HOOFDSTUK 5
Toen Brad de volgende morgen aan het ontbijt hoorde dat zijn neef van plan was om met Gwayne naar het ziekenhuis te gaan, vond hij dat bepaald geen prettig idee. Hij was er inwendig woedend om. Direkt nadat Regan van tafel was opgestaan, kwam hij met zijn kommentaar.
‘Ik zie dat hij niet de moeite heeft genomen om de rest van het gezelschap voor die tocht uit te nodigen,’ snauwde hij.
Gwayne lachte even. ‘Je kunt het bepaald geen pleziertochtje noemen. De laatste keer dat ik tegen tetanus ingeënt werd, voelde mijn arm alsof hij van lood was.’
‘Maar het is beslist niet nodig dat je een hele dag onderweg bent voor een zo onnozele injektie. Ik zou graag willen weten wat hij verder van plan is.’
‘Hij moet voor zaken die kant uit, dat is alles,’ legde ze uit. ‘Je hebt hem toch horen vertellen dat hij al dagen geleden alles voor die reis in orde heeft gemaakt?’
‘Ja, dat heb ik gehoord,’ gaf Brad sarkastisch toe. ‘Maar dat betekent nog niet dat ik hem moet geloven.’
Gwayne hief in wanhoop haar ogen ten hemel. ‘In vredesnaam, Brad, waarom zou hij liegen?’
‘Mijn neef zou het heel leuk vinden om jou van mij af te pakken,’ antwoordde hij zuur.
‘Och, wat een onzin, jongen,’ bemoeide Warren zich ermee, tot blijdschap van Gwayne. ‘Overdrijf je nu niet een beetje? We weten allemaal dat het beter voor Gwayne is als ze een goede medische behandeling krijgt.’
Brads ogen keken vijandig. ‘Waarom vraagt hij dan geen bezoek van de Vliegende Dokter aan?’
‘Omdat hij toch langs dat ziekenhuis komt. De mensen hier durven geen gebruik van de Vliegende Dokter te maken, als het niet beslist noodzakelijk is.’
Brad maakte een grommend geluid en zei: ‘In dat geval ben ik de aangewezen persoon om haar naar het ziekenhuis te brengen en niet Regan.’
‘Maar jij hebt geen vliegbrevet,’ zei Warren lachend.
‘Wat geeft dat? Er zijn toch immers wegen?’
‘Als je het zo wilt noemen,’ zei Warren droogjes. ‘Het is driehonderd mijl heen en driehonderd mijl terug. Ik zou er in elk geval niets voor voelen. Ik dacht dat het de bedoeling was om je vriendinnetje beter te laten worden en niet zieker.’
‘Dat bedoel ik nu juist,’ zei Brad tevreden. ‘Zou hij eraan blijven denken dat zij mijn vriendin is?’
Gwayne vond dat het tijd werd om zich met het gesprek te bemoeien. ‘Nou, als je beslist hebt van wie ik ben, Brad, zou ik hier zelf graag iets over willen zeggen. Omdat ik toevallig met Regan in een vliegtuig ga, hoef ik nog geen bewonderaarster van hem te worden.’
‘Je weet niet hoe hij is, als hij zijn best doet om charmant te zijn. Ik wel! Ik moet de eerste vrouw nog meemaken, die hem iets weigert,’ zei Brad kwaad.
Donna klapte vrolijk in de handen. ‘Dat geloof ik direkt,’ riep ze. ‘Je neef is een geweldig knappe vent.’
‘Zie je wel. Zij is hier nog maar anderhalve dag en ze vindt hem al geweldig.’
‘Ik niet, en ik ben degene die met hem meegaat,’ hield Gwayne stijf en strak vol.
‘Daar heeft ze je, jongen,’ grinnikte Warren. Hij wilde nog meer zeggen, maar Charlotte Fairfax kwam op dat moment de eetkamer binnen om te ontbijten en Gwayne was blij dat ze van onderwerp veranderden.
Na het ontbijt ging Charlotte iets met Nora Wallace bespreken, Donna en Warren liepen samen naar de tennisbaan en Brad volgde Gwayne naar haar kamer, waar ze haar tas wilde halen voor ze bij de garage Regan zou ontmoeten.
Vanuit een stoel keek hij naar haar spiegelbeeld terwijl ze een kam door haar haar haalde en lippenstift opbracht. ‘Je vindt het maar kinderachtig van me, hè?’ zei hij.
‘Een beetje,’ gaf ze naar waarheid toe. ‘Als ik gisteren niet gevallen was, zou ik nu niet naar het ziekenhuis moeten, maar ik weet zeker dat hij het niet heeft voorgesteld om jou dwars te zitten.’
Brad dacht zorgvuldig na. ‘Maar weetje zeker dat het wel nodig is? Je rug is vanmorgen toch een stuk beter?’
‘Een paar plaatsen zijn nog niet in orde,’ vertelde ze. ‘Maar dat moet je eigenlijk niet aan mij vragen, ik kan het zelf niet goed zien. Donna heeft ernaar gekeken en ze zei dat het haar beter leek om ermee naar een dokter te gaan.’
