een gesprek onder vier ogen. De enige reacties van Murat die onze vrienden konden verstaan, waren dat hij op 3 mei niet in de buurt van ons appartement was geweest en dat ze alle drie logen. Toen we ze na afloop zagen, waren ze zichtbaar verontwaardigd over Murats optreden tijdens de acareaçao.
De volgende dag vertrok Gerry naar Londen om de National Police Bravery Awards bij te wonen. We waren daarvoor uitgenodigd door de Sun, die het gebeuren sponsorde en ons een speciale onderscheiding wilde geven. Dat gaf ons een onbehaaglijk gevoel. We hadden geen dappere daad gepleegd, we hadden alleen maar gereageerd op de ramp die ons was overkomen, zoals elke ouder zou doen. Ze zeiden dat dat prima was: we hoefden geen enkele huldeblijk te accepteren. Ze wilden ons alleen maar steunen. Als we dachten dat het zou helpen, kon een van ons of konden we er allebei heen gaan, als het voor ons maar goed voelde. Ik wilde de tweeling liever niet vaker alleen laten dan nodig was, dus besloten we dat Gerry zou gaan, alleen maar om een paar dankwoorden jegens de politie uit te spreken. Hij was behoorlijk emotioneel, vooral nadat een dip uit de ‘Don’t You Forget About Me’-film werd vertoond. En dat gold kennelijk ook voor een paar politiemensen. Ze gaven hem een staande ovatie. Tijdens zijn verblijf in Londen nam hij op die vrijdag de gelegenheid te baat om het hoofdkwartier van het ceop te bezoeken, waar hij een paar uur doorbracht om meer over hun werk te weten te komen.
In dat weekend vlogen de kinderen en ik naar Groot-Brittannië, waar Gerry zich in Yorkshire bij ons voegde. Michael en Anne-Marie hadden ons gevraagd om peetouders van hun kinderen te worden. Katie en Patrick waren als baby nooit gedoopt en volgens mij was de beslissing om dit nu alsnog te doen wellicht ingegeven door wat ons was overkomen. Hierdoor werd iedereen er nog eens op gewezen hoe kwetsbaar het leven is, hoe dat in één ogenblik kan worden verwoest.
Natuurlijk wilden we niets liever dan bij de doop aanwezig zijn. Sinds Madeleines ontvoering had ik nog geen voet in Groot-Brittannië gezet en hoewel dit voor mij een emotionele reis was, was het niet hetzelfde als ‘naar huis gaan’. Maar de pers zou dat wel zo zien en we maakten ons zorgen of ze met groot vertoon zouden komen opdagen en dit familiegebeuren zouden bederven. Dus hielden we het in samenwerking met de autoriteiten van beide landen onder de radar, en wisten we dankzij de politie deze keer onze mediaschaduwen een stap voor te blijven, tot hun grote ergernis toen ze er uiteindelijk achter kwamen. In plaats daarvan werd er bij de kerk door de politie gepatrouilleerd - Skipton, zo verklaarde Michael, had nog nooit zo veel politiemensen gezien - een geruststellender aanwezigheid, die lang niet zo’n inbreuk maakte.
Op de vroege ochtend van zondag 15 juli vlogen we terug naar Portugal, de dag dat Danie Krugel, zijn team en zijn ‘materiaaloriëntatiesysteem’ in Praia da Luz arriveerden. Hij gaf ons nogal vage informatie over de procedure en bevestigde nog eens dat zijn apparaat in tachtig procent van de gevallen succesvol was. Hij liet ons niets van zijn apparatuur zien omdat hij ‘zijn handelsgeheimen moest beschermen’ in afwachting van een patent.
Totaal geen idee hoe het werkt. Het lijkt belachelijk, maar niet meer dan dat paranormale gedoe waar we al mee te maken hebben gehad en tijd aan besteed hebben. We hebben niéts te verliezen en hebben gezegd: ‘Al moet de onderste steen boven komen...
Ondanks de cynische toon van mijn dagboeknotitie, waren we eigenlijk allebei heel opgewonden over het vooruitzicht van wat Danie ging doen, hoewel ik denk dat dit eerder kwam door het feit dat er tenminste iéts gebeurde waardoor het onderzoek een stukje verder kwam dan dat we werkelijk vertrouwen in zijn methoden hadden. We wisten dat er misschien niets van terecht zou komen, maar alles was beter dan het binnensijpelende gevoel dat alles stagneerde.