Hij sprong op en kwam achter haar staan. Hij sloeg zijn armen om haar heen, zijn kin rustte op haar hoofd. ‘Probeer niet te lang weg te blijven. Ik zal verteerd worden van jaloezie, de hele tijd dat je onderweg bent,’ biechtte hij op.
‘Dat hoeft toch niet.’ Gwayne lachte hem toe. ‘Ik voel er niets voor om achter Regan aan te lopen. Hij heeft een vriendinnetje, dat heel geschikt lijkt om de meesteres van Fairfax Downs te worden en ik denk niet dat hij zoveel aandacht zou hebben voor een onbeduidend persoontje als ik,’ lachte ze plagerig.
‘Maar je hebt een knap gezicht en een mooi figuur. Hij zou het waarschijnlijk prachtig vinden om jou te verleiden en mij daarmee dwars te zitten.’
Ironisch trok ze een wenkbrauw op. ‘Bedankt voor je vertrouwen, maar ik moet je zeggen dat het niet mijn gewoonte is me zomaar te laten verleiden.’
‘Wie zou dat beter weten dan ik? Vergeef me, liefje,’ zei hij verontschuldigend. ‘Misschien maak ik van een mug een olifant.’ ‘Bovendien vergeet je dat ik nog nooit in een vliegtuig gezeten heb.’ Nu was het Gwaynes beurt om berouwvol te kijken. ‘Het is best mogelijk dat ik me zo ziek als een hond zal voelen, en dan nog met een pijnlijke hand,’ en ze hield hem haar pols voor. ‘Een dergelijke gewonde stakker lijkt me niet ideaal als romantische partner,’ lachte ze. ‘Misschien heb je gelijk,’ gaf hij toe. ‘Als je maar niet...’
‘Brad! Maak je toch geen zorgen over dingen die waarschijnlijk toch niet gebeuren.’
‘Goed, goed.’ Hij kuste haar langdurig, maar dat deed Gwayne vreemd genoeg, niet veel. ‘Ik ga nu ook naar de tennisbaan. Dan moet ik tenminste aan andere dingen denken.’
Gwayne knikte. Haastig stopte ze wat spullen in een leren tas en zette een zonnebril op. Samen stapten ze naar buiten.
Bij de tennisbaan namen ze afscheid en Gwayne reed daarna met Regan naar de landingsbaan. Ze voelde zich nerveus, ofschoon ze het niet liet merken.
Ze spraken niet met elkaar tot ze in de lucht waren.
‘Houd je niet van vliegen?’ vroeg hij. Zij antwoordde met een licht schouderophalen en zei:
‘Ik weet het nog niet goed. Dit is de eerste keer dat ik vlieg.’
Hij lachte begrijpend. ‘Had dat maar gezegd.’
‘Hoezo? Zou het dan verschil gemaakt hebben?’
‘Als je voor het eerst opstijgt en landt, is dat vaak een beetje griezelig. Ik had je kunnen uitleggen wat ik ging doen. Het helpt tegen de zenuwen als je weet wat je te wachten staat.’
‘Maar waarom denk je dat ik zenuwachtig ben?’
‘Je knijpt je handen in elkaar. En je onderdrukte een kreet en slootje ogen, toen we van de grond loskwamen.’
Snel legde Gwayne haar handen los in de schoot. ‘Nu ja, die bomen aan het eind van de landingsbaan, die... ze zweeg maar ging verontwaardigd verder: ‘Zou het niet beter zijn als je niet steeds naar mij zat te kijken?’
Hij keek nog gauw even en ze zag dat hij moest lachen. ‘Ik geloof dat ik nu iets van Brad in die vraag van je hoorde.’
‘Ik begrijp niet wat je bedoelt, hoor,’ zei ze hooghartig.
‘Dat Brad waarschijnlijk denkt dat ik slechte bedoelingen heb met deze tocht?’ zei hij uitdagend.
Gwayne besloot tot een tegenaanval over te gaan. ‘Vind je het leuk om hem belachelijk te maken?’ vroeg ze.
‘Helemaal niet,’ ontkende Regan. ‘Ik heb eigenlijk medelijden met hem. Hij maakt het zich zelf erg moeilijk.’ Hij legde een hand onder haar kin. ‘Dat was allemaal nieuws voor je, nietwaar, Gwayne?’ vroeg hij, nu heel serieus.
‘Ik... Ik...’ Ze sloeg de ogen neer. ‘Je zou toch wel wat vriendelijker tegen hem kunnen zijn,’ zei ze verwijtend.
‘Het zou niet veel helpen. Er is maar een ding dat Brad van mij wil.’
‘Fairfax Downs,’ zuchtte Gwayne met een somber gezicht.
‘Dus je bent er toch achter gekomen. Heeft hij je dat verteld of heb je het zelf geraden?’
‘Nee, hij vertelde het.’ Ze was nu even haar vijandige houding tegenover hem vergeten. ‘Hij vindt echt dat Fairfax Downs hem toebehoort, Regan. Hij gedraagt zich hier heel anders dan in Sydney, zie je, ik ken hem gewoon niet, zoals hij nu is.’