We hadden nog altijd genoeg te doen, of dit nu het verzinnen van campagne-ideeën was als aanvulling op het onderzoek of het beantwoorden van de duizenden brieven en e-mails die we nog altijd ontvingen. En nu we uit die gruwelijke eerste weken kwamen, waren we in staat meer tijd aan Sean en Amelie te besteden. We waren zo vernield, zo compleet in beslag genomen door onze pijn en angst dat we het gevoel hadden dat we in onze rol als ouders tekort waren geschoten. We waren zozeer van alles beroofd, en de tweeling ook. Niet alleen was hun grote zus van ze afgenomen, wij waren er ook niet geweest, zowel fysiek als psychisch niet.
Halverwege juli trof ik Amelie in onze kamer aan terwijl ze stond te kijken naar een ingelijste foto van Madeleine op mijn nachtkastje. ‘Ik mis mijn zusje,’ zei ze heel duidelijk. ‘Waar is mijn zusje gebleven?’ Ik werd er compleet door overrompeld. Ik realiseerde me dat ik had onderschat hoezeer ze de situatie begreep, en ook hoe groot haar woordenschat inmiddels was.
Moederlijk schuldgevoel drukt soms zwaar op mijn schouders. De tweeling had onze liefde nodig. Ze hadden óns nodig. Mij was vaak verteld dat liefde geen grenzen kent, maar ik werd zo door Madeleine in beslag genomen dat ik me zorgen maakte dat ik wellicht niet genoeg liefde overhad voor Sean en Amelie. Nog iets om mezelf mee voor het hoofd te slaan. En zij hadden ons niet alleen nodig, wij hadden hen ook nodig. Hun liefde en blijdschap waren het beste medicijn dat we maar konden bedenken en daar zullen we eeuwig dankbaar voor zijn, en voor henzelf.
Woensdag 18 juli. Voor mij het begin van een neerwaartse spiraal. Toen we die dag terugkeken op onze ontmoeting met Neves en Encarnaçāo, beschouwde ik die als een keerpunt: het begin van iets wat zou uitgroeien tot een heel nieuwe nachtmerrie.
Het positieve was dat we een groot gebied hadden bereikt. Maar het was allemaal ongelooflijk ontmoedigend en soms draaide je maag er regelrecht van om. Opnieuw vertelde de politie bijzonderheden over Murat; opnieuw klaagden ze over het gebrek aan hard bewijs. Mijn frustratie omdat ze maar niet opschoten, in combinatie met wat ze ons feitelijk over hem vertelden, veroorzaakte een storm woede in me die helemaal nergens op sloeg. Achteraf lijkt het alsof ik een paar maanden door een of andere duivelse alien bezeten was, die in mijn gedachten was geïnfiltreerd en me met woede en haat had vervuld. Ik had er behoefte aan om een gezicht op al die woede te plakken, om iemand de schuld te geven. En hoewel de pj, naar ik nu weet, geen zaak tegen Murat had, werd hij op een presenteerblaadje aan me aangeboden. Ze hadden immers steeds geïnsinueerd dat hij wellicht degene was die verantwoordelijk was voor de onvoorstelbare angst en pijn waar ons kleine meisje onder te lijden had, is het dan een wonder dat ik me zo voelde?
De bijeenkomst eindigde met een laatste zware tegenslag. Danie Krugel, op wie we onredelijk genoeg zo veel hoop hadden gevestigd, had op basis van zijn bevindingen een verslag voor de pj gemaakt. Zijn apparaat had een ‘statisch signaal’ geregistreerd in een gebied rondom het strand, dicht bij of op het klif van de Rocha Negra. Hoewel daar ook villa’s, appartementen en andere gebouwen stonden, impliceerde het ‘statische signaal’ dat Madeleine hoogstwaarschijnlijk dood was en daar begraven lag.
Ik wist niet hoeveel ik er nog bij kon hebben. Elk stukje slecht nieuws, hoe echt of plausibel het ook was, stortte me onveranderlijk in een poel van wanhoop. Dan waren er eindeloze tranen, onbeheersbare hysterie en koortsachtige bidsessies. En verschillende bezoeken aan ‘mijn rotsen’: een rustig gedeelte van het strand ver weg van de boulevard. Aangezien zwemmers en zonaanbidders liever op de zandvlakten bivakkeerden, was het gedeelte waar de rotsen het water in liepen meestal verlaten, en daar vond ik enige beschutting en privacy. Tijdens mijn bezoeken aan Praia da Luz ga ik daar nog steeds heen om even op mezelf te zijn. Hier kon ik eenvoudigweg via de telefoon urenlang snikkend mijn hart uitstorten tegen een vriendin, soms zonder een woord uit te brengen. Die dag was zo’n dag. Ik voelde mezelf steeds dieper wegzinken in een zwarte en eenzame plek. Maar deze keer wist ik niet hoe lang het zou duren voor ik er weer uit kon klimmen.
Er was één stukje goed nieuws. We hoorden dat het Britse National Policing Improvements Agency (NPIA) in samenwerking met de Portugese politie een nieuw terreinonderzoek ging uitvoeren. We hadden geprobeerd te bepalen hoe ver vorige onderzoeken precies waren gegaan, en hadden al tijden gesmeekt om nog zo’n onderzoek. Ten slotte ontving het NPIA op 20 juli een verzoek van de pj om assistentie in de vorm van advies bij het onderzoek. Een stapje verder! In de afgelopen weken leek de pj ontvankelijker voor de ideeën van de Britse politie, met name sinds de komst van José de Freitas, een soca-agent uit Engeland. Aangezien José, wiens ouders uit Madeira kwamen, vloeiend Portugees sprak, was hij in staat geweest om een betere werkrelatie met de plaatselijke politie te creëren en de pj leek meer bereid om informatie los te laten.
Voordat het nieuwe speurwerk zou plaatsvinden, zou een uitvoerig geologisch onderzoek worden uitgevoerd, van lucht, land en zee. We ontdekten later (veel later) dat het Britse team door de pj was geïnstrueerd uit te gaan van het feit dat Madeleine was vermoord en dat haar lijk ergens was gedumpt. Ze zouden gebruikmaken van GPR (grond-penetre-rende radar) om te bekijken of de grond was verstoord, apparaten om door muren heen te kijken en speciale honden. De politiedossiers onthullen dat het NPIA bereid was om te assisteren bij onderzoeken die gebaseerd waren op andere vermoedens, maar dat moest op verzoek van de pj. Het was duidelijk dat dat verzoek er niet kwam. Kennelijk hoefden er geen andere theorieën onder de loep te worden genomen.
Dit onderzoek, het tweede of misschien wel derde op hetzelfde terrein, besloeg ook het land dat door Danie Krugel was aangewezen (wat later zou worden uitgebreid tot en met Robert Murats villa en appartement 5A van de Ocean Club). Hoewel we op onze rationele momenten niet veel waarde hechtten aan zijn resultaten, wilden we toch graag dat dat gebied werd gecontroleerd, al was het maar om zekerheid te krijgen. En bij zo’n onderzoek hoefde er niet noodzakelijkerwijs een lijk op te duiken; het kon evengoed cruciale aanwijzingen opleveren. Inmiddels wisten we als geen ander van zaken waar bewijs tijdens de eerste onderzoeksronde over het hoofd was gezien en pas bij nader onderzoek werd ontdekt (in één geval, zo vertelde de Britse politie ons, ging het om een portefeuille in een struik). In dit stadium hechtte ik ook nog enig geloof aan de informatie die we van een aantal mediums kregen, van wie sommigen opperden dat we opnieuw de buurt moesten uitkammen. Welke redenen anderen ook mochten hebben, wij moesten er zeker van zijn dat alles zo nauwkeurig en uitgebreid mogelijk was gedaan.
Dag tachtig kwam en ging, en nog altijd geen Madeleine. Tachtig dagen was voor ons van belang omdat het Belgische schoolmeisje Sabine Dardenne zo lang gevangen was gehouden door de kwaadaardige verkrachter en moordenaar Marc Dutroux voordat ze werd gevonden en bevrijd. Ik klampte me aan dit soort ‘happy endings’ vast, maar onnodig te zeggen dat toen de deadlines in mijn hoofd langskwamen, ik weer in zak en as was. Op diezelfde dag, 22 juli, kopte de Sunday Express: maddy’s ouders op matje voor onderzoek. Voor ‘verwaarlozing’, volgens de krant. Inmiddels waren dit soort aanvallen ons niet meer vreemd, maar het was nog altijd ongelooflijk kwetsend, omdat ze ons indirect de schuld gaven van Madeleines ontvoering. We waren niet zozeer gekwetst door wat mensen wel of niet van ons mochten denken, maar wel door de pijnlijke herinnering aan het feit dat we, hoe onbedoeld ook, dit roofdier een gelegenheid hadden gegeven. We waren er niet voor Madeleine geweest. En, zoals ik al eerder heb gezegd en nu nog eens zeg, onze schuld is een zwaar kruis, dat we de rest van ons leven zullen moeten dragen. En wat de ontvoerder betreft, hij heeft vast besmuikt bij zichzelf geglimlacht en gedacht: geef de ouders maar de schuld. Laat mij er maar buiten, verborgen en anoniem, om verder te gaan met wat ik aan het doen ben: kinderen stelen.
Was iedereen deze man dan vergeten? Wie hij ook was, hij liep nog steeds vrij rond.