‘Jij hoeft je er geen zorgen over te maken, hoor,’ zei hij en hij lachte haar toe. ‘Als hij zijn verbittering voor mij reserveert, kan het geen kwaad.’
‘Vind je het erg vervelend?’
‘Ik ben er wel aan gewend na al die jaren,’ zei hij. ‘Als ik erbij ben, zegt Brad altijd wel iets onaardigs.’
‘Net als jij altijd wel iets zegt om hem te ergeren,’ zei ze uitdagend.
Hij trok zijn wenkbrauwen op. ‘Hebben we het eigenlijk nog steeds over Brad of wilde je de konversatie op een persoonlijker manier voortzetten?’
Gwayne kneep haar lippen op elkaar. Koeltjes zei ze:
‘Nou, nee, maar dit bewijst dat ik gelijk had. Je bent een gemene vent, Regan.’
‘Hoor ik Brad hier weer in?’ zei hij geamuseerd.
‘O, je bent onmogelijk! Werkelijk totaal onmogelijk!’ vloog ze op.
Hij barstte in lachen uit en zij staarde uit het raampje. Waarom negeerde ze zijn vervelende opmerkingen niet? Dan zou ze veel minder kwetsbaar zijn.
Jeedara was een plaatsje dat typerend was voor het Australische platteland. Het had een brede en stoffige hoofdstraat, en gebouwen met zonneschermen. Het lag er heel stil en rustig onder de verschroeiende zon. Maar het had ook een missie-ziekenhuis, een laag gebouw van natuursteen met keurig onderhouden tuinen. Hier was het medisch-centrum voor de omringende distrikten.
Regan ging Gwayne voor door een brede gang, waar de temperatuur dragelijk werd gehouden door een paar ventilatoren. Halverwege stond een bank naast een open deur, die toegang gaf tot een grote praktijkruimte.
Toen ze binnenkwamen, stond een man van middelbare leeftijd op en kwam naar hen toe met een verheugde uitroep:
‘Regan, wat fijn je weer eens te zien. Wat brengt je hier? Ik hoop dat je me voor de gezelligheid komt opzoeken en dat het niet voor een medische behandeling is?’ Ze schudden elkaar de hand.
‘Allebei, John,’ lachte Regan'. ‘Ik moet Simon zakelijk spreken, zie je.’ Hij stopte even om Gwayne voor te stellen. ‘Gwayne Peters, dit is John Foster, de plaatselijke arts.’ Daarna ging hij verder: ‘Gwayne is gevallen, terwijl ze gisteren aan het schatgraven was en we vonden het het beste dat zij met mij meeging, zodat jij even naar haar kunt kijken.’
We vonden het het beste! Gwayne wierp hem een ironische blik toe, maar verbeterde hem niet. Dit was er geen geschikt moment voor.
John begon te lachen. ‘Het zal wel meevallen, want ik zie dat je nog kunt lopen.’ Hij vroeg haar op de stoel voor de tafel plaats te nemen, toen wierp hij een blik op de klok aan de muur en wendde zich tot Regan. ‘Ik denk dat Jane en Betty op het ogenblik thee aan het zetten zijn. Ze zullen blij zijn jou weer eens te zien na al die tijd. Ik blijf hier thee drinken,’ zei hij en toen: ‘En jij, Gwayne? Heb jij zin in thee?’
Zij antwoordde: ‘Ja, graag.’ Regan sloot de deur achter zich. Blijkbaar ging hij naar die onbekende Jane en Betty, dacht Gwayne vijandig.
Een half uur later kwam ze met John naar buiten en daar stond Regan al op hen te wachten, een halfopgerookte sigaret tussen de vingers.
‘Alles in orde?’ Hij keek de dokter aan.
‘Alles in orde,’ kwam het bemoedigende antwoord. ‘Misschien zal ze een paar uur lang last van haar arm hebben, er was een lichte ontsteking ontstaan waarvoor ik een antibioticum heb voorgeschreven, maar verder is er niets aan de hand.’
Hij liep met hen naar de veranda, zijn vriendelijke bruine ogen tintelden, toen hij tegen Gwayne zei: ‘Laten we hopen dat er verder geen ongelukken gebeuren en dat we elkaar de volgende keer alleen voor de gezelligheid zullen zien.’ Toen vroeg hij aan Regan: ‘Jij gaat zeker ook naar de gymkhana bij de Halfords?’
‘Jazeker. Les wil zich graag wreken voor zijn nederlaag van vorig jaar,’ zei hij droogjes. ‘Wat Gwayne en de anderen betreft, dat weet ik niet. De keus is aan hen.’
Het klonk alsof hij niet verwachtte dat zij erheen wilden gaan en Gwayne keek hem aarzelend aan. ‘Zijn wij ook uitgenodigd?’ vroeg ze weifelend.
‘Je wordt er niet voor uitgenodigd, dat is niet nodig,’ vertelde John. ‘Het is gewoon een goede gelegenheid voor iedereen om elkaar weer eens te zien en om tegelijkertijd geld in te zamelen voor een liefdadig doel.’
‘O, ja.’ Nadenkend beet ze op haar onderlip. ‘Hoe... hoe moeten we daar komen?’
‘Meestal gaan we met de auto als het op Copeland is,’ zei Regan en John drong aan: ‘Je moet er heengaan, Gwayne, je bent er beslist welkom. Iedereen vindt het fijn om een nieuw gezicht te zien.’
‘Vooral al. die vrijgezellen, als het een erg mooi gezicht is.’ zei Regan droog.
De oudere man lachte even. ‘Dat is heel goed mogelijk, maar je komt toch in elk geval, Gwayne?’
‘Ik zal er met de anderen over praten,’ zei ze lachend; ze moesten nu afscheid nemen. ‘En welbedankt voor je zorgen. Ik zal proberen om een verder beroep op je hulp te voorkomen, terwijl ik hier ben.’ ‘Goed zo, meisje,’ zei hij hartelijk. ‘Ik zie je op de gymkhana, Regan.’ ‘Afgesproken en welbedankt.’
‘Tot je dienst.’
De landingsbaan lag vlakbij het ziekenhuis en dus hoefden ze niet ver te lopen naar het vliegtuig. Binnen een paar minuten waren ze weer in de lucht. Gwayne was nu niet zenuwachtig meer, want Regan legde geduldig uit wat hij deed en waarom.
Zodra ze in de lucht waren, vroeg Gwayne: ‘Wat gebeurt er eigenlijk op een gymkhana?’
‘Van alles. Het is een feest, dat buiten gehouden wordt en waarbij allerlei wedstrijden een rol spelen.’
‘Het klinkt erg leuk,’ zei Gwayne.
‘Ja, het is altijd gezellig,’ antwoordde hij.
‘Je verwacht eigenlijk niet dat wij erheen zullen gaan, wel?’ Langzaam trok hij zijn schouders op. ‘Waarom denk je dat?’
‘Ik maakte het op uit de manier waarop je erover praatte, toen John erover begon.’
‘Ik zei dat de keus aan jullie was, dat is alles. Ik kan dat toch niet voor jullie beslissen?’
‘Dat zou je beslist wel doen, als je het nodig vond,’ antwoordde ze een beetje boos.
‘En jij wilt dat ik dat doe, nietwaar?’ Hij trok zijn wenkbrauwen op alsof hij heel verbaasd was.
‘Nee, dat is niet waar,’ ontkende ze boos. ‘Ik ben heel goed in staat om zelf een besluit te nemen zonder jouw hulp.’
‘Dan is er dus niets watje ervan kan weerhouden om naar Copeland te gaan.’
Maar Gwayne voelde zich niet helemaal gelukkig met de wending van het gesprek.
‘Nee, misschien niet,’ zei ze. ‘Als de anderen tenminste ook mee willen.’
‘En als ze dat niet willen?’ vroeg hij honend. ‘Heb je hun toestemming nodig of ben je te verlegen om er zonder hen heen te gaan?’
‘Nee, natuurlijk niet,' antwoordde Gwayne ongeduldig. ‘Het is alleen, het is...’
‘Dus dat geeft geen moeilijkheden,’ zei hij rustig. ‘Je zei toch datje zelf een besluit kon nemen en je wilt er graag heen, nietwaar?’
‘Ja, ja, dat is zo, maar...’
Haar stem stierf onzeker weg, er kwam een frons tussen haar ogen. Eindelijk ging ze gemakkelijker in haar stoel zitten en wierp hem een argwanende blik toe.
Gedurende de rest van de vlucht ging het gesprek tot Gwaynes opluchting over luchtiger onderwerpen. Ze vlogen over vlakten met kudden kangoeroes en struiken waarin kleurige kaketoes zaten. Haar rug deed nu minder pijn en ze begon het vliegen erg fijn te vinden, vooral op een hoogte waar ze zoveel konden zien van wat er op de grond gebeurde.
Het was bijna lunchtijd toen ze bij Murramai begonnen te dalen. Gwayne kreeg de gelegenheid het vierkante gebouw goed te bekijken. Ze zag dat er allerlei verschillen waren met het bedrijf van Regan.
‘Het ziet er heel anders uit dan bij jou. Hoe komt dat?’ vroeg ze belangstellend.
Regan had zijn aandacht bij het landen nodig en hij gaf geen antwoord voor ze veilig en wel op de grond stonden. ‘Simon heeft vooral koeien, en geen schapen,’ vertelde hij. ‘Daarom ga ik er vandaag heen. Om nog een stier te kopen.’
‘Maar als jij in schapen doet, wat moet je dan met een stier beginnen?’ vroeg ze.
Hij maakte een bocht aan het eind van de landingsbaan en begon terug te taxiën. ‘We hebben op Fairfax Downs ook wel koeien,’ lachte hij. ‘Er is natuurlijk vlees nodig voor al die mensen op het bedrijf. Als je alleen lamsvlees en kip eet, krijg je behoefte aan wat afwisseling.’ Zijn ogen schitterden ondeugend. ‘Waar dacht je dat het allemaal vandaan kwam? Van de slager op de hoek?’
Even trok ze de schouders op en toen bekende ze: ‘Ik heb er helemaal niet over nagedacht. Hoeveel koeien heb jij?’
‘Niet zoveel. Ongeveer driehonderd, alles bij elkaar.’
Gwayne bedacht dat zij blijkbaar heel verschillende maatstaven hanteerden. Ze begon haar veiligheidsgordel los te maken, want ze waren tot stilstand gekomen.
Er wachtte al een man met een Range Rover op hen en ze waren in minder dan geen tijd bij het huis. Gwayne stond even stil om de geurige lucht, die door de blauweregen verspreid werd, in te ademen. Daardoor zag ze eerst de grote man met het grijze haar niet, die de veranda opkwam om hen te begroeten. Dit moest Simon Houghton zijn, hij leek achter in de vijftig, had een aardig gezicht met ogen die een beetje treurig stonden. Toen hij haar zag, werd hij plotseling heel levendig.
‘Mijn hemel, dat is Judy!’ riep hij opgewonden. Hij was nu bleek geworden.
Gwayne bleef staan, ze keek van Simon naar Regan en terug.
‘Natuurlijk! Judy Ashcroft!’ zei Regan zacht. ‘Ik zei toch al tegen je dat ik je gezicht ergens van kende. Je lijkt precies op haar,’ zei hij, zeker van zijn zaak.
Gwayne wist niet wat ze ervan denken moest. ‘Twee dagen geleden wist je niet op wie ik zo leek, eigenaardig datje er nu zo zeker van bent.’
‘Hij heeft gelijk, kind,’ beweerde Simon rustig. Hij hield zijn arm uitgestrekt in de richting van de deur. ‘Kom binnen, dan kan ik je het bewijs leveren.’
‘Dat ik op iemand anders lijk?’ vroeg ze. Ze voelde zich niet op haar gemak en negeerde de uitnodiging.
‘Wat is er, Gwayne?’ Regan boog zijn hoofd naar haar toe. ‘Je wilt toch niet zeggen dat je...’
‘Hoe heet zij, zei je?’ viel Simon hem op scherpe toon in de rede.
Regan lachte verontschuldigend. ‘Neem me niet kwalijk, ik heb jullie nog niet aan elkaar voorgesteld.’ Nadat hij dat gedaan had, zei hij: ‘Gwayne is hier samen met Brad en nog twee kennissen voor een vakantie van een maand.’
‘Dat is fijn,’ zei Simon. Hij keek Gwayne gespannen aan. ‘Vertel me eens, hoor je de naam Gwayne vaak in de stad tegenwoordig?’ vroeg hij geïnteresseerd. ‘Ik ben niet zo erg op de hoogte meer van die dingen.’
Regan had dezelfde opmerking gemaakt en nu Simon dat ook deed, begon Gwayne er zenuwachtig van te worden.
‘Nee, hij komt niet veel voor,’ zei ze. Ze probeerde erom te lachen. ‘Ik ben nog nooit iemand met deze naam tegengekomen.’
‘Je ouders hechtten er zeker een bepaalde betekenis aan?’
Regan had zijn hand om haar middel gelegd, hij duwde haar naar binnen, maar zonder dat zou ze beslist ineens zijn gaan stilstaan. Wat wilde Simon Houghton eigenlijk bewijzen?
‘Gwayne heeft haar ouders nooit gekend. Ze is in een kindertehuis opgegroeid,’ antwoordde Regan. Ze wierp hem een boze blik toe. Hij had niet het recht om bijzonderheden over haar levensgeschiedenis aan een ander te vertellen, vond ze.
Ze gingen op de sofa zitten. ‘Heb je een bepaalde reden om dat te vragen, Simon?’ vroeg hij, tot misnoegen van Gwayne.
Voor hij antwoord gaf, vroeg Simon eerst wat ze wilden drinken. Hij schonk sherry in voor Gwayne en bier voor Regan. Daarna nam hij tegenover hen plaats.
‘Ik heb een zusje gehad, dat aan polio is gestorven toen ze pas twaalf was,’ begon hij langzaam en hij keek met aandacht naar zijn glas. ‘Zij heette ook Gwayne.’
‘O, maar dat is natuurlijk gewoon toeval, neem ik aan?’ zei Gwayne.
‘Dat begin ik me nu juist af te vragen.’ zei Simon en hij keek haar aan, half lachend.
‘O ja?’ Gwayne dwong zichzelf om een slokje van haar sherry te nemen om de spanning te verminderen. ‘Hoe bedoel je?’
Hij gaf geen antwoord, maar stond op, pakte een ingelijste foto van zijn buro en stak haar die toe. Gwayne hield de adem in, toen ze hem in de handen hield.
Het leek wel alsof ze in de spiegel keek. Het meisje op de foto had hetzelfde rode haar, dat iets korter was dan het hare, maar verder was ze als het ware een dubbelgangster van Gwayne. Het was bepaald griezelig. Ze keek op en zag dat de beide mannen haar gespannen aankeken.
‘Judy Ashcroft?’ zei ze zwakjes.
Simon knikte. Uit de uitdrukking op zijn gezicht begreep Gwayne dat hij veel van het meisje op de foto gehouden moest hebben. Regan legde een vinger onder haar kin en draaide haar gezicht naar zich toe. ‘Gewoon toeval?’ zei hij. Ze sprong op.
‘Meer niet,’ riep ze. ‘Je kunt toch niet beweren dat ik iets met haar te maken heb?’
‘Natuurlijk moet er een relatie zijn, je lijkt veel teveel op haar,’ antwoordde hij.
‘Maar daarom hoeft het toch niet...’ Ze zweeg even. ‘Maar ik ben in Sydney geboren, een heel eind hier vandaan.’
‘Dan heb ik nog iets dat toevallig lijkt,’ zei hij ironisch. ‘Judy is naar Sydney verhuisd, een jaar voor ze stierf.’
De betekenis van dit alles was zo overdonderend voor Gwayne, dat ze het eenvoudig niet kon geloven. Ze zette haar glas snel neer en sprong op. Kwaad keek ze de beide mannen aan.
‘Dat bewijst helemaal niets.’ riep ze. ‘Het interesseert me niet of ik op haar lijk,’ en ze wees naar de foto die nu op de bank lag. ‘Jullie willen alleen maar iets bewijzen... één of andere theorie die je hierover hebt. Je was hier toch voor zaken, Regan? Doe dan je zaken af en laat mij met rust.’
Ze keek Simon plotseling verlegen aan. ‘Het spijt me dat ik er zo opgewonden van werd, maar...’ Ze maakte een hulpeloos gebaar. ‘Als je het goed vindt, ga ik maar een eindje wandelen om af te koelen.’ En ze liep de kamer uit met opgeheven hoofd.
Op de veranda haalde Gwayne eens diep adem alsof ze daarmee de ideëen van die twee daar binnen van zich af kon schudden. Haastig ging ze het trapje af naar de tuin. Doelloos begon ze rond te lopen, ze kwam langs de voorraadschuren en de werkplaats, waar de werklui van Simon haar groetten. Daarna liep ze door naar de stallen. Ervoor stond een bruin paard, dat haar aan Puppet deed denken. Ze leunde over de afzetting en riep hem. Met geheven oren keek het dier haar vragend aan, toen kwam het gehoorzaam naar haar toe zodat ze het op de glanzende nek kon kloppen.
Een poosje later zag ze uit haar ooghoek Regan en Simon in een van de bijgebouwen verdwijnen, maar ze ging niet naar hen toe. Het zou natuurlijk interessant geweest zijn om te horen wat ze over de stier zeiden, die Regan wilde kopen, en om het dier te bekijken, maar op dit moment bleef ze liever bij het paard. Eindelijk kwamen ze weer tevoorschijn in gezelschap van een derde en ze begonnen al pratend het pad af te lopen dat naar het huis voerde.
Een tweede paard kwam haar aandacht vragen en ze werd even van de mannen afgeleid. Pas toen ze naast zich een stem hoorde, begreep ze dat het Simon was.
‘Houd je van paarden?’ vroeg hij. Hij leunde naast haar op de afzetting. Ze aarzelde even en hij zei half lachend: ‘Ik zal niet zeggen: Judy was ook dol op paarden, als je ja zegt.’
Verbaasd over zijn begrip knikte Gwayne even. ‘Ja, ik houd van ze,’ gaf ze toe. ‘Ik heb vroeger nooit een huisdier gehad, misschien komt het daardoor.’
‘Kun je rijden?’
‘Ik was het aan het leren toen ik mijn arm bezeerde,’ en ze wees op haar verbonden pols. ‘Maar ik wil het graag nog eens proberen. Ik heb er altijd naar verlangd om paard te kunnen rijden.’
Hij lachte om haar enthousiasme en toen betrok zijn gezicht. ‘Ik begrijp dat je het gesprek van daarnet niet prettig vond. Dat spijt me, maar misschien kan ik je iets meer vertellen over mijn beweegredenen. Wie weet, begrijp je me dan beter. Is dat goed?’ vroeg hij rustig.
Dit kon ze eigenlijk niet weigeren, vond Gwayne. Ze knikte. Simon keek kritisch naar de blauwe hemel. ‘Het is veel te warm om hier buiten te staan zonder hoed. Zullen we onder die boom daar gaan zitten?’ vroeg hij. ‘Of wil je liever op de veranda gaan?’
‘Nee, graag onder die boom,’ zei Gwayne lachend. Ze gaf de paarden ieder een klopje voor ze wegdraafden. ‘Ik vind het hier erg fijn. De lucht is zo zuiver, je krijgt hier het gevoel dat je alles zou kunnen.’ Ze lachte een beetje verlegen.
‘Ja. dat is een gevoel dat wij zeker kennen,’ zei hij. ‘Vooral in dit seizoen. De meeste mensen, die hier werken, zouden nergens anders willen wonen.’
Dat kon Gwayne begrijpen. Dit land vormde een uitdaging en het moest heerlijk zijn om die aan te nemen.
‘Wil je een sigaret?’ vroeg Simon. Ze maakten het zich gemakkelijk op de planken van een oude kar.
‘Graag!’ zei ze dankbaar.
Hij gaf haar vuur en lachte wat afwezig. Blijkbaar was hij met zijn gedachten al bij het verleden. ‘Ik heb hier bijna mijn hele leven gewoond. Mijn vader kocht dit bedrijf toen ik zes jaar oud was. Ik ben pas getrouwd toen ik de dertig al voorbij was. Mijn vrouw was opgegroeid in de stad en helaas had zij zich in het hoofd gehaald dat het hier romantisch en avontuurlijk zou zijn.’
Hij zweeg even. ‘Helaas voor Vera bleek dat niet het geval te zijn. Het was hier destijds een hard leven. Natuurlijk was het wel beter dan vroeger: wij hadden de vliegende dokter en een radio, maar nog geen telefoon en geen kleine vliegtuigen. Die laatsten hebben ons uit ons isolement gehaald. Een reis van hier naar Fairfax Downs duurt nu een paar uur maar in die tijd kostte het een paar dagen met een auto op de slechtste wegen die je je kunt voorstellen. We waren pas een halfjaar getrouwd, toen Vera merkte dat ze het hier niet uit kon houden. Ze wilde dat ik het bedrijf verkocht en ergens anders ging wonen, het liefste in de stad.’ Hij zweeg en staarde voor zich uit.
‘Dat wilde ik natuurlijk niet. Ik had geen opleiding voor een baan in de stad en ik houd van dit leven. Op een middag kregen we een vreselijke ruzie en zij verdween op een paard, dat nog niet goed was ingereden. Ze is niet ver gekomen, het paard wierp haar af en ze brak haar rug. Daarna is ze voor de rest van haar leven invalide gebleven,’ vertelde hij triest.
Gwayne huiverde, ze voelde medelijden, maar ze wachtte geduldig tot hij verder zou gaan met zijn verhaal.
‘Ze kwam niet meer hierheen, toen ze uit het ziekenhuis mocht, maar ze ging rechtstreeks naar Sydney,’ zuchtte hij. ‘Ik ben er een paar keer heengegaan om haar over te halen terug te komen, maar dat wilde ze beslist niet. Ze gaf mij de schuld van het ongeluk, eigenlijk deed ik dat zelf ook. Ze wilde van me af en het enige dat ik nog kon doen, was zorgen dat het haar aan niets zou ontbreken. Daar was ik natuurlijk toe bereid.’
Hij schudde zijn hoofd om die pijnlijke herinneringen kwijt te raken. ‘Twee jaar later namen de Ashcrofts het hotel in Jeedara over en toen werden Judy en ik verliefd op elkaar. Dat werd een onmogelijke situatie.’ Hij streek met een hand over zijn nek. ‘Ik had Vera moeten zeggen dat ik wilde scheiden na wat er gebeurd was, maar ik betwijfel of ze daar wel in toegestemd had. Er kwam nog bij dat ik zesendertig was, twee keer zo oud als Judy. Haar ouders waren er erg op tegen en dat kon ik ze niet kwalijk nemen. Judy zei dat het haar niet kon schelen of we trouwden of niet, als we maar bij elkaar waren. Op een keer stond ze me op te wachten aan het eind van hun straat, bepakt en bezakt. Haar ouders hadden haar willen verbieden om met mij uit te gaan.’
‘Wat heb je toen gedaan?’ fluisterde Gwayne.
‘Ik deed het domste wat je kon bedenken. Ik nam haar mee terug naar Murramai. O, ik had natuurlijk heel nobele bedoelingen, maar ik had beter moeten weten. Ik hield meer van haar dan ik ooit van iemand gehouden had en ik geloof dat ik je niet hoef te vertellen wat er die avond tussen ons gebeurde?’
Gwayne knikte begrijpend en hij ging verder: ‘Natuurlijk was de volgende morgen het probleem nog groter geworden. Wat moest ik doen? Als ik haar bij me hield, zouden we ons niets van de praatjes, die dat veroorzaakte, moeten aantrekken. Zoiets werd destijds niet geaccepteerd, weet je. Of moest ik haar naar haar ouders terugbrengen om haar goede naam te redden?
Het was duidelijk dat die herinneringen hem dwars zaten en dus vroeg Gwayne vol begrip: ‘En heb je dat laatste gedaan?’
‘Ik dacht dat het voor haar bestwil was,’ kreunde hij.
'Wat is er gebeurd?’ vroeg ze zo rustig mogelijk.
‘Een tijdlang ging alles gewoon verder, maar de spanning was voor ons beiden groter geworden en daarom stelde ik na een paar maanden voor dat we elkaar niet zo vaak meer zouden zien. Ik vond dat ik aan haar toekomst moest denken: misschien zou ze iemand vinden, die met haar zou trouwen.’
Gwayne vroeg alleen maar: ‘En heeft ze iemand gevonden?’
Simon schudde langzaam het hoofd. ‘Nee, maar een paar weken later vertrok ze naar Sydney. Ze had me zelfs niet verteld dat ze wegging,’ zei hij treurig. ‘Daarna schreef ze een paar keer, van die stijve, onnatuurlijke briefjes, heel vreemd. Er stond geen afzender op en ze postte ze altijd bij het hoofdpostkantoor; daardoor kon ik er niet achter komen waar ze was.’
Hij drukte zijn sigaret uit en wreef met zijn vingertoppen over zijn voorhoofd. ‘Een jaar daarna kreeg ik bericht dat Vera gestorven was. Ze was na het ongeluk steeds meer verzwakt en haar hart kon het niet meer bolwerken.’
Hij beheerste zich met moeite en ging verder: ‘Toen ik van de begrafenis thuis kwam, hoorde ik dat Judy bij een auto ongeluk was omgekomen, niet ver van Jeedara. Aan de man, met wie ze meegelift was, had ze verteld dat ze financieel krap zat. Maar als ze de volgende keer naar huis ging, zou ze ze daar eens iets laten zien, als alles goed ging.’ Er volgde een stilte en Gwayne slikte en vermeed zijn blik. ‘Ik... ik vind het allemaal heel erg voor je, maar ik bedank je wel dat je het me allemaal verteld hebt,’ zei ze. Toen vroeg ze aarzelend: ‘Weet Regan ervan, kent hij het hele verhaal?’
‘ Ja, het meeste wel natuurlijk. Hij was een jaar of twaalf, dertien, toen Judy vertrok. Ik heb hem de rest later verteld.’
‘O, ja.’ Ze was opgestaan en streek met haar handen langs haar spijkerbroek. ‘Je kunt waarschijnlijk niet anders verwachten in een kleine gemeenschap dan dat iedereen alles van elkaar afweet.’
‘Hm, ja, dat kan natuurlijk ook zijn voordelen hebben,’ antwoordde hij een beetje vaag. Blijkbaar zat hij over andere dingen dan zij na te denken. Dat werd wel duidelijk, toen hij plotseling vroeg: ‘Hoe oud ben je eigenlijk, Gwayne?’
Even was ze in de verleiding om er een jaar bij te doen of af te trekken, maar eindelijk zei ze: ‘Eenentwintig.’
‘En hoe ben je in een weeshuis terecht gekomen? Is er iets met je ouders gebeurd?’
‘Niet dat ik weet,’ antwoordde ze stijfjes. ‘Ze wilden me blijkbaar niet hebben, want ze hebben me te vondeling gelegd.’
Simon leek teleurgesteld, maar Gwayne zuchtte van opluchting. Dat duurde niet lang, want er klonk een spottende stem, die zei: ‘Je vergeet hem over dat briefje te vertellen.’
‘Welk briefje?’ vroeg Simon, maar Gwayne was geschrokken. Ze gaf geen antwoord, maar draaide zich snel om en snauwde:
‘Waarom bemoei jij je voor de verandering niet met je eigen zaken, Regan? Jij hebt hier helemaal niets mee te maken, dat weetje best.’
‘Maar je geeft dus wel toe dat het iets met jou te maken heeft.’
‘Maar niet op de manier, zoals jij die probeert te suggereren,’ ontkende ze.
Hij kneep zijn grijze ogen tot spleetjes. ‘Wat bedoel je daar eigenlijk mee?’
‘Je suggereert dat zij... dat ik...’ Ze zweeg en stak met een opstandig gebaar haar kin in de lucht. Nou, je hebt ongelijk. Dat idee van jou is gewoonlijk onmogelijk,’ zei ze uitdagend en op een sarkastische toon.
‘Alleen omdat jij te koppig bent om die mogelijkheid onder ogen te zien, terwijl het toch heel duidelijk is,’ riep hij opgewonden. ‘Het wordt heus tijd dat iemand...’
‘Wacht eens even,’ hoorden ze Simon roepen. Hij had zijn hand opgestoken. ‘Zijn jullie altijd op die manier aan het ruzie maken?’
‘Ja!’ riep Gwayne direkt, maar Regan wachtte even met antwoordden. Langzaam zei hij: ‘Niet altijd.’ Blijkbaar had hij daar een bepaalde bedoeling mee en Gwayne begon hevig te blozen. Ze kon niets anders doen dan haar ogen neerslaan van verlegenheid.
Simon streek haar even vriendelijk over het haar, zijn gezicht stond toegeeflijk en hij lachte haar toe.
‘Ik denk dat als je haar in een bepaalde richting wilt duwen, dat net verkeerd uitwerkt,’ zei hij droog tegen Regan. En tegen Gwayne: ‘Het wordt tijd voor de lunch, zullen we naar huis gaan? Ik denk dat jij dit een vreemde morgen hebt gevonden, net als ik.’
Hiermee was Gwayne het helemaal eens.